Download Dagboek - De negentiende eeuw
Download Dagboek - De negentiende eeuw Download Dagboek - De negentiende eeuw
groeide hun getal aan. De colonisten zaten met pijpjens in den mond achter af: die van Vledder dampten lustig en hielden koffihuis om de predikstoel. Een boer, raad dezer plaats, liet ons in de regeeringsbank zitten. Intusschen werd het al later: de predikant zou niet komen, verhaalde ons de boer, aleer de Generaal daar was. Dan deze kwam niet, ¼ over elf begon de klok te luiden. Kort daarna trad ook de voorzanger binnen, en te half twaalf de predikant. - Na hem verscheen één lid der directie met eene bekoorlijke freule, in een gewaad, meer geschikt voor eene maskerade dan voor een boeredorp. De Predikant hield zijn leerrede over Ps. 126 vs 5 en 6. Dezelve was zeer rechtzinnig, doch te bloemrijk, 't geen maakte dat hij wel eens onzin sprak door te veel te willen behagen. - Het verwonderde ons onder de Colonisten meest vrouwen en kinderen, en slechts weinig vaders van huisgezinnen te zien; doch wij hoorden hiervan de volgende oplossing. Van elk huisgezin moet een der hoofden ter kerke gaan op de boete van 2 st ten behoeve van den wijkmeester. Dit wordt echter geschikt, zoodat het genoegzaam is, wanneer een uit het huis derwaarts gaat. Dit heeft ten gevolge dat de man, vrouw of kind heen stuurt en zelve te huis blijft. Ook beviel het ons niet dat alle hervormden, van welke gezindheid ook, gedwongen worden bij de Calvinisten te kerk te gaan. - Te half een was dezelve uit, en wij wandelden de heide door naar Colonie N o 4: dan de geweldigen regen dwong ons huiswaarts te keeren, wij aten met den pastoor, gingen voorts den generaal die 's morgens ons bezocht had terwijl wij in de kerk waren, eene visite maken, en keerden na een klein uur met hem gesproken te hebben, te half zes ure naar huis; ons nog veel over de schandelijke kerkverordening onderhoudende, dronken wij thee. - Inmiddels had het bezoek van den Generaal uitwerking gedaan: en men gaf Van Hogendorp eene fraaie kamer. Maandag 7 July 's Morgens te half negen kwam, daar de generaal zelve naar den Haag vertrekken moest, een oud onderofficier op zijn last bij ons, en leidde ons Fredriks-oord, en vervolgens de Colonien N o 2, 4 en 6 rond, bracht ons bij sommige Colonisten in huis, ook in de spin-, weef- en verwzalen; in de school, het magazijn en de bakkerij. Te een ure keerden wij te huis. De volgende opmerkingen en overdenkingen werden onderwijl ten opzichte der Colonie door ons gemaakt: Ieder huisgezin wordt bij deszelfs aankomst in een huisje geplaatst, dat eene kamer met twee ramen in den voorgevel bevat, welke kamer van de noodige meubelen, van een' kast en een bedstede voorzien is; alles zeer ruim: boven dezelve is een zoldertje: en in de laatst gebouwde wooningen heeft het huis nog een uitstekje, in 't midden afgeschoten en voor slaapplaats dienend. Achter het woonvertrek is eene ruime schuur waarin de colonist eene goede melkkoe en de noodige brandstoffen vindt. Ook wordt het gezin in de kleederen gestoken. Voor dit alles blijft de vader des huisgezins aan de maatschappij schuldig: 1 o Voor het huis met de daarbij behoorende drie en een half morgen gronds, een jaarlijksche huur van vijftig guldens. 2 o Voor kleeding, huisraad enz: een zestienjarige schuld van vijfentwintig guldens jaarlijks. N.B. het getal der leden van het huisgezin doet in dezen niets af. Daar het nu bezwaarlijk zoude vallen aan nieuwaangekomenen, meestal met den veldarbeid niet bekend, dien dadelijk zelve geheel te verrichten zijn de colonies in secties van twaalf huizen verdeeld. De bewooners derzelver bewerken gezamenlijk den grond, op een half morgen na bij elk huis, dat voor elk huisgezin bijzonderlijk verwerkt of gebruikt wordt, en
