Elektrische aandrijvingen - Auma.com

Elektrische aandrijvingen - Auma.com Elektrische aandrijvingen - Auma.com

01.06.2013 Views

Registratienummer certificaat 12 100/104 4269 Elektrische aandrijvingen SA 07.1 – SA 30.1 SAR 07.1 – SAR 30.1 met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies

Registratienummer certificaat<br />

12 100/104 4269<br />

<strong>Elektrische</strong> <strong>aandrijvingen</strong><br />

SA 07.1 – SA 30.1<br />

SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid<br />

AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

Bedieningsinstructies


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

Geldigheid van deze<br />

bedieningsinstructies:<br />

Inhoudsopgave Bladzijde<br />

1. Veiligheidsinstructies 4<br />

1.1 Toepassingsgebied 4<br />

1.2 <strong>Elektrische</strong> aansluiting 4<br />

1.3 Onderhoud 4<br />

1.4 Waarschuwingen/aanwijzingen 4<br />

2. Korte omschrijving 5<br />

3. Technische gegevens 6<br />

4. Aanvullende informatie bij de legenda van het schakelschema 9<br />

5. Transport, opslag en verpakking 10<br />

5.1 Transport 10<br />

5.2 Opslag 10<br />

5.3 Verpakking 10<br />

6. Montage op afsluiter/tandwielkast 11<br />

7. Montageposities van de lokale bediening 13<br />

8. <strong>Elektrische</strong> aansluiting 14<br />

8.1 Aansluiting met AUMA ronde stekkers (S, SH, SE) 16<br />

9. Handmatige bediening 18<br />

10. Bedienen en weergaven van de locale bediening 19<br />

11. Schakelruimte openen 21<br />

11.1 Deksel van de schakelruimte verwijderen 21<br />

11.2 Schijfje mechanische standaanwijzing (optie) lostrekken 21<br />

12. Wegschakelmechanisme instellen 22<br />

12.1 Eindstand DICHT (zwart veld) instellen 22<br />

12.2 Eindstand OPEN (wit veld) instellen 22<br />

12.3 Wegschakelaars controleren 22<br />

13. DUO-wegschakelmechanisme (optie) instellen 23<br />

13.1 Richting DICHT (zwart veld) instellen 23<br />

13.2 Richting OPEN (wit veld) instellen 23<br />

13.3 DUO-wegschakelaars controleren 23<br />

14. Draaimomentschakeling instellen 24<br />

14.1 Instelling 24<br />

14.2 Draaimomentschakelaars controleren 24<br />

15. Proefdraaien 25<br />

15.1 Draairichting controleren 25<br />

15.2 Instelling van het wegschakelmechanisme controleren 26<br />

15.3 Wijze van afschakelen controleren 26<br />

15.4 PTC-tripping device (optie) controleren 26<br />

16. Potentiometer (optie) instellen 27<br />

17. Elektronische standaanwijzing RWG (optie) instellen 28<br />

17.1 2-draadssysteem4–20mAen3-/4-draadssysteem0–20mAinstellen 29<br />

17.2 3-/4-draadssysteem4–20mAinstellen 30<br />

2<br />

Deze bedieningsinstructies zijn van toepassing op de multi-turn <strong>aandrijvingen</strong>,<br />

serie SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1 voorzien van de besturingseenheid<br />

AM 01.1/AM 02.1.<br />

Deze instructies gelden alleen voor de uitvoering “rechtsdraaiend sluiten”,<br />

d.w.z. de aangedreven as draait bij het sluiten van de afsluiter met de wijzers<br />

van de klok mee.


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

18. Mechanische standaanwijzing (optie) instellen<br />

Bladzijde<br />

31<br />

19. Schakelruimte sluiten 31<br />

20. Besturingseenheid AUMA MATIC 32<br />

20.1 Functies van de diagnose-LED’s op interface-printplaat (standaarduitvoering) 32<br />

20.2 Programmering logica-printplaat 33<br />

20.3 NOOD - OPEN en NOOD - DICHT signaal (optie) 34<br />

21. Positioner (optie) 35<br />

21.1 Technische gegevens 35<br />

21.2 Instelling 35<br />

21.2.1 Type signaal instellen (optie) 36<br />

21.2.2 Instelling gedrag van de aandrijving bij verlies signaal 37<br />

21.3 Afregelen positioner eindstand DICHT (standaarduitvoering) 38<br />

21.4 Afregelen positioner eindstand OPEN (standaarduitvoering) 39<br />

21.5 Instelling gevoeligheid 39<br />

21.6 Afregelen positioner eindstand OPEN (invers bedrijf) 41<br />

21.7 Afregelen positioner eindstand DICHT (invers bedrijf) 42<br />

21.8 Positioner in Split-Range-toepassing (optie) 43<br />

21.8.1 Functiebeschrijving Split-Range 43<br />

21.8.2 Programmering 43<br />

21.8.3 Afregelen positioner voor Split-Range 43<br />

22. Pulsgever (optie) 45<br />

22.1 Functies van de diagnose-LED’s (pulsgever) 45<br />

22.2 Taktbegin en takteinde via DUO-wegschakelmechanisme (optie) instellen 46<br />

22.3 Loop- en pauzetijden instellen 47<br />

23. Zekeringen 48<br />

23.1 Zekeringen in de besturingseenheid 48<br />

23.2 Motorbescherming 49<br />

24. Beschermingsklasse IP 68 (optie) 50<br />

25. Toepassing in Ex-zone 22 (optie) 51<br />

26. Onderhoud 52<br />

26.1 Smering 52<br />

27. Afvoeren en recycling 52<br />

28. Service 52<br />

29. Onderdelenlijst multi-turn aandrijving SA(R) 07.1 - SA(R) 16.1 54<br />

30. Onderdelenlijst besturing AUMA MATIC 56<br />

31. Conformiteitsverklaring en fabrikantenverklaring 58<br />

Trefwoordenregister 59<br />

Adressen AUMA kantoren en dealers 60<br />

3


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

1. Veiligheidsinstructies<br />

1.1 Toepassingsgebied<br />

1.2 <strong>Elektrische</strong> aansluiting<br />

1.3 Onderhoud<br />

1.4 Waarschuwingen/aanwijzingen<br />

4<br />

AUMA <strong>aandrijvingen</strong> worden toegepast voor de bediening van industriële<br />

afsluiters (bijv. vlinderkleppen en kogelkranen).<br />

In geval van andere toepassingen is overleg met de fabriek noodzakelijk.<br />

AUMA is niet aansprakelijk voor eventuele schade, voortvloeiend uit het<br />

gebruik voor andere doeleinden dan waarvoor de <strong>aandrijvingen</strong> bestemd zijn.<br />

Het risico te dezer zake berust volledig bij de gebruiker.<br />

Tot een juist gebruik van de aandrijving behoort ook het inachtnemen van deze<br />

bedieningsinstructies.<br />

Bij het gebruik van elektrische apparatuur staan bepaalde delen daarvan<br />

noodzakelijkerwijs onder een gevaarlijke spanning. Werkzaamheden aan elektrische<br />

installaties of apparatuur mogen alleen door elektrotechnici of voor dergelijke<br />

werkzaamheden opgeleide personen (op aanwijzing en onder toezicht<br />

van een elektrotechnicus) worden verricht. Uiteraard dienen de op dit gebied<br />

van toepassing zijnde normen in acht genomen te worden.<br />

Onderhoudsvoorschriften (zie bladzijde 52) moeten in acht genomen worden;<br />

omdat anders de veilige werking van de aandrijving niet meer gegarandeerd is.<br />

Het niet in acht nemen van de waarschuwingen en aanwijzingen kan leiden tot<br />

ernstig letsel of materiële schade. Het gekwalificeerde personeel dient volledig<br />

op de hoogte te zijn van alle waarschuwingen en aanwijzingen in deze bedieningsinstructies.<br />

Voor een probleemloze en veilige werking van de <strong>aandrijvingen</strong> is - naast een<br />

juiste en vakkundige wijze van transport, opslag, montage en installeren - een<br />

zorgvuldige inbedrijfstelling essentieel.<br />

Tijdens het in bedrijf zijn wordt de multi-turn aandrijving heet en kunnen oppervlaktetemperaturen<br />

> hoger dan 60 °C onstaan. Controleer vóór het aanraken<br />

van de aandrijving de oppervlaktetemperatuur, teneinde brandwonden te voorkomen.<br />

De hieronder weergegeven waarschuwingstekens zijn bedoeld om de aandacht<br />

te vestigen op de in deze bedieningsinstructies opgenomen veiligheidsinstructies.<br />

Elk van deze instructies wordt aangeduid met een pictogram, dat<br />

met het doel van de instructie overeenstemt.<br />

Dit pictogram betekent: Let op!<br />

“Let op!” betekent dat handelingen of procedures van grote invloed zijn op de<br />

juiste werking. Het niet in acht nemen van de instructie kan leiden tot het ontstaan<br />

van schade.<br />

Dit pictogram betekent: Elektrostatisch gevoelige onderdelen!<br />

Op printplaten bevinden zich onderdelen die door elektrostatische ontladingen<br />

beschadigd of vernield kunnen worden. Indien de printplaten bij instelwerkzaamheden,<br />

metingen of vervanging moeten worden aangeraakt, dient direct<br />

vóór deze handeling een geaard metalen oppervlak (bijv. aan de behuizing)<br />

aangeraakt te worden om voor een elektrostatische ontlading te zorgen.<br />

Dit pictogram betekent: Waarschuwing!<br />

“Waarschuwing” duidt activiteiten of procedures aan die, indien niet correct uitgevoerd,<br />

tot een veiligheidsrisico voor lijf of goed kunnen leiden.


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

2. Korte omschrijving<br />

AUMA multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> uit de serie SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 –<br />

SAR 30.1 worden door een elektromotor aangedreven en via de besturingseenheid<br />

AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 aangestuurd, welke deel uitmaakt van de<br />

levering.<br />

Voor de handmatige bediening is de aandrijving voorzien van een handwiel.<br />

De afschakeling wordt gerealiseerd door wegschakelaars in de beide eindstanden.<br />

Het is echter ook mogelijk om in beide eindstanden d.m.v. de draaimomentschakelaars<br />

af te schakelen. De wijze van afschakeling wordt door de<br />

afsluiterfabrikant bepaald.<br />

Multi-turn aandrijving en besturing bestaan uit modulaire functie-eenheden<br />

d.w.z. zij zijn volgens het principe van een modulesysteem gefabriceerd.<br />

Dit betekent, ieder aandrijving resp. besturing wordt voor een bepaald afsluiter-automatiseringsprobleem<br />

individueel gemaakt en ge<strong>com</strong>bineerd. Om die<br />

reden krijgt iedere aandrijving/besturing een aan de opdracht gerelateerd <strong>com</strong>missienummer<br />

dat op het typeplaatje gedrukt wordt. Aan de hand van dit <strong>com</strong>missienummer<br />

kunnen het schakelschema, de keuringsprotocollen en nog<br />

meer informatie met betrekking tot de aandrijving direct van het internet<br />

gedownload worden.<br />

Onze homepage: http://www.auma.<strong>com</strong><br />

Inbedrijfstelling<br />

Bij laagtemperatuuruitvoeringen (–50 °C) moet in acht genomen worden, dat<br />

de besturing een voorverwarmingstijd nodig heeft.<br />

Deze voorverwarmingstijd geldt voor het geval dat de aandrijving en besturing<br />

spanningsvrij en op omgevingstemperatuur afgekoeld zijn. Indien onder deze<br />

omstandigheden een inbedrijfstelling gewenst is moeten de onderstaande<br />

voorverwarmingstijden in acht genomen worden:<br />

bij –50 °C = 60 min.<br />

bij –60 °C = 80 min.<br />

Afb. 1: Diagram voorverwarmingstijd<br />

t[min.]<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

0 – 10 – 20 – 30 – 40 –50 – 60<br />

ϑ [°C]<br />

5


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

3. Technische gegevens<br />

Uitvoering en functies<br />

Bedrijfsklasse 1) Standaard: SA Kortstondig bedrijf S2 – 15 min.<br />

SAR Regelbedrijf S4 – 25 %<br />

Optie: SA Kortstondig bedrijf S2 – 30 min.<br />

SAR Regelbedrijf S4 – 50 %<br />

Intermitterend bedrijf S5 – 25 %<br />

Motoren Standaard: Asynchroon-draaistroommotoren, bouwvorm IM B9 volgens de IEC 34-standaard<br />

Optie: Speciale motoren<br />

Isolatieklasse F, tropenbestendig<br />

H, tropiksäker<br />

Motorbescherming Standaard: Thermoknopen (NC)<br />

Optie: PTC-weerstanden (volgens DIN 44082)<br />

Zelfremmendheid ja, (bij toerentallen van 4 tot 90 1/min)<br />

Wegschakelmechanisme taktrol-schakelmechanisme voor eindstanden OPEN en DICHT<br />

voor 1 tot 500 omwentelingen per slag (als optie voor 1 tot 5.000 omwentelingen per slag)<br />

Standaard: Enkelvoudige schakelaar (1 NC en 1 NO) per eindstand<br />

Opties: Serieschakelaar (2 NC en 2 NO) per eindstand, schakelaars galvanisch<br />

gescheiden<br />

Drievoudige schakelaar (3 NC en 3 NO) per eindstand, schakelaars galvanisch<br />

gescheiden<br />

Tussenstandschakelaar (DUO-wegschakelmechanisme), traploos naar wens in<br />

te stellen<br />

Draaimomentmechanisme Traploos instelbaar draaimomentmechanisme voor richting OPEN en DICHT<br />

Standaard: Enkelvoudige schakelaar (1 NC en 1 NO) per richting<br />

Opties: Serieschakelaar (2 NC en 2 NO) per richting, schakelaars galvanisch gescheiden<br />

Terugmelding, analoog (opties) Potentiometer of 0/4 – 20 mA (RWG)<br />

Voor meer informatie, zie separaat gegevensblad<br />

Mechanische standaanwijzing<br />

(optie)<br />

Continue weergave, instelbaar schijfje is voorzien van de symbolen OPEN en DICHT<br />

Weergave afgelegde stelweg Signaalgever (bij SA standaard, bij SAR optie)<br />

Verwarming in de schakelruimte Standaard: Verwarmingselement (weerstand) van 5 W, 24 V DC<br />

Opties: Zelfregulerend PTC-verwarmingselement, 5–20W<br />

24 – 48 V AC/DC, 110 – 250 V AC/DC of 380 – 400 V AC<br />

Motorverwarming (optie) SA(R) 07.1 – 10.1: 12,5 W<br />

SA(R) 14.1 – 16.1: 25 W<br />

SA(R) 25.1 – 30.1: 50 W<br />

Handmatige bediening Handwiel voor het instellen en de noodbediening, staat tijdens elektrisch bedrijf stil<br />

Optie: Afsluitbaar handwiel<br />

Aansluiting besturingseenheid AUMA rondstekker met schroefaansluiting<br />

Aandrijfvormen A, B1, B2, B3, B4 volgens de EN ISO 5210-standaard<br />

A, B, D, E volgens de DIN 3210-standaard<br />

C volgens de DIN 3338-standaard<br />

Bijzondere aandrijfvormen: AF, AK, AG, IB1, IB3<br />

Voedingsspanning, frequentie en<br />

stroomverbruik<br />

Voedingsspanning en frequentie zie typeplaatjes op de besturingseenheid en motor<br />

Toelaatbare schommeling van de voedingsspanning: ± 10 %<br />

Toelaatbare schommeling van de frequentie: ±5%<br />

Stroomverbruik motor: zie typeplaatje motor<br />

Stroomverbruik van de besturingseenheid in relatie tot de voedingsspanning:<br />

100 tot 120 V AC = max. 600 mA<br />

208 tot 240 V AC = max. 300 mA<br />

380 tot 500 V AC = max. 150 mA<br />

24 V DC +20 %/–15 %,<br />

Stroomverbruik van de besturingseenheid in acht nemen<br />

Externe voeding van de<br />

elektronica (optie)<br />

Nominaal vermogen Zie het typeplaatje op de motor<br />

Opmerking: de besturing is op het nominaal vermogen van de aandrijving berekend.<br />

Overspanningscategorie Categorie III<br />

Motorsturing Standaard: Magneetschakelaars2) (mechanisch en elektrisch vergrendeld)<br />

voor motorvermogen tot 1,5 kW<br />

Opties: Magneetschakelaars2) (mechanisch en elektrisch vergrendeld)<br />

voor een nominale stroomconsumptie van de motor tot 18 A (OPEN – DICHT –<br />

bedrijf) resp. 16 A (regelbedrijf)<br />

Thyristoren3) (aanbevolen voor regel<strong>aandrijvingen</strong>)<br />

voor motorvermogen tot 1,5 kW, 500 V AC, met interne zekeringen<br />

voor motorvermogen tot 5,5 kW, 500 V AC, externe zekeringen noodzakelijk<br />

1) Gebaseerd op 20 °C omgevingstemperatuur en bij een gemiddelde draaimomentbelasting conform technische gegevens SA resp. SAR.<br />

2) De door de fabrikant gegarandeerde levensduur is min. twee miljoen schakelbewegingen. Bij een grotere schakelfrequentie raden wij aan thyristoren met een<br />

vrijwel onbegrensde levensduur toe te passen<br />

3) Niet mogelijk in <strong>com</strong>binatie met een PTC-tripping device<br />

6


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

Aansturing Standaard: Ingangssignalen 24 V DC, OPEN - STOP - DICHT (via opto-couplers,<br />

gemeenschappelijk referentiepotentiaal), stroomopname: ca. 10 mA per ingang<br />

Minimale impulsduur voor regel<strong>aandrijvingen</strong> in acht nemen<br />

Optie: Ingangssignalen 220 V AC, OPEN - STOP - DICHT (via opto-couplers,<br />

gemeenschappelijk referentiepotentiaal), stroomopname: ca. 15 mA per ingang<br />

