Download Dagboek - De negentiende eeuw

Download Dagboek - De negentiende eeuw Download Dagboek - De negentiende eeuw

negentiende.eeuw.nl
from negentiende.eeuw.nl More from this publisher
13.05.2013 Views

onzen zin te doen en schreef hem zijne route voor. Te 9 ure vertrokken wij in een' goeden fourgon, reden de nare enggebouwde stad door en kwamen op een hoogen met vier rijen olmen beplantten dijk, hebbende ter linkerzijde een veld met Russische tarwe en paardeboonen, ter rechter een binnenpolder die door een' doorbraak geleden had. Rechts en links liepen hooge binnen en buiten dijken, meest wel beplant. Na een half uur rijdens bracht de voerman, een aartige, vlugge kerel die veel gezien had en zijn land goed kende, ons door Oud Vosmaer, een klein dorpje, waar de hagel vier weeken geleden bijna al de ruiten ingeslagen had: de steenen die toen vielen hadden de grootte van duiveneieren, wogen meer dan twee lood en waren hoekig en ongelijkvormig. Wat verder rijdende zagen wij geheele velden waar de airen van de halmen waren afgeslagen en het stroo aan stukken verbrijzeld. Intusschen waren de gezichten schoon en afgewisseld, hier stond tarwe, ginds rogge; daar golfde de haver, wat verder wies het vlas en de klaver ondereen of stond zomer- en koolzaad: met blaauwe bloemen prijkend vervingen de beroemde aardappelen van Zeeland de boereboonen erwten of hennip; bovenal trok de in overvloed geplantte meekrap onzen aandacht: deze wordt in Tholen met veel succes gepoot, staat doorgaans twee of drie jaren te velde, wordt voorts gedolven, gemalen, gestampt, geperst, gezift en tot poeder gestoofd. Zeven of acht zulke meestoven zijn er op het eiland welke jaarlijks verbazende verzendingen naar Holland doen - Langs een zeer glibberigen, bijna ondoorwaadbaren buitendijk vervolgden wij onzen weg: heerlijk was het gezicht op Philipsland en Zierikzee; voor ons lag eene menigte buitendijksche aanwas van slijk, of gor waarop schapen weidden. Na een uur rijdens kwamen wij te S t Anna Land, waar wij ons ophielden en de paarden gevoederd werden. Dit dorp ligt aan zee en bestaat uit een dwarsstraat en eene andere, die naar omlaag op de kerk aanloopt. De huizen zijn klein: de boerenkleeding zeer antiek. - Uit eigen liefhebberij verdwaalde nu de voerman, en liet ons fraaie welbeplantte dijken en vruchtbaar land zien. Te 12 ure kwamen wij te Stavenisse, een slecht dorp, waar wij ons naar de kerk begaven en aldaar de heerlijke graftombe van den Baron Tuyll van Serooskerken bezichtigden. Dezelve is in 1667 vervaardigd, stelt den edelman geharnasd, leggend voor terwijl twee treurende kindertjens aan wederszijden helm en handschoenen dragen. In de herberg aten wij vier boterhammen en dronken een glas bier en een borrel: hiervoor had de kastelein de onbeschaamdheid ons 28 st. te vragen. Toen wij dit bij ons afrijden den voerman verhaalden geraakte deze in hevigen toorn en schold den ganschen weg door op den schurk die ons dus gevild had en hem ook te veel voor het stallen van zijn paarden af had geeischt. Langs een fraaien dijk en weg reden wij naar S t Maartensdijk waar een groote markt is. Hier wees ons de kastelein het oude stadhuis waar wij twee zeer oude portretten zagen, van Jacoba V Beieren en Frank Van Borselen. Uit het gelaat der eerste vooral kan men de gansche vrouw leeren kennen. Bovendien hingen er nog vele beeldtenissen van vorsten en vorstinnen uit het Nassausche huis: onder anderen een sprekend gelijkend, wel geschilderd, portret van Willem den Eersten. - In de kerk die groot en prachtig van bouworde is zagen wij ook oude zerken en graven. Na een glas bier gedronken te hebben reden wij een binnenwater om naar Scherpenisse en vandaar over een smallen akeligen dijk naar het veer te Gorishoek. Twee uren wachteden wij hier op de boot. Ik beklom de lantaarn en las mijn romannetje: intusschen werd het later en later: de boot had in plaats van op het veer als naar behooren te varen Brabanders naar Wemelingen gebracht. Toen dezelve eindelijk genaakte moesten wij om indezelve te stappen een steilen dijk af met groote puntige hoekige steenen beleid waar tusschenuit tallooze kleine paaltjens uitstaken zonder dat er een plank of iets was om den afgang gemakkelijker te maken en daar een verkeerde stap ons zou hebben doen vallen en 't aangezicht aan flarden rijten. Een uur duurde de overtocht. - Aan de andere zijde was de opgang even slecht, en tot overmaat

