Download Dagboek - De negentiende eeuw

Download Dagboek - De negentiende eeuw Download Dagboek - De negentiende eeuw

negentiende.eeuw.nl
from negentiende.eeuw.nl More from this publisher
13.05.2013 Views

De vrouw Zoo waar God leeft, neen mijnheer. Ik woonde in met een sergeant, dien ik om de wet over het trouwen van militairen niet trouwen mocht, maar ik werd wegens mijn goed gedrag als zijne echte vrouw beschouwd, en zelfs in deze papieren erkend (zij toonde ons die). Ik was waschvrouw bij het bataillon. Eens ging ik naar den Haag bij mijne zuster die armoedig was om haar wat geld te brengen. Met haar wandelend ging ik eens een' winkel in. Toen werd zij omdat zij bedelde opgepakt. Bij haar keerende en haar voorspraak willende zijn, nam men mij ook mede. Men stuurde ons naar het Bedelaars Huis te Hoorn: ik bleef er negen maanden, werd toen herwaarts gezonden en ben hier al acht maanden. God is een rechtvaardig' rechter en straft maar eens, doch ik wordt tweemalen gestraft om eene misdaad die ik niet begaan heb. Van Hogendorp En hoe maakt gij het hier. Kunt gij hier iets verdienen? De vrouw Neen mijnheer. Ik werd door den kapitein als kindermoeder aangesteld en heb het dus beter als anderen, daar ik 30 st weekelijks ontfang: doch gij begrijpt dat ik met dit kleintje op den arm en de zorg voor die andere niet werken en dus niets oververdienen kan. Van Hogendorp En hoe maakt gij het met het voedsel van de kinderen? De vrouw de schouders ophalende Ja mijnheer! zij krijten van den honger: enz enz. Uit deze kamer kwamen wij in de klompenfabriek, waar een jongetje N.B. in een gesticht tot weering der Bedelarij met eene klomp in de hand bij ons bedelde. In eene bovenslaapzaal komende, waar eenige Colonisten zaten, vroegen wij of het hier de ziekekamer was; zoo elendig zagen al de bewooners er uit. Een jongen, achtien jaren oud, trad binnen. Van Hogendorp sprak hem aan. Van Hogendorp Hoe komt gij hier jongen? Wat hebt gij gedaan? De Jongen. Ik ben uit Frederiks Oord weggeloopen, achterhaald en hier gebracht. Van Hogendorp Zoo! gedeserteerd? en waarom? De Jongen Omdat ik door mijn weesvader mishandeld werd. Van Hogendorp Zoo? en waar zijt gij liever, hier of te Fredriksoord? De Jongen ziet rond en zwijgt. Van Hogendorp Welnu, waar zijt gij liever, spreek vrij! De Jongen Hier mijnheer. Wat verder zat een ziekelijk man op een bank neer. Deze was een kameraad van onzen geleider en had 19 jaren als sergeant bij de compagnie gediend waar deze 17 jaren soldaat was geweest. Beide woonden bij Brussel, alwaar men hun diets maakte dat zij aan de Ommerschans eene hoeve zouden krijgen en een goed bestaan. Onder dit voorwendsel bracht men hen derwaarts. De Sergeant verhaalde ons met een bittere lach dat zijne vrouw eene week te voren van wanhoop was omgekomen. Ook toonde hij ons het vleesch, dat de Colonisten driemalen 's weeks krijgen, een stukje niet grooter dan zijne pink. - Op de plaats ontmoette ons bij 't keeren een lange kerel. Deze was de kwakzalver aan welke de negenhonderd zes en negentig zielen die in de Ommerschans woonen, (x) toevertrouwd zijn. Hij is uit Duitschland gebannen en woont bij de vaart in een hol. De president van het geneeskundig toeverzicht te Zwol heeft hem beschaamd gemaakt en doen bekennen dat hij van al de kruiden in zijne recepten alleen de kropsalade kende. Ook hoor ik dat de Gouverneur van Overijssel klachten over hem heeft ingeleverd. Intusschen sterven de Colonisten onder zijne handen. Kruizinga laatst eene zaal binnentredende, vond een' hunner dood tegen de deur liggen. Met de Godsdienstoefeningen is het elendig gesteld. De Predikant die twee uren van de Schans afwoont komt 's winters niet wegens de slechte wegen en was nu uitlandig zoodat er geen (x) Thands beloopt hun getal reeds meer dan twaalfhonderd.

