Download Dagboek - De negentiende eeuw

Download Dagboek - De negentiende eeuw Download Dagboek - De negentiende eeuw

negentiende.eeuw.nl
from negentiende.eeuw.nl More from this publisher
13.05.2013 Views

geëxtalteerde denkbeelden van vrijheid of losbandigheid, met navolgingszucht van hetgeen de Duitsche neologen in hun verderfelijke werken predikten, vervuld: daardoor zijn hun harten niet voor het schoone en goede, voor het ware en bevallige, voor de καλοκαγαθιαν der ouden, maar voor het schoonschijnende, het woeste, het harde, het doldriftige het vrijheidsgekraai der nieuwe moralisten geopend. De groote les des dichters is vergeten: Didicisse fideliter artes Emollit mores, nec finit esse feros. Hierbij voeg ik dat de jongelieden aan deze Hoogeschool meer afgezonderd zijn dan in andere van hetgeen men goed gezelschap noemt: dat zij in eene provincie, waar koophandel en landbouw alles is, ook aan de plaats welke de zetel der bevallige kunsten en wetenschappen zijn moest, geen gelegenheid vinden om die te beoefenen: dat hun omgang zich onder elkanderen of met lomp boerevolk bepaalt, en dat zij zelden of nooit in de gelegenheid zijn in meer beschaafde gewesten eene meer edele, meer gelukkige wijze van leven en oordeelen te kunnen verkrijgen. Twee staaltjens mag ik van het bijgebrachte aanhalen: het eene is de ongemanierde, gemeene en wanvoeglijke titel welke De Hoogleeraar Lulofs aan een maandwerk gaf, te weten dien van het verlichtingskwispedoor: het tweede is dat even als men aan de andere academies een schermschool heeft, de studenten te Groningen in de lage kunst van snijden onderwezen worden, en er roem op dragen, met gemeene boeren te vechten en hen in 't aangezicht te kerven. - De zeden van die onder de inwooners welke zich op den koophandel toeleggen, welke nering doen of ambachten uitoefenen zijn over 't algemeen min bedorven dan bij de Friezen. Hun omgang is zelfs niet verwerpelijk: zij zijn gedienstig en bescheiden, zuinig en naarstig; doch bij deze koopmansdeugden heeft de zoo lang met voordeel uitgeoefende en thands gestreng verboden' smokkelhanden hun die eerlijkheid, dien openhartigheid, die trouw ontnomen, die den waren handelaar moet kenschetsen. - Op het land vooral heeft men gelegenheid de aanmerkelijke verandering in zeden en geaardheid te beschouwen. Bij de plotselinge vermeerdering van zijn' rijkdom, heeft de landman vergeten dat hem, wilde hij blijven die hij was, de weelde van den stedeling niet voegde: dat niet alle jaren hem even voordeelig zijn konden, en dat niets onbestendiger was dan zijne fortuin. Hij liet groote schuren en wooningen bouven, bracht er alde meubelen in welke hij de uitgezochtste verfijning verkiest, liet al wat hij gebruikte, lepels, vorken, kannen en kommnen van goud maken, vergat dat hij ook eenmaal knecht geweest was, en at niet langer met zijne dienstboden: zond zijne kinderen op een' Franschkostschool, werd hoovaardig en trotsch ook jegens de eersten van het land, verzuimde zijn werk, en ziet nu, bij de daling der granen, te laat zijne dwaasheid in. Wat helpt hem nu zijn paleis, daar kisten en kassen ledig geraken? wat de schitterende opvoeding zijner kinderen, die hun werk en stand vergaten en hem in zijn' arbeid niet kunnen bijstaan? wat zijn hoogmoed, nu de hoogeren hem niet helpen willen, en hij zijne minderen niet betalen kan? Hij wordt door tegenspoed wanhoopig, want hij heeft vergeten geduldig te lijden, en vervloekt het onzalig uur waarin hij de gedachte koesterde, dat zijn welvaart en rijkdom geen einde konde hebben. - EINDE VAN HET EERSTE DEEL

