Aantekeningen van Arnoldus Buchelius over zijn ... - gahetNA

Aantekeningen van Arnoldus Buchelius over zijn ... - gahetNA Aantekeningen van Arnoldus Buchelius over zijn ... - gahetNA

31.05.2013 Views

- Daer waren oeck eenige hondert coybeesten ende weynige verren, hadden daer goede weyden, daer men suyvel aff conde winnen. Hij brachte oock over vijff joncxkens, in Amboyne geboren, omme d’selve alhier te laten instrueren ende onderwijsen, soo in de christelicke relligie als andere goede exercitiën. 91 De twee oudste, ontrent van 14 ende 15 jaeren, waren soonen van twee conincxkens aldaer in’t lant, d’een genaemt Ray Kilan, 92 d’ander Ray Soye. De 2 daeraen volgende, minder van jaeren, waren kynderen van 2 orankies, dat is eedelluyden, ende het joncxsten was een mestiso, soon van eenen Johan van Tax, secretaris eertijts op fort van Amboyna, geboren van een Indiaensche vrou. Waren genaemt: don Andrea de Castrano, soon van Soyen, don Marcus, soon van den coninck van Kielang, don Laurentio Nullay, don Laurentio de Fretis, ende Johan Tack. Als daer meede verscheen eenen Willem Jacob Woutersz van Ackersloot, gerecommandeert tot schipper bij Jan Poppen, die men verstont dat seer paepsgesint was. Worden denselven voorgeleyt, dat hij hem soude moeten onderwerpen de wetten die gebruyckelicken waren, in de schepen onderhouden te worden, als eenige vermaningen ende exercitiën van de relligie. Ende dewijlen men hem andersgesint bevonden hadde, twijffelden ofte hij haer soude connen dienstich wesen. Daerop hij antwoirden, wel catholycqs gesint te wesen, doch dat hij in alles soude haere bevelen ende ordonnantiën nacomen, dat sij daerover geen occasie souden hebben van miscontentement. Worden daerover belast, over acht ofte tien dagen wederom te comen, wanneer men hem soude bijvoegen om het bootsvolck aen te nemen. Worden oock voorgehouden, alsoo sij nu van de heeren Staten geïnterpelleert worden, te delibereren over het aennemen van eenen nieuwen bewinthebber, die hun nut ende bequaemst mochte sijn. Dat se nu genoch uuyt de magistraet voorsien waren, die met haere saecken meest besich, ende geoccupeert met des stadts affairen, weinich haer conden ontledigen. Dat men oick de bedieningen mochte veranderen. Wert uuyten Haghe gescreven, dat het antwoirt op der clagender participanten ofte der remonstranten requeste ende versoeck voor een maent uuytgestelt was. Die van Enckhuysen (ofte Hoorn) scrijven op het oversenden van de naemen der doleerende participanten, die het voorseyde request hadden geteyckent, dat geen van die in haere camere waren participerende. De overgesonden kynderen werden goet gevonden, dat men metten eersten totte minste costen van de Compaignie soude sien, ergens op’t lant bij eenich predicant ofte schoolmeester te bestellen, daer die in goede tuchte ende leeringe mochten opgetrocken worden. Hendrick van Bemmel, van Utrecht, soon van Rutger van Bemmel, wachtmeester, is voor assistent op’t schip - uuytgevaren in februario 1617. Ende is den 6. februarii 91 Zie ook fol. 131r. Op 27 okt. 1622 noemen ze zich: Andreas, natus rex Soye; Marcus, natus rex Kylangiae; Laurentius Diego; Laurentius de Fretis; Johannes Tack. 92 Eerst gespeld Chilan? 96