waarvan het een' moes- of bloementuin, een' boomgaard, bleekveld of werkplaats maakt naar verkiezing. - Ieder colonist wordt nu, naar gelang van hetgeen hij verricht heeft, betaald: de eene ontfangt 6, de andere 8, 12 ja 16 stuivers daags: er is zelfs een voorbeeld dat een arbeider 36 stuivers met spitten op een' dag verdiende. De betaling geschiedt voor een derde in levensmiddelen, voor een derde in gereed geld en voor een derde in kaartjens van een dubbeltje, waarvoor zij in den winkel der colonie allerhande gerieflijkheden en benoodigdheden kopen kunnen. Deze kaartjens zijn voornamelijk daarom ingevoerd om te beletten dat de colonisten niet buiten de colonie jenever of sterke drank kochten, welke daar binnen volstrekt niet geduld worden. - Nog betaalt de colonist, 3 o voor zijne materialen aan het fonds van veldarbeid jaarlijks de som van vijftig guldens. Zoo ras nu zijn land voeder genoeg voor eene koe oplevert, kan hij er eene tweede bekomen; al de Colonisten van N o 1 (Fredriksoord) hebben die reeds, en sommige zelfs bezitten er drie: ook eenigen paarden en varkens. - De rogge en andere veldprodukten worden aan de maatschappij geleverd, die er brood van vervaardigt voor de ingezetenen. Men zegt dat de Colonisten, ook dan wanneer zij niet meer tot het aanleggen van nieuwe Colonies zullen gebruikt worden, aan drie en een half morgen genoeg zullen hebben; doch dit is niet zoo: een Boer in Drenthe heeft, als ons overal bevestigd werd, acht morgens noodig om te bestaan; en het volgende levert een voorbeeld op van het geen ik onderstel: In de bakkerij werd ons verhaald dat in 't vorige jaar al de rogge door de Colonisten geleverd slechts een zesde opgeleverd had van hetgeen zij noodig hadden. Hiertoe moet dus noodwendig een aankoop plaats gehad hebben van nieuwe rogge. Vrage: wie betaalt dezelve? wordt zij een bezwaar voor de maatschappij of eene aftedoene Schuld voor de Colonisten? - En nog doet men bij een schepel rogge twee schepels aardappelen. Bij dit alles stond de rogge vooral in Colonie no 1 heerlijk: ook zag ik uitmuntende tarw: de aardappelen leveren in den zandgrond veel op en waren hier en daar reeds gerooid: ook had men begonnen vlas te teelen die een zeer fleurig aanzien had. - Op de veengronden is alles nog achterlijk, doch dezelve worden naar de les van Virgilius jaarlijks afgebrand en men hoopt er na de afneming der bovenkorst veel goeds van. Wat men daartegen zegge, het is stellig waar dat ieder Colonist.... neen, de koe van ieder Colonist alleen de mest voor deszelfs grond maakt: Allen verzekerden mij zulks: die mest bestaat uit plaggen met koedrek vermengd. Dezulke Colonisten, welke door lichaamsgebreken tot veldarbeid ongeschikt zijn, als ook sommige meisjens en kinderen, worden in de spinne- en weeverijen gebruikt. Hier heeft elk der kinderen onder anderen eene vaste taks dien zij verdienen moeten en aan hunne ouders brengen: wat bovendien verdiend wordt gaat half in een' spaarpot en wordt hun half als zakgeld gegeven (b.v. hiervoor kunnen zij op het bal dat om den anderen Zondag gegeven wordt een glaasje bier drinken enz) De wol welke tot de kleederen gebruikt wordt is van Drentsche schapen, en dus slechter nog dan koehaar. Zij is wel goedkooper doch onsterk en slecht Dan men gebruikt ze bij voorkeur, naar ik geloof om het goed meer en spoediger te doen verslijten en dus aan de Colonisten meer werk te verschaffen: al het laken door hen bewerkt, wordt straks door Colonisten die kleedermakers zijn, afgehaald, tot kleederen gesneden, en naar het Magazijn gebracht. - In dit magazijn vindt men beddegoed, kleederen, huisraad van alle soorten, veldgereedschappen, hoeden, schoenen, enz. enz. enz. alles in de Colonie gewerkt. Onder de Colonisten is een timmerman, (die behalve zijn veldarbeid nog voor al de Colonies timmert en dus een zeer ruim bestaan heeft) verscheidene schoen- en kleedemakers, schilders, verwers en glazemakers, een smid, een metzelaar, een hoedemaker enz enz tot eene