DAGBOEK Van mijne reis; in 1823 door de provintiën Noord Holland, Friesland, Groningen, Drenthe, Overijsel, Gelderland, Noord Braband Utrecht en Zeeland gedaan, van den 28 sten Mei tot den 2 den September TWEEDE DEEL Eerste Hoofdstuk Zuidlaren 2 - Loon, Assen - 4 - Vredeveld 5 de Smilde - 6 - Balloo enz - 9 - Rolde. 10 - Eekst 12 - Gieten - Gasselte, Drouwen Bronniger Buynen 12 - Borger, Odoorn 13 - Valthe, Zweelo 14 Drieper 15 - het Hoogeveen 16 In Drenthe aan eene vaart gekomen, waarover een tolhek lag, vorderde men ons geen tol, zoodat wij ons door eerlijkheid gedrongen vonden zelve het tolhuis met onzen stuiver binnen te loopen; en nog een borrel toetenemen. De waard maakte duizend verschooningen, dat hij ons (den 28 sten Juny) niet bij het vuur konde afwachten daar men de kamer schoonmaakte. Nu trokken wij door weilanden naar Zuidlaren, en ontmoetten eene menigte schrale koeien, welke in dezelve gedreven werden (want 's nachts blijven zij op stal om mest te maken) Voortgaande kregen wij het dorp werwaarts wij ons begaven, achter ons, en van het tolhek af drie kwartiers rondgeloopen hebbende, kwamen wij in dezer voege te Zuidlaren: [tekening] Het dorp deed zich uit een bekoorlijk bosch van hooge eiken zeer aangenaam voor en bedroog onze verwachting niet. Midden in hetzelve is een open plein van 2 à 300 roeden omtrek, omplant met eiken, en van goede fraaie huizen omringd, die echter alle verspreid staan; hetgeen een allerteekenachtigst uitzicht oplevert. Van half acht tot half tien dronken wij koffy en telden onze verteering, daar wij juist een' maand uitwaren: - Dit verrukkelijk oord verlaten hebbende, vonden wij ons in eene zandige heide, en kwamen na over een' heuvelachtigen grond, waar hier en daar plassen en moerassen waren, een half uur voortgegaan te zijn, in een klein gehucht aan, waar men ons voor de kortheid over een boerewerf gaan liet. Hier vielen ons een bul- en een keeshond aan, doch de taktiek reeds meester zijnde, zagen wij ze fiksch onder de oogen, trokken achteruit, den vijand in 't gezicht ziende, even als Mina doet, (zooals hij zegt) en sprongen over een' heining en sloot weg, Van Hogendorp viel op zijn neus. Nu opende zich voor ons een stuifzandzee, geweldig door de wind in ons aangezicht gedreven. Niet lang echter hield dezelve aan: eene heide doorgetrokken zijnde, rusteden wij een oogenblik op de overblijfselen van een ingevallen Hunnebed, en kwamen daarna in de essen (zoo noemt men hier de korenvelden). Zeer lief en bevallig was het gehucht Loon, twee uren van Zuidlaren gelegen. Daar traden wij in een kroegje dat als de andere huisingen uit allerlei materialen gebouwd was. Eene oude toverheks wachtte ons bij een blakend vuur op; hare taal was onverstaanbaar, en zij het levend zinnebeeld der morsigheid: de melk diende zij ons toe in glazen, welke zij met hare vuile handen had afgespoeld; terwijl boven ons hoofd eene menigte kippen op den zolder de granen pikten en zooveel leven maakten dat de vrouw zich genoodzaakt zag gedurig met een' stok tegen den zolder te slaan om ze te doen stil zijn. Van Hogendorp was in 1819 met zijn' vader hier geweest: hij gaf dus voor den weg goed te kennen, 't geen ten gevolge had dat wij een half uur langer dan

geëxtalteerde denkbeelden van vrijheid of losbandigheid, met navolgingszucht van hetgeen de<br />

