Download Dagboek - De negentiende eeuw
Download Dagboek - De negentiende eeuw Download Dagboek - De negentiende eeuw
weet Hylax in zijn vaart den dischgenoot te stuiten. Hij stelt een' nieuwen dronk aan 't voorwerp hunner min En weer een and'ren op hun trouwe vriendschap in. Zoo doet hij voor een wijl de booze ontwerpen staken, En sust het hevig vuur dat hun gemoed kwam blaken. Maar 't smeult nog in het hart, en spoedig barst het uit. 'Wel', roept Arioch thands met donderend geluid 'Waar blijft ons opzet? Komt, mij moedig nagetreden, En scheurt van Hogendorp van 't bed af naar beneden. Hem brenge ik dezen dronk. Hij sterve.' - 'Ja, O ja!' Dus luidt hun aller kreet 'van Hogendorp verga! Hij vinde een' fellen dood, doorboord met duizend wonden Voor al de gruwlen die zijn schandtong dorst verkonden. Of strop op rad op dolk of beulszwaard zij zijn loon (X) Zoo tiert en buldert men. Doch Hylax, op een toon Die overtuigend schijnt, brengt dus hen aan 't bedaren: ''t Is waar', zegt hij, 'men moet Van Hogendorp niet sparen. Maar werd Van Lennep, door geen gruwlen nog bevlekt Niet door Uw woest rumoer van uit zijn' slaap gewekt? Wacht tot den dag genaakt en dan U recht te schaffen En voor zijn lastertaal Uw' vijand fel te straffen.' Deez taal werkt op hun geest en stilt hun euvelmoed. Tavoach blijft alleen in 't somber hart verwoed, Zoekt door welsprekendheid den gastheer te overtuigen En na zijn lagen wil ook Hylax ziel te buigen; Doch vrucht'loos. In het eind sluipt hij met wreevlen kop De woelige eetzaal uit en zoo de gangtrap op. Dan midden in zijn vaart voelt hij zich aangegrepen Door meer dan reuzenkracht, en van de trappen sleepen En werpen in de zaal door eene onzichtbre hand. Van dolle spijt, en schaamte en wraakzucht overmand Treedt hij weer aan den disch en plaatst zich bij zijn vrinden, En wekt een' nieuwen wrok in 't hart van die ontzinden. Nu klinkt, met blij gejoel en handgeklap verzeld De dronk aan Jan de Wit na dien aan Barneveldt. Nu doen Arioch en Alastor van zich hooren Om weer tot wraak en moord hun makkers aante spooren. Men stelt een handschrift op om 't voorteleggen aan Van Hogendorp die om het doodsgevaar te ontgaan Zou moeten teek'nen dat zijn' dwaling is genezen (X) Ziedaar de hedendaagsche verdraagzaamheid, waar de liberalen zoo mee schermen, en aan welke men ook hier een dronk toebracht! Die op zijn 25 ste jaar met den dood bedreigd werd, vindt licht op zijn 50 ste het lot van Kotzebue, daar het blijkt dat er meer dan een Sand ook in ons vaderland bestaat.
En dat hij zweert voortaan een liberaal te wezen, Ook, dat, wat Bilderdijk ooit schreef tot zijne schand, Zijn' stem, de stem niet is van 't vrije Nederland. Reeds schijnt men op het punt deze laagheid te volbrengen. Dan 's hemels toezicht wou het schelmstuk niet gehengen. De wijn, die oorzaak beide en klem gaf aan 't besluit, De wijn is 't, die op 't laatst hen in 't volbrengen stuit. Zij suiz'len door elkaêr en tasten als verblindden In 't rond, en kunnen deur noch trap noch kamer vinden. In 't end, daar 't geestrijk vocht de hersenen bezwaart, Vergeten zij, versuft, Van Hogendorp en de aard. Inmiddels had de zon haar' fakkeltoorts ontstoken, En was in gouden glans ter Oostkimme uitgebroken. Nu maak ik mij gereed ter afreize, en gezwind, Verlaat ik mijnen post en haast mij naar mijn vrind. Doch, hoe 't gevaar ontgaan? Op marktplein, stoep en gangen Staan nog de haters die onze ondergang verlangen. Dan 't uur van vijven slaat. Van wijn en slaap vermand, Zwaait elk van hen naar huis en zoekt het ledikant. Wij zien den dollen stoet heen zwar'len langs de straten, En haasten ons met vreugd de wooning te verlaten. Eerst echter treed ik in hun eetzaal, waar in 't rond De dubble flesschenrei nog schoon te prijken stond. Met Rhijnwijn vul ik thands een' beker tot de randen, En hef dien naar omhoog met uitgestrekte handen: 'Zij dronken Uwen dood, mijn vriend', dus uit ik mij: 'Ik drink Uw leven, hun verbeetering daarbij.' Ik spreek en leeg de kelk. Nu reppen we onze schreden En haasten ons die stad van onheil uittetreden; Nog eenmaal zien wij om. Wij drillen fier den staf, En schudden 't onrein stof van onze kleedren af. - Hier is niets poetische fictie wij brachten op de bezongen wijze de nacht door en hoorden de aangehaalde gesprekken voeren Eene fatsoenlijke familie die hare kamer tusschen ons had moest midden in de nacht van daar vluchten.
- Page 1 and 2: DAGBOEK Van mijne reis; in 1823 doo
- Page 3 and 4: Terwijl 't gebogen hoofd in de open
- Page 5 and 6: gevraagd had, en zeilden met heerli
- Page 7 and 8: En drukte in overmaat van smart Aan
- Page 9 and 10: Daar 't heden strafloos mag geschie
- Page 11 and 12: vallen is. Aan het tolhek naar Mede
- Page 13 and 14: zoovele smaragden deed schitteren.
