Aantekeningen van Arnoldus Buchelius over zijn ... - gahetNA

Aantekeningen van Arnoldus Buchelius over zijn ... - gahetNA Aantekeningen van Arnoldus Buchelius over zijn ... - gahetNA

31.05.2013 Views

nauarchi fortissimi, praeda inaestimabilia, Hispano hosti erepta, classe ad Cubae portum profligata. Anno christiano MDC XXVIII Dan alsoo Beaumont, residerende in de Generale-Staten een concept hadde gemaect, hebben d’selve heeren Staten hetselve goetgevonden te doen stellen, met weynich contentements van de West-Indische Compaignie. Het voorgestelde concept achterhoudende. Ende is aldus ludende, in limbo: Non ferro tantum Hispanus quantum valet auro Aurum aufer, ferro non superabit Iber. Indica classe intercepta, partisque sine sanguine, opulentissimis spoliis ad Cubae portum Hispanorum Nunc damnis, quam olim caede nobiliorem Foederatae Belgico-Germaniae proceres e gaza captiva monu- mentum cudi fecerunt. MDC XXIX. Barlaeo, qui egregium de hac victoria cecinerat carmen, ‘Argo Batava’ inscriptum, C florenis Societas remuneravit, exiguo satis munere, pro carminis praestantia, et spoliorum magnitudine. Sed videnter rei praefecti communibus non nimis liberaliter, uti velle. [00-11-1629] Den 13. novembris 1629 sal men tot Amsterdam beginnen te vercopen de navolgende waren, alse: Zuyckeren blancos, mascovados ende pannelen, couchenille van verscheyde sorten, tabacco, catoene lijwaet, Oost-Indische geschilderde cleetgens, oliphantstanden, greyn van Guinea, diamanten, peerlen ende andere juwelen, goude ketenen, lamoenensap, salsaparelle, Brasiliënhoute, huden van Capo Verde, was, ambregris, caneel, peper, Spaense zeepe, sandelenhout. Men seyt, dat de equipagie van de Compaignie soude dese somer wesen over de 100 schepen, gemonteert met 2.000 stucken geschut, 12.000 soldaten, 4.000 bootgesellen. Soo het waer is, als diegeene die het behoren te weeten, mij verseeckeren, een royale armade. Maer als ick ben beducht, tot achterdeel van de participanten, ende tot een ostentatie van grootsheyt, meer als tot proufijt dienende. Over dese armade soude Loncq generael wesen. Wat se sal uuytrichten, sal den tijt leeren. Dan, men heeft bij ons veeltijt. groote apparentiën sien verdinen. Weerdenburch is overste over een regiment soldaten, die tot defentie van de stadt Utrecht tegens den Spaenschen inval, dit jaer 1629, wel te passe quamen. [00-4-1630] Te Paeschen 1630 is van alle dese vlote, nochte van Pater, die lange tevoren uuytgeweest is, weinich bekent. Sijn ettelicke malen geruchten gespreyt geworden, van den viant gerencontreert te hebben, ende met de Spaensche geslagen te hebben, maer met weynich vordel, et dubia victoria. De veroveringhe van Pharnabuco ende de stat Olinda, bij de vlote van Lonck, ende de soldaten onder het commandement van den oversten Weerdenburch, te lande het 144

espringende, also het te water imprenable was, is weynich daerna seeckerheit becomen. Waerover publice geviert ende Gode gedanckt is. Niet lange daerna de casteelen ende forten gewonnen sijnde, is den generael met eenige van sijn volck, uuytrijdende om te besichtigen, overrumpelt van de inwoonderen, hun in’t cruepelbosch houdende. Ende is sijn volck meest geslagen, maer hij het ontcomen, sijn peert op drie plaetsen gequest. Sijn derhalven de bosschen daerontrent meest omgehouden ende geslecht. Ende wert de stadt aen de lantzijde meer gesterckt. Continueert, dat Pater het eylant Trinidat, 50 mijlen lang ende 25 breet, heeft verovert, ende de stat S. Joseph ingenomen, hebbende geplondert. Wert meede verwacht een scheepken, op de custe van Guinea van den viant genomen, dat over de 1.200 lb. gouts soude inhebben, behalve andere waren. Also D. van Helsdingen niet aengenaem en was bij de bewinthebberen van de West-Indische Compaignie, ende die hem sochten quijt te sijn, heeft Cornelis van Wijckersloot, vercrijgende 6.000 gld. actiën, daerna beginnen te staen als eenige hooft-participant onder de stadt Utrecht, neffens Helsdinghen. Die evenwel, hebbende sijne favoriten, is den tijt gecontinueert, ingevalle hij sessie in’t collegie conde vercrijgen. Maer sulcx hem geweygert wordende, heeft door maechsmannen met Liefting geaccordeert, die hem voor sijne actiën souden gereet tellen 7.500 gld. Ende daerover heeft Cornelis voornoempt gecregen eenen nieuwen andagonist, uterque summis viribus hanc sibi praedam comparare studet. In exitu res patebit. [24-5-1630] Den 24 maii 1630. Heeft C. van Wijckersloot het bewinthebberschap van de vroetschap binnen Utrecht geobtineert, pluralitate vocum. Absente Neoportio, adversarii summo propugnatore. Quo domum reverso, nescio quas turbas Wijckerslotio crearunt, et quosdam ex Collegio Indico impetrarunt mitti, pro Lieftingio, qui originalis fuerat capitalis participans, cum Wijckerslotius ante biennium necessariam summam non possidisset, etc. Daerop worden bij de magistraet alhier geseyt, dat sij niet en conden om die oorsaecke geen revocatie doen, van hetgeene so solemnelicken bij haer was geschiet. Dat sij hare ingesetenen ende borgeren best kenden. Dat die objectie aen de voorgaende noyt was gedaen. Ende dat Lieftinck noch voor geen hooftparticipant bekent en was, sijne eerste actiën lang hem quijt gemaect hebbende. Worden oock geseyt, dat Wijckersloots huysfrou paepsgesint was. Daerop volchden, dat andere, in meerdere bewint sijnde, geseit worden, alsoo gehuwet te wesen, daerop nochtans geen regard genomen was. Den anderen bewinthebber, Pau, van gelijcken een paepsgesinde vrou hebbende, als den schepen Moreels, den oversten Hartain. [3-6-1630] Sulcx dat Liefting metten sijnen, niet jegenstaende alle haer oprockeninghe, mis sloegen, ende Wijckersloot na gedaenen eedt aen de magistraet alhier, ende borge gestelt, sijn swager, den pensionaris Salmius, den 3. junii heeft tot Amsterdam sessie genomen. Ende is aldaer voor bewinthebber bekent, volgens sijne commissie tot 6 jaeren, hebbende in deselve Compaignie 6.000 lb. heriderende. Ende Liefting heeft weynich eere behaelt van sijne machinatiën, na de vergevinge des bewyntschap gepleecht. Pater is wedercomen met weinich proufijt ten respecte van de oncosten, maer alle expeditiën lucken niet even wel. Cornelis van Voerst was noch dese tijt tot Amsterdam bij sijne meesters opgehouden, daer sijne huysfrou ende kinderen al gemeent werden in de Virginiis te sijn. Soude met twee schepen volgen. 145

