Download Dagboek - De negentiende eeuw
Download Dagboek - De negentiende eeuw Download Dagboek - De negentiende eeuw
opgebouwd. Aan de hoofdpoort zaten eenige soldaten van de bezetting, bestaande uit een luitenant met vijf- entwintig man. Aan de deur werden ons vijf en een halve stuiver entree gevraagd: voor het daarvan komende geld, worden spiegeltjens en dergelijke meubelen gekocht. Op aanraden van Kruizinga, en ook na ons eigen voornemen, vroegen wij naar geen' directeur, maar namen een' Colonist om ons rond te leiden. Deze Colonist was een Belg. Zijne geschiedenis zal nader plaats vinden. - De binnenplaats is zeer groot en door een hek verdeeld. Dit hek scheidt de wooningen der mannen en vrouwen. Na de timmerplaats gezien te hebben kwamen wij op groote ruime bovenkamers, waar verscheidene vrouwen zaten te breien of te spinnen. Van Hogendorp ondervroeg er eene, en hoorde dat zij te Delft gewoond had, waar zij met naaien en breiden de kost verdiende, doch dat zij had moeten bedelen omdat haar kind ziek was., en zij het niet op de schoot houden kon, terwijl zij werkte. Terwijl zij dit verhaalt plaatst zich een Onderdirecteur achter ons en ziet haar strak in 't gezicht. Van Hogendorp, verontwaardigd dat zijne vragen beluisterd worden, wil beproeven of de vrouw hem zal durven antwoorden en vraagt haar waar zij liever was, te Delft of aan de Ommerschans. De vrouw ziet den Onderdirecteur bedeesd aan, slaat de oogen neder en zwijgt. Van Hogendorp dringt aan op een antwoord, waarop Zij alleen zegt dat het brave lieden zijn die men over haar gesteld heeft. - Doch nu stuift de opzienster der zaal, mede eene Coloniste naar ons toe en roept uit: 'ik wou dat je 't mij vroeg, ik zou wel durven antwoorden'. - 'Welnu, waar waart gij liever?' - Wel daar ik van daan kom, liever dan in dit vervloekt gebouw dat ik in de Noordzee wou zien.' Dit gezegde eener vrouw die in een' betere post geplaatst, dien lichtelijk door zulke onvoorzichtige woorden verliezen kon verbaasde en trof ons. - Nu liet de Onderdirecteur, wiens kamer naast deze zaal was ons eenige lijsten zien van hetgeen de menschen verdienden. Hierover zal ik tot beter verstand van hetgeen volgen moet, het een en ander tusschen in voegen. De algemeene grondregel, welke aan de Ommerschans in acht genomen wordt, is deze: die niet werkt zal ook niet eten. Dus, de Colonist die slechts half werkt, krijgt slechts halve portie, en die in 't geheel niet werkt geene. Elke Colonist boven de 16 jaren moet in de week 30 st. verdienen. Een gulden hiervan wordt voor zijn middagmaal gebruikt, en voor zijne kleeding, uit een zwartgrijs buis met groene opslagen witte knoopen bestaande. De overige 10 st worden hem betaald in kaartjens van 2 st. waarvoor hij in de winkel der Colonie zijn ochtend- en avondeten koopt. Deze kaartjens hebben buiten de Colonie geen debiet, omdat men aan geen Colonist sterken drank zoude geven, doch de OnderDirecteurs zelve maken hier een schandelijk misbruik van, daar deze de kaartjens onder de waarde opkoopend, den Colonist gereed geld verschaffen en zich zelve met dien woeker verrijken - Volgens de inrichting echter der Maatschappij kan geen Colonist met gewoonen veldarbeid meer dan één gulden verdienen, en moet dus om meer te hebben anderen zwaarderen arbeid verrichten. Zoo werken er sommige in de veenen, waar zij tot negen gulden toe in de week verdienen. - Van hunne oververdiensten wordt hun een derde in gereed geld betaald, een derde blijft aan de maatschappij en het laatste derde gaat in hun bijzondere spaarpot: wanneer een Colonist in zijne spaarpot f 25 heeft kan hij door den kapitein, niet vrijgesteld, maar ter vrijstelling voorgedragen worden en hangt nog van de beslissing des hoofdbestuurs af. Echter krijgt hijzelve geen' inzage van zijne verdiensten en kan dus nergens rekening op maken. Dan, wat gebeurt er? De voeding bestaat grootendeels uit paardeboonen en is dus weinig geschikt voor iemand die zwaren arbeid verrichten moet. Hij nu die met een luttel gelds in de Colonie aankomt, kan zich daarvoor beter voedsel verschaffen, en, is hij daarenboven gezond en sterk, in staat zijn door buitengewoonen arbeid zich staande te houden. Doch iemand die zwak en ziekelijk aan de Ommerschans gebracht wordt, en geen geld
