Blok 18 Voortplanting - VETserieus.nl
Blok 18 Voortplanting - VETserieus.nl
Blok 18 Voortplanting - VETserieus.nl
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
wwww<br />
w.VVEETseriieuus.n<br />
<strong>nl</strong><br />
Beste Student,<br />
De doccumentenn<br />
op <strong>VETserieus</strong>.<strong>nl</strong><br />
zijn alle een bedoeeld<br />
als onndersteun<br />
ning bij<br />
het stuuderen.<br />
DDe<br />
samenvvattingen<br />
worden nagekeke n en door sttudenten<br />
tijdens<br />
het volgen<br />
van de lessenn<br />
en waarr<br />
nodig aa angepast. Dit project<br />
heeft als a doel<br />
foutlozze<br />
samennvattingenn<br />
te biedeen<br />
die me et hun tijjd<br />
meegaan,<br />
ondan nks dit<br />
streveen<br />
is er alttijd<br />
een kkans<br />
dat eer<br />
fouten in de doccumenten<br />
staan. Mocht<br />
je<br />
tijdenss<br />
het lezeen<br />
van dee<br />
samenvaatting<br />
fou uten vinden<br />
kun jee<br />
dat doorgeven<br />
via de<br />
contacctpagina<br />
op de site of direct een maiil<br />
sturen n naar<br />
vetseriieus@gmaail.com<br />
De stuudent<br />
is vverantwooordelijk<br />
vvoor<br />
zijn of haar leermethoode<br />
en vo oor het<br />
uiteinddelijke<br />
resultaat.<br />
AAllemaal<br />
vveel<br />
succe es met de voorbereeidingen!!<br />
Hartellijke<br />
groett,<br />
VETseerieus.<strong>nl</strong><br />
1
Sameenvattinng<br />
Voorttplantinng<br />
Themaa<br />
1Anatoomie<br />
Hoorcolllege<br />
1: i<strong>nl</strong>eidding<br />
Voortplaanting<br />
gaat iin<br />
het wild zzeer<br />
efficiëntt,<br />
omdat dan<br />
de manneelijke<br />
dieren energie ove erhouden<br />
voor de competitie met anderee<br />
mannetjes. Toch zijn er<br />
meerdere redenen omm<br />
in te grijpen<br />
bij de<br />
voortplaanting,<br />
niet aalleen<br />
om heet<br />
te bevordderen<br />
maar ook o voor antticonceptie.<br />
Andere rede enen zijn<br />
bedreigdde<br />
diersoorteen,<br />
fokken, eeconomischee<br />
factoren, hobby<br />
en onzze<br />
eigen huissdieren.<br />
Het doel is te<br />
zorgen ddat<br />
alles optiimaal<br />
verlooopt.<br />
Wanneer<br />
diersoorten<br />
bedreigd zzijn<br />
neemt oover<br />
het alge emeen de<br />
inteelt toe, en daat<br />
is een rreden<br />
om kunstmatig in te grijppen.<br />
Onder deze vorm men van<br />
fertiliteitsbegeleidinng<br />
valt de sellectie<br />
van ouuderdieren<br />
op<br />
bepaalde ffactoren,<br />
veiiligheid<br />
voor mens en<br />
dier, verrminderd<br />
risico<br />
op overddracht<br />
van bbesmettelijke<br />
e ziekten en transport (ssperma<br />
trans sporteert<br />
beter daan<br />
het hele dier).<br />
De cyclus<br />
wordt aangestuurd<br />
door verschillende<br />
hormoneen.<br />
Testosteron<br />
en<br />
oestradiol<br />
spelen n een<br />
belangrijjke<br />
rol bij seksueel<br />
gedrag en bij man nnen bij<br />
agressie. . Ook tijd dens de<br />
dracht sppelen<br />
hormo onen een<br />
belangrijjke<br />
rol, , en<br />
progesteeron<br />
speelt bij alle<br />
dieren eeen<br />
belangrij jke rol in<br />
het behoouden<br />
van de<br />
dracht.<br />
Hormoneen<br />
(eCG bijvoorbeeld<br />
bij het paard) ook gebruikt<br />
om te bbepalen<br />
of het dier<br />
drachtig is.<br />
Of een ddier<br />
bronstig is kun je<br />
te wetten<br />
komen<br />
door<br />
verschillende<br />
onderzzoekstechnieeken:<br />
rectalee<br />
palpatie, echo e , schouuwen,<br />
of naaar<br />
het gedrag<br />
van de<br />
dieren<br />
zelf kijken (bijv. springen<br />
van koeie en).<br />
Bron: HC1 <strong>Voortplanting</strong>, Tom Stout, UUU<br />
Place entae versschillen<br />
errg<br />
per diersoort. d<br />
Bijvoo orbeeld bij hhet<br />
paard is de placenta a over de<br />
hele opppervlakte<br />
vvan<br />
de baaarmoeder<br />
vverspreid.<br />
Bij B het rund<br />
is dit nniet<br />
zo, eve enals bij<br />
gezelschhapsdieren,<br />
wwaar<br />
het uitwwisselingsoppervlak<br />
tussen<br />
moeder een<br />
jong veel kleiner is. Ee en merrie<br />
kan geen<br />
tweeling dragen, de veulens kommen<br />
dan ruimte<br />
tekort en zullen wwaarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
beiden<br />
sterven. Het is als dieerenarts<br />
belaangrijk<br />
tijdigg<br />
in te grijpen n bij tweelinggdracht.<br />
2
Hoorcolllege<br />
2: het vrouwelijke<br />
geslachtsappaaraat<br />
Een gonnade<br />
is het ggeslachtsorggaan<br />
waarin de gameten<br />
gevormd worden. Hieermee<br />
wordt<br />
bij een<br />
mannetjje<br />
de testes bedoeld en bij een vrouuwtje<br />
de ova aria. Bij een embryo kunn<br />
je vanaf week w 4 de<br />
drie kiemmlagen<br />
ondeerscheiden.<br />
DDe<br />
gonaden ontstaan uit het intermeediair<br />
mesodderm,<br />
dat zich h lateraal<br />
aan de somieten<br />
bevvindt.<br />
Het inteermediair<br />
mmesoderm<br />
zwwelt<br />
hiervoor<br />
op. De primordialee<br />
kiemcellenn<br />
uit de ec ctoderme<br />
dooierzaak<br />
migreren richting de genitale lijstt<br />
en initiëren<br />
deze ontwwikkeling.<br />
Heet<br />
urinewegs stelsel en<br />
de gonaddes<br />
ontwikkeelen<br />
zich teggelijk,<br />
dus oook<br />
het nierste elsel valt hieronder.<br />
Het nierstelsel wordt w in 3<br />
fasen aaangelegd:<br />
proonefros,<br />
messonefros<br />
(tott<br />
10 weken) en de ontwikkeling<br />
van de uiteindelijke<br />
nier,<br />
metaneffros,<br />
welke uuit<br />
het achterste<br />
deel vann<br />
de ductus mesonefricu<br />
m s ontstaat.<br />
Bron: Fig. 5‐5, Dycee<br />
Textbook of Veterinary An natomy, 4th eedition<br />
3
Naast de ductus mesonefricus ontstaat vlakbij de gonade ook een ductus paramesonefricus. Tot het<br />
punt dat de geslachtsdifferentiatie tot stand komt blijven beiden ducten aanwezig.<br />
De primordiale kiemcellen migreren naar de presumptieve gonaden en initiëren daar delingen van<br />
het coelomisch epitheel, welke dan gaan opzwellen. Dit vormt de genitale lijst met daarbinnen de<br />
primitieve seksestrengen. De geslachtsdifferentiatie vindt pas plaats na 6 weken, zowel voor de<br />
interne als externe genitalia. De bepaling of de foetus mannelijk of vrouwelijk is komt door het SRY‐<br />
gen.Bij mannen is deze wel aanwezig, bij vrouwen niet. De ductus mesonefricus wordt ook wel de<br />
Buis van Wolff genoemd. De ductus paramesonefricus ook wel deBuis van Müller. Bij vrouwen<br />
vormt de buis van Müller de interne genitaliën, bij mannen gaat deze in regressie onder invloed van<br />
Anti‐Muller hormoon, geproduceerd in de Sertolicellen. Bij mannen is dit juist andersom en zorgt de<br />
buis van Wolff voor de vorming van de interne genitaliën. De primaire seksestrengen gaan bij<br />
mannen over in de testesstrengen die een verbinding maken met de uiteindelijke zaadleider uit het<br />
mesonefros. Bij vrouwen degenereren de testesstrengen, samen met de buis van Wolff en vormt de<br />
buis van Müller de eileiders. Deze staan niet in direct contact met het ovarium, er vindt dus echt een<br />
‘eisprong’ plaats.<br />
De beide ducti paramesonefrici maken contact met de cloaca waardoor een verdikking ontstaat, wat<br />
een fusie geeft tussen de twee ducten, waardoor een lumen ontstaat. Dit wordt uiteindelijk de<br />
uterus. Pas later sterven ook de cellen van het hymen (maagdenvlies), waardoor er een opening<br />
ontstaat. Anders dan bij mensen eindigt de urinebuis bij de meeste dieren in de vagina.<br />
Bron: Dyce, 2010<br />
Bron: Larsen,<br />
2001<br />
De ontwikkeling van de externe genitaliën van de<br />
vrouw gebeurt aan de externe vouwen van de<br />
cloaca met daartussen een cloacaal membraan.<br />
Boven deze vouwen vinden we een tuberculum<br />
genitalis,dat later de clitoris zal vormen. Vanaf<br />
twaalf weken noemen we de cloaca vouwen de<br />
urogenitaal vouwen en membraan en wordt de<br />
anus door het perineum van de vagina<br />
gescheiden. Een genitale zwelling vormt de<br />
buitenste schaamlippen (labia major)<br />
En de genitaal vouwen de binnenste (labia<br />
minor).<br />
4
Er is commmunicatie<br />
ttussen<br />
de eiccel<br />
en granuulosa<br />
cellen via v transzonaale<br />
projecties,<br />
deze gaan n door de<br />
zona pelllucida<br />
heen. . Hier komt oonder<br />
andere<br />
FSH uit, da at ervoor zorrgt<br />
dat de cellen<br />
kunnen delen en<br />
overleveen.<br />
Oestrogeeen<br />
wordt ggeproduceerdd<br />
uit testost teron, dit laatste<br />
is afkoomstig<br />
van de theca<br />
cellen, de<br />
granulosa cellen makeen<br />
er oestroggeen<br />
van.<br />
De baarrmoeder<br />
bestaat<br />
uit coornua<br />
(hoornen),<br />
een corpus c (baarrmoederlichaam)<br />
en ee en cervix<br />
(baarmooederhals)<br />
enn<br />
kan verschillen<br />
tussen ddiersoorten.<br />
Bron: HC vvoortplanting<br />
2011‐<br />
2012 UU<br />
De baarrmoeder<br />
is oopgehangen<br />
aan verschhillende<br />
band den<br />
die sameen<br />
het ligamentum<br />
latumm<br />
worden geenoemd.<br />
Een belaangrijke<br />
funcctie<br />
van de cervix<br />
is het aafsluiten<br />
tijdens<br />
de dracht,<br />
met eenn<br />
slijmprop, dat de kans<br />
op infecties<br />
aanzie<strong>nl</strong>ijk<br />
verkleint.<br />
Ook zonnder<br />
dracht is de ute erus<br />
functionerend<br />
als eeen<br />
endocrienn<br />
orgaan. Zolang<br />
het corpus<br />
luteum nog aanwezzig<br />
is, worddt<br />
er nameliijk<br />
progesteron<br />
geproduuceerd<br />
dat eeen<br />
nieuwe eeisprong<br />
tegeen<br />
gaat. Pas s als<br />
er met bbehulp<br />
van PGF2‐α uit hhet<br />
endomeetrium<br />
luteol lyse<br />
plaatsvinndt<br />
kan er wweer<br />
een eissprong<br />
zijn. Om dit snel<br />
te<br />
bewerksstelligen<br />
is eer<br />
een counntercurrent<br />
ssysteem<br />
tussen<br />
ovarium en uterus. Hierdoor kan<br />
het PGF2‐ ‐α uit de ute erus<br />
weer naar<br />
het ovariuum<br />
zonder uuitverdunning<br />
in de rest van<br />
de circulatie.<br />
Dit syssteem<br />
werktt<br />
alleen zo bbij<br />
herkauwers.<br />
Bij niet‐hherkauwers<br />
ggaat<br />
het via de grote circculatie.<br />
Bro on: Senger, 2003<br />
Vanuit het ovarium<br />
doorlooppt<br />
het eitjje<br />
een aan ntal<br />
structureen:<br />
infundibbulum<br />
(trechhter<br />
voor onttvangst<br />
eicel)<br />
ampulla (bevruchtinngsplaats)<br />
isthmus (onntwikkeling<br />
tot t blastula) uterus. Inn<br />
het eerste deel van<br />
deze tractus<br />
vinden we ook ciliaa<br />
om de eitjees<br />
voorwaart ts te transpoorteren.<br />
Overal<br />
in de hele<br />
tractus<br />
vinden wwe<br />
bovendien<br />
een spierlaaag,<br />
een muccosa<br />
en een submucosa.<br />
Helemaaal<br />
aan het einnde<br />
van de tractus<br />
vindeen<br />
we een aa antal structurren<br />
die nog vvan<br />
belang zijn<br />
bij de<br />
voortplaanting:<br />
‐Vagina (schede; gebboortekanaal/copulatieoorgaan)<br />
5
‐Vestibulum vaginae (deel vagina vanaf uitmonding urethra; klieren; zwelweefsel)<br />
‐Vulva (uitmonding urogenitale tractus omgeven door labia pudendi)<br />
Bij de geboorte zijn alle eicellen (in de vorm van primordiale follikels) aangelegd die gevormd zijn uit<br />
de primaire geslachtscellen, en allemaal in de profase van de meiose. In het ovarium vormen deze<br />
zich om tot echt follikel met daarin een eicel, en dan pas wordt er verder gegaan met de<br />
folliculogenese. Tot aan de pubertijd vind je tot maximaal het stadium van een secundair follikel. In<br />
het ovarium vind je de follikels aan de buitenzijde, de binnenzijde is voornamelijk bindweefsel<br />
(behalve paard). Binnen een ovarium van een cyclisch dier kun je verschillende follikel typen terug<br />
vinden. Een kenmerk van een primordiale follikel is dat er 1laag cellen omheen ligt. Wanneer deze<br />
gaat groeien verandert de cellaag van afgeplat naar kubisch. Wanneer de cellaag eromheen tot 3‐4<br />
lagen dik is noemen we het een secundair follikel. Wanneer de holtes zich tussen deze cellen vullen<br />
met vocht wordt het een vroeg antrale follikel, dat overgaat in een antraal follikel. Atretische follikels<br />
hebben kernen van granulosa cellen die gecondenseerd zijn, en deze follikels overleven de hele<br />
cyclus niet. Voor de precieze uitleg hiervan bekijk Senger blz 24‐30.<br />
Met multilaminaire follikels worden diegene bedoeld met meerdere lagen aan granulosa cellen met<br />
een hoge proliferatieve activiteit. Tussen de G‐cellen vinden we gapjunctions. Buiten de<br />
granulosacellen liggen de theca cellen die onder andere de aa<strong>nl</strong>eg van bloedvaatjes rond de follikel<br />
verzorgen. Binnen in groeit de oöcyt die via transzonale projecties met de granulosacellen kan<br />
communiceren en voeding kan ontvangen.<br />
In de granulosalaag van de follikels vinden we de FSH receptoren, de LH receptoren liggen in de theca<br />
laag.<br />
Bron: Senger fig. 2‐11<br />
6
Werkcollege 1: anatomie van het vrouwelijk voortplantingsapparaat<br />
De vrouwelijke gonaden bij zoogdieren ontstaan uit het intermediair mesoderm. Bij de verdere<br />
uitgroei van de gonaden en met name bij de vorming van ovariële follikels speelt de oernier een<br />
belangrijke rol. Het afvoersysteem van de ovaria ontstaat uit de ductus paramesonefricus en de sinus<br />
urogenitalis. Rond de urogenitale opening ontstaan een tweetal (uro)genitale plooien en een<br />
tuberculum genitale. In vrouwelijke dieren vormt het tuberculum genitale de clitoris en ontwikkelen<br />
zich de genitale plooien tot de (kleine) schaamlippen (labia pudendi vulvae). De gonaden hebben een<br />
tweeledige functie: de vorming van geslachtshormonen en van geslachtscellen. In de ovaria worden<br />
vrouwelijke geslachtshormonen gevormd in follikels bestaande uit een eicel, een granulosa en een<br />
thecalaag en corpora lutea. De vorming vanvrouwelijke geslachtshormonen vindt in de granulosa<br />
plaats, terwijl de precursors van deze hormonen in de theca worden gesynthetiseerd. De<br />
oorspronkelijk zeer kleine follikels groeien sterk uit door celdelingen en celdifferentiatie in granulosa<br />
en theca en holtevorming in de granulosa. Wanneer het follikel een bepaalde grootte bereikt heeft,<br />
kan bij aanwezigheid van de LH piek ovulatie plaatsvinden, waarbij de eicel vrijkomt en afgevoerd<br />
wordt naar de tuba. Na ovulatie ontwikkelt het follikel zich tot een corpus luteum waarin<br />
progesteron en oxytocine wordt geproduceerd. In de tuba kan bevruchting plaats vinden, waarna na<br />
enige tijd het embryo verplaatst wordt naar de uterus en zich kan innestelen in de baarmoederwand.<br />
Wanneer de ontwikkeling van de vrucht voltooid is, wordt het embryo verplaatst naar de distalere<br />
delen van het geslachtsapparaat en vervolgens naar buiten toe.<br />
Bron: studiewijzer voortplanting 2011‐2012, UU<br />
Bij het vrouwelijk dier verdwijnt de ductus mesonefricus en de ductus paramesonefricus wordt de<br />
eileider. In het linkerplaatje kun je al zien dat het een vrouwtje wordt, omdat de ductus mesonefricus<br />
al in regressie gaat. Bij het mannetje gaat juist de ductus paramesonefricus in regressie. De aa<strong>nl</strong>eg is<br />
in principe gelijk. Bij het mannelijk dier blijft de ductus mesonefricus wel bestaan, maar functioneert<br />
eerst alleen als afvoerbuis. Later gaat ook deze bij het mannetje over in de ductus deferens en wordt<br />
later eerst de bijbal en dan de zaadleider. De corticale sexcords vormen onder invloed van<br />
primordiale kiemcellen een zwelling, welke afhankelijk van de hormonale basis het ovarium of de<br />
testes vormen. Hierbij zijn drie soorten cellen betrokken, naast de primordiale cellen ook coeloom<br />
cellen.<br />
7
Bron: MMcGeady<br />
fig. <strong>18</strong>.12<br />
Bij dit proces<br />
zijn geenexpressieffactoren<br />
betrokken,<br />
we elke bepalen wat het geeslacht<br />
wordt.<br />
Hier is<br />
met namme<br />
SRY betrookken,<br />
als deeze<br />
aanwezigg<br />
is wordt de e foetus een mannetje. EEr<br />
zijn ook ee en aantal<br />
andere factoren bijj<br />
betrokken,<br />
bijvoorbeeeld<br />
noodzak kelijk voor de ontwikkeeling<br />
van een e goed<br />
ovarium.<br />
Deze factoren<br />
hoef je nniet<br />
te wetenn,<br />
maar het belangrijskte<br />
b e is dat je weeet<br />
dat zowe el man als<br />
vrouw op<br />
dezelfde wwijze<br />
beginneen.<br />
Bij kunsttmatige<br />
inseeminatie<br />
versschilt<br />
de lengte<br />
en vorm m van de inseeminatiepipeet.<br />
Zo zien we w bij het<br />
varken bbijvoorbeeld<br />
een kurkenttrekker<br />
vormm,<br />
omdat de cervix ook ddeze<br />
vorm heeeft.<br />
Een cer rvix hoort<br />
normaal dicht te zijnn<br />
om infectiees<br />
te voorkommen.<br />
Dit kan op twee verrschillende<br />
mmanieren:<br />
1. Een hele<br />
nauwe ddichte<br />
cervix maken met extra beschermingsrichels<br />
(varken een<br />
rund) of 22.<br />
Met een slijmprop.<br />
Bij het ruund<br />
zitten dee<br />
richels echhter<br />
tegen elkaar<br />
aan waardoor<br />
je erttussen<br />
door wel een recht<br />
kanaal<br />
hebt. Bijj<br />
het varken heb je deze richels ook mmaar<br />
een be eetje in elkaaar,<br />
hierdoor moet je eige e<strong>nl</strong>ijk een<br />
beetje slalommen<br />
de<br />
cervix in. Een kurkenttrekkervorm<br />
(evenals dee<br />
penis van eeen<br />
beer) is hierdoor<br />
nodig omm<br />
naar binneen<br />
te komenn<br />
met een innseminatieap<br />
pparaat. Tijddens<br />
de parinng<br />
moet de beer dus<br />
ook in dee<br />
cervix binnnen<br />
dringen ( (anders dan andere diers soorten).<br />
Een merrrie<br />
moet opp<br />
het optimmale<br />
momentt<br />
gedekt wo orden. Hiertooe<br />
worden de ovaria, uterus u en<br />
cervix gepalpeerd<br />
een<br />
echografisch<br />
gescandd.<br />
Met dit onderzoek kunnen niett<br />
alle typen n follikels<br />
worden herkend; weel<br />
met histologisch<br />
ondeerzoek.<br />
Bij ee en normaal dier liggen dde<br />
follikelcellen<br />
in de<br />
cortex vaan<br />
het ovarium,<br />
dus aann<br />
de buitenzijjde.<br />
Als een dier klaar is om te insemmineren<br />
voel l je in het<br />
ovarium een bolletjee<br />
gevuld meet<br />
vloeistof (wwaarbij<br />
het vloeistof een<br />
onderscheeid<br />
maakt tussen<br />
een<br />
rijp follikkel<br />
(wel) en een corpus luteum (nieet))<br />
welke met m vocht eeen<br />
beetje beeweegbaar<br />
is s. Bij een<br />
merrie ( (als enige) iss<br />
een follikeel<br />
niet goed te voelen, er e is namelijjk<br />
sprake vaan<br />
een ovula atiefossa<br />
(groeve) ) waar de foollikels<br />
in opggenomen<br />
zijn<br />
en dus veel<br />
minder gooed<br />
palpeerbbaar<br />
zijn. Na a training<br />
kun je wwel<br />
het verschil<br />
voelen, mmaar<br />
een echhte<br />
bol gevuld<br />
met vochtt<br />
zul je niet vvoelen,<br />
het follikel f zit<br />
namelijkk<br />
meer in het<br />
merg dan de cortex. HHet<br />
voordeel van deze voorm<br />
is dat dee<br />
ovulatie altijd<br />
in de<br />
groeve pplaatsvindt.<br />
HHierdoor<br />
woordt<br />
het eitjee<br />
na ovulatie bijna 100% zeker opgevvangen<br />
in de e eileider,<br />
terwijl ddit<br />
bij andere<br />
dieren wwel<br />
eens miis<br />
gaat. Bij de hond is ter bescheerming<br />
hierd door een<br />
bursaovarica<br />
(zakje om het ovvarium<br />
heen)<br />
om de eil leider gebouuwd,<br />
maar bbij<br />
een kat gaat het<br />
bijvoorbbeeld<br />
wel eenns<br />
mis. Een eeicel<br />
in de buuikholte<br />
word dt gewoon ggeresorbeerdd.<br />
Een histoologische<br />
beeschrijving<br />
vaan<br />
elk type foollikel;<br />
1. Primordiaal: : een klein foollikel,<br />
met eeen<br />
enkele ce ellaag van plaat<br />
epitheel.<br />
2. Primaire folllikel;<br />
nog steeeds<br />
een eenncellige<br />
laag, maar kubiscch<br />
gewordenn.<br />
8
3. Secundair follikel: er zijn meerdere lagen van kubisch epitheel, en in een verder stadium<br />
maken we onderscheid tussen de verschillende cellagen (theca/granulosa)<br />
4. Tertiair follikel: er komt langzaam aan vocht in het follikel en op het moment dat je<br />
vochtuittreding ziet spreek je van een tertiar follikel. Op dit moment kun je ook spreken van<br />
een pre‐ovulatoir follikel, het moment van dekking.<br />
Bij een teef en poes spreken we vaak van sterilisatie hoewel dit niet correct is, omdat bij een<br />
sterilisatie alleen de eileiders afgebonden worden. Bij een teef en poes worden echter de ovaria, of<br />
ovaria en uterus, als geheel verwijderd, en is het dus een ovari (hyster)ëctomie, of een castratie.<br />
Bron: HC <strong>Voortplanting</strong> 2011‐2012,<br />
UU<br />
Tijdens de ontwikkeling gaat<br />
de mesonefros in regressie en<br />
ontwikkelen de genitale<br />
vouwentot het ligamentum<br />
latum (brede ligament). Dit is<br />
het ligament dat eige<strong>nl</strong>ijk uit<br />
alle ophangbanden bestaat.<br />
‐ Mesovarium: ophangband<br />
van het ovarium<br />
‐ Mesosalpynx:ophangband<br />
van de eileiders<br />
‐ Mesometrium: ophangband<br />
van de uterus<br />
Twee andere ligamenten zijn<br />
het ligamentum<br />
suspensorium (bandje tussen<br />
ovarium en laatste rib aan de<br />
dorsale zijde) en het<br />
ligamentum propium ovarii (tussen ovarium en top van uterushoorn).<br />
Bij een ovariectomie heb je als dierenarts het meeste last van het ligamentum suspensorium, deze<br />
bepaalt namelijk hoever de ovaria uit het dier gehaald kunnen worden voor de operatie. Hoe langer<br />
het ligament, hoe makkelijker dus. Bij de hond haal je dit bandje in principe altijd door, bij de kat niet<br />
omdat hier het ligament heel los is. Van het ligamentum propium kun je ook last krijgen wanneer je<br />
alleen het ovarium wilt verwijderen maar de uterus niet. Dan moet je hem dus doorknippen. Bij<br />
honden is na meerdere loopsheden de uterus wel eens afwijkend, bij katten kun je hem in principe<br />
altijd laten zitten.<br />
In geval van een pyometra wordt een ovariohysterectomie uitgevoerd. Bij de bursa ovarica (zakje om<br />
ovarium heen) zie je dan een lokale peritonitis. Door de pyometra kun je bij de opening van de bursa<br />
ovarica of de eileider ook een beetje pus vinden en dus een peritonitis. Het is dus niet gezegd dat<br />
hier per se de uterus gescheurd moet zijn. Een hond is (anders dan een paard) niet zo heel gevoelig<br />
voor een peritonitis.<br />
Tijdens een ovariëctomie moet je ook bloedvaten<br />
afbinden: arteria vena overica (direct van de<br />
aorta) in het mesovarium en arteria uterina (in<br />
het mesometrium). Tussen de arteria uterina en<br />
de arteria ovarica is er contact.<br />
De uterus van de zeug heeft hele lange hoorns, en<br />
die van het rund slechts kort, dat heeft te maken<br />
met het aantal nakomelingen. Bij het paard zijn de<br />
hoorns niet zozeer heel kort, maar de<br />
Bron: Syllabus <strong>Voortplanting</strong> 2011‐2012, UU<br />
9
gemeenschappelijke uterus ruimte is wel groter. Hierdoor komt een veulen makkelijker dwars te<br />
liggen. Om de uterus te onderzoeken op bijvoorbeeld dracht kun je bij het rund voelen en echoën. Bij<br />
het varken kun je transabdominaal een echo maken.<br />
Bij het varken worden baarmoedercontracties verondersteld een bijdrage te leveren aan het<br />
transport van sperma. Tijdens een dekking wordt het sperma direct in de uterus gebracht. Deze<br />
contracties zijn essentieel door de lange hoorns, het sperma moet helemaal naar de ampulla.<br />
Bovendien moet het sperma omhoog (net als paard), dus tegen de zwaartekracht in en<br />
ondersteuning is dan handig. Bij het rund ligt alles ventraal dus dan hoeft het niet.<br />
Practicum 1: het vrouwelijke geslachtsorgaan<br />
Macroscopie:<br />
Herkauwers hebben op de placenta vele karunkels, verdikkingen op plaatsen van de uterus wand<br />
waar geen afvoergangen of klieren voorkomen. Het is een celrijke dikke laag bindweefsel direct<br />
onder het epitheel met zeer veel bloedvaatjes. De functie van karunkels is de vorming van de<br />
maternale kant van de placenta.<br />
In de uterus vinden we zoals gezegd ook veel klieren, welke o.a. de mestruatiecyclus kunnen<br />
beïnvloeden. Eén van deze stoffen is PGF2‐α.<br />
Jonge dieren hebben aan de binnenzijde van de vagina nauwelijks plooien. Dat verandert drastisch<br />
tijdens de loopsheid. Bij het rund vinden we vestibulumklieren in de vagina.<br />
Vliezen en ligamenten<br />
De craniale bevestiging van het hele systeem is het ligamentum suspensorium ovarii bij het<br />
vrouwelijke dier. Naar caudaal volgt dan de bevestiging van het ovarium aan de uterus, het<br />
ligamentum proprium ovarii dat naar caudaal vervolgd kan worden in het ligamentum teres uteri dat<br />
aansluit bij de buikwand ter hoogte van de liesring. (Bij de teef is ook een processus vaginalis<br />
aanwezig waarin het lig teres doorloopt. Hierdoor komt bij de teef ook een liesbreuk voor.) De<br />
ligamenten zijn stevige bindweefselstrengen. Het ovarium, de eileider en de uterus zijn ook door het<br />
ligamentum latum opgehangen aan de lichaamswand.<br />
Ligamentum latum = mesovarium + mesosalpynx + mesometrium<br />
De mesosalpinx is een zijplooi van het mesovarium die zich in meer of mindere mate om het ovarium<br />
heen uitstrekt en zo de bursa ovarica vormt. Bij het rund liggen de uterushoorns in de vorm van een<br />
spiraal naar ventraal. De plaats waar de beide hoorns elkaar raken wordt overspannen door het<br />
ligamentum intercornuale dat een belangrijk markering is bij het rectale onderzoek van de<br />
geslachtsorganen.<br />
Vascularisatie<br />
In het mesovarium loopt de a. ovarica en de v. ovarica die naar het ovarium en het craniale deel van<br />
de uterus lopen. In het mesometrium loopt de a. uterina. De a uterina takt bij de vleeseters af van de<br />
a vaginalis in het bekken. Bij de herkauwers takt de a uterina van de a umbilicalis en bij het paard van<br />
de a iliaca externa. Kennis van het verloop van deze arterieën is belangrijk bij castraties en<br />
sterilisaties.<br />
Microscopie:<br />
Bij de geit is het mogelijk om onderscheid te maken tussen geluteïniseerde granulosa cellen en<br />
geluteïniseerde theca interna‐cellen. De granulosaluteïne cellen zijn groot en bolvormig, terwijl de<br />
theca‐luteïne cellen kleiner zijn en veelal donkerder aankleuren. De luteïne cellen produceren<br />
progesteron dat ervoor zorgt dat er geen nieuwe ovulatie kan plaatsvinden en/of dat de<br />
zwangerschap in stand blijft.<br />
De wand van de uterus is opgebouwd uit 3 lagen: perimetrium, myometrium en endometrium. Het<br />
perimetrium is identiek aan de tunica serosa welke alle organen in de buikholte bekleedt. Het<br />
10
myometrium (tunica muscularis) bestaat uit twee lagen glad spierweefsel; een dikke inwendige<br />
circulaire laag en een dunnere uitwendige longitudinale laag. Tussen beide lagen ligt een laag<br />
bindweefsel met veel bloedvaten; het stratum vasculare. Het endometrium (tunica mucosa) bestaat<br />
uit epitheel (mucosa) met de daaronder liggende bindweefsellagen (tunica submucosa). Het<br />
onderliggende bindweefsel (tunica submucosa) kan verdeeld worden in een direct<br />
onder het epitheel gelegen stratum compactum gevolgd door een laag celarm losmazig bindweefsel,<br />
het stratum spongiosum. Vooral in de afvoergang dragen de cellen duidelijk herkenbare ciliën. Ook<br />
het oppervlakteepitheelvan het endometrium draagt trilharen. (zie plaatje practicum studiewijzer)<br />
Pathologie:<br />
Twee casuïstieken.<br />
Casus 1: Duitse herder teef, gedurende 3 weken slijmerige uitvloeiing en vage ziekteverschijnselen, al<br />
jaren behandeld met prikpil.<br />
Een hoog progesteron gehalte kan naast door anticonceptiemiddelen ook komen dus een tumor van<br />
het ovarium of een persisterend corpus luteum. De effecten van progesteron zijn een zwelling van de<br />
epitheellaag waarbij de cellen groter, meer en onregelmatiger worden. Progesteron heeft bovendien<br />
een immunosupressieve werking (iets dat ook tijdens de oestrus optreedt). Een tweede probleem<br />
dat ontstaat, is een te hoog gehalte aan groeihormoon als gevolg van teveel progesteron waardoor<br />
acromegalie kan ontstaan. Een bijwerking van een te hoog GH is weer een insulineresistentie met<br />
diabetes als gevolg.<br />
Macroscopisch zien we bij deze hond veel cystes in de baarmoeder, een cysteuze endometrioum<br />
hyperplasie. Dit is in de coupe ook terug te vinden, met veel cysteuze verwijdingen, onregelmatig<br />
epitheel, slijmerige inhoud. Er is geen sprake van een ontstekingsbeeld.<br />
Casus 2: Boxer teef van 9 jaar, sinds 5 maanden PU/PD, geen vaginale uitvloeiing, wel een<br />
onregelmatig vergrote uterus. De hond heeft geen jongen gehad of anticonceptie.<br />
We denken hierbij aan pyometra, waarbij de PU/PD kan ontstaan door toxines die de nieren<br />
aantasten. In de coupe zien we dat het epitheel weg is en deels necrotisch. Bovendien zien we veel<br />
ontstekingscellen, vooral neutrofielen, dus we spreken van een purulente ontsteking.<br />
Klinische diagnostiek:<br />
Je begint met inspectie en palpatie (oppervlakkig en diep). Tijdens de palpatie van de uterus en de<br />
ovaria maak je een zigzaggende beweging van voor naar achter en boven naar beneden. Bij een teef<br />
hoor je in principe niets te kunnen voelen. Vervolgens inspecteer je de vulva, zowel de mucosa als de<br />
fossa clitoridis. Hierbij let je op allerlei aspecten en in het bijzonder de uitvloeiing. Als je vervolgens<br />
inwendig onderzoek wilt doen en de mogelijkheid om bacteriologisch onderzoek te behouden zul je<br />
allereerst een swab moeten nemen van de vagina. Hetzelfde geldt voor een uitstrijkje op een glaasje.<br />
Hierna kun je respectievelijk de vaginoscopie en een touché doen, waarbij je let op het dorsaal<br />
blijven in verband met de gevoelige clitoris ventraal.<br />
Bij een reu begin je ook met inspectie en palpatie van de voorhuid en penis. Vervolgens dien je de<br />
penis uit te schachten om de bulbus en de mucosa te kunnen beoordelen. Ook het scrotum en de<br />
inhoud wordt beoordeeld, en je eindigt met een rectaal touché voor de prostaat beoordeling.<br />
Toevoegingen uit Senger H2, vergeet nooit de plaatjes te bekijken<br />
De lagen van de reproductie tractus lijken veel op die van de darm en bestaan uit van binnen naar<br />
buiten:<br />
1. Serosa: enkele laag cellen dat de tarctus bedekt. In de uterus noemen we dit deel ook wel<br />
het perimetrium dat continu is met het peritoneum en de serosa laag van de mesosalpinx.<br />
2. Muscularis: een dubbele laag met de buitenste longitudinaal en binnenin circulair. Deze<br />
kunnen contraheren en voortstuwen. Deze wordt ook wel samen het myometrium in de<br />
11
uterus genoemd, welke onder invloed van oestrageen hoog tonisch is en onder invloed van<br />
progesteron lage motiliteit heeft.<br />
3. Submucosa: bevat de bloedvaten, lymfevaten en zenuwen. Het bestaat met name uit<br />
bindweefsel. De uterusklieren ontwikkelen zich in de mucosa maar dringen later door tot in<br />
de submucosa. Deze produceren stoffen die de overleving en de functie van een nog niet<br />
geïmplanteerd embryo verzorgen. De secretie van de uterus klieren verandert onder invloed<br />
van het cyclus stadium.<br />
4. Mucosa; laag van epitheel, met verschillende functies afhankelijk van de lokatie in de tractus.<br />
De submucosa en de mucosa wordt in de uterus ook wel het endometrium genoemd. De<br />
mucosa in de uterus is belangrijk bij de afscheiding van materialen die goed zijn voor sperma<br />
en het embryo. Het endometrium bevat bovendien ook veel vouwen en karunkels (alleen bij<br />
herkauwers) welke beiden bijdragen aan de vorming van de placenta door rijkelijke<br />
doorbloeding (karunkel) of oppervlakte vergroting (vouwen).<br />
Op een zeker moment in de cyclus produceert het endometrium prostaglandine F2‐alpha wat een<br />
luteolyse veroorzaakt.<br />
Er zijn meerdere typen van follikels binnen het ovarium te vinden, allemaal op hetzelfde moment.<br />
‐ Primordiale follikels: microscopisch klein, te vinden in de cortex en de oöcyt is omgeven<br />
door een enkele laag cellen.<br />
‐ Primaire follikel: is een iets verder stadium maar nog steeds klein en omgeven door een<br />
enkele laag kubische cellen. Deze en bovenstaande zijn al voor in een levenslange voorraad<br />
bij de geboorte aanwezig.<br />
‐ Secundaire follikel: deze is nog steeds microscopisch klein maar heeft een dubbele of<br />
meerlagige epitheellaag om het eitje heen. Er is nog geen antrum (holte) gevormd tussen de<br />
oöcyt en de epitheellaag. De oöcyt wordt wel omgeven door een dikke doorzichtige laag:<br />
zona pellucida.<br />
‐ Antraal follikel: wordt gekenmerkt door een met folliculaire vloeistof gevulde holte, het<br />
antrum. Soms wordt dit follikel ook wel een tertiair follikel genoemd wanneer deze nog niet<br />
tot uiteindelijke grootte is uitgegroeid. Deze follikels bestaan inmiddels uit 3 verschillende<br />
lagen;<br />
o Theca externa: losmazig bindweefsel dat het follikel ondersteunt.<br />
o Theca interna: productie van androgenen onder de invloed van LH. In het bijzonder<br />
testosteron.<br />
o Granulosa cellaag: zijn verantwoordelijk voor de groei van de oöcyt en produceren<br />
onder invloed van FSH oestradiol uit testosteron. Bovendien kunnen ze ook inhibine<br />
en folliculaire vloeistof maken.<br />
‐ Corpus luteum: na de eisprong verandert het follikel via een corpus hemorraghicum in een<br />
geel lichaam. De cellen van de granulosa laag en de theca interna gaan luteïniseren en<br />
worden zo een CL. Deze produceert progesteron wat essentieel is voor het behoud van een<br />
zwangerschap.<br />
De eileider bestaat uit een infundibulum (opvang plek voor ei na ovulatie) welke fimbriae bevat, een<br />
ostium dat de opening tussen ampulla en infundibulum is, ampulla (plaats van bevruchting) en een<br />
isthmus (welke de eileider met de uterus verbindt en smaller is dan de andere delen). Het gladde<br />
spierweefsel in de tractus zorgt ervoor dat de oöcyt richting de uterus gaat.<br />
Na bevruchting blijft de nieuwe gevormde zygote een aantal dagen in de eileider om kans te geven<br />
de uterus weer schoon te maken na de bevruchting. Bij de koe zou de uterutuberaal junctie (tussen<br />
eileider en uterus) een knik vormen onder invloed van oestradiol en zo een rol bij dit proces spelen.<br />
12
De cervix vormt bij sommige dieren een barrière tegen sperma (ooi, koe, teef en poes) maar niet bij<br />
allemaal (merrie, zeug). Wel vormt het een isolatie tegen de buitenwereld bij zwangerschap door het<br />
vormen van een slijmprop. In de koe, merrie en teef gaat de cervix iets de vagina in en vormt daar<br />
een crypte, de fornix vagina.<br />
Richting de caudale delen verandert het cellulaire gedeelte van de vagina, omdat deze embryologisch<br />
van andere delen afstammen. Het craniale deel is afkomstig van de paramesonefros, terwijl het<br />
caudale deel afstamt van een ingevagineerd deel van de urogenitaal sinus. Het craniale deel heeft<br />
hoge secretoire activiteit en bestaat uit columnair epitheel. Het caudale deel heeft afgeplat<br />
gestratificeerd epitheel. Het caudale deel noemen we ook de het vestibulum . In dit deel kun je met<br />
nauwkeurige sectie ook overblijfselen van de Wolffian duct aantreffen, de Gartnerse ducten. Deze<br />
hebben overigens geen functie meer. Het ventrale deel van de vestibulum bevat de citoriale fossa en<br />
daarninnen de clitoris. In de submucosa van het vestibulum vinden we de vestibulaire klieren, welke<br />
gedurende de oestrus een muceuze afscheiding uitscheiden. De vulva is het externe deel van de<br />
genitaaltractus van de vrouw.<br />
Aanvullingen vanuit de studiewijzer, anatomie teef en poes<br />
Het ovarium is bij de teef geheel en bij de poes gedeeltelijk bedekt door een laterale zijplooi<br />
(mesosalpinx) van het mesovarium. Beide vliezen omsluiten een holte, de bursa ovarica, waarin het<br />
ovarium ligt.<br />
De ophangband van het ovarium, het mesovarium, waarin in craniale richting het stevige<br />
ligamentum suspensorium verloopt, vormt samen met het mesometrium het ligamentum latum.<br />
Deze ligamenta, en dus ook de wand van de bursa ovarica bevatten bij de teef meestal veel vet.<br />
Tussen ovarium en uterushoorn verloopt het ligamentum ovarii proprium. Vanaf de punt van de<br />
uterushoorn verloopt in de vrije rand van de laterale zijplooi van het mesometrium een<br />
bindweefselstreng, het ligamentum teres uteri, in de richting van het lieskanaal (bij de teef loopt<br />
deze streng door het lieskanaal tot in de processus vaginalis).<br />
Gedurende de eerste dagen van de folliculaire<br />
fase zullen met het blote oog nauwelijks<br />
follikels op de ovaria zijn waar te nemen. In de<br />
tweede helft van de folliculaire fase nemen ze<br />
echter snel in omvang toe om in de oestrus te<br />
ovuleren. De ovulatie van de oöcyten zal in het<br />
algemeen binnen 24 uur plaatsvinden. Na de<br />
ovulatie ontwikkelen zich de corpora lutea, die<br />
bij de hond lang, 70‐90 dagen, blijven bestaan.<br />
De circa 8 cm lange, erg gekronkeld<br />
verlopende tuba ligt bij de teef voor een groot<br />
deel in de wand van de veel vet bevattende<br />
bursa.<br />
De uterushoornen zijn in de anoestrus plat en<br />
dun (enkele mm’s dik) en voelen zacht aan.<br />
Door de secretie van oestrogenen vlak voor<br />
het begin van de loopsheid zal de uterus sterk<br />
doorbloed en dus hyperemisch worden. De<br />
doorsnede van de hoornen wordt 2‐4 keer zo<br />
groot als tijdens de anoestrusfase.Tevens gaan<br />
de hoornen een ronde vorm aannemen en<br />
stugger aanvoelen.<br />
Bron: Syllabus <strong>Voortplanting</strong> 2011‐2012 p. 2, UU<br />
13
Kleine capillairen in het endometrium zullen gaan knappen of bloed door aan laten (diapedesis), dat<br />
vrij in het lumen van de uterushoornen terechtkomt en naar buiten afvloeit. Aan het eind van de<br />
metoestrus periode en in het begin van de anoestrus worden dehoornen weer dun en plat.<br />
Het endometrium bestaat uit bedekkend epitheel en de propria, die zich in de volgende twee lagen<br />
laat onderscheiden: het stratum compactum, dat erg celrijk is en het stratum spongiosum, dat<br />
bestaat uit losmazig weefsel waarin zich de bloedvaten en de klierbuizen bevinden; hierna volgt het<br />
stratum basale. Het myometrium bestaat uit een inwendige circulaire en een uitwendige<br />
longitudinale laag, met ertussen het stratum vasculare. De buitenzijde van de uterus is het<br />
perimetrium of de serosa. In de anoestrus is de cellaag, die het lumen begrenst laag, evenals het<br />
epitheel van de klierbuizen die een wijd lumen hebben. Tijdens de oestrus en de metoestrus zijn de<br />
cellen hoog met een basaal gelegen kern (progesteron invloed!). De klierbuizen gaan in de lengte<br />
toenemen en komen dientengevolge meer gekronkeld in het stratum spongiosum te verlopen.<br />
De ovaria en uterus worden door twee belangrijke arteriën, respectievelijk de A. ovarica en de A.<br />
uterina van bloed voorzien. De A. ovarica komt rechtstreeks van de aorta af en is erg gekronkeld<br />
zowel vóór als na het binnengaan van het ovarium. De arterie voorziet het ovarium, de tuba en het<br />
craniale deel van de uterushoorn van bloed. De rest van de uterus wordt van bloed voorzien door de<br />
A. uterina, die via de A. vaginalis – die ook naast de vagina, het rectum, de blaas en de urethra van<br />
bloed voorziet – en vervolgens de A. pudenda interna ontspringt uit de A.iliaca interna. De A. uterina<br />
verloopt in het ligamentum latum en eindigt in een tak naar de tuba. De beide arteriën vormen bij de<br />
hond geen belangrijke anastomoses, wat wel het geval is bij vele andere diersoorten. De<br />
bloedvoorziening van ovarium en uterus blijkt dus vrijwel onafhankelijk van elkaar te gebeuren.<br />
Alleen in het ligamentum latum zijn kleine anastomoses aanwezig. Ter hoogte van het craniale deel<br />
van de uterushoorn en caudaal bij het corpus uteri liggen de arteriën dicht bij de uterus; ter hoogte<br />
van het middelste deel van de uterushoorn liggen ze echter enkele centimeters van de uterus af.<br />
Als de vagina onderzocht wordt met een vaginoscoop is de cervix niet waarneembaar omdat in het<br />
craniale deel van de vagina de dorsale vaginawand als een plooi op de ventrale bodem ligt. Aan deze<br />
plooi zijn de cyclische veranderingen het beste waar te nemen.<br />
Bron: Syllabus <strong>Voortplanting</strong> en Obstetrie 2011‐2012, p. 2<br />
14
Hoorcolllege<br />
3: het mmannelijk<br />
gesslachtsapparraat<br />
De primordiale<br />
kiemmcellen<br />
migrreren<br />
via de darm (oerd darm) actief naar de gennitale<br />
lijsten,<br />
de plek<br />
waar dee<br />
gonaden ziich<br />
gaan onttwikkelen.<br />
AAlleen<br />
bij vogels<br />
komen deze cellen via de bloe edstroom<br />
naar de genitale lijsst.<br />
Tijdens ddeze<br />
migratiie<br />
delen de cellen mitootisch<br />
en stooppen<br />
met delen bij<br />
aankomsst<br />
in de lijst. Cellen die niet<br />
in apoptoose<br />
gaan wanneer<br />
ze nieet<br />
in de genittale<br />
lijst aank komende<br />
kunnen een teratooom<br />
vormen neoplasie<br />
van pluripot tente kiemcellen.<br />
Mannelijke<br />
dieren n hebben<br />
pas weer<br />
meiotisch ddelende<br />
celleen<br />
in de pubbertijd.<br />
SRY gen staat voor hhet<br />
Testes deeterming<br />
facttor.<br />
Wannee er dit gen acttief<br />
wordt koomen<br />
er een heleboel<br />
processeen<br />
op gang een<br />
wordt het een mannellijk<br />
dier. Een voorbeeld vvan<br />
het belanng<br />
van deze stoffen is<br />
te zien bbij<br />
een kweeen,<br />
oftewel eeen<br />
freemarttin.<br />
Hierbij vindt<br />
uitwisseeling<br />
van blooed<br />
plaats tu ussen een<br />
mannelijjk<br />
en vrouwelijk<br />
embryoo.<br />
Hierdoor kkrijgt<br />
het vro ouwelijk dier<br />
te veel tesstosteron<br />
bin nnen. De<br />
ovaria ziijn<br />
hierdoor bijvoorbeeld<br />
vervangenn<br />
door testic culair weefseel.<br />
Mannelijkke<br />
embryo’s zijn hier<br />
niet gevooelig<br />
voor, geen<br />
signaal iis<br />
immers eeen<br />
vrouw, we el een signaaal<br />
is man.<br />
De primiitieve<br />
seksekkoorden<br />
ontwwikkelen<br />
zichh<br />
tot testes strengen s en de gang vann<br />
Wolf groeit naar het<br />
testesweeefsel,<br />
dat uuiteindelijk<br />
dde<br />
afvoergang<br />
wordt va an de spermmatozoa.<br />
Cenntraal<br />
vinde en we de<br />
primitievve<br />
kiemcellen<br />
die de spermatozoa<br />
kuunnen<br />
vorme en. In de periferie<br />
vindenn<br />
we de serto oli cellen.<br />
Sertoliceellen<br />
zijn verzorgende<br />
cellen<br />
die allerlei<br />
stoffen n hebben diee<br />
de spermaatozoa<br />
nodig g hebben<br />
voor de ontwikkelingg.<br />
Bovendienn<br />
vormen zijj<br />
met tight ju unctions eenn<br />
bloed‐testees<br />
barrière omdat o de<br />
spermaccellen<br />
haploid,<br />
en dus lichaamsvreemmd<br />
zijn. Leydigcellen<br />
vindden<br />
we in heet<br />
mesenchym<br />
en zijn<br />
de cellenn<br />
die testostteron<br />
maken.<br />
In de eerstte<br />
levensfase e komen deze<br />
cellen weeer<br />
tot rust en n worden<br />
weer acttief<br />
gedurende<br />
de puberttijd.<br />
Een testikel onttwikkelt<br />
zich h in de buikhholte,<br />
maar deze hange en in een<br />
volwwassen<br />
dier buiten in he et scrotum ( een lagere ttemperatuur<br />
r is beter<br />
voor<br />
het spermaa).<br />
Alleen bij j olifanten is dit niet het geval, evena als vissen<br />
en vvogels,<br />
waarbij<br />
we de testikels inttra‐abdominaal<br />
vinden. Mogelijk<br />
houden<br />
de luchhtzakken<br />
van<br />
de vogel de testikelss<br />
ook koel, helemaal<br />
duiddelijk<br />
is dit niet. Een be elangrijke structuur<br />
die zorgt voor het naar<br />
buitten<br />
treden van het tes stikel is hett<br />
gubernacuulum<br />
testes (blauwe<br />
struuctuur).<br />
Dezee<br />
geleidt het testikel dooor<br />
de buikhollte<br />
en lieskan naal naar<br />
het scrotum (paarse st tructuur), hhierbij<br />
moeet<br />
de oph hangband<br />
(meesorchium)<br />
vvan<br />
het scrot tum ook langger<br />
worden. In het guber rnaculum<br />
vindden<br />
we geenn<br />
spiercellen n om dit prooces<br />
te beweerkstelligen,<br />
maar hij<br />
worrdt<br />
dikker en korter. Hier rdoor trekt deze<br />
de testiss<br />
het scrotum m in.<br />
Bron: : Dyce 2010 ffig.<br />
5‐20<br />
HHet<br />
coeloommepitheel<br />
