Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief
Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief
(vi) Marie Anne van Aken (1778-1844) huwde de Fransman Claude Joachim Gréban de Saint-Germain (1775-1850), na verlijding van het huwelijkscontract voor notaris Charles Apers, die in 1809 lid werd van Les Vrais Amis. Claude Gréban was een te Dijon geboren telg uit de ambtsadel, die partij koos voor de revolutionairen. In 1796 werd hij secretaris-generaal van de centrale administratie van het Scheldedepartement te Gent. Ingevolge verdachte speculaties in de suikerhandel werd hij in 1803 als secretaris-generaal ontslagen. Hij stortte zich dan met bijval in het zakenleven. Hij werd katoendrukker aan de Coupure. Met zijn zwager Norbert van Aken richtte hij ook te Oudenaarde een katoendrukkerij op. Onder het Nederlands Bewind werd hij hoofdredacteur van de koningsgezinde en liberale Journal de Gand, daarna (onder de supervisie van minister van Binnenlandse Zaken Pieter Lodewijk van Gobbelschroy, 1784-1850), ook directeur van de regeringsgezinde Journal de Bruxelles, die in 1827 de Gazette des Pays-Bas werd. Na de Belgische onafhankelijkheid was hij van 1830 tot zijn overlijden in 1850 secretaris van de Société Génerale te Brussel (Algemeene maatschappij ter begunstiging van de volksvlijt). In deze zakenbank was hij de 'tweede in bevel' na de gouverneur Ferdinand de Meeus d'Argenteuil (1798-1861) die de instelling leidde van 1830 tot 1861. In 1807 was Claude Gréban de Saint-Germain lid geworden van La Félicite Bienfaisante. Dochter Elise Gréban de Saint-Germain was de eerste echtgenote van Jean Pierre Barbanson, advocaat, later directeur van de Société Générale de Belgique, en zwager van Théodore Verhaegen, de invloedrijke Grootmeester van het sterk gepolitiseerde Grand Orient de Belgique (zie ook onder het lemma Mechelynck, Jacques). Zoon Charles Gréban de Saint-Germain was van 1866 tot 1871 eveneens directeur van de Société Générale. (vii) Thérèse Colette van Aken (1779-1854) huwde de bankier en suikerraffinadeur Jean François de Meulemeester (1774-1838). Deze was tijdens het Nederlands Bewind lid van gemeenteraad te Gent, alsmede van de Provinciale Staten. Ook na de onafhankelijkheid in 1830 zetelde hij (als orangist) in de gemeenteraad. Zoon Gustave de Meulemeester was in 1839 orangistisch kandidaat voor de gemeenteraad, maar hij werd niet verkozen. Deze de Meulemeesters waren verwant met de negotiant Charles Alexandre de Meulemeester, die in 1818 lid werd van La Félicité Bienfaisante (viii) Charles Norbert van Aken (1787-1826) werd lid van La Félicité Bienfaisante in 1806 en van Les Vrais Amis in 1823. Uit zijn huwelijk met de Rotterdamse Cornelia de Kuyper (1789-1868), een dochter van Coenraad de Kuyper en Cornelia van den Drift, volgden twee dochters: - Stéphanie van Aken huwde Georges Guillaume Drozy, directeur van een maatschappij voor de verlichting met gas ('Keizerlyke Continentale Gaz Verlichtingssociëteit'). Uit dit huwelijk volgde Elizabeth Drozy (1837-1912). Zij huwde de suikerraffinadeur Adolphe Guillaume Neyt (1830-1892), die van 1865 de NOTTET d'ANGLIER - 413