heeft, kan geen ander voedsel erlangen, wordt dus hoe langer hoe minder geschikt tot werken, krijgt diensvolgens hoe langer hoe minder eten en teert gestadig meer achter uit. Is hij zoo ziek dat hij heel niet werken kan, of verstaat hij den arbeid niet, dan moet hij dit wederom inwinnen, en het gevolg daarvan is dat hij nooit op gelijken voet kan komen. - De vrouw welke wij spraken mag met breien niet meer dan 30 st. verdienen, omdat al wat binnen het gebouw gemaakt wordt binnen het gebouw verbruikt moet kunnen worden, en zij anders licht te veel zoude breien: dus zij zit voor haar leven in de Ommerschans, daar zij nooit oververdienen kan. Ditzelfde heeft plaats met die spinnen, hun verdiensten zijn niet geëvenredigd naar den tijd dien zij besteeden moeten. - Kinderen van twaalf tot zestien jaren moeten drie vierde en van acht tot twaalf halve voeding verdienen: dit laatste is volstrekt onmogelijk. - Ook zagen wij het gevolg hiervan in de school waar van de driehonderd kinders slechts een dertigtal aanwezig was, omdat de andere arbeiden moesten. Ook de avondschool wordt niet bezocht, doordien de kinderen van den arbeid te huis komend door vermoeienis niet tot leeren gestemd zijn. Uit de school kwamen wij in eene benedenzaal, waar eene vrouw die zich op het veld overwerkt had zat te kermen van pijn en het gesticht te vervloeken. Naast haar was een akelig uitziend, uitgeteerd mannetje. Deze ongelukkige was oppasser in eene der kamers: zijne voeten bevroren door den harden winter en zijne toonen, hem met nijptangen afgedraaid, waren nog niet genezen, waardoor hij voor zijn' post ongeschikt zijnde dien verloren had, niet meer werken kon, en ex conseq. geen eten meer kreeg. - Van daar bezochten wij eene andere zaal en vonden er eenige vrouwen en kinderen. Eene der vrouwen toonde ons het ochtend en avondeten der kinderen. Hetzelve bestaat uit een half kommiesbrood, niet veel grooter dan twee kadetjens: op hetzelve moesten hare twee spruiten een' ganschen week teeren, en kermden ook van den honger. - Vervolgens bezochten wij de kinderkamer, waar zeven of acht kleinen onder de zeven jaren zaten te spinnen. Eene welgedane, knappe vrouw paste hen als kindermoeder op en tobde met een klein kind op den arm, zoodat zij zelve niet werken kon. Nu sprak Van Hogendorp een jongetje van zeven jaren aan: Van Hogendorp Hoe komt gij hier, jongetje? Het kind zucht, antwoordt niet en knipt een traantje weg. Van Hogendorp Antwoord vrij, waar komt gij vandaan? Het kind Uit Rotterdam, mijnheer. Van Hogendorp En wat hadt je gedaan dat je hier gebracht werd? Het kind Ik had iets gevraagd, mijnheer, en toen pakten de dienders mij op en brachten mij in de gevangenis, en daar heb ik acht weken ingezeten, en toen hebben zij mij hier naar toe gebracht. Van Hogendorp En wisten je ouders dat je bedeldet? Het kind Ja mijnheer, mijn vader had het mij belast. Van Hogendorp Wat deden uwe ouders? Het kind Mijn vader was lam en mijne moeder werkte voor de lui: maar in de gevangenis heb ik mijne ouders dikwijls gezien. Sints heb ik niets van ze gehoord. Van Hogendorp tegen een ander kind En jij, jongetje, waar ben jij vandaan? Het tweede kind Van Amsterdam, mijnheer. Van Hogendorp En hoe kom jij hier, hebt jij gebedeld? Het kind Neen mijnheer. Mijn vader werkte aan de landswerf en had mij aan 't werkhuis aangegeven, en vandaar ben ik hier naartoe gevoerd. Van Hogendorp En weet je vader dat? Het kind Neen mijnheer. Ik heb nooit iets van hem gehoord. Van Hogendorp, zich tot de vrouw wendende En jij, vrouw, hebt jij gebedeld?