1618 van ’tselve schip gegaen in Banda op Nera, in’t fort Nassau ofte Belgica. Te goede hebbende op ’tselve schip 133-3-0-. Is aldaer een tijt boeckhouder van de vivres, ende ten tijde als den admirael Van der Hagen vandaer reysden, assistent in’tselve fort. In de leste monsterrollen uuyt de Molucces gecomen met het schip - , staet aldus: Op ’t casteel Nassau ofte Belgica op Nera in Banda: Henrick van Bemmel, assistent à 20 gld. ter maent. Ibidem noch eodem tempore, te weeten ontrent voor een jaer, Joris van Casteel, veendrich op Nassauw, 47 ter maent. In de rolle van Java: David Olivier, assistent op Jacatra tot 12 fl. Cornelis Sebastiaensz van Utrecht is voor soldaet met het schip --. voor seven ofte acht jaeren gevaren, ende op’t eylant Makian in de Molucces gestorven, volgens de attestatiën bij Hans Ulrich Cock, genaemt Essick, sargeant, ende Mathijs Troelsz, lanspesaet, comende uuyt Oost-Indiën, voor Evert Cock, notario tot Amsterdam, ten versoecke van Stijntgen Cornelis, wedue van Bastiaen Evertsz, gegeven opten 1. septembris 1620. Heeft niet te goede. Claes Andriesz van Utrecht, anno 1614 van Zeelant op’t schip … voor sergeant ofte corporael onder capiteyn Jan Pouwelsz Stuer van Someldijck. Was anno 1619 in maio den 4. noch sergeant op Amboyna. Item ultimo julii 1620 op Maleyn in’t leven, als blijct uuyt de monsterrolle. Lest met - overgecomen, ende gesien aldaer in goede dispositie bij Jorgian Brock, in junio 1621 alhier t’Amsterdam gearriveert, die mij ’tselve heeft verclaert. Doch den capiteyn Steur is aldaer in Amboynen overleden. Adriaen Dircksz van Utrecht, daer moeder aff is Luytgen Jacobsdr., is met het schip - uuyt het Tessel t’seyl gegaen den 26. februarii 1617, ende overleden den 30. novembris tot Jacatra in’tselve jaer, volgens het scrijven van Hendrick van Bemmel, in dato den 9. januarii 1618. Hij was voor cuyper aengenomen, ende volgens de rekeninghe van - gestorven, als vooren. Hebbende tegoede, affgetrocken voor d’asseurance, alsoo hij geen hypotheecq en hadde vercooren, tot 8 ten hondert suyvers, volgens memorie van den boeckhouder, 36-19-8, fol. 17. Willem Vrancken van Utrecht, voor soldaet affgevaren op , heeft op denselven verdient 61 gld. Ende is de leste annotatie daervan te boeck, als dat hij in martio 1613 is gegaen op Motier in de Molucces. Heeft oock de moeder, Weyntgen Jans, wedue van Vranck Jans tsedert niet van hem connen vernemen. Van dit voorgaende, bij hem verdient, d’asseurance affgetrocken sijnde, compt hem ofte sijn erfgenamen 56 gld 6. Ende ommedat de moeder geene cautie en conde gestelle na de gewoonte, oock niet voor seecker en wiste, off hij doot was, is geconsenteert den 24. junii, dat de moeder hiervan sal jaerlicx mogen lichten interesse, tot naerder bescheyt, volgens ’tgeene genoteert staet N.A. legitur 57. 93 Alsoo met het schip - noch was thuys gecomen een jonckman, genaemt Wauter Evertsz, anno 1616 met … Zeelant, 94 als’t schijnt in Indiën gecomen, ende dien ontrent volgens de rekeningen onder Elyas Jacobsz, wonende in den Gulden Ancker op de Melckmerckt, compt 270 gld. 17 sts. Screef aen mijn, Jacob Lyeftinc, dat ick wilde last geven, dat d’selve penningen mochten aen de voorseyde Elyas Jacobsz, sonder nochtans procuratie oft eenich bescheyt van den voornoemde Wauter Guertsz te hebben, ofte preciselicken te weeten met wat schip hij vanhier gevaren is, omme na te sien, ofte hij eenige penningen ontfangen, ofte yman aengewesen mochte hebben. Is derhalven, niettegenstaende de gepresenteerde cautie, affgeslagen tot naerder bescheyt, volgens de gewoone ordre. Is weynich dagen daernae bij de overgesonden procuratie voldaen. 93 Zie Cappelli 1979, p. 410. 94 Lees: met ’t schip ? 97

1618 <strong>van</strong> ’tselve schip gegaen in Banda op Nera, in’t fort Nassau ofte Belgica. Te goede<br />

hebbende op ’tselve schip 133-3-0-. Is aldaer een tijt boeckhouder <strong>van</strong> de vivres, ende ten<br />

tijde als den admirael Van der Hagen <strong>van</strong>daer reysden, assistent in’tselve fort. In de leste<br />

monsterrollen uuyt de Molucces gecomen met het schip - , staet aldus: Op ’t casteel<br />

Nassau ofte Belgica op Nera in Banda: Henrick <strong>van</strong> Bemmel, assistent à 20 gld. ter maent.<br />

Ibidem noch eodem tempore, te weeten ontrent voor een jaer, Joris <strong>van</strong> Casteel, veendrich op<br />

Nassauw, 47 ter maent.<br />

In de rolle <strong>van</strong> Java: David Olivier, assistent op Jacatra tot 12 fl.<br />