Uitgangssignalen Standaard: 5 signaleringsrelais met vergulde contacten:<br />

4 maakcontacten met gemeenschappelijk referentiepotentiaal,<br />

Max. 250 V AC, 0,5 A (ohmse belasting)<br />

Standaard programmering:<br />

eindstand OPEN, eindstand DICHT, keuzeschakelaar AFSTAND,<br />

keuzeschakelaar PLAATSELIJK<br />

1 potentiaalvrij wisselcontact,<br />

max. 250 V AC, 0,5 A (ohmse belasting) voor verzamelstoringsmelding<br />

Standaard programmering:<br />

draaimomentstoring, fasenuitval, motorbescherming aangesproken<br />

Optie: Meldingen in <strong>com</strong>binatie met positioner:<br />

Eindstand OPEN, eindstand DICHT (vereist tandemschakelaar in aandrijving)<br />

Keuzeschakelaar AFSTAND, keuzeschakelaar PLAATSELIJK via<br />

Keuzeschakelaar tweede niveau<br />

1 potentiaalvrij wisselcontact,<br />

Max. 250 V AC, 0,5 A (ohmse belasting)<br />

Voor verzamelstoringsmelding:<br />

draaimomentstoring, fasenuitval, motorbescherming aangesproken<br />

Uitgaande spanning Standaard: Hulpspanning 24 V DC, max. 50 mA als voeding van de stuursignalen,<br />

galvanisch gescheiden van interne voedingsspanning<br />

Optie: Hulpspanning 115 V DC, max. 30 mA als voeding van de stuursignalen3), galvanisch gescheiden van interne voedingsspanning<br />

Lokale bediening Standaard: Keuzeschakelaar PLAATSELIJK – UIT – AFSTAND (afsluitbaar in alle drie<br />

standen)<br />

Drukknoppen OPEN - STOP - DICHT<br />

Drie signaallampen:<br />

eindstand DICHT (geel), verzamelstoringsmelding (rood),<br />

eindstand OPEN (groen)<br />

Optie: Beschermdeksel, afsluitbaar<br />

Functies Standaard: Wijze van uitschakelen instelbaar<br />

weg- of draaimomentafhankelijk voor de eindstanden OPEN en DICHT<br />

Bescherming tegen draaimomentoverbelasting over de totale stelweg<br />

Draaimomentoverbelasting (draaimomentstoring) kan van<br />

verzamelstoringsmelding uitgesloten worden<br />

Bewaking fasenuitval met automatische correctie van fasenvolgorde<br />

Pulssturing of overneemfunctie in AFSTAND<br />

Pulssturing of overneemfunctie in PLAATSELIJK<br />

Signaal signaalgever van de aandrijving (optie) in-/uitschakelbaar<br />

Opties: Positioner4): Nominale waarde terugmelding via analoge ingang E1 = 0/4 – 20 mA<br />

Gedrag bij verlies signaal instelbaar<br />

Gevoeligheid (dode band) en pauzetijd instelbaar<br />

Split-Range-toepassing<br />

Analyse motorbescherming Standaard: Bewaking van de motortemperatuur in <strong>com</strong>binatie met thermoknopen<br />

in de motor van de aandrijving<br />

Opties: Uitvoering met thermoknopen in de aandrijving ge<strong>com</strong>bineerd met een extra<br />

thermisch overstroomrelais in de besturing<br />

PTC-tripping device in <strong>com</strong>binatie met PTC-weerstanden in de motor van de<br />

aandrijving<br />

<strong>Elektrische</strong> aansluiting Standaard: AUMA rondstekkers met schroefaansluiting<br />

Opties: Parkeerstekker voor het veilig ophangen van een losgenomen stekker aan de<br />

wand<br />

Beschermdeksel voor stekkerruimte (bij losgenomen stekker)<br />

Schroefdraad voor<br />

kabeldoorvoeren<br />

Standaard:<br />

Opties:<br />

Metrische schroefdraad<br />

Pg-schroefdraad, NPT-schroefdraad, G(as)-schroefdraad<br />

Schakelschema Schakelschema conform <strong>com</strong>missienummer is bij de levering inbegrepen<br />

Extra bij uitvoering met RWG in de aandrijving<br />

Terugmelding<br />

(optie)<br />

Analoge uitgangssignalen E2 = 0/4 – 20 mA (weerstandsbelasting max. 500 Ω)<br />

3) Niet mogelijk in <strong>com</strong>binatie met een PTC-tripping device<br />

4) Standaanwijzing (potentiometer of RWG) in de aandrijving noodzakelijk<br />

7


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

Toepassingsvoorwaarden<br />

Beschermingsklasse volgens<br />

EN 60 5295)<br />

Standaard: IP 67<br />

Opties: IP 68<br />

IP 67-DS (Double Sealed)<br />

IP 68-DS (Double Sealed)<br />

(Double Sealed = aansluitruimte extra tegen binnenruimte afgedicht)<br />

Corrosiebescherming Standaard: KN geschikt voor de opstelling in industriële installaties,<br />

in waterkracht- of energiecentrales met een gering belaste atmosfeer<br />

Opties: KS geschikt voor de opstelling in een incidenteel of continu belaste<br />

atmosfeer met een geringe concentratie schadelijke stoffen<br />

(bijv. in zuiveringsinstallaties, chemische industrie)<br />

KX geschikt voor de opstelling in een extreem aggressieve atmosfeer met<br />

hoge luchtvochtigheid en een sterke concentratie schadelijke stoffen<br />

Coating Standaard:<br />

KX-Gzoals KX, echter zonder toepassing van aluminium (externe onderdelen)<br />

twee<strong>com</strong>ponentenverf met ijzeroxidebestanddeel<br />

Kleur Standaard: AUMA zilvergrijs (gelijkwaardig aan RAL 7037)<br />

Optie: andere kleuren zijn na overleg met de fabriek mogelijk<br />

Omgevingstemperatuur Standaard: SA: –25 °C tot +70 °C<br />

SAR: –25 °C tot +60 °C<br />

Opties: –40 °C tot +60 °C, laagtemperatuur uitvoering<br />

–50 °C tot +60 °C, extreem lage-temperatuur-uitvoering incl. verwarmingssysteem<br />

–60 °C tot +60 °C, extreem lage-temperatuur-uitvoering incl. verwarmingssysteem<br />

Trillingsweerstand volgens de<br />

IEC 60 068-2-6-standaard<br />

1 g, voor 10 tot 200 Hz<br />

Bestand tegen trillingen en vibraties tijdens het in werking stellen resp. bij storingen van de<br />

installatie. Een ongelimiteerde weerstand kan daaruit niet afgeleid worden.<br />

Geldt voor aandrijving met besturingseenheid, niet in <strong>com</strong>binatie met tandwielkasten.<br />

Levensduur SA 07.1 – 10.1: 20 000 bedieningen (OPEN – DICHT – OPEN) met 30 omwentelingen per slag<br />

SA 14.1 – 16.1: 15 000 bedieningen (OPEN – DICHT – OPEN) met 30 omwentelingen per slag<br />

SA 25.1 – 30.1: 10 000 bedieningen (OPEN – DICHT – OPEN) met 30 omwentelingen per slag<br />

SAR 07.1 – 10.1: 5 miljoen bedieningen/schakelbewegingen6)<br />

SAR 14.1 – 16.1: 3,5 miljoen bedieningen/schakelbewegingen 6)<br />

SAR 25.1 – 30.1: 2,5 miljoen bedieningen/schakelbewegingen 6)<br />

Gewicht Multi-turn aandrijving: Zie technische gegevens SA resp. SAR<br />

Besturingseenheid: Ca. 7 kg (met AUMA rondstekkers)<br />

Accessoires<br />

Wandbeugel 7) Bevestiging van de AUMA MATIC los van de aandrijving, inclusief stekker. Aansluitkabel op<br />

aanvraag.<br />

Aanbevolen bij hoge omgevingstemperaturen, moeilijke bereikbaarheid of als tijdens het<br />

bedrijf sterke trillingen optreden.<br />

Overig<br />

EG-richtlijnen Elektromagnetische <strong>com</strong>patibiliteit (EMC): (2004/108/EG)<br />

Laagspanningsrichtlijn: (2006/95/EG)<br />

Machinerichtlijn: (98/37/EG)<br />

Referentie-documentatie Productbeschrijving “Elektric multi-turn actuators SA/SAR”<br />

Productbeschrijving “Actuator controls AUMA MATIC”<br />

Informatiebladen SA/SAR “... with integral controls AUMA MATIC”<br />

Technische gegevens AM 01.1/AM 02.1<br />

Technische gegevens SA/SAR<br />

<strong>Elektrische</strong> gegevens SA/SAR<br />

5) Bij asynchrone draaistroommotoren in beschermingsklasse IP 68 adviseren wij dringend de hogere corrosiebescherming KS of KX toe te passen. Bovendien<br />

adviseren wij bij beschermingsklasse IP 68 de dubbel afgedichte aansluitruimte (double sealed) DS toe te passen.<br />

Bij speciale motoren geldt de beschermingsklasse die op het typeplaatje staat.<br />

6) De levensduur bij regel<strong>aandrijvingen</strong> is afhankelijk van de belasting en van de schakelfrequentie. Een hoge schakelfrequentie resulteert uitsluitend in uitzonderlijke<br />

gevallen in een betere regeling. Teneinde een zo lang mogelijke onderhouds- en storingsvrije bedrijfsperiode te bereiken, dient de schakelfrequentie slechts zo<br />

hoog als voor het proces vereist te worden gekozen.<br />

7) Kabellengte tussen aandrijving en AUMA MATIC max. 100 m. Niet geschikt voor de uitvoering met potentiometer in de aandrijving. In plaats van de potentiometer<br />

dient een RWG in de aandrijving te worden gebruikt.<br />

8


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

4. Aanvullende informatie bij de legenda van het schakelschema<br />

Informatie A:<br />

Bij ingebouwde signaalgever (S5) is een indicatie ‘aandrijving in bedrijf’ mogelijk<br />

(contacten openen en sluiten).<br />

Richting DICHT: aansluitingen X K 6-X K 7<br />

Richting OPEN: aansluitingen X K 6-X K 8<br />

In de eindstand blijven de contacten gesloten.<br />

Indien de aandrijving wordt aangestuurd met een extern PLC-systeem, kan<br />

het knippersignaal via DIP-schakelaars (tabel 4, bladzijde 33) worden<br />

uitgeschakeld.<br />

Informatie B:<br />

De wijze van afschakelen in de eindstanden wordt door de fabrikant van de<br />

afsluiter voorgeschreven. De instelling wordt gerealiseerd met behulp van de<br />

programmeerschakelaars S1-2 en S3-2 (zie bladzijde 33). Indien de draaimomentschakelaar<br />

vóór het bereiken van de eindstand wordt aangesproken,<br />

wordt de aandrijving afgeschakeld en een storingsmelding gegenereerd.<br />

Bij het draaimomentafhankelijk uitschakelen dienen de wegschakelaars voor<br />

het signaleren. De wegschakelaars dienen zo te worden ingesteld, dat de desbetreffende<br />

schakelaar kort voor het bereiken van de eindstand wordt aangesproken.<br />

Indien de draaimomentschakelaar voor de wegschakelaar aangesproken<br />

wordt, wordt de aandrijving afgeschakeld en een storingsmelding<br />

gegenereerd.<br />

Voor meer programmeermogelijkheden, bijv. afstandsbediening met overneemcontacten,<br />

zie tabel 4, bladzijde 33.<br />

Informatie D:<br />

De hieronder vermelde storingen worden geregistreerd en kunnen als een<br />

potentiaalvrije verzamelstoringsmelding aan de controlekamer worden<br />

doorgegeven:<br />

- Stroomuitval<br />

- Fasenuitval<br />

- Motorbescherming is aangesproken<br />

- Draaimomentschakelaar aangesproken vóór het bereiken van de eindstand<br />

Deze storingsmelding kan op de logica-printplaat worden uitgeschakeld, zie<br />

tabel 4, bladzijde 33.<br />

Informatie E:<br />

Ingangssignalen conform DIN 19 240.<br />

De nominale stroom van de ingangen X K 2; X K 3enX K 4 is 10 – 15 mA. Indien<br />

de interne spanning 24 V DC voor de aansturing op afstand wordt gebruikt,<br />

mag alleen via potentiaalvrije contacten worden geschakeld.<br />

Informatie F:<br />

Bij een verkeerde fasenvolgorde wordt het draaiveld automatisch aangepast<br />

door de fasen om te keren. Bij fasenuitval stopt de multi-turn aandrijving. De<br />

storing wordt via LED V14 op de interface-printplaat weergegeven (zie bladzijde<br />

32). Voor storingsmeldingen, zie informatie D.<br />

Informatie G:<br />

Voor meldingen zijn potentiaalvrije contacten beschikbaar. De interne voedingsspanning<br />

(X K 11/+24 V resp. X K 5 /–24V) mag niet worden gebruikt voor<br />

externe lampen, relais enz.<br />

9


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

5. Transport, opslag en verpakking<br />

5.1 Transport<br />

.Transporteer het materiaal in stevige verpakking naar de plaats van bestemming.<br />

.Hefwerktuig niet aan het handwiel bevestigen.<br />

.Bevestig hijs- of hefmateriaal nimmer aan het handwiel van de aandrijving.<br />

Bevestig, als de aandrijving op de afsluiter gemonteerd is, het hijs- of hefmateriaal<br />

aan de afsluiter en niet aan de aandrijving.<br />

Montage handwiel:<br />

Voor transportdoeleinden worden handwielen vanaf een diameter van 400 mm<br />

los meegeleverd.<br />

Vóór montage van het handwiel handmatige bediening inschakelen!<br />

Is de handmatige bediening niet gekoppeld dan kan dit<br />

tot beschadiging van het omschakelmechanisme leiden.<br />

.Handmatige bediening inschakelen (afbeelding 2):<br />

Rode omschakelhefboom met de hand zwenken, daarbij eventueel de<br />

schacht een beetje naar links- en rechts bewegen, tot de handmatige bediening<br />

gekoppeld is. De handmatige bediening is correct gekoppeld als de<br />

omschakelhefboom ca. 85° overgehaald kan worden.<br />

Voor de bediening van de omschakelhefboom is handkracht<br />

voldoende. Een hefboomverlenging is niet nodig. Teveel<br />

krachtoverbrenging kan tot beschadiging van het omschakelmechanisme<br />

leiden.<br />

.Het handwiel over de rode omschakelhefboom op de as plaatsen (afbeelding 3).<br />

.Handwiel met circlip borgen.<br />

5.2 Opslag .Materiaal opslaan in een goed geventileerde en droge ruimte.<br />

.Materiaal beschermen tegen vocht uit de bodem door het in stellingen<br />

of op houten pallets op te slaan.<br />

.Materiaal afdekken ter bescherming tegen stof en vuil.<br />

.Ongespoten delen met een geschikt anti-roestmiddel beschermen tegen<br />

corrosie.<br />

Als <strong>aandrijvingen</strong> gedurende een langere periode (meer dan 6 maanden)<br />

opgeslagen worden, dienen de hieronder vermelde punten eveneens in acht<br />

te worden genomen:<br />

.Vóór opslag: bescherm ongespoten delen, in het bijzonder die van de koppelbussen<br />

en montageflenzen, tegen roest met behulp van een langdurig<br />

werkend anti-roestmiddel.<br />

.Materiaal iedere zes maanden op roestvorming controleren. Breng wederom<br />

anti-roestmiddel aan, indien de eerste tekenen van corrosie zichtbaar zijn.<br />

Na de montage van de aandrijving direct elektrisch aansluiten<br />

zodat de verwarming de vorming van condenswater verhinderen<br />

kan.<br />

5.3 Verpakking<br />

10<br />

Afb. 2 Afb. 3<br />

85°<br />

Onze producten worden voor het transport af fabriek door speciale verpakkingen<br />

beschermd. Deze bestaan uit milieuvriendelijke, gemakkelijk te scheiden<br />

materialen en zijn geschikt voor recycling.<br />

Onze verpakkingsmaterialen zijn hout, karton, papier en PE-folie. Wij adviseren<br />

u recycling- en inzamelcentra te benaderen voor het afvoeren van het verpakkingsmateriaal.


