Pramoedya Ananta Toer, Sang Pemula In - Books and Journals

Pramoedya Ananta Toer, Sang Pemula In - Books and Journals Pramoedya Ananta Toer, Sang Pemula In - Books and Journals

booksandjournals.brillonline.com
from booksandjournals.brillonline.com More from this publisher
02.07.2013 Views

W. Wertheim Een vergeten pionier van het Indonesisch ontwaken. Naar aanleiding van: Pramoedya Ananta Toer, Sang Pemula In: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 142 (1986), no: 4, Leiden, 453-469 This PDF-file was downloaded from http://www.kitlv-journals.nl

W. Wertheim<br />

Een vergeten pionier van het <strong>In</strong>donesisch ontwaken. Naar aanleiding van: <strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong><br />

<strong>Toer</strong>, <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong><br />

<strong>In</strong>: Bijdragen tot de Taal-, L<strong>and</strong>- en Volkenkunde 142 (1986), no: 4, Leiden, 453-469<br />

This PDF-file was downloaded from http://www.kitlv-journals.nl


W. F. WERTHEIM<br />

EEN VERGETEN PIONIER VAN HET<br />

INDONESISCH ONTWAKEN<br />

NAAR AANLEIDING VAN: PRAMOEDYA ANANTA TOER,<br />

SANG PEMULA, JAKARTA 1985.<br />

1. <strong>In</strong> de houding van het Nederl<strong>and</strong>s koloniaal bewind tegenover het<br />

opkomend <strong>In</strong>donesisch nationalisme viel van het begin af een duidelijke<br />

ambivalentie te onderkennen. Niem<strong>and</strong> die deze ambivalentie pregnanter<br />

heeft getekend dan de jurist mr. P. H. Fromberg. <strong>In</strong> een artikel in De<br />

Gids van 1914 over de 'De <strong>In</strong>l<strong>and</strong>sche beweging op Java' vergeleek hij<br />

de houding van Gouverneur-Generaal Idenburg met die van Tartarin,<br />

de opsnijer die een ambivalente mengeling vertoont van Don Quixote en<br />

Sancho Panza, uit de bekende roman van Alphonse Daudet. Deze<br />

Tartarin keerde, na een reis door Noord-Afrika, terug in zijn geboortedorp<br />

Tarascon in de Provence, aangegaapt door zijn dorpsgenoten -<br />

want een kameel liep gedwee achter hem aan! Geruststellend en trots<br />

riep hij de verbaasde omst<strong>and</strong>ers toe: 'C'est mon chameau!' Maar een<br />

eindje verderop werd de kameel balsturig en dreigde schade aan te<br />

richten in de velden. De boeren vroegen Tartarin angstig: 'Is die kameel<br />

van jou?' Tartarin ging hem toen met stenen gooien en riep verontwaardigd:<br />

'Mais non, pas du tout!'<br />

Zo was het ook met de houding van de regering tegenover de sinds<br />

kort opgerichte Sarekat Islam, schrijft Fromberg. <strong>In</strong> een circulaire uit<br />

1913 verklaarde zij:<br />

'deze ontwaking van het zelfbewustzijn bij den <strong>In</strong>l<strong>and</strong>er behoeft<br />

geen grond op te leveren voor wantrouwen en bezorgdheid; integendeel,<br />

zij moet worden beschouwd als het eerste resultaat van<br />

de sedert jaren gedane pogingen tot opheffing van de <strong>In</strong>l<strong>and</strong>er, als<br />

de onmisbare eerste stap in de richting der ontwikkeling.'<br />

'Oui, c'est mon chameau.'<br />

Maar werd de Sarekat Islam ongezeggelijk, maakte hij bokkesprongen,<br />

en schreef de Europese pers vinnig dat SI moest worden uitgelegd als<br />

Salah Idenburg (de schuld van Idenburg), dan verkondigde de regering:<br />

'Alle buitensporigheden moeten worden tegengegaan en zoo noodig<br />

met kracht worden onderdrukt'. 'Est-ce que ce chameau est a vous?'<br />

'Non, non, pas du tout!' 1<br />

Toch luidde de visie van Fromberg op de houding van de regering,<br />

kort samengevat, aldus:


454 W. F. Wertheim<br />

'dat deze volksbeweging, deze poging tot volksemancipatie, niet,<br />

gelijk de traditie zou medegebracht hebben, als een "wijd vertakte<br />

samenzwering" of als een uiting van "oplaaiend fanatisme" onderdrukt<br />

of doodgedrukt is geworden. <strong>In</strong>tegendeel is de <strong>In</strong>dische<br />

regeering, ingelicht door mannen als Hazeu en Rinkes, haar met<br />

sympathie tegemoet getreden.'<br />

En tot nu toe is dit de overheersende visie gebleven van de historici, die<br />

zich met de Sarekat Islam beweging bezighouden. Deze lijn zet zich tot<br />

v<strong>and</strong>aag toe voort: in het inleidend hoofdstuk tot zijn recent Amsterdams<br />

proefschrift over de beginjaren van de Sarekat Islam schrijft<br />

Korver:<br />

'De voor dit onderzoek meest waardevolle delen van het gebruikte<br />

bronnenmateriaal zijn de rapporten van de adviseurs voor<br />

<strong>In</strong>l<strong>and</strong>se zaken, D. A. Rinkes en G. A. J. Hazeu. . . . Deze personen<br />

behoorden ... tot de voorst<strong>and</strong>ers der ethische politiek. Zij<br />

stonden derhalve welwillend tegenover een emancipatiebeweging<br />

als de Sarekat Islam, die ookrnaar opheffing van de <strong>In</strong>donesische<br />

bevolking streefde . . . Hun rapporten geven dan ook een indruk<br />

van grote kennis van zaken en objectiviteit. Het beeld dat in de<br />

komende bladzijden van de Si-beweging zal worden gegeven is tot<br />

op grote hoogte hun beeld van de beweging.' (Korver 1982:16.)<br />

Een heel <strong>and</strong>er beeld van de rol van de <strong>In</strong>dische regering in de beginjaren<br />

van de Sarekat Islam, onder de l<strong>and</strong>voogdij van Idenburg, rijst op<br />

uit een kort geleden in druk verschenen belangrijke historische studie<br />

van de h<strong>and</strong> van de <strong>In</strong>donesische romanschrijver <strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong><br />

<strong>Toer</strong>. 2 Speciaal Dr. Rinkes komt er uit te voorschijn als de Tartarin de<br />

Tarascon, die stenen gooit naar de ongezeggelijke kameel - en pas<br />

wanneer hij het beest getemd heeft en er bovenop is gaan zitten, aait hij<br />

hem over zijn kop en verkondigt vol trots: 'Oui, c'est mon chameau!'.<br />

2. De studie van <strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong> <strong>Toer</strong> is een biografie van een<br />

belangrijke, maar weinig bekende figuur uit het begintijdperk van de<br />

<strong>In</strong>donesische nationale beweging: de journalist Raden Mas Tirto Adhisoerjo.<br />

<strong>In</strong> de meeste geschiedenisboeken over de nationalistische beweging<br />

in Nederl<strong>and</strong>s-<strong>In</strong>dië in het begin van deze eeuw - zo ook in de<br />

Amsterdamse dissertatie van Korver over de Sarekat Islam - wordt zijn<br />

naam alleen terloops vermeld als oprichter van een Islamistische h<strong>and</strong>elsvereniging<br />

in Batavia of Buitenzorg, die min of meer als een voorloper<br />

kan worden beschouwd van de in 1912 opgerichte Sarekat Islam.<br />

Iets uitvoeriger over hem was Robert van Niel in zijn The Emergence of<br />

the Modern <strong>In</strong>donesian Elite, maar zijn biografische gegevens bevatten<br />

een aantal vergissingen. 3 Mij is maar één studie bekend, waarin Tirto<br />

Adhisoerjo in een juist historisch kader wordt geplaatst: Heather<br />

Sutherl<strong>and</strong>'s The Making of a Bureaucratie Elite. Daarin wordt Tirto<br />