tot 1869 liberaal gemeenteraadslid was te Gent. Zijn oom Edouard Neyt (1797- 1849), suikerraffinadeur en bankier, lid van Le Septentrion sedert 1818, zetelde van 1843 tot zijn overlijden als liberaal gemeenteraadslid (over deze Neyt's zie ook onder het lemma 't Kint, Louis François). - Mathilde van Aken (1813-1849) huwde advocaat Hippolyte Metdepenningen (1799-1881), zoon van Joseph Jean Metdepenningen (1765-1852) en Catherine Pieters. Joseph Jean Metdepenningen (een Antwerpenaar) was koopman te Gent, waar hij gedurende enige jaren ook een fabriek van katoengarens aan het Prinsenhof bezat. Tussen 1794 en 1798 werd hij herhaaldelijk benoemd als lid van de 'Municipalité', samen met onder meer Jacques van Loo*. In 1798 zat hij de 'Municipalité' zelfs enkele maanden voor als opvolger van Jean Villiot, een zoon van François Villiot*. Hippolyte Metdepenningen werd een orangistisch voorman die van 1830 tot 1848 in de gemeenteraad zetelde, tussen 1849 en 1876 zeventienmaal tot stafhouder van de Gentse balie werd verkozen, en gedurende vijftig jaar (1831-1881) Voorzittend Meester was van Le Septentrion. De zonen van Hippolyte Metdepenningen (die allebei lid werden van Le Septentrion) droegen een uitgesproken 'orangistische' voornaam: Willem Frederic en Maurice. Ook al telde Hippolyte Metdepenningen maar één Gentenaar in zijn zestien kwartierstaten, dit familiaal overzicht toont aan dat zijn huwelijk met een dochter van Aken hem te Gent een indrukwekkend netwerk van (geestes)verwanten bezorgde. Een schoonzus van Charles Norbert van Aken, de eveneens te Rotterdam geboren Petronella de Kuyper (1780-1849) huwde de reder Emmanuel Paul de Cock (1775-1839), die onder het Nederlands Bewind lid was van de Provinciale Staten en van de gemeenteraad te Gent. Na de onafhankelijkheid van 1830 zetelde hij in de Oostvlaamse provincieraad als orangist. Bij haar overlijden in 1849 liet Petronella de Cock-de Kuyper 473 ha. grond na. Uit dit huwelijk volgden: - Auguste de Cock (1804-1869), reder, bankier, verzekeraar en vermaard bloemenkweker. Hij was liberaal gemeenteraadslid (en schepen van 1858 tot 1869) alsmede lid van de Oostvlaamse provincieraad (waarvan hij bestendig afgevaardigde werd). Van 1863 tot 1869 was hij liberaal senator. Auguste de Cock huwde Eléonore de Meulemeester, een dochter van de voornoemde Jean François de Meulemeester en Thérèse Colette van Aken. Hun dochter Louise de Cock huwde in 1850 Edouard Joseph de Jaegher (1806-1883), diplomaat, liberaal-katholiek parlementslid (1835-1839), arrondissementscommissaris, van 1848 tot 1871 gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen. - Théodore de Cock (1808-1877) vestigde zich te Antwerpen als reder, verzekeraar en bankier. Hij huwde er Marie Thérèse Le Grelle (1810-1861). Sedert 1910 zijn hun afstammelingen ertoe gerechtigd de naam 'de Cock de Rameyen' te dragen. 414 - de NOTTET d'ANGLIER
- Page 49 and 50: die een bewogen leven kende. Hij we
- Page 51 and 52: Wanneer Jean Charles Mechelynck de
- Page 53 and 54: Uit het echtpaar Mechelynck-Delehay
- Page 55 and 56: de MEULENAERE, Pierre Georges (1751
- Page 57 and 58: P[rovinciale] etc., entièrement co
- Page 59 and 60: ambt behouden tot 1793, zij het dat
- Page 61 and 62: militaire commandant van Gent en Oo
- Page 63 and 64: constitutiebrief van markies de Gag
- Page 65 and 66: Dioecesis Gandavensis) opdat hij de
- Page 67 and 68: aan een dreigende deportatie. De ja
- Page 69 and 70: Avonds werd een toneelvoorstelling
- Page 71 and 72: en discipel van Mgr. de Broglie voo
- Page 73 and 74: het Hof van Assisen te Brussel tot
- Page 75 and 76: Meulenaere voert) stelt de joden vo
- Page 77 and 78: Reeds in 1749 poogde Jan Thomas Mey
- Page 79 and 80: (i) Jean François Meyer, geboren i