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

6. Montage op afsluiter/tandwielkast<br />

.Voor de montage de aandrijving op beschadigingen controleren.<br />

Beschadigde onderdelen dienen door originele<br />

onderdelen te worden vervangen.<br />

.Eventueel aanwezige lakbeschadigingen na de montage op<br />

de afsluiter/tandwielkast herstellen.<br />

De aandrijving wordt af fabriek in de stand DICHT (wegschakelaar DICHT is<br />

bediend) uitgeleverd.<br />

.Controleren, of de opbouwflens op de afsluiter/tandwielkast past.<br />

Centrering van de flenzen als spelingvrije passing uitvoeren!<br />

De aandrijfvormen B1, B2, B3 of B4 (afbeelding 4) worden met boring en spiebaan<br />

(in het algemeen volgens de EN ISO 5210) geleverd.<br />

Afb. 4<br />

Aandrijfvorm B1/B2<br />

steekbus<br />

Aandrijfvorm B3/B4<br />

boring met spiebaan<br />

Bij aandrijfvorm A (afbeelding 5) moet de binnenschoefdraad van de draadbus<br />

met de schroefdraad van de afsluiterspindel overeenkomen. Indien de draadbus<br />

niet uitdrukkelijk met een schroefdraad is besteld, wordt deze ongeboord<br />

resp. voorgeboord geleverd. Draadbus geheel op maat bewerken: zie volgende<br />

bladzijde.<br />

.Controleren of de boring en spiebaan met de ingaande as van de afsluiter/tandwielkast<br />

overeenkomt.<br />

.Ontvet zorgvuldig het montage-oppervlak van de aandrijving en afsluiter/<br />

tandwielkast.<br />

.Ingaande as van de afsluiter/tandwielkast licht invetten.<br />

.Aandrijving op de afsluiter/tandwielkast plaatsen en bevestigen. De bouten<br />

(tenminste kwaliteit 8.8, zie tabel 1) gelijkmatig en kruisgewijs aantrekken.<br />

Tabel 1: Aantrekmomenten voor bouten<br />

Sterkteklasse 8.8 TA (Nm)<br />

M8 25<br />

M10 50<br />

M12 87<br />

M16 220<br />

M20 420<br />

11


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

12<br />

Op maat bewerken van de draadbus (aandrijfvorm A):<br />

Afb. 5<br />

80.3<br />

80.01/80.02<br />

80.2<br />

Aandrijfvorm A<br />

draadbus<br />

Aandrijfflens hoeft niet van de aandrijving gedemonteerd te worden.<br />

.Centreerring (80.2, afbeelding 5) uit opbouwflens uitdraaien.<br />

.De draadbus (80.3) samen met de axiaalnaaldkrans (80.01) en de axiaallagerschijven<br />

(80.02) verwijderen.<br />

.Axiaalnaaldkrans en axiaallagerschijven van de draadbus verwijderen.<br />

.De draadbus boren, uitdraaien en de schroefdraad snijden.<br />

Attentie: boring moet exact centrisch en verticaal zijn!<br />

.Op maat bewerkte draadbus schoonmaken.<br />

.Axiaalnaaldkrans en axiaallagerringen met lithiumzeep EP-multivet smeren<br />

en op de draadbus plaatsen.<br />

.De draadbus met axiaallagers weer in de opbouwflens plaatsen. Let op dat<br />

de klauwen correct in de uitsparingen van de holle as grijpen.<br />

.Centreerring indraaien en tot aan de aanslag vastdraaien.<br />

.Met de vetspuit lithiumzeep EP-multivet op mineraaloliebasis, hoeveelheden<br />

volgens tabel, via de smeernippel indrukken:<br />

Tabel 2: Hoeveelheden vet voor aandrijfvorm A<br />

Aandrijfvorm A 07.2 A 10.2 A 14.2 A 16.2 A 25.2 A 30.2 A 35.2 A 40.2 A 48.2<br />

Hoeveelheid 1) 1,5 g 2 g 3 g 5 g 10 g 14 g 20 g 25 g 30 g<br />

1) voor vet met een dichtheid (s.g.) ρ = 0,9 kg/dm³<br />

Beschermbuis voor stijgende afsluiterspindel<br />

.Schroefdraad met hennep, teflontape of schroefdraadpakking afdichten.<br />

.Beschermbuis (1) in schroefdraad indraaien (afbeelding 6) en vasttrekken.<br />

.Dichtring (2) tot aan de behuizing naar beneden schuiven.<br />

.Controleer of de beschermkap voor de beschermbuis (3) aanwezig en onbeschadigd<br />

is.<br />

Afb. 6: Beschermbuis voor stijgende afsluiterspindel<br />

3<br />

1<br />

2


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

7. Montageposities van de lokale lokale bediening<br />

De montagepositie voor de lokale bediening wordt conform de bestelling uitgevoerd.<br />

Indien blijkt dat na het monteren op de afsluiter resp. de tandwielkast de<br />

lokale bediening ongunstig gepositioneerd is, kan deze positie ook achteraf<br />

eenvoudig gewijzigd worden.<br />

Er zijn vier montageposities mogelijk:<br />

Afb. 7: Montagepositie A<br />

Aandrijving<br />

Afb. 9: Montagepositie C<br />

Aandrijving<br />

Montagepositie wijzigen<br />

Afb. 8: Montagepositie B<br />

Aandrijving<br />

Afb. 10: Montagepositie D<br />

Aandrijving<br />

.Vóór het openen de aandrijving spanningsvrij schakelen.<br />

.Lokale bediening maximaal 180° draaien!<br />

.Let er op dat geen kabels verdraaid of ingeklemd worden.<br />

.4 bouten verwijderen en de lokale bediening losnemen.<br />

.De lokale bediening in één van de vier posities draaien en weer terugplaatsen.<br />

.Pasvlakken van het deksel en de behuizing schoonmaken.<br />

.Controleren of de O-ring zich in goede staat bevindt.<br />

.Deksel op de schakelruimte plaatsen en de bouten gelijkmatig kruisgewijs<br />

aantrekken.<br />

13


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

8. <strong>Elektrische</strong> aansluiting<br />

14<br />

Alleen elektrotechnici of voor dergelijke werkzaamheden<br />

opgeleide personen (op aanwijzing en onder toezicht van een<br />

elektrotechnicus) mogen aan elektrische installaties of apparatuur<br />

werken. Uiteraard dienen de op het gebied van de elektrotechniek<br />

van toepassing zijnde voorschriften te worden opgevolgd.<br />

Schakelschema<br />

Het bijbehorende schakelschema wordt bij de uitlevering samen met deze<br />

bedieningsinstructies in een weersbestendige tas aan het handwiel van de<br />

aandrijving bevestigd. Indien het schakelschema niet meer beschikbaar is, kan<br />

het onder vermelding van het <strong>com</strong>missienummer (zie typeplaatje) worden<br />

opgevraagd of direct van het internet (www.auma.<strong>com</strong>) worden gedownload.<br />

Beveiliging extern<br />

Voor de kortsluitbeveiliging en het vrijschakelen van de aandrijving zijn, door<br />

de klant te verzorgen, zekeringen en lastscheiders noodzakelijk.<br />

De stroomwaarden voor de bepaling van de groottes worden bepaald door de<br />

som van het stroomverbruik van de motor plus het stroomverbruik van de<br />

besturingseenheid.<br />

Stroomverbruik motor:<br />

zie het typeplaatje op de motor (nominale stroom).<br />

Stroomverbruik besturing in relatie tot de voedingsspanning:<br />

100 tot 120 V AC = max. 650 mA<br />

208 tot 240 V AC = max. 325 mA<br />

380 tot 500 V AC = max. 190 mA<br />

De maximaal toelaatbare zekering bij besturingen met een nominaal vermogen<br />

van 1,5 kW bedraagt 16 A (gL/gG) en bij besturingen met een nominaal<br />

vermogen van 7,5 kW 32 A (gL/gG).<br />

Houd rekening met de elektromagnetische <strong>com</strong>patibiliteit bij het plaatsen<br />

van de kabels<br />

Signaal- en buskabels zijn storingsgevoelig.<br />

Motorkabels kunnen storingen veroorzaken.<br />

.Storingsgevoelige en storing veroorzakende kabels op een zo groot mogelijke<br />

afstand van elkaar leggen.<br />

.De resistentie tegen storingsinvloeden van signaal- en buskabels is hoger<br />

als de kabels dichtbij het massapotentiaal gelegd worden.<br />

.Lange kabels zo mogelijk vermijden, of er op letten dat zij in zones gelegd<br />

worden waar storingsbronnen weinig invloed hebben.<br />

.Het over lange afstanden parallel leggen van storingsgevoelige en storing<br />

veroorzakende kabels vermijden.<br />

.Bij het aansluiten van standaanwijzing op afstand (potentiometer, RWG)<br />

moeten afgeschermde kabels gebruikt worden.<br />

Verwarmingselement<br />

In de besturingseenheid van de aandrijving is standaard een verwarmingselement<br />

ingebouwd om condens in de aandrijving te voorkomen. Tenzij iets<br />

anders aangegeven is in de order, wordt de voedingsspanning van het verwarmingselement<br />

intern verzorgd. Bij een externe voeding (optie) moet deze altijd<br />

aangesloten worden.<br />

Sommige <strong>aandrijvingen</strong> beschikken als extra over een motorverwarming.<br />

Deze verwarming wordt altijd van een externe voeding voorzien en moet,<br />

volgens het schakelschema, aangesloten worden.


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

Besturingseenheid op wandbeugel (accessoire)<br />

Bij uitvoering met wandbeugel in acht nemen:<br />

Afb. 11: AUMA MATIC op wandbeugel<br />

Aansluitkabels<br />

voor de aandrijving<br />

.Uitvoeringen met een potentiometer in de aandrijving zijn niet geschikt. In<br />

plaats van een potentiometer dient een RWG in de aandrijving te worden<br />

gebruikt.<br />

.De toelaatbare kabellengte tussen aandrijving en AUMA MATIC is max.<br />

100 m.<br />

.Voor de verbinding tussen aandrijving en AUMA MATIC op de wandbeugel<br />

zijn geprefabriceerde aansluitkabels op aanvraag bij AUMA te verkrijgen.<br />

Indien geen geprefabriceerde kabels gebruikt worden dient tevens het<br />

onderstaande in acht genomen te worden:<br />

.Geschikte, flexibele en afgeschermde aansluitkabels gebruiken.<br />

.Aansluitkabels in de juiste fasenvolgorde aansluiten.<br />

Voor het inschakelen draairichting controleren (zie bladzijde 25).<br />

Achteraf monteren van de besturingseenheid op de aandrijving<br />

Bij verschillende <strong>com</strong>missienummers van de aandrijving en de besturingseenheid<br />

(zie typeplaatjes) moeten aansluitschema en -omschrijving (KMS...)bij<br />

de beide toestellen overeenkomen.<br />

15


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

8.1 Aansluiting met AUMA ronde stekkers (S, SH, SE)<br />

Afb. 12: Uitvoering S (standard) Afb. 13: Uitvoering SH Afb. 14: Uitvoering SE<br />

16<br />

Vóór aansluiting op het net:<br />

Controleren of de stroomsoort, de voedingsspanning en de frequentie met de<br />

motorgegevens (zie typeplaatje op de motor) overeenkomen:<br />

VD00 63-4/45<br />

Art-No: Z006.413<br />

3~400V 60Hz<br />

0.09 kW<br />

Y 0.60 A<br />

Aansluitruimte openen<br />

.Bouten (1) losdraaien en deksel verwijderen (afbeelding 15).<br />

.Bouten (2) verwijderen en rondstekker uit het deksel nemen.<br />

.Kabelwartels geschikt voor de aan te sluiten kabels plaatsen (de op het typeplaatje<br />

vermelde beschermingsklasse is alleen gegarandeerd indien<br />

geschikte kabelwartels worden toegepast).<br />

IP67<br />

Therm protected: Th<br />

Insulation class: F<br />

Stroomsoort/netspanning/frequentie<br />

.Niet benodigde kabelingangen met geschikte blindpluggen afsluiten.<br />

Afb. 15: Aansluitruimte openen<br />

Deksel<br />

(1)<br />

(2)<br />

beschermingsklasse<br />

Rondstekker<br />

Kabelwartel en blindstop in<br />

beschermingsklasse volgens<br />

typeplaatje


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

Kabels aansluiten<br />

.Kabels volgens het schakelschema (conform opdracht) aansluiten.<br />

Toe te passen kabeldiameters:<br />

- vermogensklemmen (U1, V1, W1, U2, V2, W2) en<br />

aardleiding (symbool: )<br />

max. 6 mm² flexibel, max. 10 mm² massief<br />

- stuurcontacten (1 tot 50) = max. 2,5 mm²<br />

.Bij flexibele kabels adereind-krimphulzen volgens DIN 46228 gebruiken.<br />

.Alle aardleidingen moeten met ringtongen (flexibele kabels), of ogen (massieve<br />

kabels) op de aardleiding-aansluiting (symbool: ) vastgeschroefd<br />

worden (afbeelding 16).<br />

Steeds na het losnemen van de aardleiding-aansluiting moet<br />

gecontroleerd worden dat de aardleidingen weer vast aangesloten<br />

zijn.<br />

Afb. 16: Aardleiding-aansluiting17<br />

Bout<br />

Sluitring<br />

Spanring<br />

Aardleiding met ringtongen/ogen<br />

Aardleiding-aansluiting<br />

Rondstekker<br />

Aansluitruimte sluiten<br />

.Rondstekker in het deksel plaatsen en met boutjes (2) vastdraaien<br />

(afbeelding 15).<br />

.Pasvlakken van het deksel en de behuizing schoonmaken.<br />

.Controleren of de O-ring zich in een goede staat bevindt.<br />

.Pasvlakken met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten.<br />

.Deksel plaatsen en boutjes (1) gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien.<br />

.Kabelwartels met het voorgeschreven draaimoment vastdraaien, zodat de<br />

desbetreffende beschermingsklasse gewaarborgd is.<br />

Parkeerstekker, beschermdeksel (accessoire)<br />

Ter voorkoming van het aanraken van blootliggende contacten en ter bescherming<br />

tegen omgevingsinvloeden is een speciale parkeerstekker (afbeelding 17)<br />

verkrijgbaar.<br />

De geopende aansluitruimte kan met een beschermdeksel (geen afbeelding)<br />

afgesloten worden.<br />

Afb. 17: Parkeerstekker (accessoire)16<br />

Parkeerstekker<br />

17


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

9. Handmatige bediening<br />

18<br />

De zwenkaandrijving kan handmatig worden bediend bij instelling en inbedrijfstelling,<br />

in geval van het uitvallen van de motor en bij stroomuitval.<br />

Via een ingebouwd omschakelmechanisme wordt de handmatige bediening<br />

gekoppeld.<br />

Handmatige bediening inschakelen:<br />

.omschakelhefboom in het midden van het handwiel tot ca. 85° draaien, daarbij<br />

het handwiel een beetje naar links- en rechts bewegen, tot de handbediening<br />

gekoppeld is (afbeelding 18).<br />

Afb. 18 Afb. 19<br />

Voor de bediening van de omschakelhefboom is handkracht<br />

voldoende. Een hefboomverlenging is niet nodig. Teveel<br />

krachtoverbrenging kan tot beschadiging van het omschakelmechanisme<br />

leiden.<br />

.Omschakelhefboom loslaten (keert door veerdruk weer naar de uitgangspositie<br />

terug, afbeelding 19), eventueel met de hand meebewegen.<br />

Het bedienen van de omschakelhefboom tijdens lopende<br />

motor (afbeelding 20) kan tot verhoogde slijtage van het<br />

omschakelmechanisme leiden.<br />

Afb. 20 Afb. 21<br />

.Handwiel in de gewenste richting draaien (afbeelding 21).<br />

Handmatige bediening uitschakelen:<br />

De handmatige bediening wordt automatisch uitgekoppeld als de motor ingeschakeld<br />

wordt.<br />

Tijdens motorbedrijf staat het handwiel stil.


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

10. Bedienen en weergaven van de locale bediening<br />

Keuzeschakelaar<br />

<br />

Test<br />

<br />

Test<br />

Afb. 22: Lokale bediening<br />

Drukknoppen Signaallampen<br />

Keuzeschakelaar<br />

0<br />

I I<br />

0<br />

I I<br />

0<br />

I I<br />

0<br />

<br />

0<br />

<br />

<br />

Reset<br />

<br />

Reset<br />

Keuzestand UIT (0):<br />

- geen afstandsbediening mogelijk<br />

- geen plaatselijke bediening mogelijk<br />

- aandrijving kan nog signalen genereren<br />

(voedingsspanning van de besturingseenheid blijft<br />

behouden)<br />

Keuzestand locale bediening (I):<br />

De aandrijving kan ter plaatse met behulp van de drukknoppen<br />

OPEN – STOP – DICHT bediend worden.<br />

Keuzestand afstandsbediening (II):<br />

De aandrijving kan van afstand bijv. via het centraal beheersysteem<br />

gestuurd worden.<br />

Keuzestand test (III):<br />

PTC-tripping device controleren (zie bladzijde 26)<br />

Alleen in <strong>com</strong>binatie met motorbescherming d.m.v.<br />

PTC-weerstanden.<br />

Rode signaallamp (storing) brandt.<br />

Keuzestand reset (III):<br />

Na het in werking treden van de motorbescherming foutmelding<br />

(rode signaallamp) reseten (zie bladzijde 49).<br />

Alleen in <strong>com</strong>binatie met motorbescherming d.m.v.<br />

PTC-weerstanden.<br />

19


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

20<br />

Drukknop<br />

Staat de keuzeschakelaar in stand locale bediening (I) kan met de drukknoppen<br />

OPEN – STOP - DICHT de aandrijving ter plaatse bediend worden.<br />

OPEN: aandrijving verstelt in richting OPEN<br />

STOP: aandrijving stopt<br />

DICHT: aandrijving verstelt in richting DICHT<br />

De stuursignalen OPEN – DICHT kunnen in pulssturing of overneemfunctie<br />

aangestuurd worden.<br />

Tijdens de pulssturing loopt de aandrijving zolang de drukknop ingedrukt blijft.<br />

Bij overneemfunctie loopt de aandrijving na het indrukken van de knop tot in<br />

de desbetreffende eindstand, in zover hij niet tevoren een ander stuursignaal<br />

ontvangt.<br />

Voor de programmering zie bladzijde 33.<br />

Signaallampen<br />

De 3 signaallampen melden de volgende signalen (standaard signalering).<br />

brandt (groen): Aandrijving is in eindstand OPEN<br />

verzamelstoringsmelding (rood)<br />

brandt (geel): Aandrijving is in eindstand DICHT<br />

Verzamelstoringsmelding:<br />

Het komt tot een verzamelstoringsmelding (rode signaallamp) als één van de<br />

onderstaande voorvallen plaatsvindt:<br />

.Draaimomentfout, d.w.z. het ingestelde draaimoment (bladzijde 24) werd<br />

vóór het bereiken van een eindstand overschreden.<br />

.De motorbescherming (bladzijde 49) is aangesproken, d.w.z. de motor is<br />

oververhit.<br />

.Er is een fasenuitval (bij draaistroommotoren) opgetreden.<br />

.Test PTC-tripping device<br />

Signaallampen knipperen:<br />

Indien de aandrijving met een knipperunit uitgerust is kunnen de signaallampen<br />

als ‘indicatie aandrijving in bedrijf’ gebruikt worden.<br />

Is de signaalgever geactiveerd (bladzijde 33) dan knippert tijdens de beweging<br />

de betreffende signaallamp.