pro olifereert<br />
saamen<br />
met het mesenc chym, dit<br />
wwordt<br />
gestimuleerd<br />
door d de<br />
primaire<br />
kiemmcellen.<br />
DDe<br />
primitieve<br />
sekse ekoorden<br />
ontstaan<br />
door<br />
actieve gro oei vanuit<br />
de<br />
ductus mmesonefricus<br />
s richting<br />
het<br />
gonadde<br />
weefse el. Het<br />
proliferatievee<br />
coeloom mepitheel<br />
vormt<br />
de primitieve p<br />
seeksestrengenn,<br />
welke e de<br />
primordiale<br />
kkiemcellen<br />
be evat.<br />
15
Het tweede<br />
wat er gebeurt, is dat het lieskanaal<br />
opge erekt wordt, hierdoor glijdt<br />
het test tikel naar<br />
benedenn.<br />
Na dit prooces<br />
gaat heet<br />
gubernacuulum<br />
in regressie,<br />
de ligamenten<br />
diee<br />
hiervan ov verblijven<br />
zetten hhet<br />
testikel vvast<br />
in het sscrotum<br />
(sommmige<br />
diere en kunnen hhun<br />
testikel wel optrekk ken in de<br />
winter). Zoals je kunt<br />
zien is het scrotum eigee<strong>nl</strong>ijk<br />
gewoo on een voortzzetting<br />
van dde<br />
buikwand.<br />
Heet<br />
cavum vaginale is een<br />
vooortzetting<br />
vvan<br />
de buik kholte en<br />
duus<br />
in open verbinding met de<br />
buuikholte.<br />
Tijjdens<br />
een castratie<br />
kuunnen<br />
enerzzijds<br />
bacteriën<br />
naar<br />
binnen,<br />
anderrzijds<br />
darmlis ssen naar<br />
buuiten.<br />
Crryptorchidie<br />
is als de testikels<br />
niet<br />
goed indalen, bi‐ of<br />
unilateraaal.<br />
De testikkels<br />
zijn intraa‐abdominaaal<br />
of inguinaa al (in het liesskanaal)<br />
geblleven.<br />
Het ka an ook zo<br />
zijn dat dde<br />
testikels ssubcutaan<br />
ligggen<br />
(ectopiisch)<br />
De sper rmatogenesee<br />
loopt door hogere tem mperatuur<br />
minder een<br />
er is meer<br />
kans op tumoreuze<br />
onttaarding<br />
van n het testikel.<br />
Wel is de testosteron<br />
productie p<br />
normaal dus het dieer<br />
heeft zichh<br />
wel goed mannelijk ontwikkeld. o BBij<br />
paarden noemen we e dit een<br />
klophengst.<br />
Het scrotum<br />
volgt in grote lijnen de buikwand<br />
anatomie. Plaatjes uitt<br />
HC.<br />
Bron: Dyyce,<br />
2010 figg.<br />
5‐<strong>18</strong><br />
16
Tunica ddartos<br />
is gladd<br />
spierweefssel<br />
dat de teestikels<br />
net iets meer naaar<br />
het lichaaam<br />
toe kan trekken.<br />
Ook mett<br />
de muscullus<br />
cremasteer<br />
kunnen dde<br />
testikels ook o omhoogg<br />
getrokken worden, ma aar dit is<br />
dwarsgeestreept<br />
spieerweefsel<br />
en kan dus nieet<br />
langdurig functionereen.<br />
In de scrootumhuid<br />
vi inden we<br />
ook bloeedvaten<br />
en zweetklierenn<br />
om de huuid<br />
af te kun nnen koelen.<br />
Er is tot sslot<br />
ook een counter<br />
current systeem (pleexus<br />
pampinniformes<br />
tusssen<br />
de v. sp permatica en<br />
de a. testiicularis)<br />
waa ardoor er<br />
iets koudder<br />
bloed bijj<br />
het testikel komt door eeen<br />
tegenstr room van artteriëel<br />
en veneus<br />
bloed.<br />
De Wolffian<br />
en Müüller<br />
ductenn<br />
zijn gepaaard,<br />
dus lin nks en rechtts<br />
aanwezigg.<br />
AMH (an nti‐müller<br />
hormoon)<br />
zorgt er bbij<br />
mannetjee<br />
voor dat dde<br />
buis van Müller in regressie<br />
gaatt<br />
(paramesof frenicus).<br />
Deze woordt<br />
afgegeveen<br />
in reactie op de aanwwezigheid<br />
van n SRY.<br />
De afvoeer<br />
van het ssperma<br />
gaatt<br />
uit de zaadbuisjes<br />
rete testes ductuli eefferentes<br />
ductus<br />
epididymmidis<br />
ducttus<br />
deferens.<br />
Bron: HC 3 <strong>Voortplanting</strong><br />
20111‐2012,<br />
UU<br />
Naast zaaadcellen<br />
zijn<br />
er accessooire<br />
geslachtsklieren<br />
die e stoffen maaken<br />
om toee<br />
te voegen n aan het<br />
ejaculaat.<br />
Bijvoorbeeeld<br />
stoffen ddie<br />
de spermmacellen<br />
aanzetten<br />
tot beweging,<br />
dee<br />
pH goed te houden.<br />
De accesssoire<br />
geslacchtsklieren<br />
zijn:<br />
• Zaadbllaasjes<br />
• Ampulla<br />
ductus deeferrentis<br />
• Prostaat<br />
• Bulbo‐ ‐urethraalklieeren<br />
Deels onntstaan<br />
deze uit de ductuus<br />
mesonefriicus<br />
en de sinus<br />
urogenittalus.<br />
Een vaarken<br />
heeft een e grote<br />
hoeveelhheid<br />
van deeze<br />
klieren, met name GGlandula<br />
bulbourethraliss<br />
en dus veeel<br />
ejaculaat t. Andere<br />
diersoorrten<br />
zullen soommige<br />
klierren<br />
niet eenss<br />
hebben. (zi ie schema prracticum).<br />
De peenis<br />
ontsta aat uit<br />
mesenchhymale<br />
cel llen die<br />
naar hett<br />
cloaca geb bied gaan<br />
en daar<br />
twee plooien<br />
vormen. . Deze plooien<br />
fuseren en mak ken het<br />
tuberculum<br />
genitale e.<br />
Bron: Dyyce<br />
2010, fig 5‐10<br />
17
Tussen dde<br />
anus en de<br />
urogenitaaal<br />
ruimte kommt<br />
een septu um, dat het eeinde<br />
van dee<br />
benaming cloaca c is.<br />
De peniss<br />
groeit uit en<br />
wordt grotter.<br />
Hierin vinden<br />
we een n endoderm weefsel dat een urethra ale plaat<br />
vormt enn<br />
zich oprolt om de uretrra<br />
opening tee<br />
vormen. Wanneer W de pplooien<br />
zich oonvoldoende<br />
e<br />
vergroeien<br />
kun je eeen<br />
open uretra<br />
opening zzien.<br />
De uretrale<br />
plaat looopt<br />
niet heleemaal<br />
door tot<br />
het<br />
gaatje, mmaar<br />
het laattste<br />
stuk wordt<br />
gevormdd<br />
door ectode erm cellen die<br />
het buisjee<br />
opvullen.<br />
Er zijn ttwee<br />
soorteen<br />
penissen: fibro‐elastiisch<br />
en mus sculovasculaair.<br />
De mussculovasculaire<br />
penis<br />
(hond, kkat,<br />
mens, ppaard)<br />
neemmt<br />
tijdens een<br />
erectie toe t in lengtte<br />
en dikte door vulling g van de<br />
zwellichaamen.<br />
Hiervvoor<br />
is parasympathischhe<br />
stimulatie e nodig (russtige<br />
omgeving!).<br />
Er mo oet meer<br />
bloed aaangevoerd<br />
nnaar<br />
de zweellichamen,<br />
dus de arte eria pudendda<br />
interna mmoet<br />
wijder r worden<br />
(werkingg<br />
van viagra door remmming<br />
fosfodiëësterase<br />
en minder afbraak<br />
cGMP) . Hiervoor wordt w via<br />
cGMP veerlaagd<br />
en ddaardoor<br />
de calciumconccentratie<br />
verlaagd<br />
en eeen<br />
relaxatie bewerkstelli igd. Door<br />
ritmischee<br />
contractiees<br />
van de mm.<br />
ischiocavvernosus<br />
en n bulbospongiosus<br />
wordt<br />
een blo oedpomp<br />
gevormdd.<br />
Hierdoor vvermindert<br />
dde<br />
veneuze afvoer van de d penis, en blijft het blooed<br />
erin. Do oordat de<br />
buitenkaant<br />
van dee<br />
penis uit bindweefseel<br />
bestaat kan de binnnenkant<br />
teegen<br />
de bu uitenkant<br />
“opgepoompt’<br />
worden<br />
(fietsband binnen en bbuitenband<br />
vergelijking).<br />
v<br />
Het fibroo‐elastisch<br />
ttype(varken,<br />
, rund en kleine<br />
herkau uwers) maakkt<br />
ook gebruuik<br />
van zwellichamen<br />
maar heet<br />
is verschil is dat deze een minderr<br />
grote invlo oed hebben omdat ze stterk<br />
verbindweefseld<br />
zijn. De penis wordt tijdens een erectie dus ook niet vee el dikker. Dee<br />
penis is gevvormd<br />
in een n S‐bocht<br />
en dezee<br />
wordt tijdeens<br />
de erecctie<br />
uitgetrookken<br />
tot ee en rechte lijjn.<br />
Hiervoorr<br />
moet de musculus m<br />
retractor<br />
penis ontspannen.<br />
De penis wordt dus wel lang ger. De bloedvaten<br />
en sppieren<br />
zijn in n principe<br />
hetzelfde<br />
alleen versschillen<br />
in rool<br />
tussen de ttwee<br />
soorten n. Zo is de mm.<br />
retractor ppenis<br />
bij het musculo‐<br />
vasculairre<br />
type mindder<br />
duidelijk aanwezig.<br />
Een kateer<br />
heeft puntjes<br />
op zijnn<br />
penis die de vulvawa and stimulerren,<br />
dit stimmuleert<br />
op zijn<br />
beurt<br />
namelijkk<br />
weer de ovvulatie.<br />
De hond<br />
heeft eeen<br />
bulbus op p zijn penis wwaarmee<br />
hij vast in de teef<br />
komt<br />
te zittenn.<br />
Het paard heeft een hholte<br />
in de ppenis<br />
(sinus urethralis) u ddat<br />
van klinissch<br />
belang is s voor de<br />
vorming van smegmma<br />
stenen enn<br />
dit deel mooet<br />
gecontro oleerd wordeen<br />
op bacteriegroei<br />
voo orafgaand<br />
aan de ddekking.<br />
De beer heeft eeen<br />
kurkentrrekkervorm.<br />
Kleine herkaauwers<br />
hebbben<br />
een doorlopende<br />
urethra buiten de ppenis<br />
(processsus<br />
urethraalis),<br />
van belang<br />
omdat hier blaasstenen<br />
in vast t kunnen<br />
lopen.<br />
<strong>18</strong>
Ook het preputium (voorhuid) verschilt, namelijk het paard heeft een dubbel preputium met binnen<br />
en buitenblad. Bij de beer zit hier een klier in dat een geur afgeeft dat bij de zeug zorgt voor de<br />
stareflex.<br />
Werkcollege 2: het mannelijk geslachtsapparaat<br />
Voor de aa<strong>nl</strong>eg van de mannelijke gonaden en het indalen van de testes: zie HC 3.<br />
In de testes treffen we een aantal verschillende cellen aan:<br />
Leydig cell; vinden we terug in het interstitium en die maken testosteron. Dit testosteron is<br />
nodig voor de ontwikkeling van secundaire geslachtsorganen, maar ook voor de<br />
defeminisatie tijdens de ontwikkeling. Heeft LH receptoren om testosteron te kunnen<br />
vormen, ze zijn homoloog aan de theca cellen.<br />
Spermatogonium: liggen op de basaalmembraan en vormen de stamcellen voor de<br />
spermatocyten. Deze gaan delen en vormen o.a. nieuwe stamcellen of differentiëren zich tot<br />
nieuwe spermatogonia primaire spermatocyt (4n) secundaire spermatocyt (2n) <br />
spermatiden (1n, haploïd). Deze laatste cellen beginnen rond maar verliezen tijdens de<br />
ontwikkeling heel veel plasma, worden langvormig en vormen een blaasje boven op de kern<br />
(acromasoom). Ook ontstaat er een flagel aan de cel. 1 stamcel geeft ongeveer 64‐256<br />
spermatyden. Alle cellen die uit één stamcel komen zitten met cytoplasmatische bruggen<br />
aan elkaar vast, zodat alle bij elkaar horende stamcellen met elkaar via cytoplasma kunnen<br />
communiceren. Als er één slechte cel in een cohort zit wordt het hele cohort opgeruimd,<br />
waardoor de kwaliteit wordt gegarandeerd.<br />
Peritubulaire cellen: vlak onder de basaal membraan en zorgen voor de bloed‐testes<br />
barrière.<br />
Sertoli‐cel: zijn grote cellen die eige<strong>nl</strong>ijk alle andere cellen omringen. Deze cel is betrokken<br />
bij de voeding van de verschillende cellen tijdens de spermatogenese. Verder produceert<br />
deze cel allerlei hormonen, waarvan een belangrijke oestradiol is. Het laat de<br />
spermatogenese optimaal verlopen. Bovendien vormt het tight junctions dat belangrijk is<br />
voor de bloed‐testes barrière. Alle cellen die haploïd zijn liggen boven deze juncties en dus<br />
achter de BTB. De cel kan erboven komen doordat de tight junctions even tijdelijk uit elkaar<br />
gaan (als een ritssluiting). Heeft FSH receptoren om vanuit testosteron oestradiol te kunnen<br />
maken en zijn in die zin dus homoloog aan de granulosa cellen.<br />
In de testes buizen verloopt de spermatogenese niet homoloog. Omdat er altijd wel buizen zijn die<br />
de spermatogenese uitvoeren blijft het mannetje continu vruchtbaar.<br />
Een liesbreuk (hernia inguinales) is als er organen doorheen komen die daar niet horen, bijvoorbeeld<br />
een stuk darm. Ook tijdens een castratie kan dit ontstaan. Zonder risico op het openen van het<br />
cavum vaginale kun je een aantal weefsels wel doorsnijden. De eerste laag is huid. Dan komen we de<br />
tuncia dartos tegen die een spierlaag vormt. Deze is belangrijk, dat wanneer het koud wordt, trekt<br />
deze samen en verkleint zo de oppervlakte voor warmteafgifte. Het speelt dus geen rol in het<br />
optrekken van de testes.<br />
Fascia spermatica is de derde laag dat van bindweefsel is. Als je de musculus cremaster erbij mee<br />
neemt deelt de fascia spermatica zich in een intern en extern deel. De laatste laag, het pariëtale<br />
blad, moet je dicht laten om een hernia inguinales te voorkomen. Omdat paarden een groot<br />
lieskanaal hebben is bij deze dieren het risico het grootst.<br />
Voor de koeling van de testes spelen ook vasculaire structuren een rol door het vormen van een<br />
counter‐current systeem, de plexus pampiniformis. Andere manieren om aan de<br />
temperatuurregulatie in de testes te bewerkstelligen zijn met behulp van de tunica dartos (rimpelen)<br />
waardoor de oppervlakte van de huid kleiner wordt. Dit zijn gladde spieren en kunnen vrij lang<br />
19
opgetrokken blijven. De musculus cremaster wordt ook wel eens genoemd, maar dit is een<br />
dwarsgestreepte spier en kan niet lang opgetrokken blijven. Meer is de verwachting dat deze een rol<br />
speelt bij een flight‐fight respons waarbij de testes kort ter bescherming worden opgetrokken, en<br />
niet zozeer bij thermoregulatie. Beharing en zweetklieren op het scrotum spelen wel weer een rol.<br />
Na een koorts periode zien we hoe belangrijk dit is, na koorts heb je bij een varken bijvoorbeeld tot 6<br />
weken erna niets aan het sperma.<br />
Wanneer dieren veel moeten dekken dan verliezen ze een deel van hun lichaamsconditie.<br />
Veehouders willen dan de rammen/bokken wel eens in overmatige conditie brengen voorafgaand<br />
aan het dekseizoen. Dit is echter niet zinvol omdat de kwaliteit van het sperma omlaag gaat. Vet gaat<br />
ook in het scrotum ophopen en zorgt zo voor een beperking van de thermoregulatie mogelijkheden.<br />
Voornamelijk schapen zijn gevoelig voor deze vetaccumulatie in het scrotum.<br />
Bij een reu van 9 weken wordt slechts één testes gepalpeerd. De andere testis kan zich in de<br />
buikholte (abdominale cryptochordie) of het lieskanaal (inguinale chryptorchidie) bevinden, heel<br />
soms op een compleet andere plek, ectopische testis. De testis is dus niet goed ingedaald<br />
cryptorchidie. Bij een hond en kat hoort de testikel binnen 25 dagen p.p. ingedaald te zijn. Een<br />
ander verschijnsel is een gebrekkige aa<strong>nl</strong>eg van één of beiden testikels (monorchidie / anorchidie).<br />
Het dier is in principe wel vruchtbaar maar het is mogelijk erfelijk en dus is het advies om niet te<br />
fokken met het dier. De behandeling is hier in principe om niets te doen.<br />
De behandeling is erg stressvol dus geeft meer nadelen dan voordelen. Wel is er een kans op<br />
ontaarding, en bovendien feminisatie van het dier. In dat geval haal je de testikel wel weg.<br />
Feminisatie is op zijn beurt ook een teken van ontaarding, bijvoorbeeld een grote productie van<br />
oestradiol door teveel Sertolicellen.<br />
Om het risico op complicaties tijdens een castratie te voorkomen is een beiderzijds scotale positie<br />
van de testes een voorwaarde. Voor verschillende diersoorten verwachten we de indaling op andere<br />
tijdstippen en bovendien is dit niet bij elk dier even stabiel ingedaald.<br />
Diersoorten Leeftijd van indaling Stabiel of niet?<br />
Paard 10‐11 e maand van de<br />
zwangerschap<br />
Rund 4 e maand van de dracht<br />
Mens 7 e maand van de dracht<br />
Hond / kat Tot 25 dagen p.p.<br />
Kip nooit<br />
Konijn Testes kunnen weer in het<br />
lieskanaal worden getrokken<br />
Varken 3 e maand van de dracht<br />
De bloed‐testes barrière bestaat uit het endotheel van de bloedvaten, het basaalmembraan van de<br />
bloedvaten, de peritubulaire cellen van de testes buizen, de basaalmembraan en de tight junctions<br />
van de sertolicellen. Wanneer deze barrière incompleet is zullen de haploïde cellen aangevallen<br />
worden door immunoglobulinen en immuuncellen vanuit het bloed. De spermatogenese is<br />
verstoord.<br />
Na de productie van sperma wordt deze tijdelijk opgeslagen in deepididymis. Ook het afrijpen<br />
gebeurt hier. Het epitheel van de epididymis geeft stoffen af om de cellen te voeden en motiel te<br />
maken. Ook de cytoplasmatische druppel wordt van de spermacel afgehaald. Het is op te delen in<br />
20
een caput, corpus en cauda. Wanneer je niet ejaculeert dan wordt het sperma via de urethra<br />
afgevoerd in de urine.<br />
Tot aan het punt van de penis worden de spermatozoa getransporteert. De stimulatie van de glans<br />
penis zorgt via een reflexboog dat 3 spieren contraheren: ischiocavernosus, bulbospongiosus en de<br />
urethralis.<br />
De glandula bulbo urethralis (klier van Cowper) zorgen dat het sperma een beetje stroperig wordt en<br />
in de vagina een soort plug vormt waardoor deze niet kan terugstromen.<br />
Practicum 2: het mannelijk geslachtsapparaat<br />
Het epitheel van de ductus epididymidis is pseudomeerlagig cilindrisch. De lange cilindrische cellen<br />
dragen aan hun vrije oppervlak bosjes microvilli. Dit zijn lange draadvormige aanhangsels van het<br />
celoppervlak, die onbeweeglijk zijn en als bundels bijeengekleefd zitten. In het lumen van de ductus<br />
zien we in sommige preparaten grote hoeveelheden spermiën, in andere preparaten is het lumen<br />
nagenoeg leeg. Rondom de ductus epididymidis bevinden zich fijne, circulair verlopende gladde<br />
spiercellen. In het verdere verloop van de ductus nemen deze in aantal toe tot een gesloten circulaire<br />
spierlaag.<br />
Ampulla ductus deferens: paard, rund, schaap, hond, kat<br />
Glandula vesicularis: paard, rund, schaap, varken, varken gecastreerd<br />
Prostaat: paard, rund, schaap, varken, varken gecastreerd, hond, kat<br />
Glandula bulbourethralis: paard, rund, schaap, varken, varken gecastreerd, kat<br />
Heel globaal kun je zeggen dat het overgrote deel van de penis (de schacht of corpus penis) uit de<br />
urethra en drie daarmee parallel verlopende zwellichamen bestaat. Deze zwellichamen bestaan uit<br />
een tamelijk celrijk losmazig bindweefsel waarin grote bloedsinussen voorkomen. Een van deze<br />
zwellichamen, het corpus spongiosum penis ligtrond de urethra. Dorsaal hiervan liggen de twee<br />
corpora cavernosa penis. Vaak zijn deze niet duidelijk van elkaar gescheiden, wat tot gevolg heeft dat<br />
slechts één groot dorsaal zwellichaam valt waar te nemen (dit is ook het geval bij dit practicum<br />
preparaat).<br />
Het corpus cavernosum in een penis wordt harder dan het corpus spongiosum door het fietsband<br />
effect. Het corpus cavernosum heeft bovendien een dikkere bindweefsellaag, dit kan niet verder<br />
uitzetten bij opwellen. Je kunt het echter ook niet inknijpen.<br />
Het scrotum bestaat uit 4 belangrijke lagen;<br />
1. huid: deze bevat haar en zweetklieren welke door sympathische zenuwen gestimuleerd<br />
wordt. De huid bevat bovendien een groot aantal thermosensitieve zenuwen, welke naast de<br />
zweetklieren ook de ademhalingssnelheid kunnen beïnvloeden (via de hypothalamus).<br />
2. tunica dartos: dit is een gladde spierweefsellaag.<br />
3. fascia scrotales<br />
4. tunica vaginales parietalis<br />
De testes zijn het voornaamste reproductie orgaan omdat ze zowel zaadcellen als testosteron<br />
produceren. Hiernaast produceren ze ook inhibine, oestrogenen, eiwitten en vloeistof. Deze vloeistof<br />
dient als transport middel voor de spermatozoa, welke ook stoffen uit de sertoli cellen bevat.<br />
De bedekking van de testes bevat twee verschillende lagen:<br />
1. tunica vaginalis visceralis:<br />
2. tunica albuginea: een bindweefsellaag rondom de testis dat vingerachtige structuren in het<br />
parenchym van het testikel stuurt. Een binnenste deel van deze laag is sterk doorbloed en<br />
heet daarom ook wel de tunica vasculosa. Ook bevat deze laag glad spierweefsel dat kan<br />
reageren op neurotransmitters en hormonen en met ritmische contracties zorgt d=voor het<br />
transport van de spermatozoa in de rete tubules.<br />
21
Het parenchym van een testikel kan onderverdeeld worden in een tubulair gedeelte en een<br />
interstitiëel gedeelte.<br />
1. Het tubulaire gedeelte bevat natuurlijk de afvoerbuizen en de cellen hierbinnen. De tubules<br />
zijn microscopisch klein en komen samen in de rete tubules. In deze kleine seminifereuze<br />
tubules vindt voornamelijk de spermatogenese plaats. Deze buis bestaat uit een basaal<br />
membraan en een laag epitheel. Rondom de buis vinden we contractiele peritubulaire cellen<br />
die voor de beweging van sperma in de rete tubules zorgen. In het epihteel van deze buizen<br />
vinden we bovendien sertoli cellen: bewakers van een optimale spermatogenese. Het aantal<br />
sertolicellen is ook een maat voor de spermatogenese. Ze zijn analoog aan de granulosa<br />
cellen van de follikel, maar bevatten naast FSH receptoren ook receptoren voor testosteron.<br />
De sertoli cellen en de peritubulaire cellen vormen met behulp van tight juncties de bloed‐<br />
testes barrière.<br />
2. Het interstitium bevat naast bloedvaten, bindweefsel, lymfevaten en de zenuwen ook de<br />
interstitiële cellen van Leydig, welke testosteron produceren. Onder het interstitiële<br />
gedeelte rekenen we ook het mediatsinum, een centraal bindweefsel gedeelte van een<br />
testikel dat de rete tubule bevat.<br />
De efferente ductes convergeren tot één grote duct, de epididymaal duct. In de epididymys<br />
ondergaan de spermatozoa laatste rijping voor het fertiel en beweeglijk worden. Hier wordt het<br />
sperma ook “ingedikt” en vrij gemaakt van de rete vloeistof. Tot slot bevatten de spermatozoa een<br />
cytoplasmatische druppel welke van proximaal naar distaal gaat en vervolgens dient te verdwijnen.<br />
Veel spermatozoa met een druppel in het ejaculaat indiceert ook een verstoorde epididymis functie.<br />
De functie van de epididymis is androgeen‐afhankelijk. Door contracties wordt het sperma<br />
voortgeduwd en de tijd in de epididymis wordt ook de epididymale transit tijd genoemd.<br />
De doorlooptijd van de caput en cauda worden niet door seksuele excitatie beïnvloed, die van de<br />
cauda wel. De hoeveelheid die een man kan ejaculeren binnen een korte tijd hangt dus ook enkel af<br />
van de hoeveelheid opgeslagen in de cauda. Wanneer er te veel spermacellen in de epididymis<br />
ophopen vinden er contracties plaats van de epididymis en de ductus deferens. De spermatozoa<br />
komen in de pelvic urethra en worden met de urine weggespoeld.<br />
De epididymis en de accesoire geslachtsklieren voegen aan het ejaculaat seminaal plasma toe, een<br />
vloeitsoffen mengsel belangrijk voor het transport van de spermatozoa. Deze heeft niet als functie<br />
het sperma fertieler te maken. In sommige diersoorten (beer en hengst) bevat het sperma een<br />
coagulatie capaciteit om het vrouwelijke reproductie orgaan dicht te “pluggen” en zo verlies van<br />
sperma te voorkomen. Accesoire geslachtsklieren:<br />
In totaal wordt het seminaal plasma dus gevormd door de epididymis, de ampulla, de vesiculair<br />
klieren, de prostaat en de bulbourethraal klieren.De ontwikkeling, functie en behoudt van de klieren<br />
is afhankelijk van testosteron.<br />
De penis bestaat uit 3 delen, de basis, de schacht en de glans. De glans penis is homoloog aan de<br />
vrouwelijke clitoris. De soorten penissen zijn in WC2 behandeld. De schacht van de penis bevat een<br />
sponsachtig erectieweefsel bekend als het corpus cavernosum en vormt het grootste deel van het<br />
interieur van de penis. In het ventrale deel vinden we een ander zwelweefsel dat de urethra omringd<br />
en de corpus spongiosum wordt genoemd. De musculovasculaire penis heeft bovendien corporale<br />
sinusoïden welke zich bij seksuele opwinding met bloed vullen.<br />
De urethralis is een dwarsgestreepte spier dat de beweging van sperma in de urinebuis verzorgt. De<br />
musculus bulbospongiosus zorgt voor het transport van het ejaculaat naar buiten.<br />
22
Thema 2 De cyclus<br />
Hoorcollege 4: de oestrische cyclus merrie en koe<br />
Een oestrische cyclus betekent dat het belangrijkste kenmerk het gedrag is, bronstgedrag. Op basis<br />
van dit gedrag kun je de hele cyclus indelen. Er zijn dieren met een cylcus gedurende het hele jaar<br />
noem je polyoestrisch (rund, varken, knaagdieren). Dieren met meerdere cycli afhankelijk van het<br />
seizoen zijn schaap, paard en geit en noemen we seizoensafhankelijk polyoestrisch. Hierbinnen<br />
hebben we nog twee subtypen: geïnduceerd door afname van daglengte (short‐day breeder, schaap,<br />
geit) en toename van daglengte (long‐day breeder, paard). Dit heeft te maken met wanneer je wilt<br />
dat de nakomelingen geboren moeten worden, namelijk voor alle dieren in het voorjaar. Door<br />
verschillende dracht lengtes is een ander tijdstip nodig. Er zijn ook dieren die één cyclus per jaar<br />
hebben, monooestrisch, zoals de hond. Alle cycli staan onder hormonale controle.<br />
De seizoensbreeders hebben daglengte als belangrijkste signaal, maar ook andere factoren zoals<br />
eten, temperatuur, lichaamsconditie, feromonen, dat uiteindelijk een invloed heeft op de<br />
pijnappelklier. Bij weinig licht geeft deze melatonine af, dat invloed heeft op de hypothalamus. Bij<br />
meer donkere uren is er dus meer melatonine. Bij het schaap stimuleert dit melatonine de<br />
hypothalamus, bij het paard inhibeert het melatonine juist de hypothalamus, waardoor de<br />
verschillende soorten cycli ontstaan. Door releasing hormonen (Gonadotropine Releasing Hormoon,<br />
GnRH) uit de hypothalamus na stimulatie wordt de adenohypofyse gestimuleerd tot hormoonafgifte.<br />
Via het bloedsysteem komen deze hormonen uit de hypothalamus in de anterieure hypofyse terecht.<br />
In de anterieure hypofyse worden hierdoor allerlei cellen gestimuleerd, voor de FSH en LH zijn de<br />
basofiele cellen verantwoordelijk.<br />
GnRH kan op twee manieren uitgescheden, blijvend (tonisch) of in pulsen. Het pulse‐centrum speelt<br />
voornamelijk een rol bij de ovulatie. Dit centrum wordt alleen actief na de intrede van de pubertijd.<br />
Mannelijke dieren hebben alleen een tonisch centrum, het pulse centrum gaat verloren tijdens de<br />
embryonale ontwikkeling als gevolg van defeminisatie door testosteron. Het pulsecentrum is<br />
gevoelig voor oestradiol. Ook de intrede van de pubertijd (hier krijgen dieren het vermogen tot<br />
voortplanting) is afhankelijk van lichaamsgewicht, vetpercentage, erfelijke aa<strong>nl</strong>eg, temperatuur,<br />
sociale invloeden, huisvesting en het seizoen. Dus hetzelfde als het opgang komen van de cyclus. De<br />
pubertijd bij vrouwelijke dieren kenmerkt zich door een pulsatoire afgifte van GnRH en eveneens een<br />
toename in de tonische afgifte waardoor de totale basaalniveaus van GnRH toenemen. Het optreden<br />
van de pubertijd wordt geïnitieerd door vermindering van gevoeligheid van het tonische centrum<br />
voor negatieve feedback van testosteron en oestradiol. Dit geeft een stijging van de<br />
oestradiolspiegels en dat geeft een LH piek. Voor de pubertijd heeft oestradiol een remmende<br />
invloed op LH, na de pubertijd juist stimulerend.<br />
Onder invloed van de tonische LH en FSH afgifte rijpen continu follikels af, de pulsatiele afgifte is<br />
echter nodig voor een ovulatie.<br />
Tijdens de ontwikkeling van een follikel weten we niet wat er in de eerste fase gebeurt, maar de<br />
follikels gaan op een gegeven moment in ontwikkeling. De theca cellen maken van cholesterol<br />
testosteron, welke door de granulosa cellen omgezet worden in oestradiol. In het begin produceert<br />
een follikel slechts weinig oestradiol wat voor een grote afgifte van FSH zorgt. Dit geeft een<br />
stimulatie van de follikelgroei waarbij er dus een hele hoop kleine follikels gaan groeien<br />
(recruitment). Wanneer de follikels groter worden geven ze naast oestradiol ook inhibine af, dit remt<br />
de afgifte van FSH welke omlaag gaat. De nog kleine follikels zijn niet meer in staat om te groeien<br />
door FSH‐afhankelijkheid, terwijl de grote alleen maar groter worden (selectie). De kleine follikels<br />
worden zogenaamd atretisch. Al deze processen zijn dus gonadotropine afhankelijk, alleen de pre‐<br />
antrale follikelgroei is gonadotropine onafhankelijk.<br />
23
Oestradiiol<br />
blijft omhhoog<br />
gaan wwaardoor<br />
LH productie wel w toeneemmt.<br />
Hierdoor krijg je een positieve<br />
feedbackk<br />
en kan er een LH piekk<br />
ontstaan wwaardoor<br />
de e eisprong ontstaat.<br />
Dooordat<br />
na de eisprong<br />
inhibine en oestradiool<br />
weg is kommt<br />
FSH weer omhoog. Ec chter na de oovulatie<br />
is er een geel lich haam dat<br />
progesteeron<br />
produceert<br />
en de FFSH<br />
remt dooor<br />
blokkade van de hypoothalamus<br />
enn<br />
zo de GnRH H. Zolang<br />
er dus een<br />
geel lichaaam<br />
is, vindtt<br />
er geen ovuulatie<br />
plaats.<br />
Er kan wel een groot foollikel<br />
ontsta aan maar<br />
deze kann<br />
niet ovulerren,<br />
dit gebeurt<br />
pas na eeen<br />
LH‐piek. Dat D er wel foollikels<br />
ontwiikkelen<br />
komt t door de<br />
tonischee<br />
afgifte van GnRH, maarr<br />
de surge is er dus niet. Pas na deze zogenoemde<br />
luteale fas se kan de<br />
FSH weeer<br />
van invloed<br />
zijn.<br />
De belanngrijkste<br />
faseen<br />
in de oesttrus;<br />
‐ Folliculaire ffase:<br />
aanwezig<br />
follikel, ggeen<br />
geel lic chaam, dominant<br />
hormooon<br />
is oestradiol.<br />
Aan<br />
het eind is een eispronng.<br />
Tijdens deze fase induceert<br />
GnnRH<br />
de afgifte<br />
van LH en FSH,<br />
wwaardoor<br />
foollikels<br />
groeien.<br />
De LH iss<br />
nodig voor r de testosteeronproducttie<br />
in de the ecacellen,<br />
FSH is belanngrijk<br />
voor dde<br />
productiee<br />
van oestradiol<br />
in de granulosaceellen<br />
uit test tosteron.<br />
OOestradiol<br />
iss<br />
natuurlijk nnodig<br />
voor dee<br />
groei van follikels<br />
en vooor<br />
de ontwiikkeling<br />
van receptief<br />
ggedrag.<br />
De oovulatie<br />
staatt<br />
uiteindelijkk<br />
onder invlo oed van LH.<br />
o Proooestrus:<br />
dierr<br />
laat geen deekking<br />
toe, ooestradiol<br />
niv veau is nog nniet<br />
maximaaal.<br />
o Oesttrus;<br />
het vroouwelijk<br />
dier laat duidelijk<br />
zien dat ze e dekbereid is,<br />
oestradiol niveau is op p top.<br />
‐ Luteale fasee:de<br />
eisprong<br />
is geweest<br />
en er is ee en geel lichaaam,<br />
het doominante<br />
hormoon<br />
is<br />
progesteron.<br />
Aan het einnd<br />
is een luteeolyse.<br />
o Dioeestrus:<br />
tijdenns<br />
deze fase ddaalt<br />
het oestradiol<br />
en stijgt<br />
juist hett<br />
progesteroon.<br />
Het is dire ect na de<br />
ovulatie.<br />
o Metoestrus:<br />
de pprogesteronniveaus<br />
zijn hoog en er kan k geen nieuwe<br />
ovulatiee<br />
plaatsvinde en.<br />
Bron: HCC4<br />
<strong>Voortplanting</strong><br />
2011‐20012,<br />
UU<br />
24
Bron: Syllabbus<br />
Voortplaanting<br />
en Obsstetrie<br />
2011‐ ‐2012 fig. 2.11.4.1b<br />
Een eispprong<br />
is eige<strong>nl</strong>ijk<br />
het opeenbarsten<br />
vaan<br />
een follike el. De oöcyt gaat naar dee<br />
eileider en het deel<br />
van het follikel waaar<br />
het openn<br />
is gebarsten<br />
vult zich h met bloedd<br />
= corpus hemorrhagi icum. De<br />
granulossacellen<br />
gaaan<br />
na organnisatie<br />
vanuuit<br />
dit follik kel progesteeron<br />
makenn<br />
en dan is s het CL<br />
functioneel.<br />
De granulosacellenn<br />
producerenn<br />
naast progesteron<br />
oook<br />
oxytocinee,<br />
terwijl the ecacellen<br />
alleen progesteron<br />
maken. Dit pprogesteron<br />
stimuleert het baarmoederweefsell,<br />
de alveolu us van de<br />
melkklieer<br />
en de uterienkleiren,<br />
mmaar<br />
remt dee<br />
hypofyse.<br />
Oxytocinne<br />
wordt in de hypothaalamus<br />
gemmaakt,<br />
en via a het neurale<br />
systeem naar de posterieure<br />
hypofysee<br />
gebracht, een<br />
daar pas uitgeschedeen.<br />
Dit is bela angrijk bij dee<br />
afbraak van<br />
het corpus s luteum.<br />
Dit moet<br />
gebeureen<br />
omdat de cyclus anders niet<br />
doorgaaat.<br />
Prostaglandine<br />
F2‐ alpha is<br />
verantwoordelijk<br />
vooor<br />
de afbraak<br />
en is afkommstig<br />
uit het endometriuum.<br />
De afgiftee<br />
hiervan wo ordt door<br />
oxytocinne<br />
gestimuleerd.<br />
Dit is een<br />
positievee<br />
feedback lo oop dus een grote piek vvan<br />
prostagl landinen.<br />
Er moeteen<br />
4‐5 van ddie<br />
pieken biinnen<br />
24 uur<br />
zijn om he et CL te kunnnen<br />
afbrekenn.<br />
PGF‐2‐a is niet een<br />
stabiel hhormoon<br />
enn<br />
wordt afggebroken<br />
in de longen.<br />
Daarom hhebben<br />
we het counter‐current<br />
systeemm<br />
bij herkauwwers.<br />
Het PGGF2‐a<br />
wordt rechtsstreek ks vanuit hett<br />
endometriuum<br />
naar het t ovarium<br />
gestuurdd.<br />
Paarden hhebben<br />
dit niet maar hhet<br />
corpus luteum<br />
heefft<br />
een hogerre<br />
gevoeligh heid voor<br />
PGF2a en<br />
wordt er mminder<br />
afgebbroken<br />
in de longen. Paar rden hebbenn<br />
het dus nieet<br />
echt nodig.<br />
Het CL wwordt<br />
door PGF2a<br />
afgebrroken<br />
op 3 mmanieren:<br />
1. Er is minder doorbloedinng<br />
van de ovaaria<br />
ische emie.<br />
2. VVorming<br />
vann<br />
cytokines ddoor<br />
cellen van<br />
het immu uunsysteem ‐ celdood<br />
26
3. CCalcium<br />
influux<br />
apoptoose<br />
Een dood<br />
CL wordt eeen<br />
corpus aalbicans<br />
genooemd.<br />
Hoorcolllege<br />
5: cyclus<br />
bij poes enn<br />
teef<br />
Voor gezzelschapsdieeren<br />
moet je de syllabus aals<br />
leidend ervaren. e<br />
Bij de hoond<br />
loopt heet<br />
septum in het corpus vver<br />
door, dit t is belangrijkk<br />
bij een keizzersnede.<br />
He et corpus<br />
is in prinncipe<br />
wel biccornuate.<br />
Dee<br />
genitaaltraactus<br />
is door r 2 arteria vooorzien,<br />
rechhtsstreekse<br />
aftakking<br />
van de aaorta<br />
is de a.<br />
ovarica. Deeze<br />
moet je goed afbind den tijdens dde<br />
sterilisatiee.<br />
De arteria a uterina,<br />
als aftakkking<br />
van de arteria vagiinalis.<br />
Is de ttweede<br />
arte erie van de ggenitaaltractuus.<br />
Deze loo opt in het<br />
ligamenttum<br />
latum een<br />
is van belaang<br />
bij het veerwijderen<br />
van v de uteruss<br />
Bij de hoond<br />
zie je tijjdens<br />
het oppensnijden<br />
nniets<br />
van de ovaria omdaat<br />
deze diepp<br />
in de bursa a ovarica<br />
ligt. Bij dde<br />
kat is dezze<br />
overigenss<br />
wel goed wwaar<br />
te nemen.<br />
In het ligamentum<br />
llatum<br />
zit bij de hond<br />
veel meeer<br />
vet dan dee<br />
kat. Een ovveriëctomie<br />
iis<br />
bij de kat dus d het makkkelijkste.<br />
Een ovarriohysterectoomie<br />
doe je bijvoorbeeldd<br />
bij een pyo ometra of eenn<br />
endometriitis.<br />
Een honnd<br />
is mono‐ooestrisch,<br />
mmaar<br />
heeft wwel<br />
2 cycli per p jaar. Dit<br />
betekent<br />
wel dat err<br />
na een cyclus<br />
(folliculaaire<br />
fase eind e luteale<br />
fase) eeen<br />
vrije laange<br />
(3‐4 mmaanden)<br />
aanoestrus<br />
is<br />
die niet<br />
seizoenssgebonden<br />
is<br />
(bij sommmige<br />
rassen ddie<br />
maar ee en maal per<br />
jaar loops<br />
zijn lijkt dit wel heet<br />
geval), waaarbinnen<br />
geen g enkele<br />
hormonaale<br />
activiteitt<br />
te vinden is. Aan het eind van de e anoestrus<br />
start de pro‐oestruss<br />
waarin oesstradiol<br />
hogeer<br />
wordt. On nder invloed<br />
van oestragenen<br />
(oop<br />
de piek)vvindt<br />
de diaapodese<br />
plaa ats, waarbij<br />
bloedvatten<br />
gaan lekkken<br />
en rodee<br />
bloedcellenn<br />
naar buiten<br />
komen <br />
loopsheiid.<br />
De vulva is hierbij opggezwollen<br />
enn<br />
goed zichtb baar zijn, en<br />
reu en teef<br />
vinden eelkaar<br />
aantreekkelijk.<br />
Dezze<br />
fase duurt t gemiddeld<br />
9 dagen.<br />
Met een vvaginoscopiee<br />
kan je oedemische<br />
ble eke (kipfilet)<br />
vaginale vouwen met<br />
bloed zieen.<br />
Anders ddan<br />
de mens<br />
is dit dus<br />
geen afsstoting<br />
van wweefsel.<br />
Zodra<br />
de teef dekbereid<br />
is noemen we<br />
het oesttrus,<br />
die gemiddeld<br />
9 ddagen<br />
duurtt,<br />
maar grot te spreiding<br />
heeft. Bij<br />
de teef duuurt<br />
de follicculaire<br />
fase iin<br />
tegenstell ling tot vele<br />
andere diersoorten erg lang.DDe<br />
overgang van pro‐oestrus<br />
naar<br />
oestrusggedrag<br />
is vaak<br />
wat vaagg<br />
en vindt mmeestal<br />
rond d depre‐<br />
ovulatoire<br />
LH piek pplaats.<br />
Over het algemeen<br />
vindt de ovulatie Bron: HC5 VVoortplantin<br />
ng 2011‐2012, UU<br />
tijdens de oestrus plaats.De start van de luteale fase is<br />
bovendieen<br />
ook tijdens<br />
de oestruus.<br />
Hierna sttart<br />
de meto oestrus /<br />
diestrus.<br />
Deze laatstte<br />
fase (70 ddagen)<br />
sameen<br />
met de lut teale fase duuurt<br />
maar lieefst<br />
75 dage en en dus<br />
een heeel<br />
lange perriode<br />
van prrogesteron<br />
ddominantie(<br />
61 dagen iss<br />
gemiddelde<br />
dracht, 9 weken).<br />
Tijdens ddeze<br />
fase ziee<br />
je met de vvaginoscopie<br />
een vagina met witte enn<br />
rode plekkken<br />
dat een compleet c<br />
normaal beeld is.<br />
Bovenstaaande<br />
indeliing<br />
is gebaseeerd<br />
op gedrragsveranderingen.<br />
Een indeling op basis van ho ormonale<br />
veranderingen<br />
verdient<br />
de voorkkeur.<br />
1. Folliculaire ffase:<br />
eind annoestrus<br />
+ pro‐oestrus<br />
+ start oestruus.<br />
Als de folliculaire<br />
fase e aan het<br />
eeinde<br />
van dee<br />
anoestrus start, is de plasma prog gesteron conncentratie<br />
al lange tijd tijdens<br />
de<br />
aanoestrus<br />
laaag.<br />
De hypoofyse<br />
blijkt inn<br />
de gevorde erde fase van<br />
de anoestrus<br />
gevoeliger<br />
te zijn<br />
vvoor<br />
GnRH ddan<br />
in het eeerste<br />
deel. De<br />
toename van v FSH is beelangrijk<br />
vooor<br />
het op gan ng komen<br />
vvan<br />
de follikkelgroei<br />
en hhet<br />
starten vvan<br />
de follic culaire fase. Tijdens de laatste<br />
dagen<br />
van de<br />
aanoestrus<br />
sttart<br />
de folliculaire<br />
fase en gaat de e plasma oeestradiolconccentratie<br />
sti ijgen. De<br />
plasma oesstradiol<br />
conncentratie<br />
bbereikt<br />
een piekwaarde<br />
in de laate<br />
follicula aire fase<br />
27
samenvallend met de start van de pre‐ovulatoire LH surge. Als gevolg van gedeelte<br />
luteïnisatie van de granulosacellen vindt er in het tweede deel van deze fase al een<br />
progesteronstijging plaats. Dee teef blijft ondanks het progesteron wel de reu accepteren. Na<br />
de ovulatie stijgt de concentratie verder door.<br />
2. Luteale fase: deze fase omvat de periode vanaf de ovulatie tot de progesteron concentratie<br />
weer op basaal niveau is: de vorderende oestrus + metoestrus.<br />
3. Anoestrus: De anoestrus periode van een teef is anders dan bij andere dieren niet<br />
afhankelijk van dracht, aanwezigheid van pups of seizoen. Wel kan deze door pathologsiche<br />
oorzaken ontstaan. Wel is er een grote variatie tussen honden voor de lengte van de<br />
anoestrus.<br />
4. Met cytologie onderzoek kun je aan het type cellen zien of er oestrogeen (oestradiol) of<br />
progesteron als hormoon domineert. De ovulatieperiode kan hier echter niet mee bepaald<br />
worden! Tijdens de loopsheid zie je weinig tot geen PMK’s maar in de anoestrus wel. Dus<br />
tijdens de oestrogeeninvloed zijn er minder PMK’s. In de start van de folliculaire faseworden<br />
over het algemeen voornamelijk grote en kleine intermediaire, enkele parabasale<br />
ensuperficiële cellen, leukocyten en erytrocyten waargenomen. Het percentage superficiële<br />
cellenneemt tijdens de vordering van de folliculaire fase toe en het percentage parabasale en<br />
intermediairecellen naast het aantal leukocyten neemt af. Tijdens de metoestrus lijkt het<br />
beeld weer op die van een beginnende folliculaire fase.<br />
Tijdens de pro‐oestrus tijdens de LH‐piek begint het progesteron al te stijgen. Dit is vreemd omdat<br />
progesteron uit de corpora lutea komen, welke er voor de ovulatie nog niet zijn. Gedeeltelijke<br />
luteïnisatie van de granulosa cellen, te meten in het perifere bloed, zijn hier verantwoordelijk voor.<br />
Bij het rund vinden we dit ook maar dan blijft het in de follikel vloeistof en dus niet klinisch te meten.<br />
Bij de hond komen er tijdens de ovulatie primaire oöcyten vrij. Deze moeten dus ook nog delen om<br />
volledig te worden, en dat kost ongeveer 2‐3 dagen.<br />
Ook de luteale fase is bij de teef en poes anders. De luteolyse en de cylciciteit is geen functie van de<br />
uterus. Dus de prostaglandine release komt niet uit het endometrium. De eerste helft van de luteale<br />
fase is hypofyse onafhankelijk. De tweede helft is wel afhankelijk van de hypofyse door de luteotrofe<br />
factor prolactine bij de hond. Een stof die de afgifte van prolactine remt is bromocriptine.<br />
Een hond vertoont vaak schijndracht (pseudogravididteit), met name in het tweede deel van de<br />
luteale fase (vanaf 4‐6 weken na de loopsheid), als prolactine verhoogd is. De symptomen van<br />
schijndracht kunnen erg verschillen van agressie tot sloom. Een mogelijke behandeling is een<br />
dopamine agonist, welke de werking van prolactine remt (neveneffect: braken), of met serotonine<br />
antagonisten. Serotonine is een prolactine releasing factor, en dit antagoneren leidt dus tot een<br />
verminderde afgifte, maar daarbij kunnen honden geëxciteerd of agressiever worden.<br />
Bij de kat is het belangrijk te weten dat deze een geïnduceerde ovulatie heeft en seizoensgebonden<br />
poly‐oestrisch is. Ook de muis en de fret hebben een geïnduceerde ovulatie. De winter is de kat in<br />
anoestrus, en een toename van daglengte bevordert het optreden van cycliciteit. Een kat kan ook<br />
pseudogravide worden maar dat betekent heel iets anders. De kat is dan immers gedekt maar niet<br />
drachtig en vertoont geen verschijnselen.<br />
Een poes in oestrus vertoont typisch gedrag (stampen met achterpoten, staart opzij), vulva zwelling,<br />
beetje vaginale uitvloeiing maar zeker geen bloed. De belangrijkste trigger voor een poes om krols te<br />
worden is licht. Een melatonine afname door toename van daglicht krolsheid. Dus een afname van<br />
melatonine geeft een toename van GnRH. De kat moet meermalen gedekt worden om een ovulatie<br />
te kunnen krijgen. Als gevolg van de dekking is een LH‐piek en 1‐3 dagen later een ovulatie. Ovulatie<br />
kan ook wel na kunstmatige toediening met bijvoorbeeld GnRH. Dekking beïnvloed niet de lengte van<br />
28
de krolsheid. Wanneer de poes niet gedekt is volgt een post‐oestrus fase, de periode tot de volgende<br />
krolsheid. De poes is in de winter in anoestrus.<br />
Werkcollege 3: introductie hormonale regulatie folliculogenese, luteale fase en anoestrus<br />
Door het optreden van oestrische (bronst) cycli krijgen vrouwelijke zoogdieren velemalen een kans<br />
om drachtig te worden. Elke oestrische cyclus bestaat uit een relatievekorte folliculaire fase,<br />
culminerend in een korte oestrus (= bronst)periode en gevolgddoor een relatief lange luteale fase.<br />
De folliculaire fase wordt gedomineerd door deoestrogeensecretie van ovariële follikels, die<br />
kenmerkende veranderingen in devrouwelijke genitale tractus veroorzaken en het vrouwelijk dier<br />
ontvankelijk maakt voormannelijke soortgenoten. Gedurende de oestrus vindt i.h.a. de ovulatie<br />
plaats en kangeslachtsgemeenschap en dus bevruchting van de geovuleerde eicel plaatsvinden. De<br />
luteale fase wordt gedomineerd door het hormoon progesteron uit het corpus luteum, datde<br />
genitale tractus voorbereid op een mogelijke zwangerschap en dat de seksuelereceptiviteit remt.<br />
Periodes waarin oestrische cycli afwezig zijn noemt men anoestrus.Anoestrus wordt veroorzaakt<br />
door dracht, seizoen, lactatie, bepaalde vormen van stressen pathologische omstandigheden.<br />
Verschillende diersoorten (rund, varken) makenvoortdurend oestrische cycli door, waarbij de fasen<br />
van de cycli elkaar voortdurendopvolgen, eventueel onderbroken door een dracht. Andere<br />
diersoorten (geit, schaap,hert) verkeren het grootste deel van het jaar in anoestrus. Weer andere<br />
diersoortenhebben één of enkele cycli per jaar (hond).<br />
Er is op p. 166 & p.173 van Senger een goed plaatje te vinden van de hypothalamus‐hypofyse‐gonade<br />
as te vinden. Er is altijd een basis afgifte van GnRH. Allereerst komt FSH in de hypofyse afgegeven<br />
