13.05.2013 Views

Download Dagboek - De negentiende eeuw

Download Dagboek - De negentiende eeuw

Download Dagboek - De negentiende eeuw

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

en aten er vrij slecht. Ik wandelde de stad rond, die nog al groot en volkrijk is. Zij drijft handel,<br />

en heeft fabrieken in bombazijn en grof goed. <strong>De</strong> markt is er ruim, de groote straten net; doch in<br />

de achterbuurten legt de mist op de straat. -<br />

Het had in de laatste uren geregend, doch nu bedaarde het weder, en ik begaf mij naar het<br />

voormeld bosch, waar groote koren- en boekweitvelden tusschen prachtige eiken, hooge sparren<br />

en dennen enz zich vertoonden. <strong>De</strong> zon ging heerlijk onder, met roode, purpere, groene, geele en<br />

blaauwe glansen de dunne wolken vervende, waartegen het paerskleurig gebergte dat de<br />

onmetelijke korenvelden als een gordijn afsloot, aangenaam afstak; terwijl de boomen waaronder<br />

ik mij bevond door schuinsche goudstralen verlicht, den grond met hun lange schaduwen<br />

bedekten. Dit alles leverde een bekoorlijk en treffend tooneel op, en verwekte de aangenaamste<br />

aandoeningen in mijn gemoed, gestoord door het hatelijk gebas van honden, die mij kwamen<br />

aanvallen en over eene sloot en dijk heen deden vliegen. Te huis gekomen vond ik Van<br />

Hogendorp minder pijnlijk. Hij sliep deze nacht, dat hij den vorige niet gedaan had, en ik ronkte<br />

als naar gewoonte.<br />

Donderdag 17 July<br />

Te acht ure het bed verlaten hebbende, lieten wij naar een rijtuig voor Bentheim vragen, dan<br />

helaas, er was in geheel Oldenzaal maar een fargon met twee paarden, welke een ander tot ons<br />

ongeluk besproken had. Van Hogendorp kon echter niet te voet gaan, en tot blijven waren wij<br />

niet genegen: ik wandelde dus rond en schommelde eene mistkar op, welke ik voor twee Gulden<br />

huurde. Van Hogendorp plaatste zich er in met de bagaadje, doch ik verkoos er naast te<br />

wandelen, daar de weg schoon en de knol het draven lang ontwend was. Onze weg liep over<br />

bergen en dalen, de schoonste gezichten opleverende: slechts eene kleine heide van een vierde<br />

uur gaans trokken wij over. Na twee en eenhalf uur wandelens toog ik een vrij hoogen heuvel op,<br />

tegen wiens helling en op wiens top het dorp Gildenhuis, of hauss, gebouwd is, eene fraaie<br />

plaats, rijk in steengroeven en korenvelden. Op de hoogte staan twee molens, welke een<br />

zonderling landgezicht vertoonden. Want aan de linkerzijde zagen wij enkel koren, rotsen en<br />

gebouwen, terwijl de vlakte die zich ter rechterzijde opdeed, uit veenderijen en heidevelden<br />

bestond. Nu daalden wij den berg af en kwamen na een half uur gaans aan de stad Bentheim,<br />

welke op een zware rots gelegen, de gansche omstreek overziet. Trots en treffend rust het oud en<br />

heerlijk slot op den hoogsten top. Links af gaande wandelde ik nu door eene allee van hooge<br />

eiken verder en kwam tien minuten voor het rijtuig te half drie aan het badhuis. Hier meldde ik<br />

mij aan, doch hoorde dat er geen plaats was. Nu zeide ik aan den kastelein dat de jonge graaf<br />

Van Hogendorp, deerlijk aan zijn voet gekwetst, mij volgde en logies verzocht. Dit hielp, want<br />

op mijn aandringen en naar aanzien der persoon werd ons op den zolder een klein vertrek in<br />

gereedheid gebracht. Daar de gasten reeds aan tafel zaten, begaven wij ons toen mijn reisgenoot<br />

gekomen was, derwaart. <strong>De</strong>zelve was en fer à cheval. Wij plaatsten ons over elkanderen. Naast<br />

mij zat eene vrouw van ruim vijftig jaren, op wier gelaat nog overblijfselen van schoonheid<br />

waren, die doof, en gedurig met hare lorgnette in de weer was. Zij herinnerde mij bekende<br />

gelaatstrekken. Haar' echtgenoot, bij haar geplaatst, een' vrolijken gepoeierden podagrist meende<br />

ik meer gezien te hebben, en geen wonder, want het was de Baron van Asbeck met zijn gemalin,<br />

de ouders van Henriëtte. Over hen zat benevens den Baddoctor die een welopgevoed jongmensch<br />

is, zekere dikke, doove, oude heer, hebbende een rondom afgesneden buis aan. Zijn naam was<br />

Kleman; hij woont op Nederhorst den Berg, is zeer rijk en een groot jager. Soms hield hij zich<br />

maar doof en gaf dan de zonderlingste antwoorden. Naast den Baron waren twee <strong>De</strong>lftsche<br />

gebroeders geplaatst, volkomen kwakers. Niemand wist waarom of waarheen die kinderen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!