- Page 29 and 30: 'k Herken die blonde vlechten Die L
- Page 31 and 32: Zondag 15 Juny. Daar Van Hogendorp
- Page 33 and 34: Zesde Hoofdstuk Vaart naar Dokkum 7
- Page 35 and 36: Zes duijzent roeden dijks bespaart,
- Page 37 and 38: feest recht nationaal was afgeloope
- Page 39 and 40: den hoogleeraar van Swinderen, dien
- Page 41 and 42: Heer Hendriks ons af kwam halen en
- Page 43 and 44: 'Wien brengt gij dezen dronk, den V
- Page 45 and 46: En dat hij zweert voortaan een libe
- Page 47 and 48: van vruchtboomen beplant was, trade
- Page 49 and 50: Ras hieldt gij; Groningen, deez' ni
- Page 51 and 52: De meester beviel ons wel: een tach
- Page 53 and 54: gebouwd. Twee Hervormde, eene Rooms
- Page 55 and 56: DAGBOEK Van mijne reis; in 1823 doo
- Page 57 and 58: kwamen wij aan de Smilde, welke een
- Page 59 and 60: O! Schouwspel, vol bevalligheden! O
- Page 61 and 62: schaduw: spoedig echter joegen de m
- Page 63 and 64: Te vijf ure opgestaan zijnde ontbet
- Page 65 and 66: aten wij met den pastoor en onderdi
- Page 67 and 68: waarvan het een' moes- of bloementu
- Page 69 and 70: kunnen er tusschen zoodanigen en de
- Page 71 and 72: schouwburg in de open lucht waar de
- Page 73 and 74: Te elf ure wilden wij onzen tocht n
- Page 75 and 76: Vierde Hoofdstuk het Zwarte Water 5
- Page 77 and 78: een gedeelte der gracht ten volle b
- Page 79: Vijfde Hoofdstuk Kanaal van den hee
- Page 83 and 84: dienst was. 's Winters is er dus oo
- Page 85 and 86: Volbracht de stichting Uwer wallen
- Page 87 and 88: Sticht enkel ramp bij 't galmend sc
- Page 89 and 90: en aten er vrij slecht. Ik wandelde
- Page 91 and 92: ons wonder wat van den Fürst en zi
- Page 93 and 94: Ja wel! zeide hij, en klopte op zij
- Page 95 and 96: Zevende Hoofdstuk Steengroeven 113
- Page 97 and 98: vijf ure naar het postkantoor. Men
- Page 99 and 100: middel van ruiling licht uit den we
- Page 101 and 102: dier arme kluizenaarsters eene groo
- Page 103 and 104: wij ons aan den weg naar Deventer m
- Page 105 and 106: Rappard ons afhalen om ons naar de
- Page 107 and 108: Bij het inkomen maakte Van Hogendor
- Page 109 and 110: dorp. Ras beschouwden wij het belac
- Page 111 and 112: of ik hare familie te Arnhem zoude
- Page 113 and 114: Woensdag 6 augustus Te vijf uren op
- Page 115 and 116: Vrijdag 8 Augustus. Te half vijf ve
- Page 117 and 118: Heeckeren en met Lightenveld bij de
- Page 119 and 120: 14 Aug. Te ½ 10 kwam ons de zoon v
- Page 121 and 122: uit den grond zou doen komen, en da
- Page 123 and 124: Kort na onze terugkomst in de herbe
- Page 125 and 126: wachteden dus op den postwagen die
- Page 127 and 128: van ramp liet de schipper het ranse
- Page 129 and 130: eenige wederzijdsche hooge woorden
opgebouwd. Aan de hoofdpoort zaten eenige soldaten van de bezetting, bestaande uit een<br />
luitenant met vijf- entwintig man. Aan de deur werden ons vijf en een halve stuiver entree<br />
gevraagd: voor het daarvan komende geld, worden spiegeltjens en dergelijke meubelen gekocht.<br />
Op aanraden van Kruizinga, en ook na ons eigen voornemen, vroegen wij naar geen' directeur,<br />
maar namen een' Colonist om ons rond te leiden. <strong>De</strong>ze Colonist was een Belg. Zijne geschiedenis<br />
zal nader plaats vinden. -<br />
<strong>De</strong> binnenplaats is zeer groot en door een hek verdeeld. Dit hek scheidt de wooningen der<br />
mannen en vrouwen. Na de timmerplaats gezien te hebben kwamen wij op groote ruime<br />
bovenkamers, waar verscheidene vrouwen zaten te breien of te spinnen. Van Hogendorp<br />
ondervroeg er eene, en hoorde dat zij te <strong>De</strong>lft gewoond had, waar zij met naaien en breiden de<br />