Adhisoerjo ook vermeld als oprichter, al in 1906, van de Sarekat Prijaji,


<strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong> <strong>Toer</strong>, <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong> 455<br />

in zekere zin een voorloper van Budi Utomo; en vooral als een invloedrijke<br />

journalist, met een uitgebreide lezerskring onder de lagere bestuursambtenaren<br />

via zijn blad Medan Prijaji (Sutherl<strong>and</strong> 1979:57-9).<br />

De biografie door <strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong> <strong>Toer</strong> heeft in sterke mate het<br />

karakter van een goed gedocumenteerde poging tot rehabilitatie van<br />

Tirto Adhisoerjo; tevens maakt hij aannemelijk hoe het komt dat deze in<br />

de geschiedschrijving over de opkomst van het <strong>In</strong>donesisch nationalisme<br />

in feite een 'non-person' is geworden, en ook onder de voortzetters van<br />

het <strong>In</strong>donesisch nationalistisch streven een vrijwel vergeten figuur. De<br />

houding van de Nederl<strong>and</strong>s-<strong>In</strong>dische regeerders — en misschien ook van<br />

vele traditionele <strong>In</strong>donesische gezagsdragers - tegenover recalcitrante<br />

en onafhankelijke geesten onder de gekoloniseerden heeft hier alles<br />

mee te maken.<br />

<strong>In</strong> 1965 was <strong>Pramoedya</strong> met behulp van zijn studenten aan de Urecauniversiteit<br />

te Jakarta met zijn historisch onderzoek naar de levensloop<br />

van Tirto Adhisoerjo, en naar de koloniale samenleving omstreeks de<br />

eeuwwisseling, al een eind gevorderd — mede ten behoeve van de reeks<br />

historische romans, op de figuur van Tirto geïnspireerd. Maar de politieke<br />

omwenteling van oktober 1965, en de daarop gevolgde gevangenschap<br />

van <strong>Pramoedya</strong> gedurende 15 jaar (zonder enige vorm van proces)<br />

doorkruiste zijn projecten op een drastische manier - al heeft hij, steunend<br />

op zijn fenomenaal geheugen, tijdens de latere jaren van zijn<br />

gevangenschap de romanserie wel degelijk, eerst mondeling en daarna<br />

schriftelijk, kunnen voltooien. Maar de afwerking van de biografie van<br />

Tirto was, na <strong>Pramoedya</strong>'s vrijlating eind 1979 uit het concentratiekamp<br />

in Buru, nog altijd aan tal van h<strong>and</strong>icaps onderhevig — gewezen politieke<br />

gevangenen zoals <strong>Pramoedya</strong> worden door het Suharto-regime nog<br />

steeds als paria's beh<strong>and</strong>eld en hebben geen vrijheid van beweging.<br />

Maar de grootste h<strong>and</strong>icap voor dit werk was wel, niet alleen dat bij zijn<br />

gevangenneming in 1965 zijn boekerij en kartotheek met unieke historische<br />

documentatie waren vernietigd, maar ook dat een aantal heel<br />

belangrijke tijdschrift-jaargangen, die hij vóór oktober 1965 tot zijn<br />

beschikking had en die zijn documentatie wezenlijk hadden kunnen<br />

aanvullen, verloren bleken te zijn gegaan en nergens ter wereld meer<br />

aanwezig bleken. Zo ontbreken twee complete jaargangen van Medan<br />

Prijaji, uit de jaren waarin dit van een weekblad in een dagblad was<br />

omgezet. Ondanks de hulp, die <strong>Pramoedya</strong> in de afgelopen jaren van<br />

verschillende kanten en vooral ook uit Nederl<strong>and</strong> heeft ontvangen om<br />

de documentatie nog zo compleet mogelijk te maken, blijft de biografie<br />

hierdoor toch noodzakelijkerwijs gapingen vertonen.<br />

Niettemin is het uiteindelijk totst<strong>and</strong>gekomen manuscript <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong><br />

een bewonderenswaardige prestatie, die wel eens tot ingrijpende<br />

wijzigingen zou kunnen leiden in de gangbare visie op de opkomst van de<br />

nationale beweging in de periode na de eeuwwisseling.


456 W. F. Wertheim<br />

3. <strong>In</strong> een particuliere brief aan Abraham Kuyper schrijft Gouverneur-<br />

Generaal Idenburg op 1 juni 1913 over de Sarekat Islam: 'Een organisatie<br />

die een heel volk zou omvatten, zou in de h<strong>and</strong> van een slecht doch<br />

bekwaam man een groot gevaar kunnen worden". 4 Het lijkt mij heel<br />

aannemelijk dat Idenburg hiermee op één bepaalde figuur doelde: Raden<br />

Mas Tirto Adhisoerjo, de eigenlijke stichter van de Sarekat Islaml<br />

Idenburg's adviseurs waren er in geslaagd hem ervan te overtuigen, dat<br />

Tirto zulk een 'slecht doch bekwaam man' was. Van der Wal's bronnenpublikatie<br />

bevat tal van aanwijzingen in die richting. 5<br />

Het merkwaardige is, dat ten tijde van het bewind van Idenburg's<br />

voorganger, Gouverneur-Generaal Van Heutsz, Tirto Adhisoerjo in<br />

regeringskringen helemaal niet zo slecht stond aangeschreven. <strong>In</strong> zijn<br />

loopbaan had hij al een sterke neiging tot onafhankelijkheid getoond —<br />

zo had hij aanbiedingen voor ambtelijke betrekkingen, waarvoor hij op<br />

grond van zijn afkomst uit de regentenadel en westerse opleiding (een<br />

medische vakopleiding aan de Dokter Djawa School te Batavia, die hij<br />

niet afmaakte) voorbeschikt leek, steeds afgeslagen. En bij zijn journalistieke<br />

werkzaamheid in het gewone spreek-Maleis had hij niet geaarzeld<br />

op te komen voor slachtoffers van ambtelijke onrechtvaardigheid<br />

bedreven door hoge Europese ambtenaren. Maar tegenover het Koninklijk<br />

Huis en diens vertegenwoordiger in de kolonie, de Gouverneur-<br />

Generaal, stond hij loyaal. En van die kant werden in het bijzonder zijn<br />

activiteiten ten bate van de vrouwenemancipatie gewaardeerd. Zo had<br />

het door hem uitgegeven, en mede onder redaktie van zijn vrouw sta<strong>and</strong>,<br />

om de veertien dagen verschijnend, blad Poetri Hindia een schenking<br />

ontvangen van de Koningin-Moeder. Dit werd in de kop van het blad vol<br />

trots vermeld, evenals het feit dat de echtgenote van de Gouverneur-<br />

Generaal op het blad geabonneerd was.<br />

Maar met de komst van Gouverneur-Generaal Idenburg ver<strong>and</strong>erde<br />

de sfeer. Tirto werd in 1910 vanwege een persdelict ('belediging' van<br />

een aspirant-controleur, die hij in zijn blad Medan Prijaji had beschuldigd<br />

van onrechtmatig optreden tegenover de dorpsbevolking) door de<br />

rechter voor twee ma<strong>and</strong>en naar de Lampongs (Zuid-Sumatra) verbannen.<br />

6 Op grond van zijn 'forum privilegiatum' vanwege zijn familierelaties<br />

was zijn zaak berecht door de rechter voor Europeanen (Raad.van<br />

Justitie) en trad deze straf van verbanning in de plaats van vernederende<br />

dwangarbeid 'in of buiten de ketting' - in die jaren een gebruikelijke<br />

straf voor 'gewone <strong>In</strong>l<strong>and</strong>ers'. Tirto liet zich door deze ballingschap niet<br />

intimideren. Hij publiceerde een serie brieven uit de Lampongs over zijn<br />

ervaringen tijdens de twee ma<strong>and</strong>en ballingschap, eerst in een <strong>and</strong>er<br />

blad, en liet ze daarna in Medan Prijaji herdrukken - daarin spaarde hij<br />

zijn kritiek op de misst<strong>and</strong>en, die hij in de Lampongs was tegengekomen,<br />

niet. 7 Door zijn kritische publikaties kreeg hij, naast tal van bewonderaars,<br />

nogal wat vij<strong>and</strong>en onder de bestuursambtenaren die hij aanviel,<br />

zowel van het <strong>In</strong>l<strong>and</strong>s als van het Europees bestuur (B.B. vertaalde hij


<strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong> <strong>Toer</strong>, <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong> 457<br />

wel eens als 'Buaja Besar', grote boef!) - maar ook onder particulieren.<br />

<strong>In</strong> eerste instantie had Tirto, met de oprichting van Sarekat Prijaji, en<br />

met zijn weekblad Medan Prijaji, zich gericht op een ledenbest<strong>and</strong> en<br />

een lezerskring onder het lagere bestuurskorps. Maar toen de Sarekat<br />

Prijaji niet levensvatbaar bleek, kwam hij al spoedig tot de conclusie dat<br />

in feite de van de overheid onafhankelijke middenst<strong>and</strong>, de 'kaoem<br />

mardika', als de vooruitstrevende groep binnen de <strong>In</strong>donesische samenleving<br />

beschouwd mocht worden, op welke de hoop voor de toekomst<br />

van het volk gevestigd diende te zijn. <strong>In</strong> dit licht moeten wij ook Tirto's<br />

initiatief zien om in het jaar 1909 de Sarekat Dagang Islamiah (Het<br />

Islamitisch H<strong>and</strong>elsverbond) op te richten. De nadruk hierbij gelegd op<br />

de Islam kan verklaard worden uit de sterke oriëntatie op de Islam onder<br />

de <strong>In</strong>donesische opkomende h<strong>and</strong>elsmiddenst<strong>and</strong>.<br />

Maar Tirto bedoelde met deze vooruitstrevende 'kaoem mardika' niet<br />

alleen de inheemse middenst<strong>and</strong>: ook de vreemde oosterlingen (in die<br />

jaren nog officieel aangeduid met de term 'met inl<strong>and</strong>ers gelijkgestelden'),<br />

die bovendien nog onderworpen waren aan het discriminerende<br />

wijk- en passenstelsel, rekende hij, als mede-gekoloniseerden, tot de<br />

opkomende 'kaste' van middenst<strong>and</strong>ers. Daarom lag het voor hem voor<br />

de h<strong>and</strong> ook een aantal ontwikkelde figuren uit de <strong>In</strong>do-Arabische<br />

minderheid bij de oprichting en zelfs bij de leiding van de SDI te<br />

betrekken.<br />

Ook de Chinese h<strong>and</strong>elaren zag Tirto niet als concurrenten, maar als<br />

potentiële bondgenoten. Vanaf de eeuwwisseling waren vooral veel<br />

jongere Chinezen in <strong>In</strong>donesië sterk betrokken bij de Aziatische emancipatiestromingen<br />

en ideeën, die zich zowel uit China als uit Japan over<br />

de archipel verspreidden. Tirto was sterk getroffen door het initiatief<br />

van de Chinezen in <strong>In</strong>donesië, die onafhankelijk van de regering scholen<br />

over de hele archipel oprichtten; maar ook had hij bewondering voor<br />

een grootscheepse boycot, die Chinese h<strong>and</strong>elaren in Soerabaya, aangestoken<br />

door de revolutionaire geest, die vanuit China kwam overwaaien,<br />

tegen Europese bedrijven op touw zetten. Tirto toonde deze<br />

bewondering in zijn journalistieke werk, en wijdde zelfs een beschouwing<br />

aan het bekende slachtoffer van dit type acties, de gehate Ierse<br />

rentmeester kapitein Boycott, wiens naam daarmee door zijn pachters<br />

vereeuwigd werd.<br />

4. Het valt dus te begrijpen dat ook het Westerse bedrijfsleven in de<br />

kolonie de grote invloed van Tirto's journalistieke activiteit, vooral via<br />

Medan Prijaji met zijn oplage van 2000 exemplaren (een aantal dat in<br />

die jaren maar weinig Europese bladen in de kolonie bereikten), als een<br />

bedreiging ging zien. Terwijl in vroegere jaren verschillende bedrijven<br />

graag advertenties in Tirto's bladen en tijdschriften plaatsten en hem van<br />

papier en <strong>and</strong>ere benodigdheden voorzagen en krediet verleenden,<br />

trokken ze inde jaren 1911-1912, toen Tirto als hoofdredacteur van een


458 W. F. Wertheim<br />

veel gelezen dagblad het toppunt van zijn invloed en aanzien als journalist<br />

had bereikt, plotseling de kl<strong>and</strong>izie in en weigerden het blad<br />

verder materiaal en kredietfaciliteiten te verschaffen. Ook in de kring<br />

van <strong>In</strong>do-Europeanen had Tirto vij<strong>and</strong>en, zoals bleek toen de jonge<br />

journalist Dominique Berretty met een terreurgroep, die zich De Zweep<br />

noemde, Tirto eens in zijn redactiekantoor overviel, met de eis een<br />

bepaalde publikatie in te trekken - en toen Tirto weigerde, werd hij met<br />

een zweep bewerkt. 8<br />

Ook onder de <strong>In</strong>donesische bestuursambtenaren maakte hij vij<strong>and</strong>en;<br />

vooral toen hij ter gelegenheid van de installatie van een pas benoemde<br />

patih in B<strong>and</strong>oeng in 1910 een toespraak hield, waarvan de strekking<br />

was om te betogen dat de middenst<strong>and</strong>ers, de 'kaoem mardika', in<br />

capaciteiten, beschavingspeil en intelligentie niet de minderen waren<br />

van de Javaanse aristocratie, die in de laatste tijd een duidelijke achteruitgang<br />

in geestelijk niveau had getoond!<br />

1912 werd voor Tirto een kritiek jaar. <strong>In</strong> de afgelopen jaren had hij,<br />

dronken van zijn successen, bepaald te veel hooi op zijn vork genomen,<br />

door naast het dagblad en het vrouwenblad ook nog te proberen enkele<br />

<strong>and</strong>ere periodieken van de grond te krijgen. 9 Hij had zijn mogelijkheden<br />

om in een koloniale samenleving als criticus van de overheid en haar<br />

dienaren op te treden, overschat, en toen hij eenmaal in de problemen<br />

raakte, bijvoorbeeld door zijn tijdelijke verbanning naar de Lampongs,<br />

kon hij zijn staf van medewerkers niet meer geheel in de h<strong>and</strong> houden,<br />

waardoor weieens artikelen verschenen, die hij met zijn grotere journalistieke<br />

ervaring zou hebben tegengehouden. En ook zijn financiële<br />

positie werd steeds wankeler — en waarschijnlijk niet alleen door de<br />

boycot die hij ditmaal van de zijde van Westerse ondernemingen en<br />

banken moest ondergaan, maar stellig ook door eigen onervarenheid op<br />

economisch gebied.<br />

<strong>In</strong> de afgelopen jaren was Tirto wat al te royaal omgesprongen zowel<br />

met zijn werkkracht als met zijn hulp en juridische adviezen, die hij gratis<br />

placht te verstrekken. De Semarangse journalist S. de Vries, redacteur<br />

van het progressieve dagblad Locomotief, schreef over hem in een van<br />

de zeer schaarse necrologieën, die na zijn dood in 1918 verschenen:<br />

'Wat tien, een honderdtal zijner l<strong>and</strong>genoten niet vermocht tot<br />

st<strong>and</strong> te brengen, deed Tirto Adi Soerja geheel zelfst<strong>and</strong>ig, waarbij<br />

hij over een verbazende werkkracht beschikte. Te allen tijde<br />

arbeidde hij aan den vooruitgang van zijn ras, doch de resultaten<br />

van zijn werk stelde hij ter beschikking van het algemeen, zoodat<br />

de overledene rijkdom niet heeft mogen kennen . . . Duizenden<br />

werden door hem geholpen ten koste van zich zelf, niet alleen<br />

geringe lieden doch ook radja's en prijajies en altijd bleek deze<br />

hulp niet vergeefs.' (De Vries 1919:88).<br />

Edelmoedig - maar dat was niet de manier om een onderneming zakelijk<br />

te leiden!


<strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong> <strong>Toer</strong>, <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong> 459<br />

Maar een heel belangrijke rol bij zijn ondergang speelde ongetwijfeld<br />

ook de tegenwerking die hij nu ondervond van de kant van de overheiden<br />

volgens <strong>Pramoedya</strong>'s interpretatie ligt hierin de wortel van de catastrofe,<br />

die hem van 1912 tot zijn vroegtijdige dood in 1918 te wachten<br />

stond.<br />

5. Wij komen nu tot de beslissende fase in Tirto's leven: de oprichting<br />

in 1912 van de Sarekat Islam. De geschiedschrijvers vermelden Tirto<br />

Adhisoerjo met zijn Sarekat Dagang Islamiah (Verbond van Moslimse<br />

H<strong>and</strong>elaren) gewoonlijk alleen maar terloops in dit verb<strong>and</strong>, maar beschouwen<br />

Hadji Samanhoedi, een batikh<strong>and</strong>elaar uit Solo, als de<br />

eigenlijke oprichter. Maar bij <strong>In</strong>donesische leiders uit die jaren of in de<br />

periode kort na Tirto's dood in 1918, zoals Tjipto Mangoenkoesoemo,<br />

Mas Marco Kartodikromo en Mohammad Hatta, was het geen punt<br />

van.twijfel dat de eigenlijke oprichter van de Sarekat Islam niem<strong>and</strong><br />

<strong>and</strong>ers was dan Tirto Adhisoerjo, en dat Samanhoedi oorspronkelijk<br />

alleen voorzitter was van de op Tirto's initiatief opgerichte lokale afdeling<br />

van de Sarekat Dagang Islamiah in Solo! Dit is ook de voorstelling<br />

van zaken die, in een geheime brief van 11 augustus 1912, aan<br />

Gouverneur-Generaal Idenburg was gegeven door de Resident van<br />

Solo G. F. van Wijk. 10 Maar in zijn brief aan de Gouverneur-Generaal<br />

van 24 augustus 1912, namens de Adviseur voor <strong>In</strong>l<strong>and</strong>se Zaken<br />

Hazeu geschreven naar aanleiding van deze brief van de Resident van<br />

Solo, meent de Adjunct-Adviseur Dr. D. A. Rinkes de juistheid van de<br />

mededeling van de Resident 'met eenige beslistheid te kunnen ontkennen'.<br />

Volgens Rinkes was de Sarekat Islam opgericht op initiatief<br />

van Javaanse h<strong>and</strong>elaren in Solo, en was de bewering van Tirto dat hij<br />

de stoot tot de oprichting had gegeven, een voorstelling die berustte op<br />

'allerlei verdraaiingen' (vgl. Van der Wal 1967:87). Het is deze voorstelling<br />

van zaken door Rinkes, die de visie van het Nederl<strong>and</strong>s-<strong>In</strong>disch<br />

gouvernement op de ontstaansgeschiedenis is blijven beheersen, en die<br />

tot in het proefschrift van Korver onze geschiedschrijving is blijven<br />

domineren. 11<br />

<strong>Pramoedya</strong> wijst er op, dat in het bewuste advies van Dr. Rinkes een<br />

aantal feitelijke onjuistheden voorkomen. Niet alleen staat vast, dat<br />

Tirto Adhisoerjo al in 1911 vanuit Buitenzorg een propag<strong>and</strong>areis heeft<br />

gemaakt naar verschillende grote steden op Java, waaronder Solo —<br />

plaatsen die centra waren van inheems h<strong>and</strong>elskapitaal — om er de<br />

oprichting van afdelingen van de Sarekat Dagang Islamiah te stimuleren.<br />

De afdeling Solo kwam onder leiding van Hadji Samanhoedi te staan,<br />

met wie Tirto al sedert jaren contact had. Bijzonderheden daarover<br />

berichtte ook Mohammad Hatta, die er ook op wees dat het in de<br />

bedoeling lag dat die vereniging een 'nationaal-democratisch' karakter<br />

zou krijgen. Het was ook Tirto die, aldus Hatta, al in november 1911 de<br />

statuten formuleerde voor de vereniging, die voortaan Sarekat Islam zou


460 W. F. Wenheim<br />

komen te heten. Zou Dr. Rinkes werkelijk van deze feiten niet op de<br />

hoogte zijn geweest?<br />

Later in 1912 verstrekte Tirto aan Samanhoedi een m<strong>and</strong>aat om de<br />

leiding van de Sarekat Islam van hem over te nemen, omdat hij van plan<br />

was een grote propag<strong>and</strong>areis te maken, niet alleen over Java, maar ook<br />

naar <strong>and</strong>ere delen van de archipel en zelfs naar het buitenl<strong>and</strong>. <strong>In</strong> elk<br />

geval staat vast dat hij toen naar Kediri, Madioen en Soerabaja reisde om<br />

ook daar propag<strong>and</strong>a voor de vereniging te maken.<br />

6. Maar het advies van Rinkes (namens Hazeu) van 24 augustus 1912 is<br />

ook om een <strong>and</strong>ere reden opvallend. Ik volg nu even niet het betoog van<br />

<strong>Pramoedya</strong>, maar probeer op grond van onderzoek van oorspronkelijke<br />

bronnen de betrouwbaarheid van Rinkes' verslaggeving te toetsen.<br />

Niet alleen kan de schrijver van de brief, die ook in het verleden over<br />

de persoon van Tirto in negatieve zin had gerapporteerd, geen woorden<br />

genoeg vinden om het karakter van Tirto zo ongunstig mogelijk voor te<br />

stellen ('leugenachtige brutaliteit', 'imponerende oplichterstalenten',<br />

'wankele geweten', 'notoire oplichter'). Maar terwijl de briefschrijver<br />

door informanten ('uit verschillende bron', zegt hij zelf) kennelijk vrij<br />

goed van de faits et gestes van Tirto op de hoogte werd gehouden, en ook<br />

vermeldt dat de executoriale verkoop van zijn boedel 'dezer dagen' zou<br />

plaats vinden en tevoren 'in de dagbladen geadverteerd stond' (Van der<br />

Wal 1967:91, 92), verzuimt Rinkes er aan toe te voegen dat twee dagen<br />

tevoren, op 22 augustus 1912, Tirto, waarschijnlijk krachtens een vonnis<br />

van de l<strong>and</strong>raad (voor civiele zaken kon Tirto geen aanspraak maken op<br />

een 'forum privilegiatum') te Buitenzorg wegens schulden in gijzeling<br />

was gesteld! Zo groot was de afst<strong>and</strong> van Buitenzorg naar Batavia-ook<br />

met de toen beschikbare vervoermiddelen - niet, dat Rinkes van deze<br />

voor zijn advies toch héél wezenlijke ontwikkeling onkundig zal zijn<br />

gebleven!<br />

Evenmin vermeldt hij in zijn brief, dat al op 27 juli van dat jaar een<br />

strafproces tegen Tirto was aangespannen bij de Raad van Justitie te<br />

Batavia wegens 'laster door een verspreid drukwerk jegens twee ambtenaren,<br />

bij herhaling gepleegd', op grond van een voor enige <strong>In</strong>donesische<br />

bestuursambtenaren beledigend artikel in Medan Prijajivan meer<br />

dan een jaar tevoren (17 mei 1911). Het bevel van dagvaarding dateerde<br />

alweer van 22 augustus 1912. Op 24 december van datzelfde jaar werd<br />

Tirto veroordeeld 'tot straf van wegzending naar een oord van ballingschap<br />

voor den tijd van zes ma<strong>and</strong>en' (de strafverzwaring wegens 'herhaling'<br />

sloeg op de veroordeling en verbanning naar de Lampongs in<br />

1910). 12 Zijn verbanning naar Ambon vond overigens pas plaats nadat<br />

Tirto uit zijn gijzeling in Buitenzorg was ontslagen - en uit een brief van<br />

de Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof aan de Gouverneur-<br />

Generaal weten wij, dat hij zich op 21 april 1913 nog steeds in Buitenzorg<br />

in gijzeling bevond. Blijkbaar had geen van zijn verwanten, allen


<strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong> <strong>Toer</strong>, <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong> 461<br />

bestuursambtenaren, zich geroepen gevoeld om hem door betaling van<br />

zijn schulden uit de gijzeling te bevrijden. 13<br />

Overigens bestond, aldus de Pocureur-Generaal in zijn brief, op dat<br />

moment de N.V. Medan Prijaji. waarvan Tirto directeur was, 'volgens<br />

zijn zeggen nog'. Een opmerking, die een merkwaardig licht werpt op<br />

Rinkes' mededeling aan de Gouverneur-Generaal eerst in een brief uit<br />

februari 1912 over "het failleren der betrokken Naamloze Vennootschap",<br />

en in zijn latere brief van 24 augustus 1912 datTirto's "vennootschap<br />

reeds lang in liquidatie was'! Als toch één functionaris van een<br />

eventueel faillissement op de hoogte had moeten zijn, was het wel de<br />

Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof - te meer daar faillissementen<br />

in de Staatscourant en in de pers werden gepubliceerd! Wijst de<br />

mededeling van de Procureur-Generaal, waarin hij zich opTirto's eigen<br />

mededelingen beroept, er niet op dat noch het door Rinkes beweerde<br />

faillissement van de N.V., noch de "liquidatie' ervan al vroeg in 1912,<br />

met de feiten klopte?<br />

En wat de politieke instelling van Dr. Rinkes betreft — uit een passage<br />

in een later, zeer uitvoerig, advies van Rinkes (van 13 mei 1913) over de<br />

Sarekat Islam kan enige twijfel worden geput, of hij evenveel begrip had<br />

voor de '<strong>In</strong>l<strong>and</strong>se beweging' als de toenmalige Adviseur voor <strong>In</strong>l<strong>and</strong>se<br />

