Download Dagboek - De negentiende eeuw
Download Dagboek - De negentiende eeuw
Download Dagboek - De negentiende eeuw
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
kunnen er tusschen zoodanigen en de inwooners van grootere plaatsen weinige of geene naauwe<br />
betrekkingen stand grijpen: dan leeren zij de overtollige dingen niet kennen, welke de stedeling<br />
als noodzakelijke beschouwt; dan geven zij zich aan de weelde niet over welke deze najaagt;<br />
maar leven stil, eenvoudig, onnoozel voort als hunne ouders en voorouders deden; verlangen niet<br />
wat zij niet kennen, zijn onbezorgd voor het vervolg, en geven weer aan hun nakroost hetzelfde<br />
voorbeeld dat zij van hun voorgeslacht ontfangen hebben.<br />
Zoo heeft ook de nederige landbewoner van Drenthe niets overgenomen noch kunnen<br />
nemen van al wat de rijke Friesche en Groningsche boeren in de Hoofdplaats hunner provintiën<br />
zagen. - <strong>De</strong>ze laatsten bebouwden onmetelijke velden en behoefden op vele plaatsen den<br />
uitzichzelv' zoo vruchtbaren grond niet eens te bemesten: Het was dus hun overvloed die zij ter<br />
markt brachten: en dit leerde hun prijs op het geld stellen, gaf hun' geest een koopmansdraai en<br />
deed hun al de ondeugden des stedelings inzuigen zonder de plompheid des landsmans<br />
wegtenemen. <strong>De</strong> Drenthenaar daarentegen heeft, om zijn klein stukje gronds te bebouwen, nog<br />
de hulp van zijne geburen noodig; hij verbruikt met zijn gezin alles wat hij gezaaid heeft, en er<br />
schiet niets over dat den handelaar in de steden zoude kunnen gevallen: wat meer is, geen<br />
vreemdeling begeeft zich naar Drenthe, ten minsten niet met eenig voornemen van winst te doen:<br />
deze of gene die nog nu en dan een hunnebed komt bezichtigen haast zich een oord te verlaten,<br />
waar het reizen hem zoo moeilijk valt. Vanwaar zoude dan de Drenthenaar eenige kondschap bekomen<br />
van al hetgeen de stedeling zoo onmisbaar acht. - Neen zijn belang houdt hem aan zijn<br />
dorp, aan zijne kluis verknocht: hij weet niet, en verlangt ook niet te weten dat er buiten zijn dorp<br />
en twee of drie die hij van verre ziet, doch nooit bezocht, plaatsen of landen in de waereld zijn:<br />
doch hij is daarom niet schuw, niet stuursch jegens vreemden. - Daar er niets bij hem is dat de<br />
hebzucht eens bedriegers verwekken kan, wordt hij ook door geen' vreemdeling bedrogen:<br />
waarom zoude hij, die gewend is zijn' buurman, wien hij noodig heeft, vriendelijk te bejegenen,<br />
een' reiziger onbeleefd behandelen: goedwillig ziet hij hem aan als iemand van wien hij niets te<br />
hopen noch te vreezen heeft, en uit gewoonte behandelt hij hem als zijnen nabuur: zeer dikwijls<br />
ondervonden wij die gedienstigheid, die landbewooners zoo eigen op onzen tocht door de<br />
geringe dorpen en gehuchten. Bij al de deugden welke de Drenthenaar uit routine bezit, voegen<br />
zich als tegenbeelden onverschilligheid voor het vreemde, gehechtheid aan den ouden sleur,<br />
tegenzin in het beproeven van iets nieuws, en in een woord al die geringe, doch ware gebreken<br />
welke uit den aard van zijn leven voortvloeien.