kost verdiende, doch dat zij had moeten bedelen omdat haar kind ziek was., en zij het niet op de<br />
schoot houden kon, terwijl zij werkte. Terwijl zij dit verhaalt plaatst zich een Onderdirecteur<br />
achter ons en ziet haar strak in 't gezicht. Van Hogendorp, verontwaardigd dat zijne vragen beluisterd<br />
worden, wil beproeven of de vrouw hem zal durven antwoorden en vraagt haar waar zij<br />
liever was, te <strong>De</strong>lft of aan de Ommerschans. <strong>De</strong> vrouw ziet den Onderdirecteur bedeesd aan,<br />
slaat de oogen neder en zwijgt. Van Hogendorp dringt aan op een antwoord, waarop Zij alleen<br />
zegt dat het brave lieden zijn die men over haar gesteld heeft. - Doch nu stuift de opzienster der<br />
zaal, mede eene Coloniste naar ons toe en roept uit: 'ik wou dat je 't mij vroeg, ik zou wel durven<br />
antwoorden'. - 'Welnu, waar waart gij liever?' - Wel daar ik van daan kom, liever dan in dit<br />
vervloekt gebouw dat ik in de Noordzee wou zien.' Dit gezegde eener vrouw die in een' betere<br />
post geplaatst, dien lichtelijk door zulke onvoorzichtige woorden verliezen kon verbaasde en trof<br />
ons. - Nu liet de Onderdirecteur, wiens kamer naast deze zaal was ons eenige lijsten zien van<br />
hetgeen de menschen verdienden. Hierover zal ik tot beter verstand van hetgeen volgen moet, het<br />
een en ander tusschen in voegen.<br />
<strong>De</strong> algemeene grondregel, welke aan de Ommerschans in acht genomen wordt, is deze:<br />
die niet werkt zal ook niet eten. Dus, de Colonist die slechts half werkt, krijgt slechts halve<br />
portie, en die in 't geheel niet werkt geene. Elke Colonist boven de 16 jaren moet in de week 30<br />
st. verdienen. Een gulden hiervan wordt voor zijn middagmaal gebruikt, en voor zijne kleeding,<br />
uit een zwartgrijs buis met groene opslagen witte knoopen bestaande. <strong>De</strong> overige 10 st worden<br />
hem betaald in kaartjens van 2 st. waarvoor hij in de winkel der Colonie zijn ochtend- en<br />
avondeten koopt. <strong>De</strong>ze kaartjens hebben buiten de Colonie geen debiet, omdat men aan geen<br />
Colonist sterken drank zoude geven, doch de OnderDirecteurs zelve maken hier een schandelijk<br />
misbruik van, daar deze de kaartjens onder de waarde opkoopend, den Colonist gereed geld<br />
verschaffen en zich zelve met dien woeker verrijken - Volgens de inrichting echter der<br />
Maatschappij kan geen Colonist met gewoonen veldarbeid meer dan één gulden verdienen, en<br />
moet dus om meer te hebben anderen zwaarderen arbeid verrichten. Zoo werken er sommige in<br />
de veenen, waar zij tot negen gulden toe in de week verdienen. - Van hunne oververdiensten<br />
wordt hun een derde in gereed geld betaald, een derde blijft aan de maatschappij en het laatste<br />
derde gaat in hun bijzondere spaarpot: wanneer een Colonist in zijne spaarpot f 25 heeft kan hij<br />
door den kapitein, niet vrijgesteld, maar ter vrijstelling voorgedragen worden en hangt nog van<br />
de beslissing des hoofdbestuurs af. Echter krijgt hijzelve geen' inzage van zijne verdiensten en<br />
kan dus nergens rekening op maken. Dan, wat gebeurt er? <strong>De</strong> voeding bestaat grootendeels uit<br />
paardeboonen en is dus weinig geschikt voor iemand die zwaren arbeid verrichten moet. Hij nu<br />
die met een luttel gelds in de Colonie aankomt, kan zich daarvoor beter voedsel verschaffen, en,<br />
is hij daarenboven gezond en sterk, in staat zijn door buitengewoonen arbeid zich staande te<br />
houden. Doch iemand die zwak en ziekelijk aan de Ommerschans gebracht wordt, en geen geld