Cornelis Sebastiaensz <strong>van</strong> Utrecht is voor soldaet met het schip --. voor seven ofte<br />

acht jaeren gevaren, ende op’t eylant Makian in de Molucces gestorven, volgens de attestatiën<br />

bij Hans Ulrich Cock, genaemt Essick, sargeant, ende Mathijs Troelsz, lanspesaet, comende<br />

uuyt Oost-Indiën, voor Evert Cock, notario tot Amsterdam, ten versoecke <strong>van</strong> Stijntgen<br />

Cornelis, wedue <strong>van</strong> Bastiaen Evertsz, gegeven opten 1. septembris 1620. Heeft niet te goede.<br />

Claes Andriesz <strong>van</strong> Utrecht, anno 1614 <strong>van</strong> Zeelant op’t schip … voor sergeant ofte corporael<br />

onder capiteyn Jan Pouwelsz Stuer <strong>van</strong> Someldijck. Was anno 1619 in maio den 4. noch<br />

sergeant op Amboyna. Item ultimo julii 1620 op Maleyn in’t leven, als blijct uuyt de<br />

monsterrolle. Lest met - <strong>over</strong>gecomen, ende gesien aldaer in goede dispositie bij<br />

Jorgian Brock, in junio 1621 alhier t’Amsterdam gearriveert, die mij ’tselve heeft verclaert.<br />

Doch den capiteyn Steur is aldaer in Amboynen <strong>over</strong>leden.<br />

Adriaen Dircksz <strong>van</strong> Utrecht, daer moeder aff is Luytgen Jacobsdr., is met het schip <br />

- uuyt het Tessel t’seyl gegaen den 26. februarii 1617, ende <strong>over</strong>leden den 30.<br />

novembris tot Jacatra in’tselve jaer, volgens het scrijven <strong>van</strong> Hendrick <strong>van</strong> Bemmel, in dato<br />

den 9. januarii 1618. Hij was voor cuyper aengenomen, ende volgens<br />

<br />

de rekeninghe <strong>van</strong> - gestorven, als vooren. Hebbende tegoede, affgetrocken<br />

voor d’asseurance, alsoo hij geen hypotheecq en hadde vercooren, tot 8 ten hondert suyvers,<br />

volgens memorie <strong>van</strong> den boeckhouder, 36-19-8, fol. 17.<br />

Willem Vrancken <strong>van</strong> Utrecht, voor soldaet affgevaren op , heeft op<br />

denselven verdient 61 gld. Ende is de leste annotatie daer<strong>van</strong> te boeck, als dat hij in martio<br />

1613 is gegaen op Motier in de Molucces. Heeft oock de moeder, Weyntgen Jans, wedue <strong>van</strong><br />

Vranck Jans tsedert niet <strong>van</strong> hem connen vernemen. Van dit voorgaende, bij hem verdient,<br />

d’asseurance affgetrocken sijnde, compt hem ofte sijn erfgenamen 56 gld 6. Ende ommedat de<br />

moeder geene cautie en conde gestelle na de gewoonte, oock niet voor seecker en wiste, off<br />

hij doot was, is geconsenteert den 24. junii, dat de moeder hier<strong>van</strong> sal jaerlicx mogen lichten<br />

interesse, tot naerder bescheyt, volgens ’tgeene genoteert staet N.A. legitur 57. 93<br />

Alsoo met het schip - noch was thuys gecomen een jonckman, genaemt Wauter<br />

Evertsz, anno 1616 met … Zeelant, 94 als’t schijnt in Indiën gecomen, ende dien ontrent<br />

volgens de rekeningen onder Elyas Jacobsz, wonende in den Gulden Ancker op de<br />

Melckmerckt, compt 270 gld. 17 sts. Screef aen mijn, Jacob Lyeftinc, dat ick wilde last geven,<br />

dat d’selve penningen mochten aen de voorseyde Elyas Jacobsz, sonder nochtans procuratie<br />

oft eenich bescheyt <strong>van</strong> den voornoemde Wauter Guertsz te hebben, ofte preciselicken te<br />

weeten met wat schip hij <strong>van</strong>hier gevaren is, omme na te sien, ofte hij eenige penningen<br />

ontfangen, ofte yman aengewesen mochte hebben. Is derhalven, niettegenstaende de<br />

gepresenteerde cautie, affgeslagen tot naerder bescheyt, volgens de gewoone ordre. Is<br />

weynich dagen daernae bij de <strong>over</strong>gesonden procuratie voldaen.<br />

93 Zie Cappelli 1979, p. 410.<br />

94 Lees: met ’t schip ?<br />

97

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!