Download Dagboek - De negentiende eeuw
Download Dagboek - De negentiende eeuw Download Dagboek - De negentiende eeuw
Domine (drie stappen achteruitgaande) Dan kan jou weer heen gaan, 't is morgen biddag, en jou begriept dat ik nou geen tied heb. Van Hogendorp (heengaande) Wij willen U in 't minst niet hinderen, Domine. Domine, (mij in de borst vattende) En zeg jou aan Tydeman, dat hij me op een ander' tied geen' komplimenten stuurt, maar een' brief, hoor jou? Ik (tot den grond buigende) Ik hoop het waarte nemen, Domine. Pas waren wij de deur uit, of wij berste dan beide uit in een schaterend gelach en bestempelden beurtelings morrende en grinnikende den beleefden Adriani met den naam van Frieschen buffel, ons wel beloovende zijn' laatsten boodschap aan Tydeman waartenemen. Dit laatst, zoo slecht afgeloopen bezoek stelde ons buiten staat iets nopens Dokkum en deszelfs omstreken te vernemen. Ik kan dus niet veel omtrent deze stad verhalen dan alleen dat de meeste huizen nog groote luifels hebben. Na thee gedronken te hebben schreven wij en gingen te negen ure naar bed. Woensdag 18 Juny. Te vier ure riep de knecht ons op: de lucht was opgeklaard, doch de wegen nog nat en de morgen zeer guur: derhalve verkozen wij ons in de schuit van vijf ure naar Kollum te begeven. De vaart liep in den beginne door lage weilanden, maar het gezicht werd langzamerhand door fraaie heeren- en boerenplaatsen veraangenaamd. Verder gekomen, stapten wij uit de schuit en wandelden door korenvelden, met meidoorens, elzen en kreupelbout omplant naar het fraaie dorp dat een der grootste van Friesland is en 1400 inwooners telt. Aan onze rechterhand stak een heerlijk bosch de hooge toppen op; en aan de andere zijde weidde het oog over welige en vette landerijen, welke f 1500 a f 2000 de morgen waard zijn, en waar zeer schoone runddieren op graasden. Na een uurtje gezeten te hebben sloegen wij noordwaarts op, kwamen door eene weide in een korenveld met meiboomen omplant, van waar men zich omkeerende een treffend gezicht op het dorp had, en traden vervolgens op een klein voetpad langs meerdere wei- en bouwlanden tot op een binnenzeedijk voort die ons op de zoogenaamde Nie zielen / Nije zijlen of Nieuwe sluizen / bracht. Eer wij aan dezelve kwamen, vonden wij op den dijk een naald of obelisk ter hoogte van tien voet met een koperen knop op de punt, en door middel van vier zwarte klooten op een pedestal van vijf voet hoogte rustende. Op de pedestal stonden de volgende opschriften en wapens. Aan de Noordzijde: 't Gewelt der stroom door drie verkortingen versagt sijnde is het diep alhier gedamt op den 2 den July ter praesentie van de Edele Erentfeste Heere en J r Michaël Onuphrius toe Schwartzenberg en Hohelandsberg, Grietman over Dantumadeel en J r Philip Frederik Vegelin van Claerbergen, Grietman over Haskerland; gecommitteerd door de Edelmogende Heeren gedeputeerde Staten van Friesland. Hierboven stond op de naald: In den jare 1729 gelukkig volbracht. Aan de westzijde: Het wapen van Vegelin van Claerbergen met de subscriptie: Vegelin Hierboven op de naald: Het wapen van Friesland. Aan de Zuidzijde:
Zes duijzent roeden dijks bespaart, 't gevaar der zee vermindert, oosterge/oostergo[?] van water ontlast, de provintie vermeerdert en verbetert, deze zuil voor de nakomelingen in 't midden der zee opgericht. Hier boven op de naald: Ter eeuwiger gedachtenis van de overdijking van 't Dokkumer diep. Aan de Oostzijde: Het wapen van Schwartzenberg met de subscriptie: Schwartzenberg. Hier boven op de naald: Het wapen van Friesland. Aan de Noordzijde van dezen dijk hadden wij de zee, door een lagen veengrond van ons afgescheiden. Deze ligt bij hoog water onder. - Verder komende genaakten wij die trotsche sluizen, drie in getal, waarvan elk drie dubbelde buiten- en drie dubbelde binnen deuren heeft. Slechts twee of drie kleine vaartuigen lagen binnen de sluis. Na dezelve wel bezichtigd en een borrel gebruikt te hebben, keerden wij terug en kwamen langs denzelfden weg te tien ure weder te Kollum aan. Nu gingen wij in de fraaie bosschaadjen van den Heer De Went wandelen: