Download Dagboek - De negentiende eeuw
Download Dagboek - De negentiende eeuw Download Dagboek - De negentiende eeuw
prikkeld. Nadat de kapitein ons deze en veele andere zaken verhaald had, bracht hij ons de velden rond, die de Colonie omringen. In dezelve staan zes boerenwooningen, bewoond door die huisgezinnen welke in Fredriks Oord zich het beste gedragen hebben. Elk hunner heeft veertig morgen lands, acht koeien en de noodige paarden, varkens en schapen. Met de mest van deze dieren en van veertig Schanscolonisten maakt hij zijne akkers vruchtbaar. De rogge en garst stonden hier nog beter dan in Fredriks Oord 't geen ik voornamelijk aan het aanbelendende Dedemsche kanaal toeschrijf. Ook de vlas bloeide heerlijk doch staat niet op nieuwen grond als men ons verhaalde, maar op gewezen' weiland dat te voren aan Kruizinga had toegehoord. Nadat wij eene der hoeven, die groot en ruim zijn, bezichtigd hadden, nam de kapitein afscheid van ons en verzocht Van Hogendorp zijn' invloed, zoo hij er eenige had, in 't werk te stellen ter verbetering van het gesticht en verlichting van den last die zijne schouderen drukte: dat hij ten minsten niemand dan door een rechterlijk vonnis op de Ommerschans krijgen mocht. Dit alles zeide de brave man met de tranen in de oogen. Zeer geroerd namen wij ons afscheid van hem na drie en een half uur in en om het gebouw doorgebracht te hebben. Deze uren heb ik zeker onder de pijnlijkste die ik immer heb doorgebracht: echter dank ik God, dat ik in de gelegenheid geweest ben deze inrichting zoo naauwkeurig te bezien en zoo wel te leeren kennen: O! dat onze zwakke pogingen het lot dier rampzaligen mochten verzachten en den blinddoek afrukken van de oogen diergenen die met vooringenomenheid oordeelen. - Wel zegt de Star in een' zijner nommers: Kom en zie. Wat helsche geest, het aklig duister Ontdoken van zijn' jammerkolk, Verbrak in overmoed zijn' kluister, En gierde rond bij Neerlands volk? Bedekte zich ter onheilstichting In 't glansrijk hulsel der verlichting, Greep 't momtuig aan der menschenmin; En nam, volleerd in list en logen Ter slaging in 't afgrijslijkst pogen, Ook eedle boezems voor zich in! Zoo ziet ge, in Deltaas slijkmoerassen Het Nijlgedrocht, belust op buit, Den vreemdeling op eens verrassen, Door 't slaken van een droef geluid. Hij meent een kind te hooren klagen Met naar geschrei om redding vragen, En snelt er heen ter onderstand. Doch, in de biezen aangegrepen, Voelt hij met kracht zich stroomwaart sleepen, En strekt een prooi aan 's ondiers tand. Tuig, Ommeschans, van al de rampen, Uit onberaden' menschenmin Ontsproten als onreine dampen, En samenhangend op uw tinn'.
Volbracht de stichting Uwer wallen 't Ontwerp waarop men grootsch dorst brallen? Is aan behoefte hulp verschaft? De bedelstaf geheel verbroken, De luiaard van gewin verstoken, Het roofziek zwerversrot gestraft? Is aan het kind, dat, in elende Door schamele ouders opgevoed, Noch Godsdienstleer noch plichten kende Deze onkunde in Uw vest vergoed Waakt daar de tucht voor list en boosheid, Voor vuige drift en zedeloosheid, En zuivert ze U van vlek en smet? Vindt zich de band, door God geheiligd, Bij U van smaad en hoon beveiligd, De reine band van 't huwelijksbed? Neen! de arme ziet bij 't moeilijk slooven, Bij de arbeid, voor zijn kracht te groot, Zich nog van loon en spijs beroven, En bidt vergeefs om 't daaglijsch brood. De zwerver bedelt als te voren Ziet zijn vermetelheid niet stooren, Loopt onbeschaamd de dorpen af. Daar de onschuld, in den band geslagen Wordt weggevoerd ondanks zijn klagen Van leed en kommer zinkt in 't graf. Neen! 't zwakke kind dat ook moet zwoegen, Als waar het reeds in krachten sterk, Zich met een bete moet vernoegen, Niet afgemeten naar zijn werk. Kan, moede en mat, als de avond nadert, En op de school de jeugd vergadert, Aemechtig, hijgend ingetreen, Des strengen meesters les niet hooren, Die onverstaan hem zuist in de ooren, En, stikt in klagen en geween. Verbroken zijn de heilge snoeren Voor Godes aanzich saamgelegd. De man ziet zich zijn vrouw ontvoeren Hoe teer door liefde aan hem gehecht. Geen gade mag zijn weerhelft naken, Met haar vereende zuchten slaken,
- Page 33 and 34: Zesde Hoofdstuk Vaart naar Dokkum 7
- Page 35 and 36: Zes duijzent roeden dijks bespaart,
- Page 37 and 38: feest recht nationaal was afgeloope
- Page 39 and 40: den hoogleeraar van Swinderen, dien