van ramp liet de schipper het ransel van VH in 't water vallen dat er braaf nat uit kwam. Het werd donker. Te Irsekendamme kregen wij na ½ uur verwijls een wagentje met twee vetgemestte paarden die ons op een sukkeldrafje langs een weg die bij dag heerlijk zijn moet, met duistere volle maan naar de stad Goes bracht, alwaar wij in het logement de nieuwe Zoutkeet afstapten en dadelijk zonden naar den adv. Blaubeen, acad. vriend van VH, die spoedig verscheen, ons zeer beknorde dat wij niet bij hem waren komen logeeren en met ons soupeerden tot ½ 1. 24 Augustus Nadat de vlooien ons eene onaangename nacht bezorgd en wij ontbeten hadden kwam ons Blaubeen halen en leidde ons naar de kerk alwaar wij eene predikatie hoorden van D s Oosterdijk over Salomoos gezegde dat de wijsheid het beste is. VH, Bl. en ik hadden werk ons van het schateren te houden nooit heb ik zooveel onzin, pedanterie en malligheid gehoord. Uit de kerk gingen wij bij den Rechter van Deinsen mede een acad vriend van VH, een allergekst en aartigst mensch bij wien wij madera dronken en een heerlijk uitzicht over de groote markt hadden welke met kramen gevuld was in wier midden 80 schutters bij gelegenheid van 's Konings jaardag paradeerden. Te 1 ure aten wij zeer slecht wandelden vervolgens met VD. de stad uit en langs fraai bosch naar eene buiten herberg of tuin waar wij Leuvens bier dronken. Door korenvelden en weiden heen gingen wij naar Clootinghe een groot en fraai dorp, alwaar wij zagen doopen in de kerk. Zeker Heer Buteux van Goes naar huis rijdende nam ons in zijne caleche en bracht ons naar huis. Te 4 ure waren wij bij Blaubeen met wiens vader D s Bl. als ook met zijne gouvernante en een jong nichtje wij tot ½ 6 thee drinken. Daarna gingen wij het kunstkabinet van den ouden Heer Habber, grootvader van Bl. zien. Deze man heeft op zijn 80 ste jaar zich in de noodzakelijkheid gezien zijn boedel te verkopen, of zooals zijn kleinzoon zeide, hij was voor zijn vermaak naar 'S Gravenpolder gaan wonen (waar hij een ontfangers plaats van f 800 heeft) Het kabinet bestond uit eene kleine doch niet onaartige collectie schilderijen, waarbij eene uitmuntende Christus uit de school van Van Dijck en een allerheerlijkst binnenhuis van Kamphuizen. - Voorts uit eenige kasten met goed opgezette vogels zoo in als uitlandsche van kapellen, gewassen, beenderen enz - en eindelijk uit eene zoo zij zeggen kostbare boekerij, waarbij onder anderen eene fraai geschrevene litanie en de origineele teekening van het plaatje in de bijvoegselen op Wagenaar dat voorstellende Beoestensween[?] van Renesse bij Ph. van Bourgonje. Ook had hij (als iets zeer raars en vreemds) het werk dat op het Manpad is over de volkeren en geslachten der aarde waarin Adam en Eva, de Arke Noachs en de toren van Babel staan afgebeeld en dat begint generationes laudabunt etc. Hierna haalden wij de dames af en wandelden naar de societeit, waar wij ons bij eene goudvischkom tusschen hooge populieren en treurwilgen nederzetteden om een tafeltje met Rh. wijn gevuld. Wij zagen hier de nette komediezaal en kolfbaan. Nu kwam er ook een dronken oude Doctor die zich bij ons plaatste en zeer lastig was totdat het hem te vol was. Tusschen het jonge nichtje en mij kwam door vermeerdering van gezelschap een zeer schoon meisje zitten zijnde toevallig eene juffrouw van der Burg van Lichtenberg en dus met ons kwartier bekend. Aangenaam was ons gesprek, aangenaam de muzyk van de overzij van den vijver door blaasinstrumenten gemaakt, aangenaam de illuminatie en de schoone maneschijn. te 9 ure keerden wij bij D s Blaubeen die ons een lekker souper gaf en tot ½ 2 hield. Terugkeerende vonden wij den knecht voor de deur en de meid binnenshuis in een bloemenmand slapende. 25 Augustus Te ½ 7 stonden wij op na eene goede nachtrust, daar wij eene betere kamer en beter bedden hadden gekregen. Wij lieten ons goed in de herberg van waar men het met een wagen naar het veer zou zenden, ik deed mijne kiel alleen aan (het was smoorlijk heet) en wij

onzen zin te doen en schreef hem zijne route voor. Te 9 ure vertrokken wij in een' goeden<br />

fourgon, reden de nare enggebouwde stad door en kwamen op een hoogen met vier rijen olmen<br />