dienst was. 's Winters is er dus ook geene cathechesatie en over 't algemeen zijn de kinderen te vermoeid van 't werken om dezelve bij te woonen. De Roomschen hebben in 't geheel geen' dienst omdat er nog geen gewijde grond is: en de pastoor staat alleen de stervenden bij. Stilzwijgend zagen wij ons bij 't uittreden aan en knipten eene traan uit de oogen weg. Mijn gemoed was vol: dan na een wijl voortgegaan te zijn zeide ik: 'zullen wij nu nog naar den kapitein gaan?' - 'Voor zeker, zeide VanHogendorp 'doch wachten wij ons afkeuring te laten blijken - Ja, hernam ik den beker tot den droesem leeggedronken!' - Wij kwamen dus bij den kapitein, een klein man, met een vriendelijk doch eenigzins weemoedig gelaat en Hoogduitsche uitspraak. Hij ontfing ons aan de deur en begon met deze woorden: 'Gij hebt het gesticht gezien? welnu, gij zult er voorzeker veele abuizen gevonden hebben?' Dit begin trof ons en deed ons openhartig met hem omgaan. - Hij bood ons pijpen en zijne vrouw schonk ons thee. - Wij spraken over al de ongelukkigen die buiten hun schuld in de Ommerschans zaten. Nu verhaalde hij ons de volgende gebeurtenissen. Eenige Groningsche huisgezinnen hadden zich voor de vrije Colonie van Veenhuizen aangegeven, en reisvaardig gemaakt. Door het schandelijkst bedrog voerde men hen naar de Ommerschans: de kapitein maakte hiervan zijn rapport bij de Maatschappij, doch de ongelukkigen deelen intusschen in de elende daar heerschende. Een reiziger zich buiten 's lands begevende komt 's avonds in een dorp aan: in de herberg geen logies kunnende krijgen vervoegt hij zich bij den Schout. Deze, eene flesch te veel gedronken hebbende scheldt hem voor een landlooper uit. De reiziger toont zijn' pas, zoo men weet, in 't Fransch gesteld. De schout, die taal niet machtig, antwoordt hem: 'wat heb ik met je oude congé uit Franschen dienst te doen.' Hij laat den man vatten en naar de Ommerschans voeren. De kapitein ziet bij de aankomst zijn' pas en maakt zijn rapport, doch de arme reiziger is nog niet vrij. Eene vrouw van over de zeventig jaren had bij hare dochter een' zak aardappelen gehaald en bracht dien te huis. De veldwachter pakt haar op en zendt haar naar de Ommerschans. Een arbeider bij Brugge, werd van 't werk keerende door geeuwhonger overvallen. Eene vrouw staat hem bij, doch de marechaussée vat hem als landlooper en zendt hem naar de Ommerschans, buiten weten zijner elendige vrouw en kinderen die van gebrek kwijnen en van de hulp des huisvaders verstoken zijn. Wat de misdaden van diefstal en dergelijke in den Ommerschans nu en dan gepleegd, aangaat, dezelve worden aan den gewoonen rechter niet overgegeven; doch in de Schans zelve wordt de misdadiger ondervraagd, gevonnisd en gestraft. Een rechtbank van zeven persoonen, met den kapitein aan 't hoofd doet uitspraak; deze laatste beschouwt elk wanbedrijf als gepleegd door een der leden van een groot huisgezin, en dus alleen door het hoofd van dat huisgezin strafbaar. Dit doet hij om de ongelukkigen die zich licht door elende of hongersnood gedreven aan eens anders goed vergrijpen zoude voor schande of zwaardere straf vrij te waren. Ook gaf hij deze reden van zijn gedrag toen hij een' jongeling die bij hem aan huis diende en huiswerk verrichte wegens den diefstal van een gouden horologie had laten afstraffen, daar hem de directeur aanklaagde als hebbende een daad van willekeur gepleegd, terwijl zijne handeling uit een edel grondbeginsel voortkwam. De mannen en vrouwen zijn als ik zeide gescheiden, en de gehuwden woonen niet bij een. Echter heerscht de republiek van Plato en Jan van Leyden, anders gezegd de Vaga Venus hier in den volstreksten zin, zoodat de meeste meisjens zwanger zijn. De jonge lieden van beide kunne gaan gezamenlijk naar het werk, een soldaat moet op vijfentwintig paren passen en er kan licht iets geschieden dat zijn oog ontglipt, wijl verhinderde begeerte te lichter wordt aange-

dienst was. 's Winters is er dus ook geene cathechesatie en over 't algemeen zijn de kinderen te<br />

vermoeid van 't werken om dezelve bij te woonen. <strong>De</strong> Roomschen hebben in 't geheel geen'<br />

dienst omdat er nog geen gewijde grond is: en de pastoor staat alleen de stervenden bij.<br />

Stilzwijgend zagen wij ons bij 't uittreden aan en knipten eene traan uit de oogen weg.<br />