welke met die van Meerenberg veel gelijkenis hebben, doch ongelijk grooter zijn. Eindelijk aan een viersprong binnen dezelve gekomen zijnde, zagen wij ons voor een groote portiek van 130 à 150 voeten hoogte, aan weerskanten voorwaarts verlengd met een afhellend voorstuk van ruim 100 voeten lengte, waarin een trap recht naar beneden liep die slechts aan een' zijde meer bestaat. Onder het portiek gekomen zagen wij dat elke laan op zoodanig een portiek uitliep, die vereenigd een gebouw uitmaakten, waarvan hier de platte grond en de afteekening volgen. [tekening invoegen] Dit gebouw heeft een rijke O.I. vaarder met name de Went om zijn naam te vereeuwigen, daargesteld en bij zijn dood beschreven dat het moest onderhouden worden. Daar zijne neeven en nichten hem plaagden maakte hij twee Heeren Went, die hij slechts bij name kende, universeele erfgenamen op de voorwaarde dat zij zijn' naam zouden aannemen. Een hunner is thands in 't bezit van die plaats. Nu zagen wij dit gebouw, maar ras bekroop ons de lust het te beklimmen. Al de trappen zoo wel die nog bestonden als de vervallene waren met muren afgesloten die zich tot in eene sloot uitstrekten, terwijl de deuren in die muurtjens toe waren. Doch eenige jongens die daaromtrent speelden zeiden ons: hier langs kunt gij gemakkelijk opkomen. - Wij volgen hem - hij geleidt ons aan den muur H die als de andere midden in een sloot uitkwam. Daar toont hij ons een' taaien esschentak die achter den muur opgeschoten boven de sloot uitstak: hij springt toe, grijpt denzelven en slingert zich aan de andere zijde des muurs. Zonder te vinden dat deze manier juist zoo gemakkelijk was, volg ik zijn voorbeeld: ook Van Hogendorp en de andere jongens aarzelen niet, en wij bevinden ons spoedig op de plaats E. Nu volgen wij den jongen, tusschen de ingestortte trappen in klouteren wij over heesters, struiken, struweelen, bouwvallen, steenklompen, enz. de hoogte op. In het eind niet zonder moeite boven gekomen op een groene terp, genieten wij een heerlijk en wijd uitgestrekt gezicht over weiden, korenvelden, bosschen, lusthoven, boerenwooningen, dorpen en wateren. - Doch nu bestond de moeilijkheid, weder aftekomen. Dan, wij volgden onzen leidsman, die de trap C afgaande, op den muur G klimt en zich van tien voet hoogte laat afzakken. Ik neem hetzelfde besluit en kom even als hij op mijne
- Page 1 and 2: DAGBOEK Van mijne reis; in 1823 doo
- Page 3 and 4: Terwijl 't gebogen hoofd in de open
- Page 5 and 6: gevraagd had, en zeilden met heerli
- Page 7 and 8: En drukte in overmaat van smart Aan
- Page 9 and 10: Daar 't heden strafloos mag geschie
- Page 11 and 12: vallen is. Aan het tolhek naar Mede
- Page 13 and 14: zoovele smaragden deed schitteren.
- Page 15 and 16: plaatsten wij ons bij den S/s[?]chi
- Page 17 and 18: Derde Hoofdstuk De Lemmer; groote h
- Page 19 and 20: Wat zien we aan onzen voet en over
- Page 21 and 22: annen. Na een zeer aangenaam en ver
- Page 23 and 24: Na de wandeling plaatsten wij ons a
- Page 25 and 26: en bracht, hoezeer elk om de koddig
- Page 27 and 28: Vijfde Hoofdstuk Leeuwaarden 65 Pri
- Page 29 and 30: 'k Herken die blonde vlechten Die L
- Page 31 and 32: Zondag 15 Juny. Daar Van Hogendorp
- Page 33: Zesde Hoofdstuk Vaart naar Dokkum 7
- Page 37 and 38: feest recht nationaal was afgeloope
- Page 39 and 40: den hoogleeraar van Swinderen, dien
- Page 41 and 42: Heer Hendriks ons af kwam halen en
- Page 43 and 44: 'Wien brengt gij dezen dronk, den V
- Page 45 and 46: En dat hij zweert voortaan een libe
- Page 47 and 48: van vruchtboomen beplant was, trade
- Page 49 and 50: Ras hieldt gij; Groningen, deez' ni
- Page 51 and 52: De meester beviel ons wel: een tach
- Page 53 and 54: gebouwd. Twee Hervormde, eene Rooms
- Page 55 and 56: DAGBOEK Van mijne reis; in 1823 doo
- Page 57 and 58: kwamen wij aan de Smilde, welke een
- Page 59 and 60: O! Schouwspel, vol bevalligheden! O
- Page 61 and 62: schaduw: spoedig echter joegen de m
- Page 63 and 64: Te vijf ure opgestaan zijnde ontbet
- Page 65 and 66: aten wij met den pastoor en onderdi
- Page 67 and 68: waarvan het een' moes- of bloementu