- Page 81 and 82: In 1798 werd Jacques Guillaume Meye
- Page 83 and 84: licentiaat in de rechten, die tot 1
- Page 85 and 86: Monclergeon was waarschijnlijk een
- Page 87 and 88: Hij was waarschijnlijk verwant (de
- Page 89 and 90: stad betaalde de kosten van de doop
- Page 91 and 92: eaux-arts sont cultivés avec trop
- Page 93 and 94: een bepaald tijdstip ook militair c
- Page 95 and 96: meester van Brussel. Charles Joseph
- Page 97 and 98: Hij was alleszins de grootste koper
- Page 99: Goesin II (1722-1787) en Anna Maria
- Page 103 and 104: van de Intendantie te Brugge, maar
- Page 105 and 106: door een schilderij op koper door z
- Page 107 and 108: Gentenaar Constant van Hoobrouck d'
- Page 109 and 110: In 1765 was François van Outroy pa
- Page 111 and 112: PAREZ, Charles Joseph (1723- ?) a/
- Page 113 and 114: Het neringhuis aan de Kraanlei (bij
- Page 115 and 116: Jacob Ferdinand huwde Isabelle Cath
- Page 117 and 118: Door een misverstand wordt Desidera
- Page 119 and 120: eeuw werd gebouwd op de grondvesten
- Page 121 and 122: Van het heuglijk experiment van Bla
- Page 123 and 124: Spaanse dienst. Hun kleindochter Ro
- Page 125 and 126: oer van de katoennijveraar Lieven B
- Page 127 and 128: (i) Gustave Rolin-Jaequemyns (1835-
- Page 129 and 130: De in 1753 in gebruik gestelde Coup
- Page 131 and 132: Van Nicolas François Louchier de J
- Page 133 and 134: het 'brein' achter deze 'surprise v
- Page 135 and 136: - Emilie Marie van Hoobrouck (1817-
- Page 137 and 138: Thérèse Balde de Cattenaye (1752-
- Page 139 and 140: de POTTER, Pierre (1723-1783) a/ Di
- Page 141 and 142: aangekocht. Jean François de Potte
- Page 143 and 144: de auteur van La Lire Maçonne, een
- Page 145 and 146: Raemdonck (1722-1786), benedictijne
- Page 147 and 148: Agnès Françoise Goethals, die een
- Page 149 and 150: Zij waren de ouders van François T
<strong>tot</strong> 1869 liberaal gemeenteraadslid was te Gent. Zijn oom Edouard Neyt (1797-<br />
1849), suikerraffina<strong>de</strong>ur en bankier, lid <strong>van</strong> Le Septentrion se<strong>de</strong>rt 1818, zetel<strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> 1843 <strong>tot</strong> zijn overlij<strong>de</strong>n als liberaal gemeenteraadslid (over <strong>de</strong>ze Neyt's zie<br />
ook on<strong>de</strong>r het lemma 't Kint, Louis François).<br />
- Mathil<strong>de</strong> <strong>van</strong> Aken (1813-1849) huw<strong>de</strong> advocaat Hippolyte Met<strong>de</strong>penningen<br />
(1799-1881), zoon <strong>van</strong> Joseph Jean Met<strong>de</strong>penningen (1765-1852) en Catherine<br />
Pieters. Joseph Jean Met<strong>de</strong>penningen (een Antwerpenaar) was koopman te Gent,<br />
waar hij geduren<strong>de</strong> enige jaren ook een fabriek <strong>van</strong> katoengarens aan het<br />
Prinsenhof bezat. Tussen 1794 en 1798 werd hij herhaal<strong>de</strong>lijk benoemd als lid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> 'Municipalité', samen met on<strong>de</strong>r meer Jacques <strong>van</strong> Loo*. In 1798 zat hij<br />
<strong>de</strong> 'Municipalité' zelfs enkele maan<strong>de</strong>n voor als opvolger <strong>van</strong> Jean Villiot, een<br />
zoon <strong>van</strong> François Villiot*.<br />
Hippolyte Met<strong>de</strong>penningen werd een orangistisch voorman die <strong>van</strong> 1830 <strong>tot</strong> 1848<br />
