Download Dagboek - De negentiende eeuw
Download Dagboek - De negentiende eeuw Download Dagboek - De negentiende eeuw
zijn, alzoo wij hun tien vergeefsche bezoeken deden. - Na den eten, tegen vijf ure kwam de gedienstige heer Jarges ons wederom afhalen en bracht ons bij professor Hendriks wien hij van onze komst verwittigd had. Deszelfs tuin ingaande, zagen wij een skelet op schildwacht staan. In het tuinhuis dronken wij thee en spraken drok over de anatomie, waar ik een liefhebber van ben. Nu bezagen wij eene kamer vol skeletten en wangedrochten, allen heerlijk voorbereid; daarna eene andere met dierenskeletten. Hier kwam men den hoogleeraar halen bij een arbeidsman, die van een dak gevallen was en getrepanéerd moest worden. Zijn zoon bracht ons verder in de derde kamer, gevuld met wassen beelden, geboetseerd na het leven, en allerlei kwalen en gebreken voorstellende die 's lezers eetlust voor drie dagen zouden wegnemen, maar mij zeer vermaakten. Vandaar bracht ons de vader die inmiddels teruggekeerd was naar het nosocomium. Hier zagen wij een gedeelte van het kabinet van Camper door den koning aan de Academie geschonken. Ook waren hier veele skeletten en eene verzameling van schedels van allerlei volkeren, als ook het geraamte van een olifant en die van drie krokodillen, waarbij een van zestien voeten lengte. Het nosocomium heeft eene apotheek, eene wooning en keuken, drie vertrekken voor de beoefening der inwendige geneeskunde, een theatrum anatomicum, dat mede voor teekenzaal dient enz. Op de tweede verdieping zijn twee zalen voor zwangere, eene voor kraamvrouwen; ook twee voor zieke mannen en vrouwen tot nut der studenten; elk vertrek zeer ruim en luchtig, en slechts vijf bedden bevattende. In eene benedenzaal vonden wij een' blinden en dooven jongen, een kind met een gezwel aan de keel ter grootte van een paaschbrood en andere lijders van verschillende soorten. Daar naast lag een dorpspredikant die voor zijn' dood groningen had willen zien: dit was hem reeds drie jaren mislukt, doch nu hij eindelijk zoover gekomen was, kreeg hij nabij de stad een' beklemden breuk, waarvan hij nu bijkans genezen is. Deze zamenloop van omstandigheden beschouwt die vroome grijzaart als een bizonder goddelijk bestier, daar hij zeker te huis zulke eene goede bezorging zoude genoten hebben. Den avond tot schrijven besteed hebbende, begaven wij ons met een boteram naar bed. Zaterdag 21 Juny. Des morgens te negen ure begaven wij ons naar de Groote of S t . Maartens kerk welke aan het N. O. einde der Breede markt staat. Dezelve is naar gelang van haar hoogen toren klein en niet belangrijk; doch bezit een fraai orgel, haar door Agricola geschonken. Voor eenige dagen had men in het koor eene urne geplaatst tegen over het orgel, met het opschrift: Aan Wester, den Schoolhervormer, de Nakomelingschap volmake hetgeen hij begonnen heeft., met de jaargetallen van 's mans geboorte en dood. - Deze Wester was dorpschoolmeester en heeft veel toegebracht om het onderwijs in de provintie Groningen meer uitgebreidheid te geven: ook is hij schoolopziener geworden: of hij met ware godvruchtige inzichten gehandeld hebbe, dan of de tijdgeest ook op zijne gedragingen den meesten invloed gehad hebbe staat niet aan mij te beoordeelen. Den toren ingetreden zijnde klommen wij eerst tot bij de klokken, waarvan de minste 29000 lb weegt. Hooger komende hadden wij op den eersten omgang een wijduitgestrekt gezicht over de omleggende velden. Wat hooger zagen wij het uurwerk: de klok sloeg terwijl wij aldaar waren: wij zagen de pedalen zich bewegen, doch hoorden wegens de bouworde niets. Na den tweeden en derden torentrans omgewandeld te hebben, op welken laatsten wij een klavier met muzijk vonden voor het klokenspel, dat uit zesendertig klokjens bestaat, werd de opklimming ons moeilijker, totdat wij ons eindelijk in den appel, 333 voeten boven den grond bevonden. Daar het in die vogelkooi doorluchtig woei en wij wegens den nevel weinig konden zien, namen wij spoedig den terugtocht aan en bevonden ons te tien ure weder in ons logement, waar de jonge
