CONTEXT

\stoprealiteit
De wijze waarop de voetnoot wordt weergegeven, kan worden
ingesteld met:
\toonsetup{stelvoetnotenin}
Dit commando moet bij voorkeur aan het begin van de tekst
worden opgenomen.
Als een voetnoot onverhoopt niet zichtbaar wordt, bijvoorbeeld
omdat hij in een tabel is opgenomen, dan kan het commando
\type{\diepevoetnoot} worden gebruikt.
←−− \paragraaf[witruimte]{Witruimte}
\index{witruimte}
\index{spatiëring}
\macro{\tex{blanko}}
\macro{\tex{stelblankoin}}
\macro{\tex{omlaag}}
\macro{\tex{startopelkaar}}
Binnen \TEX\ wordt de ruimte tussen de regels bepaald door
een aantal instelbare registers, waaronder \type{\topskip},
\type{\parskip} en \type{\baselineskip}. Deze registers zijn
binnen \CONTEXT\ gerelateerd aan de korpsgrootte.
Een regel heeft een hoogte en een diepte. De afstand tussen
twee regels is in de normale situatie gelijk aan de som van
de maximale hoogte en maximale diepte:
\blokje[hoogte=max,diepte=0pt] +
\blokje[hoogte=0pt,diepte=max] =
\blokje[hoogte=max,diepte=max]
Deze som is binnen \CONTEXT\ gelijk aan 2.8ex, wat vrijwel
overeenkomt met $1.2 \times$ de korpsgrootte. De verhouding
tussen de maximale hoogte en diepte is standaard .72˜:˜.28.
Omdat een ex (\blokje[hoogte=1ex,diepte=0pt]) afhangt van de
korpsgrootte, schaalt de regelafstand dus mee.
Sources
inhoud
definities
index
commando’s
sources
CONTEXT Cont-05 514 ◭ ◭ ◮ ◮
inleiding
documenten
vlakverdeling
layout
typografie
kleurgebruik
afbreken
onderdelen
verwijzingen
beschrijvingen
lijnen
blokken
figuren
tabellen
formules
files
interactie
commandos
diversen
positioneren
instellingen
opmerkingen