- Page 15 and 16: plaatsten wij ons bij den S/s[?]chi
- Page 17 and 18: Derde Hoofdstuk De Lemmer; groote h
- Page 19 and 20: Wat zien we aan onzen voet en over
- Page 21 and 22: annen. Na een zeer aangenaam en ver
- Page 23 and 24: Na de wandeling plaatsten wij ons a
- Page 25 and 26: en bracht, hoezeer elk om de koddig
- Page 27 and 28: Vijfde Hoofdstuk Leeuwaarden 65 Pri
- Page 29 and 30: 'k Herken die blonde vlechten Die L
- Page 31 and 32: Zondag 15 Juny. Daar Van Hogendorp
- Page 33 and 34: Zesde Hoofdstuk Vaart naar Dokkum 7
- Page 35 and 36: Zes duijzent roeden dijks bespaart,
- Page 37 and 38: feest recht nationaal was afgeloope
- Page 39 and 40: den hoogleeraar van Swinderen, dien
- Page 41 and 42: Heer Hendriks ons af kwam halen en
- Page 43: 'Wien brengt gij dezen dronk, den V
- Page 47 and 48: van vruchtboomen beplant was, trade
- Page 49 and 50: Ras hieldt gij; Groningen, deez' ni
- Page 51 and 52: De meester beviel ons wel: een tach
- Page 53 and 54: gebouwd. Twee Hervormde, eene Rooms
- Page 55 and 56: DAGBOEK Van mijne reis; in 1823 doo
- Page 57 and 58: kwamen wij aan de Smilde, welke een
- Page 59 and 60: O! Schouwspel, vol bevalligheden! O
- Page 61 and 62: schaduw: spoedig echter joegen de m
- Page 63 and 64: Te vijf ure opgestaan zijnde ontbet
- Page 65 and 66: aten wij met den pastoor en onderdi
- Page 67 and 68: waarvan het een' moes- of bloementu
- Page 69 and 70: kunnen er tusschen zoodanigen en de
- Page 71 and 72: schouwburg in de open lucht waar de
- Page 73 and 74: Te elf ure wilden wij onzen tocht n
- Page 75 and 76: Vierde Hoofdstuk het Zwarte Water 5
- Page 77 and 78: een gedeelte der gracht ten volle b
- Page 79 and 80: Vijfde Hoofdstuk Kanaal van den hee
- Page 81 and 82: heeft, kan geen ander voedsel erlan
- Page 83 and 84: dienst was. 's Winters is er dus oo
- Page 85 and 86: Volbracht de stichting Uwer wallen
- Page 87 and 88: Sticht enkel ramp bij 't galmend sc
- Page 89 and 90: en aten er vrij slecht. Ik wandelde
- Page 91 and 92: ons wonder wat van den Fürst en zi
- Page 93 and 94: Ja wel! zeide hij, en klopte op zij
En dat hij zweert voortaan een liberaal te wezen,<br />
Ook, dat, wat Bilderdijk ooit schreef tot zijne schand,<br />
Zijn' stem, de stem niet is van 't vrije Nederland.<br />
Reeds schijnt men op het punt deze laagheid te volbrengen.<br />
Dan 's hemels toezicht wou het schelmstuk niet gehengen.<br />
<strong>De</strong> wijn, die oorzaak beide en klem gaf aan 't besluit,<br />
<strong>De</strong> wijn is 't, die op 't laatst hen in 't volbrengen stuit.<br />
Zij suiz'len door elkaêr en tasten als verblindden<br />
In 't rond, en kunnen deur noch trap noch kamer vinden.<br />
In 't end, daar 't geestrijk vocht de hersenen bezwaart,<br />
Vergeten zij, versuft, Van Hogendorp en de aard.<br />
Inmiddels had de zon haar' fakkeltoorts ontstoken,<br />
En was in gouden glans ter Oostkimme uitgebroken.<br />
Nu maak ik mij gereed ter afreize, en gezwind,<br />
Verlaat ik mijnen post en haast mij naar mijn vrind.<br />
Doch, hoe 't gevaar ontgaan? Op marktplein, stoep en gangen<br />
Staan nog de haters die onze ondergang verlangen.<br />
Dan 't uur van vijven slaat. Van wijn en slaap vermand,<br />
Zwaait elk van hen naar huis en zoekt het ledikant.<br />
Wij zien den dollen stoet heen zwar'len langs de straten,<br />
En haasten ons met vreugd de wooning te verlaten.<br />
Eerst echter treed ik in hun eetzaal, waar in 't rond<br />
<strong>De</strong> dubble flesschenrei nog schoon te prijken stond.<br />
Met Rhijnwijn vul ik thands een' beker tot de randen,<br />
En hef dien naar omhoog met uitgestrekte handen:<br />
'Zij dronken Uwen dood, mijn vriend', dus uit ik mij:<br />
'Ik drink Uw leven, hun verbeetering daarbij.'<br />
Ik spreek en leeg de kelk. Nu reppen we onze schreden<br />
En haasten ons die stad van onheil uittetreden;<br />
Nog eenmaal zien wij om. Wij drillen fier den staf,<br />
En schudden 't onrein stof van onze kleedren af.<br />
-<br />
Hier is niets poetische fictie wij brachten op de bezongen wijze de nacht door en hoorden de<br />
aangehaalde gesprekken voeren Eene fatsoenlijke familie die hare kamer tusschen ons had moest<br />
midden in de nacht van daar vluchten.