04.07.2013 Views

De razzia van Rotterdam. 10-11 november 1944 - KNAW

De razzia van Rotterdam. 10-11 november 1944 - KNAW

De razzia van Rotterdam. 10-11 november 1944 - KNAW

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>10</strong>8 IN DE BINNENSTAD OP <strong>10</strong> NOVEMBER<br />

bereiken; in de omgeving <strong>van</strong> het Hofplein werd geschoten. P. ging terug, met sombere<br />

gevoelens over hetgeen de volgende dag zou brengen.1<br />

Evenmin gerust waren verscheidenen <strong>van</strong> hen, die een vrijstelling ontvingen of<br />

hoopten er een te krijgen. Een ambtenaar <strong>van</strong> het Gewestelijk Arbeidsbureau, aan<br />

wie de toenmalige directeur een vrijstelling uitreikte met de raad, zich daarmee te<br />

gaan melden, dacht er zelf anders over en dook onder.2 Het politiepersoneel kreeg<br />

<strong>van</strong> de politiepresident Boelstra de toezegging, dat hun op het Hoofdbureau niets<br />

zou overkomen. Velen vertrouwden het niet en bleven weg. Anderen kwamen wel,<br />

maar verborgen zich.3 Daarentegen waren er ook ambtenaren, die de waarde <strong>van</strong> de<br />

vrijstellingspapieren hoger aansloegen en hun aan<strong>van</strong>kelijk voornemen om onder te<br />

duiken, lieten varen. Zo ook B. Zijn ontmoediging, toen hij het hem toegezegde<br />

vrijstellingspapier niet kreeg, beschrijft hij in zijn dagboekaantekeningen <strong>van</strong> <strong>11</strong><br />

November als volgt:<br />

„Gisteren is Spangen afgezet; al de huizen aan de overkant <strong>van</strong> de Schie zijn doorzocht,<br />

maar wat er feitelijk gebeurd is, heb ik niet te weten kunnen komen. Waarom zou ik me eigenlijk<br />

verbergen, ik dacht dat ik niets te duchten had. Men heeft ons, ambtenaren, nogal met<br />

rust gelaten; de burgemeester heeft ons zelfs de belofte gegeven dat ons niets zou overkomen,<br />

mits we aan ’t werk bleven. Maar daar staat tegenover dat we de bezetters, die ons met lage<br />

list en woordbreuk overweldigd hebben, toch nimmer kunnen vertrouwen. Ik zou me schuil<br />

kunnen houden in een <strong>van</strong> onze transformatorenstations waar zelfs de Sicherheitsdienst niet<br />

in vermag door te dringen. Dat zou ik zeker gedaan hebben als ik niet gisteravond naar ons<br />

hoofdkantoor geroepen was geworden om daar een vrijstelling in ont<strong>van</strong>gst te nemen. Toen<br />

ik daar kwam, hoorde ik mijn naam voorlezen en meende ik zeker te zijn er een te krijgen,<br />

maar naderhand bij de afgifte bleek dat ik er weer niet bij was. Het heeft me zo ontmoedigd<br />

en het is zo laat geworden, dat ik maar naar huis gegaan ben. Ik besloot op mijn goed gesternte<br />

te vertrouwen en af te wachten wat komen zou. Toch was ik niet gerust. <strong>De</strong> hele nacht heb ik<br />

wakker gelegen, plannen smedend en wachtend op het daglicht om ze ten uitvoer te brengen.<br />

Ik wilde trachten naar mijn kantoor te ontkomen, maar toen ik in de schemering behoedzaam<br />

de deur opende om de straat te verkennen, hoorde ik naast me een zacht neuriën in het<br />

Duits en ik begreep dat onze wijk door schildwachten afgezet was. Mistroostig ging ik naar<br />

boven, mezelf verwensend om mijn besluiteloosheid op de vorige dag.4<br />

Anders reageerden diegenen, die nog in twijfel verkeerden omtrent de juistheid <strong>van</strong><br />

het gerucht en niet opgewassen waren tegen de opgewonden stemming <strong>van</strong> hun omgeving.<br />

„Alle mensen” — zo vertelt Van der M. — „waren in een opgewonden stemming, vrouwen<br />

en kinderen vooral. Ik was ongeveer een uur thuis, toen een buurman mij vertelde, dat er<br />

mensen gevorderd werden om aan de IJssellinie te werken. Hij had het hele spul al klaar,<br />

rugzak en alles. Ik heb het ook gedaan. Dat was dus al Vrijdagmorgen. Die middag hebben<br />

we verder niets meer gehoord. Mijn vrouw heeft toen maar alles weer opgeborgen. Als ik<br />

weg zou moeten, zou ik het zo kunnen grijpen. . . Ik heb toen wel gehoord dat er twee jongens<br />

doodgeschoten waren op het Piet Heinplein. Meer heb ik niet gehoord. Wij zijn dus maar<br />

binnen gebleven. Wij dachten, dat er een inval was <strong>van</strong> de Geallieerden; anderen dachten aan<br />

een <strong>razzia</strong>; wij wisten het niet”.5<br />

1 Brief <strong>van</strong> J. D . G. P., <strong>Rotterdam</strong>, <strong>11</strong> Juni 1948.<br />

2 Verslag <strong>van</strong> de bespreking met A. B., blz. 2.<br />

3 Verslag <strong>van</strong> de bespreking met D. M. V., blz. 1.<br />

4 Dagboek <strong>van</strong> P. B.<br />

5 Verslag <strong>van</strong> de bespreking met D. J. <strong>van</strong> der M., blz. 2.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!