welke een follikelgroei stimuleert. Dit proces noem je recruitment. Tegelijkertijd is er wel ook een<br />
basisafgifte van LH. De groeiende follikels produceren oestrogenen (oestradiol) en inhibine welke de<br />
FSH afgifte remmen. Door deze FSH remming valt een aantal van de groeiende follikels weg, omdat<br />
deze nog van veel FSH afhankelijk zijn, en vindt er selectie plaats. Dit komt mogelijk doordat de<br />
dominante follikels meer FSH receptoren hebben en dus bij een daling nog beter overleven.<br />
Tegelijkertijd wordt het surgecentrum geprikkeld door de oestradiol welke zorgt voor een LH piek.<br />
Zodra de follikels beginnen te ovuleren onder invloed van de LH piek valt het oestradiol weg en kan<br />
het FSH weer opkomen en zo start een nieuwe cyclus. Het nieuw gevormde CL op dit moment<br />
produceert nu progesteron dat een nieuwe ovulatie tegen gaat doordat de follikels niet goed<br />
uitgroeien tot een pre‐ovulatoir follikel. Dan gaan deze follikels in atresie.<br />
Kleine hoeveelheden oxytocine uit het CL zorgt uiteindelijk voor de prikkel voor afgifte van het<br />
prostaglandine F2alpha en de afbraak van het CL.<br />
Wanneer je een hypofysectomie hebt gedaan zal er geen follikelontwikkeling meer plaatsvinden, er is<br />
immers geen FSH en LH. FSH (ECG heeft een FSH effect) en LH (HCG heeft een LH effect) kun je wel<br />
gewoon toedienen.<br />
Tussen deze as bestaan verschillen tussen mannelijke en vrouwen zitten in de stereoïd hormonen.<br />
Mannelijke dieren hebben ook oestrogeen concentraties maar op meer basale niveaus doordat ze<br />
geen surgecentrum hebben. Deze worden ook geproduceerd onder invloed van FSH, door de Leydig<br />
cellen, terwijl dat de theca cellen zijn bij de vrouwelijke dieren.<br />
De biochemische classificatie van deze hormonen:<br />
‐ FSH, LH, inhibine zijn glycoproteïnes<br />
‐ GnRH: is een neuropeptide<br />
‐ Oestradiol, testosteron zijn steroïden<br />
De glycoproteïnen kunnen tussen diersoorten verschillen, waarbij het alpha‐gedeelte redelijk stabiel<br />
is maar het bèta‐gedeelte sterk kan variëren. Hierdoor is het gebruik van analogen bij verschillende<br />
diersoorten niet altijd even toepasbaar. Bovendien is het zo dat omdat het glycoproteïnen zijn, dat er<br />
een afweerreactie tegen gemaakt kan worden, wat ivm een anafylaxis zelfs een groot gevaar kan<br />
opleveren.<br />
29
Bij bepaalde diersoorten verloopt de follikelontwikkeling tijdens de oestrische cyclus in<br />
“groeigolven”. Dit betekent dat per cyclus een aantal cohorten van follikels wordt gerecruteerd.<br />
Deze groeien wel uit tot de dominante fase, maar doordat in bijvoorbeeld de luteale fase<br />
progesteron hoog is ovuleren deze niet en sterven af. Pas als er geen progesteron meer is kan het<br />
follikel doorgroeien tot een pre‐ovulatoir follikel. Alle follikels die niet tot een ovulatie komen gaan<br />
vroeg of laat in atresie. Bij dieren die meerlingendracht hebben zijn er meer follikels die door weten<br />
te groeien tot het dominante en uiteindelijk pre‐ovulatoire follikel. Een superovulatie is meerdere<br />
eisprongen op hetzelfde moment. Dit gebruik je om meerdere eitjes van een vrouw te kunnen<br />
vangen. Dit kun je induceren door eerst extra FSH (ECG) en daarna LH (HCG) erin te doen. Bij het<br />
paard is deze methode niet mogelijk.<br />
Verschillende diersoorten hebben erg veel verschillen in oestrische cycliciteit en anoestrus. De cyclus<br />
van het rund staat mooi beschreven in Senger 7‐2 en 7‐3. Het rund is niet seizoens gebonden, poly‐<br />
oestrisch met spontane ovulatie. Dit is bijvoorbeeld hetzelfde als de kat, maar deze heeft een<br />
geïnduceerde ovulatie.<br />
Schaap: seizoensgebonden, poly‐oestrus, spontane ovulatie<br />
Paard; seizoensgebonden, poly‐oestrus, spontane ovulatie<br />
Varken: niet‐seizoensgebonden, polyoestrisch, spontane ovulatie<br />
Hond; niet seizoensgeboden, monooestrisch, spontane ovulatie<br />
Fret: seizoensgebonden, monooestrisch en geïnduceerde ovulatie<br />
Kat: seizoensgebonden, polyoestrisch en geïnduceerde ovulatie<br />
Het oestrische gedrag komt zodra er hoge oestrogeen spiegels zijn, met als uitzondering de hond.<br />
Hier is pas het oestrische gedrag waarneemaar wanneer het oestrogeen alweer daalt. Voor de<br />
meeste diersoorten is het dus tijdens de prooestrus en de oestrus, en tijdens de metoestrus.<br />
De lengte van de luteale fase verschilt eveneens per diersoort afhankelijk van de luteolytische en<br />
luteotrofe factoren. Voor de diersoorten geldt dit:<br />
‐ Schaap; 13‐14 dagen<br />
‐ Rund: 17 dagen<br />
‐ Paard: 14‐<strong>18</strong> dagen<br />
‐ Hond; 2,5 maand<br />
‐ Varken: 15‐16 dagen<br />
‐ Kat: 0 dagen zonder ovulatie, 6 weken na inductie zonder dracht.<br />
‐ Fret; indien gedekt zolang als de dracht, niet gedekt persisterend loops<br />
De regulatiemechanismen voor de luteale fase bij het rund: eerst een CL met progesteron afbraak <br />
eerste fase persisteert het CL door kleine afgifte oxytocine door het CL wordt het endometrium<br />
gestimuleerd afgifte prostaglandinen CL is na een dag of 5‐6 hier gevoelig voor inductie<br />
luteolyse.<br />
Voor de hond geldt dit net even anders als deze niet gedekt is, daar gaat het CL vanzelf na 75 dagen<br />
in regressie zonder dat hier een rol voor prostaglandine bij nodig is. Bij een hond kun je ook een<br />
persisterend CL andersom niet geïnduceerd laten afbreken.<br />
Om deze regulatiemechanismen te onderzoeken kun je stukken uterus weglaten. Bijvoorbeeld één<br />
hoorn laten zitten of delen weghalen. Hieruit blijk dat er een latere luteolyse plaatsvindt als het<br />
corpus uterus weg is, en dat alleen die hoorn invloed heeft als de kant van het CL. Bij de hond en het<br />
paard zagen ze dat het echter geen effect heeft. Hypofysectomie heeft geen invloed op het eerste<br />
deel van de luteale fase. Prolactine (uit de hypofyse) is echter een luteotrofe factor in het tweede<br />
deel van de luteale fase die met dopamine agonisten nagebootst kan worden.<br />
De verschillen in regulatie geven dus ook (on)mogelijkheden om de cyclus en anoestrus te<br />
manipuleren voor de dierenarts. Hond eige<strong>nl</strong>ijk zi<strong>nl</strong>oos om iets te doen. Rund, paard en schaap zijn<br />
30
makkelijk te beïnvloeden, bijvoorbeeld een kunstmatige cyclus met progesteron, een luteolyse met<br />
prostaglandinen.<br />
Diverse diersoorten zijn zoals gezien niet het hele jaar door cyclisch en zijn dus voor een bepaalde<br />
periode fysiologisch anoestrisch. In de dierenartspraktijk gaat het met name om de hond, kat, fret,<br />
paard en schaap. De anoestrusperiode wordt geïnduceerd door licht, dus melatonine. Bij de hond<br />
weten we de precieze oorzaak niet, aangezien deze niet seizoensgebonden is. Wanneer het donker is<br />
wordt veel melatonine afgegeven, en afhankelijk van de diersoort induceert of onderdrukt dit juist de<br />
ovulatie. Je kunt dit ook beïnvloeden door het veranderen van de lichtintensiteit in een stal of het<br />
toedienen van melatonine.<br />
Hoorcollege 6: cyclus gerelateerde problemen<br />
LH en paard<br />
We maken een onderscheid tussen verstoringen van de cyclus zelf of problemen die gerelateerd zijn<br />
aan een bepaald cyclus stadium. Bij dit laatste moeten we niet alleen aan hormoonproblemen en<br />
ontstekingen denken maar ook aan gedragsproblemen bij de merrie.<br />
1. Anoestrus (zeug; anafrodisie):<br />
De cyclus komt niet op gang en is niet aanwezig. Dit kan veroorzaakt worden door:<br />
‐ “Ware anoestrus”: geen corpus luteum (dus geen progesteronproductie), weinig<br />
follikelontwikkeling (normale follikels zijn 3‐4cm). De ovaria zijn inactief en voelen klein en<br />
hard aan.<br />
‐ “Suboestrus”: Silent heat, er is normale ovariële activiteit, maar geen oestrisch gedrag<br />
waarneembaar. Afhankelijk van diersoort, merrie laat 1 e cyclus van seizoen minder zien en<br />
het rund 1 e cyclus na partus minder oestrisch gedrag aanwezig.<br />
‐ Persisterend corpus luteum: door aanwezigheid van progesteron kan het dier niet bronstig<br />
worden.<br />
‐ Dracht: basis onderzoek nodig anamnese, echo, vaginoscopie<br />
De mogelijke oorzaken van een anoestrus is dat de ovaria inactief zijn. Dit kan komen door<br />
een slechte lichaamsconditie door teveel melk geven, ziekte of voeding. Post‐partum / veel<br />
lactatie, seizoen, leeftijd en congenitale afwijkingen spelen eveneens een rol die de ovaria<br />
inactief kunnen maken. Qua congenitale afwijkingen kennen we het freemartin syndroom<br />
(kween) of chromosomaal afwijkend (XO, XXY).<br />
De behandeling is afhankelijk van de oorzaak. Hierbij kun je denken aan toename<br />
lichaamsconditie, daglengte verlengen tot >16 uur met kunstlicht (merrie) of juist melatonine<br />
toedienen (bij het schaap, maar is theoretisch), temperatuur en soortgenoten toevoegen ivm<br />
feromonen. Ook kun je hormonen (GnRH en FSH) toedienen en tot slot progesteron<br />
withdrawal (luteale fase nabootsen, gedurende 10 dagen progesteron geven, en plotseling<br />
stoppen geeft mogelijkheid tot een LH piek).<br />
Bij het varken blijkt het nogal eens seizoensgebonden te zijn, zomeranoestrus, van juni tot<br />
oktober. Naast het verbeteren van het management kun je hCG en eCG geven.<br />
Bij het paard dat vroeg in het jaar veulent, zien we nog wel eens een lactatieanoestrus.<br />
Behandeling kan gericht zijn op het verlengen van het daglicht, GnRH analogen om de<br />
anoestrus te verkorten en progestagenen om een luteale fase na te bootsen.<br />
31
Naast het niet waarnemen van de cyclus, waar of suboestrus, kun je ook een afwijkende cyclus<br />
hebben:<br />
1. Split oestrus: het dier is bronstig en dan weer even niet en dan weer wel. Bij een merrie<br />
gebeurt dit wel eens in het begin van het seizoen, een rund post‐partum. Er is wel een follikel<br />
maar er is niet voldoende LH piek om een ovulatie te krijgen. Er is dus ook geen geel lichaam.<br />
Bij de groei van een nieuw follikel is het dier weer bronstig.<br />
2. Verlengde oestrus: kan komen door een folliculaire cyste, of door een oestradiol‐<br />
producerende ovarium tumor (granulosa‐theca cel tumor). Hierdoor lijkt het of het dier<br />
langdurig in cyclus is.<br />
a. Ovariumcyste (COF): de follikel groeit door tot >2,5cm en ovuleert dus niet en blijft langer<br />
dan 10 dagen aanwezig. Er zijn drie vormen van bekend.<br />
i. Folliculaire cyste: deze produceert oestrogenen, het dier blijft bronstig<br />
en wordt als het ware nymfomaan. De behandeling is de ovulatie<br />
opwekken met een LH piek. Hiervoor kun je GnRH toedienen of een LH‐<br />
achtig hormoon (HCG). Omdat er geen progesteron wordt geproduceerd<br />
zal je deze ook niet in bloed/melk meten. Transvaginaal kan het follikel<br />
worden leeggezogen.<br />
ii. Luteale cyste: produceren progesteron (P4). Er zijn wel deels<br />
geluteïniseerde cellen in de rand van het follikel en er komt dus LH vrij<br />
maar onvoldoende om een ovulatie te induceren. Het is een luteale<br />
structuur dus deze kan geïnduceerd afgebroken worden met PGF‐2alpha.<br />
De progesteron productie kun je in bloed / melk meten.<br />
iii. Hemorrhagisch follikel / persisterend anovulatoir follikel bij paard: er<br />
vindt luteínisatie plaats zonder ovulatie, maar er wordt wel veel<br />
progesteron geproduceerd. Dit follikel is groot, 5‐12cm, waardoor het<br />
onderscheid met een ovariumtumor lastiger is. Het heeft echter een<br />
karakteristiek spinnenwegachtig uiterlijk op de echo. Het effect is een<br />
afwijkende LH afgifte. We komen het met name in de transitionele fase<br />
tegen, de behandeling is wel het toedienen van PGF‐2alpha.<br />
b. Persisterend CL / persisterend dioestrus: de prostaglandine afgifte blijft uit door<br />
bijvoorbeeld een endometrium afwijking. Het komt bij merries veel voor, 15% van de cycli.<br />
De diagnose kan je stellen door opvoelen, op de echo een CL zien en een progesteron<br />
meting doen (>1 ng/ml). Behandeling is uiteraard PGF2‐alpha.<br />
c. Ovariumtumoren paard / rund: hormoonproducerende tumor. Vaak leidt dit tot<br />
infertiliteit omdat inhibine wordt geproduceerd in het tumoreuze ovarium en zo de<br />
belangrijke hormonen remt. Het gedrag van de merrie kan op allerlei manieren<br />
veranderen. De tumor is vaak unilateraal en kan met eenzijdige OVX verholpen worden,<br />
merrie wordt weer normaal cyclisch. De tumoren komen niet veel voor en metastaseren<br />
zelden.<br />
3. Persisterend postbreeding endometritis: in principe is een post breeding endometritis<br />
fysiologisch. Er komen immers lichaamsvreemde stoffen in de uterus. De PBE is nodig voorhet<br />
schoonmaken van de uterus en het verwijderen van overtollige zaadcellen. Dit gebeurt door<br />
PMK’s en uteruscontracties. Echter, als de postbreeding endometritis langer duurt dan 24 uur,<br />
spreken we van een persisterend post breeding endometritis.Het komt met name voor bij het<br />
rund, waarschij<strong>nl</strong>ijk als gevolg van subinvolutie van de uterus.<br />
a. Pyometra rund: een bijzondere vorm van een chronische endometritis in combinatie met<br />
een persisterend CL. Post‐partum treedt bij een vroege oestrus ook een relatief te vroege<br />
luteale fase op. De involutie is niet voltooid en bacteriën zijn aanwezig. De bacteriën<br />
kunnen vermeerderen (door mindere afweer o.i.v. progesteron), waardoor de PGF‐2‐alpha<br />
afgifte als gevolg van endometriumschade onvoldoende is en een luteolyse uitblijft. Dit<br />
32
geeft een vicieuze cirkel. De cervix blijft gesloten door het persisterend CL en het vocht<br />
hoopt op. Vaak treedt het bij pluripare runderen op, met een afwijkende partus /<br />
puerperium. Een persisterend CL zonder uterus inhoud treedt bij het rund niet op. De<br />
veehouder neemt het waar als niet tochtig worden en witvuilen. Meestal wordt<br />
arconobacterium pyogenesaangetroffen. De behandeling is een gedwongen luteolyse met<br />
parenteraal prostaglandinen waardoor de cervix opengaat en het oestradiol weer<br />
toeneemt. Intra‐uterien heeft door de grote hoeveelheden pus niet veel zin, na afvloeiing<br />
kan dit wel. De prognose voor de koe is goed, voor de fertiliteit afhankelijk van interval<br />
partus‐behandeling.<br />
b. Persisterende post‐breeding endometritis merrie:is niet afhankelijk van de CL. Na een<br />
dekking zijn er veel spermacellen die door het immuunsysteem opgeruimd worden.<br />
Hierdoor is de cervix open en zijn uteruscontracties. Deze reactie is puur fysiologisch.<br />
Wanneer dit meer dan 24 uur duurt is het afwijkend. De ontsteking komt in een vicieuze<br />
cirkel, door de lage weerstand van het endometrium onder progesteron invloed. Door de<br />
ovulatie gaat progesteron omhoog, het embryo sterft af en door prostaglandine afgifte<br />
wordt de cyclus verkort. De merrie wordt dus ook niet drachtig en de cylus duurt minder<br />
dan 21 dagen. Risicofactoren zijn herhaalde dekking, natuurlijke dekking, pneumo of<br />
urovagina en de leeftijd. Bij dit laatste hebben oudere paarden een verhoogde kans door<br />
verminderde uteruscontracties en omdat de uterus dieper in de buik ligt (tegen<br />
zwaartekracht in).Wanneer de cervix gefibroseerd is, is de kans eveneens groter. De<br />
behandeling/ preventie is één dekking per cyclus te doen met behulp van K.I.. De uterus<br />
contracties kunnen gestimuleerd worden met oxytocine en prostaglandinen. Dit kan alleen<br />
tijdens de oestrus. De uterus kan gespoeld worden, de cervix manueel dilateren en de<br />
vulva dichtzetten = caslicks operatie. Verder is een intra‐uterien AB behandeling<br />
noodzakelijk.<br />
Een vloeistofaccumulatie tijdens de di‐oestrus is altijd afwijkend en een<br />
endometritis.<br />
Bacteriële endometritiden worden ingedeeld in twee groepen:<br />
Venerisch; veroorzaken sowieso een endometritis. Deze bacteriën verbergen<br />
zich in de sinus en fossa clitoris en rond de urethra opening.<br />
Niet‐venerisch; veroorzaken alleen een endometritis bij gebrekkige afweer.<br />
Cylcusgerelateerde aandoeningen hond en kat<br />
1. Aandoeningen in de oestrogene fase:<br />
a. Vaginale plooi prolaps: net craniaal van de urethra opening ligt, caudaal in de vagina, een<br />
weefsel dat tijdens de oestrus sterk gaat zwellen. Dit kan echter enorm gaan zwellen op<br />
pathologische wijze naar buiten komen. Wanneer de urethra opening ook mee naar buiten<br />
komt dan moet je hier goed op letten. DDx: Tumor van de vaginale plooi; met name bij<br />
een oudere hond kan ook een tumor ontstaan van de vaginale plooi ook tijdens de<br />
loopsheid. Deze kan eveneens naar buiten komen. Leeftijd is dus belangrijke DDx factor<br />
tussen plooi prolaps en tumor. Let op; het is bovendien iets heel anders dan de vagina<br />
prolaps, die we bij de hond zelden zien. Door grondwrijven kan irritatie en necrose<br />
optreden. Recidief is mogelijk dus een OVX is te overwegen ter preventie voor de volgende<br />
loopsheid.<br />
b. Persisterende oestrus: kan meerdere oorzaken hebben en zien we met name bij jonge<br />
honden tijdens de eerste of tweede loopsheid. “Split heat”: loopsheid stopt voortijdig en<br />
start opnieuw na enkele dagen of weken.<br />
i. ovulatiestoornis De behandeling is hormonaal met GnRH preparaten die erop gericht<br />
zijn een normale luteïnisatie te verkrijgen. De symptomen kunnen indien dit niet werkt<br />
ook gestopt worden met progestagenen, in een lage dosering. OVX is eventueel ook<br />
een mogelijkheid.<br />
ii. granulosaceltumor. Bij dit laatste blijft de hond veel langer loops (>25 dagen).<br />
33
iii. Ook de hond kan problemen hebben met cystes, dus een follikelcyste of een<br />
geluteïniseerde follikelcyste. De progesteron blijft echter zodanig laag dat de hond<br />
persisterend loops is.<br />
2. Aandoeningen van de luteale fase<br />
a. Cysteuze Endometrium Hyperplasie‐endometritis: komt veel voor bij de hond en in<br />
mindere mate bij de kat. Tijdens deze aandoening is het klierbuizen pakket enorm<br />
gewoekerd en er is veel secretum in de uterus en klierweefsel aan te treffen. Dit komt<br />
door een periode van oestrogeen invloed waarbij de progesteron gevoeligheid toeneemt.<br />
In de luteale fase kan het progesteron dan voor een CEH zorgen. Tijdens de oestrus komen<br />
vervolgens bacteriën in de uterus welke door de CEH en de progesteron dominantie in de<br />
luteale fase slecht geëlimineerd worden endometritis. Het treedt dus met name post‐<br />
oestrum op. Ook macrosopisch zien we in de wand heel veel blaasjes. Er is ook een<br />
mogelijkheid dat er een mucometra ontstaat, met veel ophoping van excreta maar nog<br />
geen infectie. (Pyometra: geen afvloeiing, cervix gesloten en veel pus in de uterus.<br />
Endometritis = cervix is wel open, de vagina vloeit). Een CEH op zich geeft geen<br />
verschijnselen, wel een endometritis. Bij een open cervix zien we uitvloeiing, een<br />
pyometra kenmerkt zich door sloomte en anorexie. De vergrote uterus kan een toename<br />
van buikomvang geven. Braken en PU/PD kan bij de hond gezien worden. Evenals anemie.<br />
Diagnostiek is röntgen, echo en palpatie. Röntgen onderscheid dit niet van dracht van 4‐<br />
6,5 week dus dan is echo nodig. Vaginoscopie en touché om tumoren uit te sluiten. OVX is<br />
eerste behandelingskeuze. Anders AB, prostaglandinen en progesteron‐receptorblokker.<br />
Meermalen per dag en hospitaliseren. Prognose OVX goed, medicamenteus gereserveerd.<br />
Grote kans op recidief, en fertiliteit 20%.<br />
b. Vaginitis:is een ontsteking van de vagina met uitvloeiing. Komt bij de kat niet voor, hond<br />
wel.<br />
i. Puppyvaginitis: grote brachycephale rassen op 3 maanden. Witgele uitvloeiing,<br />
aantrekkelijkheid voor reuen, Stopt meestal bij de eerste loopsheid. AB geen zin,<br />
afwachten, prognose goed.<br />
ii. Na de eerste/tweede loopsheid: komt met name voor bij de jonge teef na de eerste<br />
of tweede loopsheid. De teven hebben af en toe wat uitvloeiing, komt vaak voor bij<br />
grote, brachycephale honden van minder dan 3 jaar. De pathogenese is onduidelijk,<br />
mogelijk heeft het te maken met progesteron dominantie. Uitvloeiing meestal tijdens<br />
luteale fase, nooit bloederig. Teven zijn aantrekkelijk voor reuen. BO is discutabel,<br />
vaka worden de normale bacterieën gevonden. Vaak recidief na AB en cortico’s,<br />
prognose niet goed voor behandeling. Wel nemen de verschijnselen vanzelf af,<br />
fertiliteit ongestoord.<br />
iii. Vaginitis oudere teef: allerlei oorzaken, bijvoorbeeld urine‐incontinentie. Viraal kan<br />
door herpes, met blaasjes en uitvloeiing. Bij persisterend weefsel na OVX en neoplasie<br />
is de uitvloeiing bloederig, anders niet. Therapie afhankelijk van oorzaak.<br />
Ook bij de merrie komt een vaginitis voor meestal in combinatie met endometritis of<br />
pneumo‐vagina. We zien geel‐grijzige uitvloeiing en kan oorzaak zijn voor abortus.<br />
Oorzaak niet bekend, wel vaak isolatie van streptococcus equi zoöepidemicus.<br />
3. Aandoeningen van de anoestrus:<br />
a. Primaire anoestrus: dit is een verlengde anoestrus, maar bij een teef jonger dan <strong>18</strong><br />
maanden spreken we van een primaire anoestrus, dus het niet optreden van de eerste<br />
loopsheid/ krolsheid. Eén van de eerste oorzaken van een primaire anoestrus is<br />
hermafroditisme met allerlei erfelijke en niet‐erfelijke oorzaken. We spreken van een<br />
verlengde anoestrus wanneer deze langer dan 1 jaar duurt of 2x de voor die hond normale<br />
interval. In dat geval moet je ook aan hypothyreoïdie, cushing etc denken.<br />
34
. Abnormaal verlengd anoestrus interval: de teef is al een keer loops geweest maar nu voor<br />
2x de normale tussentijd of meer dan een jaar niet. Oorzaken zijn hypothyreoïdie,<br />
iatrogeen, slechte waarneming eigenaar of stille oestrus. Bij een teef > 8 jaar neemt de<br />
lengte normaliter toe. Om de oorzaak vast te stellen zijn van nut: progesteronconcentratie<br />
in plasma (
andere ruiter en het beste is de combinatie met een progestagenen behandeling, ovariëctomie of<br />
een GnRH vaccin.<br />
Een schijndracht kun je induceren door eerst een dracht te maken en deze na een tijdje kapot te<br />
knijpen. De merrie is niet meer drachtig, maar kan wel tot 5 maanden in diëstrus blijven, als gevolg<br />
van de drachtherkenning en endometrium cups (EcG). Is wel twijfelachtig in verband met ethiek.<br />
Hiermee verleng je de endogene progestagenen productie. Een andere methode is het CL laten<br />
persisteren.<br />
Je moet je realiseren dat een ovariëctomie een laatste optie is wegens het ingrijpende karakter.<br />
Bovendien is de reden voor hengstigheid bij de merrie de afwezigheid van progesteron, en niet de<br />
aanwezigheid van oestragenen. Na een OVX kan de merrie dus toch nog hengstig worden. Alle<br />
behandelingen hebben overigens nadelen.<br />
‐ Progestagenen: gezien als doping door enkele sportbonden<br />
‐ Dracht is niet te combineren met topsport<br />
‐ Dracht afbreken is niet acceptabel voor eigenaren vaak en de merrie moet maar drachtig<br />
worden<br />
‐ Ovariëctomie is veel risico, is niet meer geschikt voor fok en is misschien wegens de reden<br />
niet ethisch acceptabel<br />
‐ GnRH vaccin geeft mogelijk een blijvende acycliciteit, dus soms valt het niet mee om de<br />
reversibiliteit in stand te houden. Deze is bovendien nog niet in NL geregsitreerd voor<br />
paarden.<br />
Oestruspreventie bij de teef en de poes<br />
Hier maak je gebruik van om een aantal zaken te voorkomen, namelijk oestrusverschijnselen, dracht,<br />
schijndracht of de negatieve invloeden van progesteron. Dit laatste gebeurt na een overiëctomie, en<br />
progesteron kan veel problemen veroorzaken, zoals CEH of fibroadenomateuze hyperplasie. Er is op<br />
de wereld een enorm overschot aan dieren, dus anticonceptie speelt bij honden en katten (i.t.t.<br />
paard) wel een belangrijke rol. We kunnen de oestrus voorkomen met een operatie, wat het meeste<br />
voorkomt. Medicamenteus is echter ook mogelijk met behulp van progestagenen.<br />
Bij een sterilisatie kun je kiezen tussen een ovariëctomie (OVX) of een ovariohysterectomie (OVHX).<br />
Voordelen OVX:<br />
‐ Minder invasief dan OVHX<br />
‐ Kans op CEH afwezig<br />
‐ Kortere anesthesie dan OVHX<br />
‐ Minder risico op post‐operatieve complicatie (bloeding, urologisch) vergeleken met OVHX.<br />
‐ Incidentie mammatumoren lager in vergelijking met medicamenteuze behandeling<br />
‐ Incidentie diabetes mellitus neemt af in vergelijking met medicamenteuze behandeling<br />
‐ Kans op acromegalie neemt af in vergelijking met medicamenteuze behandeling><br />
Nadelen OVX:<br />
‐ Irreversibel<br />
‐ Operatierisico<br />
‐ Meer kans op urine‐incontinentie (sfinctermechanisme blaas/urineweg kan minder goed gaan<br />
werken) Vooral bij honden zwaarder dan 20kg.<br />
‐ Vachtverandenig (Cocker Spaniel, New Foundland, Afghaanse Windhond)<br />
Wanneer je hebt besloten om een OVX te doen is het nodig om te bepalen wanneer. De mogelijke<br />
voordelen van een heel vroege ovariëctomie (voor de eerste loops/krolsheid) zijn een minder risico<br />
op mammatumoren (geen goed onderzoek gedaan), de ingreep is makkelijker (nog minder<br />
vetvorming, makkelijker bereikbaar) en er is geen oestrus geweest dus überhaupt nooit kans op<br />
dracht. Dit laatste is met name van belang bij overpopulatiegebieden.<br />
36
De nadelen van een vroege behandeling zijn: vaginitisklachten kunnen continueren indien al<br />
aanwezig (progesteron invloed?), anesthesierisico is verhoogd als je geen aandacht geeft aan de<br />
immaturiteit van de pup, urine incontinentierisico neemt toe, sluiting van de epifysair lijnen is<br />
vertraagd (ook door progesteron GH) en tot slot problemen met de vulva en urinewegen<br />
(teruggetrokken vulva, dermatitis, vaginitis, urinweginfecties). Een belangrijke factor is natuurlijk ook<br />
de wens van de eigenaar!<br />
Bij de medicamenteuze interventie spelen zoals gezegd met name progestagenen een rol. De<br />
voorkeur bij de hond is voor proligeston dat parentaal (lang‐werkend) wordt toegediend en een<br />
zwak progestageen is. Het geeft dus minder neveneffecten. Een andere optie die ook oraal kan is<br />
MPA. Je dient de middelen bij voorkeur toe een maand voor de verwachte loopsheid. Oraal gebruik<br />
je als een kort uitstel is gewenst of maximaal 21 dagen. Na een wisselende periode komt hierna de<br />
oestrus weer terug. CEH‐endometritis neemt niet toe bij proligeston! Bij de poes heeft de voorkeur<br />
wel voor het gebruik van orale progestagenen, MPA, omdat de neveneffecten van dit middel bij de<br />
poes minder zijn. Bovendien is de werkingsduur van parenterale progestagenen onvoorspelbaar en<br />
de toediening kan in geval van dracht makkelijk worden gestopt. Voor de eerste krolsheid en<br />
loopsheid GEEN progestagenen toedienen, risico op CEH en melkklier hyperplasie dan zeer groot.<br />
Afhankelijk van het type middel en dosering zijn er veel neveneffecten van progestagenen:<br />
acromegalie, diabetes, neoplasie van mammaweefsel, pseudodracht en verlengde dracht. Deze<br />
nadelen komen echter door progesteron die tijdens een normale niet geholpen cyclus van de teef<br />
ook voorkomen. Bij het gebruik van proligeston is er geen toename in riciso op CEH, MPA wel.<br />
Mammatumoren zijn een probleem. Zonder sterilisatie is dit percentage ongeveer 25%. Een<br />
ovariëctomie heeft echter tot 2,5 jaar slechts effect, daarna niet meer voor de maligne tumoren.<br />
Ditzelfde geldt dus wel voor endogene progestagenen, waarbij het risico vergelijkbaar is. Wil je dus<br />
echt voorkomen dan zul je een OVX moeten doen voor 2,5 jaar. De tumoren bij een jonge poes zijn<br />
vaak fibroadenomateuze hyperplasie, terwijl het bij een oudere poes nog wel eens een carcinoom<br />
betreft. OVX voorafgaand aan de invloed van progesteron doet het risico 7x afnemen.<br />
Ook de fret heeft een door dekking geïnduceerde ovulatie en wordt in het voorjaar oestrisch. Als de<br />
fret niet gedekt wordt blijft de fret oestrisch dat kan leiden tot anemie, kaalheid en<br />
beenmerghypoplasie. Hier gaat de fret dood aan. Je moet dus de oestrus voorkomen. Dit kan met<br />
een ovariëctomie, maar dit geeft een grote kans op bijniertumoren waardoor het oestradiol alsnog<br />
omhoog gaat en dus dezelfde problemen krijgen als bij een oestrus. Progestagenen zijn niet erg<br />
praktisch omdat deze meerdere toedieningen per seizoen nodig hebben. Bij de fret, dus heel anders<br />
dan de teef, zijn GnRH agonisten (Suprelorin) het beste (als implantaat). De fret start met een<br />
oestrus maar dat is aanvaardbaar. Ook kan het gebruikt worden bij de mannelijke fret!<br />
Bij mannelijke dieren wordt het onvruchtbaar maken gedaan door een deel te verwijderen van de<br />
ductus deferens, vasectomie. Dit kan zijn omdat de eigenaar erom vraagt, gedrag of slachtkwaliteit.<br />
Heel soms zijn er medische indicaties. Naast de chirurgische castratie is een immunocastratie<br />
mogelijk met antistoffen tegen GnRH. Deze methode is reversibel.<br />
Bij een sterilisatie behoudt het dier nog wel zijn testosteron. Sommige dieren worden gebruikt om zo<br />
vrouwelijke oestrische dieren op te sporen, zoekberen/stieren/rammen. Het verspreiden van<br />
dekinfecties neemt hierdoor wel toe, omdat ze wel kunnen copuleren maar alleen niet bevruchten.<br />
Werkcollege 4:<br />
Casus 1: 4 maanden oude boxer, met vaginale purulente uitvloeiing.<br />
Wanneer een puppy vaginitis heeft dan werkt antibioticum wel even, maar zodra je ermee stopt<br />
komt het direct weer terug. Er is dus geen goede behandeling voor. Goed is het om de vagina met<br />
niet‐aggressieve middelen schoon te maken, bijvoorbeeld water. Meestal is het gewoon afwachten<br />
37
en is het na de eerste loopsheid over. Waarschij<strong>nl</strong>ijk doordat de afweer van de vagina verbetert door<br />
de inmiddels opgekomen hormonen. Indien het gecombineerd wordt met een blaasontsteking is het<br />
wel verstandig om een antibioticum te geven.<br />
Nadat deze pup op 8 maanden loops is geweest heeft de teef na 2 weken nogmaals vaginale<br />
uitvloeiing en blijkt zeer aantrekkelijk voor reuen te zijn. Belangrijk is te vragen waarom de eigenaar<br />
dacht dat de teef loops was, dus zowel de uitvloeiing als gedrag. De differentiële diagnose is:<br />
endometritis, vaginitis, incontinentie, persisterende pro‐oestrus (follikel heeft niet geövuleerd en<br />
teef is persisterend loops), split oestrus (periode van wel en niet en dan wel loopsheid). Vragen die je<br />
met deze DDx is gedachte zou moeten stellen zijn: hoelang duurt die uitvloeiing, hoe ziet de<br />
uitvloeiing eruit, wanneer komt dit, is het erger geworden? Bij endometritis verwacht je ook braken,<br />
PU/PD (toxinen beschadigen de nier), anorexie, ziekte. Voor de incontinentie kun je vragen naar<br />
urinekenmerken.<br />
Het blijkt vaginitis te zijn, dus inmiddels na de eerste loopsheid. In de pathogenese van een vaginitis<br />
spelen hormonen (progesteron) een rol, bovendien hebben grote brachycephale rassen er meer kans<br />
op wegens een veel geplooidere vagina. Het komt vrijwel alleen voor bij honden tot 3 jaar. De<br />
precieze pathogenese is onbekend, maar onderzoek daarnaar is niet nodig omdat het goed te<br />
behandelen is, niet ernstig en vanzelf weer over gaat. Na de eerste loopsheid geven we wel een<br />
antibioticum vaginaal. Dit doen we vaak in combinatie met cortico’s om de ontsteking te remmen<br />
(afweersysteem is in de war en het jeukt). Hier gebruiken we bijvoorbeeld neotrian voor, wat<br />
oorspronkelijk een oorzalf is, en met een spuit ingebracht kan worden.<br />
Aan het einde van de luteale fase wordt het vanzelf al beter door het wegvallen van het progesteron.<br />
Je kunt mogelijk met dopamine agonisten de prolactine remmen maar dit is niet echt nodig. Voor de<br />
fertiliteit maakt het bovendien ook niets uit. Na behandeling is de kans op recidief vrij groot zodra de<br />
progesteron gehaltes weer omhoog gaan, een blijvende oplossing is dan een ovariëctomie.<br />
Nu heeft ze een purulente uitvloeiing op 6 jaar, 2 maanden na de loopsheid en inmiddels al 2 nesten<br />
gehad. En de DDx verandert door de leeftijd: endometritis post‐oestrum (CEH) en vaginatumor. Je<br />
zou in dit geval willen vragen naar algemeen ziek waarbij je let op braken, PU/PD, afvallen,<br />
verminderd uithoudingsvermogen. Je onderzoekt uiteindelijk de DDx met een vaginoscoop waarbij je<br />
kijkt naar vaginatumoren, en je kunt een vergrote uterus voelen bij endometritis tijdens de<br />
buikpalpatie (let op, ook vergroot bij dracht en onderscheid van 4,5‐6 weken niet te maken echo).<br />
Van de tumoren komen goedaardige vrij vaak voor: fibromen en leiomyomen. Als kwaadaardige<br />
tumor zou je denken aan een plaveiselcelcarcinoom, maar komen niet veel voor. Verder kennen we<br />
condylomen, waarbij tumor cellen tijdens de coïtus zijn overgebracht. Deze komen in Nl weinig voor.<br />
Bij goed aardige tumoren kun je ze gewoon verwijderen, eventueel met een inknipping. Een<br />
endometritis genees je met een OVHX. Wanneer de eigenaar wel graag wilt fokken met de dieren<br />
moet je iets anders doen. De progesteron zorgt ervoor dat de cervix dicht zit en dus niet te spoelen<br />
is. We willen eige<strong>nl</strong>ijk het CL weg, wat je kunt doen door een dopamine agonist te geven om de<br />
prolactine te stoppen (alleen in de tweede fase van de luteale fase is het CL hypofyse afhankelijk). Dit<br />
heeft echter heel veel bijwerkingen. Toch blijkt het CL een klein beetje gevoelig voor prostaglandine<br />
een paar keer per dag een klein beetje prostaglandinen F2alpha(off‐label) geven om te zorgen dat<br />
het CL sneller afbreekt. Om het progesteron tegen te gaan kun je een progesteron receptor blokker<br />
geven, alizine. Hierbij is ter controle wel een opname verstandig. De kans dat de teef daarna nog<br />
zwanger wordt is echter toch nog afgenomen tot 20%.<br />
Casus 2:bij twee teven komt een dikte tijdens de loopsheid buiten de vulva. Teef A is 8 jaar en teef B 1<br />
jaar oud.<br />
Teef A is de meest waarschij<strong>nl</strong>ijke diagnose een tumor, een leiomyoom of eventueel een fibroom.<br />
Omdat deze naar buiten komt is een leiomyoom waarschij<strong>nl</strong>ijker omdat deze gesteeld is. De<br />
behandeling is het operatief verwijderen.<br />
38
Bij teef B denken we wegens de leeftijd eerder aan een vaginale plooi prolaps. Onder invloed van<br />
oestradiol gaan de plooien (mucosa) zwellen (oedemisch) die naar buiten kunnen komen. Bij het<br />
rund kennen we een soortgelijk probleem, maar verschillend van aard. Hierbij is het een vagina<br />
prolaps na de partus, waarbij de vagina instulpt en de binnenwand naar buiten stuwt. Hierbij gaat<br />
echter de hele vagina wand naar buiten. Bij de vaginale plooi prolaps stulp alleen de mucosa uit. Dit<br />
gebeurt over het algemeen ventraal, craniaal van de urethra. Kennelijk is de invloed van oestragenen<br />
daar het hoogst. Bij het rund is het juist vaker dorsaal. Bij deze hond is de behandeling het<br />
verwijderen van de vaginale plooi. Hierbij bindt je eerst de basis van de plooi af met een ligatuur en<br />
twee hechtingen, en daarna snij je de plooi weg.<br />
Casus 3: koppel pinken van 15 maanden oud hebben een lichte vorm van vaginale muco‐purulente<br />
uitvloeiing. Ze lopen in de wei samen met een stier.<br />
Pinken zijn ouder dan een jaar maar hebben nog niet gekalfd. Van koeien willen we dat ze op 2 jaar<br />
voor het eerst een kalf hebben, dus geïnsemineerd wordt vanaf 13‐14 maanden. De meest<br />
waarschij<strong>nl</strong>ijke oorzaak voor muco‐purulente uitvloeiing is een infectieuze aandoening. Gezien het<br />
feit dat ze het allemaal hebben en er een stier rond loopt is een SOA waarschij<strong>nl</strong>ijk. Een vaginitis kan<br />
door een vieze penis ontstaan, verder kun je denken aan chlamydia, herpes of IBR. Om dit te<br />
onderzoeken kun je een swab nemen, of gewoon even goed voelen en kijken. Bekijk hierbij ook goed<br />
de stier! Belangrijke vragen hierbij zijn of de stier nieuw is, zo niet, nieuwe pinken die de infectie zijn<br />
begonnen. Voor de behandeling is de vraag of het erg is of niet. Meestal is het even afwachten, en<br />
koorts in de gaten houden. De koeien moeten het eige<strong>nl</strong>ijk zelf even oplossen. Kijken of je iets aan de<br />
stier kunt doen, bijvoorbeeld uit de wei halen.<br />
Casus 4: een veehouder wil een koe 70 dagen na de partus insemineren maar ziet haar niet tochtig.<br />
Een koe wordt 3 weken p.p. voor het eerst tochtig, maar dit is een stille tocht, en de tweede, dus 6<br />
weken later laat een koe het vaak pas zien dat ze in oestrus is. Eerste inseminatie wordt echter vaak<br />
pas op 60 dagen gedaan p.p. Deze eerste inseminatie is niet altijd succesvol, dus een boer houdt een<br />
gemiddelde tussenkalf tijd aan van maximaal 400 dagen. (280 dagen dracht + 63 dagen tot zichtbare<br />
oestrus + mislukte inseminaties).<br />
Wanneer een koe op 70 dagen post partum aangeboden wordt bij de dierenarts voor een<br />
gyneacologisch onderzoek kunnen hier meerdere redenen voor zijn: niet tochtig worden (anoestrus<br />
door een ware anoestrus, of valse anoestrus (koe laat niet zien of boer kijkt niet goed)),<br />
drachtigheidscontrole en mislukte inseminaties. Om een snellere nieuwe ovulatie te krijgen kun je<br />
PGF2‐alpha geven waardoor het CL eerder wordt afgebroken.<br />
De redenen dat de veehouder de koe niet tochtig ziet is dus ware of valse anoestrus of toch drachtig<br />
(bijvoorbeeld door een ontsnapte stier). Het is belangrijk dat een boer een koe tochtig ziet omdat<br />
een koe binnen 12 uur na tochtigheidsverschijnselen geinsemineerd moet worden. Bovendien laat<br />
een koe maar 5‐8 uur tochtigheidsverschijnselen zien. De tochtigheidsverschijnselen zijn: springen,<br />
blijven staan, flehmen, uitvloeiing, meer bewegen.<br />
De koe blijkt na rectale palpatie een pyometra te hebben met een geringe uitvloeiing, wat een<br />
purulente endometritis is met een gesloten cervix. Om de cervix gesloten te houden heeft de koe dus<br />
zeker weten een CL.Eenpyometra gaat altijd gepaard met een persisterend CL, anders kan de cervix<br />
niet gesloten zijn. Deze diagnose kun je bevestigen door rectaal te voelen en een echo te maken<br />
(sneeuwvlokjes bij pyometra). Het onderscheid tussen een uterus gevuld met een vrucht of pus kun<br />
je maken door een vruchtvlies wel of niet te voelen (membraanslip). Ook kun mogelijk al benige<br />
delen van de vrucht voelen of andere delen.<br />
Een persisterend CL blijft langer bestaan dan normaal bij deze koe, dus langer dan 17 dagen. Dit kan<br />
omdat de uterus gevuld is, dus het lichaam denkt dat er een dracht is, PGF2‐alpha wordt niet<br />
afgegeven. Mogelijk is dit in combinatie met een beschadigd endometrium. Om dit vast te stellen kun<br />
je voelen of er een pyometra is en met echo een CL vaststellen.<br />
39
De behandeling bestaat uit het toedienen van prostaglandinen. Voordat je dit doet kun je nog even<br />
afwachten of het lichaam het zelf kan. Een koe wordt, anders dan de hond, niet zo ziek van een<br />
pyometra.<br />
Een persisterend CL kun je ook aantreffen bij de merrie. De diagnose stel je op vergelijkbare wijze,<br />
dus met een echo en kijken of er een CL zit (kun je niet voelen!). De tochtigheid controleer je door<br />
een hengst erbij te zetten, schouwen, bij niet tochtig zal de merrie de hengst in elkaar trappen.<br />
Verder check je een gesloten cervix etc. De behandeling is ook hier PGF2‐alpha eenmalig.<br />
Casus 5: een dag na inseminatie laat de merrie een wit‐gele uitvloeiing zien<br />
De DDx voor deze uitvloeiing is: post‐breeding endometritis (wegens allergie voor de sperma en<br />
andere hieraan verwante stoffen), uitlopen van de hengstigheids urine bij een uro‐vagina.<br />
De oorzaak van deze uitvloeiing onderzoek je met een vaginoscoop op de aanwezigheid van een uro‐<br />
vagina. De endometritis kun je onderzoeken met echo of rectale palpatie. Er blijkt sprake te zijn van<br />
een post‐breeding endometritis. Dit is niet perse afwijkend omdat het fysiologisch is en bij elk paard<br />
voor komt. We vinden het pas abnormaal als het langer dan 48 uur duurt. Predisponerende factoren<br />
voor een endometritis bij een paard zijn voor oudere dieren, dieper in de buikholte liggen (tegen<br />
zwaartekracht in werken), meerdere inseminaties te kort op elkaar, cervicale afwijkingen (fibrose) en<br />
tot slot inseminatie tijdens de veulen hengstigheid (ovulatie 9‐10 dagen na de partus, maar uterus is<br />
nog niet helemaal goed ge‐subivolueerd).<br />
Omdat deze merrie nog niet pathologisch is gaan we nog niets doen. Wanneer dit wel zo zou zijn zou<br />
je de uterus willen spoelen met fysiologisch water (1,5‐2L) en een uterus contractie opwekken met<br />
oxytocine of PGF2‐a. (dit laatste heeft wegens bijwerkingen en risico op verwijderen CL niet de<br />
voorkeur)<br />
Gezien de hoofdoorzaak van de endometritis zou je een aantal dingen willen adviseren om herhaling<br />
te voorkomen: eenmalig inseminatie, niet op veulenhengstigheid, insemineren op een follikel van<br />
meer dan 35mm, hCG geven om LH‐achtige werking op te wekken, preventief spoelen na 12 uur.<br />
Werkcollege 5: fertiliteitsbegeleiding individueel dier en oestrus preventie<br />
Casus 1:Een veehouder die tot voor kort koeien en schapen had, is wegens economische problemen<br />
gestopt met het houden en fokken van deze dieren. Hij heeft nu honden en katten waarmee hij wil<br />
fokken. Hij was gewend om als de koeienoestrisch gedrag vertoonden, een eenmalige inseminatie uit<br />
te (laten) voeren. Deze eigenaar laat nu ook zijn teven en poezen eenmalig dekken, zodra ze oestrisch<br />
zijn. Zijn drachtresultaten zijn echter bedroevend slecht.<br />
Als je een koe ’s ochtends tochtig ziet, insemineer je ’s middags, als ze ’s middags tochtig is<br />
insemineer je de volgende ochtend (ong. 12uur ertussen). De beginnende tocht vindt plaats onder<br />
invloed van oestradiol, geproduceerd door een dominant pre‐ovulatoir follikel. De koe krijgt 6 uur<br />
hierna de LH piek en 24 uur later ongeveer ook de ovulatie. Dan is de koe niet meer tochtig maar<br />
moet dus al wel geïnsemineerd zijn.<br />
De teef is veel slechter voorspelbaar in haar ovulatie, maar de beste indicatie is de LH‐piek. Ongeveer<br />
1‐2 dagen na deze piek ovuleert de teef. Echter ga je niet tussen de LH piek en de ovulatie<br />
insemineren. De eicel moet namelijk na ovulatie nog een tijdje rijpen, dus je wacht langer met het<br />
dekmoment. Dit hangt samen met een hogere progesteronwaardedoor het inmiddels gevormde CL,<br />
welke je in het bloed kunt meten. De inseminatie is ongeveer 2‐3 dagen na de LH‐piek, maar doe je<br />
pas als de progesteronwaarde boven een bepaalde waarde uit is gekomen. De loopsheid valt<br />
voorafgaand aan deze LH‐piek.Altijd moet je wel oppassen dat deze waarden gebaseerd zijn op<br />
gemiddelden, terwijl teven veel onderling verschillen. Bloedwaarden zijn nodig om tot uitsluitsel te<br />
komen, met behulp van radio‐immunoassay (RAI). Bij de teef gebruik je geen echo om de follikels<br />
vast te stellen en het nodige CL te vinden.<br />
40
Het probleem is dat het onderscheid tussen follikel en CL moeilijk is, omdat het follikel zich langzaam<br />
tot een CL ontwikkeld en niet zoals bij LH in elkaar overspringt. Ook cytologie van het vaginaslijmvlies<br />
geeft een indicatie over de dekmogelijkheid, maar werkt verreweg het beste in combinatie met<br />
progesteron bepaling, 3x per week.<br />
Veel fokkers insemineren 11‐13 dagen na de start van de pro‐oestrus, maar door de grote variatie<br />
tussen teven is het slagingspercentage hiervan maar 50%.<br />
Ook de LH‐surge kan bepaald worden, maar de variatie tussen deze en de ovulatie is groot.<br />
Bovendien moet het meerdere malen per dag gemeten, is een heel snelle korte piek.<br />
Bij de poes is het helemaal een ander verhaal. Deze hebben een geïnduceerde ovulatie, waarbij de<br />
dekking een prikkel in de vagina geeft en een LH piek induceert. Over het algemeen moet de poes<br />
hiervoor meerdere keren gestimuleerd worden (1x = 50%), dan krijg je een optimale LH piek. Hoe<br />
vaker je dekt, hoe hoeger de LH‐piek, hoe groter de kans op ovulatie is.<br />
De teleurstellende resultaten van de veehouder komen door fouten in dit verband. De poezen<br />
moeten meerdere malen gedekt worden op dezelfde dag, in plaats van één keer, tijdens de<br />