Heer Hendriks ons af kwam halen en naar het ander gedeelte van Campers kabinet bracht, dat thands nog bij den hoogleeraar Van Swinderen berust: wij vermaakten ons met het beschouwen der keurige versteeningen, opgezette dieren en visschen, fossilia enz. alles fraai in zijn soort. Vandaar gingen wij het muzeum bezien alwaar wij behalve versteeningen en fossilia als voren, opgezette apen, beeren, leeuwen, herten, zebraas enz. zagen; alles vrij slecht in orde, als ook de vogels welke zonder eenige rangschikking van in of uitlandsche geplaatst waren, en daarenboven slecht opgezet: eindelijk zagen wij er visschen, conchylia, kapellen en insekten. Na bij den gouverneur, de heer Sypkens (x) en Guyot voor de tweede of derde maal vergeefs geweest te zijn ging Van Hogendorp naar huis, en ik naar de societeit, waar ik den heer Sypkens vond, die mij na een kort gesprek bij Van Hogendorp vergezelde. Hier deelde hij ons op ons verzoek mede wat hij van het zoogenaamd klem of beklemmingsrecht, daar in gebruik, wist. Naar zijn oordeel was er de oorsprong van dat de monniken hunne landgoederen voor zes jaren verhuurden, op de voorwaarde dat de meier er eene huizinge zetten zoude. Alle zes jaren stond het aan de partijen vrij het kontrakt te hernieuwen; en de meier betaalde een jaar huurs extra als geschenk of hulde: 't geen hij ook deed wanneer hij trouwde, zoodat zijne erven in linea recta of bij ontstentenis, die zijner vrouw in zijn recht traden. Weigerde men het kontrakt te hernieuwen, dan gaf de eigenaar aan den huurder schadeloosstelling van de onkosten voor de huizinge gemaakt. De eigenaar bleef altijd zijn recht behouden en telde de op deze wijze verhuurde landgoederen onder die welke hem op de zitting in de Staten enz aanspraak konden doen maken. Deze wijze van verhuren veroorzaakte in vervolg van tijd oneindige processen en het schijnt onmogelijk zonder iemands recht te krenken een eind aan dezelve te brengen. - Deze meening van den heer Sypkens wordt echter door vele anderen tegengesproken. Tallooze werken zijn reeds over dit onderwerp geschreven: doch eens menschen leeftijd is niet toereikende om hier de duisternissen opteklaren: ik ten minste zal er mij niet aan wagen. Te half twee ure verliet ons de heer Sypkens, waarop wij een uur later bij den heer Jarges het middagmaal gingen gebruiken, dat, behalve de sterke boter, zeer lekker was. Na den eten bedankten wij den ouden vrijer voor zijne beleefdheid te onswaarts, en zochten daarop den hoogleeraar Guyot weder op, wien wij benevens zijne vrouw, zoon en dochters en professor ten Brink, vonden. Zeer had het ons gespeten het beroemd Instituut van doofstommen niet te hebben kunnen zien: doch wij waren juist Woensdag avond gekomen en het is alleen dien dag te zien: den secretaris van 't ministerie van onderwijs zelve, den Heer Ewijck had men de toegang geweigerd omdat hij een' anderen dag in Groningen kwam, en zelfs ons verzoek om de school maar te doorwandelen, was om niet. Van Hogendorp eenige détails nopens het instituut willende weten, deed alle moeiten om het gesprek daarop te brengen, doch telkens ontnam Pr. Ten Brink, door over wat anders te spreken, hem daartoe de gelegenheid. Te half acht keerden wij te huis, pakten ons goed en gingen te half elf naar bed Nu deden wij de knip op de deur omdat de heer Buma onder onze kamers zijne promotie partij geven zou: deze voorzorg kwam als men naderhand zien zal, niet te onpas. En nu begon een der zonderlingste nachten die ik immer heb doorgemaakt. Quamquam animus meminisse horret, luctuque refugit incipiam: De koesterende zon, ter westkimme ingeweken (x) Lid der Staten Generaal
- Page 1 and 2: DAGBOEK Van mijne reis; in 1823 doo
- Page 3 and 4: Terwijl 't gebogen hoofd in de open
- Page 5 and 6: gevraagd had, en zeilden met heerli
- Page 7 and 8: En drukte in overmaat van smart Aan
- Page 9 and 10: Daar 't heden strafloos mag geschie
- Page 11 and 12: vallen is. Aan het tolhek naar Mede
- Page 13 and 14: zoovele smaragden deed schitteren.