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

11. Schakelruimte openen<br />

11.1 Deksel van de schakelruimte verwijderen<br />

11.2 Schijfje mechnische standaanwijzing (optie) lostrekken<br />

Voor de volgende instellingen (tot en met hoofdstuk 18.) dient de schakelruimte<br />

geopend en, indien aanwezig, het schijfje mechanische standaanwijzing<br />

te worden gedemonteerd.<br />

De instellingen gelden uitsluitend voor “rechtsdraaiend sluiten”; d.w.z. dat de<br />

aangedreven as met de wijzers van de klok mee (rechtsom) draait om de<br />

afsluiter te sluiten.<br />

Werkzaamheden aan elektrische installaties of apparatuur<br />

mogen alleen door elektrotechnici of voor dergelijke werkzaamheden<br />

opgeleide personen (op aanwijzing en onder<br />

toezicht van een elektrotechnicus) worden verricht. Uiteraard<br />

dienen de op dit gebied van toepassing zijnde normen in acht<br />

genomen te worden.<br />

.Alle 4 bouten losdraaien en het deksel van de schakelruimte (afbeelding 23<br />

resp. afbeelding 24) verwijderen.<br />

Afb. 23: Deksel met kijkglas Afb. 24: Deksel zonder kijkglas<br />

.Indien aanwezig, het schijfje mechanische standaanwijzing (afbeelding 25)<br />

lostrekken. Eventueel een steeksleutel (ca. sw 14 mm) als hefboom<br />

gebruiken.<br />

Afb. 25: Schijfje mechanische standaanwijzing verwijderen<br />

DSR<br />

WDR<br />

Schijfje mechanische<br />

standaanwijzing<br />

21


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

12. Wegschakelmechanisme instellen<br />

12.1 Eindstand DICHT (zwart veld) instellen<br />

.Het handwiel met de wijzers van de klok mee (rechtsom) draaien, tot de<br />

afsluiter is gesloten.<br />

.Vervolgens ca. ½ slag (naloop) terugdraaien. Bij het proefdraaien de naloop<br />

controleren en indien nodig de instelling van het wegschakelmechanisme<br />

corrigeren.<br />

.Instelspindel A (afbeelding 26) continu ingedrukt houden en met behulp<br />

van een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl draaien; daarbij<br />

op wijzer B letten.<br />

Bij te voelen en te horen ratelen springt de wijzer B steeds 90° verder.<br />

Zodra de wijzer B 90° voor punt C staat, dan alleen nog langzaam verder<br />

draaien. Springt de wijzer B naar het punt C, niet meer verder draaien en de<br />

instelspindel loslaten. Indien per ongeluk te ver gedraaid is (ratelen na het<br />

verder springen van de wijzer), de instelspindel in dezelfde richting verder<br />

draaien en de instellingsprocedure herhalen.<br />

12.2 Eindstand OPEN (wit veld) instellen<br />

.Het handwiel tegen de wijzers van de klok in (linksom) draaien, tot de afsluiter<br />

geopend is.<br />

.Vervolgens ca. ½ slag (naloop) terugdraaien. Bij het proefdraaien de naloop<br />

controleren en indien nodig de instelling van het wegschakelmechanisme<br />

corrigeren.<br />

.Instelspindel D (afbeelding 26) continu ingedrukt houden en met behulp<br />

van een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl draaien; daarbij<br />

op wijzer E letten.<br />

Bij een duidelijk te voelen en te horen ratelen springt de wijzer E steeds 90°<br />

verder.<br />

Zodra de wijzer E 90° voor punt F staat, dan alleen nog langzaam verder<br />

draaien. Springt de wijzer E naar het punt F, niet meer verder draaien en de<br />

instelspindel loslaten. Indien per ongeluk te ver gedraaid is (ratelen na het<br />

verder springen van de wijzer), de instelspindel in dezelfde richting verder<br />

draaien en de instellingsprocedure herhalen.<br />

12.3 Wegschakelaars controleren<br />

22<br />

Afb. 26: Meld- en stuureenheid<br />

T<br />

B<br />

A<br />

C<br />

Met behulp van de rode testknoppen T en P (afbeelding 26) kunnen de wegschakelaars<br />

handmatig worden bediend.<br />

.Het draaien van T in de pijlrichting WSR activeert de wegschakelaar DICHT.<br />

Zolang de schakelaar ingedrukt wordt, brandt de gele signaallamp op de<br />

lokale bediening.<br />

.Het draaien van P in de pijlrichting WÖL activeert de wegschakelaar OPEN.<br />

Zolang de schakelaar ingedrukt wordt, brandt de groene signaallamp op de<br />

lokale bediening.<br />

F<br />

D<br />

E<br />

P


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

13. DUO-wegschakelaars (optie) instellen<br />

Elke gewenste toepassing kan worden ingeschakeld of uitgeschakeld door<br />

middel van twee tussenstandschakelaars.<br />

Gebruik bij het instellen van het schakelpunt (tussenstand)<br />

dezelfde draairichting als later tijdens elektrisch bedrijf.<br />

13.1 Richting DICHT (zwart veld) instellen<br />

.Afsluiter in de gewenste tussenstand brengen.<br />

.Instelspindel G (afbeelding 27) continu ingedrukt houden en met behulp<br />

van een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl draaien; daarbij<br />

op wijzer H letten.<br />

Onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt wijzer H steeds 90°<br />

verder.<br />

Zodra de wijzer H 90° voor punt C staat, uitsluitend langzaam verder<br />

draaien. Springt de wijzer H naar het punt C, niet meer verder draaien en de<br />

instelspindel loslaten. Indien per ongeluk te ver gedraaid is (ratelen na het<br />

verder springen van de wijzer), de instelspindel in dezelfde richting verder<br />

draaien en de instellingsprocedure herhalen.<br />

Afb. 27: Meld- en stuureenheid<br />

T<br />

C<br />

H<br />

13.2 Richting OPEN (wit veld) instellen.Afsluiter in de gewenste tussenstand brengen.<br />

.Instelspindel K (afbeelding 27) continu ingedrukt houden en met behulp<br />

van een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl draaien; daarbij<br />

op wijzer L letten.<br />

Onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt wijzer L steeds 90°<br />

verder.<br />

Zodra de wijzer L 90° voor punt F staat, uitsluitend langzaam verder draaien.<br />

Springt de wijzer L naar het punt F, niet meer verder draaien en de instelspindel<br />

loslaten. Indien per ongeluk te ver gedraaid is (ratelen na het verder<br />

springen van de wijzer), de instelspindel in dezelfde richting verder draaien<br />

en de instellingsprocedure herhalen.<br />

13.3 DUO-wegschakelaars controleren<br />

Met behulp van de rode testknoppen T en P (afbeelding 27) kunnen de<br />

DUO-wegschakelaars handmatig worden bediend.<br />

.Het draaien van T in de pijlrichting DSR activeert de DUO-wegschakelaar DICHT.<br />

Tegelijkertijd wordt de draaimomentschakelaar DICHT bediend.<br />

.Het draaien van P in de pijlrichting DÖL activeert de DUO-wegschakelaar OPEN.<br />

Tegelijkertijd wordt de draaimomentschakelaar OPEN bediend.<br />

.Na het controleren van de schakelaars moet de storingsmelding (rode signaallamp)<br />

opgeheven worden door de aandrijving van de afsluiter in de<br />

tegenovergestelde richting te laten bewegen, daarbij gebruikmakend van<br />

de drukknop OPEN resp. DICHT van de lokale bediening.<br />

G<br />

K<br />

L<br />

F<br />

P<br />

23


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

14. Draaimomentschakelaars instellen<br />

14.1 Instelling<br />

.Het ingestelde draaimoment moet geschikt zijn voor de<br />

afsluiter!<br />

.De instelling mag alleen met toestemming van de afsluiterfabrikant<br />

gewijzigd worden!<br />

.Beide borgschroeven O op het schijfje van het instelmechanisme losdraaien<br />

(afbeelding 28).<br />

.Door de schaalschijf P te draaien kan het benodigde draaimoment worden<br />

ingesteld (1 da Nm = 10 Nm).<br />

Voorbeeld:<br />

in afbeelding 28 zijn ingesteld: 3,5 da Nm = 35 Nm voor richting DICHT<br />

4,5 da Nm = 45 Nm voor richting OPEN<br />

.Borgschroeven O weer aantrekken.<br />

.De draaimoment schakelaars kunnen ook bij handmatige<br />

bediening bediend worden.<br />

.Het draaimomentmechanisme functioneert als een beveiliging<br />

tegen overbelasting over de gehele stelweg, ook bij<br />

wegafhankelijke afschakeling in de eindstanden.<br />

14.2 Draaimomentschakelaars controleren<br />

Met behulp van de rode testknoppen T en P (afbeelding 26) kunnen de draaimomentschakelaars<br />

handmatig worden bediend:<br />

24<br />

Afb. 28: Meetkoppen<br />

Instelling DICHT Instelling OPEN<br />

O O<br />

O<br />

P<br />

.Het draaien van T in de pijlrichting DSR activeert de draaimomentschakelaar<br />

DICHT.<br />

De rode signaallamp (storing) op de lokale bediening brandt.<br />

.Het draaien van P in de pijlrichting DÖL activeert de draaimomentschakelaar<br />

OPEN.<br />

De rode signaallamp (storing) op de lokale bediening brandt.<br />

.Indien in de aandrijving een DUO-wegschakelmechanisme (optie) is gemonteerd,<br />

worden tegelijkertijd de tussenstandschakelaars bediend.<br />

.Na het controleren van de schakelaars moet de storingsmelding (rode signaallamp)<br />

opgeheven worden door de aandrijving van de afsluiter in de<br />

tegenovergestelde richting te laten bewegen, daarbij gebruikmakend van<br />

de drukknop OPEN resp. DICHT van de lokale bediening.


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

15. Proefdraaien<br />

15.1 Draairichting controleren<br />

.Indien aanwezig, schijfje mechanische standaanwijzing op de as plaatsen.<br />

De draairichting van het schijfje (afbeelding 29) geeft de draairichting van de<br />

aandrijving aan.<br />

.Is geen draairichting-schijf aanwezig, kan de draairichting ook aan de holle as<br />

bekeken worden. Daartoe beschermdop (Nr. 27) uitdraaien (afbeelding 30).<br />

Afb. 29: Schijfje mechanische<br />

standaanwijzing<br />

DICHT OPEN<br />

.Aandrijving handmatig in de tussenstand resp. naar een positie met voldoende<br />

afstand ten opzichte van de eindstand brengen.<br />

.Keuzeschakelaar in de stand lokale bediening (I) plaatsen (afbeelding 31).<br />

Afb. 31: Keuzeschakelaar PLAATSELIJK<br />

Afb. 30: Holle as openen<br />

.Voedingsspanning inschakelen.<br />

.Drukknop DICHT (afbeelding 32) indrukken en draairichting bekijken:<br />

als het schijfje van de mechanische standaanwijzing tegen de wijzers van de<br />

klok in draait, is de draairichting correct.<br />

Afb. 32: Drukknop DICHT Afb. 33: Drukknop STOP<br />

Bij verkeerde draairichting direct uitschakelen.<br />

Vervolgens fasenvolgorde in de aansluitkabel van de wandbeugel<br />

naar de aandrijving corrigeren en test herhalen.<br />

27<br />

S1/S2<br />

25


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

15.2 Instelling van het wegschakelmechanisme controleren<br />

.Keuzeschakelaar in de stand UIT (0) zetten (afbeelding 34).<br />

In de stand UIT blijft de voedingsspanning van de besturingseenheid<br />

behouden.<br />

.Aandrijving handmatig in de beide eindstanden van de afsluiter brengen.<br />

.Controleren of het wegschakelmechanisme voor beide eindstanden juist<br />

ingesteld is. Hierbij erop letten dat elk van de schakelaars in de desbetreffende<br />

eindstand wordt bediend en na het omkeren van de draairichting weer<br />

wordt vrijgegeven. Indien dit niet het geval is, dient het wegschakelmechanisme<br />

opnieuw te worden ingesteld.<br />

Indien het wegschakelmechanisme goed ingesteld is:<br />

.Keuzeschakelaar in de stand lokale bediening (I) zetten (afbeelding 31).<br />

.Test via lokale bediening door middel van drukknoppen OPEN - STOP -<br />

DICHT verrichten.<br />

15.3 Wijze van afschakelen controleren<br />

De afsluiterfabrikant bepaalt of de afschakeling in de eindstanden weg- of<br />

draaimomentafhankelijk dient te geschieden.<br />

.Voor de controle van de instelling zie bladzijde 33, hoofdstuk 20.2.<br />

15.4 PTC-tripping device (optie) controleren<br />

.Keuzeschakelaar in de stand TEST draaien (afbeelding 35).<br />

Bij correct functioneren wordt het aanspreken van de motorbescherming via<br />

de verzamelstoringsmelding (zie schakelschema) en via de signaallamp<br />

‘storing’ op de locale bediening gesignaleerd.<br />

26<br />

Afb. 34: Keuzeschakelaar UIT<br />

Afb. 35: Keuzeschakelaar TEST<br />

.Keuzeschakelaar in de stand RESET draaien (afbeelding 36):<br />

Bij correct functioneren wordt de storingsmelding gereset.<br />

Afb. 36: Keuzeschakelaar RESET<br />

Wordt in de keuzeschakelaarstand TEST geen storing in werking gezet dient<br />

de bekabeling en de keuzeschakelaar door AUMA service gecontroleerd te<br />

worden.<br />

Indien geen verdere opties (hoofdstuk 16. tot 18.) zijn in te stellen:<br />

.schakelruimte sluiten (zie bladzijde 31, hoofdstuk 19.).


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

16. Potentiometer (optie) instellen<br />

— Voor terugmelding op afstand —<br />

.Afsluiter in de eindstand DICHT brengen.<br />

.Potentiometer (E2) met de wijzers van de klok mee tot aan de aanslag<br />

draaien.<br />

Eindstand DICHT komt overeen met 0 %; eindstand OPEN met 100 %.<br />

.Potentiometer (E2) weer iets terugdraaien.<br />

Door de onderverdeling van reductoren voor standschakelaars<br />

wordt niet altijd de totale weerstand/slag in aanspraak<br />

genomen. Derhalve dient in een externe mogelijkheid tot<br />

afregelen (instelpotentiometer) te worden voorzien.<br />

.Nauwkeurige afstelling van het 0-punt aan de externe instelpotentiometer<br />

(voor terugmelding op afstand) uitvoeren.<br />

Afb. 37: Meld- en stuureenheid<br />

E2<br />

27


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

17. Elektronische standmelder RWG (optie) instellen<br />

28<br />

— Voor terugmelding op afstand of externe regeling —<br />

Na de montage van de aandrijving op de afsluiter de instelling (zie hoofdstuk<br />

17.1 resp. 17.2) controleren en eventueel corrigeren.<br />

Tabel 3: Technische gegevens RWG 4020<br />

Aansluitschema’s KMSTP__4/___ KMSTP_4_/___<br />

KMSTP_5_/___<br />

3-/4-draadssysteem 2-draadssysteem<br />

Uitgangssignaal Ia 0–20mA,4–20mA 4–20mA<br />

Voedingsspanning<br />

Uv 24 V DC, ±15 %<br />

gestabiliseerd<br />

14VDC+(IxRB), max. 30 V<br />

Max.<br />

I 24 mA bij 20 mA<br />

20 mA<br />

stroomopname<br />

uitgangssignaal<br />

Max.<br />

weerstandsbelasting<br />

RB 600 (Uv - 14 V)/20 mA<br />

De RWG-printplaat (afbeelding 38) bevindt zich onder de afdekplaat<br />

(afbeelding 39).<br />

Afb. 38: RWG-printplaat<br />

S1


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

17.1 2-draadssysteem4–20mAen3-/4-draadssysteem0–20mAinstellen<br />

.Elektronische standmelder van spanning voorzien.<br />

.Afsluiter in de eindstand DICHT brengen.<br />

.Meetinstrument voor0–20mAopdemeetpunten aansluiten (afbeelding 39).<br />

Het stroomcircuit (externe last) moet aangesloten zijn (let op<br />

de max. weerstand RB), of de desbetreffende polen op de<br />

klemmen (zie aansluitschema) dienen aangesloten te zijn,<br />

aangezien anders geen waarde kan worden gemeten.<br />

.Potentiometer (E2) met de wijzers van de klok mee tot aan de aanslag<br />

draaien.<br />

.Potentiometer (E2) weer iets terugdraaien.<br />

Afb. 39<br />

Meetpunt (+)<br />

0/4–20mA<br />

“0” (0/4 mA) “max.” (20 mA)<br />

Afdekplaat E2<br />

Meetpunt (–)<br />

0/4–20mA<br />

.Potentiometer “0” naar rechts draaien tot de waarde van de uitgaande<br />

stroom stijgt.<br />

.Potentiometer “0” terugdraaien tot de volgende waarde bereikt is:<br />

bij een 3-/4-draadssysteem: ca. 0,1 mA<br />

bij een 2-draadssysteem: ca. 4,1 mA<br />

Hierdoor is gewaarborgd dat het elektrische 0-punt op de juiste wijze wordt<br />

afgeregeld.<br />

.Afsluiter in de eindstand OPEN brengen.<br />

.Met de potentiometer “max.” op de eindwaarde 20 mA instellen.<br />

.De afsluiter opnieuw in de eindstand DICHT brengen en de minimale<br />

waarde (0,1 mA of 4,1 mA) controleren. Indien nodig een correctie uitvoeren.<br />

Als de maximale waarde niet wordt bereikt, moet nagegaan<br />

worden of het juiste tandwielkastje gekozen is.<br />

29


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

17.2 3-/4-draadssysteem4–20mAinstellen<br />

30<br />

.Elektronische standmelder van spanning voorzien.<br />

.Afsluiter in de eindstand DICHT brengen.<br />

.Meetinstrument voor0–20mAopdemeetpunten aansluiten (afbeelding 40).<br />

Het stroomcircuit (externe last) moet aangesloten zijn (let op<br />

de max. weerstand RB), of de desbetreffende polen op de<br />

klemmen (zie aansluitschema) dienen aangesloten te zijn,<br />

aangezien anders geen waarde kan worden gemeten.<br />

.Potentiometer (E2) met de wijzers van de klok mee tot aan de aanslag<br />

draaien.<br />

.Potentiometer (E2) weer iets terugdraaien<br />

Afb. 40<br />

Meetpunt (+)<br />

0/4–20mA<br />

“0” (0/4 mA) “max.” (20 mA)<br />

Afdekplaat E2<br />

Meetpunt (–)<br />

0/4–20mA<br />

.Potentiometer “0” naar rechts draaien tot de waarde van de uitgaande<br />

stroom stijgt.<br />

.Potentiometer “0” terugdraaien tot een reststroom van ca. 0,1 mA is bereikt.<br />

.Afsluiter in de eindstand OPEN brengen.<br />

.Potentiometer “max.” op de eindwaarde 16 mA instellen.<br />

.Afsluiter in de eindstand DICHT brengen.<br />

.Potentiometer “0” van 0,1 mA op een beginwaarde van 4 mA instellen.<br />

Hiermee verschuift tegelijkertijd de eindwaarde met 4 mA, zodat nu het<br />

bereik van4–20mAwordt gemeten.<br />

.De afsluiter opnieuw in beide eindstanden brengen en de instelling controleren.<br />

Indien nodig een correctie uitvoeren.<br />

Als de maximale waarde niet wordt bereikt, moet nagegaan<br />

worden of het juiste tandwielkastje gekozen is.