- Page 15 and 16: plaatsten wij ons bij den S/s[?]chi
- Page 17 and 18: Derde Hoofdstuk De Lemmer; groote h
- Page 19 and 20: Wat zien we aan onzen voet en over
- Page 21 and 22: annen. Na een zeer aangenaam en ver
- Page 23 and 24: Na de wandeling plaatsten wij ons a
- Page 25 and 26: en bracht, hoezeer elk om de koddig
- Page 27 and 28: Vijfde Hoofdstuk Leeuwaarden 65 Pri
- Page 29 and 30: 'k Herken die blonde vlechten Die L
- Page 31 and 32: Zondag 15 Juny. Daar Van Hogendorp
- Page 33 and 34: Zesde Hoofdstuk Vaart naar Dokkum 7
- Page 35 and 36: Zes duijzent roeden dijks bespaart,
- Page 37 and 38: feest recht nationaal was afgeloope
- Page 39 and 40: den hoogleeraar van Swinderen, dien
- Page 41 and 42: Heer Hendriks ons af kwam halen en
- Page 43 and 44: 'Wien brengt gij dezen dronk, den V
- Page 45 and 46: En dat hij zweert voortaan een libe
- Page 47 and 48: van vruchtboomen beplant was, trade
- Page 49 and 50: Ras hieldt gij; Groningen, deez' ni
- Page 51 and 52: De meester beviel ons wel: een tach
- Page 53 and 54: gebouwd. Twee Hervormde, eene Rooms
- Page 55 and 56: DAGBOEK Van mijne reis; in 1823 doo
- Page 57 and 58: kwamen wij aan de Smilde, welke een
- Page 59 and 60: O! Schouwspel, vol bevalligheden! O
- Page 61 and 62: schaduw: spoedig echter joegen de m
- Page 63 and 64: Te vijf ure opgestaan zijnde ontbet
- Page 65: aten wij met den pastoor en onderdi
- Page 69 and 70: kunnen er tusschen zoodanigen en de
- Page 71 and 72: schouwburg in de open lucht waar de
- Page 73 and 74: Te elf ure wilden wij onzen tocht n
- Page 75 and 76: Vierde Hoofdstuk het Zwarte Water 5
- Page 77 and 78: een gedeelte der gracht ten volle b
- Page 79 and 80: Vijfde Hoofdstuk Kanaal van den hee
- Page 81 and 82: heeft, kan geen ander voedsel erlan
- Page 83 and 84: dienst was. 's Winters is er dus oo
- Page 85 and 86: Volbracht de stichting Uwer wallen
- Page 87 and 88: Sticht enkel ramp bij 't galmend sc
- Page 89 and 90: en aten er vrij slecht. Ik wandelde
- Page 91 and 92: ons wonder wat van den Fürst en zi
- Page 93 and 94: Ja wel! zeide hij, en klopte op zij
- Page 95 and 96: Zevende Hoofdstuk Steengroeven 113
- Page 97 and 98: vijf ure naar het postkantoor. Men
- Page 99 and 100: middel van ruiling licht uit den we
- Page 101 and 102: dier arme kluizenaarsters eene groo
- Page 103 and 104: wij ons aan den weg naar Deventer m
- Page 105 and 106: Rappard ons afhalen om ons naar de
- Page 107 and 108: Bij het inkomen maakte Van Hogendor
- Page 109 and 110: dorp. Ras beschouwden wij het belac
- Page 111 and 112: of ik hare familie te Arnhem zoude
- Page 113 and 114: Woensdag 6 augustus Te vijf uren op
- Page 115 and 116: Vrijdag 8 Augustus. Te half vijf ve
waarvan het een' moes- of bloementuin, een' boomgaard, bleekveld of werkplaats maakt naar<br />
verkiezing. - Ieder colonist wordt nu, naar gelang van hetgeen hij verricht heeft, betaald: de eene<br />
ontfangt 6, de andere 8, 12 ja 16 stuivers daags: er is zelfs een voorbeeld dat een arbeider 36<br />
stuivers met spitten op een' dag verdiende. <strong>De</strong> betaling geschiedt voor een derde in<br />
levensmiddelen, voor een derde in gereed geld en voor een derde in kaartjens van een dubbeltje,<br />
waarvoor zij in den winkel der colonie allerhande gerieflijkheden en benoodigdheden kopen<br />