Mijn gemoed was vol: dan na een wijl voortgegaan te zijn zeide ik: 'zullen wij nu nog naar den<br />

kapitein gaan?' - 'Voor zeker, zeide VanHogendorp 'doch wachten wij ons afkeuring te laten<br />

blijken - Ja, hernam ik den beker tot den droesem leeggedronken!' -<br />

Wij kwamen dus bij den kapitein, een klein man, met een vriendelijk doch eenigzins<br />

weemoedig gelaat en Hoogduitsche uitspraak. Hij ontfing ons aan de deur en begon met deze<br />

woorden: 'Gij hebt het gesticht gezien? welnu, gij zult er voorzeker veele abuizen gevonden<br />

hebben?' Dit begin trof ons en deed ons openhartig met hem omgaan. - Hij bood ons pijpen en<br />

zijne vrouw schonk ons thee. - Wij spraken over al de ongelukkigen die buiten hun schuld in de<br />

Ommerschans zaten. Nu verhaalde hij ons de volgende gebeurtenissen.<br />

Eenige Groningsche huisgezinnen hadden zich voor de vrije Colonie van Veenhuizen<br />

aangegeven, en reisvaardig gemaakt. Door het schandelijkst bedrog voerde men hen naar de<br />

Ommerschans: de kapitein maakte hiervan zijn rapport bij de Maatschappij, doch de ongelukkigen<br />

deelen intusschen in de elende daar heerschende.<br />

Een reiziger zich buiten 's lands begevende komt 's avonds in een dorp aan: in de herberg<br />

geen logies kunnende krijgen vervoegt hij zich bij den Schout. <strong>De</strong>ze, eene flesch te veel<br />

gedronken hebbende scheldt hem voor een landlooper uit. <strong>De</strong> reiziger toont zijn' pas, zoo men<br />

weet, in 't Fransch gesteld. <strong>De</strong> schout, die taal niet machtig, antwoordt hem: 'wat heb ik met je<br />

oude congé uit Franschen dienst te doen.' Hij laat den man vatten en naar de Ommerschans<br />

voeren. <strong>De</strong> kapitein ziet bij de aankomst zijn' pas en maakt zijn rapport, doch de arme reiziger is<br />

nog niet vrij.<br />

Eene vrouw van over de zeventig jaren had bij hare dochter een' zak aardappelen gehaald<br />

en bracht dien te huis. <strong>De</strong> veldwachter pakt haar op en zendt haar naar de Ommerschans. Een<br />

arbeider bij Brugge, werd van 't werk keerende door g<strong>eeuw</strong>honger overvallen. Eene vrouw staat<br />

hem bij, doch de marechaussée vat hem als landlooper en zendt hem naar de Ommerschans,<br />

buiten weten zijner elendige vrouw en kinderen die van gebrek kwijnen en van de hulp des<br />

huisvaders verstoken zijn.<br />

Wat de misdaden van diefstal en dergelijke in den Ommerschans nu en dan gepleegd,<br />

aangaat, dezelve worden aan den gewoonen rechter niet overgegeven; doch in de Schans zelve<br />

wordt de misdadiger ondervraagd, gevonnisd en gestraft. Een rechtbank van zeven persoonen,<br />

met den kapitein aan 't hoofd doet uitspraak; deze laatste beschouwt elk wanbedrijf als gepleegd<br />

door een der leden van een groot huisgezin, en dus alleen door het hoofd van dat huisgezin<br />

strafbaar. Dit doet hij om de ongelukkigen die zich licht door elende of hongersnood gedreven<br />

aan eens anders goed vergrijpen zoude voor schande of zwaardere straf vrij te waren. Ook gaf hij<br />

deze reden van zijn gedrag toen hij een' jongeling die bij hem aan huis diende en huiswerk<br />

verrichte wegens den diefstal van een gouden horologie had laten afstraffen, daar hem de<br />

directeur aanklaagde als hebbende een daad van willekeur gepleegd, terwijl zijne handeling uit<br />

een edel grondbeginsel voortkwam.<br />

<strong>De</strong> mannen en vrouwen zijn als ik zeide gescheiden, en de gehuwden woonen niet bij<br />

een. Echter heerscht de republiek van Plato en Jan van Leyden, anders gezegd de Vaga Venus<br />

hier in den volstreksten zin, zoodat de meeste meisjens zwanger zijn. <strong>De</strong> jonge lieden van beide<br />

kunne gaan gezamenlijk naar het werk, een soldaat moet op vijfentwintig paren passen en er kan<br />

licht iets geschieden dat zijn oog ontglipt, wijl verhinderde begeerte te lichter wordt aange-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!