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

18. Mechanische standaanwijzing (optie) instellen<br />

19. Schakelruimte sluiten<br />

.Schijfje mechanische standaanwijzing op de as plaatsen.<br />

.Afsluiter in de eindstand DICHT brengen.<br />

.Onderste schijfje van de mechanische standaanwijzing verdraaien (afbeelding<br />

41), tot het symbool DICHT met de pijl op het deksel (afbeelding<br />

42) op één lijn staat.<br />

.Aandrijving in de eindstand OPEN brengen.<br />

.Onderste schijfje van de mechanische standaanwijzing DICHT vasthouden<br />

en de bovenste schijf met het symbool OPEN verdraaien, tot deze met<br />

de pijl op het deksel op één lijn staat.<br />

Afb. 41<br />

Schijfje mechanische standaanwijzing<br />

Afb. 42<br />

Het schijfje draait zich, tijdens het bewegen over de verstelweg van OPEN<br />

naar DICHT of omgekeert, om ca. 180° tot 230°. Voor dit doel is af fabriek een<br />

geschikte reductor ingebouwd.<br />

Als nadien de toerentallen/slag van de aandrijving worden gewijzigd, dient<br />

eventueel de reductor vervangen te worden.<br />

.Pasvlakken van het deksel en de behuizing schoonmaken.<br />

.Controleren of de O-ring zich in goede staat bevindt.<br />

.Pasvlakken met zuurvrij vet licht invetten.<br />

.Deksel op de schakelruimte plaatsen en de bouten gelijkmatig kruisgewijs<br />

aantrekken.<br />

Pijl<br />

Multi-turn aandrijving op lakbeschadigingen controleren.<br />

Indien door montagewerkzaamheden lakbeschadigingen zijn<br />

ontstaan, dienen de beschadigde plekken zorgvuldig bijgewerkt<br />

te worden om corrosievorming te voorkomen.<br />

31


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

20. Besturingseenheid AUMA MATIC<br />

20.1 Functies van de diagnose-LED’s op interface-printplaat (standaarduitvoering)<br />

32<br />

Afb. 43: Plaats van de printplaten in de besturingseenheid<br />

Pulsgever-printplaat<br />

(optie)<br />

Logica-printplaat<br />

Deksel<br />

Afdekplaat interfaceprintplaat<br />

Printplaat positioner<br />

(optie)<br />

V14 brandt: Fasenuitval en/of motorbescherming aangesproken.<br />

In <strong>com</strong>binatie met motorbescherming d.m.v. PTCweerstanden<br />

(optie):<br />

reset door keuzeschakelaar stand III op lokale bediening<br />

V15 brandt: Draaimomentstoring: momentschakelaar aangesproken voor<br />

bereiken eindstand<br />

De LED’s STOP, DICHT, OPEN geven de beschikbare stuursignalen (ingangssignalen)<br />

weer (alleen van toepassing als de keuzeschakelaar in de stand<br />

REMOTE (AFSTAND) staat).<br />

Afb. 44: Afdekplaat boven interface-printplaat


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

20.2 Programmering logica-printplaat<br />

Afb. 45: Logica-printplaat A2<br />

S2-2<br />

De wijze van afschakelen, weg- of draaimomentafhankelijk (schakelaar S1-2<br />

en schakelaar S3-2, afbeelding 45), moet door de fabrikant van de afsluiter<br />

worden voorgeschreven.<br />

S3-2<br />

S1-2<br />

Stand 1:<br />

wegafhankelijke<br />

afschakeling<br />

in eindstand OPEN<br />

Stand 2:<br />

draaimomentafhankelijke<br />

afschakeling<br />

in eindstand OPEN<br />

Stand 1:<br />

wegafhankelijke<br />

afschakeling<br />

in eindstand DICHT<br />

Stand 2:<br />

draaimomentafhankelijke<br />

afschakeling<br />

in eindstand DICHT<br />

.Gewenste programmering conform tabel 4 op schakelaar S2-2 instellen.<br />

Tabel 4<br />

Printschakelaar S2-2<br />

(DIP-switch)<br />

Overneemfunctie AFSTAND<br />

Pulssturing AFSTAND<br />

(push-to-run)<br />

Overneemfunctie PLAATSELIJK<br />

Pulssturing PLAATSELIJK<br />

(push-to-run)<br />

Signaalgever (optie)<br />

Draaimomentstoring: draaimomentschakelaar<br />

aangesproken<br />

voor bereiken eindstand<br />

opgenomen in verzamelstoringsmelding<br />

Programmering<br />

(ON = ingedrukt)<br />

Richting DICHT Richting OPEN<br />

geactiveerd gedeactiveerd<br />

inbegrepen niet inbegrepen<br />

33


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

20.3 NOOD - OPEN en NOOD - DICHT signaal (optie)<br />

34<br />

(5e karakter in het schakelschema ... C, D of P)<br />

Als een NOOD-stuursignaal gegeven wordt, brengt de aandrijving de afsluiter<br />

in de aangegeven eindstand (functioneert bij alle drie de standen van de keuzeschakelaar:<br />

LOCAL (plaatselijk), OUT (uit) en REMOTE (afstand)).<br />

.De ingang van klem X K 1 (zie schakelschema) moet via een NC-contact<br />

(gesloten-kring-principe) op +24 V DC worden aangesloten.<br />

.Indien een NOOD - OPEN resp. NOOD - DICHT signaal in het algemeen<br />

niet gewenst is: verwijder de afdekplaat en verbreek de bruggetjes B1 (bij<br />

NOOD - DICHT) en B2 (bij NOOD - OPEN).<br />

Afb. 46: Afdekplaat bij optie NOOD - OPEN resp. NOOD - DICHT<br />

Bruggetjes: B1 (NOOD - DICHT)<br />

B2 (NOOD - OPEN)<br />

B2<br />

B1<br />

LED voor<br />

NOOD-stuursignaal


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

21. Positioner (optie)<br />

21.1 Technische gegevens<br />

21.2 Instelling<br />

Tabel 5: Technische gegevens positioner<br />

Stuursignaal (ingangssignaal E1, nominale waarde) 0/4 – 20 mA<br />

Terugmelding (ingangssignaal E2, werkelijke waarde) 0/4 – 20 mA (optie: 0–5V)<br />

Afstand schakelpunt (dode band) ΔE (P9) 0,5 % – 2,5 %<br />

Gevoeligheid „Sens” (P7)<br />

(alleen zinvol bij uitgaande toerentallen


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

21.2.1 Type signaal instellen (optie)<br />

36<br />

E2{<br />

Afb. 48: Afdekplaat positioner A7 - standaard<br />

Meetpunten:<br />

MP2(+)<br />

MP1(–)<br />

P9 (ΔE)<br />

P7 (Sens)<br />

P3 (0)<br />

P4 (max)<br />

S2-7<br />

S3-7<br />

Meetpunten: MP3(+)/MP4(–) voor E1<br />

V28<br />

V27<br />

V18<br />

V10<br />

Het type signaal (stroom-/spanningssignaal) van nominale waarde E1 en werkelijke<br />

waarde E2 is in de fabriek ingesteld en wordt met een sticker op de<br />

afdekplaat van de positioner aangegeven (zie afbeelding 47).<br />

Bij een split-range-versie (bladzijde 43) en bij uitvoeringen met een nominale<br />

waarde E1 ≠ 0/4 - 20 mA is het mogelijk het type signaal te wijzigen. Bij deze<br />

uitvoeringen bevindt zich een extra schakelaar S1-7 op de printplaat van de<br />

positioner:<br />

Indien de instelling later wordt gewijzigd, dienen deze gegevens te worden<br />

aangepast. Bovendien verandert het schakelschema, dat op het typeplaatje<br />

van de besturingseenheid vermeld is (zie bladzijde 56).<br />

Tabel 6: Mogelijke instellingen<br />

Stuursignaal<br />

nominale waarde E1<br />

4–20mA<br />

0–20mA<br />

4–20mA<br />

0–20mA<br />

0–5V<br />

Terugmelding<br />

werkelijke waarde E2 1)<br />

4–20mA<br />

0–20mA<br />

0–5V<br />

4–20mA<br />

0–20mA<br />

0–5V 0–5V<br />

0–10V<br />

4–20mA<br />

0–20mA<br />

0–10V 0–5V<br />

P10<br />

Programmering<br />

via DIP-schakelaar S1-7<br />

(zie afbeelding 53)<br />

1) Signalen bij interne terugmelding:<br />

0/4 – 20 mA van elektronische standmelder of 0–5Vvanprecisiepotentiometer<br />

5k


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

21.2.2 Instelling gedrag van de aandrijving bij verlies signaal<br />

Met behulp van de schakelaar S2-7 kan het gedrag van de aandrijving bij het<br />

wegvallen van het stuursignaal E1 of de terugmelding E2 geprogrammeerd<br />

worden. Alleen bij de signalen4-20mAstaanalle keuzemogelijkheden ter<br />

beschikking.<br />

De hieronder vermelde reacties zijn mogelijk:<br />

Fail as is:<br />

De aandrijving schakelt onmiddellijk af en blijft in deze stand staan.<br />

Fail close<br />

De aandrijving brengt de afsluiter in de eindstand DICHT.<br />

Fail open:<br />

De aandrijving brengt de afsluiter in de eindstand OPEN.<br />

Gedrag bij verlies signaal van Voorwaarde1) Programmering<br />

E1 E2<br />

Stuursignaal<br />

nominale waarde E1<br />

Terugmelding<br />

werkelijke waarde E22) Tabel 7: Mogelijke instellingen (aanbevolen instellingen zijn grijs gemarkeerd)<br />

via DIP-schakelaar S2-7<br />

(zie afbeelding 48)<br />

fail as is 4 – 20 mA 4 – 20 mA<br />

fail close<br />

fail open<br />

4–20mA 4–20mA<br />

0–20mA<br />

0–5V<br />

4–20mA<br />

4–20mA 4–20mA<br />

4–20mA<br />

0–20mA<br />

0–5V<br />

fail as is fail open 4 – 20 mA 0–5V<br />

fail close fail open<br />

fail close fail as is<br />

4–20mA<br />

0–20mA<br />

0–5V<br />

0–20mA 4–20mA<br />

0–20mA<br />

0–5V<br />

0–10V<br />

0–20mA<br />

0–5V<br />

0–20mA 4–20mA<br />

0–10V 4–20mA<br />

1) Bij de signalen van 0–20mAen0–5Vkanhetverlies van het signaal verkeerd geïnterpreteerd worden, omdat E1 resp. E2<br />

ook (zonder storing)


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

21.3 Afregelen positioner eindstand DICHT (standaarduitvoering)<br />

Tabel 8<br />

Mogelijke LED-weergave:<br />

(zie afbeeldingen 49 en 50)<br />

38<br />

Als<br />

LED’s lichten niet op<br />

LED (V28 groen) licht op<br />

LED (V27 geel) licht op<br />

E2{<br />

Voordat de positioner wordt ingesteld, dient ervoor gezorgd te<br />

worden dat het wegschakel- en het draaimomentmechanisme<br />

van de aandrijving en de terugmelding (hoofdstuk 16. en 17.)<br />

zijn ingesteld.<br />

.Keuzeschakelaar (lokale bediening) in de stand PLAATSELIJK zetten.<br />

.Multi-turn aandrijving met drukknop in eindstand DICHT brengen.<br />

.Het stuursignaal E1 van 0 resp. 4 mA activeren (zie schakelschema).<br />

.Potentiometer “t-off” (P10) tegen de wijzers van de klok in (linksom) tot aan<br />

de aanslag draaien (afbeelding 49).<br />

Het ontbreken van signalen E1/E2 of een verkeerde polariteit<br />

wordt via LED (V10) “E1/E2 < 4 mA” (afbeelding 47 resp. 49 )<br />

aangegeven<br />

.Op de meetpunten MP3 en MP4 een voltmeter (0–5V)aansluiten om de<br />

nominale waarde te meten (afbeelding 49).<br />

Bij een nominale waarde E1 van 0 mA geeft de voltmeter 0 V aan.<br />

Bij een nominale waarde E1 van 4 mA geeft de voltmeter 1 V aan.<br />

Indien de nominale waarde (0 V resp. 1 V) niet juist is:<br />

instelling van de nominale waarde in de controlekamer corrigeren.<br />

.Op de meetpunten MP2 en MP1 een voltmeter aansluiten om de werkelijke<br />

waarde te meten.<br />

Bij een werkelijke waarde E2 van 0 mA geeft de voltmeter 0 V aan.<br />

Bij een werkelijke waarde E2 van 4 mA geeft de voltmeter 1 V aan.<br />

Indien de meetwaarde niet juist is:<br />

terugmelding opnieuw instellen overeenkomstig hoofdstuk 16. en 17. en<br />

positioner opnieuw afregelen.<br />

Dan<br />

Vereiste instelling in eindstand DICHT:<br />

(zie afbeeldingen 49 en 50)<br />

potentiometer “0” (P3) iets naar rechts draaien tot LED (V27 geel)<br />

oplicht.<br />

potentiometer “0” (P3) iets naar rechts draaien tot LED (V28 groen)<br />

uitgaat en LED (V27 geel) oplicht.<br />

potentiometer “0” (P3) naar links draaien tot LED (V27 geel) vooralsnog<br />

niet meer oplicht.<br />

Daarna potentiometer ”0” (P3) iets naar rechts draaien tot LED<br />

(V27 geel) weer oplicht.<br />

Afb. 49: Afdekplaat positioner A7 - standaard<br />

Meetpunten:<br />

MP2(+)<br />

MP1(–)<br />

P9 (ΔE)<br />

P7 (Sens)<br />

P3 (0)<br />

P4 (max)<br />

S2-7<br />

S3-7<br />

V28<br />

V27<br />

V18<br />

V10<br />

P10<br />

Meetpunten: MP3(+)/MP4(–) voor E1


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

21.4 Afregelen positioner eindstand OPEN (standaarduitvoering)<br />

Tabel 9<br />

LED-weergave:<br />

(zie afbeeldingen 49 en 50)<br />

Als<br />

LED’s lichten niet op<br />

LED (V28 groen) licht op<br />

LED (V27 geel) licht op<br />

.Aandrijving met drukknop (lokale bediening) in eindstand OPEN<br />

brengen.<br />

.Op de meetpunten MP2 en MP1 met een voltmeter de werkelijke waarde E2<br />

meten:<br />

als de terugmelding goed ingesteld is, geeft de voltmeter 5 V aan.<br />

Indien de meetwaarde niet juist is:<br />

terugmelding opnieuw instellen overeenkomstig hoofdstuk 16. en 17. en<br />

positioner opnieuw afregelen.<br />

.Max. stuursignaal (nominale waarde E1) = 20 mA activeren.<br />

.Op de meetpunten MP4 en MP3 met een voltmeter de nominale waarde E1<br />

meten:<br />

Bij een nominale waarde 20 mA geeft de voltmeter 5 V aan.<br />

Indien de meetwaarde niet5Vis:<br />

extern stuursignaal E1 controleren.<br />

Dan<br />

Vereiste instelling in eindstand OPEN:<br />

(zie afbeeldingen 49 en 50)<br />

potentiometer “max” (P4) iets naar links draaien tot LED (V28 groen)<br />

oplicht.<br />

potentiometer “max” (P4) naar rechts draaien tot LED (V28 groen)<br />

vooralsnog niet meer oplicht.<br />

Daarna potentiometer “max” (P4) iets naar links draaien tot LED<br />

(V28 groen) weer oplicht.<br />

potentiometer “max” (P4) iets naar links draaien tot LED (V27 geel)<br />

uitgaat en LED (V28 groen) oplicht.<br />

21.5 Instelling gevoeligheid .Op de lokale bediening de keuzeschakelaar in de stand AFSTAND zetten.<br />

.Stuursignaal E1 conform sticker op de afdekplaat (zie afbeelding 50) instellen.<br />

De gevoeligheid (afstand schakelpunt E/dode band) wordt in de fabriek op<br />

de maximale waarde (2,5 %) ingesteld.<br />

.Door de potentiometer E (P9) met de wijzers van de klok mee (rechtsom) te<br />

draaien kan de dode band vergroot worden. Aanslag links = kleine dode band<br />

(= grote gevoeligheid). Voor een precieze instelling van de dode band is er<br />

een stroombrongever met een instelnauwkeurigheidvan 0,1 mA benodigd.<br />

.Door de potentiometer P7 (sens) met de wijzers van de klok mee (rechtsom)<br />

te draaien kan een nog hogere gevoeligheid worden bereikt (E min= 0,25 %).<br />

Bij het instellen van E absoluut in acht nemen:<br />

Een te hoge schakelfrequentie leidt tot onnodige slijtage aan<br />

de afsluiter en de aandrijving. Het is derhalve noodzakelijk om<br />

de “dode band” op het voor het proces maximaal toelaatbare<br />

in te stellen.<br />

Om te voorkomen, dat in externe situaties het max. toelaatbare aantal schakelingen<br />