kunnen. <strong>De</strong>ze kaartjens zijn voornamelijk daarom ingevoerd om te beletten dat de colonisten niet<br />
buiten de colonie jenever of sterke drank kochten, welke daar binnen volstrekt niet geduld<br />
worden. - Nog betaalt de colonist, 3 o voor zijne materialen aan het fonds van veldarbeid jaarlijks<br />
de som van vijftig guldens. Zoo ras nu zijn land voeder genoeg voor eene koe oplevert, kan hij er<br />
eene tweede bekomen; al de Colonisten van N o 1 (Fredriksoord) hebben die reeds, en sommige<br />
zelfs bezitten er drie: ook eenigen paarden en varkens. - <strong>De</strong> rogge en andere veldprodukten<br />
worden aan de maatschappij geleverd, die er brood van vervaardigt voor de ingezetenen.<br />
Men zegt dat de Colonisten, ook dan wanneer zij niet meer tot het aanleggen van nieuwe<br />
Colonies zullen gebruikt worden, aan drie en een half morgen genoeg zullen hebben; doch dit is<br />
niet zoo: een Boer in Drenthe heeft, als ons overal bevestigd werd, acht morgens noodig om te<br />
bestaan; en het volgende levert een voorbeeld op van het geen ik onderstel:<br />
In de bakkerij werd ons verhaald dat in 't vorige jaar al de rogge door de Colonisten<br />
geleverd slechts een zesde opgeleverd had van hetgeen zij noodig hadden. Hiertoe moet dus<br />
noodwendig een aankoop plaats gehad hebben van nieuwe rogge. Vrage: wie betaalt dezelve?<br />
wordt zij een bezwaar voor de maatschappij of eene aftedoene Schuld voor de Colonisten? - En<br />
nog doet men bij een schepel rogge twee schepels aardappelen.<br />
Bij dit alles stond de rogge vooral in Colonie no 1 heerlijk: ook zag ik uitmuntende tarw:<br />
de aardappelen leveren in den zandgrond veel op en waren hier en daar reeds gerooid: ook had<br />
men begonnen vlas te teelen die een zeer fleurig aanzien had. - Op de veengronden is alles nog<br />
achterlijk, doch dezelve worden naar de les van Virgilius jaarlijks afgebrand en men hoopt er na<br />
de afneming der bovenkorst veel goeds van.<br />
Wat men daartegen zegge, het is stellig waar dat ieder Colonist.... neen, de koe van ieder<br />
Colonist alleen de mest voor deszelfs grond maakt: Allen verzekerden mij zulks: die mest bestaat<br />
uit plaggen met koedrek vermengd.<br />
<strong>De</strong>zulke Colonisten, welke door lichaamsgebreken tot veldarbeid ongeschikt zijn, als ook<br />
sommige meisjens en kinderen, worden in de spinne- en weeverijen gebruikt. Hier heeft elk der<br />
kinderen onder anderen eene vaste taks dien zij verdienen moeten en aan hunne ouders brengen:<br />
wat bovendien verdiend wordt gaat half in een' spaarpot en wordt hun half als zakgeld gegeven<br />
(b.v. hiervoor kunnen zij op het bal dat om den anderen Zondag gegeven wordt een glaasje bier<br />
drinken enz) <strong>De</strong> wol welke tot de kleederen gebruikt wordt is van Drentsche schapen, en dus<br />
slechter nog dan koehaar. Zij is wel goedkooper doch onsterk en slecht Dan men gebruikt ze bij<br />
voorkeur, naar ik geloof om het goed meer en spoediger te doen verslijten en dus aan de<br />
Colonisten meer werk te verschaffen: al het laken door hen bewerkt, wordt straks door<br />
Colonisten die kleedermakers zijn, afgehaald, tot kleederen gesneden, en naar het Magazijn<br />
gebracht. - In dit magazijn vindt men beddegoed, kleederen, huisraad van alle soorten,<br />
veldgereedschappen, hoeden, schoenen, enz. enz. enz. alles in de Colonie gewerkt.<br />
Onder de Colonisten is een timmerman, (die behalve zijn veldarbeid nog voor al de<br />
Colonies timmert en dus een zeer ruim bestaan heeft) verscheidene schoen- en kleedemakers,<br />
schilders, verwers en glazemakers, een smid, een metzelaar, een hoedemaker enz enz tot eene