Zaken Hazeu en Gouverneur-Generaal Idenburg. Men moet het volgende<br />

zinnetje op het puntje van zijn tong proeven:<br />

'Natuurlijk acht ik de beweging in haar geheel ook volstrekt niet<br />

toe te juichen; het zou veel aangenamer zijn geweest, voor den<br />

algemeenen toest<strong>and</strong> hier te l<strong>and</strong>e, indien de S.I.lieden te Solo,<br />

Soerabaja en elders zich rustig hadden gehouden, en de inl<strong>and</strong>ers<br />

niet tot inzicht van hetgeen zij hunne achteruitzetting noemen,<br />

waren gekomen.' 14<br />

7. Toen Tirto uit zijn ballingschap in de Molukken op Java terugkeerde,<br />

was hij geestelijk een gebroken man. <strong>Pramoedya</strong> meent in wat Tirto in<br />

1912 en volgende jaren overkwam, een duidelijk patroon te kunnen<br />

onderkennen: volgens zijn interpretatie was het ook de bedoeling van<br />

Rinkes, Tirto uit de <strong>In</strong>donesische samenleving volledig uit te schakelen,<br />

door ook zijn reputatie onder zijn l<strong>and</strong>genoten onherstelbaar aan te<br />

tasten. Hierbij is het, volgens mij, van ondergeschikt belang of Dr.<br />

Rinkes als Adjunct-Adviseur voor <strong>In</strong>l<strong>and</strong>se Zaken zelfst<strong>and</strong>ig optrad en<br />

alleen formeel zijn brieven namens de Adviseur Hazeu verstuurde, dan<br />

wel of hij in opdracht van de Adviseur - die ook geen gunstig oordeel<br />

over Tirto had -optrad. Daar Hazeu al in het begin van 1912 naast zijn<br />

adviseurschap tevens in de functie van Directeur van Onderwijs en<br />

Eredienst was benoemd, is het aannemelijk dat hij de '<strong>In</strong>l<strong>and</strong>se Zaken'<br />

vanaf dat jaar meer en meer aan zijn adjunct overliet, die hem ook<br />

spoedig — zij het tijdelijk tot Hazeu's terugkeer van Europees verlof— als<br />

Adviseur zou opvolgen. Het is óók van minder belang of Rinkes werke-


462 W. F. Wertheim<br />

lijk overtuigd was van de juistheid van zijn berichtgeving, en daarbij<br />

mogelijk gemanipuleerd werd door informanten, die tot de persoonlijke<br />

vij<strong>and</strong>en van Tirto konden worden gerekend. 15<br />

<strong>In</strong> elk geval kon Rinkes bij zijn strategie gebruik maken van Tirto's<br />

grootste zwakte: een zekere zelfoverschatting (qui trop embrasse mal<br />

étreint), naast een volkomen gebrek aan ervaring in economische zaken,<br />

waardoor hij licht in de verleiding kon komen tot naar Westerse maatstaven<br />

inderdaad ernstig 'frauduleus' gedrag — een zwakte overigens die<br />

Tirto met nogal wat <strong>In</strong>donesiërs, die zich in die jaren in de nationale<br />

beweging en journalistiek stortten, gemeen had!<br />

Belangrijker is, dat volgens <strong>Pramoedya</strong>'s interpretatie Rinkes met<br />

zijn beleid en berichtgeving ten opzichte van de Sarekat Islam een heel<br />

bepaalde bedoeling had: het ging er om, de Sarekat Islam volkomen los<br />

te maken van de door hem als gevaarlijk bestempelde invloed van de<br />

felle onafhankelijke journalist, met zijn scherpe openlijke kritiek op tal<br />

van misst<strong>and</strong>en. De Sarekat Islam moest, aldus de regeringsvisie, onder<br />

toezicht van de overheid uitgroeien tot een 'loyale' organisatie, die de<br />

leiding van de Westerse deskundigen zou aanvaarden: de kameel die<br />

braaf achter Tartarin de Tarascon zou aanlopen!<br />

Hadji Samanhoedi bleek, door zijn gebrek aan organisatorische ervaring,<br />

een veel plooibaarder figuur dan Tirto Adhisoerjo. Maar toch miste<br />

Samanhoedi de kwaliteiten om aan een snel groeiend lichaam als de<br />

Sarekat Islam leiding te geven. Tenslotte vond Rinkes een geschikte<br />

opvolger in Raden Oemar Said Tjokroaminoto, die zijn grote spreektalent<br />

en charisma onder de Moslemse bevolking paarde aan een bereidheid<br />

in Rinkes zijn leidsman te erkennen. De manier waarop Rinkes -<br />

eenmaal tot Adviseur benoemd - op tal van massavergaderingen Tjokroaminoto<br />

ter zijde stond en zelf toespraken tot de aanwezigen hield<br />

(Korver 1982:31, 32) heeft tot spottende opmerkingen in het orgaan<br />

van de Solose afdeling van de S.I., Sarotomo, aanleiding gegeven. <strong>In</strong> een<br />

in dat blad opgenomen, enigszins cryptisch stukje ter gelegenheid van<br />

Rinkes' vertrek met Europees verlof in 1916, dat in <strong>Pramoedya</strong>'s biografie<br />

volledig wordt afgedrukt, staat te lezen: 'Er zijn zelfs heel wat<br />

mensen die denken dat de heer dr. R. al Algemeen Voorzitter van de S.I.<br />

is geworden'. Rinkes had het zover gebracht, dat hij zichzelf al kon<br />

verbeelden boven op de kameel van Tartarin te zitten!<br />

8. Maar op de achtergrond van het beleid van de regeringsadviseurs<br />

speelde, aldus <strong>Pramoedya</strong>, nog een meer verborgen politieke doelstelling.<br />

Van Tirto Adhisoerjo was bekend dat hij, in zijn streven naar<br />

samenbundeling van de <strong>In</strong>donesische middenst<strong>and</strong>ers (de 'kaoem mardika')<br />

de Chinezen niet als vij<strong>and</strong>en of concurrenten, maar als potentiële<br />

bondgenoten beschouwde - al zou hij hen, daar zij niet de Islamitische<br />

godsdienst beleden, niet op dezelfde wijze als de Arabieren binnen de<br />

organisatie van de Sarekat Islam betrekken.


<strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong> <strong>Toer</strong>, <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong> 463<br />

Maar in het jaar 1912, waarin overigens door de beroering, die als<br />

gevolg van de Revolutie in China onder de Chinezen in <strong>In</strong>donesië<br />

ontstaan was, conflicten tussen hen en de inheemsen makkelijk konden<br />

uitbreken, zien wij dat speciaal in Solo, waar Samanhoedi zijn batikbedrijfhad,<br />

het al inde tweede helft van het jaar-toen Tirto goed en wel<br />

in gijzelingschap was opgeborgen — tot hevige uitbarstingen tussen de<br />

twee bevolkingsgroepen kwam. 16<br />

<strong>Pramoedya</strong> legt een verb<strong>and</strong> met een passage in de particuliere brief<br />

van Idenburg aan Abraham Kuyper van 1 juni 1913. De Gouverneur-<br />

Generaal schrijft daarin over de Sarekat Islam:<br />

"Wat hier geschiedt is eenige jaren geleden ook in Br. <strong>In</strong>dië geschied.<br />

Tot in details is er overeenstemming. Maar in een groot<br />

punt is er verschil: de beweging in Br. <strong>In</strong>dië was anti-Engelsch:<br />

Engelsche goederen werden geboycot; het Engelsche bestuur<br />

werd verdacht gemaakt; haat tegen Engel<strong>and</strong> werd gepredikt.<br />