(zie het informatieblad met technische gegevens van regel<strong>aandrijvingen</strong>)<br />

wordt overschreden, kan met de potentiometer “t-off” (P10) een pauzetijd<br />

tussen 0,5 s (aanslag links) en 10 s (aanslag rechts) worden ingesteld.<br />

39


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

40<br />

E2{<br />

Afb. 50: Afdekplaat positioner - standaard<br />

Sticker met signaalgegevens<br />

(hier voorbeeld): E1 =4–20mA,E2=4–20mA)<br />

Afb. 51: Afdekplaat positioner A7 - standaard<br />

Meetpunten:<br />

MP2(+)<br />

MP1(–)<br />

P9 (ΔE)<br />

P7 (Sens)<br />

P3 (0)<br />

P4 (max)<br />

S2-7<br />

S3-7<br />

Meetpunten: MP3(+)/MP4(–) voor E1<br />

V28<br />

(groen)<br />

V27 (geel)<br />

V18 (rood)<br />

V10 (rood)<br />

P10<br />

V28<br />

V27<br />

V18<br />

V10<br />

P10


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

21.6 Afregelen positioner eindstand OPEN (invers bedrijf)<br />

Tabel 10<br />

Mogelijke LED-weergave:<br />

(zie afbeeldingen 50 en 52)<br />

Als<br />

LED’s lichten niet op<br />

LED (V27 geel) licht op<br />

LED (V28 groen) licht op<br />

Bij een standaarduitvoering leidt een maximaal ingangssignaal (E1 = 20 mA)<br />

ertoe, dat de afsluiter in de eindstand OPEN wordt gebracht.<br />

.Door de codeerschakelaar S3-7 (afbeelding 52) in stand “1” te zetten kan de<br />

signaaldefinitie omgekeerd worden (invers bedrijf).<br />

.Indien een RWG (optie) is ingebouwd, dienen de aansluitingen 7 (rood) en<br />

5 (zwart) op de RWG-printplaat in de aandrijving (afbeelding 38) te worden<br />

verwisseld.<br />

.Indien een potentiometer (optie) is ingebouwd, dienen de aansluitingen<br />

21 (rood) en 22 (zwart) aan XA (aansluiting voor aandrijving te worden<br />

verwisseld.<br />

Vóór het instellen van de positioner dient men zich ervan te<br />

vergewissen, dat het wegschakel- en draaimomentmechanisme<br />

van de aandrijving en de terugmelding (hoofdstuk 16.<br />

en 17.) ingesteld zijn.<br />

.Keuzeschakelaar (lokale bediening) in de stand PLAATSELIJK zetten.<br />

.Breng de aandrijving met drukknop in de eindstand OPEN.<br />

.Het stuursignaal E1 van 0 resp. 4 mA activeren (zie schakelschema).<br />

.Potentiometer “t-off” (P10) tegen de wijzers van de klok in (linksom) tot aan<br />

de aanslag draaien (afbeelding 52).<br />

Het ontbreken van de signalen E1/E2 of een verkeerde polariteit<br />

wordt via LED (V10) “E1/E2 < 4 mA” (afbeelding 50 resp.<br />

52) aangegeven<br />

.Op de meetpunten MP3 en MP4 een voltmeter (0–5V)aansluiten om de<br />

nominale waarde te meten (afbeelding 52).<br />

Bij een nominale waarde E1 van 0 mA geeft de voltmeter 0 V aan.<br />

Bij een nominale waarde E1 van 4 mA geeft de voltmeter 1 V aan.<br />

Indien de nominale waarde (0 V resp. 1 V) niet juist is:<br />

instelling van de nominale waarde in de controlekamer corrigeren.<br />

.Op de meetpunten MP2 en MP1 een voltmeter aansluiten om de werkelijke<br />

waarde te meten.<br />

Bij een werkelijke waarde E2 van 0 mA geeft de voltmeter 0 V aan.<br />

Bij een werkelijke waarde E2 van 4 mA geeft de voltmeter 1 V aan.<br />

Indien de meetwaarde niet juist is:<br />

terugmelding opnieuw instellen overeenkomstig hoofdstuk 16. en 17. en<br />

positioner opnieuw afregelen.<br />

Dan<br />

Vereiste instelling in eindstand OPEN:<br />

(zie afbeeldingen 50 en 52)<br />

potentiometer “0” (P3) iets naar rechts draaien tot LED (V28 groen)<br />

oplicht.<br />

potentiometer “0” (P3) iets naar rechts draaien tot LED (V27 geel)<br />

uitgaat en LED (V28 groen) oplicht.<br />

potentiometer “0” (P3) naar links draaien tot LED (V28 groen)<br />

vooralsnog niet meer oplicht.<br />

Daarna potentiometer ”0” (P3) iets naar rechts draaien tot LED<br />

(V28 groen) weer oplicht.<br />

41


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

21.7 Afregelen positioner eindstand DICHT (invers bedrijf)<br />

Tabel 11<br />

42<br />

Als<br />

LED-weergave:<br />

(zie afbeeldingen 50 en 52)<br />

LED’s lichten niet op<br />

LED (V27 geel) licht op<br />

LED (V28 groen) licht op<br />

.Aandrijving met drukknop (lokale bediening) in eindstand DICHT<br />

brengen.<br />

.Op de meetpunten MP2 en MP1 met een voltmeter de werkelijke waarde E2<br />

meten:<br />

als de terugmelding goed ingesteld is, geeft de voltmeter 5 V aan.<br />

Indien de meetwaarde niet juist is:<br />

terugmelding opnieuw instellen overeenkomstig hoofdstuk 16. en 17. en<br />

positioner opnieuw afregelen.<br />

.Max. stuursignaal (nominale waarde E1) = 20 mA activeren.<br />

.Op de meetpunten MP4 en MP3 met een voltmeter de nominale waarde E1<br />

meten:<br />

Bij een nominale waarde 20 mA geeft de voltmeter 5 V aan.<br />

Indien de meetwaarde niet5Vis:<br />

extern stuursignaal E1 controleren.<br />

Dan<br />

Vereiste instelling in eindstand DICHT:<br />

(zie afbeeldingen 50 en 52)<br />

potentiometer “max” (P4) iets naar links draaien tot LED (V27 geel)<br />

oplicht.<br />

potentiometer “max” (P4) naar rechts draaien tot LED (V27 geel)<br />

vooralsnog niet meer oplicht.<br />

Daarna potentiometer “max” (P4) iets naar links draaien tot LED<br />

(V27 geel) weer oplicht.<br />

potentiometer “max” (P4) iets naar links draaien tot LED (V28 groen)<br />

uitgaat en LED (V27 geel) oplicht.<br />

Afb. 52: Afdekplaat positioner A7 - standaard<br />

Meetpunten:<br />

MP2(+)<br />

MP1(–)<br />

P9 (ΔE)<br />

P7 (Sens)<br />

P3 (0)<br />

P4 (max)<br />

S2-7<br />

S3-7<br />

Meetpunten: MP3(+)/MP4(–) voor E1<br />

V28<br />

V27<br />

V18<br />

V10<br />

P10


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

21.8 Positioner in Split-Range-versie (optie)<br />

21.8.1 Functiebeschrijving Split-Range<br />

21.8.2 Programmering<br />

Voor Split-Range wordt een gemodificeerde variant van de positioner<br />

gebruikt. De standaardversie is niet geschikt voor de Split-Range-toepassing.<br />

Split-Range is alleen mogelijk in <strong>com</strong>binatie met de positioner RWG.<br />

In de Split-Range-toepassing wordt de instelling van de nominale waarde<br />

verdeeld over max. vier positioners. Een specifiek voorbeeld is een leiding<br />

met bypass. De aandrijving op de bypass reageert op het onderste bereik<br />

(0 – 10 mA), de aandrijving op de afsluiter reageert op het bovenste bereik<br />

(10 – 20 mA). Er kunnen echter ook andere waarden worden ingesteld, zoals<br />

4–12mAen12–20mA.<br />

Bij de Split-Range-versie moet DIP 5 op codeerschakelaar S1-7 altijd in de<br />

stand ON staan.<br />

Programmering<br />

Stuursignaal<br />

Terugmelding<br />

nominale waarde E1<br />

1)<br />

Tabel 12: Mogelijke instellingen voor Split-Range-toepassing<br />

via DIP-schakelaar S1-7<br />

werkelijke waarde E2 (zie afbeelding 53)<br />

4 – 12/12 – 20 mA 4–20mA<br />

0 – 10/10 – 20 mA 0–20mA<br />

4 – 12/12 – 20 mA<br />

0 – 10/10 – 20 mA<br />

0–5V<br />

1) Signalen bij interne terugmelding:<br />

0/4 – 20 mA van de elektronische standaanwijzing<br />

De verdere programmering van de positioner via de codeerschakelaar S2-7<br />

kan worden uitgevoerd zoals onder normale bedrijfsomstandigheden.<br />

21.8.3 Afregelen positioner voor Split-Range (zie tevens het voorbeeld hieronder)<br />

.Het stuursignaal op de aangegeven minimale waarde (nominale waarde E1)<br />

activeren en controleren door deze met een voltmeter op de meetpunten<br />

MP3 en MP4 (afbeelding 53) te meten.<br />

.Voltmeter tussen meetpunt MP3 en meetpunt MP1 aansluiten.<br />

Ingestelde waarde berekenen:<br />

Beginwaarde=E1 min [in ampère] x 250 ohm.<br />

Met potentiometer P5 beginwaarde instellen.<br />

.Het stuursignaal op de aangegeven maximale waarde (nominale waarde E1)<br />

activeren en controleren door deze op de meetpunten MP3 en MP4 te meten.<br />

.Voltmeter tussen meetpunt M9 en meetpunt MP1 aansluiten.<br />

Met potentiometer P6 5V instellen.<br />

.Nominale waarde E1 van minimale tot maximale waarde doorlopen en op<br />

meetpunt M9 het ingestelde bereik0–5Vcontroleren. Eventueel met<br />

P5 resp. P6 bijstellen.<br />

.Met de in de tweede aandrijving gemonteerde positioner op dezelfde manier<br />

te werk gaan en afhankelijk van de vereiste nominale waarden E1 instellen.<br />

.Nadat de Split-Range-toepassing is ingesteld, verdere afregeling uitvoeren<br />

zoals beschreven op bladzijde 38.<br />

43


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

44<br />

Meetpunten<br />

Meetpunten<br />

Afb. 53: Printplaat positioner A7, Split-Range-toepassing<br />

S1-7<br />

E1{<br />

E2{<br />

P9 (ΔE)<br />

P7 (Sens)<br />

P3 (0)<br />

P4 (max)<br />

P6<br />

P5<br />

M3<br />

M9<br />

S2-7<br />

S3-7<br />

V28 (groen)<br />

V27 (geel)<br />

V18 (rood)<br />

V10 (rood)<br />

Voorbeeld:<br />

Er moeten twee <strong>aandrijvingen</strong> in de Split-Range-versie worden bediend. Aandrijving<br />

1 moet bij een nominale waarde E1 van 0 mA in de stand DICHT zijn,<br />

en bij een signaal van 10 mA in de stand OPEN.<br />

Aandrijving 2 moet bij een nominale waarde van 10 mA in de stand DICHT<br />

zijn, en bij een signaal van 20 mA in de stand OPEN.<br />

.Positioner aandrijving 1:<br />

E1=0mAinstellen, met P5=0VopM3(gemeten tegen MP1) instellen,<br />

E1 = 10 mA instellen, met P6=5VopM9(gemeten tegen MP1) instellen.<br />

.Positioner aandrijving 2:<br />

E1 = 10 mA instellen, met P5=0VopM3(gemeten tegen MP1) instellen,<br />

E1 = 20 mA instellen, met P6=5VopM9(gemeten tegen MP1) instellen.<br />

.Afstelling en instellingen E2 enz. uitvoeren. Daarna kan de nominale waarde<br />

E1 door de twee <strong>aandrijvingen</strong> gelust (in serie geschakeld) worden. Tijdens<br />

bedrijf in het bereik E1=0–10mAisaandrijving 1 in beweging,<br />

aandrijving 2 staat in de eindstand DICHT, tijdens bedrijf E1 = 10 – 20 mA is<br />

aandrijving 2 in beweging, aandrijving 1 staat zo lang in de eindstand OPEN.<br />

P10


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

22. Pulsgever (optie)<br />

22.1 Functies van de diagnose-LED’s (pulsgever)<br />

De pulsgever-printplaat wordt gebruikt om de sluittijd voor delen van of voor<br />

de totale stelweg te verlengen.<br />

Voorbeeld:<br />

Om drukstoten in lange leidingen te voorkomen kan in elk willekeurig deel van<br />

de slag een puls worden gegeven.<br />

.De pulsgever is niet in de interface-printplaat, maar in de besturingseenheid<br />

AUMA MATIC gemonteerd.<br />

.De pulsgever is niet mogelijk in <strong>com</strong>binatie met de positioner.<br />

Afb. 54: Afdekplaat pulsgever A1.6<br />

V14 brandt: Fasenuitval en/of motorbescherming is aangesproken,<br />

Bij uitvoering met PTC-weerstanden:<br />

reset door keuzeschakelaar stand III op lokale bediening.<br />

V15 brandt: Draaimomentstoring: uitschakelmoment is vóór het bereiken<br />

van de eindstand overschreden.<br />

V21 brandt: Taktmodus in stelrichting DICHT is ingeschakeld.<br />

V22 brandt: Taktmodus in stelrichting OPEN is ingeschakeld.<br />

45


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

22.2 Taktbegin en takteinde via DUO-wegschakelmechanisme (optie) instellen<br />

46<br />

normaal bedrijf taktmodus<br />

V 22 uit V22 aan<br />

Taktbegin OPEN<br />

taktmodus normaal bedrijf<br />

V 21 aan V21 uit<br />

Taktbegin DICHT<br />

taktmodus normaal bedrijf<br />

V 22 aan V22 uit<br />

Takteinde OPEN<br />

normaal bedrijf taktmodus<br />

V 21 uit V21 aan<br />

Takteinde DICHT<br />

Het taktbegin en takteinde kunnen ook via externe schakelaars (potentiaalvrije<br />

contacten gebruiken) worden ingesteld.<br />

Stelrichting OPEN, eerst normaal bedrijf dan in taktmodus<br />

.Afsluiter in stelrichting OPEN naar het gewenste taktbegin brengen.<br />

.Instelspindel K (afbeelding 55) continu ingedrukt houden (hoorbaar ratelen)<br />

en met behulp van een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de<br />

pijl draaien, daarbij op LED V22 (afbeelding 54) letten.<br />

Het taktbegin in stelrichting OPEN is goed ingesteld als de LED van ‘uit’ naar<br />

‘aan’ springt (zie schets links).<br />

Stelrichting DICHT, eerst normaal bedrijf dan in taktmodus<br />

.Afsluiter in stelrichting DICHT naar het gewenste taktbegin brengen.<br />

.Instelspindel G (afbeelding 55) continu ingedrukt houden (hoorbaar ratelen)<br />

en met behulp van een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de<br />

pijl draaien, daarbij op LED V21 (afbeelding 54) letten.<br />

Het taktbegin in stelrichting DICHT is goed ingesteld als de LED van ‘uit’<br />

naar ‘aan’ springt (zie schets links).<br />

Afb. 55: Meld- en stuureenheid<br />

G K<br />

Stelrichting OPEN, eerst taktmodus dan in normaal bedrijf<br />

.Afsluiter in stelrichting OPEN naar het gewenste takteinde verplaatsen.<br />

.Instelspindel K (afbeelding 55) continu ingedrukt houden (hoorbaar ratelen)<br />

en met behulp van een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de<br />

pijl draaien, daarbij op LED V22 (afbeelding 54) letten.<br />

Het takteinde is goed ingesteld als de LED van aan naar uit springt (zie tekening<br />

links).<br />

Stelrichting DICHT, eerst taktmodus dan in normaal bedrijf<br />

.Afsluiter in stelrichting DICHT naar het gewenste takteinde verplaatsen.<br />

.Instelspindel G (afbeelding 55) continu ingedrukt houden (hoorbaar ratelen)<br />

en met behulp van een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de<br />

pijl draaien, daarbij op LED V21 (afbeelding 54) letten.<br />

Het takteinde is goed ingesteld als de LED van aan naar uit springt (zie<br />

schets links).


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

22.3 Loop- en pauzetijden instellen<br />

De loop- en pauzetijden kunnen via de vier potentiometers R10 tot R13 onafhankelijk<br />

van elkaar worden ingesteld tussen 1 en 30 seconden.<br />

Rechtsom draaien: tijd verlengen<br />

Linksom draaien: tijd verkorten<br />

R10 (t-off) : pauzetijd richting OPEN<br />

R11 (t-on) : looptijd richting OPEN<br />

R12 (t-off) : pauzetijd richting DICHT<br />

R13 (t-on) : looptijd richting DICHT<br />

Afb. 56: Afdekplaat pulsgever A1.6<br />

R10<br />

R11<br />

R12<br />

R13<br />

47


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

23. Zekeringen<br />

.Vóór het vervangen van een zekering de aandrijving spanningsvrij<br />

schakelen.<br />

.Bij het vervangen van zekeringen mogen alleen zekeringen<br />

zoals vermeld in tabel 13 gebruikt worden.<br />

23.1 Zekeringen in de besturingseenheid<br />

Zekeringen (afbeeldingen 58 en 57) zijn toegankelijk na het verwijderen van<br />

de frontplaat van de lokale bediening.<br />

Afb. 57: Zekeringen op drukknoppen/relaisprintplaat58<br />

Tabel 13<br />

Motorsturing Voedingsspanning<br />

(netspanning)<br />

Magneetschakelaars<br />

48<br />

≤ 500 V<br />

> 500 V<br />

Thyristoren ≤ 500 V<br />

Spanningsuitgang<br />

(voedingsprintplaat)<br />

Afb. 58: Zekeringen op voedingsprintplaat57<br />

F 1/F 2<br />

(printplaat A20,<br />

zie schakelschema)<br />

G-zekeringen: (afbeeldingen 57 en 58)<br />

F3* )<br />

(printplaten A2,<br />

zie schakelschema)<br />

F3 F4<br />

F4* )<br />

(printplaten A8,<br />

zie schakelschema)<br />

24 V 1AT;500V<br />

1,6 A T; 250 V<br />

115 V<br />

AUMA artikelnr.:<br />

K002.277<br />

0,4 A T; 250 V<br />

24 V 2AFF;660V<br />

1,6 A T; 250 V<br />

115 V<br />

AUMA artikelnr.:<br />

K002.665<br />

500 mA T; 250 V<br />

0,4 A T; 250 V<br />

24 V 16 A FF; 500 V<br />

1,6 A T; 250 V<br />

115 V<br />

AUMA artikelnr.:<br />

K001.189<br />

0,4 A T; 250 V<br />

Grootte 6,3x32mm 5x20mm 5x20mm<br />

*) Conform IEC 60127-2/III<br />

1F1<br />

1F2<br />

F1/F2: Primaire zekeringen voedingsprintplaat<br />

F3: 24 V DC intern verzorgd, RWG, logica-printplaat<br />

F4: 24 V AC intern verzorgd (optie: 115 V AC);<br />

verwarmingselement, PTC-tripping device, aansturing<br />

magneetschakelaars<br />

.Na het vervangen van de zekeringen de lokale bediening weer monteren.<br />

Kabels voorzichtig in de behuizing terugvoeren zodat zij niet<br />

klem komen te zitten.