Duitsche neologen in hun verderfelijke werken predikten, vervuld: daardoor zijn hun harten niet<br />

voor het schoone en goede, voor het ware en bevallige, voor de καλοκαγαθιαν der ouden,<br />

maar voor het schoonschijnende, het woeste, het harde, het doldriftige het vrijheidsgekraai der<br />

nieuwe moralisten geopend. <strong>De</strong> groote les des dichters is vergeten:<br />

Didicisse fideliter artes<br />

Emollit mores, nec finit esse feros.<br />

Hierbij voeg ik dat de jongelieden aan deze Hoogeschool meer afgezonderd zijn dan in andere<br />

van hetgeen men goed gezelschap noemt: dat zij in eene provincie, waar koophandel en<br />

landbouw alles is, ook aan de plaats welke de zetel der bevallige kunsten en wetenschappen zijn<br />

moest, geen gelegenheid vinden om die te beoefenen: dat hun omgang zich onder elkanderen of<br />

met lomp boerevolk bepaalt, en dat zij zelden of nooit in de gelegenheid zijn in meer beschaafde<br />

gewesten eene meer edele, meer gelukkige wijze van leven en oordeelen te kunnen verkrijgen.<br />

Twee staaltjens mag ik van het bijgebrachte aanhalen: het eene is de ongemanierde, gemeene en<br />

wanvoeglijke titel welke <strong>De</strong> Hoogleeraar Lulofs aan een maandwerk gaf, te weten dien van het<br />

verlichtingskwispedoor: het tweede is dat even als men aan de andere academies een<br />

schermschool heeft, de studenten te Groningen in de lage kunst van snijden onderwezen worden,<br />

en er roem op dragen, met gemeene boeren te vechten en hen in 't aangezicht te kerven. -<br />

<strong>De</strong> zeden van die onder de inwooners welke zich op den koophandel toeleggen, welke<br />

nering doen of ambachten uitoefenen zijn over 't algemeen min bedorven dan bij de Friezen. Hun<br />

omgang is zelfs niet verwerpelijk: zij zijn gedienstig en bescheiden, zuinig en naarstig; doch bij<br />

deze koopmansdeugden heeft de zoo lang met voordeel uitgeoefende en thands gestreng<br />

verboden' smokkelhanden hun die eerlijkheid, dien openhartigheid, die trouw ontnomen, die den<br />

waren handelaar moet kenschetsen. - Op het land vooral heeft men gelegenheid de aanmerkelijke<br />

verandering in zeden en geaardheid te beschouwen. Bij de plotselinge vermeerdering van zijn'<br />

rijkdom, heeft de landman vergeten dat hem, wilde hij blijven die hij was, de weelde van den<br />

stedeling niet voegde: dat niet alle jaren hem even voordeelig zijn konden, en dat niets<br />

onbestendiger was dan zijne fortuin. Hij liet groote schuren en wooningen bouven, bracht er alde<br />

meubelen in welke hij de uitgezochtste verfijning verkiest, liet al wat hij gebruikte, lepels,<br />

vorken, kannen en kommnen van goud maken, vergat dat hij ook eenmaal knecht geweest was,<br />

en at niet langer met zijne dienstboden: zond zijne kinderen op een' Franschkostschool, werd<br />

hoovaardig en trotsch ook jegens de eersten van het land, verzuimde zijn werk, en ziet nu, bij de<br />

daling der granen, te laat zijne dwaasheid in. Wat helpt hem nu zijn paleis, daar kisten en kassen<br />

ledig geraken? wat de schitterende opvoeding zijner kinderen, die hun werk en stand vergaten en<br />

hem in zijn' arbeid niet kunnen bijstaan? wat zijn hoogmoed, nu de hoogeren hem niet helpen<br />

willen, en hij zijne minderen niet betalen kan? Hij wordt door tegenspoed wanhoopig, want hij<br />

heeft vergeten geduldig te lijden, en vervloekt het onzalig uur waarin hij de gedachte koesterde,<br />

dat zijn welvaart en rijkdom geen einde konde hebben. -<br />

EINDE VAN HET EERSTE DEEL

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!