Hier is de beweging tot nu toe - ook daar waar het religieuze<br />

karakter het meest op den voorgrond treedt - zeer bepaald niet<br />

anti-Nederl<strong>and</strong>sch. Loyaliteit tegenover Nederl<strong>and</strong> wordt herhaaldelijk<br />

op den voorgrond geplaatst: - de leiders der vereeniging<br />

vragen raad aan Dr. Hazeu en Dr. Rinkes, de adviseurs der<br />

Regeering voor inl<strong>and</strong>sche zaken. En zoo moeten wij het zien te<br />

houden: de strijd moet op economisch, niet op politiek terrein<br />

worden gevoerd.'<br />

En in de daaropvolgende zin wordt niet alleen de angst van de Europeanen<br />

voor de snelle groei van de Sarekat Islam genoemd, maar ook die<br />

van de Chinezen, "die zich na hun parmantig gedrag van verleden jaar<br />

niet zoo heel rustig gevoelen' (Van der Wal 1967:243-4). <strong>Pramoedya</strong><br />

interpreteert "de strijd op economisch gebied' als een strijd, die volgens<br />

Idenburg's wens in de eerste plaats tegen de Chinezen zal gaan. Zijn<br />

vraag is: moest Tirto Adhisoerjo daarom uit de leiding van de Sarekat<br />

Islam en van de nationale beweging verwijderd worden?<br />

Over het algemeen kunnen wij stellig wel een zekere parallelie constateren<br />

tussen de ethische politiek van na 1900, en een tegen het<br />

Chinese zakenleven gericht beleid. Mr. Fromberg, die ik al aan het begin<br />

van deze bespreking aan het woord liet, schreef in zijn uitvoerige beschouwing<br />

uit 1911 over De Chineesche beweging op Java:<br />

"Vooral toen wat men noemt de ethische politiek haar intrede<br />

hield, had men het een tijd lang op Chineezen gemunt. Men had<br />

zich in het hoofd gezet dat zij een hinderpaal opleverden voor de<br />

economische opheffing van den <strong>In</strong>l<strong>and</strong>er ... Er waren ambtenaren<br />

die zich inbeeldden dat plagen van Chineezen beschermen van<br />

den <strong>In</strong>l<strong>and</strong>er was.'(Vgl. Fromberg 1926:406.)<br />

Maar in de gepubliceerde officiële en particuliere correspondentie van<br />

Gouverneur-Generaal Idenburg uit die jaren heb ik geen aanwijzingen


464 W. F. Wertheim<br />

kunnen vinden voor zulk een bewust tegen de Chinezen gericht beleid.<br />

Wel schreef hij aan D. Fock, over de '<strong>In</strong>l<strong>and</strong>se beweging':<br />

'Oorsprong en hoofddoel van die beweging is economisch: men<br />

wil door aaneensluiting op h<strong>and</strong>els- en nijverheidsgebied onder de<br />

voogdij van den Chinees uit.' Maar hij zag wel degelijk in 'dat de<br />

Sarekat islambeweging van Aziatisch-religieusen aard is. Zij vond<br />

ontegenzeggelijk een goed bereiden bodem. Dat bewust worden<br />

van zichzelf, van- eigen kracht zal zeer vermoedelijk allereerst<br />

leiden tot het innemen van een zelfst<strong>and</strong>ige positie tegen het<br />

inl<strong>and</strong>sch bestuur.' (Vgl. Van der Wal 1967:165 (brief aan Mr.<br />

Fock), 158 (brief aan Minister van Koloniën de Waal Malefijt).)<br />

Maar het blijft wel degelijk mogelijk, dat Rinkes in zijn adviezen het<br />

anti-Chinese element in de Sarekat /s/am-beweging bewust heeft ondersteund.<br />

9. Met zijn biografie van Tirto Adhisoerjo heeft <strong>Pramoedya</strong> niet alleen<br />

een boeiende lectuur geleverd, maar ook een uit historisch oogpunt zeer<br />

waardevolle prestatie volbracht. Toen <strong>Pramoedya</strong>'s studie tot st<strong>and</strong><br />

kwam, kon hij nog geen kennis dragen van de knappe en doorwrochte<br />

Londense dissertatie van Ahmat "B. Adam, totst<strong>and</strong>gekomen onder<br />

leiding van Dr. Ruth McVey, waarin de opkomst van de <strong>In</strong>donesische<br />

pers, in verb<strong>and</strong> met het ontwaken van een <strong>In</strong>donesisch nationaal bewustzijn,<br />

uitvoerig wordt weergegeven. De periode, waarover het proefschrift<br />

h<strong>and</strong>elt, strekt zich uit van 1855 tot 1913. De dissertatie is<br />

gedateerd september 1984, en is tot dusver niet gepubliceerd.<br />

Tegen het eind van zijn dissertatie bespreekt Dr. Adam het weekblad<br />

Medan Prijaji en het is opvallend dat zijn oordeel over dit blad en zijn<br />

hoofdredacteur tot op grote hoogte overeenkomt met het beeld dat door<br />

<strong>Pramoedya</strong> wordt getekend:<br />

'The Medan Prijaji, which was printed in tabloid format, could be<br />

said to be the first full-fledged indigerious weekly newspaper in<br />

Java. It was to act as an organ for the educated native <strong>In</strong>donesians<br />

<strong>and</strong> to serve as a forum for the native readers to express their views<br />

<strong>and</strong> to discuss issues relating to native welfare, ranging from native<br />

education to socio-political questions such as criticism against<br />

corrupt prfyayi <strong>and</strong> inefficiënt government officials who exploited<br />

the orang kecil (masses) through abuse of power (. . .) Tirto's<br />

unrestrained criticism of both Dutch <strong>and</strong> native officials <strong>and</strong> his<br />

very nationalistic sentiments demonstrated the political orientation<br />

of this weekly (...) Thus the Medan Prijaji could be said to be<br />

the successor of the Bintang Hindia as a nationalist organ for the<br />

indigenous people. However, it was committed to the defence of<br />

native interests against the exploitation <strong>and</strong> injustice of corrupt<br />

native rulers <strong>and</strong> corrupt government officials. The Medan Prijaji<br />

was also bolder in its criticism of the Dutch colonial system as


<strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong> <strong>Toer</strong>, <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong> 465<br />

evident from the swift legal actions taken by the authorities against<br />

the chief editor, Tirto Adhi Soerjo, who more than once was<br />

prosecuted for breaking the colonial Press Laws which among<br />

others proscribed criticism of government officials <strong>and</strong> respectable<br />

figures such as the senior priyayi.' 17<br />

Opgemerkt moet worden dat Dr. Adam zich, <strong>and</strong>ers dan <strong>Pramoedya</strong>,<br />

niet kritisch uitlaat over de adviezen van Dr. Rinkes, en diens oordeel<br />

over Tirto's gedrag op financieel gebied min of meer lijkt over te nemen.<br />

<strong>In</strong> ieder geval kunnen wij nu, achteraf, stellen dat in de adviezen van<br />

Idenburg's raadgevers Hazeu en Rinkes, ondanks hun ethische opvattingen,<br />

toch nog duidelijke koloniale trekken te onderkennen vallen.<br />

Niet alleen beschouwen zij Tirto's gedrag op zakelijk en financieel<br />

terrein naar Westerse maatstaven grofweg als 'frauduleus' en als 'oplichters-praktijken',<br />

zonder ook maar enigszins oog te hebben voor het feit<br />

dat Tirto niet zijn eigen financieel voordeel zocht, maar verwezenlijking<br />

van zijn nationale idealen. Ook de veroordeling van Tirto's journalistieke<br />

werk als 'smaad en laster' (vgl. b.v. Van der Wal 1967:78) was<br />

waarschijnlijk niet vrij van koloniale vooroordelen. <strong>In</strong> zijn journalistieke<br />

stijl werd Tirto duidelijk beïnvloed door de ook in menig Europees<br />

koloniaal dagblad gebruikelijke scherpe toon, gepaard ga<strong>and</strong>e aan persoonlijke<br />

aanvallen - bekend is dat Tirto, die een poosje onder de<br />

kleurige maar hondsbrutale Karel Wijbr<strong>and</strong>s het journalistieke vak had<br />

geleerd, sterk door diens voorbeeld werd beïnvloed. Dat Tirto enige<br />

malen wegens 'laster' of 'smaad' door koloniale rechters werd verbannen,<br />

zegt op zichzelf nog weinig over de juistheid van deze kwalificatie.<br />

Immers, volgens het in die tijd nog geldende Wetboek van Strafregt voor<br />

<strong>In</strong>l<strong>and</strong>ers in Nederl<strong>and</strong>sch <strong>In</strong>dië (Stbl. 1872 np. 85), art. 282 e.vv., werd<br />

als schuldig aan laster, en dus aan 'valse' aantijging, iedereen beschouwd<br />

die niet via een 'wettig' bewijs kon aantonen dat de aantijging juist was<br />

(dus omkering van de bewijslast). Art. 284 voegde er aan toe: 'Als wettig<br />

bewijs wordt alleen aangemerkt hetgeen voortvloeit uit eene geregtelijke<br />

uitspraak of eene <strong>and</strong>ere authentieke akte'.<br />

Deze bepalingen, naast 'Het gewrocht der duisternis' (het Drukpersreglement<br />

van 1856, met ook nog een speciale strafbepaling tegen laster<br />

of smaad tegenover ambtenaren of 'gestelde magten') waren voldoende<br />

om de overheid de kans te geven elke kritiek op ambtenaren als 'laster'<br />

of 'hoon' aan te merken.<br />

Toch acht ik het mogelijk, dat <strong>Pramoedya</strong> de mens Tirto Adhisoerjo<br />

in zijn beschrijving toch enigszins heeft geïdealiseerd, ook al heeft hij wel<br />

degelijk oog voor diens zwakke kanten. Maar als een uiting van een<br />

streven naar rechtvaardigheid, naar eerherstel voor een ware pionier<br />

van de nationale bewustwording onder de <strong>In</strong>donesiërs en naar een<br />

'revisie' van de nationale geschiedschrijving is <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong> een belangrijke<br />

aanwinst.


