28.06.2013 Views

Bestand (1.6 MB) - VVOG

Bestand (1.6 MB) - VVOG

Bestand (1.6 MB) - VVOG

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

237<br />

hankelijk van de vraag of het een geplande dan wel een<br />

urgente ingreep betrof (tot 65% voor urgente ingrepen<br />

tegenover 15 à 25% voor geplande operaties) (3).<br />

De diagnose moet zo snel mogelijk worden gesteld. In<br />

sommige gevallen – naargelang het klinisch beeld (zoals bij<br />

apathische verwarring zonder agitatie) – komt de behandeling<br />

traag op gang, waardoor het risico op complicaties<br />

voor de patiënt groter wordt. Een van de meest gebruikte<br />

beoordelingsschalen is de ‘Confusion Assessment Method’,<br />

meestal CAM genoemd (4). Verwarring (en de schaal om<br />

deze te meten) mag niet worden verward met dementie of<br />

chronische cognitieve stoornissen. Verwarring is een plots<br />

optredende, cognitieve stoornis, vaak 24 tot 48 uur na een<br />

operatie, waarvan de symptomen een schommelend verloop<br />

kennen en die omkeerbaar kan zijn. Voor medische<br />

problemen zijn de predisponerende en precipiterende factoren<br />

(5) goed bekend; diezelfde factoren, maar dan meer<br />

specifiek bij een operatie, lijken hiervan te verschillen. In<br />

studies die werden uitgevoerd in een chirurgische setting,<br />

bleken de predisponerende factoren identiek te zijn; de<br />

precipiterende factoren zijn veel minder talrijk (Tabellen<br />

1 en 2). Het type ingreep is belangrijk (hartoperaties, orthopedische<br />

en cataractingrepen bevorderen verwarring);<br />

het type anesthesie – ongeacht of het een locoregionale<br />

dan wel een algemene verdoving betreft – heeft geen<br />

invloed op het risico op verwarring. Een combinatie van<br />

parameters voor kwetsbaarheid (leeftijd, afhankelijkheid,<br />

cognitieve problemen…) en operatieve stress (hypoxie,<br />

pijn, ionenstoornissen…) werkt verwarring bij de patiënt<br />

in de hand.<br />

Tabel 1: Predisponerende factoren voor verwarring.<br />

- Leeftijd<br />

- Hersenpathologie (bijv. dementie of Parkinson)<br />

- Depressie<br />

- Afhankelijkheid<br />

- Zintuiglijke problemen (gezichtsvermogen of gehoor)<br />

- Chronische ziekten (nieren of lever)<br />

Tabel 2: Precipiterende factoren voor verwarring.<br />

- Geneesmiddelen<br />

• Polymedicatie<br />

• Preoperatief gebruik van psychotrope middelen<br />

• Neuroleptica – anticholinergica<br />

- Infecties<br />

- Ionenstoornissen<br />

- Postoperatieve hypoxie<br />

- Postoperatieve pijn<br />

De prognose is vaak ongunstig omdat verwarring gepaard<br />

gaat met een toename van de morbiditeit, de mortaliteit<br />

(van 20 tot 30%) en de duur van de opname. De patiënt<br />

wordt afhankelijk, vooral als hij/zij langdurig stoornissen<br />

blijft hebben (ook wel postoperatieve cognitieve disfunctie<br />

genoemd).<br />

GUNAIKEIA ■ VOL 15 Nr 7 ■ 2010<br />

Er is weliswaar onderzoek gedaan naar de preventie van<br />

deze plotse opstoten van verwarring, maar weinig, terwijl<br />

het toch een vaak voorkomend probleem is. Marcantonio<br />

et al (6) hebben het effect onderzocht van een preoperatief<br />

geriatrisch consult van niet-verwarde patiënten, gevolgd<br />

door een dagelijks bezoek van de geriater tijdens het<br />

verblijf van de patiënt in het ziekenhuis (126 patiënten na<br />

heupfracturen) in combinatie met gericht advies op basis<br />

van een gestructureerd protocol (bijv. zuurstoftoediening,<br />

elektrolytenevenwicht, pijnstilling, stopzetting van nietnoodzakelijke<br />

geneesmiddelen, bewaking van de vochtbalans,<br />

aangepaste aanvoer van voedingsstoffen, snelle<br />

mobilisatie en revalidatie, behandeling van de agitatie). De<br />

groep met interventie vertoonde een daling van het relatieve<br />

risico op verwarring met 36%, vooral voor ernstige<br />

verwarring (relatief risico van -60%). De duur van het ziekenhuisverblijf<br />

is in geen van beide groepen significant<br />

gewijzigd. Lundstrom et al (7) onderzochten het effect van<br />

een educatie- en reorganisatieprogramma van het verzorgend<br />

team op het optreden van verwarring bij patiënten<br />

ouder dan 70. De prevalentie van verwarring was identiek<br />

in beide groepen (controle- en interventiegroep) bij opname,<br />

maar na één week in de interventiegroep waren minder<br />

patiënten nog steeds verward. De duur van de opname<br />

was ook korter in de interventiegroep. Aizawa et al (8)<br />

onderzochten of een verbetering van de slaap-waakcyclus<br />

in de postoperatieve periode dankzij een combinatie van<br />

opioïden en benzodiazepines, verwarring kon voorkomen.<br />

De incidentie van verwarring na een operatie bedroeg 5%<br />

in de interventiegroep tegenover 35% in de controlegroep<br />

(p = 0,023). Deze interventie ging niet gepaard met ernstige<br />

complicaties, buiten wat slaperigheid ’s morgens<br />

(40%). In de database van Cochrane (9) (Cochrane Database<br />

of Systematic Reviews) werden in een review van de<br />

literatuur 8 studies gevonden die worden beschouwd als<br />

relevant; de conclusie van de review is dat de empirische<br />

aanpak nog steeds de voorkeur verdient. De behandeling<br />

van verwarring vereist in de eerste plaats een diagnose en<br />

behandeling van bekende medische precipiterende organische<br />

factoren. Systematisch moet worden gezorgd voor<br />

een aangepaste voeding, eventueel met supplementen,<br />

bewaking van de vochtbalans en preventie van complicaties<br />

van bedlegerigheid. Toediening van geneesmiddelen<br />

in lage doses – tegenwoordig zijn dit doorgaans atypische<br />

neuroleptica (haloperidol, risperidon…) – is zelden aangewezen,<br />

behalve wanneer de patiënt in het ziekenhuis<br />

moeilijk te hanteren gedragsstoornissen vertoont.<br />

Voeding<br />

Het verband tussen peroperatieve voedingsstatus en postoperatieve<br />

morbiditeit is duidelijk aangetoond in de literatuur:<br />

tragere genezing, infectie, langer ziekenhuisverblijf;<br />

zelfs de mortaliteit ligt hoger. Tot 60% van de patiënten<br />

die worden opgenomen, lijdt aan ondervoeding. Door<br />

deze patiënten te identificeren, kunnen de morbiditeit en<br />

de mortaliteit worden verminderd, vooral als dit gebeurt

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!