- Page 15 and 16: plaatsten wij ons bij den S/s[?]chi
- Page 17 and 18: Derde Hoofdstuk De Lemmer; groote h
- Page 19 and 20: Wat zien we aan onzen voet en over
- Page 21 and 22: annen. Na een zeer aangenaam en ver
- Page 23 and 24: Na de wandeling plaatsten wij ons a
- Page 25 and 26: en bracht, hoezeer elk om de koddig
- Page 27 and 28: Vijfde Hoofdstuk Leeuwaarden 65 Pri
- Page 29 and 30: 'k Herken die blonde vlechten Die L
- Page 31 and 32: Zondag 15 Juny. Daar Van Hogendorp
- Page 33 and 34: Zesde Hoofdstuk Vaart naar Dokkum 7
- Page 35 and 36: Zes duijzent roeden dijks bespaart,
- Page 37 and 38: feest recht nationaal was afgeloope
- Page 39: den hoogleeraar van Swinderen, dien
- Page 43 and 44: 'Wien brengt gij dezen dronk, den V
- Page 45 and 46: En dat hij zweert voortaan een libe
- Page 47 and 48: van vruchtboomen beplant was, trade
- Page 49 and 50: Ras hieldt gij; Groningen, deez' ni
- Page 51 and 52: De meester beviel ons wel: een tach
- Page 53 and 54: gebouwd. Twee Hervormde, eene Rooms
- Page 55 and 56: DAGBOEK Van mijne reis; in 1823 doo
- Page 57 and 58: kwamen wij aan de Smilde, welke een
- Page 59 and 60: O! Schouwspel, vol bevalligheden! O
- Page 61 and 62: schaduw: spoedig echter joegen de m
- Page 63 and 64: Te vijf ure opgestaan zijnde ontbet
- Page 65 and 66: aten wij met den pastoor en onderdi
- Page 67 and 68: waarvan het een' moes- of bloementu
- Page 69 and 70: kunnen er tusschen zoodanigen en de
- Page 71 and 72: schouwburg in de open lucht waar de
- Page 73 and 74: Te elf ure wilden wij onzen tocht n
- Page 75 and 76: Vierde Hoofdstuk het Zwarte Water 5
- Page 77 and 78: een gedeelte der gracht ten volle b
- Page 79 and 80: Vijfde Hoofdstuk Kanaal van den hee
- Page 81 and 82: heeft, kan geen ander voedsel erlan
- Page 83 and 84: dienst was. 's Winters is er dus oo
- Page 85 and 86: Volbracht de stichting Uwer wallen
- Page 87 and 88: Sticht enkel ramp bij 't galmend sc
- Page 89 and 90: en aten er vrij slecht. Ik wandelde
zijn, alzoo wij hun tien vergeefsche bezoeken deden. - Na den eten, tegen vijf ure kwam de<br />
gedienstige heer Jarges ons wederom afhalen en bracht ons bij professor Hendriks wien hij van<br />
onze komst verwittigd had. <strong>De</strong>szelfs tuin ingaande, zagen wij een skelet op schildwacht staan. In<br />
het tuinhuis dronken wij thee en spraken drok over de anatomie, waar ik een liefhebber van ben.<br />
Nu bezagen wij eene kamer vol skeletten en wangedrochten, allen heerlijk voorbereid; daarna<br />
eene andere met dierenskeletten. Hier kwam men den hoogleeraar halen bij een arbeidsman, die<br />
van een dak gevallen was en getrepanéerd moest worden. Zijn zoon bracht ons verder in de derde<br />
kamer, gevuld met wassen beelden, geboetseerd na het leven, en allerlei kwalen en gebreken<br />
voorstellende die 's lezers eetlust voor drie dagen zouden wegnemen, maar mij zeer vermaakten.<br />
Vandaar bracht ons de vader die inmiddels teruggekeerd was naar het nosocomium. Hier zagen<br />
wij een gedeelte van het kabinet van Camper door den koning aan de Academie geschonken.<br />
Ook waren hier veele skeletten en eene verzameling van schedels van allerlei volkeren, als ook<br />
