Aantekeningen van Arnoldus Buchelius over zijn ... - gahetNA

Aantekeningen van Arnoldus Buchelius over zijn ... - gahetNA Aantekeningen van Arnoldus Buchelius over zijn ... - gahetNA

31.05.2013 Views

Tot Utrecht sijn totte annotatie geordonneert den heere Steven van der Haghen ende Jan Anthonisz Uuytewael, schepen, die dynsdaech ende woensdaech eenige uren daertoe souden vaceren. Doch de aenteyckeninge valt alhier soberlick, om oorsaecken dat de papisten, die alhier de meeste middelen hebben, daertoe niet en contribueren, noch oock de arminianen. Oock men alhier qualicken gewoon is, de penningen soo wilt te haserderen. Daerenboven sijn sommige scrupeleus, dat onder den voorseyden handel feyten van oorlogen, ende aenhoudinge van goederen, de vianden toecomende, ende diergelijcke gepleecht werden, waervan de mennonisten geheel te abhorreren. Andere hebben andere consideratiën, sulcx dat te beduchten is, dat soo een nodige ende vorderlicke expeditie door jalousie, slappicheyt ende eygen proufijt mochte achterwegen blijven. Nostri tres tonnas auri, ut vocant, id est totidem centena milla florenorum collegerunt ex urbe nostra. Aliqui nempe voluntarie, plures vero, ne patriae deesse viderentur, fere inviti aliquam summam in scriptis contulerunt. (Magnificis promissis eventus non respondit). 119 Unde processum est ad electionem commissariorum, quos bewinthebberen vocant, et electorum nomine dictus Oliverius Utenhovius (qui in decembri 1623 obiit). 120 Civitatis nostrae Johannes Anthonius Utenwalius, qui post annum ultro cessit. [00-11-1622] Cum essem Amsterodami anno 1622, circa novembrem, electi prefecti ibidem Collegii Indici circa Austrum, Hagam discesserant cum principe et Ordinibus, de re tanti momenti iam serio, ut videbatur, acturi. [12-3-1623] 12. martii 1623. Scedulae adfixae valvis et portis urbium, templorum, basilicorum aliorumque locorum, ut ante diem ultimam martii tertia pars pecuniae promissae deponerentur, apud nominatos ad praefecturam huius Societatis, idem mihi per accensum significatum. Sed cum multa eam in rem dicta sunt ab iis, qui se laedi a Societatis Orientalis administratoribus queruntur, non adeo volentes ad eam rem accingimur. Accedit, quod vulgo fertur, privatorum hos nummos ad publicam defensionem expendendos esse, praeter mentem eorum qui subscripserunt. Crca mey sal voortvaren, wou der maer ymant orla seggen (In’t 2. Discours van de doleanten), 121 met vijftich tonnen gouts in drie payementen sal men’t bestellen. Hoe weynich moeten sij Spaniën gesien, ende na sijne macht vernomen hebben, hoe gaen sij onsen armen West-Indischen bulleback met Spaensche ijgen beklonteren, ende mit Portugees lac besegelen, als sij horen sullen, dat men haer daermede so bermhartich verjagen wil, etc. Daer hondert tonnen gouts te weynich schijnen toe te sijn, ende wel 200 van doen waren (die genoechsaem te becomen sijn, soo men het octroy in behoorlicke poincten wil veranderen). Het is aen de hooch mog. heeren Staten claerlicken bewesen, hoe men door de West- Indischen handel het lant sal verlichten van alle sware lasten, duysensten ende dubbelden vijfhondersten penningen van hooftgelden ende andere beswaringen, ende hoe men in corte jaeren uuyt West-Indiën meer sal trecken, als nu Spaengiën selfs. Item hoe men uuyt den West-Indischen handel veele stilswigende allianciën tegen den Spaignart, onsen erfviant, sullen maecken, sonder subsidie van’t lant, etc. 119 In de marge. 120 Later bijgeschreven. 121 In de marge. 130

Ende alhoewel de hooch mog. heeren Staten genoch was bewisende, dat men nimmermeer gelts genoch becomen, nochte de saecke tot een gewenscht eynde soude connen brengen, so mit octroy geen anderen voet wert genomen. Ende dat aen die goede geneichde ingeseten ende uuythemsche geen beter contentement en werde gegeven. Dat d’selve hoochgemelte heeren Staten oock sulcx wel begrepen, gelijc d’experiëntie met groote disreputatie ende nadeel van onsen staet en spot van den viant heeft geleert. Dat men met tweemael placaten aen te slaen, maer ontrent een derdendeel tot de nodige middelen en heeft geteyckent gecregen, hetwelck H.H.M. geerne hadden voorgecomen. Soo hebben het nochtans de bewinthebbers van Oost- Indiën met hulpe van andere die gelijc sij met een brandende begeerte naer’t bewint over ander luden goeden sijn ontsteken, het in Hollant door de vroetschappen niet recht te onderrechten, also weten t’ondersteken, dat den goeden raet geen plaets en heeft mogen hebben. Soeckende het daertoe noch te brengen, dat men liever met een cleyn capitael, met peryckel van den staat van’t gelt ende volck te spillen, ende onsselven tot een spot ende fabel van al de werelt te stellen. Om also onse laesten val erger als de eerste te maecken, dit werck bij de hant te nemen. Seyt voort, soo men dit werck terecht soude willen bij de hant nemen, daertoe van node soude sijn: Dat men eenen raet soude formeren van rechtsgeleerden ende van chrijchsluden ende andere gequalificeerde personen, om het beleyt van den oorloge, justitie etc., te hebben. Dat die coopluden haer alleen met de uuytrustinge van schepen, handelinge ende penningen souden bemoyen. Dat men sowel uuytheemsche als lantsaten soude toelaten, een raetsheer ofte bewinthebber over haer eygen goeden, tot genoegen van de heeren Staten te stellen. Dat bewinthebberen een derdendeel alle 2 jaeren off souden gaen. Dat alle jaeren een slot van rekeninghe soude gemaect worden, ende den tijt van het octroy vercort. Dat elcke camer soude uuytreden ende inbrengen na het ingebrachte capitael. Dat de participanten absolutelicken bewinthebberen souden mogen kiesen, sonder magistraten daerin te kennen. Dat de bewinthebbers in plaetse van provisie een eerlick tractement soude toegeleit worden. Dat over elck 200.000 een bewinthebber soude wesen. Dat hooftparticipanten souden geordineert worden, om van alle uuytreddinge, gecochte ende vercochte goederen de rekeningen te oversien. Dat oorloge, geheelicken soude gevoert worden op den naem van de H.M.H. Staten(- Generael, bewinthebbers ende lieden van staat, qualic willende in dienst van coopluden gaen, ende Dat de forten bij de Staten) 122 op seeckere conditiën ende vorwarden, als van convoyen, licenten ende tollen te betalen, onderhouden te worden, daerdoor men het vaderlant ontsetten, ende die goede gemeente van alle extraordinaris impositiën ontlasten soude, etc. 122 In de marge. 131