krolsheid. De teven moeten gedekt worden op basis van progesteron bepaling en niet de loopsheid<br />
(veel te vroeg!), en zullen dus veel later gedekt moeten worden. Bij gebruik van diepvriessperma is<br />
het tijdstip nog nauwkeuriger nodig omdat deze kort in leven blijft.<br />
Optimaal progesteronmoment voor teef is 16 nmol. Progesteron stijgt bij de teef al voor de ovulatie.<br />
Voor de merrie afwezigheid van progesteron.<br />
Casus 2: Oestruspreventie wordt vooral toegepast bij gezelschapsdieren en de merrie. Een enkele keer<br />
kan de vraag ook in de hobbysector van de vleesveehouderij worden gesteld.Toch blijkt<br />
oestruspreventie voor de merrie een andere achtergrond te hebbendan voor de teef, poes en het fret.<br />
Gedragsproblemen die gerelateerd zijn aan de cyclus van de merrie zijn tijdens de hengstigheid:<br />
verminderde prestatie, frequent urineren, niet willen lopen, agressie en lui zijn. Soms echter zijn er<br />
gedragsproblemen die helemaal niet gerelateerd zijn aan de hengstigheid maar wel zo lijken. Om te<br />
onderzoeken of dit daadwerkelijk het geval is kun je: navragen of het elke 3 weken, 1 week is of<br />
continue of seizoensgebonden;vragen naar veranderingen in de omgeving; uitsluiten dat het paard<br />
een lichamelijk letsel heeft; merrie schouwen op hengstigheid ; controle geslachtsapparaat op<br />
hengstigheid; tumor op eierstokken uitsluiten (ook een continu probleem). Tot slot vergelijk je het<br />
gedrag tussen hengstigheid en niet hengstigheid. Pas als je dit onderzoek goed hebt gedaan, kun je<br />
eventueel over tot oestruspreventie.<br />
Oestruspreventie wordt nooit gebruikt als contraceptie omdat alleen het gedrag wordt beïnvloed en<br />
niet zozeer een bevruchting wordt voorkomen. Bij contraceptie blijft de cyclus bestaan alleen wordt<br />
een bevruchting voorkomen. Een vorm van oestruspreventie is bijvoorbeeld een zwangerschap.<br />
Nadelen zijn dat ze vanaf 6 maanden niet meer in de topsport mogen verschijnen en natuurlijk dat je<br />
een veulen krijgt.<br />
Schijndracht creëren door na de drachtherkenning het vruchtje kapot te knijpen op dag 17, maar het<br />
CL blijft 60‐90. Nadeel is ethisch misschien moeilijk en de merrie moet eerst drachtig worden.<br />
Wanneer je nog later crusht op 35 dagen vormt zich een endometrium cup welke via de productie<br />
van ECG zorgt voor extra secundaire follikels en de hengstigheid zelfs tot 100‐120 uitblijft. Ethischer<br />
is dit mogelijk nog onverantwoorder.<br />
Hengstigheid kan bovendien tijdelijk worden uitgesteld met behulp van progesteron, bijvoorbeeld<br />
om zo aan te passen aan het wedstrijdschema. Progesteron bootst het corpus luteum na.<br />
Progesteron (regumate) staat wel op de lijst voor doping, met als uitzondering gebruik op basis van<br />
gedragsproblemen aan de oestrus gerelateerd bij de merrie. Regumate gaat oraal, spuitpreparaten<br />
werken minder betrouwbaar. GnRH vaccin: is een chemische castratie door een vaccinatie tegen<br />
GnRH, met een slecht voorspelbare werkzaamheid, mogelijk geen oestrus terugkeer na stoppen en in<br />
NL nog niet op de markt. Knikker inbrengen in de uterus die als dracht wordt gezien en zo het CL in<br />
41
stand houdt. Verlengt de dioestrus. Werkt vaak niet en uithalen is ook best lastig.<br />
Ovariohysterectomie is ook mogelijk, maar is irreversibel en heeft een groot operatierisico bij de<br />
merrie.<br />
Bij koeien doe je eige<strong>nl</strong>ijk nooit aan oestruspreventie maar kan het wel. Er zijn geen preparaten<br />
geregistreerd en off‐label gebruik geeft wachttijd voor slacht en melk en het werkt veel korter. Vaak<br />
gebruik je implantaten die maar 10‐14 dagen werkzaam zijn.<br />
Bij de teef, poes en fret kan de preventie zowel medicamenteus als chirurgisch gedaan worden. Een<br />
chirurgische ingreep is of een OVX of een OVHX. Over het algemeen doe je een OVX als er geen<br />
indicatie voor een OVHX is, de ingreep is dan namelijk minder groot. Bij de teef doen we liever een<br />
chirurgische ingreep dan medicamenten omdat er minder kans op mammatumoren (met name<br />
maligne) is na een OVX voor 2,5 jaar oud. Ook is er minder kans op endometritis en diabetes mellitus.<br />
Natuurlijk zijn er ook nadelen; toename van lichaamsgewicht, het is definitief, urineincontinentie met<br />
name bij grote rassen (door blaas meer in bekkenholte na OVX en de sfincter zelf kan ook aangetast<br />
worden en tot slot door daling oestrageenconcentratie), gedragsveranderingen (progesteron dempt<br />
gedrag en dat is er nu niet), vachtveranderingen (cocker spaniel, afgaanse windhond,<br />
Newfoundlander).<br />
Medicamenteus gebruik je wellicht wel als je later nog een nestje zou willen. Of als het<br />
anesthesierisico te groot wordt bij bijvoorbeeld dieren met een afwijking. Bij de teef en koe<br />
gebruiken we progestagenen ter oestruspreventie. Bij de teef hebben we hierbij een voorkeur voor<br />
proligeston, als merk. Als je medicijnen gaat toedienen moet je rekening houden met:<br />
dopingregelementen, wachttijden voor slacht en melk, het is belangrijk om op het juiste moment te<br />
starten in de anoestrus of diestrus, je moet altijd controleren of het dier echt niet drachtig is, je moet<br />
kiezen tussen een injectie of orale toediening, rekening houden met bijwerkingen, kosten.<br />
Bijwerkingen die we bij de hond en kat kennen zijn: risico op Cysteuze Endometrische Hyperplasie<br />
endometritis, verlengde dracht indien ze drachtig zijn, hypersecretie GH diabetes, tumoren van de<br />
melkklierpakketten, hogere secretie van prolactine schijndracht.<br />
Bij fretten is het belangrijk om de oestrus te voorkomen bij fretten omdat als deze niet gedekt wordt,<br />
hierdoor krijg je een persisterende oestrus die tot beenmerg hypoplasie leidt anemie en kaalheid.<br />
De fret heeft een geïnduceerde ovulatie dus zonder dekking blijft deze in oestrus en gaat de cyclus<br />
niet verder. De fret kan hieraan dood gaan. Oestruspreventie van de fret: OVX, progesteron en GnRH<br />
agonistin de vorm van een implantaat, waarbij de laatste een voorkeur heeft maar heel erg duur is<br />
en 1,5‐2 jaar werkt. De progestagenen worden wel veel toegepast, maar moet vaker toegediend en<br />
kan schijndracht veroorzaken. Een OVX doen we niet om meer kans op bijniertumoren negatieve<br />
feedback vanuit het ovarium op de LH secretie valt weg.<br />
Casus 3: Fertiliteitbegeleiding vormt op rundveebedrijven een belangrijk onderdeel van<br />
debedrijfsbegeleiding. Een optimale vruchtbaarheid is direct van belang voor deeconomische<br />
bedrijfsresultaten bij rundvee. Voorafgaand aan het bedrijfsbezoekop een rundveehouderijbedrijf met<br />
80 melkkoeien wordt een werklijst uit decomputer gedraaid. Op deze werklijst staan de koeien<br />
vermeld die (1) nog niettochtig (gezien) zijn en (2) voor een drachtigheids‐onderzoek in<br />
aanmerkingkomen. Bovendien is het bekend dat er op dit bedrijf problemen bestaan met het<br />
‘op tijd’ drachtig worden van de koeien. Voorts ligt het aantal inseminaties dat perdrachtigheid moet<br />
worden uitgevoerd te hoog (goed 1,8; op dit bedrijf 2,5)gezien wordt een rectaal (met en zonder<br />
echografie) en vaginoscopisch onderzoekuitgevoerd. Er is bij deze koe sprake van het beeld:<br />
‘anoestrus, maar welcyclisch’.<br />
Dit verschijnsel noemen we ook stille tocht, dat veelal uit een management probleem komt en de<br />
veehouder het gewoon niet kan zien, met name als het laat na het afkalven is. Klinisch kan het ook<br />
42
optreden, bijvoorbeeld door onvoldoende LH productie en geen dominante follikel maken, vooral<br />
kort na het afkalven door hormonale disbalans. Wat kunnen we in de cyclus waarnemen?<br />
‐ 9 dagen na de tocht zitten we in de diestrus dus op de ovaria vinden we een groot CL. We<br />
hebben een lage tonus van de baarmoeder (dus slap) door een progesteron productie. Er<br />
kunnen kleine follikels aanwezig zijn.<br />
‐ 19 dagen: we verwachten dat de koe oestrisch is, de progesteron productie valt weg en<br />
oestrogenen geven prikkeling, waardoor de tonus van de baarmoeder toeneemt. Verder<br />
hebben we een dominant follikel en tochtig gedrag. Met vaginaal onderzoek vinden we slijm<br />
in de vagina, dat een beetje taai van aard is.<br />
Ondanks 7 inseminatie pogingen om een bepaalde koe op dit bedrijf drachtig tekrijgen, bleek deze<br />
elke keer weer tochtig te worden. Na de achtste pogingmet sperma van dezelfde stier als voorheen<br />
gebruikt, blijkt de koe echtertoch drachtig te zijn.<br />
Repeat‐breeder noemen we dit. Het probleem hiermee kan zijn is dat het dekmoment steeds<br />
verkeerd was gekozen en nu toevallig goed of vroeg‐embryonale sterfte (
Bronn:<br />
Senger 20003,<br />
fig 10‐5<br />
Broon:<br />
WC6 Vooortplanting<br />
2011‐2012, UU<br />
44
Voor de spermatogeenese<br />
is nodig:<br />
‐ sspermatocyttogenese:<br />
mitotische<br />
delingenvan<br />
de e spermatogoonia<br />
‐ meiotische delingen vaan<br />
de spermmatocyten:<br />
vorming haaploïde<br />
sperrmatide<br />
uit diploïde<br />
sspermatocytt<br />
‐ sspermiogeneese:<br />
differenntiatie<br />
v.d. sppermatiden<br />
‐ ooptimale<br />
enddocriene<br />
en paracriene rregulatie<br />
Wanneeer<br />
de spermmatiden<br />
af zijn<br />
is het hhet<br />
doel om m een zo coompact<br />
en bbeweeglijk<br />
mogelijke m<br />
spermaccel<br />
te maken.<br />
1. GGolgifase:<br />
wwaarbij<br />
een acrosoomblaasje<br />
wordt gevormd. TTerwijl<br />
dit ggebeurt,<br />
mig greren de<br />
ccentriolen<br />
nnaar<br />
de basis<br />
van de nnucleus.<br />
Het proximale deel vormt het anker voor het<br />
fflagellum,<br />
heet<br />
distale deeel<br />
een axoneeem.<br />
2. TTijdens<br />
de CCAP<br />
fase vormt<br />
de acrosoom<br />
een du uidelijk te onnderscheidenn<br />
blaasje bov venop de<br />
nucleus. Hett<br />
flagellum begint<br />
naar buiten<br />
te proj jecteren.<br />
3. AAcrosomaal<br />
fase: de cel begint zich vverder<br />
te ver rlengen.<br />
4. ttijdens<br />
de mmaturatiefasee<br />
worden alle<br />
organellen n die overbodig<br />
zijn eruitt<br />
geworpen, zodat de<br />
ccel<br />
zo comppact<br />
en gesstroomlijnd<br />
mogelijk bli ijft. Omdat de kop vann<br />
de spermacel<br />
ook<br />
ccompact<br />
mooet<br />
zijn, moeeten<br />
de chroomatiden<br />
ook<br />
compact ggemaakt<br />
worrden.<br />
De con ndensatie<br />
vvan<br />
dit chroomatide<br />
gebeeurt<br />
door eeen<br />
een histo on: protaminne.<br />
Mitochonndriën<br />
cluste eren zich<br />
rondom de flagellum. DDe<br />
hele cel is omgeven n door plasmamebraan.<br />
De staart van een<br />
sspermacel<br />
iss<br />
vanbinnen gevormd dooor<br />
microtub buli in 9 paren<br />
rond een kkring<br />
en een n centraal<br />
paar. Fibrilleen<br />
in de wand<br />
van dee<br />
staart zorg gen voor dee<br />
stevigheidd,<br />
de tubuli voor de<br />
beweeglijkheeid.<br />
Uiteindeelijk<br />
krijg je eeen<br />
spermac cel met verscchillende<br />
ondderdelen,<br />
en de vorm<br />
vvan<br />
de kop iss<br />
diersoortsppecifiek.<br />
Bron: HHC8<br />
Voortplannting<br />
2011‐<br />
2012<br />
Binnen ee en testesbuisje<br />
kun je verschillend de verre<br />
stadia (I t/m VIII) van ontwwikkelingen<br />
zien in<br />
verschillen nde gebiedenn<br />
van het buisje.<br />
Een st tadium is<br />
een bepaalde<br />
celsammenstelling<br />
oop<br />
die plek inn<br />
het epithee el, welke conntinu<br />
overgaaat<br />
naar het volgende v<br />
stadium.<br />
Wanneer ééén<br />
stukje iin<br />
het epitheel<br />
alle 8 st tadia heeft doorlopen sspreken<br />
we van een<br />
voltooide<br />
spermatoogene<br />
cycluss,<br />
en duurt enkele dagen.<br />
Binnen een buisje loopt dus niet n alles<br />
synchrooon<br />
en dit draaagt<br />
zorg vooor<br />
de continuue<br />
ontwikkel ling van sperrmacellen.<br />
Een andder<br />
begrip iss<br />
de spermatogene<br />
golff,<br />
waarbij we e niet naar één plek kijjken,<br />
maar langs l het<br />
epitheel op verschilllende<br />
plekkeen<br />
de verschhillende<br />
stadia<br />
kunnen wwaarnemen.<br />
De golf kom mt op één<br />
plek natuurlijk<br />
net zoo<br />
vaak langs als de spermmatogene<br />
cyc clus duurt.<br />
45
Broon:<br />
HC8 <strong>Voortplanting</strong><br />
2011‐<br />
2012<br />
De e spermatoggenese<br />
staat onder parac criene en<br />
en ndocriene reegulatie.<br />
GnRH<br />
zorgt voor<br />
LH en<br />
FS SH afgifte, wwaardoor<br />
tesstosteron,<br />
oe estradiol,<br />
inhibine<br />
en aactivine<br />
worden<br />
afgegev ven. Ook<br />
pr rolactine uit<br />
de adeenohypofyse<br />
e wordt<br />
af fgegeven. Ditt<br />
allemaal gaaat<br />
net als de d vrouw<br />
pieksgewijs.<br />
‐ Het LHH<br />
stimuleert de Leydig cellen c om<br />
te estosteron tee<br />
producerenn.<br />
‐ De Seertoli<br />
cellen reageren op p FSH en<br />
ga aan dan oestradiol<br />
prodduceren.<br />
Sert tolicellen<br />
en n Leydig ceellen<br />
kunnen<br />
elkaar ook<br />
weer<br />
stimuleren.<br />
‐ Testossterongeproduceerd<br />
in de<br />
Bron: SSenger<br />
2003, , Fig 10‐10<br />
Leydigcellen L geeft een neegatieve<br />
feedback<br />
op<br />
de d hypofysee<br />
en hypotthalamus,<br />
en e heeft<br />
invloed<br />
op de Sertoolicellen.<br />
Ook O het<br />
‐<br />
testosteron t gaat pieksggewijs.<br />
Verschillende<br />
sstappen<br />
in de spermatogenese<br />
ziijn<br />
testosteron‐afhankeelijk<br />
en gaaan<br />
dus niet zonder.<br />
Bovendien hheeft<br />
het tesstosteron<br />
eeen<br />
functie vo oor de ontwwikkeling<br />
vann<br />
het manne elijk dier,<br />
zzoals<br />
de gesllachtsklierenn<br />
en spieren.<br />
OOestradiol<br />
wwordt<br />
naast door de Serttoli<br />
cellen o. .i.v. FSH moggelijk<br />
ook dooor<br />
de sperm matogene<br />
ccellen<br />
gevorrmd.<br />
Het heeeft<br />
een neggatieve<br />
feed dback op dee<br />
hypothalammus<br />
en hyp pofyse en<br />
sstimuleert<br />
dde<br />
testosterronproductiee<br />
van leydigcellen.<br />
Ook<br />
heeft hett<br />
een effec ct op de<br />
sspermatogennese.<br />
Andere eendocriene<br />
ffactoren:<br />
‐ AActivine:<br />
uit de sertoliceellen,<br />
activeeert<br />
FSH afgifte<br />
en remt dee<br />
Leydig celleen<br />
‐ Inhibine: uitt<br />
de sertoliceellen<br />
remt FSSH<br />
en stimule eert Leydigceellen<br />
46
‐ Prolactine: uit de adenohypofyse stimuleert de expressie van LH‐receptoren op de<br />
Leydigcellen. Hoe meer prolactine hoe beter Leydigcellen reageren en dus hoe meer<br />
testosteron.<br />
De sertoli cellen zijn belangrijke cellen in het testesbuisje. Ze liggen aan de basale kant van het<br />
epitheel maar strekken door hun omvang uit tot de spermatogene cellen. Ze spelen een rol bij de<br />
voeding van de spermacellen, geven groeifactoren en hormonen af, ruimen celresten op en vormen<br />
de bloed‐testes‐barrière door middel van tight junctions tussen de sertolicellen. Alle haploïde cellen<br />
liggen binnen deze barrière.<br />
Sperma wordt gevormd door verschillende stoffen.<br />
‐ Spermacellen na rijping in de epididymis<br />
‐ Fructose uit de gl. Vesicularis<br />
‐ Zure en antibiotische stoffen uit de prostaat<br />
‐ Mucus uit de gl. Bulbourethralis.<br />
Niet alle mannelijke dieren hebben dezelfde set aan accesoire klieren en dan wordt de functie<br />
waarschij<strong>nl</strong>ijk door de andere klieren of de testes overgenomen.<br />
Werkcollege 6: spermatogenese<br />
Spermatogenese is het proces waarmee in de mannelijke gonaden continu spermiëngevormd<br />
worden, die na ejaculatie zorg kunnen dragen voor de bevruchting van eicellenen de vorming van<br />
een zygote in het vrouwelijke dier. Stamcel‐spermatogonia in detubuli seminiferi (zaadbuisjes) delen<br />
zich voortdurend en een deel van de nieuwgevormde populatie stamcellen differentieert zich tot<br />
spermatogonia, die vervolgens het proces van spermatogenese ondergaan. In dit<br />
ontwikkelingsproces kunnen we drie stadiaonderscheiden:<br />
(i) de spermatocytogenese, waarbij spermatogonia zich delen en nieuwegeneraties van<br />
spermatogonia vormen die uiteindelijk spermatocyten produceren.<br />
(ii) de meiose waarin de primaire spermatocyt een tweetal delingen doormaakt, waarbij hetaantal<br />
chromosomen per cel, alsook de hoeveelheid DNA per cel, na een aanvankelijke verdubbeling,<br />
uiteindelijk wordt gehalveerd, en waarbij spermatiden ontstaan.<br />
(iii) de spermiogenese waarin de spermatiden via een differentiatieproces overgaan in spermiënof<br />
spermatozoa. Spermatogenese is een cyclisch proces, waarvan de duurdiersoortafhankelijk is. De<br />
spermatogenese vindt plaats onder nauwkeurige controle van het endocriene systeem. Afgifte van<br />
LH door de hypofyse voorkwab, onder invloed vanGnRH, zet Leydigcellen in het interstitium aan tot<br />
de productie van testosteron.Testosteron heeft een tweeledige functie in de testis; (i) het stimuleert<br />
despermatogenese en (ii) wordt na opname door Sertolicellen omgezet in oestradiol.<br />
Hogetestosteron en oestradiolconcentraties inhiberen vervolgens de GnRH productie in<br />
dehypothalamus. Sertolicellen hebben een belangrijke functie in de spermatogenese. Naastde<br />
productie van hormonen, zoals oestradiol en inhibine, en groeifactoren hebben zetevens de<br />
volgende taken: (i) ze vormen de bloed‐testisbarrière; (ii) ze geven steun, bescherming en voeding<br />
aan de zich ontwikkelende spermiën; (iii) ze brekenrestlichaampjes als bijproduct van de<br />
spermiënvorming af; (iv) ze secreteren vocht naarhet tubuluslumen dat een rol speelt bij het<br />
transport van spermiën. Het functioneren vande Sertolicellen wordt in belangrijke mate beïnvloed<br />
door de aanwezigheid van<br />
testosteron, FSH en prolactine.<br />
Tijdens de meiose verdubbelt eerst het chromatiden aantal (een mitotische deling), waardoor we<br />
een 4N cel = spermatogoniën t/m primaire spermatocyt krijgen. Tijdens de meisose I deling worden<br />
de chromatiden uit elkaar getrokken en krijgen we 2N, in de spermatogenese hebben we dan een<br />
secundaire spermatocyt, welke meteen door gaat delen. Tijdens de meiose II wordt de cel tot N<br />
gevormd, de spermatiden. Per deling van één stamcel kan tot wel 256 spermatiden ontstaan.<br />
47
Wanneer de meiose is verstoord heeft dit gevolgen voor de spermatogenese. We kunnen alles tot<br />
aan de primaire spermatocyt wel aantreffen, maar alles wat hierna komt niet. Wanneer de meiose<br />
niet goed of niet volledig verloopt, kun je eventueel ook nog wel tussenvormen aantreffen, maar<br />
spermatiden verwacht je niet. In het ejaculaat van deze dieren zul je geen zaadcellen (spermatozoa /<br />
spermieën) aantreffen (=N), dus het dier is onvruchtbaar.<br />
Tussen de cellen van één cohort vinden we cytoplasmatische bruggen. De functie van deze bruggen<br />
in eerste instantie is te zorgen dat de deling van al deze cellen synchroon verloopt. Zodanig blijft één<br />
gebied van de testisbuis synchroon en kunnen we de stadia vasthouden. Een tweede gunstig aspect<br />
aan deze bruggetjes is dat het zorgt voor kwaliteitsbewaking. Als er één cel binnen het cohort niet<br />
deugt, dan wordt het hele cohort opgeruimd. Wanneer één cel dood gaat, gaan de apoptotische<br />
factoren of andere stoffen die hiertoe geleid hebben via de bruggen naar de andere cellen welke dan<br />
op dezelfde wijze zullen afsterven.<br />
Een selectie vindt ook plaats bij vrouwen, niet zozeer op eicellen, maar wel op een gevormde<br />
blastocyst na bevruchting, of deze innestelt.<br />
Spermatogenese = spermiogenese (differentiatie spermatiden) + spermacytogenese (mitotische<br />
delingen)<br />
Zie Senger 2003, p. 217 fig.10‐3<br />
Inhibine heeft een negatief effect op de FSH productie van de hypofyse, maar een positief effect op<br />
de Leydig cellen.<br />
Activine heeft een positief effect op de FSH productie van de hypofyse, maar een negatief effect op<br />
de Leydig cellen.<br />
Prolactine zorgt voor meer afgifte van LH receptoren op de Leydig cellen en dus meer testosteron in<br />
de circulatie.<br />
Dihydrotestosteron speelt in de embryonale ontwikkeling een belangrijke rol bij de vorming van de<br />
externe genitialia, en in het volwassen dier bij de accesoire geslachtsklieren.<br />
Wanneer dus LH en FSH of GnRH niet goed wordt afgegeven dat missen de Leydig cellen Lh voor<br />
testosteron. Er is geen oestradiol door het tekort aan testosteron. Deze zijn beiden nodig voor een<br />
optimale spermatogenese, dus loopt ook niet goed. Als er geen FSH is, maar wel LH wordt er wel<br />
testosteron gemaakt, maar geen oestradiol. Alle processen in de spermatogenese afhankelijk van<br />
oestradiol (of sertolicel) verlopen niet, dus je zult niet veel processen meer dan primaire spermatocyt<br />
vinden. Geen LH geeft weer geen testosteron en oestradiol.<br />
Oestradiol in het bloed van de man speelt dus een rol in de spermatogenese, negatieve feedback op<br />
de hypothalamus en de functie van sertolicellen. Vetweefsel in ook in staat om oestradiol te<br />
produceren, dus de oestrogeen levels bij dikkere mannen ligt hoger (borsten).<br />
De naamgeving van de LH en FSH is afkomstig van het vrouwelijke dier. FSH (follikel stimulerend<br />
hormoon) zorgt er voor dat de follikelontwikkeling start en LH dat de eicelovuleert en er dus een CL<br />
wordt gevormd (luteïnizerend hormoon). Sertolicellen zijn homoloog met de granulosacellen<br />
afkomstig uit de genitale lijstcellen, en de thecacellen zijn homoloog met de Leydigcellen, namelijk<br />
het mesonefros‐mesoderm.<br />
De spermatogene cyclus van een stier duurt 13,5 dag (dus van de pasgevormde onrijpe spermatide<br />
rijpe spermatozo), terwijl de spermatogenese 60,5 dag (van spermatogoniën tot rijpe<br />
spermatozo). Dit betekent automatisch dat de spermatogene golf iedere 13,5 dag langskomt.<br />
Voordat het onderste spermatogonia bovenin aan de golf mee gaat doen, zijn we 4,2 cycli verder.<br />
Voordat een beginnende cel bovenkomt, zijn we ook wel 2 maanden verder. Als een beer dus koorts<br />
heeft gehad kan het sperma tot 2 maanden later minder zijn.<br />
48
De spermieën die in het lumen van de tubuli seminiferi aankomen zijn nog niet staat tot bevruchting.<br />
Ze moeten eerst in de epididymis bewerkt worden en afrijpen. De cauda epididymale sperma is wel<br />
klaar om geëjaculeerd te worden maar dient nog steeds op te rijpen. Dit gebeurt na ejaculatie voor<br />
een groot deel in het oviduct waar ze onder andere hypermotiel worden. Ze zijn pas hierna in staat<br />
tot bevruchting.<br />
De opslag van spermatozoa in de man vindt dus wel plaats in de epididymis, met in het bijzonder de<br />
cauda. Hier ontwikkelen de spermacellen zich, krijgen voeding en bescherming, etc.<br />
De bloed‐testisbarrière bestaat uit de basaalmembraan, sertolicellen en peritubulaire cellen.<br />
Wanneer deze aangetast is worden de lichaamsvreemde haploïde spermacellen aangevallen en gaan<br />
deze dood.<br />
De krachtige uitstoot van sperma wordt verzorgd door: m. bulbospongiosus en urethralis.<br />
Thema 4<br />
Hoorcollege 9: bronstgedrag, copulatie, ejaculatie en fertilisatie (Bart Gadella)<br />
Voor een vrouwelijk dier kan het hebben van seks gevaar opleveren in de vorm van infectes en<br />
beschadigingen.Vrouwen hebben dus per definitie seks alleen als het kan leiden tot een<br />
voortplanting. De hengst wordt dus ook niet hartelijk begroet zonder ovulatie. De kenmerken van<br />
seksuele toelatingen noemen we bronstgedrag en bestaat uit: onrust, lordosis, bespringen, blijven<br />
staan (stareflex), urineren en feromonen. Tijdens de bronst vindt de ovulatie plaats en kan het<br />
dominante follikel gevoeld worden kort voor de ovulatie. Dit kun je ook met een dopplerscan<br />
visualiseren. De veranderingen in hormoonregulatie van het vrouwtje kunnen waargenomen worden<br />
door het mannetje in de vorm van feromonen en gedrag. De hormonen die hoog zijn tijdens of kort<br />
voor de oestrus zijn oestradiol, LH en FSH, progesteron wordt juist na de ovulatie hoog. Voor het<br />
volledige bronstgedrag is het zien, ruiken, horen van het mannetje nodig dat via een zenuwinnervatie<br />
het bronstgedrag activeert.<br />
De inseminatie moet plaatsvinden op het moment van ovulatie om een optimale voortplanting te<br />
bewerkstelligen. Bijvoorbeeld een zeug heeft langer een rode en opgezwollen vulva, maar de<br />
stareflex is een teken van ovulatie en duurt slechts 2,5 dag. De optimale inseminatie vindt zelfs plaats<br />
als de gezwollen vulva al weer een beetje in regressie is, dus een veel minder betrouwbare methode.<br />
De stareflex is optimaal in combinatie met een spray van berenferomonen, boarmate. De cyclus van<br />
een koe is nog veel korter, met 1 dag van oestrus en slechts enkele uren van bronstgedrag. Bij<br />
sommige dieren is het wel een duidelijk teken als de vulva zwelt.<br />
Neuraal mechanisme ejaculatie.<br />
*Penisintromissie levert extra taktiele prikkel<br />
*Afferent neuron geleidt deze prikkel naarruggenmerg (laagste wervels)<br />
*Een motor neuron wordt gestimuleerd<br />
*Deze prikkelt de urethralis, de bulbospongieuzeen de ischiocaverneuze spieren.<br />
*Deze contraheren snel zodat sperma wordtweggepompt (hieronder in de zeug)<br />
In de regel is K.I. nuttiger omdat je met één ejaculaat veel meer zeugen kunt bedienen. Anders dan<br />
bij de beer en het stier, moet je de hengst veel beter foppen. Hier is een echte merrie bij de opvangst<br />
nodig, waarbij tijdens de copulatie de penis eruit gehaald wordt en in een kunstschede gedaan moet<br />
49
worden. Het sperma moet in een warme omgeving met een fysiologische buffer worden<br />
opgevangen. De stier heeft genoeg aan een lapje dat vrouwelijk ruikt. Hierbij zit de “spermavanger”<br />
onder een kunstkoe om het sperma op te vangen. De beer is helemaal makkelijk, deze laat zich<br />
zittend op een kunstzeug eige<strong>nl</strong>ijk een soort van “aftrekken”.<br />
De inseminatie bij de zeug is met een schroevendraaier pipet direct in de cervix. Hier wordt verdund<br />
sperma voor gebruikt en gekoeld tot 17 graden.<br />
Bij de koe gaat het iets anders, de inseminatie moet manueel (rectaal)begeleid worden. De<br />
inseminator heeft een flexibele tip en wordt of intra‐uterien of bij de cervix gebracht. Tijdens de<br />
natuurlijke dekking wordt echter het sperma in de fornix vagina gebracht. Anders dan bij het varken<br />
worden er rietjes gemaakt en deze kunnen ingevroren worden.<br />
Bij de merrie wordt de cervix manueel (via de vagina) geopend en wordt de pipette met dunne<br />
naaldvormig uiteinde in de uterus gebracht. Hier wordt het sperma gekoeld en verdund.<br />
Bij de hond moet de huidplooi voor de vagina even geopend worden en de cervix wordt wel<br />
benaderd met inseminatie maar niet intra‐uterien.<br />
Om tot dracht te komen heb je een optimaal aantal spermacellen nodig. Te weinig geeft geen<br />
bevruchting maar teveel geeft geen betere productie. Voor een hengst heb je ongeveer 300miljoen<br />
nodig. De bevruchtingskans van ingevroren sperma neemt af, omdat deze veel minder lang in leven<br />
blijven. Het optimale tijdstip speelt dan ook een grote rol.<br />
De stappen nadat het sperma in het vrouwelijk dier is geplaatst:<br />
1. In de vagina: Terugvloeiing van de spermacellen, fagocytose door witte bloedcellen en een<br />
deel dringt door in de uterus.<br />
2. In de cervix worden niet motiele en abnormale spermacellen “verwijderd” door een<br />
selectiemechanisme.(geen bewijs voor) Eveneens is er een theorie dat spermacellen in<br />
crypten terecht komen en zo naar binnen geleid worden (ook geen bewijs voor).<br />
Sulfomucines en sialomucines lijken van belang bij dit geselecteerde spermatransport.<br />
3. In de uterus, of liever in de utero‐tubaal junctie worden ze geselecteerd voor bevruchting en<br />
vindt fagocytose van de rest plaats. Even in de wachtstand voor het bereiken van het oviduct<br />
en mogelijk de initiatie tot capacitatie.<br />
4. In het oviductvindt pas de echte capacitatieplaats (activatie spermacellen). Hierbij binden de<br />
spermacellen even aan het epitheel van de UTC en komen hier gecapaciteerd vandaan.<br />
Hierbij wordt eige<strong>nl</strong>ijk gedacht dat zolang de spermacellen bedekt zijn met een coating door<br />
seminaal plasma geen activiteit hebben. Door de warmte van het vrouwelijke<br />
geslachtsapparaat verdwijnt deze coating, de staart wordt hypermotiel en de kop krijgt het<br />
vermogen tot zona binding aan de zona pellucida en de mogelijkheid voor acrosoombinding=<br />
capacitatie. Deze hypermotiliteit is nodig om door de zona pellucida van de eicel heen te<br />
komen. De binidngseiwitten zijn in de kop geconcentreerd en zorgen voor zona binding<br />
precies daar. Nadat ze binden aan de zona pellucida wordt de acrosoom reactie<br />
geïnduceerd. Hierbij komen allerlei enzymen vrij die ervoor zorgen dat de spermacel de eicel<br />
binnen kan dringen, in combinatie met de motiliteit. Na bevruchting vindt een verharding<br />
van de zona pellucida plaats waardoor er geen tweede bevruchting kan plaatsvinden. De<br />
spermacel wordt gefagocyteerd, de nucleus van de spermacel condenseert en fuseert met<br />
een eicel zygote. Het proces van fusie noemen we syngamy. Wanneer de blastocyst<br />
gevormd wordt treedt deze uit de zona pellucida en gaat zich hechten aan het endometrium.<br />
Bij een in vitro fertilisatie kunnen we de capacitatie nabootsen door de coating weg te laten,<br />
hiervoor in een oplossing van albumine, bicarbonaat en calcium nodig.<br />
Dit proces is afhankelijk van diersoortverschillen in waar het sperma precies gedeponeerd wordt.<br />
50
De ontwikkeling bij de meeste dieren van de extra‐embryonale vliezen is in de week (weken) voor de<br />
innesteling. Dit is dus anders dan bij de primaten. Er moet maternale drachtherkenning plaatsvinden<br />
om de conceptus in stand te houden.<br />
‐ Bij het paard en rund voorkomt de productie van IFN‐tau door de blastocyst de luteolyse. Dit<br />
komt omdat er geen oxytocine receptoren gemaakt worden, waardoor ondanks de<br />
aanwezigheid van oxytocine er in reactie hierop geen PGF‐2‐alpha wordt geproduceerd.<br />
‐ Het varken conceptus produceert oestradiol, dat voor een re‐routing van het PGF‐2‐alpha<br />
zorgt en zo in het uteruslumen komt en wordt afgebroken.<br />
‐ Primaten: de blastocyst nestelt zich al vrij vroeg in en gelijktijdig is dan de drachtherkenning.<br />
Thema 5 Dracht<br />
Hoorcollege 10a: normale en abnormale dracht LH en paard<br />
Nadat een embryo in de uterus aan komt gaat het heel snel hatchen (uit het kapsel komen). Bij het<br />
paard begint dit als een sferisch bolletje, en duurt het langer voordat deze langwerpig wordt. De<br />
groei op dat moment is voornamelijk de groei van membranen, niet zozeer het embryo. De echte<br />
implantatie vindt bij LH laat plaats, itt de primaten. Tevens is het nodig dat er maternale<br />
drachtherkenning is. Het is immers nodig dat het progesteron op peil blijft, en dat prostaglandines<br />
vooral niet afgegeven worden. Dit gebeurt door remming van oxytocines. Interferon achtige stoffen<br />
grijpen aan op oxytocine receptoren en blokkeren o.a. het counter current systeem. Bij de zeug<br />
speelt oestradiol juist een belangrijke rol, welke aangrijpt op de routing van de PGF, waardoor ze ook<br />
niet hun luteolytische werking kunnen uitoefenen. De meerdere vruchten gaan om een optimale<br />
drachtherkenning te bewerkstelligen zich verspreiden over de uterus, en zo signaal op meerdere<br />
plekken af te geven. Van de merrie weten we eige<strong>nl</strong>ijk niet precies hoe het zit, maar ook bij de merrie<br />
gaat het via het PGF systeem. Om een sterk signaal naar de moeder te geven is het embryo eerst in<br />
een mobiliteitsfase waarbij deze langs de hele uterus gaat. Bij alle dieren vindt dit ongeveer tussen<br />
dag 10 en 15 plaats.<br />
Voor het in stand houden van de dracht is progesteron noodzakelijk. Bronnen van progesteron zijn<br />
de placenta en het CL, maar er zijn grote diersoortverschillen.<br />
‐ Paard: Het CL kan bij het paard tot 35 dagen de progesteron productie handhaven. Hierna<br />
worden endometriumcups gevormd, foetale cellen die naar het endometrium migreren en<br />
autonoom eCG gaan vormen. Dit stimuleert het primaire CL tot afgifte van meer<br />
progesteron, en de vorming van secundaire CL. De groeiende follikels zullen hiervoor<br />
luteïniseren. Tot 100‐120 kan de progesteron op peil gehouden worden. Vanaf dag 90 begint<br />
ook de placenta progestagenen te produceren en deze neemt het vanaf d100 volledig over.<br />
Tot 70 dagen is de merrie CL afhankelijk, daarna niet meer.<br />
‐ Bij andere dieren is het CL afhankelijk voor de instandhouding van de dracht<br />
(hond, geit en zeug) en maken dus niet gebruik van de placenta = volledige CL afhankelijk.<br />
‐ Bij hetrund zien we een tussenfase, waarbij deze CL afhankelijk is maar ook de placenta<br />
progestagenen gaat produceren. De eerste 8 maanden (dus 240 van de 280 dagen)<br />
zijn CL afhankelijk.<br />
‐ De ooiis bijvoorbeeld helemaal niet CL afhankelijk. Voor het afbreken van de dracht is dit ook<br />
relevant, dit kan soms niet volledig gebeuren met PGF.<br />
Dit betekent ook dat wanneer we partus inductie willen doen, kunnen we niet altijd gebruik maken<br />
van PGF.<br />
Er zijn meerdere typen placenta:<br />
‐ Epitheliochoriaal: relatief veel lagen tussen embryo en bloed. Voorbeelden zijn de<br />
herkauwers, het paard en de zeug.<br />
o Diffuus: paard en zeug, de placentaplaatsen vinden we diffuss over het hele oppervlak.<br />
51
o Syndesmochoriaal / cotyledonen: Bij de ooi en andere herkauwers is het syndesmochoriaal, met<br />
bij de ooi een duidelijke donutstructuur. Er zijn dus specifieke plaatsen van aanhechting aan het<br />
endometrium.<br />
‐ Endotheliochoriaal: vinden we bij hond en kat, zie later.<br />
Voor drachtigheidsonderzoek hebben we verschillende uitslagen als mogelijkheid. Je kunt namelijk<br />
correct of niet‐correct drachtig of niet‐drachtig als uitslag krijgen, dus 4 mogelijkheden.<br />
Het meeste drachtigheidsonderzoek is met behulp van echo, en bij het rund kun je ook manueel<br />
palperen. Bij het paard kun je vroeg beginnen (14 dagen) terwijl bij het rund dit pas na 35 dagen is,<br />
wegens veel vals positieven. Ook bij de kleine herkauwer kan het eerder maar liever vanaf dag 40<br />
omdat je dan ook het aantal vruchten kunt inschatten. Varken ligt hier tussen in met 22 dagen.<br />
Technieken voor drachtigheidsonderzoek:<br />
‐ Manueel: buikpalpatie bij hond en kat, rectaal bij paard en rund. Bij rectaal onderzoek letten<br />
we op (rund):<br />
CL groter dan 2,5‐3 cm.<br />
Asymmetrie alleen is geen bewijs.<br />
Fluctuatie uterus: veerkrachtigheid,<br />
onderzoek geeft weinig trauma aan<br />
conceptus, 98% zeker, kan ook bij<br />
pyometra.<br />
Membraanslip: uterus vastpakken en<br />
voelen of je wegslipt. Zo ja, drachtige<br />
uterus.<br />
Palpatie foetus: is te balloteren, foetus<br />
ketst tegen hand terug. Mogelijk vanaf dag<br />
65‐70.<br />
Placentomen: vanaf dag 70 te palperen.<br />
Belanrgijkste hulpmiddel in gevorderde dracht. Memraanslip en balloteren neemt af.<br />
Gefässchwirren: zinderen van de arteria uterine media. Vanaf 3,5 maand aan drachtige zijde, niet<br />
drachtig 5 maanden.<br />
Belangrijk onderscheid tussen pyometra en dracht is: membraanslip, amnionblaas, vrucht of<br />
vruchtdelen, placentomen en stoten van kalf. NIET bruikbaar voor dit onderscheid is: CL, fluctuatie en<br />
asymmetrie, gefässchwirren.<br />
Belangrijke DDx bij interpretatie; gevulde blaas, gevulde pens, nier, pneumovagina, pyometra,<br />
hydrometra, mucometra, abcessen en tumoren. In al deze gevallen is geen membraanslip aanwezig.<br />
Ultrageluid: bij alle diersoorten mogelijk, soms transabdominaal of rectaal, bijvoorbeeld een doppler<br />
echo. Hierbij moet je bij 2D echo letten op de doorsneden die je maakt, dus de kennis van anatomie<br />
is van groot belang. Bovendien verschilt het type transducer en MHz (hoe lager de frequentie, hoe<br />
dieper in het weefsel) is cruciaal en verschilt per diersoort. Als criterium is de herkenning van<br />
vloeistof in de uterushoorn, soms met het embryo. Kan vanaf dag 25‐30. Vanaf dag 55‐70 is<br />
geslachtsherkenning mogelijk. Bij het schaap realiseren dat onderscheid met veelvoorkomend<br />
hydrometra (=schijndracht) niet mogelijk is, wanneer je het vroeg doet. Daarom pas later als<br />
vruchtvliezen herkend worden, vanaf dag 30‐35, aantal vanaf dag 40 te bepalen (belangrijk voor<br />
acetonemie).<br />
Bij het varken blijkt de worpgrootte onnauwkeurig te voorspellen.<br />
Bij het paard doe je het graag vroeg, dag 14‐15, om tweelingdracht vast te stellen. Tweede controle<br />
op dag 25 en 30 voor de hartactie.<br />
Uitwendig onderzoek: stoten van het kalf vanaf 6 e ‐7 e maand. Alleen betrouwbaar indien aanwezig,<br />
afwezig zegt niets.<br />
52
Biochemisch: bepalingen in melk, plasma en feces, de precieze bepalingen verschillen bij diersoort.<br />
o Bij het varken worden bijvoorbeeld oestrogenen gebruikt, afkomstig van de trofoblastcellen in<br />
het chorionvlies. welke lager dan progesteron blijven tijdens de dracht.<br />
o Rund: Progesteron is ook in de melk en bloed te bepalen, het nadeel hiervan is dat de specificiteit<br />
erg laag is, omdat het alleen iets zegt over een aanwezig CL. Vergeleken met de echo heeft het<br />
bijna geen zin. Het is dus niet echt een goed hormoon om de dracht mee vast te stellen. Bij het<br />
rund kun je wel gebruik maken van glycoproteïnen, de Pregnancy Associated Glycoproteïns,<br />
welke tijdens de dracht zullen stijgen omdat deze door de tweekernige reuzencellen<br />
geproduceerd worden na migratie van foetale zijde naar maternale zijde. Het kan vanaf dag 28<br />
gemeten worden. Nadeel is wel dat de T1/2 lang is, dus bij afgebroken dracht toch nog een<br />
dracht vaststellen en na de partus is nog vrij hoog.<br />
o Paard: weinig toegepast, maar bij het paard kun je eCG na dag 35 meten met een piek op 60<br />
dagen en tot 130 dagen. Alleen bij kleine ponyrassen indien rectaal echo niet mogelijk. Vals‐<br />
positief na embryo sterfte na vorming endometrium cups (dus na dag 35). Progesteron bepaling<br />
niet goed, alleen mogelijk voor vaststellen hengstigheid.<br />
o Kleine herkauwer: progesteronbepaling kan maar geeft geen onderscheid met dracht,<br />
schijndracht en luteale fase. PAG is goed bruikbaar vanaf dag 20‐30.<br />
Pseudograviditeit: is klinisch relevant bij de teef, geit en merrie. Wel zijn er diersoortverschillen.<br />
o Geit:een anoestrische conditie waarbij het corpus luteum vangedekte of niet gedekte dieren<br />
persisteert in afwezigheid vaneen (levende) conceptus in de baarmoeder. Bij de geit vrijwel altijd<br />
door ophoping van vloeistof in uterus, hydrometra. komt veel voor. Diagnose echo. Therapie is<br />
PGF‐2alpha.<br />
o Merrie: geen eenduidige definitie maar het is een verlengde luteale fase. Kan zijn door sterfte<br />
embryo na endometriumcups, door sterfte na drachtherkenning of door spontane verlenging<br />
luteale fase.<br />
Inversio en prolaps vagina; het craniale deel van de vagina is minder strak bevestigd en bij<br />
verslapping in het tweede deel van de dracht kan deze instulpen. Wanneer dit buiten zichtbaar is<br />
spreken we van een prolaps. De prolaps kan gedeeltelijk (vaak dorsaal) of geheel zijn (uterus vaak<br />
naar caudaal). Stoffen met oestragene werking spelen een rol (rode klaversoort, mestkuur,<br />
nymfomanie).<br />
‐ Schaap: kan zowel compleet of incompleet, dier gaat veel persen. Kans op complicaties<br />
groot, snel behandelen. Dier kan na repositie blijven persen, overgaan op sectio. Wanneer de<br />
repositie bemoeilijkt wordt door persen: achterstel omhoog houden, epiduraal anesthesie.<br />
Retentie is niet altijd nodig, maar zou kunnen met de dalto<strong>nl</strong>epel, tijdens de partus kan het<br />
lam langs de lepel, of de chirurgische methode van Brünner, waarbij we tijdens de partus<br />
een strik losmaken maar de hechting er niet uithalen. Partus controle is nodig omdat de<br />
ontsluiting vaak onvoldoende is. Hierna uitsluiten van fokkerij.<br />
‐ Rund: zien we zelden meer, ontsluiting is meestal wel normaal. Kan onbehandeld blijven<br />
maar kans op recidief groot. Ligplaats zodanig dat achterstel omhoog is ter preventie,<br />
behandeling is de methode van Brunner. Prognose varieert.<br />
‐ Varken: af en toe aan het einde van de dracht. Indicatie tot sectio.<br />
Hernia graviditatis: bij alle huisdieren kan een breuk van de buikmusculatuur optreden, uterus komt<br />
in de buikwand. Komt vaak bij schaap voor, minder bij rund en paard. Combinatie van te zwakke<br />
spieren en te zware inhoud de oorzaak. Meestal breekt de m. rectus abdominus, waarbij<br />
oedeemvorming en verandering in de positie van de uier een rol speelt. Operatie heeft geen zin,<br />
herstelt vaak niet. Soms een buikband om de dracht uit te kunnen zitten. Infaust voor moederdier.<br />
Partushulp is noodzakelijk.<br />
53
Hydroallantoïs en hydroamnion: benaming afhankelijk van de lokatie, abnormale hoeveelheid<br />
vruchtwater. Komt zelden voor, meeste bij rund en dan vaker hydroallantoïs. Oorzaak onbekend.<br />
Vrucht vertoont veel afwijkingen. Buikomvang neemt sterk toe in 6‐7 e maand. Vaker bij oudere<br />
runderen. Abortus, sterfte door uitputting of in een laat stadium normale partus zijn de<br />
mogelijkheden. Partusverloop is wel verstoord dus verloskunde nodig. Diagnose door rectale<br />
palpatie. Prognose is matig door verstoord puerperium (ret sec)<br />
Een torsie in de navelstreng is niet normaal maar windingen van de navelstreng bij het paard wel.<br />
Hoorcollege 10b: graviditeit en partus teef en poes<br />
Bij dehondkun je 26‐30 dagen na de dekking de diagnostiek uitvoeren met palpatie en echo.<br />
Eventueel kun je gebruik maken van relaxine, een hormoon uit de uterusvanaf 3‐4 weken. Dit is<br />
echter een dure bepaling en maakt geen onderscheid tussen normale en abnormale dracht.<br />
Endocrinologisch in de eerste weken geen verschil. Verder soms uitvloeiing vanaf 4 weken. Vanaf 49<br />
dagen kun je ook gebruik maken van een röntgenfoto, niet eerder omdat deze niet betrouwbaar is<br />
hiervoor. In de tweede helft van de dracht is het de betrouwbaarste manier om het aantal vruchten<br />
vast te stellen, maar dat is bepaald niet makkelijk te tellen.<br />
In de eerste palpatie van 24‐32 dagen voel je ampullen, later wordt de uterus meer homogeen<br />
verdeeld en moeilijker te voelen wegens fluctuaties. Vanaf dag 45 zijn de vruchten pas zelf weer te<br />
voelen 9dus een dip tussen 32 en 45 dagen) Tijdens de palpatie voel je vruchtkamers, met<br />
daarbinnen de vruchtvliezen, vruchtwater en vruchten. Wanneer je maar één voelt is dit aa<strong>nl</strong>eiding<br />
tot aanvullend onderzoek. Soms vind je ook vruchtkamers zonder vruchtjes erbinnen. Dit is te<br />
onderscheiden met een echo en geeft aa<strong>nl</strong>eiding om de dracht wat nauwkeuriger te volgen. De kans<br />
dat er meerdere vruchtjes geabsorbeerd worden is aanwezig.<br />
Bij de kat zwellen de tepels en worden roder al vanaf 3 weken!<br />
De dracht duurt bij de hond 59‐65 (M = 61 dagen) dagen, waarbij het dektijdstip bepaald wordt<br />
a.d.h.v. een pre‐ovulatoire LH piek. Er is wel een invloed op de drachtlengte afhankelijk van het ras<br />
en het aantal pups (kortere lengte bij meer pups, maar voornamelijk afhankelijk van ras, 1‐2 pups<br />
geeft een lange dracht). De drachtlengte verschilt niet heel erg, tenzij het dekmoment niet optimaal<br />
bepaald is. De spreiding is ook rasafhankelijk.<br />
Tijdens de dracht kunnen we slijmerige uitvloeiing vinden uit de vagina. Dit is fysiologisch bij de teef,<br />
rond de 3,5‐4 weken. Wanneer het een andere kleur heeft dan helder, is het natuurlijk niet normaal.<br />
Endocrinologie is vrij weinig over bekend bij hond en kat. De progesteron concentratie komt door Cl<br />
en niet placenta. 10 dagen na oestrus begint deze te stijgen en is maximaal op dag 30 waarna een<br />
langzame daling is. 24 uur voor de geboorte treedt een plotselinge daling op. Bij niet drachtige dieren<br />
hetzelfde alleen deze laatste daling is veel geleidelijker. De plotselinge daling zou komen door<br />