- Page 69 and 70: kunnen er tusschen zoodanigen en de
- Page 71 and 72: schouwburg in de open lucht waar de
- Page 73 and 74: Te elf ure wilden wij onzen tocht n
- Page 75 and 76: Vierde Hoofdstuk het Zwarte Water 5
- Page 77 and 78: een gedeelte der gracht ten volle b
- Page 79 and 80: Vijfde Hoofdstuk Kanaal van den hee
- Page 81 and 82: heeft, kan geen ander voedsel erlan
- Page 83 and 84: dienst was. 's Winters is er dus oo
Zes duijzent roeden dijks bespaart, 't gevaar der zee vermindert, oosterge/oostergo[?] van water<br />
ontlast, de provintie vermeerdert en verbetert, deze zuil voor de nakomelingen in 't midden der<br />
zee opgericht.<br />
Hier boven op de naald:<br />
Ter <strong>eeuw</strong>iger gedachtenis van de overdijking van 't Dokkumer diep.<br />
Aan de Oostzijde:<br />
Het wapen van Schwartzenberg met de subscriptie: Schwartzenberg.<br />
Hier boven op de naald:<br />
Het wapen van Friesland.<br />
Aan de Noordzijde van dezen dijk hadden wij de zee, door een lagen veengrond van ons<br />
afgescheiden. <strong>De</strong>ze ligt bij hoog water onder. - Verder komende genaakten wij die trotsche<br />
sluizen, drie in getal, waarvan elk drie dubbelde buiten- en drie dubbelde binnen deuren heeft.<br />
Slechts twee of drie kleine vaartuigen lagen binnen de sluis. Na dezelve wel bezichtigd en een<br />
borrel gebruikt te hebben, keerden wij terug en kwamen langs denzelfden weg te tien ure weder<br />
te Kollum aan. Nu gingen wij in de fraaie bosschaadjen van den Heer <strong>De</strong> Went wandelen: welke<br />
met die van Meerenberg veel gelijkenis hebben, doch ongelijk grooter zijn. Eindelijk aan een<br />
viersprong binnen dezelve gekomen zijnde, zagen wij ons voor een groote portiek van 130 à 150<br />
voeten hoogte, aan weerskanten voorwaarts verlengd met een afhellend voorstuk van ruim 100<br />
voeten lengte, waarin een trap recht naar beneden liep die slechts aan een' zijde meer bestaat.<br />
Onder het portiek gekomen zagen wij dat elke laan op zoodanig een portiek uitliep, die vereenigd<br />
een gebouw uitmaakten, waarvan hier de platte grond en de afteekening volgen.<br />
[tekening invoegen]<br />
Dit gebouw heeft een rijke O.I. vaarder met name de Went om zijn naam te ver<strong>eeuw</strong>igen,<br />
daargesteld en bij zijn dood beschreven dat het moest onderhouden worden. Daar zijne neeven<br />
en nichten hem plaagden maakte hij twee Heeren Went, die hij slechts bij name kende,<br />
universeele erfgenamen op de voorwaarde dat zij zijn' naam zouden aannemen. Een hunner is<br />
thands in 't bezit van die plaats.<br />
Nu zagen wij dit gebouw, maar ras bekroop ons de lust het te beklimmen. Al de trappen zoo wel<br />
die nog bestonden als de vervallene waren met muren afgesloten die zich tot in eene sloot<br />
uitstrekten, terwijl de deuren in die muurtjens toe waren. Doch eenige jongens die daaromtrent<br />
speelden zeiden ons: hier langs kunt gij gemakkelijk opkomen. - Wij volgen hem - hij geleidt ons<br />
aan den muur H die als de andere midden in een sloot uitkwam. Daar toont hij ons een' taaien<br />
esschentak die achter den muur opgeschoten boven de sloot uitstak: hij springt toe, grijpt<br />
denzelven en slingert zich aan de andere zijde des muurs. Zonder te vinden dat deze manier juist<br />
zoo gemakkelijk was, volg ik zijn voorbeeld: ook Van Hogendorp en de andere jongens aarzelen<br />
niet, en wij bevinden ons spoedig op de plaats E. Nu volgen wij den jongen, tusschen de<br />
ingestortte trappen in klouteren wij over heesters, struiken, struweelen, bouwvallen,<br />
steenklompen, enz. de hoogte op. In het eind niet zonder moeite boven gekomen op een groene<br />
terp, genieten wij een heerlijk en wijd uitgestrekt gezicht over weiden, korenvelden, bosschen,<br />
lusthoven, boerenwooningen, dorpen en wateren. - Doch nu bestond de moeilijkheid, weder<br />
aftekomen. Dan, wij volgden onzen leidsman, die de trap C afgaande, op den muur G klimt en<br />
zich van tien voet hoogte laat afzakken. Ik neem hetzelfde besluit en kom even als hij op mijne