het geraamte van een olifant en die van drie krokodillen, waarbij een van zestien voeten lengte.<br />
Het nosocomium heeft eene apotheek, eene wooning en keuken, drie vertrekken voor de<br />
beoefening der inwendige geneeskunde, een theatrum anatomicum, dat mede voor teekenzaal<br />
dient enz. Op de tweede verdieping zijn twee zalen voor zwangere, eene voor kraamvrouwen;<br />
ook twee voor zieke mannen en vrouwen tot nut der studenten; elk vertrek zeer ruim en luchtig,<br />
en slechts vijf bedden bevattende. In eene benedenzaal vonden wij een' blinden en dooven<br />
jongen, een kind met een gezwel aan de keel ter grootte van een paaschbrood en andere lijders<br />
van verschillende soorten. Daar naast lag een dorpspredikant die voor zijn' dood groningen had<br />
willen zien: dit was hem reeds drie jaren mislukt, doch nu hij eindelijk zoover gekomen was,<br />
kreeg hij nabij de stad een' beklemden breuk, waarvan hij nu bijkans genezen is. <strong>De</strong>ze<br />
zamenloop van omstandigheden beschouwt die vroome grijzaart als een bizonder goddelijk<br />
bestier, daar hij zeker te huis zulke eene goede bezorging zoude genoten hebben.<br />
<strong>De</strong>n avond tot schrijven besteed hebbende, begaven wij ons met een boteram naar bed.<br />
Zaterdag 21 Juny.<br />
<strong>De</strong>s morgens te negen ure begaven wij ons naar de Groote of S t . Maartens kerk welke aan het N.<br />
O. einde der Breede markt staat. <strong>De</strong>zelve is naar gelang van haar hoogen toren klein en niet<br />
belangrijk; doch bezit een fraai orgel, haar door Agricola geschonken. Voor eenige dagen had<br />
men in het koor eene urne geplaatst tegen over het orgel, met het opschrift: Aan Wester, den<br />
Schoolhervormer, de Nakomelingschap volmake hetgeen hij begonnen heeft., met de jaargetallen<br />
van 's mans geboorte en dood. - <strong>De</strong>ze Wester was dorpschoolmeester en heeft veel toegebracht<br />
om het onderwijs in de provintie Groningen meer uitgebreidheid te geven: ook is hij<br />
schoolopziener geworden: of hij met ware godvruchtige inzichten gehandeld hebbe, dan of de<br />
tijdgeest ook op zijne gedragingen den meesten invloed gehad hebbe staat niet aan mij te<br />
beoordeelen.<br />
<strong>De</strong>n toren ingetreden zijnde klommen wij eerst tot bij de klokken, waarvan de minste<br />
29000 lb weegt. Hooger komende hadden wij op den eersten omgang een wijduitgestrekt gezicht<br />
over de omleggende velden. Wat hooger zagen wij het uurwerk: de klok sloeg terwijl wij aldaar<br />
waren: wij zagen de pedalen zich bewegen, doch hoorden wegens de bouworde niets. Na den<br />
tweeden en derden torentrans omgewandeld te hebben, op welken laatsten wij een klavier met<br />
muzijk vonden voor het klokenspel, dat uit zesendertig klokjens bestaat, werd de opklimming<br />
ons moeilijker, totdat wij ons eindelijk in den appel, 333 voeten boven den grond bevonden.<br />
Daar het in die vogelkooi doorluchtig woei en wij wegens den nevel weinig konden zien, namen<br />
wij spoedig den terugtocht aan en bevonden ons te tien ure weder in ons logement, waar de jonge