prostaglandinen uit de placenta. Cortisol is hoog in de laatste week, maar de betrokkenheid van pup<br />
onbekend.<br />
Tijdens de dracht kun jebij de hond verschillende problemen tegenkomen.<br />
‐ Resorbatie: bij sterfte worden de vruchten in het eerste deel geresorbeerd.<br />
‐ Abortus: komt niet vaak voor, maar indien dan is aanvullend onderzoek nodig. Als de abortus<br />
traag verloopt, kun je oxytocine geven (1‐3 IU)als het dier ziek is geef je AB, OVHX is zelden<br />
nodig.<br />
‐ Intra‐uteriene vruchtdood:<br />
‐Mummificatie/steenvrucht: komt zelden voor, vaak één of enkele jongen. Soms worden ze<br />
nooit uitgedreven, maar geen gevaar. Indien diagnose dan sectio of OVHX overwegen. Bij<br />
poes echt zelden.<br />
‐Maceratie:vervloeien van het niet‐benige weefsel. Komt zelden voor, vaak na hernia<br />
inguinalis. Prognose is goed, wel uitvloeiing aanwezig.<br />
54
‐Emfysemateuze vruchten: er is een vieze uitvloeiing aanwezig, soms is één pup<br />
emfysemateus. Langs vaginaal of abdominale weg verwijderen. Moederdier zal bij niet tijdige<br />
behandeling snel sterven aan sepsis of toxinemie. Er vindt rotting en gasophoping in de<br />
uterus plaats. Prognose dubieus, andere pups overleven sowieso niet.<br />
‐Torsio navelstreng: afwijkend. Bij paard zijn de windingen in de navelstreng van het veulen<br />
fysiologisch. Vrucht sterft door te weinig bloedtoevoer.<br />
‐ Abnormale uitvloeiing: vanaf 4 weken een fysiologische dradentrekkende uitvloeiing bij<br />
hond en rund. Purulent of bloederig reden tot onderzoek. Bloederig of groen in 2 e helft<br />
dracht betekent bij teef vaak abortus.<br />
‐ Te lange dracht: vaak bij drachten van 1‐2 pups en duurt langer dan 65 dagen<br />
(fertiliteitsbegeleiding en een enkele dekking nodig om dit nauwkeurig te bepalen). Gevolgen<br />
hiervan kunnen gevaarlijk zijn, omdat de pups kunnen sterven door placenta insufficiëntie<br />
voor groter geworden pups (>66‐69 dagen, afhankelijk van ras) en de veroorzaking van<br />
dystocia. Bij minder dan 3 jongen ingrijpen op dag 66‐67, meer dan 3 op dag 69‐70.<br />
Oplossingen zijn dan eerste keus een keizersnede, of een partus inductie, maar is bij de hond<br />
echter heel lastig. Experimenteel zou je aan agleprostone kunnen denken. PGF‐2‐alpha is niet<br />
bruikbaar.<br />
‐ Torsio uteri: komt niet vaak voor. Soms tijdens de dracht, vaker tijdens de partus de<br />
diagnose. Altijd een partiële torsie. De teef kan ernstig ziek worden, veel pijn, stagnatie<br />
partus met persweeën, stuwing geeft ascites, sterfte binnen enkele dagen, soms ruptuur.<br />
OVHX uitvoeren is behandeling.<br />
‐ Teratogenen: zaken die van invloed zijn op de gezondheid van het embryo.<br />
In de laatste 2 weken van de dracht kunnen pups nog van stuit naar kopligging draaien, maar beiden<br />
zijn fysiologisch. Andersom draaien doen ze nooit. Tijdens de geboorte gaan de pups in 80% om en<br />
om uit de beide hoornen, en komen dus om de beurt per hoorn.<br />
Bij de katkun je al eerder de diagnostiek doen, na 21‐26 dagen. Een echo is dan mogelijk, maar ook<br />
röntgenologisch kan pas vanaf 40 dagen. De vruchtkamers gaan na die 26 dagen in elkaar overlopen,<br />
en worden één grote streng waardoor het aantal niet meer vast te stellen is. (dit is bij de hond ook,<br />
alleen dan 5 dagen later). De schade die röntgen aanricht is heel beperkt als je het doet op de<br />
momenten zoals aangegeven in dit college.<br />
De drachtlengte van de poes is 64 dagen, maar een te lange dracht is geen probleem. De bepaling<br />
van de dekking is lastig door meerdere dekkingen en de geïnduceerde ovulatie.<br />
‐ Abortus: komt anders dan bij de hond wel regelmatig voor, partiëel of geheel. Wordt vaak<br />
voorafgegaan door paar dagen bloederige uitvloeiing. Alleen behandelen indien zeker alle<br />
foetussen of poes ziek. Dan oxytocine (0,3‐0,5 IE enkele malen), en AB gegeven worden.<br />
Pseudograviditeit: veel van de symptomen worden bij de teef veroorzaakt door een verhoging van<br />
prolactine, mogelijk door een grotere gevoeligheid van de progesterondaling na luteolyse.<br />
Behandeling alleen nodig indien eigenaar dit wenst, dan dopamine agonist, seretonine antagonist.<br />
Let wel op bijwerkingen. Van seretonine agressiviteit, van bromocriptine braken.<br />
Wanneer een eigenaar belt dat de hond/ kat ongewenst drachtig is, is de eerste vraag of de dekking<br />
gezien was. Verdere vraag van belang is of de eigenaar nog fokplannen heeft en in welk stadium van<br />
de cyclus de teef is. Voor dit laatste kun je gebruik maken van vaginoscopie, plasma progesteron<br />
concentratie en vaginacytologie. Verder is het van belang hoe lang de teef al loops is (optimaal<br />
dekmoment op 11‐13 dagen na eerste dag loops).<br />
Wanneer de teef wel ongewenst drachtig is, behandelen we pas na zekerheid. Het is onwaarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
dat de teef drachtig is, blijkt uit onderzoek, na enkele uren weg zijn van de teef. Je kunt een OV(H)X<br />
doen dat een abortus bij hond en kat induceert (door wegvallen CL) of medicamenteus ingrijpen. De<br />
enige behandeling die medicamenteus geregistreerd is voor de hond (bij de kat off‐label):<br />
55
‐ Progesteron‐receptorblokkers, Aglepristone. Deze bindt aan de progesteron receptor (maar<br />
ook glucocorticoïd receptor!) en blokkeert zo de functie van progesteron. Deze bindt echter<br />
ook aan de glucocorticoïdreceptor mindere stress bestendigheid. Je dient de teef één<br />
maal met een dubbele dosis behandelen. Tussen dag 23 en dag 45 is er 95% kans op succes.<br />
Er is nacontrole nodig met echografie. Bij de poes is meer dan 20 mg eenmalig nodig en kun<br />
je rustig naar 30mg gaan. Bovendien is bij de poes de succeskans 86%. Katten kunnen ook<br />
partiëel aborteren en zodoende mogelijk een endometritis vormen.<br />
Over het algemeen is er voor 23 dagen dracht embryonale resorptie na sterfte van de vrucht<br />
en na 23 dagen een uitdrijving. Dit is te zien als vaginale uitvloeiing. Vanaf 40 dagen zien we<br />
pas een echte partus met weeën. Andere bijwerkingen zijn een verkorte luteale fase en soms<br />
schijndracht verschijnselen door een prolactine piek. Er kan irritatie zijn op de injectieplaats,<br />
bijwerkingen zijn over het algemeen vrij weinig. Ook is de anoestrus verkort (mogelijk door<br />
PGF afgifte) dus de teef wordt eerder weer loops.<br />
‐ Oestradiol benzolaat; is uit de handel en bovendien gevaarlijk bij overdosering. Gevolgen zijn<br />
bijvoorbeeld beenmergdepressie, endometritis en verlengde loopsheid.<br />
Bij de kat is minder onderzoek gedaan naar CL functie. Om de dracht af te breken kun je denken aan:<br />
progesteronreceptorblokker (hogere dosis dan hond en niet in eerste helft wegens verhoogde kans<br />
endometritis), PGF‐2alpha maar niet mogelijk voor dag 40, cabergoline.<br />
Bij een gewenste dracht kun je ook wel bedenken dat je bepaalde middelen niet moet gebruiken:<br />
oestradiolbenzoaat, PGF, ergoline derivaten (dopamine agonisten), progesteron synthese remmers.<br />
Om de partus te starten moet het progesteron dalen. Als dit gebeurt gaat het prolactine nog verder<br />
omhoog (mamma ontwikkeling) in piekvorm, en blijft tijdens het zogen van de pups hoog. Een<br />
cortisolpiek kan op dit moment ook waargenomen worden, door de stress van de partus. Tijdens de<br />
start van de partus kunnen we graven, onrust, temperatuursdaling (37,6 12‐24 uur voor de partus<br />
onder de 37 graden na geboorte eerste pup 39,5 na 8‐10 dagen weer normaal op 38,5)), hijgen<br />
en soms braken.<br />
Wanneer je een abnormaal verlopende partus (=dystocia) hebt is het signalement belangrijk, zoals<br />
het ras en de leeftijd. Maar ook de anamnese, algemene indruk, algemeen onderzoek, onderzoek<br />
genitaalapparaat (ontsluiting met scopie) en aanvullend onderzoek spelen een belangrijke rol en<br />
kunnen informatie geven.<br />
De diagnose dystocia is als voldaan wordt aan één van deze criteria:<br />
Diagnose dystocia<br />
• Duidelijk vastgestelde oorzaak, b.v. verkeerde ligging<br />
• Krachtig en frequent persen zonder vordering ged. 30 min. (45 min. eerste pup)<br />
• 1 à 2 uur zo nu en dan zwak persen zonder vordering<br />
• 2 à 3 uur niet meer persen (nog pups aanwezig)<br />
• Teef vertoont ziekteverschijnselen<br />
• Aanwezigheid abnormale uitvloeiing<br />
Indeling in dystocia materna en dystocia foetalis is niet heel mooi en erg zwart/wit, maar we<br />
gebruiken het wel.<br />
Onder materna valt:<br />
o Stoornissen in de uitdrijvende kracht, met name weeënzwakte: Bij weeënzwakte<br />
kunnen we een aantal dingen doen: oxytocine geven (0,1 – max 3 I.U. / kg), calcium<br />
geven of chirurgisch ingrijpen.<br />
• Torsio uteri<br />
o Afwijkingen aan cervix, vagina (b.v. septum opovergang vagina/vestibulum) en vulva<br />
• Afwijkingen van het bekken<br />
56
Foetalis:<br />
• Habitus abnormalis<br />
– Hoofdligging: b.v. teruggeslagen kop, krui<strong>nl</strong>igging<br />
– Stuitligging: éénzijdige of beiderz. heupligging<br />
• Te grote vrucht<br />
• Hydrops van de vrucht<br />
• Situs abnormalis<br />
• Positio abnormalis<br />
• Monstrum<br />
Werkcollege 7: de vroege dracht, drachtdiagnostiek en afwijkingen LH en paard<br />
Diersoort Cyclus Dracht<br />
Paard 21 dagen 340‐350 dagen<br />
Rund 21 dagen 280 dagen<br />
Schaap 17 dagen 150 dagen<br />
Varken 21 dagen 115 dagen<br />
De cyclus van een paard duurt 21 dagen. Rond dag 14/15 gaat het corpus luteum in regressie en<br />
verwacht je dat het progesteron lager wordt. Wanneer je op dag 16 meet is het dus niet heel<br />
betrouwbaar, want het is wat krap. Progesteron zou dan nog hoog kunnen zijn.<br />
De cyclus van een rund duurt 17 dagen. Bij het rund daalt het progesteron vrij laat, ook rond dag<br />
14/15. Ook bij het rund is het dus te vroeg om op de 16 e dag na dekking en progesteronbepaling te<br />
doen. Het beste is op dag 21. De cyclus van een schaap is vergelijkbaar met het rund. Bovendien<br />
wordt een progesteronbepaling bij het schaap in de praktijk vrijwel niet toegepast.<br />
De cyclus van het varken duurt 21 dagen. Het progesteron daalt heel snel vanaf dag 14 wanneer het<br />
dier niet drachtig zou zijn. Toch geeft het niet 100% zekerheid om op dag 16 te mete.<br />
Bij de hond is er sprake van een persisterend corpus luteum gedurende de hele dracht, dus daarbij is<br />
het progesteron de gehele dracht hoog.<br />
Wanneer je op de 60 ste dag een hormonaal test kiest om de drachtigheid te testen gebruik je normaal<br />
gesproken progesteron. Echter kan deze ook hoog zijn zonder dracht afhankelijk van de cyclus.<br />
Aangezien de luteale fase lang duurt, is hier de kans groot op.<br />
‐ Bij het paard is een goed drachtigheidshormoon EcG. Dit wordt door de endometriumcups<br />
geproduceerd (foetale cellen in de placenta) vanaf dag 35. Deze blijven tot ongeveer 120‐150<br />
dagen werkzaam. EcG heeft een LH en FSH werking waardoor het corpus luteum in stand<br />
blijft en er follikels ontwikkelen die als secundaire CL kunnen functioneren (heel paard<br />
specifiek, normaal wil je juist natuurlijk geen LH en FSH om de cyclus mee verder te gaan).<br />
Een nadeel van het gebruikt van EcG is dat er op dag 35 de endometriumcups gevormd<br />
worden. Indien het embryo sterft na dag 35 blijven deze aanwezig en deze blijven dus<br />
progesteron produceren.Tot slot zou je ook oestrogenen (oestronsulfaat) kunnen meten,<br />
geproduceerd door de placenta en de foetus (foetoplacentale units). Dit laatste geeft wel<br />
goed weer of een vrucht nog leeft. Deze spiegels zijn veel hoger dan tijdens een normale<br />
cyclus. Bij het paard ben je wel wat vroeg met 60 dagen.<br />
‐ Ook bij het varken meet je het oestronsulfaat dat na 30 dagen dracht hoog is.<br />
‐ Schaap idem dito, wordt hoog vanaf 40‐50 dagen. Verder kun je PAG’s bepalen. Ovine<br />
placentaal lactogeen zou eventueel ook nog gemeten kunnen worden. Dit kun je pas de 2 e<br />
helft van de dracht meten.<br />
‐ Bij het rund kun je PAG’s (pregnant associated glycoproteïns) bepalen, is vanaf ongeveer 28<br />
dagen hoog. Bij het rund ga je op dag 60 niet voor oestronsulfaat, deze zijn pas vanaf dag 75<br />
hoog.<br />
57
In de praktijk doen we dit ook niet, en gebruiken we echografie. Bij de merrie kan dit vanaf 14‐16.<br />
Voor het rund denken we meer in de richting van 28‐35 dagen. Bij de zeug 22 dagen. Bij de ooi ook<br />
22 dagen, maar een voorkeur voor dag 45 omdat je dan aantallen kunt tellen. Dit scannen doe je<br />
transrectaal bij paard en rund, transabdominaal bij de zeug en ooi. Bij het paard kan de<br />
drachtdiagnostiek dus eerder uitgevoerd worden omdat deze vruchten sferisch zijn en niet zoals bij<br />
LH langwerpig. De sferische bollen zijn veel makkelijker waar te nemen dan de uitgerekte vliezen.<br />
Bij schapen wil men vaak graag dat er meerlingendracht ontstaat. Er zijn technieken die gebruikt<br />
worden om de kans hierop te optimaliseren. Eén daarvan is het toedienen van EcG (alleen een FSH<br />
werking bij niet‐paardachtigen) om een superovulatie te induceren. Dit doe je vaak bij een groep<br />
dieren, alvorens ze te synchroniseren met een sponsje progesteron in de vagina. Ook is het mogelijk<br />
gebruik te maken van “flushing”, waarbij je de voergift omhoog doet. Dit verhoogt de kans op meer<br />
ovulaties, er is alleen nog niet precies duidelijk hoe.<br />
Bij de merrie is een meerlingdracht juist ongewenst. Heel vaak gaan beide vruchten dood door<br />
placenta‐insufficiëntie. Bij het schaap kan dit wel, deze heeft namelijk in plaats van een diffuse<br />
placenta een cotilodonaire placenta (donut vorm). Andere reden voor geen tweelingdracht is het<br />
krijgen van kleinere en vaak ongezonde (disnature) veulens. Door het gewicht heeft de merrie ook<br />
een hogere kans op een hernia ventralis (uitscheuren van de buikspieren / ophangbanden) en meer<br />
kans op partus problemen. Bij voorkeur wordt een tweelingdracht opgelost door één vrucht rectaal<br />
te crushen. Hier is een vroege diagnose en directe actie nodig. Ze moeten namelijk kapot gemaakt<br />
worden voordat ze gefixeerd (aan elkaar vast) zijn op het endometrium. Scannen dag 15 en direct<br />
crushen. Vaak zijn de merries wel in fertiliteitsbegeleiding en is de kans op tweelingdracht door<br />
dubbele ovulatie wel bekend. In 95% van de gevallen gaat dit goed.<br />
Zowel bij het paard als de geit komt schijndracht voor. Bij het paard gebeurt dit als de dracht is<br />
afgebroken na de maternale herkenning. Zowel door het blijven van de endometrium cups of door<br />
het voorkomen van de afbraak van CL. Een spontane verlenging van de luteale fase kan ook.<br />
Bij de geit zien we vaak een hydrometra, een met vocht gevulde uterus, die kan leiden tot<br />
schijndracht. Deze kan ontstaan door vroege sterfte van de vrucht of zonder bekende reden (zelfs<br />
zonder dekking). Dit komt best veel voor.<br />
De diagnose kun je stellen door: bij het geit is het op het oog vast te stellen, of een echo gebruik.<br />
Paard kun je ook echoën. Bij de merrie wordt ook nog wel eens hysteroscopie. De therapie bestaat<br />
uit een prostaglandine injectie, hoewel dit bij de vorming van endometriumcups niet meer zinvol is.<br />
Dan is het een kwestie van uitzitten.<br />
Wanneer een merrie ongewenst drachtig is kun je een IM injectie van prostaglandinen kunnen<br />
geven. Eventueel kun je hiervoor eerst de dracht vast stellen door te echoën op 15 dagen. Risico’s<br />
aan PGF zijn er echter niet echt.<br />
De behandeling verschilt natuurlijk wel wanneer de dekking alweer 2 maanden geleden is, dan zijn de<br />
endometriumcups al gevormd en is meermalige injectie nodig. Dit is meer gericht op inductie van<br />
contracties van de baarmoeder via een oxytocine achtige werking van PGF bij het paard.<br />
En op 4 maanden ga je al echt rivhting abortus induceren. Met PGF kun je dan niet meer zoveel<br />
omdat de placenta de functie van progesteron productie heeft overgenomen. Bij meermalen geven<br />
zou je via contractiliteit van de baarmoeder toch een abortus kunnen krijgen. De abortus moet wel<br />
begeleid worden (de cervix moet ontsluiten, dit doe je door middel van PG‐gel erop smeren,<br />
waardoor de cervix dilateert). De endometriumcups zijn tegen deze tijd al weer aan het afnemen.<br />
Bij een schaap zou je ook een prostaglandine injectie gebruiken na 1 week en 2 maanden. Na 4<br />
maanden loopt de dracht al op zijn eind, dus zou je eerder die maand maar afwachten (schaap is 5<br />
maanden drachtig). Je zou wel cortico’s kunnen toedienen, dat luteale regressie teweegbrengt. Bij<br />
het schaap is bovendien de tweede helft van de dracht placenta afhankelijk (PG geproduceerd door<br />
58
placenta vanaf dag 60‐70)en werkt prostaglandine niet op de musculatuur van de uterus. Wel zou je<br />
dan de progesteron kunnen blokkeren, maar voor schaap niet geregistreerd.<br />
Als gevolg van maternale drachtherkenning is het belangrijkste effect dat het CL blijft bestaan en dus<br />
de progesteronproductie. Het embryo (blastocyst) produceert hormonen om dit te bewerkstelligen.<br />
Bij het rund is dit interferon‐tau, wat de vorming van oxytocine (uit het CL) receptoren op het<br />
endometrium remt en daarmee het signaal voor de prostaglandine productie blokkeert (oxytocine <br />
receptor endometrium PGF). Om te zorgen dat dit plannetje slaagt is de conceptus van het rund<br />
heel langwerpig, zo zorgt deze ervoor dat het hele endometrium met het interferon bereikt wordt. Er<br />
moet contact met het endometrium gemaakt worden. Door het countercurrent (v. uterine / a.<br />
ovarica) systeem hoeft het rund maar aan één kant te blijven en niet in beide hoornen contact te<br />
maken.<br />
De conceptus bij het varken produceert oestradiol dat zorgt dat het geproduceerde prostaglandine<br />
ge‐reroute wordt naar het lumen van de uterus en daar wordt afgebroken.<br />
Bij het paard is er net zo goed een suppressie van prostaglandine productie maar hoe precies is niet<br />
bekend. Hiervoor kruipt de sferische conceptus langs het endometrium om overal zijn signalen af te<br />
geven. Het paard heeft geen counter‐currentsysteem, dus dit moet via de grote circulatie.<br />
Een schaap is hoogdrachtig, eet niet en komt niet meer overeind.<br />
DDx:<br />
‐ Partus: verwacht je vruchtwateruitvloeiing.<br />
‐ Weeënzwakte: NEB/ acetonemie evt. door meerlingdracht<br />
‐ Hernia ventralis: verplaatsing uier, slappe dunne pij<strong>nl</strong>ijke buik met oedeem (infaust voor schaap)<br />
‐ Hydro‐allantoïs/ hydro‐amnion<br />
‐ Mastitis<br />
Een koe met een dikke buik, niet eten aan het einde van de dracht en komt moeilijk overeind. De<br />
DDx:<br />
‐ Torsio uteri<br />
‐ Hydroamnion:<br />
‐ Hydroallantois:<br />
‐ Melkziekte (calcium‐tekort): gaat wel gepaard met liggen maar niet de dikke buik.<br />
‐ Tweelingdracht<br />
‐ Mastitis: gaat niet gepaard met dikke buik.<br />
‐ Tympanie<br />
‐ Voorste of achterste stenose bijvoorbeeld als gevolg van LD.<br />
‐ Ascites door circulatoire problemen of hypoalbuminemie:<br />
Onderscheid maak je door buikvorm en de combinatie van symptomen.<br />
We komen erachter dat het probleem in de uterus ligt en we blijven over met:<br />
‐ Torsio uteri<br />
‐ Hydroamnion<br />
‐ Hydroallantoïs: hierbij vindt je over het algemeen meer vocht dan bij hydroamnion. Je voelt<br />
geen vruchtdelen, anders dan bij tweelingdracht. Onderscheid met hydroamnion is echter<br />
heel lastig te maken.<br />
‐ Tweelingdracht: niets aan doen.<br />
Wanneer je de diagnose hydroallantoïs / amnion stelt zou je vocht af kunnen laten door een punctie.<br />
Deze volgt echter snel aan en kan makkelijker scheuren of lekken peritonitis. Partus induceren als<br />
je al aan de tijd zit, en als je nog wat vroeg bent induceren met prostaglandinen en cortico’s om de<br />
foetus rijping voorspoedigen. De kans dat een kalf niet leeft is echter best aanwezig. Nog een optie is<br />
het noodslachten van de koe en het kalf eruit halen. Als het niet heel progressief is dan kun je ook<br />
nog even afwachten.<br />
59
Een 8‐jaar‐8 maanden drachtige merrie met 6 uur lichte maar persisterende koliekverschijnselen.<br />
DDx:<br />
‐ Torsio uteri<br />
‐ Beklemd darmdeel (valse weeën)<br />
‐ Uterus perforatie met peritonitis<br />
‐ Hernia ventralis<br />
‐ Abortus<br />
‐ Bloedingen in ligamentum latum<br />
Om tot een diagnose te komen zou je rectaal kunnen palperen of echografisch onderzoek doen.<br />
Allereerst doe je natuurlijk algemeen onderzoek. Uier en ventrale buikwand bekijken.<br />
Tijdens het rectale onderzoek voel je een strakke band dorsaal in de buikholte van linksboven naar<br />
rechts. Dit is een torsio uteri rechtsom (van waarde voor het terugdraaien!). Hier kun je vinden dat je<br />
de linker ophangband vindt, het rectum is een beetje ruim, vaginaal zijn de slijmvliesplooien een<br />
beetje gedraaid. Bij het paard vinden we dit met name tijdens de graviditeit, anders dan de andere<br />
dieren tijdens de dracht, meestal tussen maand 8‐9. Linksom en rechtsom is even vaak.<br />
Verschijnselen zijn die van koliek, krabben voorbenen, stampen achterbenen, zweten, geringe<br />
buikpers en rollen, hart en ademhaling meestal mild verhoogd. De diagnose is op basis van rectaal<br />
onderzoek.<br />
De behandeling bij het paard is afhankelijk van het moment:<br />
‐ Tijdens partus: repositie per vaginam. Kans op rupturen en bloedingen groot. Bij ontsluiting<br />
meteen verlossen.Prognose dubieus tot slecht, vooral voor veulen.<br />
‐ A termé: cervix manueel oprekken en reponeren.<br />
‐ Tijdens graviditeit: bij staande merrie laparotomie onder lokale verdoving. Vaak de dracht<br />
gewoon verder. Geen keizersnede doen, kans op complicaties groot! Prognose goed voor<br />
merrie en veulen.<br />
Een torsio komt wegens anatomische verschillen bij het rund het vaakst voor, met name tijdens de<br />
partus. We onderscheiden met de cervix en vagina meegedraaid, tijdens de partus, en zonder<br />
meedraaiing hiervan, tijdens de graviditeit. Problemen zijn grotere kracht op ligamenta lata en<br />
rupturen, evenals circulatiestoornissen. Vaak zien we een draaiing linksom, <strong>18</strong>0‐270 dagen, bij<br />
pluripare dieren, met de vagina meegedraaid. Verschijnselen zijn vaak een niet‐vorderende partus<br />
met soms koliek. Op het einde van de dracht vaak meer koliek en buikpers. De diagnose is door<br />
vaginaal en rectaal onderzoek. De behandeling is de hele vrucht terugdraaien met uterus, per<br />
vaginam bij het staande dier. Soms is de uterus door de draaiing niet bereikbaar. Ondersteuning kan<br />
van buitenaf met vuisten (methode van Auer en Schneider) of met een plank (methode van<br />
Snöborgh). De uterus kan ook per laparotomie worden gedraaid, eventueel in combinatie met een<br />
laparotomie. Een andere optie is de koe zelf draaien in de richting van de torsio. Prognose voor<br />
moeder gunstig, kalf dubieus, maar wordt minder indien al tijdens de graviditeit is. Hangt af van de<br />
graad en duur torsie, en toestand foetus. Tot <strong>18</strong>0 graden is het bij het rund fysiologisch.<br />
Bij een torsio tijdens de partus na de behandeling het volgende stappenplan volgen;<br />
• Cervix voldoende ontsloten extractie<br />
• Cervix onvoldoende ontsloten:twee uur wachten:<br />
– Voldoende ontsluiting extractie<br />
– Onvoldoende ontsluiting<br />
• Kalf levend sectio<br />
• Kalf dood langer wachten<br />
foetotomie<br />
sectio<br />
60
Bij het varken komt het echt zelden voor. Soms is de hele uterus gedraaid, soms partieel. We zien<br />
een niet vorderende partus. De behandeling is repositie per laparatomie en een sectio, als de<br />
toestand van het moederdier dat toelaat.<br />
Oorzaken van ventraal oedeem bij een hoogdrachtige merrie zijn:<br />
‐ Circulatie problemen<br />
‐ Eiwit tekort<br />
‐ Hernia ventralis: we zien een puntbuik, oedeem, pijn, koliekverschijnselen, afwijkende stand,<br />
ier naar craniaal verplaatst, niet perse symmetrisch, liggen, moeilijk lopen. Komt vaker voor<br />
bij pluripare merries door een slappere buikwand.<br />
Indien een hernia ventralis is een behandeling niet echt mogelijk. De prognose is voor de merrie niet<br />
goed, voor het veulen afhankelijk van het stadium van de dracht. Wanneer de merrie prioriteit krijgt<br />
zou je abortus induceren om te voorkomen dat de boel verscheurt. In dat geval is het veulen op 9‐10<br />
maanden nog niet levensvatbaar. Het beste voor het veulen is het maken van een buikband om de<br />
dracht af te maken, weinig ruwvoer om de buikvulling wat lichter te maken, boxrust.<br />
Werkcollege 8: dracht hond en kat<br />
Prolactine is zowel bij de cyclische teef als de gravide teef aanwezig. Tijdens de dracht/ luteale fase<br />
heeft prolactine invloed op de melkklieren. Bovendien is het een luteotrofe factor tijdens de tweede<br />
helft van de luteale fase, wanneer het CL zijn eigen leven niet meer goed in stand kan houden. Zodra<br />
het CL stuk is dan zal de hond en kat in partus gaan. Een dopamine antagonist (metoclopramide)<br />
heeft als gevolg dat de prolactine in stand blijft. Hiermee kun je melkproductie kunnen stimuleren,<br />
bijvoorbeeld bij een hond met te weinig melk. Door de bijwerkingen gebruiken we dit middel echter<br />
niet.<br />
Wanneer een hond niet drachtig is zal de luteale fase 75 dagen duren. In de eerste helft gaat<br />
progesteron omhoog tot een plateau. Hierna zal dit weer dalen en weg zijn op dag 75. Prolactine<br />
komt juist rond de tweede helft op, en daalt ook weer na dag 75. Hiervoor doet deze nog even een<br />
noodsprong om het CL te redden, maar daarna is dit ook op.<br />
Bij een gravide hondstort progesteron in een keer in elkaar door prostaglandine (onbekend waar<br />
vandaan). Prolactine zien we ook hier stijgen, maar iets heftiger dan tijdens de normale cyclus. De<br />
eerste dag of 2 na de partus zal ook prolactine dalen, maar door stimuleren van het melkklierpakket<br />
(door zuigen) blijft prolactine hoog (samen met oxytocine).<br />
Een siamees is een week geleden gedekt en de eigenaar wil weten welke manieren voor<br />
drachtdiagnostiek zijn en hoeveel pups er zijn. Palpabel zijn de pups vanaf 24‐32 dagen ongeveer, en<br />
dat is 5 dagen eerder dan de hond. Echo is ook mogelijk, ongeveer vanaf dag 24, misschien iets<br />
eerder. De schedeltjes en wervelkolommen tellen met röntgenfoto kan vanaf 45 dagen,<br />
nauwkeuriger is nog iets langer wachten. Bij de hond op dag 49. Bij de kat kun je ook nog zien dat de<br />
tepels gaan zwellen en roder worden, maar ook pas na 3‐4 weken. Als je het aantal kittens wil weten<br />
is palpatie een goede methode die vrij goedkoop is. Hiermee kun je wel kittens missen maar een<br />
minimum is sowieso wel te geven.<br />
Een teef van 7 jaar 3 maal gedekt, 25‐27 en 28 dagen geleden. Bij buikpalpatie worden ampullen<br />
waargenomen die wat aan de kleine kant zijn. We hebben bij deze hond dus geen idee wanneer de<br />
bevruchting precies heeft plaats gevonden, omdat het ovulatiemoment niet precies bekend is. Dit<br />
kan (met de overleving van sperma) zelfs tot 23 dagen geleden pas zijn, en dan is het nog wat te<br />
vroeg om te voelen. Andere opties in de DDx izijn vroegembryonale sterfte en ampulvormige<br />
endometritis. Dan verwacht je wel een zieke hond.<br />
Een tumor is onwaarschij<strong>nl</strong>ijk doordat er op meer plekken groei is. Diagnostisch kun je een echo<br />
gebruiken, bloedonderzoek naar leukocyten, anemie door beenmerg depressie. In het kader van een<br />
endometritis zou je misschien met een vaginoscoop uitvloeiing kunnen zien. Indien er uitvloeiing<br />
aanwezig is ga je een swab nemen, daarvan een BO maken en een antibiogram.<br />
61
Afhankelijk van de bevindingen gaan we behandelen. Vroeg drachtig is niets doen. Bij vroeg<br />
embryonale sterfte maak je opnieuw een echo om leven te onderzoeken. Bij een endometritis geef je<br />
een antibioticum in combinatie met een OVHX. Wanneer de eigenaar nog wil fokken geef je<br />
antibioticum, een progesteron receptor blokker om de cervix te openen, en een meermalige<br />
behandeling met prostaglandinen. Het beste is om de dieren hier door de bijwerkingen van PGF op te<br />
nemen (uterus ruptuur is mogelijk door contracties van uterus). De kans echter dat de hond drachtig<br />
kan worden is niet zo groot. Bovendien als de hond heel erg ziek is doe je dit niet omdat het te lang<br />
duurt.<br />
Een Duitse staande heeft 10 dagen na het einde van de loopsheid een OVX ondergaan. Echter enkele<br />
dagen later komt de eigenaar met een schijndrachtige hond. Schijndracht ontstaat door een<br />
verhoging van prolactine, in de tweede fase van de luteale fase, als het progesteron omlaag zakt.<br />
Door een OVX haal je echter het CL weg progesteron weg prolactine aanmaak schijndracht.<br />
Het beste moment om een OVX te doen is dus eige<strong>nl</strong>ijk ook tijdens de anoestrus. Bij deze hond zal<br />
het na deze ene keer over zijn, er wordt immers niets meer geproduceerd. Toch zou je een therapie<br />
kunnen toepassen. Bijvoorbeeld dopamine agonist (dopamine remt prolactine, bromocriptine). Ook<br />
mogelijk is een serotonine‐antagonist.<br />
Een mastiff is 63 dagen geleden gedekt en de partus is niet op gang gekomen, hond is ook niet echt<br />
dikker. De vorige dracht duurde erg lang, en leidde zodoende uiteindelijk tot vruchtdood.<br />
De Tibetaanse mastiff en andere rassen zoals de Basenji worden echt maar één keer loops en zijn een<br />
beetje vergelijkbaar met seasonal breeders. Herfst wordt de hond loops en wordt eind novermber /<br />
december gedekt, puppies verwacht je in februari.<br />
Voor deze casus is een echo maken logisch om te zien of er een hartje klopt met >200. Palpatie voor<br />
dracht is natuurlijk ook mogelijk.<br />
Afhankelijk van het probleem behandel je. Een schijndracht laat je gaan of behandel je. Indien dracht<br />
ga je induceren met behulp van progesteron receptor blokker om de cervix te openen en daarna<br />
oxytocine te geven. Een te lange dracht, zeker bij 1‐2 pups geeft risico’s omdat ze te groot worden.<br />
Vanaf dag 65‐66 plan je een sectio (enige geplande sectio bij de hond). Probleem bij deze strakke<br />
indeling is dat we vaak niet precies weten wanneer de ovulatie en dus bevruchting was. Oplossing: bij<br />
de hond als enige gaat het progesteron al omhoog terwijl er nog geen CL is door partiële luteïnisatie<br />
van granulosa cellen. Na deze stijging 2 dagen tot de bevruchting. Bij 3 pups of meer wachten we wel<br />
tot 68‐69 dagen omdat de pups dan niet zo groot worden. Over het algemeen werpen ze uiteindelijk<br />
toch vanzelf.<br />
4 jaar oude primipare mechelse herder, 53 dagen geleden gedekt, op 28 dagen vastgesteld dat er<br />
tenminste 3 vruchten in zitten. Nu heeft ze vaginale uitvloeiing, onrustig gedrag en niet meer eten.<br />
De DDx hierbij is:<br />
‐ Abortus<br />
‐ CEH endometritis na resorptie vruchten.<br />
Aanvullende informatie van belang is of de hond ziek is, bijvoorbeeld braken. Is de dekking gezien? In<br />
welk stadium van de cyclus was de teef tijdens de dekking? Hebben ze vastgezeten? Zijn er weeën<br />
gezien? Was er medicijngebruik tijdens de dracht? Is er persen gezien? Zijn er al eerder nestjes van<br />
de reu gekomen?<br />
Het diagnostische plan is bloedonderzoek voor leuko’s diff, hoewel dit geen mooi onderscheid tussen<br />
één of ander (ook abortus als gevolg van infectie). Vaginoscopie geeft een mooi onderscheid,<br />
bijvoorbeeld als je vruchtdelen kunt zien. Echo zou ook (levende) vruchten zien. Verder natuurlijk<br />
algeheel onderzoek, gyneacologisch onderzoek, buikpalpatie etc.<br />
Indien abortus wil je de uitpers ondersteunen met extra oxytocine. Bij heel dramatisch een OVHX.<br />
Antibioticum geven als ze ziek is. Tot slot is het van belang om sectie te doen op de pups,<br />
vruchtvliezen en placenta (snel!). Een mogelijke oorzaak voor abortus bij de hond. Serologie doe je<br />
62
op bruscella canis, hoewel dat in NL niet voorkomt. Verder toxoplasma, herpes (pupsterfte),<br />
neospora. Verder kun je ook onderzoek doen naar Cushing, wat ook abortus kan geven.<br />
4 jaar oude Jack Russel met ongewenste dekking. Eerst vragen hoe lang deze al loops is, of er<br />
koppeling geweest, of het überhaupt gezien is, of de eigenaar fokplannen heeft. De diagnostiek die je<br />
doet is cytologie voor het stadium van de cyclus en spermacellen aanwezig, ,kijken met de<br />
vaginoscoop naar het slijmvlies, progesteron meten, kijken naar de staartreflex. Als behandeling kun<br />
je een OVX uitvoeren maar is wel heel direct. Medicamenteus is beter, bijvoorbeeld progesteron<br />
receptorblokkers (allizine), oestradiolbenzoaat maar mag niet meer door bijwerkingen. Allizine geef<br />
je meteen maar dat doen we niet omdat je eerst wilt weten of er wel foetussen zijn. Je moet dus<br />
eerst de dracht vast stellen op dag 20‐24, waarna je het geeft en er resorptie optreedt. Schijndracht<br />
kan wel verwacht worden, door het omhoog schieten van prolactine. Met een echo controleer je wel<br />
of de vruchtjes wel weg zijn, het werkt niet altijd in één keer. Bij de poes werkt dit ook maar geef je<br />
het liever in de tweede helft van de dracht. Omdat het risico op endometritis volgens de fabrikant<br />
groter is in de eerste helft. Een andere mogelijkheid is PGF in combinatie met een inhibitie van<br />
prolactine door dopamine‐antagonist.<br />
Somali (kat), 1.5 jaar oud, 8 weken geleden voor het eerst gedekt, heeft bloederige vaginale<br />
uitvloeiing. Hierbij wil je dezelfde dingen als bij de hond vragen. Dus hoe de dracht is verlopen, of je<br />
zeker weet of er dracht is, of de kat ziek is. De DDx is ook hier weer abortus (geheel of partiëel) en<br />
endometritis. Een kat kan namelijk de cervix een beetje open zetten en een deel van de vruchten<br />
afstoten. De belangrijkste DDx is de partiële abortus. Je gaat kijken hoe het met de rest gaat en<br />
verder gewoon even afwachten.<br />
Werkcollege 9; infectieuze oorzaken van abortus<br />
‐ Abortus: uitdrijving van de uterus inhoud tijdens de foetale periode, voordat het dier<br />
levensvatbaar is. Wanneer deze periode is, verschilt per dier.<br />
‐ Doodgeboorte: doodgeboren worden van een voldragen vrucht.<br />
‐ Vroeg embryonale sterfte: sterfte in de embryonale periode (voorafgaand aan voltooiing<br />
organogenese) en wordt meestal geresorbeerd. Resorptie kan na botvorming niet meer<br />
optreden.<br />
Een micro‐organsime in het moederdier kan abortus op 3 verschillende manieren veroorzaken.<br />
‐ Directe aangrijping op de vrucht<br />
‐ Directe aangrijping op de vruchtvliezen of placenta<br />
‐ Ziekte van moederdier met koorts: prostaglandine werking tijdens ontsteking leidt tot<br />
abortus door bijvoorbeeld een septicemie.<br />
Na infectie van de moeder kunnen er een aantal verschillende dingen met de vrucht gebeuren.<br />
Hieronder vallen o.a. blijven leven, kalf met aangeboren afwijkingen, doodgeboorte of abortus,<br />
maceratie (desintergratie / rotting van het materiaal), mummificatie (resorptie vocht en indroging)<br />
en doodgeboorte. Bij een blijvende mummificatie en een dier dat aan de tijd is kun je de partus<br />
opwekken met oxytocine of prostaglandine. Bij maceratie (feitelijk een chronische endometritis) is de<br />
koe zieker, kan er gasvorming zijn en de melkgift dalen. Het is lastiger de vrucht af te krijgen met<br />
prostaglandinen. Indien dit niet lukt, dan is de prognose niet heel goed.<br />
Een andere mogelijkheid is ook dat de kalveren wel geboren worden maar geïnfecteerd zijn voordat<br />
het immuunsysteem is ontwikkeld. Mogelijkheden hierbij zijn neospora caninum, BVD, varkenspest<br />
(pestivirus). In de eerste periode van het leven vertonen deze dieren geen ziekteverschijnselen, maar<br />
zijn wel infectieus voor anderen.<br />
Welke van deze opties gebeurt heeft te maken met het stadium van de dracht, de eigenschappen<br />
van de kiem, de hoeveelheid kiemen en de afweerstatus van de moeder.<br />
63
Om achter de oorzaak van de abortus te kunnen komen kunnen zowel de feut EN vruchtvliezen<br />
sectie ondergaan. Hierbij wordt eerst naar macroscopische afwijkingen gezocht, en daarna<br />
microscopisch meer gericht gezocht op basis van histologie en een BO. Een goede afspiegeling van<br />
wat er in het vruchtwater gebeurde is de lebmaag inhoud. Ook de inwendige organen zijn vaak<br />
contaminatievrij dus goed te gebruiken. Verdere mogelijkheden zijn aantonen van de pathogeen in<br />
het bloed of de melk. Ook kunnen juist de antilichamen met een ELISA worden aangetoond in de<br />
moeder, of bij het kalf voordat deze colostrum heeft gedronken. Onderzoek op vaginale/uterus<br />
uitvloeiing behoort ook tot de mogelijkheden, evenals serologie. Virussen kunnen het beste met<br />
ELISA of PCR worden aangetoond, op basis van het antigeen. Wanneer het dier andere verschijnselen<br />
vertoont naast de abortus, zoals diarree bij Salmonella en BVD kun je ook een feces monster nemen.<br />
Bij bloedonderzoek is gepaarde sera nodig om een oorzakelijke uitspraak te doen. Dit is echter niet<br />
praktisch haalbaar, vaak aborteert het dier hiervoor.<br />
De slagingskans van aanvullende diagnostiek is overigens vrij laag (tussen 30‐65%). Mogelijke<br />
oorzaken hiervoor zijn: soms is het oorzakelijk verband niet te trekken als ook de gezonde dieren de<br />
pathogeen bij zich dragen (hoewel minder moeilijk in feut), hetzelfde gaat op voor antistoffen,<br />
sectiebeeld wordt gecompliceerd door secundaire infecties, moeilijk aan te tonen / kweken kiem, je<br />
kunt niet alles testen dus soms de verkeerde vragen stellen, er kunnen altijd nieuwe oorzaken van<br />
abortus zijn die niet getest worden, autolyse is opgetreden en interfereert met het beeld,<br />
probleemdefinitie en vraagstelling aan het lab, verkeerde monsters kiezen, abortus heel lang na<br />
infectie en antigeen is weg.<br />
Toch is aanvullende diagnostiek bij abortus niet per definitie weggegooid geld. Bijvoorbeeld als je<br />
een vrij bedrijf bent heb je baat bij de uitsluiting van die pathogeen. Een andere reden om het wel te<br />
doen is als het vaak voor komt, of juist als het nooit voorkomt en er ineens is (zoals Bruscella). Je<br />
moet weten of je moet behandelen, je management aanpassen, een beeld krijgen van de<br />
besmettingsgraad, strategie bepalen, contactstructuren onderzoeken. In het kader van preventie en<br />
behandeling is het zinvol om te weten. Soms is het zelfs wettelijk verplicht zoals bij Q‐koorts (bij<br />
kleine herkauwers in een abortus storm, wat dit is hebben we regels voor) en Bruscella Abortus<br />
(alleen bij het rund bij verwerping tussen 100‐265 dagen), kosten vergoed. Bruscella is zoönose.<br />
Q‐koorts wordt veroorzaakt door Coxiella Burnetti, en is een zoönose. Besmetting van mensen vindt<br />
plaats door inademing van stofdeeltjes, waarbij direct contact niet nodig is. De bacterie vermeerdert<br />
zich in de longen en verspreidt zich vanuit daar door het lichaam. De infectie verloopt meestal<br />
symptoomloos, maar griepachtige verschijnselen indien aanwezig. Bovendien is er ook bij de vrouw<br />
kans op een miskraam.<br />
Hoewel de infectie in principe via het vruchtwater wordt overgdragen blijft het aantal besmette<br />
mensen ook na het lammerseizoen stijgen. Dit komt omdat de bacterie lang infectieus blijft en goed<br />
tegen uitwendige invloeden bestand is (bestand tegen UV‐licht en droogte). Bovendien kan de<br />
bacterie ook uitgescheiden worden in feces en urine, iets dat niets met het lammerseizoen te maken<br />
heeft. Een mogelijkheid is ook dat de incubatietijd kan uitlopen tot 6 weken, waardoor de mensen<br />
pas later verschijnselen vertonen. Verder zijn er natuurlijk ook andere landbouwhuisdieren en vogels<br />
die het virus kunnen uitscheiden. Het is echter wel zo dat de hoeveelheid pathogeen in vruchtwater<br />
het hoogste is en zo de beste infectiebron vormt.<br />
De infectie van dieren is meestal symptoomloos. Wel kan er sprake zijn van massaal verwerpen,<br />
doodgeboorte of zieke lammeren (=abortusstorm).<br />
Eén van de maatregelen die genomen wordt ter bestrijding is het maanden laten wachten met het<br />
uitrijden van de mest. Dit duurt zo lang omdat de bacterie dus zo lang pathogeen blijft. Dit is echter<br />
praktisch niet haalbaar omdat zelfs naast het maanden vasthouden er zoveel regels zijn voor de<br />
64
opslagmethode dat het heel ingewikkeld wordt. Wanneer een bedrijf getroffen wordt kost die<br />
bovendien al heel erg veel geld (tienduizenden): extra maatregelen, generatie geiten kwijt door<br />
abortus, eventueel ruiming.<br />
De diagnose wordt bij geiten gesteld door het insturen van de verworpen vrucht met nageboorte. In<br />
de vrucht zien we meestal geen afwijkingen, maar in de placenta wel. Je kunt ook serologisch<br />
onderzoek doen met gepaarde sera, waarbij je aantoont of een dier besmet is. Een aantoning van het<br />
agens geeft echter geen oorzakelijk verband omdat we deze ook bij gezonde dieren vinden. Om de<br />
infectiestatus van een bedrijf te monitoren moet de melktank worden onderzocht.<br />
Wanneer je alle geiten direct met antibioticum behandeld heeft dit niet voor alle dieren effect. Als de<br />
placenta of de vrucht al aangetast is kan de vrucht enkele dagen later alsnog worden afgeworpen.<br />
Bovendien weten we helemaal niet zeker of dit gebruikte antibioticum wel zo goed werkt<br />
(oxytetracycline). Er is dus geen goed behandelingsprotocol.<br />
Ter preventie van de mens zijn er regels met betrekking tot; hygiëne, mestopslag, geen nieuwe<br />
vestigingen van schaap en geiten bedrijven, vaccinatieplicht, massale ruiming, aan‐afvoer en<br />
fokverbod tijdelijk in 2010.<br />
Thema 6 Partus en Dystocia<br />
Hoorcollege 12: normale partus<br />
Progesteron is noodzakelijk voor dracht, welke uit verschillende bronnen kan komen. Voor een<br />
normale partus inductie is de daling ook essentieel.<br />
De placenta produceert een aantal hormonen: progesteron, lactogeen, relaxine en oestrogeen,<br />
welke zorgen voor de ontwikkeling van de mammae, de voorbereiding van de geboorteweg en de<br />
voorbereiding van de partus. Tijdens de partus zijn een aantal factoren van belang:<br />
‐ Foetus: produceert corticosteroïden en zijn een teken van klaar voor de geboorte.<br />
‐ Placenta: oestrogeen↑<br />
progestagenen↓ Zorgen beide voor prikkeling van oxytocine receptoren<br />
relaxine: zorgt voor cervix dilatatie<br />
PGF2‐α: zorgt voor cervix dilatatie en uterus contracties<br />
‐ Moederdier: prostaglandinen: voor cervix dilatatie en uterus contracties<br />
oxytocine: uitdrijving foetus door uterus contracties<br />
Voor de initiatie van de partus vindt er dus een hele cascade plaats. Eerst wordt door de foetus<br />
cortisol afgegeven. Dit leidt ertoe dat het placentaire progesteron wordt omgezet in oestrogeen.<br />
Hierdoor vinden er al myometriumcontracties plaats en wordt de mucussecretie van de<br />
genitaaltractus verhoogd.<br />
Het cortisol zorgt eveneens voor een toename van de oxytocine receptoren en zo een verhoogde<br />
afgifte van PGF‐2‐alpha. Hierdoor nemen de myometriumcontracties verder toe, en er vindt luteolyse<br />
plaats. PGF‐2‐alpha zorgt eveneens voor een afgifte van relaxine, waardoor de cervix en de rest van<br />
de geboorteweg dilateert.<br />
Door gedeeltelijke uitdrijving wordt de cervix gestimuleerd, welke via de hypothalamus de afgifte van<br />
oxytocine verder verhoogd = Ferguson reflex.<br />
De partus is in te delen in:<br />
‐ Voorbereidingsfase:Prodromi<br />
o Paard:let op: vrucht matureert pas heel kort voor de partus af. Opuieren, kegelen, infiltratie<br />
weefsel bekken (platen zakken in), verandering in melk (electrolyten: Calcium stijgt langzaam<br />
>40mg/dl, Natrium daalt en kalium stijgt, alles 1 á 2 dagen voor partus<br />
65
o Varken; opuieren, spontaan melkverlies, vulvazwelling. 12‐24 uur wordt uier roder en warmer,<br />
klein druppeltje kan getrokken. Nestgedrag.<br />
o GD: zwelling vulva, nestbouwgedrag en temperatuursveranderingen. De temperatuur is sowieso<br />
al lager en daalt in de laatste 12‐24 uur nog eens 0,5‐1 graad, rillen. Tijdens de partus stijgt de<br />
temperatuur weer en kan zelfs iets verhoogd zijn. Uterusactiviteit neemt bij luteolyse direct toe,<br />
24‐48u voor de partus. Melkklieren minder betrouwbaar, kan al dagen voor de geboorte of<br />