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

23.2 Motorbescherming<br />

Ter bescherming tegen oververhitting en ontoelaatbaar hoge temperaturen van<br />

de aandrijving zijn in de motorwikkelingen PTC-weerstanden resp. thermoknopen<br />

geïntegreerd. De motorbescherming wordt aangesproken zodra de maximaal<br />

toelaatbare temperatuur van de wikkelingen is bereikt.<br />

De aandrijving wordt gestopt en de rode signaallamp op de lokale bediening<br />

brandt.<br />

De motor moet nu eerst afkoelen.<br />

Uitvoering met thermoknoop (standaard)<br />

Na het afkoelen van de motor kan de aandrijving weer aangestuurd worden.<br />

De foutmelding (rode signaallamp) gaat uit zodra de aandrijving een instelopdracht<br />

(OPEN – DICHT) ontvangt.<br />

Uitvoering met thermoknoop en extra thermisch overstroomrelais in de<br />

besturing (optie):<br />

Voordat de aandrijving weer geactiveerd kan worden moet de foutmelding<br />

(rode signaallamp) gereset worden. De reset vindt plaats via het in de besturing<br />

van de aandrijving ingebouwde overstroomrelais. Daartoe dient het deksel<br />

van de besturing verwijderd (15.0, bladzijde 56) en het relais ingedrukt te worden.<br />

Het relais bevindt zich op de automatische veiligheidsschakelaars (14.1).<br />

Uitvoering met PTC-weerstanden (optie)<br />

Voordat de aandrijving weer geactiveerd kan worden moet de foutmelding<br />

(rode signaallamp) gereset worden. De reset vindt plaats via de keuzeschakelaarstand<br />

RESET (afbeelding 59) van de lokale bediening.<br />

Afb. 59: Keuzeschakelaar RESET<br />

49


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

24. Beschermingsklasse IP 68 (optie)<br />

50<br />

Definitie<br />

Conform DIN EN 60 529 dienen de voorwaarden om aan de beschermingsklasse<br />

IP 68 te voldoen tussen fabrikant en gebruiker vastgelegd te worden.<br />

AUMA <strong>aandrijvingen</strong> en besturingseenheden in beschermingsklasse IP 68<br />

voldoen conform AUMA bepaling aan de volgende eisen:<br />

.Duur van de onderdompeling in water max. 72 uur.<br />

.Onderdompeling in water onder een waterkolom van max. 6 m.<br />

.Tijdens de onderdompeling max. 10 bedieningen.<br />

.Regelbedrijf is tijdens een onderdompeling niet mogelijk.<br />

De beschermingsklasse IP 68 heeft betrekking op de binnenruimte van de<br />

aandrijving (motor, tandwielkastje, schakelruimte, besturing en aansluitruimte).<br />

Keuring<br />

AUMA <strong>aandrijvingen</strong> en besturingseenheden in beschermingsklasse IP 68<br />

worden in de fabriek aan een routinekeuring op dichtheid onderworpen.<br />

Kabelwartels<br />

.Voor de doorvoer van de motor- en de besturingskabels dienen geschikte<br />

kabelwartels in beschermingsklasse IP 68 te worden toegepast. De grootte<br />

van de kabelwartels dient afgestemd te zijn op de buitendiameter van de<br />

kabels, zie de aanbevelingen van de fabrikanten van kabelwartels.<br />

.Aandrijvingen en besturingseenheden worden in het algemeen zonder<br />

kabelwartels geleverd. De kabelingangen worden voor de uitlevering in de<br />

fabriek van blindstoppen voorzien.<br />

.Indien de bestelling tevens de levering van kabelwartels omvat, kunnen deze<br />

tegen een meerprijs door AUMA worden geleverd. Daarvoor is vermelding<br />

van de buitendiameter van de kabels noodzakelijk.<br />

.Kabelwartels moeten met behulp van een O-ring bij de kabelingangen tegen<br />

de behuizing worden afgedicht.<br />

.Het aanbrengen van een vloeibare pakking (Loctite of soortgelijk) verdient<br />

aanbeveling.<br />

Inbedrijfstelling<br />

Bij de inbedrijfstelling dient erop gelet te worden dat:<br />

.de contactvlakken van de behuizing en het deksel schoon zijn.<br />

.de O-ringen van de deksels onbeschadigd zijn.<br />

.de contactvlakken met een dunne laag zuurvrij vet ingevet worden.<br />

.de deksels gelijkmatig vastgedraaid worden.<br />

Na een onderdompeling<br />

.Aandrijving controleren.<br />

.Indien water is binnengedrongen, de aandrijving vakkundig drogen en op<br />

goed functioneren controleren.<br />

Overige aanwijzingen<br />

Bij toepassing van de aandrijfvormen A en AF (draadbus) kan in het geval van<br />

onderdompeling niet worden voorkomen dat langs de afsluiterspindel water in<br />

de holle as naar binnen dringt. Dit kan tot corrosie leiden. Bovendien dringt het<br />

water ook in de axiaallagers van de aandrijfvorm A binnen, wat corrosievorming<br />

aan de lagers tot gevolg heeft. De aandrijfvormen A en AF dienen bij<br />

onderdompeling derhalve niet te worden toegepast.


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

25. Toepassing in Ex-zone 22 (optie)<br />

Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> van de serie SA 07.1 – SA 16.1/SAR 07.1 – SAR 16.1<br />

in de uitvoering AUMA MATIC zijn conform de ATEX-richtlijn 94/9/EG in principe<br />

ook geschikt voor toepassing in omgevingen waar stofexplosiegevaar<br />

heerst (Ex-zone 22).<br />

De uitvoering van de <strong>aandrijvingen</strong> is overeenkomstig de beschermingsklasse<br />

IP 67 of IP 68 en de <strong>aandrijvingen</strong> voldoen aan de bepalingen van de richtlijn<br />

EN 50281-1-1:1998 alinea 6 - Elektrisch materieel voor gebruik in de aanwezigheid<br />

van ontbrandbaar stof, eisen voor elektrisch materieel van de categorie<br />

3 – beveiliging door behuizingen.<br />

Om aan alle eisen van de EN 50281-1-1-: 1998-standaard te voldoen, dienen<br />

de onderstaande punten absoluut in acht genomen te worden:<br />

.Volgens de ATEX-richtlijn 94/9/EG moeten de multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> van<br />

een extra aanduiding zijn voorzien – II3D IP6X T150 °C.<br />

.De maximale oppervlaktetemperatuur van de <strong>aandrijvingen</strong> in relatie tot een<br />

omgevingstemperatuur van +40 °C volgens de richtlijn EN 50281-1-1 alinea<br />

10.4 bedraagt 150 °C. Met een verhoogde stoflaag op het materieel is, conform<br />

alinea 10.4, bij het vaststellen van de max. oppervlaktetemperatuur<br />

geen rekening gehouden.<br />

.De correcte aansluiting van de thermoknopen resp. PTC-weerstanden, alsmede<br />

het in acht nemen van de bedrijfsklasse en van de technische gegevens,<br />

is voorwaarde voor het aanhouden van de maximale oppervlaktetemperaturen<br />

van de zwenk<strong>aandrijvingen</strong>.<br />

.De aansluitstekker mag uitsluitend in spanningsvrije toestand aangesloten of<br />

verwijderd worden.<br />

.De toegepaste kabelwartels moeten eveneens aan de eisen van de categorie<br />

II3D en tenminste aan beschermingsklasse IP 67 voldoen.<br />

.De <strong>aandrijvingen</strong> moeten via een externe aardkabel (accessoire) op de aarding<br />

worden aangesloten of deel uitmaken van een geaard leidingsysteem.<br />

.De beschermdop (onderdeel nr. 27) resp. de spindelbeschermbuis met<br />

beschermkap (onderdeel nr. 160.1 en 160.2) voor het afdichten van de holle<br />

as moeten absoluut worden gemonteerd om de beveiliging tegen stofexplosie<br />

te garanderen.<br />

.De in de richtlijn EN 50281-1-1 genoemde eisen zijn in omgevingen waar<br />

gevaar voor stofexplosie bestaat te allen tijde in acht te nemen. De plicht om<br />

zorgvuldig met de voorschriften om te gaan alsmede de inzet van gekwalificeerd<br />

personeel is bij inbedrijfstelling, service en onderhoud voorwaarde<br />

voor een veilig gebruik van de multi-turn aandrijving.<br />

51


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

26. Onderhoud<br />

Na inbedrijfstelling multi-turn aandrijving op lakbeschadigingen controleren.<br />

Teneinde corrosievorming te voorkomen, lakbeschadigingen zorgvuldig<br />

herstellen. Kleine hoeveelheden van de originele verf kunnen door AUMA<br />

geleverd worden.<br />

AUMA multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> hebben weinig onderhoud nodig.<br />

Voorwaarde voor een betrouwbare werking is een juiste inbedrijfstelling.<br />

Pakkingen, vervaardigd uit elastomeren, zijn aan veroudering onderhevig en<br />

dienen daarom regelmatig gecontroleerd en – indien nodig – vervangen te<br />

worden.<br />

Verder is het belangrijk dat de O-ringen van de deksels op de juiste wijze<br />

geplaatst worden en dat de kabelwartels goed vastgeschroefd worden.<br />

Hierdoor wordt binnendringen van vuil en vocht voorkomen.<br />

Bovendien adviseren wij:<br />

.de aandrijving elke zes maanden te laten proefdraaien, indien de aandrijving<br />

slechts zelden gebruikt wordt. Op deze wijze blijft de aandrijving gereed voor<br />

gebruik.<br />

.ongeveer 6 maanden na inbedrijfstelling en vervolgens jaarlijks de bevestigingsschroeven<br />

tussen aandrijving en de afsluiter/reductiekast te controleren<br />

en – indien nodig – de schroeven vast te draaien Indien noodzakelijk met de<br />

in tabel 1, pagina 11 aangegeven draaimomenten vastdraaien.<br />

.Bij <strong>aandrijvingen</strong> voorzien van aandrijfvorm A, in intervallen van ca. 6 maanden<br />

vanaf inbedrijfstelling met vetspuit lithiumzeep EP-multivet op mineraaloliebasis,<br />

via de smeernippel (hoeveelheden volgens tabel 2, bladzijde 12)<br />

indrukken.<br />

26.1 Smering .Het huis van de aandrijving is in de fabriek met smeermiddel gevuld.<br />

.Aangeraden wordt om het smeermiddel te vervangen na een periode van:<br />

.indien de tandwielkast zelden gebruikt wordt na 10 – 12 jaar<br />

.indien de tandwielkast regelmatig gebruikt wordt na6–8jaar<br />

27. Afvoeren en recycling<br />

28. Service<br />

52<br />

Het smeren van de afsluiterspindel dient apart te worden<br />

uitgevoerd.<br />

AUMA <strong>aandrijvingen</strong> zijn producten met een zeer lange levensduur. Maar eens<br />

komt het moment waarop zij moeten worden vervangen.<br />

De <strong>aandrijvingen</strong> zijn modulair opgebouwd en kunnen daardoor op een eenvoudige<br />

wijze gescheiden en gesorteerd worden op:<br />

.elektronica-afval<br />

.verschillende soorten metaal<br />

.kunststoffen<br />

.vetten en oliën<br />

In het algemeen geldt:<br />

.Vetten en oliën bij de demontage opvangen. In de regel zijn deze stoffen<br />

gevaarlijk voor het aquatisch milieu. Zij mogen dus niet in het milieu terechtkomen.<br />

.Het gedemonteerde materiaal moet naar afvalstroom gescheiden en vervolgens<br />

op de juiste wijze afgevoerd worden.<br />

.Nationale milieuvoorschriften in acht nemen.<br />

AUMA biedt een uitgebreid servicepakket aan (o.a. onderhoud en revisie van<br />

<strong>aandrijvingen</strong>) alsmede scholingen. Een overzicht van de adressen van de<br />

AUMA vestigingen treft u aan op bladzijde 60 en op internet (www.auma.<strong>com</strong>).


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

Notities<br />

53


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

29. Onderdelenlijst multi-turn aandrijving SA 07.1 – SA 16.1/SAR 07.1 – SAR 16.1<br />

Prototype typeplaatje<br />

54<br />

- type aandrijving<br />

- <strong>com</strong>missienummer<br />

- fabrieksnummer<br />

- beschermingsklasse/toerental<br />

draaimomentbereik<br />

in DICHT/OPEN<br />

- smeermiddel<br />

- temperatuurbereik<br />

SA 07.1-F7<br />

Comm. no.:1309533<br />

No.: 3302MD 19302<br />

IP67 11<br />

1/min<br />

T Close: 120-300Nm<br />

T Open 120-300Nm<br />

Grease: F1<br />

Temp.: -25°C/+70°C<br />

auma CC


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

Opmerking:<br />

Bij iedere bestelling van onderdelen a.u.b. het type apparaat en het <strong>com</strong>missienummer vermelden (zie typeplaatje). Er<br />

mogen uitsluitend originele AUMA onderdelen gebruikt worden.<br />

Het is mogelijk, dat de afbeelding van de onderdelen iets afwijkt van de geleverde onderdelen.<br />

Nr. Omschrijving Soort Nr. Omschrijving Soort<br />

001.0 Behuizing Bouwgroep<br />

002.0 Lagerflens Bouwgroep<br />

003.0 Holle as zonder wormwiel Bouwgroep<br />

005.0 Wormas Bouwgroep<br />

005.1 Motorkoppeling<br />

005.2 Spie<br />

005.3 Handkoppeling<br />

005.4 Trekkabel<br />

006.0 Wormwiel<br />

009.0 Planetair stelsel (kant handwiel) Bouwgroep<br />

010.0 Lagerdrukflens Bouwgroep<br />

017.0 Draaimomentvinger (cpl.) Bouwgroep<br />

018.0 Tandwielsegment<br />

019.0 Kroonwiel Bouwgroep<br />

020.0 Zwenkvleugel Bouwgroep<br />

022.0 Koppeling II voor draaimomentmechanisme Bouwgroep<br />

023.0 Tandwiel wegschakelmechanisme Bouwgroep<br />

024.0 Tussenwiel wegschakelmechanisme Bouwgroep<br />

025.0 Fixeerplaat Bouwgroep<br />

058.0 Kabelstreng voor aardleiding (stift) Bouwgroep<br />

061.0 Meetkop voor draaimomentmechanisme Bouwgroep<br />

070.0 Motor (VD motor incl. nr 079.0) Bouwgroep<br />

079.0<br />

Planetair stelsel aan de kant van de motor<br />

(SA/SAR 07.1 – 14.1 bij VD-motor)<br />

Bouwgroep<br />

080.0<br />

Planetair stelsel aan de kant van de motor<br />

(SA/SAR 16.1 bij AD90-motor)<br />

Bouwgroep<br />

155.0 Reductor Bouwgroep<br />

500.0 Deksel voor schakelruimte Bouwgroep<br />

501.0 Rondstekker (<strong>com</strong>pl.) Bouwgroep<br />

502.0 Rondstekker male zonder stiften Bouwgroep<br />

503.0 Stekkerbus voor besturing Bouwgroep<br />

504.0 Stekkerbus voor motor Bouwgroep<br />

505.0 Stekkerstift voor besturing Bouwgroep<br />

506.0 Stekkerstift voor motor Bouwgroep<br />

507.0 Stekkerdeksel Bouwgroep<br />

511.0 Beschermdop Bouwgroep<br />

514.0 Aandrijfvorm A (zonder draadbus) Bouwgroep<br />

514.1 Axiaalnaaldlager Bouwgroep<br />

516.1 Uitgaande as D<br />

535.1 Borgring<br />

539.0 Schroefplug<br />

542.0 Handwiel met handel Bouwgroep<br />

549.1 Aandrijfhuls B3/B4/E<br />

551.1 Spie<br />

553.0 Mechanische standaanwijzing Bouwgroep<br />

554.0 Rondstekker female met motorkabelstreng Bouwgroep<br />

556.0 Potentiometer voor standaanwijzing Bouwgroep<br />

556.1 Potentiometer zonder slipkoppeling Bouwgroep<br />

557.0 Verwarmingselement Bouwgroep<br />

558.0<br />

559.0-1<br />

559.0-2<br />

Signaalgever inclusief stekkerstiften (zonder<br />

impulsschijf en isoleerplaat)<br />

Besturingseenheid zonder meetkoppen<br />

voor draaimomentmechanisme en<br />

schakelaars<br />

Besturingseenheid met magnetische wegen<br />

draaimomentschakelaars (MWG), voor<br />

non-intrusive uitvoering in <strong>com</strong>binatie met<br />

geïntegreerde aandrijvingsbesturing<br />

AUMATIC<br />

Bouwgroep<br />

Bouwgroep<br />

Bouwgroep<br />

560.0-1 Schakelaarpakket voor de richting OPEN Bouwgroep<br />

560.0-2 Schakelaarpakket voor de richting DICHT Bouwgroep<br />

560.1 Schakelaar voor weg/draaimoment<br />

560.2 Schakelaarcassette<br />

566.0 Standaanwijzing RWG Bouwgroep<br />

566.1<br />

Potentiometer voor RWG zonder<br />

slipkoppeling<br />

Bouwgroep<br />

566.2 Printplaat RWG Bouwgroep<br />

566.3 Kabelstreng voor RWG Bouwgroep<br />

567.1 Slipkoppeling voor potentiometer/RWG Bouwgroep<br />

568.1<br />

Spindelbeschermbuis (zonder beschermkap)<br />

568.2 Beschermkap voor spindelbeschermbuis<br />

568.3 V-seal<br />

569.0 Omschakelhefboom cpl.<br />

569.1 Omschakelhefboom<br />

569.2 Borgpen<br />

574.1<br />

Radiaaldichtring aandrijfvorm A voor<br />

ISO-flens<br />

575.1 Draadbus A<br />

S1 Set O-ringen, klein Set<br />

S2 Set O-ringen, groot Set<br />

55


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

32. Onderdelenlijst besturingseenheid AUMA MATIC<br />

56<br />

Prototype typeplaatje<br />

- type besturingseenheid<br />

- <strong>com</strong>missienummer<br />

- fabrieksnummer<br />

- aansluitschema aandrijving<br />

- schakelschema<br />

- voedingsspanning/beschermingsklasse<br />

- stuurspanning<br />

AM 01.1 P:1.5kW<br />

Com. no:1309533<br />

No.: 2302MA04225<br />

KMS: TP101/001<br />

MSP:1Q1-C3Q-F18E1<br />

3 ~ 400V IP67<br />

Control: 24V DC


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

Opmerking:<br />

Bij iedere bestelling van reserveonderdelen a.u.b. het type apparaat en het <strong>com</strong>missienummer vermelden (zie typeplaatje).<br />