nauarchi fortissimi,<br />

praeda inaestimabilia,<br />

Hispano hosti erepta,<br />

classe ad Cubae portum<br />

profligata.<br />

Anno christiano MDC XXVIII<br />

Dan alsoo Beaumont, residerende in de Generale-Staten een concept hadde gemaect, hebben<br />

d’selve heeren Staten hetselve<br />

<br />

goetgevonden te doen stellen, met weynich contentements <strong>van</strong> de West-Indische Compaignie.<br />

Het voorgestelde concept achterhoudende. Ende is aldus ludende, in limbo:<br />

Non ferro tantum Hispanus quantum valet auro<br />

Aurum aufer, ferro non superabit Iber.<br />

Indica classe intercepta, partisque sine sanguine,<br />

opulentissimis spoliis ad Cubae portum Hispanorum<br />

Nunc damnis, quam olim caede nobiliorem Foederatae<br />

Belgico-Germaniae proceres e gaza captiva monu-<br />

mentum cudi fecerunt. MDC XXIX.<br />

Barlaeo, qui egregium de hac victoria cecinerat carmen, ‘Argo Batava’ inscriptum, C florenis<br />

Societas remuneravit, exiguo satis munere, pro carminis praestantia, et spoliorum<br />

magnitudine. Sed videnter rei praefecti communibus non nimis liberaliter, uti velle.<br />

[00-11-1629]<br />

Den 13. novembris 1629 sal men tot Amsterdam beginnen te vercopen de navolgende waren,<br />

alse:<br />

Zuyckeren blancos, mascovados ende pannelen, couchenille <strong>van</strong> verscheyde sorten, tabacco,<br />

catoene lijwaet, Oost-Indische geschilderde cleetgens, oliphantstanden, greyn <strong>van</strong> Guinea,<br />

diamanten, peerlen ende andere juwelen, goude ketenen, lamoenensap, salsaparelle,<br />

Brasiliënhoute, huden <strong>van</strong> Capo Verde, was, ambregris, caneel, peper, Spaense zeepe,<br />

sandelenhout.<br />

Men seyt, dat de equipagie <strong>van</strong> de Compaignie soude dese somer wesen <strong>over</strong> de 100 schepen,<br />

gemonteert met 2.000 stucken geschut, 12.000 soldaten, 4.000 bootgesellen. Soo het waer is,<br />

als diegeene die het behoren te weeten, mij verseeckeren, een royale armade. Maer als ick ben<br />

beducht, tot achterdeel <strong>van</strong> de participanten, ende tot een ostentatie <strong>van</strong> grootsheyt, meer als<br />

tot proufijt dienende. Over dese armade soude Loncq generael wesen. Wat se sal uuytrichten,<br />

sal den tijt leeren. Dan, men heeft bij ons veeltijt. groote apparentiën sien verdinen.<br />

Weerdenburch is <strong>over</strong>ste <strong>over</strong> een regiment soldaten, die tot defentie <strong>van</strong> de stadt Utrecht<br />

tegens den Spaenschen inval, dit jaer 1629, wel te passe quamen.<br />

<br />

[00-4-1630]<br />

Te Paeschen 1630 is <strong>van</strong> alle dese vlote, nochte <strong>van</strong> Pater, die lange tevoren uuytgeweest is,<br />

weinich bekent. Sijn ettelicke malen geruchten gespreyt geworden, <strong>van</strong> den viant<br />

gerencontreert te hebben, ende met de Spaensche geslagen te hebben, maer met weynich<br />

vordel, et dubia victoria.<br />

De ver<strong>over</strong>inghe <strong>van</strong> Pharnabuco ende de stat Olinda, bij de vlote <strong>van</strong> Lonck, ende de<br />

soldaten onder het commandement <strong>van</strong> den <strong>over</strong>sten Weerdenburch, te lande het<br />

144

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!