Ende alhoewel de hooch mog. heeren Staten genoch was bewisende, dat men nimmermeer<br />

gelts genoch becomen, nochte de saecke tot een gewenscht eynde soude connen brengen, so<br />

mit<br />

<br />

octroy geen anderen voet wert genomen. Ende dat aen die goede geneichde ingeseten ende<br />

uuythemsche geen beter contentement en werde gegeven. Dat d’selve hoochgemelte heeren<br />

Staten oock sulcx wel begrepen, gelijc d’experiëntie met groote disreputatie ende nadeel <strong>van</strong><br />

onsen staet en spot <strong>van</strong> den viant heeft geleert. Dat men met tweemael placaten aen te slaen,<br />

maer ontrent een derdendeel tot de nodige middelen en heeft geteyckent gecregen, hetwelck<br />

H.H.M. geerne hadden voorgecomen. Soo hebben het nochtans de bewinthebbers <strong>van</strong> Oost-<br />

Indiën met hulpe <strong>van</strong> andere die gelijc sij met een brandende begeerte naer’t bewint <strong>over</strong><br />

ander luden goeden sijn ontsteken, het in Hollant door de vroetschappen niet recht te<br />

onderrechten, also weten t’ondersteken, dat den goeden raet geen plaets en heeft mogen<br />

hebben. Soeckende het daertoe noch te brengen, dat men liever met een cleyn capitael, met<br />

peryckel <strong>van</strong> den staat <strong>van</strong>’t gelt ende volck te spillen, ende onsselven tot een spot ende fabel<br />

<strong>van</strong> al de werelt te stellen. Om also onse laesten val erger als de eerste te maecken, dit werck<br />

bij de hant te nemen.<br />

Seyt voort, soo men dit werck terecht soude willen bij de hant nemen, daertoe <strong>van</strong> node soude<br />

sijn:<br />

Dat men eenen raet soude formeren <strong>van</strong> rechtsgeleerden ende <strong>van</strong> chrijchsluden ende andere<br />

gequalificeerde personen, om het beleyt <strong>van</strong> den oorloge, justitie etc., te hebben.<br />

Dat die coopluden haer alleen met de uuytrustinge <strong>van</strong> schepen, handelinge ende penningen<br />

souden bemoyen.<br />

Dat men sowel uuytheemsche als lantsaten soude toelaten, een raetsheer ofte bewinthebber<br />

<strong>over</strong> haer eygen goeden, tot genoegen <strong>van</strong> de heeren Staten te stellen. Dat bewinthebberen een<br />

derdendeel alle 2 jaeren off souden gaen.<br />

Dat alle jaeren een slot <strong>van</strong> rekeninghe soude gemaect worden, ende den tijt <strong>van</strong> het octroy<br />

vercort.<br />

Dat elcke camer soude uuytreden ende inbrengen na het ingebrachte capitael.<br />

Dat de participanten absolutelicken bewinthebberen souden mogen kiesen, sonder magistraten<br />

daerin te kennen.<br />

Dat de bewinthebbers in plaetse <strong>van</strong> provisie een eerlick tractement soude toegeleit worden.<br />

Dat <strong>over</strong> elck 200.000 een bewinthebber soude<br />

<br />

wesen.<br />

Dat hooftparticipanten souden geordineert worden, om <strong>van</strong> alle uuytreddinge, gecochte ende<br />

vercochte goederen de rekeningen te <strong>over</strong>sien.<br />

Dat oorloge, geheelicken soude gevoert worden op den naem <strong>van</strong> de H.M.H. Staten(-<br />

Generael, bewinthebbers ende lieden <strong>van</strong> staat, qualic willende in dienst <strong>van</strong> coopluden gaen,<br />

ende<br />

Dat de forten bij de Staten) 122 op seeckere conditiën ende vorwarden, als <strong>van</strong> convoyen,<br />

licenten ende tollen te betalen, onderhouden te worden, daerdoor men het vaderlant ontsetten,<br />

ende die goede gemeente <strong>van</strong> alle extraordinaris impositiën ontlasten soude, etc.<br />

122 In de marge.<br />

131

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!