schijndracht. Mindere eetlust, frequent urineren, defeceren.<br />
Als de uitvloeiing groen of bloederig wordt is de ontsluiting begonnen. Voor de poes<br />
is temperatuur minder betrouwbaar, wel hyperventilatie en palpatie van weeën.<br />
o Rund: buikomvang, opuieren (koe wordt 8 weken voor de partus drooggezet, ongeveer 1 maand<br />
weer opuieren, volschieten 0‐12 uur voor de partus) , zakken van banden (6‐<strong>18</strong> uur voor de<br />
partus o.i.v. oestrogeen en relaxine), oedeem in buik en uier, zwelling vulva, temperatuurdaling<br />
(tijdens de dracht juist hoog, veel schommelingen), verweking cervix en slijmprop. Het<br />
uiersecretum wordt van honingtaai (klamvaars) vloeibaar en in de dagen voor partus gelige<br />
biestmelk. Vaars uiert al vanaf 4 maanden op. Door verslapping iliosacraal gewicht draaiing van<br />
sacrum wankele gang, doorzakken lendenen. Oedeemvorming is bij de vaarzen duidelijker.<br />
Met de vaginoscoop zien we een slijmlaag in de portio vaginalis en de fornix, vlak voor de partus<br />
gaat dit als helder slijm vervloeien. Tijdens de dracht iedere paar uur tonusverhoging, 10 uur<br />
voor de partus weer verslapping, daarna tijdens de ontsluitingsfase weer verhoging. Veel<br />
verschijnselen zijn niet 100% betrouwbaar. Pas bij zichtbare vruchtdelen rund in partu.<br />
o Schaap: volschieten, verandering secretum van taai naar dik geel colostrum. Krabben van de<br />
voorpoten veel voorspellende waarde. Interesse in amnionvloeistof.<br />
‐ Ontsluitingsfase:<br />
o Rund: begint met uterus contracties, met name in rust (herkauwen). Veroorzaakt pijn. De cervix<br />
is al verslapt en vormt de weg van de minste weerstand, door toenemende druk wordt deze nu<br />
passief opgerekt. Deze fase duurt 6‐12 uur (vaarzen 4‐12 uur). Na intreden van de allantiosblaas<br />
ontsluit de cervix volledig (chorion is vaak al passief gebroken). Zichtbaar als een blauwachtige<br />
blaas. Als de allantois breekt dan neemt de druk af.<br />
o Paard: zweten, onrust, hoge A en T, overmatig eten en temperatuurdaling.<br />
‐ Uitdrijvingsfase:<br />
o Rund: door intreden van het kalf versterken de uteruscontracties (Ferguson reflex). Koe ligt bij<br />
kopligging vaak op rechterzijde, het kalf wordt iets omhoog geduwd en de uterus draait iets. De<br />
eerste en laatste perswee van een serie zijn vaak zwakker. De amnionblaas breekt meestal<br />
uitwendig, soms treden ook persweeën op zonder uteruscontracties door de druk in het bekken.<br />
De navelstreng van het kalf is kort, trekt samen en breekt op de juiste plek zodra het achterstel<br />
van het kalf uit de vulva komt. De normale uitdrijving duurt 1‐4 uur (vaarzen 2‐6 uur). Vaarzen<br />
langer omdat: nauwere geboorteweg, meer stress, kalf relatief groter. Een stuitligging duurt over<br />
het algemeen langer, rotatie gaat wegens zwaartekracht lastiger, zwaartepunt ligt in de<br />
uterushoorn, strekking van de achterpoten is lastiger dan voorpoten, pijn en onrust door de druk<br />
van de achterklauwtjes in uterus en vagina, passieve ontsluiting verloopt trager, intrede<br />
bekkeningang moeilijker, navelstreng kan te snel strak komen te staan of om de achterpoot<br />
liggen, bij intrede van de stuit is involutie van de uterus sneller gevorderd en dus een<br />
verminderde bloedcirculatie.<br />
o Schaap:schouderelleboog ligging normaal, zelden een stuitligging. Ooi maakt weinig geluiden, ligt<br />
voornamelijk. Navelstreng breekt vaak al in de laatste fase van uitdrijving. Navel dient<br />
gedesinfecteerd te worden. Amnionvloeistof blijft aantrekkelijk voor ooi in de eerste 5 uur, dus<br />
accepteert ook andere lammeren. Tweede lam komt vaak binnen een half uur, na 1 uur dient<br />
minimaal buikpers te zijn.<br />
o Varken; gemiddelde tussenbigtijd 15 min, mag niet langer dan 1,5‐2 uur zijn. Biggen in allerlei<br />
liggingen geboren. Totale uitdrijvingsduur: 3 uur. Duurt langer bij hoog geboortegewicht,<br />
66
stuitligging en doodgeboorte. Navelstreng is lang en vaak nog in tact. Er kunnen tussendoor<br />
placenta’s afkomen maar meestal als geheel na 30‐120 minuten.<br />
o Paard:altijd kopligging, stuitligging = dystocia. Andere belangrijke factor voor dystocia is het<br />
terugslaan van de relatief lange ledematen. Gaat erg snel, niet langer dan 20min, placenta gaat<br />
dus ook zo snel los! Navelstreng verscheurt pas na de partus vanzelf na 30 min. Indien het direct<br />
verscheurt dan controleren op bloeding, schoonmaken en evt. hechten. Controleren op geen<br />
verstikking door vruchtvliezen belangrijk.<br />
o GD: het bekken zelf is gunstig gebouwd en vormt geen obstructie, indien dystocia vaak verkeerde<br />
ligging of afmetingen. Uitdrijving kan in allerlei houdingen. Vruchten worden in amnion of<br />
gebroken vruchtvliezen geboren. Placenta’s kunnen tussendoor of achteraf, maar worden vaak<br />
opgegeten. Vaak wordt er alternerend tussen 2 hoornen geledigd.<br />
‐ Nageboortefase:<br />
o Paard: placenta is meestal met een uur af, maar kan 3 uur duren. De merrie perst niet maar is<br />
nog wel onrustig. Placenta dient binnen 6 uur af te zijn en dan op volledigheid gecontroleerd.<br />
Om de partusduur te berekenen nemen we alleen de ontsluitingsfase en de uitdrijvingsfase.<br />
Een belangrijk passagepunt tijdens de partus is het bekken.<br />
A. Diametertransversasuperior<br />
B. Diametertransversa inferior<br />
C. Conjugata<br />
D. Pecten vertical<br />
Het bekken van het paard is tonvormig, en de conjugata en<br />
pecten zijn min of meer gelijk. Het bekken van het rund is<br />
staand ovaal. Het voorstel van het kalf is ook staand ovaal,<br />
maar het achterstel is juist breder dan hoog. Het juveniele<br />
bekken van een vaars is bovendien onderin smaller.<br />
Onderzoek wordt op 3 vormen onderscheiden:<br />
‐ Obstetrisch onderzoek: tijdens de partus.<br />
‐ Verloskundig onderzoek: dracht,<br />
partus en puerperium<br />
o Ziektegeschiedenis<br />
Boven: bekken rund, Onder: bekken paard<br />
Bron: HC12 <strong>Voortplanting</strong> 2011‐2012, UU<br />
67
o Verloskundig onderzoek in en uitwendig<br />
o Aanvullend onderzoek<br />
‐ Gyneacologisch onderzoek: gericht op fertiliteit.<br />
Dystocia:Abnormaal verlopende partus<br />
‐ Dystocia materna<br />
Afwijkende ligging vrucht<br />
Te grote vrucht<br />
Ankylotische vrucht<br />
Hydrops vrucht<br />
‐ Dystocia foetalis<br />
Primaire weeënzwakte<br />
Afwijkende ligging uterus (denk aan torsio uteri)<br />
Afwijkingen weke geboorteweg<br />
Afwijkingen aan het bekken<br />
Primaire weeënzwakte is een tekortkoming van de uterus door afwijkingen in het myometrium,<br />
verstoorde hormonale balans of een abnormaal tijdstip van het op gang komen van de uitdrijving.<br />
Een secundaire weeënzwakte is het gevolg en niet de oorzaak van verminderde contracties,<br />
bijvoorbeeld door mechanische obstructie. Het wordt meestal per exclusionem gesteld omdat het<br />
meten van de contracties moeilijk uitvoerbaar is. Calcium is voor de contracties nodig, en komt door<br />
prostaglandinen uit de interne opslagplaatsen en wordt door oxytocine de cel in gehaald. Zowel een<br />
laag plasma‐calciumgehalte als onvoldoende ion‐kanalen kunnen de oorzaak zijn. Voor dit laatste is<br />
mogelijk een stijging van de progesteronconcentratie van invloed.<br />
Stress tijdens de partus leidt ook tot weeënzwakte door een verminderde oxytocine afgifte, door de<br />
afgifte van opioïden (zoals morfine) op 2 manieren:<br />
1. Rechtsstreekse inhibitie van afgifte door binding aan kappa‐receptoren.<br />
2. Indirect via de remming van de noradrenerge prikkel die normaal oxytocine‐producerende<br />
cellichamen innerveert. Dit is in de hypothalamus. .<br />
Perifere opioiden hebben mogelijk een rechtstreeks remmende werking op het myometrium.<br />
Bekend is verder dat progesteron de ocytocine indirect remt door de stimulatie van opioídsynthese.<br />
Oestrogenen verhogen de oxytocine receptoren juist in de uteruswand.<br />
Perifere catecholamines hebben rechtstreekse remming myometrium, door bezet bèta‐receptoren<br />
en verhoging cAMP. Patiënten waarbij de partus uitgesteld moet worden, worden vaak met deze<br />
middelen behandeld.<br />
Therapeutische mogelijkheden bij weeënzwakte zijn oxytocine en calcium. Een sectio is ook mogelijk.<br />
Een torsio uteri is een pathologische rotatie van de drachtige uterus. De uterus draait meestal tussen<br />
de <strong>18</strong>0 en 360 graden. Bij het rund komt het vaak voor vlak voor of tijdens de partus. Bij het paard<br />
meer tijdens de graviditeit.<br />
Hoorcollege 13: abnormale partus<br />
Je begint altijd met een gedegen onderzoek. Bi rund is een vroeggeboorte met levensvatbaarheid<br />
vanaf de 210‐267 dag, hiervoor is het een abortus. Een tweelingdracht duurt gemiddeld 7 dagen<br />
korter. Manueel inwendig onderzoek tijdens de dracht geeft kans op een purulente vaginitis, dus<br />
alleen tijdens de partus doen. De belangrijkste punten die een kalf moet passeren tijdens de partus:<br />
cervix, apertura pelvis cranialis, diafragma, vulva.<br />
Er wordt bij vaginaal onderzoek aandacht geschonken aan:<br />
1. Controle vooraf op eventuele laesies en bloedingen van het geslachtsapparaat enafwijkingen<br />
binnen de bekkenholte. Harde feces van te voren verwijderen ivm rectum ruptuur.<br />
68
2. De ontsluiting van de cervix. Zowel de eerste actieve als de tweede passieve. Hierbij let je op<br />
slecht ontsloten (SOC) als gevolg van slechte actieve ontsluiting, of een NOOC als gevolg van<br />
een nog niet onsttane passieve ontsluiting.<br />
3. De vruchtvliezen en de aard van het vruchtwater.<br />
4. De ligging van de uterus en de ligging van het kalf.<br />
5. De contractietoestand van de uterus. sterke contractie is teken dat de partus al enige tijd aan<br />
de gang is.<br />
6. De levenstekenen van het kalf.Tussenklauwreflex, slikreflex, oogbolreflex, navelstreng, ictus<br />
cordis. Bij een overdreven reactie vaak hypoxie. Geen reactie is nog niet een dood kalf. In<br />
stuitligging kan ook de anusreflex gedaan worden, maar subjectief. De tussenklauwreflex van<br />
de achterpoten verdwijnt eerder dan de voorpoten.<br />
7. De ligging van de navelstreng bij normale stuitligging en afwijkende liggingen.Bij om de<br />
achterpoot geslagen en als het kalf leeft kun je; reponeren, sectio of snelle extractie doen. Bij<br />
om de romp moet je het kalf bij draaien in de goede richting doen, dan vlotte extractie of<br />
keizersnede.<br />
8. Het type van het kalf (eventueel dikbilkalf). Snel breuken bij melkkalf, vleestypisch makkelijk,<br />
dikbil vaak problemen. Soms sowieso sectio.<br />
9. De relatieve grootte van het kalf.<br />
10. De relaxatie en ontsluiting van de weke geboorteweg.<br />
Voor een rectaal onderzoek is geen indicatie, behalve: torsio uteri, onderscheid tussen wel of niet in<br />
partus zijn, melkziekte (atonische uterus met niet te voelen cervix), abortus (door dagen partus een<br />
strakke ballon als uterus), valse weeën (uterus atonisch), weten of kalf leeft (gefässchwirren) als<br />
vaginaal onbereikbaar, niet heel betrouwbare meting. Verder bij rectumbeschadigigen, hematomen,<br />
uterusruptuur, peritonitis.<br />
Afwijkende liggingen: bij een afwijkende ligging onderscheiden we afwijkende lengteas (situs), een<br />
afwijkende hoogteas (positio), of afwijkingen van de extremiteiten (habitus). De achterbenen liggen<br />
vaker verkeerd omdat er voor strekking meer ruimte nodig is, de strekking onnatuurlijk is. Zeker bij<br />
plaatsgebrek bij tweelingdracht. Het moment van ontstaan kan zowel tijdens de graviditeit als tijdens<br />
de partus zijn. Het paard heeft een groot corpus uteri dus veel ruimte voor draaiing van het veulen,<br />
een rund heeft een klein corpus. Zonder breking van het allanto‐chorion kun je de ligging niet<br />
bepalen. Onderzoek van ligging bij het staande dier. Bij het rund geen epiduraal (minder<br />
complicaties, makkelijk en pers naderhand nodig), bij paard wel (moeilijker, uterus is kwetsbaarder,<br />
buikpers geeft complicaties, naderhand buikpers minder belangrijk). Verder duw je de foetus terug in<br />
de bekkenholte, uterusspasmolyticum kan nodig zijn, verlostouwtjes om normaal liggend deel. Bij<br />
een afwijkende ligging is de volgorde van voorkeur algemeen: repositie, extractie, foetotomie, sectio,<br />
slachten.<br />
Bij kleine herkauwers is vaak makkelijk, maar wel met één hand doen. Bij dwerggeiten is een<br />
afwijkende ligging moeilijk te diagnosticeren, vaak sectio.<br />
–Kopligging :<br />
Teruggeslagen kop: vaak bij te vroeg trekken tijdens een extractie of bij een nauw bekken.<br />
De snuit moet goed gelegd worden maar schiet soms weer terug bij een grote vrucht. 2<br />
personen zijn nodig. Komt nooit ingetreden voor, nooit doortrekken, altijd terugduwen, veel<br />
voorkomende oorzaak uterusruptuur.<br />
Schouderligging: voorbeen ligt teruggeslagen langs de romp. Komt bij paard af en toe voor,<br />
rund zelden. Van schouderligging naar carpaalligging en dan reponeren. Vaak dood kalf.<br />
Sommige lammeren worden in de deze ligging spontaan geboren, vaak reponeren beter.<br />
Carpaalligging: voorpoten blijven gebogen. Bij rund meest voorkomende afwijking. Repositie<br />
makkelijk. Bij lam ook, eigenaar doet dit vaak zelf.<br />
Johne: wordt ook wel schouder‐elleboogligging genoemd,. Poot in boeg en elleboog<br />
gebogen. Hoefjes liggen ter hoogte van de kop. Bij schapen is dit normaal. Repositie<br />
makkelijk, ontstaat alleen als kalf niet te groot is.<br />
69
Pseudo Johne: zelfde verhaal als Johne. Minder ver ingetreden en prognose dubieuzer, vaak<br />
te groot kalf.<br />
– Stuitligging: bij het paard komt dit zelden voor, rund wel. Indien afwijkend meestal bij het rund<br />
beiderzijds.<br />
Tarsaal: achterbeen niet gestrekt maar gebogen. Prognose bij rund goed, merrie dubieus.<br />
Repositie moeilijk, vaak ruptuur. Bij een levende foetus vaak sectio. Bij lam gaat de<br />
repositie wel.<br />
Heupligging: achterbeen naar craniaal gestrekt langs de romp. Allermoeilijkste repositie,<br />
moet via heup naar tarsaal. Foetotomie wel makkelijk. Moeilijk te reponeren bij lam, beter<br />
foetotomie bij dood lam.<br />
‐ Dwarsligging: komt bij schapen voornamelijk bij meerlingdracht voor. Repositie kan, maar vaak te<br />
laat opgemerkt.<br />
Afwijkende liggingen kunnen eenzijdig of beiderzijds zijn, en kunnen bovendien gecombineerd<br />
voorkomen. Het onderzoek bij een staande dier, evenals de repositie. De foetus wordt (soms onder<br />
epiduraal anesthesie om persen te voorkomen) teruggeduwd uit de bekkenholte. Soms is ook een<br />
uterusspasmolyticum nodig. Om de normaal liggende vruchtdelen kunnen verlostouwtjes worden<br />
gebruikt.<br />
•Te grote vrucht<br />
• Hydrops van de vrucht<br />
• Monstrum<br />
Soms is een repositie en extractie niet mogelijk en moet je een foetotomie uitvoeren. Hierbij werk je<br />
met de ring van Marlot en verwijder je in principe het afwijkend liggende deel, soms is eerst<br />
verwijdering van een ander deel wegens bereikbaarheid nodig. Bij het rund gebeurt dit vaker. Bij het<br />
paard kan het ook, maar is moeilijker door een kwetsbaardere uterus en heftigere perskrachten. Bij<br />
kleine herkauwers wordt het in verband met de gevolgen voor het moederdier nauwelijks toegepast.<br />
Een voorbeeld van een situatie bij het rund is kruis op kruis verwijderen voorstel en halveren<br />
achterstel.<br />
Een sectio doe je het meeste bij een te grote vrucht maar kan ook bij een afwijkende ligging of<br />
afwijkende foetus. Bij het rund is het meestal een staande operatie, bij andere dieren een liggende.<br />
Hierbij moet je opletten dat je de placenta zoveel mogelijk probeert te vermijden. Je snijdt in de<br />
curvatura major, bij hond, kat en varken dicht bij het corpus uteri. Bij het rund is een lokale<br />
anesthesie dan ook mogelijk, de andere dieren algeheel. De hechting van de uterus is volgens de<br />
Cushing methode, als een doorlopende hechting met resorbeerbaar materiaal.<br />
Je hecht één laag, maar bij het paard twee lagen. Na de sectio moet je ook rekening houden met de<br />
nageboorte en de navelstreng.<br />
Rund: de indicaties bij het rund zijn een te grote vrucht, onvoldoende ontsluiting van de cervix,<br />
een niet te reponeren torsio.het gebeurt bij het staande dier met een snede in de linkerflank. De<br />
top van de bevruchte hoorn wordt extra‐abdominaal gebracht. Eventueel moet je de uterus<br />
hiervoor met de klok mee draaien. De amnionschede breekt soms te kort af, de navelstreng is<br />
niet zo’n probleem. Hechten volgens Utrechtse methode, intra‐uterien tetracycline. Na de<br />
operatie ook 50 IE oxytocine en ampicilline. Prognose voor moeder goed, vrucht afhankelijk.<br />
Complicaties die je tegen kunt komen: gaan liggen van de koe, pesen en uitpuilen pens en<br />
darmen, rupturen van uterus en ligamenten. Na de operatie hebben we als complicaties;<br />
uterusbloedingen, peritonitis, en door de buikwond: emfyseem, oedeem, hernia, hematoom,<br />
infectie.<br />
Kleine herkauwers: voornaamste indicatie te grote vruchten, dood of levend. Foetotomie kan<br />
de geboorteweg bij langdurig schaden en mogelijk is er nog een lam aanwezig. Je doet het niet<br />
bij slechte toestand van het moeder dier. We maken een snede in de linkerflank onder zijligging,<br />
70
lokale anesthesie en een uterusrelaxans. De uterus buiten de buik brengen. Navelstreng vormt<br />
geen extra aandachtspunt. Beide lammeren uit één wond, letten op septum! Intra‐uterien AB,<br />
na de operatie oxytocine en AB. Prognose gunstig bij levende of fris dode lammeren.<br />
Uitgebreide verwondingen, niet frisse vruchten, necrose etc. geven aa<strong>nl</strong>eiding tot een<br />
hysterectomie. De hoornen moeten per stuk geligeerd worden.<br />
Varken; slechts zelden toegepast, succes afhankelijk van moederdier. Net als bij kleine<br />
herkauwer soms aa<strong>nl</strong>eidingen tot een hysterectomie, de beide hoornen kunnen in één keer<br />
geligeerd worden. Indicatie bijvoorbeeld prolaps uteri.<br />
Paard: zelden toegepast, levenskansen nemen snel af, cervix is nooit een probleem en<br />
vaardigheden hoog. Bij de shetlander nog wel eens. Bij het liggende dier een schuine flanksnede,<br />
in een bloedvatarm gebied van de curvaturo major. Placenta rondom incisie weghalen en sluiten<br />
met 2 lagen. Risico op peritonitis.<br />
Hond: locale anesthesie, om moeder‐kind binding te vergroten. Geen wondspray op tepels! De<br />
snede in flank of op de linea alba, met voorkeur voor linea alba (geen spieren, sneller, betere<br />
toegang, betere plaats voor OVHX, niet zichtbaar). Let op lacterend uierweefsel. Bloedingen na<br />
verwijdering af laten nemen met oxytocine. Placenta verwijderen, navelstreng doorknippen.<br />
Nabehandelen met AB en oxytocine. Lochiën zijn normaal.<br />
Wanneer je aan een extractie begint moet je op de volgende zaken letten. De grootte van het kalf<br />
t.o.v. de bekkeningang.<br />
Bij een kopligging worden achtereenvolgens 4 punten onderzocht:<br />
1. Of een ingetreden kopligging bestaat of kan ontstaan.<br />
2. Of bij aangetrokken kalf de beide boegen bereikbaar zijn.<br />
3. “Maatnemen”: voelen hoever de afstand is tussen bekkeningang tot boeg foetus.Bij het staande<br />
rund niet verder dan 10cm, liggend niet verder dan 5cm.<br />
4. Of de vlakke hand dan nog tussen schedel en sacrum kan.<br />
Voor de stuitligging geldt:<br />
Wanneer bij:<br />
1. het liggende rund en<br />
2. het 60° gekantelde achterstel van het kalf met<br />
3. normale trekkracht (max.5Kg/Kglich.gew.=soms 2 pers.)<br />
4. in de "richting van de staart"<br />
5. terwijl het rund perst,<br />
de beide tarsi niet in de vulva zichtbaar gemaakt kunnen worden dan is verdere trekkrachtgevaarlijk<br />
en dus zi<strong>nl</strong>oos. Een vuistbreedte uit de vulva is pas zekerheid, tot die tijd ook een risico. Opletten dat<br />
het niet onbedoeld een extractiepoging wordt, dan ruptuur vagina.<br />
71
Bij dikbilkalveren treedt nog vaker kruis op kruis op. Daarom is daar het criterium dat bij milde<br />
trekkracht de boegen direct moeten intreden om verantwoord te extraheren.<br />
Je kunt de cervix met één hand manueel oprekken. Wel opletten dat dit niet te lang duurt wegens<br />
uteruscontracties. Voorafgaand aan een foetotomie wordt de cervix niet opgerekt! De geboorteweg<br />
zelf kan met 2 handen opgerekt worden. Oppassen voor hypoxie vrucht, door oprekken cervix<br />
kunnen uteruscontracties ontstaan.<br />
Voor extractie het beste in zijligging in verband met de zwaartekracht, beter voor de bekkeningang,<br />
bekken makkelijker bewegen door minder belasting van iliosacraalgewricht, niet uitglijden,<br />
makkelijker voor accoucheur en helpers, hygiënischer en natuurlijker. De zijde waarop de koe ligt<br />
maakt niet uit, maar bij kopligging bij voorkeur aan de kant van schoft, en bij stuitligging aan kant van<br />
sacrum. Bij grote pensvulling beter op rechterzijde.<br />
Bij een kopligging is de trekkracht eerst richting de uier, daarna 60 graden draaien achterstel en recht<br />
naar achteren. Bij kruis‐op‐kruis moet de trekkracht weer caudo‐dorsaal zijn, tijdens de buikpers.<br />
Indien dit niet lukt kan je extraction forcée proberen, omrollen van de koe kan helpen. Bij een dood<br />
kalf is een foetotomie beter.<br />
Bij een stuitligging begint met draaiing van 60 graden, dan caudo‐dorsaal trekken tot<br />
achterstelintreding, dan recht naar achter of caudo‐ventraal. Deze laatste uitsluitend tijdens de<br />
buikpers.<br />
Na de extractie moet je de volgende zaken controleren:<br />
• Of er geen prolapsus uteri dreigt op te treden. Het meteen vaststellen hiervan kan veel moeite<br />
en complicaties voorkomen (zie verder onder prolapsus uteri). Het rund overeind jagen, het<br />
toedienen oxytocine en mogelijk een epiduraalanesthesie om eventueel de buikpers tegen te<br />
gaan, is de standaardbehandeling bij een dreigende prolapsus uteri.<br />
• Of het rund niet blijft napersen, want ook dan wordt het rund bij voorkeur overeind<br />
gejaagden krijgt epiduraalanesthesie.<br />
• Of er geen kalf meer in de uterus aanwezig is. Een achtergebleven kalf waarbij<br />
rottingoptreedt, kan zeer ernstige gevolgen hebben.<br />
• Of er geen rupturen of bloedingen in het geslachtsapparaat zijn opgetreden omdat deze<br />
acuutlevensbedreigend kunnen zijn. Is het trauma niet acuut levensbedreigend dan wordt<br />
naoverleg met de veehouder bij voorkeur een antibioticumkuur ingesteld om ernstige<br />
ontstekingte voorkomen.<br />
• Of het rund geen ernstige mastitis heeft i.v.m. de onmiddellijke consequenties voor<br />
debehandeling van het rund.<br />
Schaap:<br />
Uit angst voor lammersterfte toch niet te vroeg ingrijpen. Algemene richtlijnen voor de duur van de<br />
partus zijn er niet.<br />
• Wanneer de ontsluitingsfase, dus tot het moment waarop de allantois wordt uitgedreven ofbreekt,<br />
langer gaat duren dan 3 uur dan moet men de ooi vaginaal onderzoeken om te wetente komen wat<br />
er aan de hand is.<br />
• Treedt binnen een uur nadat de allantois is uitgedreven geen of onvoldoende buikpers op ofkomen<br />
er ondanks normale buikpers geen vruchtdelen buiten de vulva, dan moeten we ookeen onderzoek<br />
instellen.<br />
• Wanneer de uitdrijving van het eerste lam in een kennelijk normale geboortehouding, dus mettwee<br />
klauwtjes en het snoetje daarop, langer dan 1½ uur duurt, terwijl de ooi toch nu en danvoldoende<br />
perst, dan bieden we hulp. (90% van de lammeren worden in kopligging geboren).<br />
72
• Wanneer het lam een afwijkende geboortehouding inneemt, bijvoorbeeld wanneer de kop enéén<br />
klauwtje of de kop alleen in de vulva zichtbaar wordt, dan moet dat lam binnen een halfuur worden<br />
uitgedreven anders moeten we helpen.<br />
• Komt uitsluitend de kop buiten de vulva dan mag dat hoogstens een kwartier duren andersgrijpen<br />
we in. Bedenk dat veel lammeren in een afwijkende geboortehouding toch wordenuitgedreven.<br />
• Wanneer we merken dat een lam in stuitligging wordt geboren dan moet de uitdrijving zeervlot<br />
voltooid zijn anders helpen we. Lammeren kunnen, evenals kalveren, bij de uitdrijving instuitligging<br />
vrij snel sterven door afklemming van de navelstreng, zeker wanneer denavelstreng tussen de<br />
achterpootjes door ligt.<br />
• Wanneer we vermoeden dat een lam in stuitligging een afwijkende houding inneemtbijvoorbeeld<br />
omdat we slechts één achterpootje of het staartje zien verschijnen, dan moet ditmeteen worden<br />
verholpen omdat een lam in zo'n ligging zelden spontaan wordt geboren.<br />
• Komen alleen de voorpootjes buiten de vulva, waarbij dan meestal een afwijkende ligging vande<br />
kop bestaat, dan moet dit worden gereponeerd omdat een lam in zo'n ligging ook nietspontaan<br />
wordt geboren. Vergissing met een normale stuitligging is mogelijk en wanneer deeigenaar in die<br />
veronderstelling verkeert en stevig aan de pootjes gaat trekken dan is hetoptreden van een<br />
uterusruptuur niet ondenkbaar.<br />
Dierenarts wordt in de regel pas geroepen als de eigenaar het zelf heeft geprobeerd. We verlossen in<br />
zijligging, of staand, afhankelijk van dierenarts.<br />
Een extractie is bij het schaap meestal vrij makkelijk. Maatnemen is bij een groot lam noodzakelijk.<br />
Het achterstel vormt nooit een probleem. Een stuitligging is hierdoor wel moeilijker te maatnemen.<br />
Een sectio is dan te overwegen. De vulva is soms wat nauw maar kan manueel opgerekt.<br />
Varken:<br />
Afwijkende liggingen vormen zelden een probleem, heel soms een te grote big bij gelten. De oorzaak<br />
is vaak weeënzwakte en extractie kan dan getracht worden. Wel is de geboortweg van het varken erg<br />
gevoelig. Beter is het de zeug oxytocine te geven, eventueel met calcium aanvulling.<br />
Paard:<br />
Komt minder vaak voor dan rund, en dan niet door grootte van het veulen maar afwijkende<br />
liggingen. Haast is geboden door heftig persen, maar ervaring opdoen op dit gebied is moeilijk. Bij<br />
het paard kan het allantoamnion nog intact zijn bij de geboorte. Bij het veulen is het moeilijker vast<br />
te stellen of deze nog leeft, terugtrekreflex is moeilijker en navelstreng vaak onbereikbaar. De<br />
ontsluiting vormt a termé nooit een probleem, evenals de bekkenomvang. De te volgen tactiek bij<br />
verloskunde is hetzelfde als het rund, maar er zijn wel verschillend in voorkomen. Reposities komen<br />
veel voor, extracties gaan makkelijker, kruis‐op‐kruis komt niet voor, partiële foetotomie komt vaker<br />
voor, sectio veel minder door kleinere overlevingskans en veel ervaring vereist. Bij een shetland pony<br />
vaker wel door de moeilijkheid van een foetotomie en de blijvende steriliteit na beschadigingen<br />
tijdens extractie.<br />
Abnormale partus hond:<br />
Vaak bij brachycephale en kleine rassen. Poes vaker bij Pers en ouder dan 5 jaar eersteworps. Bij<br />
sectio opletten dat de teef daarna alsnog goed met de pups omgaat. Bij twijfel of er nog foetussen<br />
aanwezig zijn kan palpatie, beter echo of röntgen. Mammae controleren op melkgift en mastitis.<br />
Vaginoscopie om naar ontsluiting te kijken, poes lastiger te fixeren. Cervix bij teef te craniaal voor<br />
touché, wel geschikt voor Ferguson reflex. Toucheren geeft indruk van vorm van het bekken.<br />
Afwijkende liggingen die problemen geven zijn veel minder talrijk dan LH.<br />
‐ Zijligging: geeft zelden problemen, repositie via buik mogelijk, eventueel extractie.<br />
‐ Rugligging: komt niet vaak voor, indien dan niet vanzelf over en is repositie mogelijk.<br />
‐ Teruggeslagen kop: treedt herhaaldelijk op, repositie onmogelijk, sectio noodzakelijk. Bij een<br />
krui<strong>nl</strong>igging is repositie soms wel mogelijk.<br />
73
‐ Eenzijdige of beiderzijdse tarsaalligging: achterbenen kunnen met de vinger gewoon<br />
gestrekt, niet van betekenis.<br />
‐ Heupligging: komt vaak voor, vrucht kan meestal niet geboren worden, meestal kan<br />
repositie, anders extractie en anders sectio.<br />
Bij honden komen te grote vruchten wel regelmatig voor. Bij een intreding in kopligging is extractie<br />
mogelijk, eventueel met draaiing van de pup. Bij niet intreden is het zaak om de intreding eerst te<br />
bewerkstelligen (buikwand tegen bekkeningang duwen, teef voorstel omhoog, opwekken persreflex.<br />
Als dit niet lukt een sectio. Bij een stuitligging is extractie mogelijk, maar als er meer verwacht<br />
worden dan beter een sectio.<br />
Andere afwijkingen vrucht<br />
Hydrocephalus komt zelden voor, kan stagnatie veroorzaken. Extractie of sectio.<br />
Anasarca: extreem oedemateuze vrucht. Komt zelden voor, vrucht gevuld met vocht breekt<br />
makkelijk. Als extractie niet kan sectio, foetotomie vaak geen oplossing.<br />
Hydrops ascites: extractie mogelijk, eventueel met een tangetje buikwand stuktrekken, anders<br />
sectio.<br />
Monstrum: misvormingen. Soms is sectio mogelijk, meestal alleen foetotomie.<br />
Torsio uteri: dieren plotseling ziek, defense musculaire, pij<strong>nl</strong>ijke gang, partus stagneert maar wel<br />
persweeën, stuwing van buik en ascites kan optreden. OVHX uitvoeren.<br />
Instrumenten die gebruikt worden zijn de verlostang zonder scherpe randen, forceps. Andere<br />
instrumenten hebben wel scherpe tandjes en mogelijk alleen onder manuele begeleiding gebruikt<br />
worden. Kan wel voor foetotomie gebruikt worden.<br />
Werkcollege 10: partus<br />
Er zijn redenen om een partus een dag uit te stellen, bijvoorbeeld als de eigenaar erbij wil zijn ivm<br />
verloskundige hulp, ruimtegebrek (bijvoorbeeld stal), werkplanning (synchronisatie koppel).<br />
Om dit aan te pakken kun je exogeen progesteron toedienen. Bovendien kun je indirect progesteron<br />
stimuleren met prolactine, maar des te meer stappen er tussen, des te groter de kans dat het niet<br />
optimaal verloopt. Om dit een dracht in stand te houden is misschien niet voldoende. Wanneer je<br />
stress veroorzaakt rem je indirect de oxytocine release Morfine‐achtige stoffen(endogene<br />
opioïden). Cortisol zal juist weer de partus op gang brengen, want dit produceert de foetus juist om<br />
eruit te komen. De persweeën kun je ook remmen door middel van een calcium antagonist. Hierdoor<br />
krijg je wel algemene spierzwakte (melkziekte achtige verschijnselen). Een laatste is clenbuterol als<br />
een spasmolyticum, welke ook specifieke spierverslapping geeft maar alleen van de uterus. Dit<br />
middel is echter wel verboden. Vanuit praktisch oogpunt zou je alleen eige<strong>nl</strong>ijk progesteron<br />
gebruiken.<br />
Nadelen zijn natuurlijk wel dat de vrucht groter wordt en de partus dus zwaarder wordt. Hierdoor<br />
kan de vrucht ook hypoxisch worden. Doordat de placenta na de normale draagtijd minder goed gaat<br />
werken is er ook een risico op hypoxie.<br />
Aan het einde van de dracht gaat het progesteron omlaag door de werking van cortisol van de vrucht<br />
bij het rund. Cortisol zorgt voor de productie van PGF‐2alpha welke a) zorgt voor de luteolyse en b)<br />
voor relaxine afgifte. Cortisol zorgt er bovendien voor dat de longen van de vrucht gaan rijpen en<br />
belangrijk is dat cortisol ervoor zorgt dat er enzymen worden gevormd die progesteron omzetten in<br />
oestradiol. Daardoor werkt ook het progesteron uit de placenta (vanaf 8 ste maand) niet meer.<br />
Bij de teef werkt dit iets anders, de placenta neemt nooit de progesteron productie over en dit blijft<br />
de functie van het CL. Het oestradiol bij de teef begint eige<strong>nl</strong>ijk al te stijgen zodra de LH piek voorbij<br />
is, en de dracht lijkt daarmee heel erg op de luteale fase. Het oestradiol gaat tijdens de dracht snel<br />
omhoog en is maximaal vanaf dag 30 tot 24 uur na de partus en daalt dan sterk, dus<br />
tegenovergestelde van het rund! Ook het progesteron gaat omlaag aan het einde van de dracht.<br />
74
Toch is er wel een verschil tussen dracht en de luteale fase, omdat het progesteron aan het einde van<br />
de dracht sterk daalt en na de luteale fase juist gestaag daalt. Dit komt door de aanwezigheid van<br />
PGF‐2alpha bij de dracht, terwijl dit aan het eind van de luteale fase geen rol speelt en het CL<br />
gewoon langzaamaan dood gaat.<br />
Een teef heeft al 2 pups geworpen maar vertoont nu al enkele uren geen activiteit meer en de teef<br />
ligt gewoon te slapen. Wat je van de eigenaar wilt weten is of bekend is hoeveel pups erin zitten, of<br />
de teef aan het persen is of niet, of de teef zoogt (door prolactine release en mechanische stimulatie<br />
tepels oxytocine release extra contracties / weeën), zijn er al nageboortes afgekomen en<br />
hoeveel, wat voor ras is de hond (zegt iets over het aantal pups, hele grove indicatie), zijn er nog<br />
bewegingen in de buik te zien. Echt zorgen hoef je je niet te maken. De partus staat onder<br />
parasympathische invloed en dus het tussendoor slapen komt redelijk veel voor. Dit mag ongeveer 2‐<br />
3 uur duren, dus de teef moet onderhand wel weer beginnen. Hoe snel ze in het proces (normaal) in<br />
slaap zal vallen hangt af van de duur van de partus tot dusver. Toch moet je wel langs deze mensen<br />
gaan.<br />
Eenmaal aangekomen ga je vaginaal voelen of je vruchtdelen voelt, de teef zou dan wel persen, tenzij<br />
er secundaire weeënzwakte is opgetreden.Ook een buikpalpatie is nuttig in dit geval. Indien je een<br />
mobiele echo hebt is dit ook heel erg handig. Verder kijk je natuurlijk ook naar de pups die er al zijn,<br />
de placenta bekijken, pups aa<strong>nl</strong>eggen. Je dient oxytocine toe als er wat in zit en je verwacht dat het<br />
eruit kan. Bij de hond wordt geen calcium toegediend in geval van weeënzwakte!<br />
Als je wilt weten of er weeënactiviteit is bij een dier kun je de contractiekrachten meten met een<br />
registratie middel. Deze heb je meestal niet in de praktijk. Om het dan toch vast te stellen kun je<br />
vragen naar buikpers (indicatie calciumtekort, maar zegt niet over de contractiliteit van het<br />
myometrium). Verder vraag je of er vruchtwater is afgekomen en er ontsluiting is. Bij een koe heb je<br />
als extra voordeel boven de hond dat je direct via rectaal op de baarmoeder kan voelen en een tonus<br />
voelt (door een hoge tonus kun je niet meer bij de vruchtdelen komen).<br />
In de praktijk doen we wegens tijdgebrek nooit bloedonderzoek, maar in theorie zou je hier wel<br />
gebruik van kunnen maken. Nuttig om te weten is: calcium (toch wel in de praktijk gedaan) voor<br />
spierzwakte, oxytocine (wel een pulsatiele afgifte dus herhaald meten), progesteron (om de partus<br />
op zich vast te stellen), adrenaline / noradrenaline en opioïden om vast te stellen of de dracht niet<br />
vordert door stress (bij de laatste twee).<br />
Wanneer een eigenaar wil weten hoe hij de partus moet voorbereiden dan is het belangrijk om de<br />
hond/kat te temperaturen. Deze zal eerst stijgen en daarna dalen. Na de daling zal de hond/kat<br />
binnen 24 uur bevallen. Verder moet je een goede omgeving maken, warmtelamp, kunstmelk,<br />
zuigpipet voor het slijm uit de keel en neus, krat om in te bevallen.<br />
Er zijn criteria die je moet gebruiken of de partus normaal verloopt, abnormaal is: persen van 45 min<br />
eerste pup en 30 minuten voor de rest van de pup zonder dat er iets uitkomt, meer dan 3 uur tussen<br />
pups zonder persen, 1‐2 uur met af en toe persen, letten op ziekteverschijnselen, abnormale<br />
uitvloeiing (let op: groen is normaal! Bruin, en stank is abnormaal).<br />
Pups en kittens kunnen in kop of stuitligging worden uitgedreven. In stuitligging mag gestrekt of een<br />
heupligging aan beide kanten mag. In kopligging mag naast een normale ook een beiderzijdse<br />
schouderligging. Een enkelzijdige heup of schouderligging is wel weer afwijking. Bij het varken zijn er<br />
meer mogelijkheden, zo mag een carpaal en een tarsaal ligging ook, naast de andere mogelijkheden<br />
bij de hond en kat, terwijl dit bij de hond niet zo is.<br />
Voor het eerste jong is het het beste als deze mooi ligt omdat deze als eerste het geboortekanaal nog<br />
moet oprekken. Een verkeerde ligging gaat dan wel eerder mis.<br />
Een zeug heeft al vlot 6 biggen gehad maar de laatste 45 min niets meer.<br />
Bij het varken mag er tussen de biggen 1,5‐2 uur liggen, dus er is nog niet zo veel aan de hand. Wil je<br />
er achter komen, ga je voelen, big? verlossen eventueel met afwijkende ligging oplossen. Als je<br />
75
niets voelt denk je aan weeënzwakte en geef je oxytocine om te helpen. Maar dit doe je dus pas na 2<br />
uur. Bij elke afwijkende partus bij elk dier is NIETS DOEN NOOIT EEN OPTIE.<br />
Bij de kleine herkauwers is een schouderelleboogligging niet afwijkend. De lammeren zijn namelijk op<br />
deze wijze het kleinst dus kan zo het makkelijkste intreden.<br />
Bij een merrie in partus is net één snuitje en één hoef te zien in de vagina. De merrie is wel aan het<br />
persen. Omdat een veulen tijdens de partus moet draaien vanuit de uterus kan het in dit geval zijn<br />
dat het veulen nog niet helemaal gedraaid is. Wat je dus de eigenaar vertelt is dat hij even zelf moet<br />
voelen. Het is best mogelijk dat je iets verderop toch een tweede hoefje voelt die door een nog niet<br />
100% draai nog een beetje achter ligt. Eventueel kun je met een touwtje het pootje er gewoon bij<br />
trekken. Je hoeft dus niet per se naar deze merrie toe te komen.<br />
Tijdens de partus is het zoals eerder gezien van belang om de rust erin te houden. Stress kan de<br />
partus namelijk nadelig beïnvloeden. Tijdens de partus is er druk in de cervix en vagina door de<br />
vrucht welk signaal naar de hypothalamus / hypofyse gaat en daar voor oxytocine afgifte zorgt.<br />
Hierdoor zal het myometrium contraheren.<br />
Vanuit de hersenstam kan er stimulatie zijn van noradrenaline vanuit de hersenstam, dat ook<br />
oxytocine afgifte stimuleert. De opioïden die bij stress worden vrijgegeven in het moederdier kunnen<br />
deze op een aantal stappen in dit proces aangrijpen. Ze kunnen bijvoorbeeld de noradrenaline<br />
remmen en dus de hypothalamus inhiberen. Er kan ook een direct effect op de hypofyse<br />
plaatsvinden, waardoor de oxytocine release minder goed is. Ook op de hypothalamus kunnen ze<br />
aangrijpen en via de neurale verbinding van hypothalamus en hypofyse kunnen ze diffunderen naar<br />
de hypofyse.<br />
Werkcollege 11: dystocia LH<br />
Ondanks de haast is er bij een partus problematiek toch noodzakelijk tot een gedegen klinisch<br />
onderzoek. Tijdens de afname van een volledige anamnese wordt er onder andere gevraagd naar de<br />
leeftijd van de moeder en de dekdatum. Dit eerste is van belang omdat het bekken bij het rund in de<br />
eerste 2 jaar nog niet volledig volgroeid is (primipaar dier), dus als ze relatief jong zijn is de vrucht<br />
snel te groot. Bij oudere dieren zien we ook problemen zoals een vergroeid bekken door een<br />
voorgaande zware partus (multipaar). De verbinding van de ligamenten calcificeren, groeien naar<br />
binnen en daardoor wordt de ingang verkleind. Ook melkziekte komt meer voor bij oudere dieren en<br />
zorgt voor verminderde contracties van de uterus. Door uitrekking van de ophangbanden kan een<br />
torsio uteri makkelijker.<br />
De draagtijd is van belang omdat bij een te lange draagtijd de vrucht te groot wordt. Dit geldt in het<br />
bijzonder voor honden, koeien en varkens. De placenta raakt hierbij ook insufficiënt, wat een risico<br />
op afsterven geeft. Bij een paard is een langere draagtijd een teken dat het veulen nog niet<br />
voldoende gematureerd is dus daar moet je juist blijven wachten.<br />
Bij uitwendige inspectie kun je uit de prodromi wel wat informatie halen. Wanneer deze prodromi<br />
niet aanwezig zijn kan het zijn dat het dier aan het aborteren is. Dit kan ook als de moeder erg ziek is<br />
en daarom de vrucht afstoot. Ook kunnen we valse weeën zien zonder prodromi (wel buikpers maar<br />
geen contractie uterus), dit zien we als het jonge dier door draaiing in de bekkenholte komt, en zo<br />
die buikpers opwekt. Er is echter geen partus, want het dier zit nog in de uterus en is dus niet<br />
ingetreden. De uterus is dan slap bij rectaal onderzoek en de cervix gesloten. Bij een vroeggeboorte<br />
zien we vrijwel geen prodromi.<br />
Nu komen we bij een schaap en willen we een repositie uitvoeren. Dit doe je bij het staande dier<br />
omdat er dan meer ruimte in de uterus is en de zwaartekracht meehelpt om de vrucht voor repositie<br />
even terug te duwen. Het enige voordeel is dat in zijligging het schaap beter te fixeren is, maar over<br />
het algemeen nemen we aan om de staande positie te doen omdat dit makkelijker is (anders dan in<br />
76
de syllabus). Paarden en koeien moeten sowieso staan en mogen pas tijdens de werkelijke extractie<br />
gaan liggen. Nadeel van een staande positie is dat het kopje snel wegzakt door de extra ruimte. Een<br />
touwtje om de kop is dan een optie.<br />
Bij de extractie willen we ze juist liggend hebben. Ze persen dan zelf mee, hoeft niet tegen de<br />
zwaartekracht in en heel belangrijk is dat de bekkenkanteling dan makkelijker gaat.<br />
Wanneer je na het verlossen van het eerste lam meteen het tweede lam gaat halen is er een risico bij<br />
betrokken. Het kan zijn dat het tweede lam hier nog niet in de goede positie ligt, waardoor de kop<br />
kan achterblijven. Een ander probleem is dan dat de uterus geen contractiepauze heeft. De uterus<br />
contraheert altijd tussen 2 bevallingen. Wanneer dit niet gebeurt is de kans dat een inversio uteri of<br />
een prolaps uteri kan optreden. Dit komt omdat de uterus niet kleiner is geworden na het eerste lam<br />
eruit door geen contractiepauze, deze blijft dan te groot en wijd en kan zo makkelijker instulpen of<br />
naar buiten komen. Ook kan het voorkomen dat het lammetje een afwijkende ligging aanneemt,<br />
door meer ruimte in de uterus. Enkele minuten wachten is wel voldoende.<br />
Een oudere ooi met niet vorderende partus heeft het voorliggende lam in dwarsligging. Je weet dat<br />
deze ooi in partus is: je hebt een waterblaas gezien, een buikpers gezien maar geen vruchtdelen zien<br />
volgen. Ook de prodromi zijn gewoon aanwezig geweest (onrustig, afzonderen van de koppel, veel<br />
staan en liggen). De eigenaar komt bij het opvoelen de rug tegen. De dwarsligging zien we vooral<br />
optreden bij meerlingdrachten.<br />
Het dwarsliggen wordt ook nog wel eens verward met een teruggeslagen hoofd, maar dan voel je de<br />
hals en niet de rug. Om een dwarsligging op te lossen ga je het lam eerst terugduwen waarbij het niet<br />
uitmaakt of je er een kop of stuitligging van maakt, en deze verder reponeren en extraheren. Als je<br />
zeker weet dat het lam dood is kun je een foetotomie doen.<br />
Op het moment dat je bij een geboorte wordt geroepen controleer je altijd het moederdier. Hierbij<br />
ga je de geboorteweg controleren op een aantal punten, voordat je gaat handelen. Hierbij let je op:<br />
beschadigingen, mate van ontsluiting, bloedingen en zwellingen. Zou je dit niet van te voren melden<br />
dan kun je achteraf daarvoor aansprakelijk worden gesteld. Ook kan dit voor andere beslissingen<br />
zorgen.<br />
Op grond van een ring ter hoogte van de cervix kun je een diagnose onvoldoende ontsluiting van de<br />
cervix (N.O.O.C.) stellen. Hierbij moet je wel goed onderscheid maken tussen de cervix en het<br />
diafragma. Als de cervix voldoende ontsloten is dan is er niets meer te voelen op de overgang tussen<br />
vagina en uterus. We kunnen een N.O.O.C. tegen komen als: de partus nog niet voldoende op gang<br />
is, bij een abortus (door hormonaal onvoldoende voorbereiding) en op het moment dat je een<br />
abnormale ligging hebt.<br />
‐ Actieve ontsluiting van de cervix: hierbij verslapt de cervix door tonusvermindering van de<br />
spiervezels door afnemende invloed van progesteron en veranderingen aan het bindweefsel<br />
door toenemende invloed van prostaglandinen, relaxine en oestrogenen.<br />
‐ Passieve ontsluiting van de cervix: tijdens de ontsluitingsfase door de vruchtdelen die de<br />
cervix intreden en deze een beetje openduwen. Hiervoor is natuurlijk een juiste liggen wel<br />
van belang.<br />
De geboorteweg kun je wel oprekken, waarvan voordelen zijn: makkelijkere bevalling, voorkomen<br />
beschadigingen, door stimulatie oxytocine betere contracties. Er zijn echter ook nadelen aan<br />