beplantten dijk, hebbende ter linkerzijde een veld met Russische tarwe en paardeboonen, ter<br />

rechter een binnenpolder die door een' doorbraak geleden had. Rechts en links liepen hooge<br />

binnen en buiten dijken, meest wel beplant. Na een half uur rijdens bracht de voerman, een<br />

aartige, vlugge kerel die veel gezien had en zijn land goed kende, ons door Oud Vosmaer, een<br />

klein dorpje, waar de hagel vier weeken geleden bijna al de ruiten ingeslagen had: de steenen die<br />

toen vielen hadden de grootte van duiveneieren, wogen meer dan twee lood en waren hoekig en<br />

ongelijkvormig. Wat verder rijdende zagen wij geheele velden waar de airen van de halmen<br />

waren afgeslagen en het stroo aan stukken verbrijzeld. Intusschen waren de gezichten schoon en<br />

afgewisseld, hier stond tarwe, ginds rogge; daar golfde de haver, wat verder wies het vlas en de<br />

klaver ondereen of stond zomer- en koolzaad: met blaauwe bloemen prijkend vervingen de<br />

beroemde aardappelen van Zeeland de boereboonen erwten of hennip; bovenal trok de in<br />

overvloed geplantte meekrap onzen aandacht: deze wordt in Tholen met veel succes gepoot, staat<br />

doorgaans twee of drie jaren te velde, wordt voorts gedolven, gemalen, gestampt, geperst, gezift<br />

en tot poeder gestoofd. Zeven of acht zulke meestoven zijn er op het eiland welke jaarlijks<br />

verbazende verzendingen naar Holland doen -<br />

Langs een zeer glibberigen, bijna ondoorwaadbaren buitendijk vervolgden wij onzen<br />

weg: heerlijk was het gezicht op Philipsland en Zierikzee; voor ons lag eene menigte<br />

buitendijksche aanwas van slijk, of gor waarop schapen weidden. Na een uur rijdens kwamen<br />

wij te S t Anna Land, waar wij ons ophielden en de paarden gevoederd werden. Dit dorp ligt aan<br />

zee en bestaat uit een dwarsstraat en eene andere, die naar omlaag op de kerk aanloopt. <strong>De</strong><br />

huizen zijn klein: de boerenkleeding zeer antiek. - Uit eigen liefhebberij verdwaalde nu de<br />

voerman, en liet ons fraaie welbeplantte dijken en vruchtbaar land zien. Te 12 ure kwamen wij te<br />

Stavenisse, een slecht dorp, waar wij ons naar de kerk begaven en aldaar de heerlijke graftombe<br />

van den Baron Tuyll van Serooskerken bezichtigden. <strong>De</strong>zelve is in 1667 vervaardigd, stelt den<br />

edelman geharnasd, leggend voor terwijl twee treurende kindertjens aan wederszijden helm en<br />

handschoenen dragen. In de herberg aten wij vier boterhammen en dronken een glas bier en een<br />

borrel: hiervoor had de kastelein de onbeschaamdheid ons 28 st. te vragen. Toen wij dit bij ons<br />

afrijden den voerman verhaalden geraakte deze in hevigen toorn en schold den ganschen weg<br />

door op den schurk die ons dus gevild had en hem ook te veel voor het stallen van zijn paarden af<br />

had geeischt. Langs een fraaien dijk en weg reden wij naar S t Maartensdijk waar een groote<br />

markt is. Hier wees ons de kastelein het oude stadhuis waar wij twee zeer oude portretten zagen,<br />

van Jacoba V Beieren en Frank Van Borselen. Uit het gelaat der eerste vooral kan men de<br />

gansche vrouw leeren kennen. Bovendien hingen er nog vele beeldtenissen van vorsten en<br />

vorstinnen uit het Nassausche huis: onder anderen een sprekend gelijkend, wel geschilderd,<br />

portret van Willem den Eersten. - In de kerk die groot en prachtig van bouworde is zagen wij ook<br />

oude zerken en graven. Na een glas bier gedronken te hebben reden wij een binnenwater om naar<br />

Scherpenisse en vandaar over een smallen akeligen dijk naar het veer te Gorishoek. Twee uren<br />

wachteden wij hier op de boot. Ik beklom de lantaarn en las mijn romannetje: intusschen werd<br />

het later en later: de boot had in plaats van op het veer als naar behooren te varen Brabanders<br />

naar Wemelingen gebracht. Toen dezelve eindelijk genaakte moesten wij om indezelve te<br />

stappen een steilen dijk af met groote puntige hoekige steenen beleid waar tusschenuit tallooze<br />

kleine paaltjens uitstaken zonder dat er een plank of iets was om den afgang gemakkelijker te<br />

maken en daar een verkeerde stap ons zou hebben doen vallen en 't aangezicht aan flarden rijten.<br />

Een uur duurde de overtocht. - Aan de andere zijde was de opgang even slecht, en tot overmaat

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!