- Page 41 and 42: Heer Hendriks ons af kwam halen en
- Page 43 and 44: 'Wien brengt gij dezen dronk, den V
- Page 45 and 46: En dat hij zweert voortaan een libe
- Page 47 and 48: van vruchtboomen beplant was, trade
- Page 49 and 50: Ras hieldt gij; Groningen, deez' ni
- Page 51 and 52: De meester beviel ons wel: een tach
- Page 53 and 54: gebouwd. Twee Hervormde, eene Rooms
- Page 55 and 56: DAGBOEK Van mijne reis; in 1823 doo
- Page 57 and 58: kwamen wij aan de Smilde, welke een
- Page 59 and 60: O! Schouwspel, vol bevalligheden! O
- Page 61 and 62: schaduw: spoedig echter joegen de m
- Page 63 and 64: Te vijf ure opgestaan zijnde ontbet
- Page 65 and 66: aten wij met den pastoor en onderdi
- Page 67 and 68: waarvan het een' moes- of bloementu
- Page 69 and 70: kunnen er tusschen zoodanigen en de
- Page 71 and 72: schouwburg in de open lucht waar de
- Page 73 and 74: Te elf ure wilden wij onzen tocht n
- Page 75 and 76: Vierde Hoofdstuk het Zwarte Water 5
- Page 77 and 78: een gedeelte der gracht ten volle b
- Page 79 and 80: Vijfde Hoofdstuk Kanaal van den hee
- Page 81 and 82: heeft, kan geen ander voedsel erlan
- Page 83: dienst was. 's Winters is er dus oo
- Page 87 and 88: Sticht enkel ramp bij 't galmend sc
- Page 89 and 90: en aten er vrij slecht. Ik wandelde
- Page 91 and 92: ons wonder wat van den Fürst en zi
- Page 93 and 94: Ja wel! zeide hij, en klopte op zij
- Page 95 and 96: Zevende Hoofdstuk Steengroeven 113
- Page 97 and 98: vijf ure naar het postkantoor. Men
- Page 99 and 100: middel van ruiling licht uit den we
- Page 101 and 102: dier arme kluizenaarsters eene groo
- Page 103 and 104: wij ons aan den weg naar Deventer m
- Page 105 and 106: Rappard ons afhalen om ons naar de
- Page 107 and 108: Bij het inkomen maakte Van Hogendor
- Page 109 and 110: dorp. Ras beschouwden wij het belac
- Page 111 and 112: of ik hare familie te Arnhem zoude
- Page 113 and 114: Woensdag 6 augustus Te vijf uren op
- Page 115 and 116: Vrijdag 8 Augustus. Te half vijf ve
- Page 117 and 118: Heeckeren en met Lightenveld bij de
- Page 119 and 120: 14 Aug. Te ½ 10 kwam ons de zoon v
- Page 121 and 122: uit den grond zou doen komen, en da
- Page 123 and 124: Kort na onze terugkomst in de herbe
- Page 125 and 126: wachteden dus op den postwagen die
- Page 127 and 128: van ramp liet de schipper het ranse
- Page 129 and 130: eenige wederzijdsche hooge woorden
- Page 131 and 132: 28 Augustus Des morgens te 10 ure b
- Page 133 and 134: 30 Aug. 's Morgens te 6 ure stonden
Volbracht de stichting Uwer wallen<br />
't Ontwerp waarop men grootsch dorst brallen?<br />
Is aan behoefte hulp verschaft?<br />
<strong>De</strong> bedelstaf geheel verbroken,<br />
<strong>De</strong> luiaard van gewin verstoken,<br />
Het roofziek zwerversrot gestraft?<br />
Is aan het kind, dat, in elende<br />
Door schamele ouders opgevoed,<br />
Noch Godsdienstleer noch plichten kende<br />
<strong>De</strong>ze onkunde in Uw vest vergoed<br />
Waakt daar de tucht voor list en boosheid,<br />
Voor vuige drift en zedeloosheid,<br />
En zuivert ze U van vlek en smet?<br />
Vindt zich de band, door God geheiligd,<br />
Bij U van smaad en hoon beveiligd,<br />
<strong>De</strong> reine band van 't huwelijksbed?<br />
Neen! de arme ziet bij 't moeilijk slooven,<br />
Bij de arbeid, voor zijn kracht te groot,<br />
Zich nog van loon en spijs beroven,<br />
En bidt vergeefs om 't daaglijsch brood.<br />
<strong>De</strong> zwerver bedelt als te voren<br />
Ziet zijn vermetelheid niet stooren,<br />
Loopt onbeschaamd de dorpen af.<br />
Daar de onschuld, in den band geslagen<br />
Wordt weggevoerd ondanks zijn klagen<br />
Van leed en kommer zinkt in 't graf.<br />
Neen! 't zwakke kind dat ook moet zwoegen,<br />
Als waar het reeds in krachten sterk,<br />
Zich met een bete moet vernoegen,<br />
Niet afgemeten naar zijn werk.<br />
Kan, moede en mat, als de avond nadert,<br />
En op de school de jeugd vergadert,<br />
Aemechtig, hijgend ingetreen,<br />
<strong>De</strong>s strengen meesters les niet hooren,<br />
Die onverstaan hem zuist in de ooren,<br />
En, stikt in klagen en geween.<br />
Verbroken zijn de heilge snoeren<br />
Voor Godes aanzich saamgelegd.<br />
<strong>De</strong> man ziet zich zijn vrouw ontvoeren<br />
Hoe teer door liefde aan hem gehecht.<br />
Geen gade mag zijn weerhelft naken,<br />
Met haar vereende zuchten slaken,