het oprekken van de geboorteweg: juist door het opwekken van de contracties via oxytocine <br />
afbinding placenta verminderde doorbloeding hypoxie/acidose kalf. Als je dus heel lang moet<br />
manipuleren heb je kans op een dood kalf / veulen. Er is dus een voor en nadeel aan de oxytocine<br />
release. Je begint met opwekken als de waterblaas eraf is, zodat je zeker weet dat er een partus is.<br />
Tijdens de sectio bij kleine herkauwers hebben we vaak te maken met dat de lammeren elk in een<br />
andere hoorn liggen. Wel wil je de lammerenn uit dezelfde wond hebben. Hierdoor moet je goed<br />
77
letten op het septum (lijkt op vruchtvliezen, dun en makkelijk te verscheuren!) dat er tussen zit die je<br />
niet wilt verscheuren. Ook kun je het ligamentum latum/uterus verscheuren doordat je aan de verste<br />
uterushoorn loopt te trekken. De snede maak je aan de basis van de hoorn, dichtbij het corpus.<br />
Bij een varken hebben we weeënzwakte als veelvoorkomende oorzaak van een niet vorderende<br />
partus bij een oudere zeug. Om dit te diagnosticeren moet je al het andere uitsluiten. Je vraagt<br />
hiervoor: heeft ze al geperst (meestal zijn er al biggen uit), hoeveel tijd was er sinds de laatste big (>2<br />
uur), grote uterus, geen reactie op vaginale onderzoek (je zou contractie door oxytocine<br />
verwachten), geen big die verkeerd voor de uitgang ligt. Bij een zeug is het ongunstig veel biggen<br />
manueel te verlossen omdat je veel beschadigingen en zwellingen van de geboorteweg kan geven<br />
(zelfde als bij schaap en shetlander) omdat het relatief klein is druknecrose.<br />
Om weeënzwakte op te lossen geef je oxytocine, eventueel aangevuld met calcium. Bij een te hoge<br />
dosis kun je juist voor een krampsituatie zorgen die de vruchten afklemt en niet meer naar de cervix<br />
kunnen bewegen. Houden aan de dosis dus en bij herhaling van de dosis eerst een volledige controle<br />
weer doen (zoals het dan scheefliggen van een big).<br />
Een hoogdrachtige melkkoe is mogelijk aan het kalven, maar er gebeurt helemaal niets. De<br />
veehouder heeft waarschij<strong>nl</strong>ijk besloten dat de koe in partus is op basis van de prodromi: opuieren,<br />
banden verslappen, onrustig gedrag, gezwollen vulva, melkverlies. Uitendelijk stel je een torsio uteri<br />
sinistra vast (bij rund vaker naar links, mogelijk door pensaanwezigheid. Rechts echter ook mogelijk)<br />
waarbij de rechter ophangband boven de linkerophangband komt, wat rectaal te voelen is. Vaginaal<br />
voel je een soort wrong van de slijmvliezen optreden door het meedraaien.<br />
Een torsio kun je wel reponeren wanneer deze vaginaal toegankelijk is (open cervix). Je probeert<br />
hierbij in de vagina de uterus te schommelen en zo terug te draaien. Vanaf de buitenkant kunnen<br />
mensen ook met een plank helpen de uterus door te draaien. Bij een gesloten cervix moet je de koe<br />
neerleggen en omrollen. “Koe moet kalf inhalen”, dus dezelfe kant op rollen als de torsie.<br />
Werkcollege 12: abnormale dracht en partus GD<br />
Een teef heeft 14 dagen na dekking een gelige witte slijmerige uitvloeiing. Er zijn hiervoor zaken die<br />
van je de eigenaar wilt weten; is ze eerder gedekt en waren daar problemen bij, is de teef verder nog<br />
ziek, geur/kleur, consistentie.<br />
DDx: vaginitis, endometritis, tumor bij een oudere teef (meer bloederige uitvloeiing). Fysiologische<br />
uitvloeiing is pas na 3,5‐4 weken =helder opalescerend). Het komt erg vaak voor dat de oorzaak niet<br />
achterhaald kan worden, de pups er normaal uit komen en er eige<strong>nl</strong>ijk niets aan de hand is.<br />
Om verder onderzoek de doen maken we gebruik van een vaginoscopie om een vaginitis vast te<br />
kunnen stellen. Een endometritis en pyometra is hiermee ook vast te stellen. Algemeen onderzoek<br />
ook om de gehele toestand vast te stellen. Bij een endometritis zou je ook leukocyten kunnen tellen<br />
en Ht voor anemie na een langdurige ontsteking. Echo en buikpalpatie kun je ook gebruiken.<br />
Afhankelijk van je vermoedens ga je steeds een klein stapje verder.<br />
Het behandelplan is hier weer afhankelijk van.<br />
Bij een teef 28 dagen na dekking worden normale ampullen gevonden en een aantal diktes gevoeld<br />
die kleiner zijn en zachter aanvoelen. Mogelijke DDx: dracht met gedeeltelijke resoprtie,<br />
ampulvormige endometritis. Dingen die je aan de eigenaar wilt vragen: algemene ziekte (koorts,<br />
sloom, anorexie, braken, PU/PD, uitvloeiing), eerdere problemen na een dekking en dracht.<br />
Om het onderscheid te maken eerst maar algemeen onderzoek, gynaecologisch onderzoek,<br />
buikpalpatie, vaginoscopie, eventueel SWAB nemen (BO met antibiogram), bloedonderzoek, echo.<br />
Wanneer er sprake is van een resorptie kun je gewoon afwachten en de teef in de gaten houden en<br />
het aantal pups in de gaten houden. Als er namelijk maar 1‐2 over zijn lukt het ze mogelijk niet om de<br />
partus in gang te zetten en blijven ze te lang zitten en krijgen uiteindelijk bemoeilijkte partus en<br />
placenta insufficiëntie.<br />
78
Wanneer er sprake is van een endometritis zou je een OVHX doen. Indien de eigenaar dit niet wilt:<br />
agleprostone, prostaglandinen en AB, maar niet eerste keus. Bij dit laatste de eigenaar vertellen:<br />
duurt lang, kans op recidief groot en fertiliteit terug in 20% van de gevallen indien CEH.<br />
Een bordeaux dog 60‐61 dagen geleden gedekt, vorige avond al lage lichaamstemperatuur, uren<br />
onrustig, maar nog geen pups geboren. De temperatuurdip is normaal in 12‐24 uur van te voren,<br />
bovendien is de temperatuur van een drachtige hond ook al lager, kan met een graad van normale<br />
referentie (38‐39) verschillen. Om een dip vast te stellen moet je vaker temperaturen, week van te<br />
voren beginnen en 3x daags.<br />
De beslissing of de eigenaar moet komen is op basis van: perst de hond al, is er uitvloeiing, eerste<br />
nestje?, vorige nestjes hoe verlopen, bekend hoeveel pups erin zitten, stress geweest of aanwezig?<br />
Als je de teef wilt zien wil je het liever thuis in verband met de stress maar aan de andere kant wil je<br />
ook liever alle apparatuur bij de hand hebben. Hangt van allerlei factoren af.<br />
Stel je laat de mensen komen wil je: algemeen onderzoek, buikpalpatie, ontsluiting (vaginoscopie),<br />
temperatuur, echo om gezondheid van de pups vast te stellen, controle melkklierpakketten op<br />
zwelling, productie en mastitis (ook bij pseudograviditeit). Hierbij is vaginoscopie het belangrijkste,<br />
hiermee kun je een dwarsliggende vrucht zien. Verder kun je in het kader van de weeënzwakte de<br />
Ferguson reflex testen met een vaginoscoop of manueel.<br />
Als we geen bijzonderheden vinden hoef je niets te doen en afwachten. Wanneer er wel ontsluiting is<br />
kun je oxytocine geven (alleen als de puppies goed liggen), bij een echt verkeerde ligging sectio.<br />
Oxytocine mag je elke 45 min herhalen, MAAR NIET ALS ER WEEËN ZIJN! CONTRA‐INDICATIE.<br />
4 jarige Stabyhound is 64 dagen geleden gedekt voor de 2 e dracht. Heeft groene uitvloeiing en<br />
eigenaar vraagt om onderzoek en behandeling.<br />
Van de eigenaar wil je weten: geur/kleur/consistentie etc.<br />
Groene kleur kan van de placenta komen en dus betekenen dat de partus al gestart is (heldere<br />
groene uitvloeiing = fysiologisch), bovendien kan ook de slijmprop voor de cervix deze kleur geven.<br />
Als de uitvloeiing stinkt, lijkt het logischer dat het op een abortus duidt.<br />
Om het onderzoek: algemeen onderzoek, goed naar de uitvloeiing kijken, vaginoscopie (ontsluiitng,<br />
vruchtdelen), echo om aantal levende pups vast te stellen in geval van abortus.<br />
Als de uitvloeiing goed is dan is afwachten eventueel in combinatie met oxytocine. In het geval van<br />
abortus wel ook oxytocine geven omdat de dode puppies niet meewerken. Zonder ontsluiting nooit<br />
oxytocine! Bovendien wil je de dode puppies er snel uithebben (broedplaats voor bacteriën).<br />
Wanneer de dode pup de uitgang blokkeert, sectio. Als ze allemaal dood zijn kun je het beste een<br />
OVHX doen omdat dan de uterus gesloten kan blijven en er geen kans is op besmetting van de<br />
buikholte. Een risico van een anesthesie is altijd dat de pups hiervan “inslapen”.<br />
Bouvier van 7 jaar, 4 e keer drachtig en is aan het werpen. Begonnen met sterke persweeën, sinds een<br />
half uur. Belt om 5 uur ’s ochtends. In principe mag de eerste pup 45 minuten persen kosten. Maar<br />
omdat dit de 4 e worp is dan is het toch niet helemaal ok. Deze hond geef je GEEN oxytocine, hond<br />
heeft persweeën. Je gaat met de vaginoscoop kijken wat er mis kan zijn. De 1 e ,2 e en 3 e pups zijn er<br />
inmiddels uitgekomen, maar sindsdien is het 2 uur later. Het mag echter best 2‐3 uur duren tussen<br />
de pups. Vragen aan de eigenaar: hoeveel pups zijn er aanwezig, perst ze nog, drinken de pups? Je<br />
zou moeten kijken of er pups inzitten (palpatie / röntgen) en zo ja, gewoon nog even wachten.<br />
Poes van 9 jaar heeft 3 kittens geworpen, 5 e partus, na de geboorte gisteren nu ziek geworden. Een<br />
mogelijkheid is een achterbleven kitten die is gaan rotten (bacteriën binnen door open cervix),<br />
retentio secundinarum(leidt tot endometritis post partum), mastitis.<br />
Diagnostisch: algemeen onderzoek, buikpalpatie (voelen naar kitten, mammapakketen), echo en<br />
eventueel röntgen.<br />
Afhankelijk van wat we vinden behandelen. Met dode kitten en endometritis: OVHX zo snel mogelijk.<br />
Wanneer de uterus behouden moet worden: AB en oxytocine, progesteron is er niet meer dus hier<br />
79
niet op aan grijpen, cervix is toch open! Voor een mastitis moet je ook een antibioticum gebruiken<br />
dat wel in de melk moet komen wegens de locatie maar niet schadelijk is voor de kittens;<br />
amoxicillineclavulaanzuur. Dit zijn pillen en geef je dus oraal. (bij een hond met mastitis zet je hem<br />
in warm water) bij een kat een warme compressor gebruiken omdat de abcessen rijpen en sneller<br />
weggaan (niet altijd abcessen). De kittens laat je in de tussentijd bij de moeder zogen, leegzuigen, in<br />
combinatie met pijnstillers!<br />
Andere kat is 5 jaar oud, 8 weken geleden gedekt, nu bloederige uitvloeiing. Vragen aan eigenaar;<br />
geur / kleur / consistentie, koorts, algemene ziekte, persen, partustekenen, drachtigheid vast gesteld.<br />
DDx hierbij: abortus of endometritis (tumor). In het geval van een abortus ga je bij de poes ALLEEN<br />
iets doen als de poes ziek is en er zeker weten sprake is van een abortus. Een kat kan namelijk ook<br />
partiëel aborteren!(Wel alleen eerste/dichtstbijzijnde kitten)<br />
Wanneer de poes wel heel ziek is en er is zeker weten sprake van een abortus: OVHX of AB met<br />
oxytocine.<br />
4 jaar oud, primipaar, Mechelse herder, 53 dagen geleden gedekt, nu drachtig van 3 pups heeft<br />
vaginale uitvloeiing en onrustig gedrag. Het meest waarschij<strong>nl</strong>ijk als de uitvloeiing bloederig is, is een<br />
abortus. Alle pups, ook de levende hebben geen kans meer, zijn levensvatbaar op dag 58 van de<br />
dracht. Je moet dus oxytocine geven wanneer het niet goed genoeg gaat en de cervix zou je met PGf<br />
kunnen verweken. Het zou natuurlijk ook nog een endometritis kunnen zijn, waarbij je een OVHX.<br />
De vruchten en de placenta moeten naar patho.<br />
Thema 7 Puerperium<br />
Hoorcollege 14: puerperium<br />
Periode tussen geboorte en volledige involutie van de uterus.<br />
Tijdens het puerperium zal de uterus weer involueren onder invloed van oxytocine en<br />
prostaglandinen. Door samentrekkingen vermindert de omvang.<br />
Hond:<br />
De placenta is endotheliochoreaal, en door dit intieme contact is er meer kans op persisterende<br />
bloedingen. De placenta plaatsen kunnen gaan ontsteken. Het puerperium verloopt langzamer, en<br />
kenmerkend zijn de groenen afscheiding van de hemophagus zones. De afvloeiing bij de hond kan 3<br />
weken duren, van groen, bloederig tot helder. De involutie duurt 12 weken. Poes gaat veel sneller en<br />
kan binnen een week in oestrus zijn. Teef kan diarree hebben van de nageboortes opeten. Een uterus<br />
atonie komt vaak voor, reden onbekend. 3x per dag oxytocine geven is een optie, eventueel<br />
calciumborogluconaat. Op zich geen ziekteverschijnselen maar predispositie voor complicaties.<br />
Paard: bij het paard is de veulen hengstigheid al 9 dagen post partum opmerkelijk. De afvloeiing van<br />
de lochiën duurt minder dan 9 dagen en ook de involutie is enkele dagen tot maximaal 12‐15 dagen.<br />
De pre‐gravide status is echter pas na 32 dagen. Doordat het endometrium na placenta verwijdering<br />
vaak intact is weinig lochieën. Onderzoek kan met een vaginoscoop, we zien van bruin naar<br />
barnsteen naar niets op dag 7. De cervix sluit pas na veulenhengstigheid door progesteron. De<br />
80
veulenhengstigheid treedt 10 dagen p.p. op, ongeacht het seizoen. Beste is om te wachten met<br />
insemineren tot tweede oestrus na veulenen.<br />
Varken: er is sprake van een lactatie anoestrus en als gevolg van spenen komt de cyclus weer op<br />
gang. Slechts enkele dagen uitvloeiing.<br />
Rund: vooral bij hoog producerende koeien is de involutie vaak vertraagd, evenals de eerste oestrus<br />
post partum. Na 3 weken is de baarmoeder normale grootte, herstel van endometrium 6 weken. De<br />
lochiën duurt 21 dagen, van bruin bloederig naar helder. Bij melkkoeien kans op negatieve<br />
energiebalans.<br />
Kleine herkauwers: uitvloeiing schaap slechts 5‐6 dagen, geit tot 19 dagen.<br />
Door de open cervix kan na de partus de nageboorte worden afgedreven. Dit kan onder invloed van<br />
uterus contracties (oxytocine en PGF). De open cervix is een belangrijke port d’entree voor<br />
bacterieën. Er zijn heel wat complicaties die post‐partum kunnen optreden, zowel acuut als<br />
chronisch. Complicaties kunnen snel levensbedreigend worden en liggen niet altijd in de<br />
geboorteweg. Denk hierbij aan zenuwbeknellingen en darmbeschadigingen.<br />
‐ Retentio secundinarum:bij een ware retentio is er nog verbinding tussen moeder en placenta, bij<br />
een schijnbare ligt deze los maar wordt niet afgedreven. Het veroorzaakt altijd een endometritis<br />
als broedplaats voor bacteriën, en zelfs vaak een bacteriëmie of septikemie.<br />
Normale tijdsduur afkomen nageboorte<br />
Bron: HC14 <strong>Voortplanting</strong> 2011‐2012 UU<br />
o Rund: multifactoriële aandoening. Er hangt altijd een stuk buiten de vulva, de rest zit<br />
gedeeltelijk vast. Na 2 dagen treedt maceratie op, ruikt vies. Meestal komen de<br />
secundinae spontaan binnen 14 dagen af, dier heeft er weinig last van, behalve bij<br />
complicaties. Rectaal geeft vergrote uterus, secundinae zichtbaar, zo niet diagnose met<br />
vaginaal onderzoek. Een verwijdering alleen bij schijnbare retentio, bij een ware de<br />
behandeling met AB als bolus tussen endometrium en chorion. Bij zieke dieren ook<br />
parenteraal. Bewust zijn van een chronische endometritis, langere tussenkalftijd en<br />
verminderde fertiliteit.<br />
o Schaap en geit: vaak dieren in slechte conditie of na sectio. Moeilijk te controleren door<br />
opeten placenta. Verschijnselen als bij rund, maar vaak ziekere dieren met anorexie en<br />
koorts. De kans op tetanus en acute endometritis groter dan bij rund. Behandeling is<br />
oxytocine en AB. Prognose iets minder gunstig dan rund.<br />
o Paard: wordt altijd ernstig ziek, vaak binnen 3 uur al beginnen met oxytocine. Door<br />
gewicht van de placenta kan in de toppen van de uterus een inversio ontstaan, dan<br />
koliek. Merries vertonen binnen 12 uur ernstige ziekteverschijnselen zoals koorts,<br />
anorexie, geen aandacht voor veulen, suf. Sepsis is snel na 12 uur evenals een hoge kans<br />
op hoefbevangenheid. Intra‐uterien onderzoek nodig om te zien hoeveel nog vast zit.<br />
Behandeling liever eerst met oxytocine, maar manueel kan ook. Uterus na afkomen<br />
spoelen en AB. Enkele dagen doorspoelen tot kleur van lochiën normaal is. tijdig<br />
ingrijpen is goede prognose.<br />
81
o Hond en kat: pas ziekteverschijnselen bij een endometritis. Buikpalpatie en echo geven<br />
niet altijd duidelijkheid, moederdier eet placenta’s op. Bij zekerheid is oxytocine therapie<br />
(5‐10 IE), dus duidelijk hogere dosis toegestaan. Prognose afhankelijk.<br />
Endometritis post‐partum:<br />
‐ Rund: de lochiën moeten na 20 dagen verdwijnen. De verschijnselen treden eerste 14 dagen op<br />
bij acuut. Bij een milde acute endometritis alleen lokale afwijkingen zoals uitvloeiing en soms is<br />
de koe ernstig ziek. Anamnese en verschijnselen vaak duidelijk, rectaal noodzakelijk, dan voel je<br />
ee niet gecontraheerde uterus. Inhoud kan buiten de vulva worden gemasseerd. Met<br />
vaginoscopie vinden we stinkende bruine lochiën op de bodem van de vagina. Is het dier in<br />
geringe mate ziek, dan parenteraal AB met ceftiofur. Intra‐uteriene middelen zijn niet<br />
geregistreerd en alleen bij ernstig zieke koe. Uterusspoelen doen we bij het rund niet. Gebruik<br />
van hormonen afgeraden, effect niet duidelijk. Prognose bij adequate therapie gunstig. Voor<br />
fertiliteit minder gunstig door ontwikkeling chronische endometritis. Deze is 14 dagen na de<br />
partus nog aanwezig en betreft mucopurulente uitvloeiing, witvuilen. De koe is niet ziek, maar<br />
heeft besmeurde staart en achterhand. Genezing wordt bevordert door oestri, die regelmatig<br />
iedere 21 dagen optreden. Aanwijzingen voor chronische endometrits een deegachtig<br />
aanvoelende grote uterus, assymetrische hoornen, maar diagnose bevestigd met vaginoscopie.<br />
Behandeling is oestrus opwekken met PGF, eventueel lugol met etstende werking. Dit laatste<br />
niet eerder dan 3 weken p.p. prognose redelijk gunstig.<br />
‐ Schaap:komt een enkele maal voor, in aansluiting op emfysemateuze vrucht of vaginale<br />
afwijkingen. Er ontstaat snel necrose van endometrium en dieren zijn ernstig ziek. Behandeling is<br />
parenteraal en intra‐uterien AB en ocytocine. Prognose dan ok.<br />
‐ Paard: komt zelden voor, dan vaak na ret sec of abnormale partus. Uterus bevat veel lochiën en<br />
is onvoldoende gecontraheerd. Uterus ligt diep in de buikholte, bevordert afvloeiien niet.<br />
Organismen: streptococcus equi en e. coli. Binnen 12‐24 uur p.p. ernstig ziek, kans op<br />
hoefbevangenheid. Rectaal is uterus te slap en te groot. In de vagina bruin secretum met<br />
onaangename geur. Cervix is te veel open. Behandeling is spoelen, eventueel met oxytocine, AB<br />
en NSAID’s en eventueel preventief tegen hoefbevangenheid. Zonder tijdige behandeling snel<br />
een sepsis beeld.<br />
‐ Hond: kan na moeilijke partus maar ook na normaal. Bacteriën spelen de hoofdrol. De uitvloeiing<br />
is hemopurulent, uterus slecht gecontraheerd en verdikte wand. Toestand varieert maar dier kan<br />
erg ziek zijn. Bo onderzoek inzetten voor AB behandeling, verder palpatie, echo en vaginoscopie.<br />
Kort na de partus kan er een jong aanwezig zijn gebleven. Oxytocine toedinen, 1‐3 dagen, 2‐4<br />
keer per dag (5‐10IE). AB geven maar rekening met uitscheiding in melk. Bij onvoldoende effect<br />
een OVHX. Verbetering snel verwacht, dan prognose gunstig.<br />
Een andere aandoening is de perforerende uteruszweer, vaak bij kleine rassen en ernstige<br />
aandoening. Na endometritis, necrose en perforerende uteruszweer, sepsis en peritonitis.<br />
Ziekteverloop peracuut tot acuut. De dieren zijn heel erg ziek: koorts, suf, braken, zwakke<br />
pols, stinkende bruine uitvloeiing, pij<strong>nl</strong>ijke buik. Echo is voor diagnose nodig. Een<br />
laparatomie met OVHX is nodig, AB en infusen na de operatie. Prognose blijft ongunstig.<br />
Inversio en prolaps uteri:<br />
Door onvoldoende involutie kan de slappe uteruswand instulpen, bij het rund vaak één hoorn, bij<br />
vleeseters en varken beide hoornen. Komt het meeste bij het rund voor. De buikpers maakt het<br />
erger, die kort na de partus nog aanwezig is.<br />
‐ Rund: hoe langer na de partus, hoe kleiner de massa. De uterus is vaak bedekt door de<br />
secundinae, soms zijn de karunkels zichtbaar. De koe is eerst niet ziek, maar genezing treedt<br />
nooit op. Zonder behandeling sterft het dier aan stuwing en toxinemie of peritonitis. Uterus<br />
moet in een vochtig schoo<strong>nl</strong>aken gedaan en opgetild door de eigenaar. Behandeling is<br />
verwijdering secundinae, schoonspoelen met warm water, repositie bij staande dier onder<br />
epiduraal, daarna nogmaals schoonspoelen en oxytocine geven. Kans op recidief is klein. Er zijn<br />
82
wel wat complicaties zoals: shock, bloedingen, ingewanden in de inversio, verwondingen uterus,<br />
recidief, melkziekte meer als oorzaak van prolaps, blijven persen na repositie. Prognose gunstig.<br />
‐ Kleine herkauwers: komt weinig voor, vulva wordt gesloten met bBúhner hechting.<br />
‐ Varken: komt zelden voor maar consequentie ernstiger, relatief snelle stuwing, trauma, shock.<br />
Kans op herstel wordt binnen 1,5‐2 uur snel kleiner. Meestal moet de uterus geamputeerd,<br />
repositie alleen zonder stuwing. Prognose matig tot ongunstig.<br />
‐ Paard: slechts zelden, prognose redelijk gunstig bij tijdige behandeling.<br />
‐ Hond en kat; zeldzaam. Placenta altijd afgekomen. Soms gaat de moeder in de stomp bijten.<br />
Repositie manueel doen (eventueel met trommelstok), of laparatomie. Verder desinfecterende<br />
vloeistof in uterus,achterhand daarbij omhoog houden, oxytocine. Eventueel OVHX. Prognose vrij<br />
gunstig. Soms kunnen bloedingen uit de uterus optreden, vanuit de placentaplaatsen.<br />
Uterusatonie opheffen met oxytocine, vaak OVHX noodzakelijk.<br />
Subinvolutie placentaplaatsen bij de hond. Normaal neemt de involutie 12 weken in beslag maar<br />
stoppen de lochiën na 3 weken. Bij subinvolutie blijft een bloederige uitvloeiing. Waarschij<strong>nl</strong>ijke<br />
oorzaak is de blijvende trofoblastcellen naast de uteriene arteriën die de stolling en afsluiting van<br />
bloedvaten verstoren. We zien een bloederige uitvloeiing langer dan 4 weken maar de dieren zijn<br />
niet ziek. Palpatie geeft niet altijd afwijkingen, echo bevestigd het. Vaginacytologie kan<br />
trofoblastcellen geven., Behandeling met progestagenen is effectief, niet eerder dan 6 weken p.p.<br />
wegens CEH. Oxytocine is niet effectief. OVHX kan overwogen. zonder behandeling houdt het aan tot<br />
volgende loopsheid.<br />
Agalactie en subagalactie: kunstmelk of oxytocine. Dit laatste beïnvloed wel de afgifte maar niet de<br />
productie.<br />
Ecclampsie bij hond: is een puerperale tetani of hypocalciëmie. Vaak bij kleine rassen met grote<br />
nesten. Meest waargenomen 2‐4 weken na partus op top van melkproductie maar kan ook tijdens<br />
dracht of partus. Trillen, krampen, verwijde pupillen, hoge HF en hoge temperatuur.<br />
Calciumborogluconaat geven en dieetvoorschrift. Enkele uren niet voeden van pups, eventueel<br />
bijvoeren. Bij herhaling vroegtijdig spenen overwegen. Levensbedreigende situatie. DDx is een<br />
hysterie na de partus waarbij je juist geen calcium geeft, bij doodbijten pups weghalen.<br />
Bloedingen en rupturen:<br />
Herkauwers, varken, paard: kunnen spontaan ontstaan maar ook wegens manipulaties tijdens<br />
verlossingen.<br />
‐ Rund:<br />
o uterus verwondingen vaak door verlossingen veroorzaakt. Complicaties kunnen snel<br />
optreden door peritonitis, dus snel een ziektebeeld. Gekozen voor chirurgisch sluiten,<br />
AB, chemotherapeutica en oxytocine geven. Prognose varieert.<br />
o Cervix verwondingen: kan overgaan in perforatie, vaak veel bloedingen, vrijwel altijd een<br />
ontsteking. Bindweefselvorming kan optreden dat volgende partus bemoeilijkt. AB<br />
geven, oxytocine, eventueel hechten. Slachten bij ernstige verwondingen.<br />
o Vagina‐vestibulum verwondingen:vooral ter hoogte van diafragma. Bij perforerende<br />
verwondingen vaginaal vetweefsel naar binnen. Kunnen zonder complicatie genezen<br />
indien alleen tot vetweefsel, soms gehecht. Wel altijd AB. Bij volledige perforatie<br />
chirurgie. Soms NSAID’s.<br />
o Vulva‐perineum verwondingen:komen veel voor, zelden cloaca vorming. Ontsteking kan<br />
optreden. Wondjes zelf weinig betekenis, maar wel port d’entrée. Antiseptische<br />
behandeling. Inscheuring is vaak dorsaal. Diepe wonden hechten.<br />
o Bloedingen:vulvabloedingen hoog zelden. Bij verscheurd bloedvat afbinden, eventueel<br />
tang erin laten, AB. Hechten ook bij cervix soms nodig. Bloedingen in de uterus vaak een<br />
karunkelsteelbloeding. Bloeding kan tot stilstand gebracht worden met hechten of tang.<br />
Vaak te laat gediagnosticeerd. Eventueel oxytocine geven. Na 15 minuten na<br />
behandeling opnieuw controleren. Infusen en anti‐shock therapie vaak nodig. Ligamenta<br />
83
lata bloeden bijna nooit, maar indien vrijwel altijd fataal. Alleen chirurgisch ingrijpen is<br />
een kans.<br />
o Trauma lendenwervels:vaak zichtbaar als locomotie probleem. Melkziekte uitsluiten.<br />
Droge zachte ligplaats, licht verteertbaarvoedsel, touw tussen achterbenen zodat<br />
spreiding onmogelijk wordt verder dan 1m, doorliggen voorkomen, rustig afwachten.<br />
o Darmrupturen en rectum:na zware partus, bloed uit de anus. Niet perforerend is<br />
gunstig, wel is peritonitis gevaar. Licht laxerend voedsele n AB. Kneuzingen van<br />
darmdelen ontstaan bij inklemming in bekkenholte tijdens de partus. De prognose is<br />
slecht.<br />
o Vagina en perivaginale ontsteking:kan als gevolg van verwondingen maar soms ook<br />
zonder. In de regel blijf je ervan af en doe je een lokale behandelen bij een vaginitis. Gaat<br />
binnen 2 weken over. Perivaginaal zien we nog wel eens rond het diafragma 2‐4 dagen<br />
na de geboorte. Kunnen in 4‐6 weken genezen, of anders AB bij een slechtere toestand.<br />
Als al het perivaginaal weefsel ontstoken is spreken we van een perivaginaal flegmoon,<br />
dat soms zelfs emfysemateus kan worden.<br />
‐ Paard:<br />
o Uterusverwondingen: komen zelden voor, alleen complicatie bij torsio. vaak niet<br />
spontane verwondingen, onstaan makkelijker dan bij rund. Sneller ziekteverschijnselen<br />
en ernstiger. Soms kan onbehandeld blijven, maar wel oxytocine, chemo en AB. Tijdens<br />
de dracht een laparotomie. Soms euthanasie.<br />
o Cervix verwondingen; komt zelden voor, altijd voldoende ontsluiting. Alleen shetland<br />
pony na langdurige manipulatie.<br />
o Vagina‐perineum verwondingen: worden weinig gevonden maar ingedeeld in 3 graden.<br />
Eerste graads:oppervlakkig, genezen vanzelf.<br />
Tweede graads:ook spieren betrokken, pneumovagina kan ontstaan. Altijd<br />
hechten in twee lagen, mucosa niet voor afvloeiing, AB niet noodzakelijk, wel<br />
tetanusprofylaxe.<br />
Derde graads:cloaca kan ontstaan. Hechten door afstoting weefsel in de dagen<br />
erna niet heel zinvol. Wel belangrijk wondbehandeling, AB, afspoelen,<br />
tetanusprofylaxe en bloedstelpen. Definitief herstel na 8‐12 weken, na het<br />
spenen van veulen.<br />
Naast partus kan dit soms ook door dekking of door dierenmishandeling komen.<br />
o Bloedingen: komen zelden voor. Endometrium hematoom kan maar door snelle involutie<br />
zelden problemen. Soms bloeden de varices craniaal van het diafragma, dichtbranden is<br />
de oplossing. Ligamenta lata bloedingen komen soms voor meestal als hematoom. Vaak<br />
blijven ze gering van omvang, maar kunnen zorgen voor shock symptomen. Acuut<br />
ingrijpen bij bloedingen, bloedtransfusie en anti‐shock bestrijding is algemeen.<br />
Hematomen mogen even afgewacht worden.<br />
o Rectum en darmrupturen:gevaarlijk wegens kans op rectumverlamming.<br />
o Vaginale en perivaginale ontstekingen:vaak bij kleinere ponyrassen. Er ontstaat een<br />
heftige reactie van slijmvlies gevolgd door necrose, vaak met vergroeiingen. Hierdoor<br />
hoopt uterusinhoud op, defeceren en urineren wordt bemoeilijkt. De vergroeiingen moet<br />
losgemaakt en verder moet er AB en eventueel cortico’s gegeven worden.<br />
‐ Kleine herkauwer: vagina verwondingen komen veel voor, en zijn vaak ernstig. Heftig persen<br />
verslechterd de prognose, euthanasie soms nodig. Bloedingen komen zelden voor.<br />
‐ Varken:vaka door ondeskundige hulp, slechte prognose. Er ontstaat wel eens een hematoom in<br />
de vulvalippen die na scheuren open kan gaan en blijven bloeden. Hematoom aan de basis<br />
afbinden.<br />
‐ Hond en kat: rupturen treden zelden op, vaak door onvoorzichtig handelen. Bij het vermoeden<br />
wel zo snel mogelijk laparotomie, soms is hechten voldoende, soms is OVHX nodig. AB kan<br />
gegeven maar let op uitscheiding in de melk. Bij een te laat ontdekte ruptuur is een kans op<br />
peritonitis. Ook verwondingen onstaan vrijwel alleen door onvoorzichtig handelen.<br />
84
Werkcollege 13: puerperium<br />
In de praktijk wordt met name bij verloskundige ingrepen een injectie gegeven met oxytocine. De<br />
fysiologische rol van oxytocine tijdens de partus zorgt voor de uteruscontractie. Tijdens het<br />
puerperium zorgt het voor de uitdrijving van de placenta en de involutie van de uterus. Ook beperkt<br />
oxytocine de intra‐uteriene placentaire bloedingen, door samentrekking van bloedvaten (helpt niet<br />
bij karunkelsteelbloeding, deze zijn te groot). Dus dit kan je gebruiken ter preventie. Dit is natuurlijk<br />
met name van belang bij dieren waarbij je snel een bloeding verwacht, dus endotheliochoriaal /<br />
hemochoriaal. Als het een karunkelsteelbloeding is heeft het dus geen zin, dit is te groot. Oxytocine<br />
heeft bovendien receptoren nodig om te werken, welke na 36 uur weg zijn bij de koe.<br />
Twee uur na een vrij zware verlossing bij een koe van een kalf in stuitligging wordt u geconsulteerd<br />
door de veehouder. De koe verliest nog steeds bloed en wordt slomer, u vermoed een bloeding.<br />
Bij het rund vinden we met name rupturen van de vagina. Een uterus ruptuur of een karunkel<br />
bloeding zou in de uterus blijven en niet naar buiten vloeien. Ook een cervixbloeding is een stuk<br />
minder waarschij<strong>nl</strong>ijk, we denken dus aan een vaginabloeding. De arteria vaginalis loopt hier<br />
natuurlijk ook en kan een heftige bloeding geven. Je verwacht dus niet dat deze gescheurd is (dan<br />
zou de koe binnen een half uur doodgebloed zijn).Het is belangrijk de ernst van het bloedverlies is te<br />
schatten. Om de ernst van de bloeding te bepalen kijk je naar de slijmvliezen (bleek), pols omhoog<br />
(minder bloed), ademhaling verhoogd, afkoeling extremiteiten. Dus verschijnselen van een shock.<br />
Soms is de klinische toestand van deze koe veel slechter dan je op grond van bloedverlies zou<br />
verwachten. Bijvoorbeeld indien een peritonitis is opgetreden, maar dat duurt langer dan 2 uur,<br />
maar doet natuurlijk wel pijn. Veel belangrijker is dat je niet al het bloedverlies ziet, omdat een deel<br />
terug loopt in de uterus (occult bloedverlies).<br />
De behandeling is afhankelijk van de ernst van de schade. Om dit te constateren zou je een<br />
vaginoscoop kunnen gebruiken of vaginaal voelen. Bij niet te grote verwondingen laat je het helen,<br />
maar bij een extreme bloeding waarbij een groot vat is geraakt moet je het vat wel ligeren, kan met<br />
een tang. Hierbij geef je natuurlijk altijd antibioticum, eventueel met pijnstilling en<br />
ontstekingsremmers. De meeste vaginarupturen zijn niet perforerend, indien wel moet je natuurlijk<br />
opereren.<br />
Bij de koe kennen we het ziektebeeld endometritis post‐partum (puerperalis) welke zich vooral na<br />
een abnormale partus ontwikkeld. Hierbinnen worden twee vormen onderscheiden, de acute en de<br />
chronische vorm. Indien een ernstige acute endometritis zien we dat de koe ernstig ziek is (sloom,<br />
anorexie, verhoogde ademhaling, pols en temperatuur, minder pensvulling, minder melkgift), met<br />
stinkende bruine uitvloeiing. De tonus van de uterus is te laag, deze is nog wat slap. Normaal hoort<br />
deze nog stevig te zijn (deeg met soms contractieribbels). Aan de achterkant van de staart kun je<br />
vaak de uitvloeiing goed waarnemen. Bij een gezonde koe is de uitvloeiing helder met enkele<br />
purulente stukjes (weefselbrokjes van karunkelsteeltjes).<br />
Je zou ook een onderscheid kunnen maken met de chronische vorm: witte purulente uitvloeiing<br />
(witvuilers) en de koe oogt niet ziek. Bij de acute versie kun je de E. Coli isoleren, maar bij de<br />
chronisch vorm isoleer je met name arcanobacterium pyogenes. Een mengflora is altijd aanwezig.<br />
Het dier wordt bij de acute vorm ziek door endotoxinevorming.<br />
Voor de acute vorm wil je het liefst gebruik maken van een parenteraal antibioticum (Ceftiofur)<br />
omdat een intra‐uterien AB niet geregistreerd is voor de indicatie acute endometritis (anders dan<br />
chronisch!!!). Als je dit zou gebruiken dan is het dus off‐label use en langere wachttijden.<br />
Baarmoeder spoelen is niet zo handig omdat je moeilijk door de cervix heen komt (anders dan bij<br />
paard) waarbij je het rund moet neerleggen.<br />
De prognose voor de acute vorm is wel gunstig als je op tijd behandeld (tot 2 dagen). In dat geval is<br />
er geen gevolg voor de fertiliteit. Wacht je langer dan natuurlijk wel, omdat er een chronische<br />
endometritis kan ontstaan. Met name de eerste tocht hierna is dan niet zo fertiel.<br />
85
Bij een chronische endometritis is de grootste angst dat er na het sluiten van een pyometra ontstaat<br />
met alle problemen van dien (toxinen, ruptuur, ziekte, peritonitis). We willen dus ook deze variant<br />
echt oplossen. Voor de chronische vorm is er wel een intra‐uterien AB geregistreerd, een pil die je in<br />
de uterus kunt leggen. Deze heet metricure, cefapyrine. Lugol kun je ook gebruiken maar niet eerder<br />
dan 3‐4 p.p. We kennen bovedien een subchronische endometritis, die vooral verminderde fertiliteit<br />
of herhaald opbreken geeft.<br />
Om een endometritis in het algemeen te voorkomen moet je natuurlijk de hygiëne in de gaten<br />
houden en een goede voeding tijdens de doorgstand regelen. Je houdt dus de omstandigheden<br />
rondom de partus zo optimaal mogelijk.<br />
Een hond wordt aangeboden die 7 dagen na de geboorte van 6 pups opeens ernstig ziek is en een<br />
temperatuur heeft van 40 graden. Van de eigenaar wil je sowieso vragen naar: de partus zelf, hoe de<br />
dracht is geweest, hoe de teef het doet, hoe de pups het doen. Hierbij vraag je o.a.: hoe is de partus<br />
verlopen, uitvloeiing (normale uitvloeiing begint groen bruinig helder en is zeker na 21 dagen<br />
over), zijn de placenta’s eruit (komen tussen de pups door eruit, hond eet ze snel op), drinken de<br />
pups (mastitis), zijn ze ziek, groeien ze goed (vanaf dag 1 mogen ze niet meer afvallen), van de teef<br />
(eten/drinken/poepen/plassen).<br />
Voor het onderzoek begin je met het algemeen onderzoek, gynaecologisch onderzoek uitwendig<br />
(inspectie van buik, vulva, palpatie buik (verhoogde tonus bij endometritis, achterblijvende pups),<br />
gynaecologisch onderzoek inwendig (vaginoscopie), aanvullend onderzoek (echo,<br />
melkklierpakketten, bloedonderzoek (leuo / Ht)).<br />
De DDx is; endometritis post‐partum, mastitis en eventueel perforerende uteruszweer.<br />
De behandeling is afhankelijk van de diagnose. Je gaat hier een antibioticum geven (intra‐uterien zal<br />
je anatomisch niet lukken) in combinatie met oxytocine (omdat dit niet tijdens de partus is (hypoxie<br />
bij de pup) mag je veel geven, 5‐10IE, 2‐4 maal per dag, 3 dagen lang minimaal. Je wilt hierbij<br />
natuurlijk niet dat het AB bij de pups kan komen. Je begint met breed spectrum en gaat dan het<br />
liefste langzaamaan naar smal.<br />
Wanneer de hond mastitis heeft geef je ook een antibioticum. Wanneer dit in de melk zou komen<br />
moet je de pups sonde voeding geven of een veilig AB voor de pups gebruiken. Uitmelken is een<br />
handig idee evenals de uiers regelmatig in een warm badje te zetten, en pijnstilling geven. Het beste<br />
is wel dat de pups bij de moeder te laten om melkstuwing te voorkomen. Pups wel op gewicht<br />
controleren.<br />
Op tijd behandelen van een PPE geeft een gunstige prognose (i.t.t. CEH‐endometritis), tenzij er<br />
complicatie zijn. Ook de fertiliteit is goed. De prognose van een mastits is ook goed.<br />
Na een normale partus heeft de hond 2‐3 weken nog uitvloeiing. Het is dus niet bijzonder om na een<br />
week het e.e.a. nog waar te nemen. Bij kat heeft 8‐10 dagen uitvloeiing. De involutio uteri bij de<br />
hond duurt over het algemeen 12 weken (84 dagen) en bij de kat veel korter (1‐2 weken). Na de<br />
partus kan de eerste oestrus bij de hond na ongeveer 6 maanden worden gezien (cyclus verloopt met<br />
of zonder dracht hetzelfde). Bij de kat kan de oestrus na 1 week al oestrus worden maar kan tot 21<br />
weken op zich laten wachten. Je kunt zeggen dat er bij de kat geen sprake is van een lactatie‐<br />
anoestrus.<br />
Wanneer een eigenaar over bloederige uitvloeiing belt na 7 weken willen we de normale anamnese<br />
vragen stellen. Hierna hebben we een DDx: subinvolutie van placenta plaatsen, endometritis.<br />
Bij een subinvolutie van de placenta plaatsen gaan de trofoblasten niet weg en kunnen de vaten<br />
beschadigen. Deze cellen kunnen dus door hun aanwezigheid een bloeding van deze plaatsen geven.<br />
Om deze aandoening te behandelen geven we een lage dosis van progestagen (anders risico op CEH.<br />
Je doet dit oraal omdat je dit tussentijds kunt stoppen terwijl een injectie (proligeston) heel lang<br />
werkzaam blijft. Als zich toch een CEH blijkt te ontwikkelen dan kun je stoppen.<br />
Na de geboorte van het eerste veulen is de vagina een bloederige massa.<br />
86
De belangrijkste punten van het klinisch onderzoek is het onderzoeken van de placenta, namelijk of<br />
deze volledig is afgekomen. (zie plaatje WC). Bij de chorionzijde kun je de bloedvaten vervolgen om<br />
te zien of deze compleet. Daarna keer je hem binnenste buiten en kijk je naar de endometriumzijde<br />
om de placentaplaatsen te onderzoeken (indicatie voor placentitis of iets). Aan de merrie doe je<br />
natuurlijk ook een algemeen en gynaecologisch onderzoek.<br />
Wanneer er sprake is van een perineum / vulva verwonding kunnen we 3 graden onderscheiden:<br />
1. Oppervlakkige laesies: niets doen<br />
2. Meer dan één laag betrokken, eventueel spieren bij betrokken. De merrie gaat dan<br />
luchtzuigen. We zullen deze verwondingen altijd hechten en tetanus profylaxen. Als de<br />
spieren ook door zijn moet je binnen 6 uur hechten, maar zo niet moet je juist wachten tot<br />
het weefsel tot rust is gekomen en kun je best 10‐14 dagen moeten wachten.<br />
3. Cloaca vorming: vulva en rectum zijn één gat geworden.<br />
Bij het paard moet bovendien de placenta binnen 6 uur afkomen, dus daar is hier geen sprake van.<br />
Voor wat dit betreft hoef je hier dus ook niet over na te denken.<br />
Wanneer er (bij een ander paard) wel een retentio secundinarum is dan is dit gevaarlijk voor het<br />
paard wegens meerdere complicaties: endometris toxinemie sepsis. Bovendien is bij het paard<br />
dan een hogere kans op hoefbevangenheid. De paarden kunnen er uitiendelijk aan sterven.<br />
Wanneer een deel van de nageboorte uit de vulva hangt is dit het allantoamnion, dus het deel van<br />
het veulen. Hetallantochorion zal waarschij<strong>nl</strong>ijk nog aan het endometrium hangen.<br />
De meest geschikte therapiekeuze is oxytocine geven om de uitdrijving te bespoedigen. Als dit niet<br />
werkt moet je spoelen of manueel verwijderen, maar dit is niet de eerste keuze. Doordat het paard<br />
vorige keer ook een ret. sec. had begin je waarschij<strong>nl</strong>ijk op tijd met oxytocine.<br />
Na het veulenen, kennen we de veulenoestrus.Je zou kunnen dekken en de merrie kan onder<br />
optimale omstandigheden drachtig worden. Meestal echter zal de prognose voor een goed verloop<br />
van de dracht minder zijn.<br />
De merrie wordt een week p.p. oestrisch en de conceptus komt pas op 16‐17 dagen aan in de uterus<br />
(6‐7 dagen na de ovulatie).<br />
Of je als eigenaar besluit om een merrie te laten dekken denk je aan: hoe de partus is gegaan, of de<br />
fokker ieder jaar een veulen wilt, rectaal voelen naar de status van de uterus, soort sperma dat je<br />
wilt gebruiken (diepvries heeft kleinere kans), hoeveel dagen het precies na de partus is. Het kan dus<br />
wel gunstig zijn om ieder jaar een veulen te krijgen, de drachtlengte is gemiddeld 340 dagen (320‐<br />
365). Het feit dat een paard überhaupt sneller drachtig kan worden is ook te verklaren uit de<br />
verschillende placentae tussen paard en rund. De connectie tussen endometrium en chorion is<br />
diffuus en minder hecht verbonden. Het herstel van het endometrium is hierdoor dus ook sneller.<br />
Bij een zeug kan de eerste bronst post partum na het spenen van de biggen pas plaatsvinden en dan<br />
ongeveer 5 dagen hierna. Het spenen van de biggen is het liefst 5 weken, dus bronst is op 40 dagen<br />
te verwachten. Dit komt uiteraard door de lactatie anoestrus.<br />
Thema 8 Neonatologie<br />
Hoorcollege 15: perinatologie<br />
Van de bloedstroom naar de uterus is in het laatste deel groot, waarvan 82% naar de palcenta gaat.<br />
De bloedstroom wordt bepaalt door de perfusiedruk / weerstand = uteriene bloedflow (UBF).<br />
Ondanks dat tijdens de partus de uterus niet meer autonoom geínnerveerd wordt kan het zijn dat<br />
onder invloed van catecholamines de bloedstroom naar de uterus anders bepaalt wordt. De<br />
weerstand van de uterus neemt bovendien toe onder contracties van de baarmoeder (uitwendige<br />
weerstand). Door het gebrek aan autonome innervatie is de bloedstroom eveneens direct minder bij<br />
verminderde arteriéle druk, medijcijnen of andere stoffen en zelfs de houding van de moeder.<br />
Bovendien lopen de vaten door de spierwand dus ook zo hebben contracties invloed.<br />
87
Tijdens de uteruscontracties is er altijd een verminderde bloedstroom in de placenta en verkeerd het<br />
kalf in hypoxie. Deze hypoxie is met name respiratoir. De eerste reactie van het kalf is de<br />
hartfrequentie omlaag te doen, na een perswee keert deze normaal weer terug. De kans op<br />
verzuring neemt door de lage hartfrequentie wel toe. Wanneer de hypoxie verder toeneemt neemt<br />
de afgifte van catecholamines ook toe, stress. In principe is dit positief door de resorptie van vocht<br />
uit de longen, stijging van HF en bloeddruk en de verhoging van het metabolsime tbv de<br />
warmteproductie na de geboorte. De kans op een metabole acidose neemt wel toe natuurlijk. De<br />
bloeddistributie wordt nu voornamelijk in de vitale organen ten voordele toegepast, waardoor in de<br />
overigen een metabole acidose optreedt zoals spieren. De basale hartfrequentie is nu verhoogd,<br />
maar de dalingen tijdens de contracties kosten meer tijd om te herstellen. De acidose breidt zich<br />
naast respiratoir ook tot metabool uit. Over het algemeen ontstaat bij een perinatale acidose dus<br />
eerste de respiratoire variant dat geleidelijk overgaat in een metabole variant welke dan overheerst.<br />
Vaak treedt een hypoxie alleen in het laatste deel van de partus op, wanneer het moederdier<br />
herhaaldelijk perst. Bij herkauwers moet je hier nog bij twee dingen rekening mee houden. Allereerst<br />
worden de perskrachten nog heftiger door intrede in het bekkenholte en de vaten verder afgekneld<br />
door oxytocine. Ten tweede is als een deel van de foetus er al uit is het craniale deel van de uterus in<br />
involutie aan het gaan. Dit deel van de placentomen werken niet meer goed,dus de placenta wordt<br />
kleiner.<br />
Bij het verloskundig handelen moet je je ook bewust zijn van deze effecten. Je dient kort en<br />
daadkrachtig te handelen. Wanneer van korte duur heeft het opwekken van uteruscontracties en<br />
buikpers weinig effect op het kalf. Wanneer het langer duurt zoals bij een extarctie, moet je je<br />
bewust zijn dat er weinig pauzes tussen de trekkrachten zitten, soms zelfs geen. De hartslag zal voor<br />
een verlengde periode dus veel te laag zijn. Wanneer het kalf bij een extractie ook nog opgerekt<br />
wordt is deze reactie nog heftiger, bovendien wordt er dan vaker geperst wat het niet beter maakt.<br />
Direct post‐partum controleren we de vitaliteit van het kalf / veulen. Hiervoor kun je de apgarscore<br />
gebruiken.<br />
• Type ademhaling. Wanneer de ademhaling niet start kun je deze zonodig stimuleren,<br />