in <strong>de</strong> gemeenteraad zetel<strong>de</strong>, tussen 1849 en 1876 zeventienmaal <strong>tot</strong> stafhou<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> <strong>Gentse</strong> balie werd verkozen, en geduren<strong>de</strong> vijftig jaar (1831-1881) Voorzittend<br />
Meester was <strong>van</strong> Le Septentrion. De zonen <strong>van</strong> Hippolyte Met<strong>de</strong>penningen (die<br />
allebei lid wer<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Le Septentrion) droegen een uitgesproken 'orangistische'<br />
voornaam: Willem Fre<strong>de</strong>ric en Maurice.<br />
Ook al tel<strong>de</strong> Hippolyte Met<strong>de</strong>penningen maar één Gentenaar in zijn zestien<br />
kwartierstaten, dit familiaal overzicht toont aan dat zijn huwelijk met een dochter<br />
<strong>van</strong> Aken hem te Gent een indrukwekkend netwerk <strong>van</strong> (geestes)verwanten bezorg<strong>de</strong>.<br />
Een schoonzus <strong>van</strong> Charles Norbert <strong>van</strong> Aken, <strong>de</strong> eveneens te Rotterdam<br />
geboren Petronella <strong>de</strong> Kuyper (1780-1849) huw<strong>de</strong> <strong>de</strong> re<strong>de</strong>r Emmanuel Paul <strong>de</strong><br />
Cock (1775-1839), die on<strong>de</strong>r het Ne<strong>de</strong>rlands Bewind lid was <strong>van</strong> <strong>de</strong> Provinciale<br />
Staten en <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeenteraad te Gent. Na <strong>de</strong> onafhankelijkheid <strong>van</strong> 1830 zetel<strong>de</strong><br />
hij in <strong>de</strong> Oostvlaamse provincieraad als orangist. Bij haar overlij<strong>de</strong>n in 1849 liet<br />
Petronella <strong>de</strong> Cock-<strong>de</strong> Kuyper 473 ha. grond na. Uit dit huwelijk volg<strong>de</strong>n:<br />
- Auguste <strong>de</strong> Cock (1804-1869), re<strong>de</strong>r, bankier, verzekeraar en vermaard bloemenkweker.<br />
Hij was liberaal gemeenteraadslid (en schepen <strong>van</strong> 1858 <strong>tot</strong> 1869)<br />
alsme<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> <strong>de</strong> Oostvlaamse provincieraad (waar<strong>van</strong> hij bestendig<br />
afgevaardig<strong>de</strong> werd). Van 1863 <strong>tot</strong> 1869 was hij liberaal senator. Auguste <strong>de</strong><br />
Cock huw<strong>de</strong> Eléonore <strong>de</strong> Meulemeester, een dochter <strong>van</strong> <strong>de</strong> voornoem<strong>de</strong> Jean<br />
François <strong>de</strong> Meulemeester en Thérèse Colette <strong>van</strong> Aken. Hun dochter Louise <strong>de</strong><br />
Cock huw<strong>de</strong> in 1850 Edouard Joseph <strong>de</strong> Jaegher (1806-1883), diplomaat,<br />
liberaal-katholiek parlementslid (1835-1839), arrondissementscommissaris, <strong>van</strong><br />
1848 <strong>tot</strong> 1871 gouverneur <strong>van</strong> <strong>de</strong> provincie Oost-Vlaan<strong>de</strong>ren.<br />
- Théodore <strong>de</strong> Cock (1808-1877) vestig<strong>de</strong> zich te Antwerpen als re<strong>de</strong>r,<br />
verzekeraar en bankier. Hij huw<strong>de</strong> er Marie Thérèse Le Grelle (1810-1861).<br />
Se<strong>de</strong>rt 1910 zijn hun afstammelingen ertoe gerechtigd <strong>de</strong> naam '<strong>de</strong> Cock <strong>de</strong><br />
Rameyen' te dragen.<br />
414 - <strong>de</strong> NOTTET d'ANGLIER