Er mogen uitsluitend originele AUMA onderdelen worden gebruikt.<br />

Het is mogelijk, dat de afbeelding van de onderdelen iets afwijkt van de geleverde onderdelen.<br />

Nr. Omschrijving Soort<br />

001.0 Behuizing<br />

002.0 Lokale bediening Bouwgroep<br />

002.5 Keuzeschakelaar Bouwgroep<br />

003.0 Printplaat lokale bediening Bouwgroep<br />

003.1 Primaire zekering<br />

003.2 Beschermdeksel zekering<br />

004.0 Houder<br />

006.0 Voedingsprintplaat met montageplaat Bouwgroep<br />

006.1 Secundaire zekering F3<br />

006.2 Secundaire zekering F4<br />

008.0 Interface-printplaat Bouwgroep<br />

008.1 Interface-printplaat<br />

008.2 Interface-afdekplaat<br />

009.0 Logica-printplaat Bouwgroep<br />

013.0 Montageplaat Bouwgroep<br />

500.0 Deksel Bouwgroep<br />

501.0 Rondstekker (<strong>com</strong>pl.) Bouwgroep<br />

502.0 Rondstekker male zonder stiften Bouwgroep<br />

503.0 Stekkerbus voor besturing Bouwgroep<br />

504.0 Stekkerbus voor motor Bouwgroep<br />

505.0 Stekkerstift voor besturing Bouwgroep<br />

506.0 Stekkerstift voor motor Bouwgroep<br />

507.0 Stekkerdeksel Bouwgroep<br />

508.0 Motorsturing Bouwgroep<br />

509.1 Hangslot<br />

S1 Set O-ringen Set<br />

57


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies<br />

31. Conformiteitsverklaring en fabrikantenverklaring<br />

58


Multi-turn <strong>aandrijvingen</strong> SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1<br />

Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1<br />

Trefwoordenregister<br />

A<br />

Aandrijfvormen 11<br />

Aardleiding 17<br />

Afschakelen, wijze van 33<br />

Afschakelmoment 24<br />

Afvoeren en recycling<br />

B<br />

52<br />

Bedrijfsklasse 6<br />

Beschermbuis 12<br />

Beschermingsklasse IP 68<br />

C<br />

50<br />

Conformiteitsverklaring 58<br />

Corrosiebescherming<br />

D<br />

10,52<br />

Draadbus op maat bewerken 12<br />

Draaimomentinstelling 24<br />

Draairichting 25<br />

DUO-wegschakelaars<br />

E<br />

23<br />

<strong>Elektrische</strong> aansluiting<br />

Elektronische standaanwijzing<br />

14<br />

RWG 28<br />

2-draadssysteem 29<br />

3-/4-draadssysteem<br />

F<br />

30<br />

Fabrikantenverklaring 58<br />

Frequentie<br />

G<br />

6<br />

Gevoeligheid<br />

H<br />

39<br />

Handmatige bediening 18<br />

Handwiel<br />

I<br />

18<br />

Interface-printplaat 32<br />

Internet 5<br />

Invers bedrijf<br />

K<br />

41,42<br />

Kabeldoorsneden 17<br />

Keuzeschakelaar 26<br />

Korte omschrijving 5<br />

Kortsluitbeveiliging 14<br />

L<br />

Lastscheider 14<br />

Logica-printplaat 33<br />

Lokale bediening 26<br />

Looptijd<br />

M<br />

35,47<br />

Mechanische standaanwijzing 31<br />

Meldingen 9<br />

Montage op afsluiter/tandwielkast 11<br />

Montageposities lokale bediening 13<br />

Motorbescherming<br />

N<br />

49<br />

Nominaal vermogen 6<br />

NOOD-signaal<br />

O<br />

34<br />

Omgevingstemperatuur 8<br />

Onderdelenlijst 54<br />

Multi-turn aandrijving 54<br />

Besturing 56<br />

Onderhoud 4<br />

Opslag<br />

Overneemcontacten<br />

10<br />

behouden 20,33<br />

Overspanningscategorie<br />

P<br />

6<br />

Pauzetijd 35,47<br />

Positioner 35<br />

Potentiometer 27<br />

Proefdraaien 25<br />

PTC-tripping device 26<br />

PTC-weerstand 49<br />

Puls/pauzesturing 20,33<br />

Pulsgever<br />

R<br />

45<br />

RESET (stand keuzeschakelaar) 26<br />

S<br />

Schijfje mechanische<br />

standaanwijzing 21,31<br />

Service 52<br />

Signaalgever 33<br />

Signaaluitval 37<br />

Smering 52<br />

Split-Range-versie 43<br />

Standaanwijzing RWG 14,28<br />

Standaanwijzing 31<br />

Stroomopname 6,14<br />

Stuursignaal 35,36,37<br />

T<br />

Taktmodus<br />

Pauzetijd 47<br />

Sluittijd 45<br />

Technische gegevens 6<br />

Terugmelding op afstand 27,28<br />

TEST (stand keuzeschakelaar) 26<br />

Thermoknoop 49<br />

Transport 10<br />

Typeplaatje<br />

V<br />

54,56<br />

Veiligheidsinstructies 4<br />

Verpakking 10<br />

Verwarmingselement 14<br />

Verzamelstoringsmelding 33<br />

Voedingsspanning<br />

W<br />

6<br />

Wandbeugel 15<br />

Wegschakelmechanisme<br />

Z<br />

22,23,26<br />

Zekeringen 48<br />

59


Europa<br />

AUMA Riester GmbH & Co. KG<br />

Plant Müllheim<br />

DE-79373 Müllheim<br />

Tel +49 7631 809 - 0<br />

Fax +49 7631 809 - 1250<br />

riester@auma.<strong>com</strong><br />

www.auma.<strong>com</strong><br />

Plant Ostfildern-Nellingen<br />

DE-73747 Ostfildern<br />

Tel +49 711 34803 - 0<br />

Fax +49 711 34803 - 3034<br />

riester@wof.auma.<strong>com</strong><br />

Service Center Cologne<br />

DE-50858 Köln<br />

Tel +49 2234 2037 - 9000<br />

Fax +49 2234 2037 - 9099<br />

Service@sck.auma.<strong>com</strong><br />

Service Center Magdeburg<br />

DE-39167 Niederndodeleben<br />

Tel +49 39204 759 - 0<br />

Fax +49 39204 759 - 9429<br />

Service@scm.auma.<strong>com</strong><br />

Service Center Bavaria<br />

DE-85386 Eching<br />

Tel +49 81 65 9017- 0<br />

Fax +49 81 65 9017- 2018<br />

Riester@scb.auma.<strong>com</strong><br />

AUMA Armaturenantriebe GmbH<br />

AT-2512 Tribuswinkel<br />

Tel +43 2252 82540<br />

Fax +43 2252 8254050<br />

office@auma.at<br />

www.auma.at<br />

AUMA (Schweiz) AG<br />

CH-8965 Berikon<br />

Tel +41 566 400945<br />

Fax +41 566 400948<br />

RettichP.ch@auma.<strong>com</strong><br />

AUMA Servopohony spol. s.r.o.<br />

CZ-10200 Praha 10<br />

Tel +420 272 700056 / 704125<br />

Fax +420 272 704125<br />

auma-s@auma.cz<br />

www.auma.cz<br />

OY AUMATOR AB<br />

FI-02230 Espoo<br />

Tel +358 9 5840 22<br />

Fax +358 9 5840 2300<br />

auma@aumator.fi<br />

www.aumator.fi<br />

AUMA France S.A.R.L.<br />

FR-95157 Taverny Cedex<br />

Tel +33 1 39327272<br />

Fax +33 1 39321755<br />

info@auma.fr<br />

www.auma.fr<br />

AUMA ACTUATORS Ltd.<br />

GB- Clevedon North Somerset BS21<br />

6QH<br />

Tel +44 1275 871141<br />

Fax +44 1275 875492<br />

mail@auma.co.uk<br />

www.auma.co.uk<br />

AUMA ITALIANA S.r.l. a socio unico<br />

IT-20023 Cerro Maggiore (MI)<br />

Tel +39 0331 51351<br />

Fax +39 0331 517606<br />

info@auma.it<br />

www.auma.it<br />

AUMA BENELUX B.V.<br />

NL-2314 XT Leiden<br />

Tel +31 71 581 40 40<br />

Fax +31 71 581 40 49<br />

office@benelux.auma.<strong>com</strong><br />

www.auma.nl<br />

AUMA Polska Sp. z o.o.<br />

PL-41-310 Dabrowa Górnicza<br />

Tel +48 32 261 56 68<br />

Fax +48 32 261 48 23<br />

R.Ludzien@auma.<strong>com</strong>.pl<br />

www.auma.<strong>com</strong>.pl<br />

OOO Priwody AUMA<br />

RU-141400 Moscow region for mail: 124365<br />

Moscow a/ya 11<br />

Tel +7 495 221 64 28<br />

Fax +7 495 221 64 38<br />

aumarussia@auma.ru<br />

www.auma.ru<br />

ERICHS ARMATUR AB<br />

SE-20039 Malmö<br />

Tel +46 40 311550<br />

Fax +46 40 945515<br />

info@erichsarmatur.se<br />

www.erichsarmatur.se<br />

GRØNBECH & SØNNER A/S<br />

DK-2450 København SV<br />

Tel +45 33 26 63 00<br />

Fax +45 33 26 63 21<br />

GS@g-s.dk<br />

www.g-s.dk<br />

IBEROPLAN S.A.<br />

ES-28027 Madrid<br />

Tel +34 91 3717130<br />

Fax +34 91 7427126<br />

iberoplan@iberoplan.<strong>com</strong><br />

D. G. Bellos & Co. O.E.<br />

GR-13671 Acharnai Athens<br />

Tel +30 210 2409485<br />

Fax +30 210 2409486<br />

info@dgbellos.gr<br />

SIGURD SØRUM A. S.<br />

NO-1300 Sandvika<br />

Tel +47 67572600<br />

Fax +47 67572610<br />

post@sigurd-sorum.no<br />

INDUSTRA<br />

PT-2710-297 Sintra<br />

Tel +351 2 1910 95 00<br />

Fax +351 2 1910 95 99<br />

industra@tyco-valves.<strong>com</strong><br />

MEGA Endüstri Kontrol Sistemieri Tic. Ltd. Sti.<br />

TR-06810 Ankara<br />

Tel +90 312 217 32 88<br />

Fax +90 312 217 33 88<br />

megaendustri@megaendustri.<strong>com</strong>.tr<br />

www.megaendustri.<strong>com</strong>.tr<br />

CTS Control Limited Liability Company<br />

UA-02099 Kiyiv<br />

Tel +38 044 566-9971, -8427<br />

Fax +38 044 566-9384<br />

v_polyakov@cts.<strong>com</strong>.ua<br />

Afrika<br />

AUMA South Africa (Pty) Ltd.<br />

ZA-1560 Springs<br />

Tel +27 11 3632880<br />

Fax +27 11 8185248<br />

aumasa@mweb.co.za<br />

A.T.E.C.<br />

EG- Cairo<br />

Tel +20 2 23599680 - 23590861<br />

Fax +20 2 23586621<br />

atec@intouch.<strong>com</strong><br />

Amerika<br />

AUMA ACTUATORS INC.<br />

US-PA 15317 Canonsburg<br />

Tel +1 724-743-AUMA (2862)<br />

Fax +1 724-743-4711<br />

mailbox@auma-usa.<strong>com</strong><br />

www.auma-usa.<strong>com</strong><br />

AUMA Automação do Brasil ltda.<br />

BR-Sao Paulo<br />

Tel +55 11 8114-6463<br />

bitzco@uol.<strong>com</strong>.br<br />

Gedetailleerde informatie over de AUMA producten vindt u op het internet onder:<br />

www.auma.<strong>com</strong><br />

AUMA Chile Representative Office<br />

CL- La Reina Santiago de Chile<br />

Tel +56 22 77 71 51<br />

Fax +56 22 77 84 78<br />

aumachile@adsl.tie.cl<br />

LOOP S. A.<br />

AR-C1140ABP Buenos Aires<br />

Tel +54 11 4307 2141<br />

Fax +54 11 4307 8612<br />

contacto@loopsa.<strong>com</strong>.ar<br />

MAN Ferrostaal de Colombia Ltda.<br />

CO- Bogotá D.C.<br />

Tel +57 1 401 1300<br />

Fax +57 1 416 5489<br />

dorian.hernandez@manferrostaal.<strong>com</strong><br />

www.manferrostaal.<strong>com</strong><br />

PROCONTIC Procesos y Control Automático<br />

EC- Quito<br />

Tel +593 2 292 0431<br />

Fax +593 2 292 2343<br />

info@procontic.<strong>com</strong>.ec<br />

Corsusa International S.A.C.<br />

PE- Miralflores - Lima<br />

Tel +511444-1200 / 0044 / 2321<br />

Fax +511444-3664<br />

corsusa@corsusa.<strong>com</strong><br />

www.corsusa.<strong>com</strong><br />

PASSCO Inc.<br />

PR-00936-4153 San Juan<br />

Tel +18 09 78 77 20 87 85<br />

Fax +18 09 78 77 31 72 77<br />

Passco@prtc.net<br />

Suplibarca<br />

VE- Maracaibo Estado, Zulia<br />

Tel +58 261 7 555 667<br />

Fax +58 261 7 532 259<br />

suplibarca@intercable.net.ve<br />

Azië<br />

AUMA Actuators (Tianjin) Co., Ltd.<br />

CN-300457 Tianjin<br />

Tel +86 22 6625 1310<br />

Fax +86 22 6625 1320<br />

mailbox@auma-china.<strong>com</strong><br />

www.auma-china.<strong>com</strong><br />

AUMA (INDIA) PRIVATE LIMITED<br />

IN-560 058 Bangalore<br />

Tel +91 80 2839 4655<br />

Fax +91 80 2839 2809<br />

info@auma.co.in<br />

www.auma.co.in<br />

AUMA JAPAN Co., Ltd.<br />

JP-210-0848 Kawasaki-ku, Kawasaki-shi<br />

Kanagawa<br />

Tel +81 44 329 1061<br />

Fax +81 44 366 2472<br />

mailbox@auma.co.jp<br />

www.auma.co.jp<br />

AUMA ACTUATORS (Singapore) Pte Ltd.<br />

SG-569551 Singapore<br />

Tel +65 6 4818750<br />

Fax +65 6 4818269<br />

sales@auma.<strong>com</strong>.sg<br />

www.auma.<strong>com</strong>.sg<br />

AUMA Actuators Middle East W.L.L.<br />

AE- 15268 Salmabad 704<br />

Tel +973 17877377<br />

Naveen.Shetty@auma.<strong>com</strong><br />

PERFECT CONTROLS Ltd.<br />

HK- Tsuen Wan, Kowloon<br />

Tel +852 2493 7726<br />

Fax +852 2416 3763<br />

joeip@perfectcontrols.<strong>com</strong>.hk<br />

DW Controls Co., Ltd.<br />

KR-153-803 Seoul Korea<br />

Tel +82 2 2113 1100<br />

Fax +82 2 2113 1088/1089<br />

sichoi@actuatorbank.<strong>com</strong><br />

www.actuatorbank.<strong>com</strong><br />

Registratienummer certificaat<br />

12 100/104 4269<br />

Sunny Valves and Intertrade Corp. Ltd.<br />

TH-10120 Yannawa Bangkok<br />

Tel +66 2 2400656<br />

Fax +66 2 2401095<br />

sunnyvalves@inet.co.th<br />

www.sunnyvalves.co.th/<br />

Top Advance Enterprises Ltd.<br />

TW- Jhonghe City Taipei Hsien (235)<br />

Tel +886 2 2225 1718<br />

Fax +886 2 8228 1975<br />

support@auma-taiwan.<strong>com</strong>.tw<br />

www.auma-taiwan.<strong>com</strong>.tw<br />

Australië<br />

BARRON GJM Pty. Ltd.<br />

AU-NSW 1570 Artarmon<br />

Tel +61 294361088<br />

Fax +61 294393413<br />

info@barron.<strong>com</strong>.au<br />

www.barron.<strong>com</strong>.au<br />

2009-01-01<br />

Y000.176/037/nl/1.09

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!