bijvoorbeeld met koud water. Ook zou je kunstmatig kunnen beademen. Hierbij ligt het kalf op<br />
de rechterzijde en controleer je of de luchtweg vrij is van slijm. Daarna til je de ribwand achter<br />
de ribboog en de humerus op. Hierdoor geef je meer ruimte voor de inademing en verloopt<br />
deze door oplichten passief. Uitademen doe je dus ook door met vlakke hand de borst in te<br />
duwen. Verder hou je een rustig tempo een aantal minuten aan. Neus op mond heeft geen zin,<br />
de lucht komt dan vaak in de lebmaag. Normaal is de ademhaling eerst onregelmatig maar na<br />
een paar minuten op 45‐60 per minuut. Soms duurt het na een snelle geboorte iets langer<br />
door onvoldoende CO2 prikkeling, maar dit is niet erg.<br />
• Reflex b.v. tussenklauw<br />
• Bloedsomloop<br />
• Activiteit<br />
– Schud met kop<br />
– Richt kop op<br />
– Poging tot staan<br />
De apgarscore is bij het kalf wel lastig uit te voeren. Dit komt vooral door de laatste drie die lastig te<br />
beoordelen zijn. Beter is het om naar de tijd tot borst‐buikligging (TBL)te kijken, welke na 4‐5<br />
minuten door het kalf zelf aangenomen moet zijn. Na 15 minuten is het abnormaal en moet je actie<br />
ondernemen. De borst‐buikligging is nodig voor de goede circulatie en de longontplooiing.<br />
88
Voor de beoordeling van een neonataal veulen begint het verhaal bij de beoordeling van de placenta.<br />
Bovendien controleer je de biest of het veulen (???) of de aanwezigheid van IgG. Een goed veulen<br />
moet een voldoende slik en zuigreflex hebben. Verder verwacht je<br />
Pols: 70<br />
Adem: 20‐40<br />
Temp; 37,2 – 38,9<br />
Staan
van de teef. Een temperatuursdaling na de geboorte in geval van een metabole acidose is positief, dit<br />
verlaagd immers het metabolisme. Een temperatuurdaling is binnen 10‐40 minuten normaal. Dit<br />
verminderd de vorming van lactaat en kan bovendien deels een hypoglycemie later voorkomen.<br />
Na de geboorte doe je het onderzoek van de jongen altijd in een warme omgeving (24‐27 graden).<br />
Hierbij let je op de aangeboren afwijkingen, volledige bedekking met haar en het geboortegewicht,<br />
dit laatste controleer je na 12 uur en daarna elke 24 ook, een pup mag nooit afvallen. Hygiéne is een<br />
voorwaarde bij het onderzoek.<br />
Pups en kittens komen relatief prematuur ter wereld;<br />
Hoge hartfrequentie, lage ademhaling (10‐<strong>18</strong>, daarna 16‐32), hemoglobine gehalte is laag, daalt<br />
verder en weer normaal na 2 maanden, hypothermie, trilreflex pas op 6 e dag, pups zijn polikilotherm.<br />
Wanneer de moeder niet voert moeten ze 8x per dag gevoerd worden met een zuigfles. Vanwege de<br />
kans op een verslikpneumonie is een maagsonde echter aan te raden. Het geboortegewicht van de<br />
pup verdubbelt in 8‐10 dagen, van kitten 7‐9 dagen. Per gram groei is 16KJ nodig. Na de voeding<br />
moet de vulva en anus gemasseerd voor defecatie. Vanaf 3 weken vanaf een schotel eten.<br />
Werkcollege 14:<br />
Respiratoire acidose; kalveren raken overtollig CO2 niet kwijt.<br />
Metabole acidose: er is een hoge lactaat productie, als gevolg van te weinig zuurstof.<br />
Vaak hebben kalveren last van beiden of gaan in elkaar over. Het is eige<strong>nl</strong>ijk nooit één mooi<br />
onderscheid.<br />
Bij een kalf met acute hypoxie en respiratoire acidose:<br />
‐ Hoge pols en langzaam weer lager<br />
‐ Stuwbare V. jugularis<br />
‐ Spiertonus en activiteit<br />
‐ Tussenklauwreflex aanwezig<br />
‐ Costa abdominaal ademtype, komt snel op gang. Bij langdurige hypoxie ademt het dier niet,<br />
door gebrek aan O2 van het ademcentrum.<br />
‐ Kalveren gaan over het algemeen snel dood<br />
‐ Cyanose van slijmvliezen<br />
‐ Bij acute hypoxie tonisch clonische krampen<br />
Het is relatief kortdurend en er is nog geelcelschade opgetreden.<br />
Bij een metabole acidose:<br />
‐ Pols verlaagd<br />
‐ Trage abdominale ademhaling, onregelmatig<br />
‐ V. jugularis matig tot slecht te stuwen<br />
‐ Reflexen matig tot zelfs afwezig<br />
‐ Geen spiertonus, niet in borst‐buikligging gaan liggen.<br />
‐ Slijmvliezen grauw/bleek<br />
‐ Weinig activiteit<br />
‐ Kalveren sterven langzaam na een aantal minuten / uren / dagen.<br />
Bij een Respiratoire Acidose probeer je de ademhaling te stimuleren door droog te wrijven. Ook kun<br />
je het kalf op zijn zij te leggen en de ribwand en de voorpoot omhoog te tillen waardoor het borstkas<br />
volume toeneemt. Mond op neus beademing heeft geen zin, de lucht komt vrijwel altijd dan in de<br />
lebmaag terecht in plaats van in de longen. Normaal ademen is meestal voldoende om het kalf te<br />
herstellen.<br />
Een Metabole Acidose wordt behandeld met de toediening van bicarbonaat: 0,6 x lichaamsgewicht x<br />
base excess = aantal ml NaHCO3 4,2%. Wanneer er geen berekening mogelijk is kun je afhankelijk van<br />
90
de ernst en het gewicht van de kalf een schatting doen waarbij je meestal tussen de 500 en 1000ml<br />
uit zal komen.<br />
Base‐excess is de maat voor verzuring, negatief is een zuur dier, positief is een basisch dier. Deze wil<br />
je rond de 0 hebben, met een schommeling tussen ‐5 en +5. Bicarbonaat + zuur = CO2, dus het dier<br />
moet altijd kunnen ademen!!!<br />
Wanneer de CO2 in het lichaam blijft en dus niet uitgeademd wordt dit omgezet met behulp van H20<br />
+ CO2 = HCO3 + H+ = Henderson – Hasselbach reactie. Hierdoor zal het dier alleen maar zuurder<br />
worden of in ieder geval zuur blijven. Omdat een goede longventilatie nodig is, moet je even wachten<br />
en heeft de moeder prioriteit.<br />
Na keizersnede ben je bang dat de conditie van het kalf verminderd is. Bloedonderzoek direct na de<br />
keizersnede en 10 minuten hierna geeft dat het dier zuurder is geworden. Wanneer het dier veel<br />
lactaat heeft opgeslagen in de spieren als gevolg van een moeilijke verlossing. Door een verminderde<br />
circulatie in de spieren tijdens een hypoxie is er eerst geen probleem, maar pas als de circulatie weer<br />
hersteld (nadat het dier gaat ademen) dan komt dit lactaat in de grote circulatie. Dit lactaat vangt het<br />
bicarbonaat weg en maakt het dier als zodoende nog zuurder. De Henderson‐Hasselbach vergelijking<br />
schuift dus naar rechts.<br />
Deze verschijnselen had je al heel kort na de geboorte kunnen waarnemen aan de verschijnselen van<br />
een metabole acidose. Dus geen reflexen, verminderde activiteit etc. Dit kun je pas klinisch<br />
waarnemen als het dier ook echt begint te ademen. De verhoogde kans op complicaties kun je<br />
natuurlijk wel al inschatten.<br />
Als een dier metabool acidotisch is probeer je het dier niet te snel te verwarmen om de<br />
lichaamstemperatuur laag te houden.<br />
Wanneer je meconium aantreft op een levend kalf (geel verkleuring) is dit een teken van een zware<br />
partus. Wanneer ze hypoxie hebben gehad heb je ook kans dat ze in het vruchtwater ingeademd<br />
hebben inclusief meconium. Daardoor kan een longontsteking ontstaan en bij verdenking hierop geef<br />
je natuurlijk een AB‐profylaxe. Bij de big is het meestal gewoon een teken dat het één van de laatste<br />
biggen is. Voor deze laatste big is het natuurlijk ook een teken van een zware partus. Als het goed is<br />
zijn niet alle biggen geel verkleurd.<br />
Wanneer een patholoog bij sectie bij een perinataal geboren kalf en big aantreft kan hij er ook<br />
conclusies aan verbinden. Asfyxie is polsloosheid / verstikking, dus geen zuurstof aanwezig (anoxie),<br />
wat in dat geval de meest waarschij<strong>nl</strong>ijke doodsoorzaak is geweest.<br />
Direct na uitdrijving kunnen bloedgaswaarden en zuur‐base evenwicht gemiddeld slechter worden<br />
bevonden bij dieren in stuitligging omdat:<br />
‐ Navelstreng is vroegtijdig gescheurd<br />
‐ De partus duurt langer<br />
‐ Afknellen van de navelstreng gebeurt eerder<br />
Bij biggen die in het laatste deel van de geboorte worden geboren zijn ook slechter door:<br />
‐ Langere uteruscontracties zorgen voor hypoxie.<br />
‐ De kwaliteit van de placenta’s loopt al terug<br />
‐ De afstand van de placenta tot de uitgang is langer, dus navelstreng zal eerder verscheuren.<br />
Vlak na de partus valt bij de hond het grootste deel van de pupsterfte. 15,6% van de pups worden<br />
doodgeboren, en 8 procent zeer kort na een abnormaal geboorteproces. In de eerste 6 weken na<br />
partus zal uiteindelijk 17‐34% (in HC 15‐30%) van de pups sterven, met het meerendeel in de eerste<br />
week. Een goede zorg rondom de partus is van groot belang.<br />
Deze sterfte is voornamelijk te verklaren door asfyxie, verder ook door trauma bij een zware partus<br />
(fracturen, leverrupturen), hypoglycemie, hypothermie. Hiernaast moet je natuurlijk denken aan<br />
aangeboren afwijkingen. Een goede begeleiding en ingreep bij de partus is van belang, bovendien is<br />
91
het altijdd<br />
de kwestiee<br />
of het fokbeleid<br />
niet moet<br />
aangepa ast (brachyceephale<br />
rassen).<br />
Op tijd een<br />
sectio<br />
kan ook zinvol zijn.<br />
Vanaf dee<br />
partus is err<br />
een verloopp<br />
in bloedwaaarden<br />
te me eten die versschillen<br />
tot 2 uur na partu us;<br />
‐ Base Excess: : zakt snel ommlaag,<br />
en klimt<br />
later op.<br />
‐ CCO2:<br />
daalt kort<br />
na de geboorte<br />
en bllijft<br />
laag<br />
‐ TTemperatuuur:<br />
daalt na dde<br />
geboorte en klimt lang gzaamaan opp.<br />
‐ PH: begint wwat<br />
laag na de<br />
geboorte een<br />
stijgt sneller.<br />
Deze waaarden<br />
kun jje<br />
verklaren doordat dee<br />
ademhaling g een beetjee<br />
op gang mmoet<br />
komen en deze<br />
waardenn<br />
tijdens de ppartus<br />
geínduceerd<br />
zijn. Door uteruscontracties<br />
eeen<br />
hypoxie en placenta loslating<br />
voor eenn<br />
hypoxie enn<br />
tot slot naatuurlijk<br />
ook door het uitrekken<br />
van de navelstrreng.<br />
Het he ele dier is<br />
nog ondderontwikkelld<br />
en kan alles<br />
niet direct<br />
bijwerke en. Een dierr<br />
wordt resppiratoir<br />
en metabool m<br />
acidotiscch<br />
geboren een<br />
wordt korrt<br />
na de gebooorte<br />
hypoth hermisch.<br />
Je zou hhet<br />
liefste wwillen<br />
dat je de pup warrm<br />
houdt om mdat ze de eigen tempperatuur<br />
niet t kunnen<br />
regulereen.<br />
Verder mmoet<br />
je natuuurlijk<br />
zorgenn<br />
voor een goede<br />
ademhhaling,<br />
door slijm te verw wijderen.<br />
92
Als het dier echt heel asfyctisch is moet je het dier niet te veel opwarmen, want dat remt de<br />
lactaatvorming.<br />
Frans Buldogg heeft zojuist de 5 e pup geworpen en de eigenaar wil weten of de partus geëindigd is.<br />
Buikpalpatie geeft hier vaak uitsluitsel van, zo niet dan kun je hiervoor ook een echo gebruiken. Dit<br />
laatste heb je niet altijd bij je.<br />
Ook wil de eigenaar een onderzoek van de pups. Tijdens het onderzoek van de pups zijn bepaalde<br />
omgevingsfactoren van belang: warmte en rust. Bovendien indien ze naar de praktijk komen buiten<br />
het spreekuur om, omdat de pups nog geen goede afweer hebben. Dierenarts zelf moet natuurlijk<br />
ook schoon zijn!<br />
Tijdens het lichamelijk onderzoek van de pups besteedt je aandacht aan (na kleuring van de pups, ter<br />
identificatie):<br />
‐ Wegen, voor de toekomst van belang<br />
‐ Temperatuur is 36,5 en pas na 4 weken boven de 38 graden<br />
‐ Hartslag:<br />
‐ Ademhaling:<br />
‐ Aangeboren afwijkingen controleren: open fontanel, gespleten gehemelte, anus aanwezig?<br />
‐ Melkklierpakketten van de teef<br />
De eigenaar moet de eerste dagen goed letten op gewichtstoeloop, het geboortegewicht verdubbelt<br />
in 8‐10 dagen. Bij afvallen moet er direct bijgevoerd worden. Je let op of de pups goed eten in<br />
verband met bijvoorbeeld galactose of mastitis. Je kunt hierbij ook letten op het gedrag van de pups.<br />
Letten op de navelstreng, die moet voldoende snel indrogen en afvallen. Voor de teef moet je<br />
uiteraard ook voor voldoende voeding zorgen en rust thuis (dus niet teveel mensen laten kijken <br />
insleep van ziektes).<br />
Nu blijkt dat de pups afvallen. Dit is zeer riskant voor de pups omdat ze geen enkele reserve hebben<br />
opgebouwd. Ze hebben nog een slechte terugkoppeling tussen glucose concentratie in plasma en<br />
gluconeogenese, wegens een ongevoeligheid voor insuline. Een overmaat aan glucose toedienen<br />
heeft dus ook geen zin hypertoon plasma. De stimulatie ook via adrenaline en cortisol is nog<br />
suboptimaal. Pups die dit hebben vertonen tekenen van hypoglycemie dus: sloom, piepen, ingevallen<br />
buikjes en uiteindelijk naar adem happen, hersenverschijnselen, coma en sterfte.<br />
Voor de behandeling is belangrijk dat de behandeling heel snel plaats vindt met behulp van voeren<br />
(sonde). Hierna kun je je druk maken om de temperatuur. Verder moet je de pups goed blijven<br />
wegen en controleren wat het effect van je bijvoeding is.<br />
Bij veulens kunnen we onderscheid maken tussen verschillende veulens:<br />
‐ Prematuur: 300‐320 dagen. Het veulen wordt levend geboren maar niet levensvatbaar.<br />
Klinisch aan de dieren zie je je: korte zijdeachtige vacht, slappe oren en lippen<br />
(konijnenoren), matig tot geen zuigreflex, onvoldoende spiertonus, ze staan doorgezakt (met<br />
name flexoren hebben te weinig tonus), longrijping heeft nog niet plaats gevonden,<br />
darmabsorptie is onvoldoende, slechte thermoregulatie. Na een investering van vele<br />
duizenden euro’s is de overlevingskans nog wel tot 50%.<br />
‐ Dysmatuur: het dier is levensvatbaar maar te klein om echt goed te overleven. Je verwacht<br />
een veulen dat er klaar voor is, dus vanaf 320 dagen, en á terme. Maar het veulen is te klein<br />
voor wat je verwacht met de draagtijd. Het valt op dat de dieren klein zijn, mager en relatief<br />
groot hoofd. De dieren zijn eerder uitgeput, maar zijn qua orgaansystemen (longen en<br />
darmen) wel normaal ontwikkeld. (matig tot onvoldoende functioneren van de placenta is<br />
meestal de oorzaak). De overlevingskans is bij goede monitoring wel goed (binnen 2 uur<br />
staan, binnen 2 uur drinken, binnen 12‐24 uur meconium en plassen binnen 8 uur). Het<br />
veulen dat te klein is kan dat symmetrisch als gevolg van ondervoeding, of assymmetrisch als<br />
gevolg van langdurige hypoxie zijn.<br />
‐ Matuur<br />
93
Voor eenn<br />
optimale wweerstand<br />
teegen<br />
infectiess<br />
is het voor het veulen vvan<br />
belang inn<br />
de eerste uren u<br />
voldoende<br />
IgG opnemen<br />
uit de bbiest.<br />
Om te zorgen dat het h dier voldooende<br />
biest opneemt mo oet je<br />
eerst de biestkwaliteeit<br />
bepalen mmet<br />
suikerrefractormete<br />
er (brixwaardde<br />
boven 20% %). Of het ve eulen het<br />
dan wel binnenkrijgtt<br />
moet je goeed<br />
luisteren of ze slikken en naar de ooortjes<br />
kijken<br />
die naar ac chter<br />
gaan bij het slikken. Vervolgens wwil<br />
je weten of het veule en bij het drinnken<br />
ook weel<br />
voldoende<br />
binnenkrijgt:<br />
hiervooor<br />
kun je eenn<br />
snaptest mmeting<br />
van IgG<br />
in het bloeed<br />
doen.<br />
Als er onnvoldoende<br />
biestopnamee<br />
is kun een hyperimmu uunserum peer<br />
infuus toeedienen<br />
dat een e hoge<br />
concentrratie<br />
IgG bevvat<br />
en de volgende<br />
dag ccontroleer<br />
je de status oppnieuw.<br />
Andere ppaardenmelkk<br />
is wel een ooptie,<br />
maar dat heb je meestal m niet vvoorhanden.<br />
.<br />
Themaa<br />
9 Mammmae<br />
en MMastitis<br />
Hoorcolllege<br />
16: mammmae<br />
Melkklieeren<br />
zijn te ziien<br />
als gespeecialiseerde<br />
zzweetklieren<br />
n.<br />
De basiss<br />
van de melkklieren<br />
vvinden<br />
we inn<br />
de melklij jsten, hierbij<br />
vormt zicch<br />
een stuk weefsel,<br />
primairee<br />
mamma knnop,<br />
op het ectoderm ddoor<br />
een ver rdikking van de epidermmis.<br />
Dit gaat instulpen i<br />
en vormmt<br />
hierbij ondderhuids<br />
seccundaire<br />
maammaknopp<br />
pen. We vindden<br />
binneninn<br />
een gekanaliseerde<br />
klier met<br />
bovenop eeen<br />
tepel. In de melkklieren<br />
vinden we w myoepithheelcellen<br />
diie<br />
een belangrijke<br />
rol<br />
spelen bbij<br />
het melk sschieten.<br />
Bron: Senger 20033,<br />
Fig. 15‐10<br />
Als het ddier<br />
geboren is, is de ontwikkeling<br />
noog<br />
lang niet klaar. k Bij mannelijke<br />
dierren<br />
vinden we w ook de<br />
eerste aaa<strong>nl</strong>eg<br />
van mmelkklieren.<br />
De ontwikkkeling<br />
van de d melkklieren<br />
staat na de pubertijd<br />
onder<br />
invloed van oestroggenen,<br />
prolaactine<br />
en grooeihormoon<br />
n, welke invloed<br />
hebbenn<br />
op de groe ei van de<br />
ductuli. De alveoli worden<br />
ontwiikkeld<br />
onder invloed van progesteronn.<br />
De echtee<br />
uitontwikkeling<br />
van meelkklierweefssel<br />
vindt pas s plaats tijdens<br />
de drachtt.<br />
Na het spe enen gaat<br />
met namme<br />
het klierwweefselweerr<br />
voor een ggroot<br />
deel in n regressie een<br />
ontwikkelld<br />
zich bij de e tweede<br />
dracht oopnieuw.<br />
Bron: Dycee<br />
2010, fig. 110‐31<br />
Links rundd,ooi,geit<br />
Midden MMerrie<br />
en zeuug<br />
Rechts teeef<br />
en poes<br />
94
Bron: Dyce 2010, Fig. 10‐32<br />
Van links naar rechts respectievelijk zeug, teef, poes, mens, koe, ooi en geit, merrie<br />
Het<br />
is per diersoort verschillend hoeveel openingen er per melkklierpakket zijn en hoeveel<br />
melkklierpakketten er zijn. Dit is van belang omdat als je intra‐mammair wilt behandelen moet je wel<br />
weten hoe groot het slotgat is en of het verantwoord is om de technieken te gebruiken (bijvoorbeeld<br />
bij paard 2 kleine gaatjes, en deze kan je dan beschadigen). Bij de merrie hebben we 2 spenen, links<br />
en rechts, met een kleine opening. Per opening komen hier dus twee klierbuizen op uit, van het<br />
voorste en achterste kwartier. Het is dus niet aan te raden om intra‐mammair preparaten te<br />
gebruiken oprekking sfincter / beschadiging bekleding slotgat kapot.<br />
Het voor en achterkwartier zijn in klierweefsel functioneel van elkaar gescheiden. De melk vanuit de<br />
alveoli komen via kleine afvoerbuizen af in een grotere buis, de ductus lactiferus. Van hier uit wordt<br />
het verder via grotere sinussen richting de speen getransporteerd.Het gedeelte van het klierweefsel<br />
noemen we sinus lactiferus pars glandularis, terwijl het deel in de speen de sinus lactiferus pars<br />
pappilaris. Tussen de beide sinussen vonden we een vliesje dat er soms voor kan zorgen dat de koe<br />
niet zoveel melk tegelijk kan geven, chirurgisch ingrijpen.<br />
Soms kunnen bijspenen gevonden op de uier, kleine minder goed ontwikkelde spenen, welke vaak<br />
verwijderd worden. Bij de geit is de basis van het uier hetzelfde.<br />
Het uier heeft verschillende ophangbanden:<br />
‐ Laminae lateralis: aponeurose m. obliquus externus abdominis en fascia<br />
‐ Laminae medialis: tunica flava (linea alba) en tendo prepubicus. Scheiding links‐rechts<br />
‐ Lamellae<br />
De speen is een belangrijk onderdeel van het uier, en vormt bijvoorbeeld een eerste barrière tegen<br />
bacteriën. Om te zorgen dat de bacteriën buiten komen hebben we een aantal verschillende<br />
mechanische barrières, zoals een speen sfinter (sfincter pappilaris) maar ook worden er allerlei anti‐<br />
bacteriële stoffen gemaakt (lactoferrine en veel anderen) en zijn er veel leukocyten in de wand te<br />
vinden. Er zijn ook ontstekingscellen in de melk aanwezig voor de afweer.<br />
Om 1 liter melk te kunnen produceren heb je 500‐600 liter bloed nodig dat door het uier stroomt. Er<br />
is dus een zeer fatsoe<strong>nl</strong>ijke bloedvoorziening nodig.<br />
Bij de veneuze toevoer zijn er in een jong dier gewoon veneuze kleppen. Doordat er tijdens de<br />
melkgift enorm veel bloed doorheen komt zetten de aderen uit en functioneren de kleppen niet<br />
meer. Het bloed kan kiezen welke kant deze op gaat melkaders. Noodzakelijk om altijd<br />
bloedstroom te kunnen hebben. Wanneer koe ligt, moet uier ook veneuze bloedafvoer hebben.<br />
95
Als je de melkader volgt zal je zien dat deze op de plek van het melknapje door de buikwand naar<br />
binnen gaat en uiteindelijk op die manier op de v. cava caudalis zal eindigen.<br />
Met name bij een ontsteking van het uier speelt de lymfeafvoer een belangrijke rol, en eveneens bij<br />
het ontstaan van mammatumoren. Deze laatste hebben nogal eensde neiging tot metastasen,<br />
waarbij ze de lymfeknopen tegen komen. (bij verwijdering van mammatumoren deze dus mee<br />
verwijderen). De craniale paren tepels draineren op de axillaris, axillaris accesorius en sternalis. De<br />
caudale tepels op de inguinalis superficialis. Bij het rund noemen we deze lymfeknoop de lnn<br />
mammaria, maar is gewoon hetzelfde als de lnn inguinalis superficialis.<br />
Het laten schieten van de melk is een neurohormonalereflexboog. Op het moment dat een jong dier<br />
gaat drinken wordt het uier geprikkeld gaat dit signaal via afferente neuronen naar de hersenen wat<br />
ervoor zorgt dat er uit de neurohypofyse oxytocine vrijkomt. Het myoepitheel in het uier gaat<br />
samentrekken en perst de melk uit de buisjessystemen richting de sinussen. Er is in dit systeem in<br />
principe geen negatieve terugkoppeling. Los van deze reflexboog spelen ook hogere corticale<br />
functies een rol, zoals het huilen van een baby of geluiden van een kalf. Bij een geit staat relatief veel<br />
melk al klaar in de sinus, terwijl bij de merrie dit nog veel in de buisjes bevindt. Dit is belangrijk voor<br />
de duur van het melk schieten en de rol van oxytocine. Een paard is meer oxytocine afhankelijk dan<br />
een geit. Melkschieten kan geremd worden wanneer het dier gestressed is. Dit gebeurt onder invloed<br />
van adrenaline.<br />
Heksenmelk, is een secretum uit het neonatale uierweefsel (zowel mannelijk en vrouwelijke dieren)<br />
onder invloed van maternale hormonen die via de placenta bij de dieren binnen is gekomen. Dit is<br />
een mooi voorbeeld dat een dier niet perse drachtig hoeft te zijn om melk te kunnen geven.<br />
Schijndracht, hypofyse tumoren (Cushing bij paard) zijn hier ook mooie voorbeelden van.<br />
Mastitis is een uierontsteking en kan zowel klinisch als subklinisch aanwezig zijn. Een subklinische<br />
mastitis is alleen te stellen op basis van een te hoog koecelgetal (>250.000/ml). Van de<br />
melkfabrieken kun je hier wel boetes voor krijgen. De bacteriën die mastitis veroorzaken zijn of<br />
koegebonden of omgevingsgebonden.<br />
Dolly Parton syndroom = fibroadenomateuze hyperplasie komt bij jonge katten voornamelijk voor.<br />
Hierbij zien we een uitgebreide toename van mammaeweefsel, die zelfs over de grond kunnen gaan<br />
slepen. Het wordt veroorzaakt door progestagenen toediening (poezenpil), maar kan ook bij<br />
endogeen progesteron veroorzaakt worden. Het treedt ook wel op bij katers. Deze katten zijn te<br />
behandelen met een progesteron receptor antagonist.<br />
Neoplasiën worden voornamelijk bij hond en kat gevonden met rasfactoren. Er spelen endocriene<br />
factoren een rol, waarbij tijdens elke loopsheid het weefsel (fysiologisch) toeneemt. Hierdoor<br />
ontaarden de melkklieren sneller tumoreus, en een reden om de ovaria te verwijderen indien je niet<br />
wilt fokken. Met palpatie en inspectie is het al vaak vast te stellen en het is te behandelen met een<br />
operatie. Hierbij moet je ook de lymfeknopen op metastasen controleren. De prognose is echter<br />
gereserveerd door groot aantal maligne tumoren.<br />
Duurmelk; is de melk na het blijven doormelken zonder dat je het dier dekt. Bij geiten kan dit nog<br />
heel lang volgehouden worden (bij een rund niet rendabel, maar wel mogelijk) tot zelfs 3‐4 jaar. Dit is<br />
natuurlijk wel een meevaller na de Q‐koorts.<br />
Werkcollege 15: mammae en mastitis<br />
Zie WebCT voor antwoorden en syllabus “Ziekteleer”voor uitwerking mastitis.<br />
96
Thema 10 De Praktijk<br />
Hoorcollege 17: in de praktijk<br />
Inguinale / scrotale hernia: is een erfelijke aandoening, en betekent een te wijd lieskanaal. Hierdoor<br />
kunnen darmlissen via het lieskanaal verder stulpen. Het is een zeer erfelijke aandoening en wordt<br />
tegenwoordig dus ook uitgesloten van de fok. Het komt voornamelijk voor bij het paard en dan bij<br />
veulens of jaarlingen. De testikel lijkt eruit te zien als sterk vergroot, maar bevat darmlissen. Het is<br />
niet pij<strong>nl</strong>ijk. Bij palpatie kun je wel soms wat voelen maar het onderscheid is moeilijk. Een biopt is<br />
gecontraïndiceerd. Een betere diagnose krijg je met een echo apparaat, en je kunt proberen de<br />
darmen terug te masseren. De behandeling is een castratie, maar zou ook kunnen bestaan uit het<br />
laparatomisch het lieskanaal dichthechten (let op: mag volgens stamboeken ook niet, maar het is niet<br />
te controleren). Ieder uitstel van operatie leidt tot verslechtering van het dier door afknelling van<br />
darmdelen.<br />
Cryptorchidie: kan eenzijdig of beiderzijds, meestal unilateraal. Abdominaal/Inguinaal/Ectopisch. Het<br />
tijdstip dat het testikel indaalt veschilt per diersoort en kan pre‐of neonataal zijn. Bij de hond mag dit<br />
tot 8 weken duren, terwijl dit bij de hengst zelfs vertraagd mag zijn tot 2‐3 jaar en is het geen<br />
cryptorchidie maar een vertraagde indaling. Bij dit laatste is de vraag of deze ooit nog normaal gaat<br />
functioneren, wegens de warmte in het abdomen. De testikles die niet ingedaald zijn blijven wel<br />
testosteron aanmaken.<br />
De dieren kunnen wel vruchtbaar zijn bij een unilaterale aandoening, omdat de andere testikel wel<br />
functioneert. Gedeeltelijk blijkt het erfelijk (vooral de abdominale vorm) bij de meeste diersoorten<br />
dus uitsluiting van de fok. Er is mogelijk een verhoogd risico op tumoren, maar dat is niet geheel<br />
eenduidig.<br />
Wanneer er cryptochordie is dan kun je ook een situatie krijgen dat een zogenaamd ruin een hengst<br />
blijkt te zijn door een achtergebleven inwendige testikel. Bij een kater kan je dit bijvoorbeeld zien aan<br />
stippeltjes op de penis, maar bij andere diersoorten vaak minder makkelijk. Voor het klinisch<br />
onderzoek ga je inguinaal en abdominaal met de echo zoeken. Je zou ook hormonaal kunnen<br />
stimuleren, waarbij na GnRH / hCG stimulatie testosteron wordt aangemaakt. Gewoon<br />
testosteron in bloed meten zonder stimulatie blijkt moeilijker.<br />
De behandeling is het verwijderen van het testikel. Bij de hond niet aanbevolen, operatierisico weegt<br />
niet op tegen voordeel. Alleen bij tumoreuze ontaarding (feminisatie verschijnselen) wel verwijderen.<br />
Teratoom kan een aangeboren tumor zijn en komt bijna uitsluitend voor bij ongedifferentieerde<br />
pluripotente stamcellen. Deze zijn bijvoorbeeld in de gonaden (testikel en ovarium) en de<br />
navelstreng te vinden waar dus een teratoom kan ontstaan. In de praktijk komt het regelmatig voor.<br />
Reproductieve tumoren komen ook wel voor, ovarium tumoren erg veel bij de merrie ten opzichte<br />
van andere tumoren. De granulosa theca cel tumor komt het meeste voor. Ook alle cellen die we in<br />
het testikel vinden kunnen ontaarden in een tumor (sertoli, leydig, seminoom). Ook nog tumoren in<br />
clitoris / penis (plaveiselcel carcinoom, voorafgaand door pappiloma virussen), uterus (leiomyoom)<br />
maar komen niet veel voor en de vagina bij de teef (leiomyoom of fibroom). Tumoren herken je<br />
bijvoorbeeld zodra het weefsel niet meer homogeen verdeeld is.<br />
Ovarium tumoren: bij merries komt de granulosa thecacel tumor regelmatig voor, maar ook we bij<br />
andere dieren. Het kan op alle leeftijden voorkomen (anders dan de meeste tumoren!) en bij een<br />
drachtige merrie. Meestal zijn ze eenzijdig en goedaardig en kunnen operatief verwijdert, maar<br />
kunnen wel 40‐50kg worden. De prognose is redelijk goed. Waar je je wel van bewust moet zijn is dat<br />
er hormonen worden geproduceerd dat leidt tot gedragsveranderingen. Het andere ovarium is<br />
inactief door de productie van inhibine. Omdat de tumor ook testosteron kan produceren zien we<br />
gedragingen: hengstachtig, aggressief, nymfomaan, langdurige anoestrus. Toename van spiermassie,<br />
hals en clitoris kunnen we zien.<br />
97
Wat betreft de diagnose: rectaal vaak één groot en één klein ovarium, echografie met vaak een<br />
typische honingraat doorsnede en hormoonbepalingen (inhibine ↑ bij 85% vd gevallen). De<br />
behandeling is unilateraal OVX, waarna de prognose goed is en het recidief heel erg laag. Ook kan de<br />
merrie gewoon weer vruchtbaar worden. De tumoren blijven binnen de tunica albiginea.<br />
Teef,5 jaar, aantrekkelijk voor reuen, vulva gezwollen, laatste nest 1 jaar geledenrood bruine<br />
bloederige uitvloeiing.<br />
Een mogelijke DDX is persisterende pro‐oestrus door cysten of een ovariumtumor, een vaginaal<br />
tumor of een CEH‐endometritis. Bij een endometritis zou je echter wel een ziek dier verwachten,<br />
terwijl dit dier niet ziek is. Op de echo zie je een tumor van de ovaria, dus ook bij de hond was de<br />
diagnose: granulosa theca cel tumor. Dit is een hormoonproducerende tumor.De behandeling is het<br />
verwijderen van de tumor en indien nodig ook de uterus. Vaak verwijder je beide ovaria, tenzij de<br />
eigenaar wil fokken. Prognose is goed.<br />
8 jarige retriever had 2 maanden geleden een vaginale uitvloeiing en behandeld met een OVHX. Nu<br />
echter veel vaginale uitvloeiing, platte feces en persdrang. We denken aan een vaginale tumor zoals<br />
een leiomyoom of een fibroom. Met een vaginoscoop zien we een bleke serosa met veel<br />
bloedvaten, en een tumor. Een manuele palpatie zou voor de diagnose ook kunnen zijn.<br />
Ook bij een koe kan een granulosa thecacel tumor voorkomen, je hebt dan vaak te maken met een<br />
nymfomane koe die langdurig tochtig is. Een belangrijke DDx is een folliculaire cyste (>25mm) of een<br />
luteale cyste. De behandeling bij een cystic ovariële follikel. Folliculaire cysten produceren<br />
oestrogeen.<br />
Luteale cyste behandel je met PGF‐2‐alpha. Luteale cysten produceren progesteron.<br />
Ovarium cysten komt ook voor bij de hond met een mengsel van geluteïniseerde of folliculaire<br />
cysten. Het uit zich ook in een geprolongeerde loopsheid. Beste oplossing is OVX.<br />
Bij tweelingdracht van de merrie wil je vanaf dag 14‐16 de vrucht kapot knijpen (succes 95%). Hierna<br />
fixeert de vrucht en wordt het lastiger. Tussen <strong>18</strong>‐25 dagen nog een redelijke kans op slagen. Bij een<br />
unilaterale dracht van de tweeling kun je niet kapot knijpen zonder de ander kapot te knijpen. Dan is<br />
het leegzuigen met een naald de enige optie (het succes percentage is wel lager, 35%)De dracht<br />
moet je wegens de endometrium cups voor dag 35 bij voorkeur afbreken. Door de endometrium<br />
cups en als gevolg de secundaire CL werkt het prostaglandine dat je zou toedienen niet meer.<br />
Een tweeling bij het rund is ook een oorzaak van een niet infectieuze abortus, bijvoorbeeld als de<br />
placentomen niet eerlijk verdeeld worden. Bovendien heb je bij een mannelijk en vrouwelijk dier<br />
kans op het free‐martin syndroom / kween door placentale vasculaire anastomosen. Moeilijke<br />
diagnose is als het mannelijke dier al tijdens de dracht is afgestorven. We zien wel aan het dier een<br />
korte vagina zonder cervix, andere afwijkingen van het geslachtsapparaat, onvruchtbaar en de<br />
definitieve diagnose is natuurlijk met karyotypering.<br />
Bij het varken is meerlingdracht zelfs essentieel omdat dit nodig is voor de maternale dracht<br />
herkenning. Minimaal 4 vruchten nodig met minstens één in elke hoorn.<br />
Bij het schaap willen we graag een meerling, maar je moet wel weten bij dracht hoeveel er in zitten<br />
om het voederregime aan te kunnen passen. Hiervoor moet je echografisch tellen. Andere<br />
aandoeningen die een rol spelen zijn: pregnancy toxinemie (twin lamb disease), hyperglycemie,<br />
hyperketonemie. Van te voren tellen dus!<br />
Werkcollege 16: Negatieve energiebalans in relatie tot anoestrus post‐partum<br />
Zoals bekend, produceren melkkoeien aan het begin van de lactatie veel melk. De hoeveelheid<br />
energie die nodig is voor het produceren van deze melk is groter dan de hoeveelheid energie die de<br />
koeien op dat moment met de voeding opnemen. Hierdoor raakt elke koe na de partus in een<br />
tijdelijke negatieve energiebalans (gem. 20 weken). Er is onderzoek gedaan naar hoe we dit kunnen<br />
98
voorkomen.<br />
De gedachte was dat wanneer koeien tijdens de droogstand ad lib gevoerd worden, zij meer reserves<br />
hebben en dus beter/sneller door de negatieve energiebalans zouden komen. Dit blijkt echter niet zo<br />
te zijn. In de droogstand overvoerde koeien komen in een diepere NEB dan koeien die in de<br />
droogstand volgens norm gevoerd zijn. In het onderstaande figuur is te zien dat de koeien die in de<br />
droogstand veel energierijk voer hebben opgenomen, meer TAG opgestapeld hebben in de lever. Dit<br />
TAG is afkomstig van de vetcellen. Wanneer de koeien postpartum in een NEB raken, gaan ze<br />
massaal lipolyse toepassen, om substraten te maken voor de gluconeogenese. Het TAG uit de<br />
vetcellen wodt omgezet in vetzuren en Acetyl‐coA.Er komen echter zoveel vetzuren vrij dat deze niet<br />
allemaal opgebruikt kunnen worden. Deze NEFA’s zijn in hoge concentraties toxisch voor het<br />
lichaam. Hierdoor worden zij opgeslagen in de perifere organen (o.a. lever) in de vorm van TAG.<br />
Bron: WC16 <strong>Voortplanting</strong> 2011‐<br />
2012, UU<br />
Een dier met veel NEFA’s in het bloed zal een mindere eetlust hebben. Hierdoor zal het dier dus in<br />
een nog diepere negatieve energiebalans raken. Er is geen terugkoppeling in energiebehoefte en<br />
lipolyse. Er wordt dus meer TAG vrijgemaakt uit de vetcellen dan nodig is.<br />
De rest van het Acetyl‐coA wat overblijft gaat naar de ketogenese. Dit gaat ook te ver en er is een<br />
kans dat de koe ook nog in een ketose raakt.<br />
Bij een negatieve energiebalans is leptine verlaagd. Hierdoor wordt het vetlichaam leeggemaakt.<br />
Insuline is ook laag, de koe wil immers goed gebruik maken van de gluconeogenese. NPY gaat<br />
omhoog, dit is het ‘eethormoon’. Groeihormoon stijgt ook.<br />
Beide groepen koeien hebben een gelijke energiebehoefte na de partus, maar de koeien die in de<br />
droogstand volgens de norm gevoerd zijn slagen er het beste in om zoveel mogelijk energie te krijgen<br />
uit de alternatieve energiebron (de gluconeogenese). De koeien die in de droogstand ad lib gevoerd<br />
kregen, hebben meer vet dan de normaal gevoerde koeien. Vetopslag kost ook energie. Per saldo is<br />
het overvoerde dier er slechter aan toe: ze heeft al weinig energie en het opslaan van TAG kost ook<br />
energie. Zoals al gezegd kan ze een ketose ontwikkelen en gaan stoppen met eten wordt het<br />
probleem alleen maar erger van. Hierbij is behandeling met propyleenglycol een noodzaak.<br />
Bij koeien met een hoger vetgehalte in de lever duurt het langer voor ze voor het eerst weer tochtig<br />
worden na het afkalven en daarbij duurt het ook langer voor ze drachtig worden. Dieren in NEB<br />
rondom de partus hebben een lage insulinespiegel. Er wordt veel GH vrijgemaakt. Helaas hebben<br />
koeien in NEB rondom de partus vrijwel geen GH receptoren op de lever. Er zijn nog wel GH<br />
receptoren op het vetweefsel aanwezig tijdens NEB. Door de binding van GH aan de receptoren op<br />
99
het vetweefsel start de lipolyse. De lipolyse ontspoort, doordat er veel GH is en geen terugkoppeling<br />
is, doordat er geen IGF‐I afgegeven wordt.<br />
Door de lage insulinespiegel is er een lage IGF‐I afgifte door de lever. Dit geeft een probleem voor de<br />
GnRH‐afgifte, hiervoor moet IGF‐I hoog zijn. Dieren met lage IGF‐I spiegels ovuleren minder.<br />
Stel dat de LH pulsatiliteit wordt beinvloed door het energiemetabolisme, dan zou je op het niveau<br />
van de hypothalamus die link verwachten. IGF‐I laag LH laag, doordat GnRH niet afgegeven wordt.<br />
Alleen op basis van LH pulsatiliteit is er niet te voorspellen wanneer de eerste tocht na het afkalven<br />
is.<br />
Thema 11 Reproductie Vogel<br />
Hoorcollege <strong>18</strong>: reproductie vogel<br />
De start van het broedseizoen bij vogels is afhankelijk van enkele factoren:<br />
‐ Daglichtlengte (12‐14u)<br />
Melatonine Hypothalamus‐hypofyse‐ovarium as. Vogels longdaybreeders: melatonine↓<br />
waardoor GnRH↑, hierdoor LH↑ en FSH↑ ontwikkeling follikels.<br />
‐ Regenperiode<br />
Rondom evenaar speelt daglichtlengte niet zo’n rol, daar meer de regenperiode.<br />
Denk aan zebravink, grasparkiet.<br />
‐ Temperatuur<br />
‐ Aanwezigheid partner, voedsel, nestmateriaal<br />
‐ Genetische selectie<br />
Leghennen hele jaar reproductief.<br />
Bij duiven echter speelt prolactine ook een belangrijke rol bij het in gang zetten van de cyclus. De<br />
andere hormonen zijn in principe hetzelfde, maar de functie kan iets verschillen. Bijvoorbeeld de<br />
baarmoeder heeft geen innesteling maar speelt een rol bij de productie van het ei. Oxytocine is<br />
vervangen door vasoactive peptide.<br />
Het oestrogeen geproduceerd door de theca cellen heeft dezelfde functies als bij het zoogdier, dus<br />
ontwikkeling gonaden, secundaire geslachtskenmerken en rijping van follikels. Wel heel belangrijk is<br />
dat het calciummetabolisme o.i.v. oestrogenen omhoog gaat, en baltsgedrag aanzet. Vogels hebben<br />
ook een LH piek die de ovulatie induceert en optreedt als gevolg van veranderingen in de<br />
progesteron/oestrageen concentratie. Na de ovulatie is er ook een stijging van het progesteron,<br />
maar deze komt uit de granulosa cellen. De calcificatie van het ei wordt gestimuleerd, en zorgt<br />
ervoor dat de gonaden en secundaire geslachtskenmerken gaan in regressie.<br />
Vasoactief peptide (VAP)stimuleert het ei transport en contracties van de uterus en relaxaties van de<br />
uterovaginale sfincter. Wanneer dit niet goed verloopt legnood.<br />
Prolactine zet aan tot melkgift in de krop, voornamelijk bij duiven. De broedplek op de borst gaat<br />
zich ontwikkelen en stimuleert de broedzorg. De eiproductie stopt door indirecte remming van LH.<br />
Afhankelijk van het aantal eieren krijgt de vogel een tactiele prikkel, wat ervoor zorgt dat er<br />
prolactine wordt vrijgemaakt. Hierdoor stopt de vogel met leggen en begint ze met broeden.<br />
Er is veel calcium nodig om de schaal van het ei hard te maken. Hiervoor heeft de vogel een goed<br />
calciummetabolisme nodig:<br />
1) Verhoging calcium bindende eiwitten in het bloed. Hierdoor kan er meer transport van<br />
calcium plaatsvinden. Hierdoor komt er een fysiologische hypercalcemie.<br />
2) Fysiologische mergossificatie, ook wel polyostotische hyperostose genoemd. Wanneer een<br />
vogel reproductief wordt, vindt er opslag van calcium plaats in de botten, voornamelijk de<br />
femur, tibia en humerus. Op een rontgenfoto is dit goed te zien door wittere botten.<br />
100
3) Toename absorptie calcium uit darm.<br />
Bij vogels is alleen maar een linker ovarium en linker oviduct aanwezig. Het oviduct bestaat uit het<br />
infundibulum, magnum(vergelijkbaar met ampulla bij zoogdieren)en isthmus. Deze gaat over in de<br />
uterus (schaalklier) en de vagina die uitmondt in de cloaca. Onder invloed van hormonen in het<br />
broedseizoen neemt de reproductietractus in omvang en lengte toe.<br />
Het geslacht van een vogel kan worden vastgesteld aan de hand van secundaire geslachtskenmerken.<br />
Maar dit is niet altijd even duidelijk aanwezig. In dat geval kun je gebruik maken van bloedonderzoek,<br />
man = ZZ en vrouw = ZW. Een andere manier om de anatomie in beeld te brengen is met<br />
endoscopie. Door de luchtzakken is dit makkelijk, belangrijk om te onthouden, ga vanaf de<br />
linkerflank zoeken!<br />
In het ovarium: oögonium ontwikkeld zich tot een primaire oöcyt. Eerste meiose. Onder invloed van<br />
LH splijt de follikelrand en barst open ovulatie.<br />
Infundibulum: vangt ei op, tweede meiose vindt plaats ovum. Hier komen de spermacellen naar<br />
toe en vindt fertilisatie plaats. De spermacellen worden vaak wel<br />
opgeslagen in de vagina en dus copulatie is niet dagelijks nodig. Bij de<br />
kip blijft dit bijvoorbeeld 7‐14 dagen goed. De dooiermembranen<br />
ontwikkelen zich. 15‐30 min.<br />
Magnum: vorming chalazae, vorming albumin. 2‐3 uur<br />
Isthmus: vorming van schaalvliezen. 1‐2 uur<br />
Uterus: calcificatie van het ei en vocht inpompen (plumping). De langste verblijfplaats van het ei. 20‐<br />
26 uur.<br />
Vagina verblijf is normaal enkele seconden maar kan onder stress dagen duren.<br />
Bij een kiwi kan een ei wel heel groot worden, tot 25% van het lichaamsgewicht. Wordt wel een<br />
groot probleem bij legnood. Deze grote eieren worden echter ook maar eens in de 44 dagen gelegd.<br />
Het ei is opgebouwd uit verschillende lagen.<br />
Na de geboorte vindt er pas opname van de dooier plaats.<br />
Bron: HC<strong>18</strong> <strong>Voortplanting</strong> 2011‐<br />
2012, UU<br />
De opslag van sperma vindt plaats in de uterotuberaal juncties en kan lang fertiel blijven, maar de<br />
bevruchting is in het infundibulum, het sperma van de kip is 7‐14 dagen fertiel.<br />
Om te bepalen of een ei bevrucht is kun je het schouwen. Niet bevrucht is egaal van kleur,<br />
doorzichtig en met een luchtkamer. Bij bevruchting zien we in een vroeg stadium een embryo en<br />
bloedvaten, en het ei wordt naarmate het embryo groeit steeds minder doorzichtig. Bovendien zou<br />
je dan het embryo kunnen zien bewegen.<br />
Problemen rondom de leg komen veel voor zowel bij pluimvee als gezelschapsvogels. Bij pluimvee<br />
zien we een verminderde eiproductie maar bij grasparkieten of andere kleine vogeltjes zien we<br />
vooral juist heel erg veel eieren. Veel van deze problemen hebben te maken met zoönotische<br />
101
aspecten, maar ook de hormonale cyclus kan van invloed zijn. Iets anders dat we veel zien is legnood,<br />
dystocia. Dit is vergelijkbaar met weeënzwakte. Met ei‐retentiebedoelen we dat het proces wat<br />
langer duurt maar is het niet schadelijk voor de vogel. Het ei zit de vogel niet in de weg en de vogel<br />
perst niet. Bij dystocia is de vogel wel echt ziek, perst en het ei zit in de weg voor de andere organen.<br />
Oorzaken voor beiden zijn heel erg variabel, maar belangrijke dingen zijn: voeding met een calcium<br />
tekort, malformatie van eieren en ontsteking of trauma aan het oviduct. De symptomen zijn: vogel<br />
op de bodem van de kooi, waterige ontlasting, persen, benauwd, anorexie, lethargie.<br />
Om legnood vast te stellen gebruik je palpatie en eventueel röntgenfoto of echo. De behandeling<br />
bestaat allereerst uit ondersteunende therapie, het is een spoedgeval. Om de vogel te stabiliseren is<br />
het heel belangrijk om de vogel te voorzien van voedingsstoffen (dwangvoeding), vocht toedienen<br />
(onderhuids), zuurstof tegen benauwdheid, warmte. Onder de medicamenteuze behandeling valt:<br />
calcium, oxytocine (contractie uterus, alleen wanneer er ontsluiting is!)en prostaglandinen E2<br />
(relaxatie uterovaginale sfincter). Verder een rustige, warme omgeving, hoge luchtvochtigheid en<br />
temperatuur.<br />
Er kan ook chirurgisch ingegrepen worden: je kunt het ei manueel verwijderen via de cloaca. Ook kun<br />
je ovocentesis toepassen: het leegzuigen van het ei. Dit kan transcoelomaal (door de buikholte en<br />
uterus), maar hierbij is het risico op uitlekken en een peritonitis hoog. Beter doe je het cloacaal. Door<br />
middel van een cloaca‐spreider hou je de cloaca open en via de cloaca‐opening kun je het ei<br />
aanprikken en leegzuigen. Hier minder risico als er iets uit lekt (cloaca is al niet steriel). De eistukjes<br />
die er nog in zitten kun je eruit halen. Eventueel zou je ook een laporotomie kunnen doen als al het<br />
voorgaande niet werkt.<br />
Wanneer de vogel in het kader van een legnood heel hard perst kan er een cloaca prolaps optreden.<br />
Hierbij kan naast de cloaca zelfs tot aan het oviduct structuren mee komen. Het eerste is de prolaps<br />
beschermen met vettige stoffen (vaseline en evt. antibioticahoudende zald) en schoonhouden met<br />
NaCl. Met een swab en glijmiddel breng je de prolaps weer naar binnen en hecht je op de cloaca met<br />
twee losse hechtingen. De cloaca moet immers open blijven, er moet wel faeces passage zijn.<br />
102