466 W. F. Wertheim<br />

10. Behalve als hoofdfiguur in <strong>Pramoedya</strong>'s biografisch geschrift <strong>Sang</strong><br />

<strong>Pemula</strong>, heeft Tirto ook model gestaan voor Minke, de hoofdpersoon in<br />

de bekende serie historische romans over de kolonie tijdens de eeuwwisseling.<br />

Wie het in 1986 verschenen Voetsporen heeft gelezen, zal in <strong>Sang</strong><br />

<strong>Pemula</strong> veel bekends aantreffen - vooral in de latere hoofdstukken van<br />

de roman, die de activiteiten van Minke op nationalistisch en journalistiek<br />

terrein beschrijven. Maar tegelijk zal de lezer van <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong> dan<br />

ontdekken, dat de voorafga<strong>and</strong>e delen van de serie, Aarde der Mensen,<br />

en Kind van alle Volken, met wat bekend is van Tirto Adhisoerjo maar<br />

weinig gemeen hebben. Hetzelfde geldt ook nog Voor de eerste helft van<br />

Voetsporen, hoewel de mislukte studie van Minke aan de Dokter Djawa<br />

School (later STOVIA) wel met de feiten klopt. De drie totnutoe<br />

verschenen delen zijn, zoals ook <strong>Pramoedya</strong> zelf steeds heeft benadrukt,<br />

geconcipieerd als romans, als fictie. Historische romans zijn zij alleen in<br />

zoverre, dat de toest<strong>and</strong>en in de kolonie zowel als de gebeurtenissen en<br />

ontwikkelingen in de omringende Aziatische l<strong>and</strong>en omstreeks de<br />

eeuwwisseling, door <strong>Pramoedya</strong> met grote kennis van zaken zijn beschreven.<br />

En, zoals in 1981 was gebeurd met de eerste twee delen van de<br />

romanserie, zijn nu ook Jejak Langkah (Voetsporen) en <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong> in<br />

mei 1986 door de Jaksa Agung tot verboden lectuur verklaard. De door<br />

de autoriteiten daarvoor gegeven argumentatie is volstrekt belachelijk.<br />

Beide boeken zouden uitgaan van het beginsel van 'klassenstrijd' en<br />

gebaseerd zijn op het 'socialistisch realisme', een type literatuur dat bij<br />

communisten in zwang is, en daardoor elementen zou bevatten die de<br />

'openbare orde zouden kunnen verstoren'. Allereerst is er in Voetsporen<br />

geen 'voetspoor' van socialisme en klassenstrijd te bespeuren - het enige<br />

conflict waar de roman om draait is het koloniale conflict tussen overheerser<br />

en overheerste.<br />

Maar nog véél gekker is het, de term 'socialistisch realisme', een term<br />

die uitsluitend gebruikt wordt voor een bepaald soort vooral in de<br />

Sowjet-Unie in zwang zijnde belletrie en schilderkunst, toe te passen op<br />

een zuiver historisch werk - een op documenten gebaseerde biografie.<br />

Van socialisme is in deze levensgeschiedenis van Tirto al helemaal geen<br />

sprake - en wat zou een historisch werk <strong>and</strong>ers moeten zijn dan realistischl<br />

Voor een realistische historische studie over een belangrijke figuur uit<br />

de periode van het nationaal ontwaken zou <strong>Pramoedya</strong> veeleer een<br />

ere-doctoraat aan een <strong>In</strong>donesische universiteit verdienen! Maar te<br />

vrezen val dat, na dit officiële verbod, geen <strong>In</strong>donesische universiteit het<br />

zal a<strong>and</strong>urven, op deze manier tegen dit jongste 'gewrocht der duisternis'<br />

in te gaan.<br />

Daarom ligt hier een opdracht aan de Nederl<strong>and</strong>se universiteiten: een<br />

erkenning van <strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong> <strong>Toer</strong> niet alleen als schrijver van<br />

wereldformaat en als knap historicus, maar ook als een moedige dissi-


<strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong> <strong>Toer</strong>, <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong> 467<br />

dent die ondanks alle tegenslagen en officiële tegenwerking op creatieve<br />

wijze blijft doorwerken.<br />

Uit de biografie van Tirto Adhisoerjo, maar ook uit de serie historische<br />

romans, èn uit Tempo Doeloe (1982), de door <strong>Pramoedya</strong> uitgegeven<br />

en becommentarieerde bloemlezing van omstreeks de eeuwwisseling<br />

in het Maleis verschenen korte verhalen - uit alles blijkt dat hij een<br />

kenner is van de Nederl<strong>and</strong>se koloniale geschiedenis rondom 1900, zoals<br />

wij er in ons l<strong>and</strong> maar weinigen kennen.<br />

NOTEN<br />

1 Vgl. Fromberg 1926:540; overgenomen uit De Gids, 1914, afl. 10, pp. 23 e.v.<br />

2 <strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong> <strong>Toer</strong>, <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong>, 1985; een Nederl<strong>and</strong>se vertaling van de<br />

biografie verschijnt dezer dagen onder de titel De Pionier. <strong>In</strong> de Nederl<strong>and</strong>se uitgave<br />

zijn de meeste aan de <strong>In</strong>donesische tekst toegevoegde geschriften van de h<strong>and</strong> van<br />

Tirto Adhisoerjo weggelaten.<br />

3 Van Niel 1960:89 ff. Zo heeft Tirto nooit de OSVIA (bestuursopleiding) bezocht, en<br />

evenmin bij het Gouvernement gediend. Waarschijnlijk is ook onjuist, dat Samanhoedi<br />

hem als organisator had uitgekozen - het omgekeerde was eerder het geval.<br />

4 Van der Wal 1967:243; de correspondentie tussen Idenburg en Kuyper over de<br />

Sarekat Islam is ook opgenomen in De Bruijn en Puchinger 1985.<br />

5 Een ongunstig oordeel over het karakter van Tirto Adhisoerjo vinden wij al in een<br />

geheim advies van Hazeu als Adviseur voor <strong>In</strong>l<strong>and</strong>se Zaken aan Gouverneur-Generaal<br />

Idenburg van 28 januari 1910, dus van vóór de tijd dat Dr. D. A. Rinkes als<br />

medewerker van Hazeu werd aangesteld. Hazeu noemt in die brief Tirto Adhisoerjo<br />

'de beruchte redacteur van de "Medan Prijaji'"' (Van der Wal 1967:63). De nog veel<br />

scherpere uitspraken in adviezen, ondertekend door Rinkes, komen in het vervolg ter<br />

sprake.<br />

6 Overigens had Tirto Adhisoerjo al eerder een, ook in <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong> vermelde, reis<br />

ondernomen, naar de Molukken. Volgens het zeer gedegen, aan de Londense School<br />

of Oriental <strong>and</strong> African Studies verdedigde, tot dusver ongepubliceerde, proefschrift<br />

van Ahmat B. Adam, 1984, p. 209, zou Tirto op grond van een rechtzaak (een<br />

beschuldiging van verduistering) gedwongen zijn geweest naar de Molukken te vertrekken.<br />

Maar van een verbanning bij rechterlijk vonnis door een strafrechter (l<strong>and</strong>raad?)<br />

wordt in officiële documenten, voorzover mij bekend, niet gesproken, ook niet<br />

in latere vonnissen wegens persdelicten.<br />

De reis naar de Molukken (eind 1904) heeft voor Tirto's positie kennelijk geen<br />

nadelige gevolgen gehad: hij trouwde met een 'Prinses van Batjan' - hetgeen in de<br />

toekomst zijn aanspraken op een 'forum privilegiatum' in strafzaken versterkte!<br />

