Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief
Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief
Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Hij werd opgeleid als garentwijn<strong>de</strong>r (zoals bijv. Thomas Hebbelinck*). In een<br />
officiële lijst <strong>van</strong> 1771 wordt zijn zaak als volgt vermeld: '<strong>van</strong> Paemelen, négociant<br />
en fil cru <strong>de</strong> Silésie, en vedasse, etc.' Uit an<strong>de</strong>re bronnen weet men dat hij in <strong>de</strong><br />
Oostenrijkse Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n optrad als alleeninvoer<strong>de</strong>r voor het fijn garen geproduceerd<br />
door <strong>de</strong> firma Johannes Rupe & Co. uit Iserlohn in Westfalen.<br />
Het is mogelijk dat <strong>de</strong>ze contacten tussen <strong>van</strong> Paemel en het stadje Iserlohn<br />
verklaren waarom een Mathieu Cappel, die aldaar in 1779 geboren werd, zich als<br />
negotiant kwam vestigen te Gent ('Cappel en comp., Magazyn <strong>van</strong> <strong>de</strong>ydsche<br />
goe<strong>de</strong>ren, Veldstraete'), waar hij in 1807 lid werd <strong>van</strong> <strong>de</strong> pas opgerichte loge Les<br />
Vrais Amis. In 1811 werd hij <strong>de</strong> eerste Voorzittend Meester <strong>van</strong> <strong>de</strong> loge L' Accord<br />
Parfait te Lokeren. Ook ene Fre<strong>de</strong>rik Cappel (eveneens negotiant) was lid <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze<br />
loge. Mathieu en Fre<strong>de</strong>rik Cappel waren hoogstwaarschijnlijk verwant met (zonen<br />
<strong>van</strong>?) Gottfried Cappel die in 1808 overleed - eveneens een negotiant uit Iserlohn<br />
die reeds se<strong>de</strong>rt minstens 1794 zaken <strong>de</strong>ed te Antwerpen en Gent waar hij<br />
herhaal<strong>de</strong>lijk verbleef. Geen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze Cappels was evenwel betrokken bij <strong>de</strong> loge<br />
Zur <strong>de</strong>utschen Redlichkeit die in 1796 te Iserlohn werd opgericht.<br />
In bepaal<strong>de</strong> documenten (vooral on<strong>de</strong>r het Frans Bewind) wordt <strong>van</strong> Paemels<br />
beroep omschreven als 'filtier' (hetgeen overeenstemt met garentwijn<strong>de</strong>r). In 1778<br />
was Jean <strong>van</strong> Paemel tevens een <strong>van</strong> <strong>de</strong> talrijke <strong>Gentse</strong> suikerraffina<strong>de</strong>urs, in<br />
'compagnie' met Pieter Marcus Gillis, aan <strong>de</strong> Achterleie. Hij was waarschijnlijk ook<br />
<strong>de</strong> <strong>van</strong> Paemel die in 1787 opgetekend werd als koopman in 'houille-kolen'.<br />
Jean Augustin <strong>van</strong> Paemel huw<strong>de</strong> in 1773 Marie Françoise Le Noir, die waarschijnlijk<br />
een dochter was <strong>van</strong> <strong>de</strong> tabaksfabrikant Philippe Le Noir. Zij overleed in<br />
1805.<br />
Jean Augustin <strong>van</strong> Paemel bezat een mid<strong>de</strong>lmatig vermogen. Voor het 'emprunt<br />
forcé' <strong>van</strong> 1795 werd hij aangeslagen in <strong>de</strong> 5<strong>de</strong> klasse (<strong>de</strong> 16<strong>de</strong> klasse was <strong>de</strong><br />
hoogste), zoals bijv. ook <strong>de</strong> bleker <strong>van</strong> Daele* en <strong>de</strong> meester-steenhouwer Joannes<br />
Villemerre*.<br />
In 1780 werd Jean Augustin <strong>van</strong> Paemel lid <strong>van</strong> <strong>de</strong> Collatie als afgevaardig<strong>de</strong><br />
voor <strong>de</strong> Heilig-Kerstparochie. Van 1782 <strong>tot</strong> <strong>1786</strong> vervul<strong>de</strong> zijn vennoot Pieter<br />
Marcus Gillis <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> functie, ook voor <strong>de</strong> Heilig-Kerstparochie. Gillis was waarschijnlijk<br />
verwant met (<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r <strong>van</strong>?) <strong>de</strong> in 1785 geboren koopman Bernard Gillis<br />
die in 1823 lid werd <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Gentse</strong> loge Le Septentrion.<br />
Jean <strong>van</strong> Paemel overleed in 1802.<br />
Uit het huwelijk <strong>van</strong> Paemel-Le Noir volg<strong>de</strong> een zoon, eveneens een Jean<br />
Augustin, die negotiant en fabrikant werd. In 1818 werd hij lid <strong>van</strong> Les Vrais Amis<br />
met <strong>de</strong> gra<strong>de</strong>n <strong>van</strong> 'Rose-Croix' (1818) en 'Grand Ecossais' (1819).<br />
Waarschijnlijk bestaat er verwantschap met <strong>de</strong> <strong>Gentse</strong> drukker Lean<strong>de</strong>r Romain<br />
<strong>van</strong> Paemel (1778-1846) die in 1815 <strong>de</strong> drukkerij overnam <strong>van</strong> Jacob Frans en Pieter<br />
Antonius Kimpe. Hij was gevestigd aan <strong>de</strong> Brabantdam en drukte in grote oplagen<br />
talrijke lie<strong>de</strong>ren, romaneske verhalen en toneelstukken.<br />
<strong>van</strong> PAEMEL - 423