7 Een Nederl<strong>and</strong>se vertaling van deze 'Souvenirs uit het verbanningsoord' wordt ook,<br />

als typerend voor Tirto's journalistieke stijl, als bijlage opgenomen in de Nederl<strong>and</strong>se<br />

uitgave van <strong>Pramoedya</strong>'s biografie.<br />

8 Bekend is dat Berretty als directeur van Aneta in de jaren twintig een tijd lang een<br />

geïllustreerd weekblad heeft uitgegeven onder de naam De Zweep\ Koch beschrijft de<br />

inhoud van het 'schendblad' als 'beneden peil' (Koch 1960:191 e.v.).<br />

Bij de overval op het kantoor van Medan Prijaji werd Berretty vergezeld door de<br />

procureur-zaakwaarnemer (pokrol-bamboe in het Maleis) Juste Brunsveld van Hulten.<br />

Volgens de dissertatie van Dr. Ahmat Adam kwam het conflict voort uit een<br />

zakelijk geschil tussen Tirto en Brunsveld van Hülten, die als a<strong>and</strong>eelhouder in de N.V.<br />

Medan Prijaji, uit onvrede met het financieel beheer, beslag had willen leggen op de<br />

bezittingen van de vennootschap, waarop Tirto hem in zijn blad had aangevallen.


468 W. F. Wertheim<br />

9 Tot die bladen behoorden b.v. het ma<strong>and</strong>blad Soeloeh Keadilan (dat rechtskundige<br />

voorlichting verschafte), Pewarta S.S. (bestemd voor spoorwegpersoneel), Soeara<br />

B.O. W. (voor personeel van Openbare Werken) en Soeara Pegadaian (voor p<strong>and</strong>huispersoneel).<br />

10 Vgl. Van der Wal 1967:84; opnieuw door de Resident bevestigd in zijn brief van 11<br />

nov. 1912 (Van der Wal 1967:96); vgl. verder Tjipto Mangoenkoesoemo 1927:9-10;<br />

Marco Kartodikromo 1918. Hatta's bevestiging ontleent <strong>Pramoedya</strong> aan de gestenografeerde<br />

tekst van een door deze gehouden lezing.<br />

11 Korver 1982:16, 37 noten. Als voornaamste uitzondering kan genoemd worden het<br />

bekende werk van Petrus Blumberger, De nationalistische beweging in Nederl<strong>and</strong>sch-<br />

<strong>In</strong>dië, dat gebaseerd is op officiële documenten; vgl. pp. 56/57.<br />

12 De volledige tekst van het vonnis van de Raad van Justitie te Batavia is door de<br />

regering in Buitenzorg naar het Ministerie van Koloniën op 11 januari 1913 per<br />

mailrapport no. 366/13 verzonden.<br />

13 De brief van de Procureur-Generaal van 21 april 1913, gericht aan de Gouverneur-<br />

Generaal, is meegestuurd met het mailrapport van 7 mei 1913, no. 496/25.<br />

14 Van der Wal 1967:214. Wel schrijft Rinkes verderop in zijn advies: 'Natuurlijk zal men<br />

nimmer de historische fataliteit kunnen afwenden, doch wel mogelijk is het, als men<br />

haar dan toch moet aanvaarden, zulks te doen met gr<strong>and</strong>eur en met nobele geste' (Van<br />

der Wal 1967:219). Overigens schrijft Idenburg in een privé-brief aan Kuyperop4 juli<br />

1913: 'met deze adviezen stemt Dr. Hazeu geheel in' (Van der Wal 1967:297).<br />

15 <strong>In</strong>teressant is in dat verb<strong>and</strong> een passage uit een brief aan de Gouverneur-Generaal<br />

van H. A. Voet, ambtenaar toegevoegd aan de adviseur voor inl<strong>and</strong>se zaken, van<br />

21 februari 1916, welke h<strong>and</strong>elt over Tirto's medewerker en 'vriend' Raden Gunawan<br />

(vgl. Van der Wal 1967:456); er staat niet alleen vermeld dat Gunawan tevoren als<br />

koeliewerver had gefungeerd, maar ook de volgende opmerking: 'Te rechter tijd wist<br />

hij zijne relaties met Tirto adi Soerjo te verbreken en moet hij zich na diens verwijdering<br />

op slinksche wijze in het bezit gesteld hebben van het hotel Samirono, dat aan<br />

dezen of de Medan Priaji behoorde'.<br />

16 Van der Wal 1967:97 (brief van Res. Van Wijk); vgl. ook Korver 1982:19.<br />

17 Adam 1984:211-12. De vergelijking met het door Clockener Brousson en Abdul<br />

Rivai geredigeerde, in Nederl<strong>and</strong> uitgegeven Bintang Hindia is des te interessanter nu<br />

aan dat blad veel a<strong>and</strong>acht wordt besteed in het kort geleden verschenen deel I van <strong>In</strong><br />

het l<strong>and</strong> van de overheerser (1986), in de bijdrage van Harry A. Poeze. Het spreekt<br />

vanzelf, dat kritiek op het regeringsbeleid voor een kritische journalist in de kolonie<br />

zelf nog veel riskanter was dan voor een <strong>In</strong>donesiër, die een blad in het moederl<strong>and</strong><br />

redigeerde.<br />

BIBLIOGRAFIE<br />

Adam, Ahmat B., 1984, The Vernacular Press <strong>and</strong> the Emergence of Modern <strong>In</strong>donesian<br />

Consciousness (1855-1913), Ongepubliceerd proefschrift SOAS, Londen.<br />

Bruijn, J. de, en G. Puchinger, 1985, Briefwisseling Kuyper-Idenburg, Franeker: Wever.<br />

Fromberg, 1926, Mr. P. H. Fromberg's Verspreide Geschriften, Leiden: Leidsche Uitg. Mij.<br />

Koch, D. M. G., 1960, Batig Slot: Figuren uit het oude <strong>In</strong>dië, Amsterdam: De Brug -<br />

Djambatan.<br />

Korver, A. P. E., 1982, Sarekat Islam 1912-1916: Opkomst, bloei en struktuur van<br />

<strong>In</strong>donesië 's eerste massabeweging, Diss. Univ. v. A'dam, Amsterdam: Historisch Seminarium<br />

van de Universiteit van Amsterdam.<br />

Marco Kartodikromo, 1918, 'R. M. Tirto Adhi Soerjo', Sinar Hindia 12/12/1918.<br />

Niel, Robert van, 1960, The Emergence of the Modern <strong>In</strong>donesian Elite, Den Haag: Van<br />

Hoeve.<br />

Petrus Blumberger, J. Th., 1931, De nationalistische beweging in Nederl<strong>and</strong>sch-<strong>In</strong>dië,<br />

Haarlem: Tjeenk Willink.


<strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong> <strong>Toer</strong>, <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong> 469<br />

Poeze, H. A., 1986, 'Van enkeling tot groep', in: H. A. Poeze (ed.), <strong>In</strong> het l<strong>and</strong> van de<br />

overheerser!, pp. 23-90, Dordrecht/Cinnaminson: Foris [KITLV, Verh<strong>and</strong>elingen 100.]<br />

<strong>Pramoedya</strong> <strong>Ananta</strong> <strong>Toer</strong>, 1985, <strong>Sang</strong> <strong>Pemula</strong>, Jakarta: Hasta Mitra. [De Nederl<strong>and</strong>se<br />

versie, De Pionier, verschijnt voorjaar 1987 te Amsterdam: Manus Amici, vert.<br />

Marianne Termorshuizen.]<br />

Sutherl<strong>and</strong>, Heather, 1979, The Makingofa Bureaucratie Elite: The Colonial Transformation<br />

of the Javanese Priyayi, Singapore: Kleinemann.<br />

Tjipto Mangoenkoesoemo, 1927, 'Naar aanleiding van de Relletjes', Publikatie Algemeene<br />

Studieclub in B<strong>and</strong>ung.<br />

Vries, S. de, 1919, Necrologie Tirto Adi Soerja in Ma<strong>and</strong>blad van den Nederl<strong>and</strong>schen<br />

Journalistenkring 268, 16/4/1919.<br />

Wal, S. L. van der, 1967, De opkomst van de nationalistische beweging in Nederl<strong>and</strong>s-<strong>In</strong>dië,<br />

1900-1942, Groningen: Wolters. [Bronnenpublikatie betr. de gesch. v. Ned.-<strong>In</strong>dië 4.]

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!