Download Dagboek - De negentiende eeuw
Download Dagboek - De negentiende eeuw Download Dagboek - De negentiende eeuw
waar de bovendijk voorheen liep doch waar dezelve in 1820 geheel is doorgebroken. Hier stond nog eene plas en heeft het water een zoogenaamd grondgat gemaakt van 80 voeten diep. Teruggekeerd volgden wij den Noorder Singeldijk naar Leerdam en gingen twee glasblazerijen voorbij, welke ieder verscheidene menschen aan 't werk hebben. Een man kan er in de week met flesschen blazen f 40 verdienen, schoon hij slechts 2 duiten voor elke flesch ontvangt. Ook worden er in elke fabriek anderhalf millioen flesschen geblazen. - Behalve dit is er in Leerdam eene looierij welke 10 of 12 menschen aan den gang houdt. - Dit stadje heeft een niet onaartig uitzien, is met ruime straten en treflijk gebouwde, nette huizen voorzien. Poorten en wallen bestaan nog. Een breede, doch zeer modderige gracht loopt om de stad heen. Aan het Groote Logement bij Henry waar wij onzen intrek namen, nam de sluiswachter afscheid van ons. Deze herberg was geel geverwd had stores en jalousies, en een fraaien tuin. Men verbeelde zich dat de kastelein een Zwitser is, en make dan vergelijkingen tusschen de Alpen en de polders der vijf Heerenlanden. - In eene bilardkamer dronken wij thee, wandelden vervolgens de plaats rond en vonden terugkeerend zekeren Heer Musquetier met den kastelein (in cits gestreept beddejak en d o broek) en een derde heer in 't zwart aan een hombertje, terwijl een molenaar in zijn meelkostuum (allen leden van de Leerdamsche Societeit) achter hen zat en drok over 't spel sprak. Ik plaatste mij bij dien groep, terwijl V. H. van den zoon des kasteleins eene les in de oeconomie & Politien. Te acht ure hadden wij een zeer goed soupé in een elegant vertrek en sliepen in goede bedden. 19 Augustus. Na eene vrij dure rekening betaald te hebben, keerden wij te 6 ure langs denzelfden dijk naar Oosterwijks en vervolgden daar den dijk over Kedichem tot op den Zederik sluis aan den straatweg gelegen. Hier kwamen wij op den straatweg, namen dien over het oude Arkel en traden met klokslag 8 ure Gorkum binnen. In het logement den Doelen moesten wij ons goed vinden: ook was er alles, dan o schrik! ik bespeurde dat een koffer aldaar geplaatst de mijne niet was, en deze dus waarschijnlijk op reis naar Antwerpen of misschien naar Parijs was. V H wilde nu dat ik mij zou verontrusten en sprak van schrijven en van maatregelen nemen enz. enz. Dan ik dacht: Heeft een ander mijn koffer, ik heb de zijne, en poogde reeds of mijne sleutels ook op dezen pasten om te zien of er misschien beter goed in wezen zou. Dan vergeefs. Ik weigerde intusschen mijn hoofd over dit alles te breken. Alleen wandelde ik naar de diligence en verhaalde daar mijn geval. Goudriaan bij wien wij vermeend hadden te gaan eten was ongelukkig nog te Scheveningen waar hij de zeebaden gebruikt. - Te ½ 11 wandelden wij naar den opzichter Regemoster[?], die ons over Dalem en den daar geplaatsten sluis naar den eersten Overlaat van 1809 den Waaldijk langs bracht, en onder het wandelen veel zijn vak betrekkelijk verhaalde. Onder anderen vernam ik dat voortijds alle waterwerken voor 's lands kosten waren doch op verzoek der provintiën provintiaal gemaakt omdat er dan meer bezuiniging zou kunnen plaats hebben en minder landbelastingen noodig zijn. Eindelijk werd dit ten deele toegestaan, en nu zijn er eeuwige twisten over sommige dijken en sluizen of zij het land, de provintie deze of gene stad dan wel dezen of genen polder aangaan; onderwijl slaat niemand de hand aan 't werk: de noodige reparatiën worden niet gedaan, en de beruchte watervloed van 1820 is hier het gevolg van geweest, terwijl wij voor het volgend jaar een dergelijke te wachten hebben. Na dezen dijk verlaten te hebben en door de stad gegaan te zijn zagen wij de waijersluis over het kanaal van 1818 naar Steenenhoek, in welk kanaal de Linge uitkomt, waarin al de polders zich ontlasten, zoodat dit kanaal al de binnen Leck en Waalsche landen van het regenwater ontlasten moet.
Kort na onze terugkomst in de herberg kwam mijn koffer die te Utrecht gebleven was reeds terug en ruilde ik den nieuwen er tegen. Na geschreven te hebben aten wij een sober diner en gingen met honger van tafel, na al de schotels geleegd te hebben. - 20 Augustus. Na een goede nachtrust gehad te hebben, hoewel het geweldige onweder V H wakker gemaakt had, kregen wij een slecht ontbijt en vervolgens eene nog slechtere rekening, dewijl zij bijna 3 malen zoo hoog was als die welke wij voor hetzelfde in Assen zouden hebben ontfangen. Voor het diner onder anderen, dat wij geheel genuttigd hadden zonder onzen honger te kunnen stillen, waar bovendien alle spijzen ongaar waren, betaalden wij f 2 par tête. Wegens het slechte weder besloten wij per diligence te gaan. Men zeide ons dat zij te ½11 ure vertrok: wij gingen dus ¼ over 10 naar het bureau doch vernamen er dat men ons 2½ ure bedrogen had en dat zij eerst te 1 ure heen ging. Na in een opkamertje ons geweldig verveeld te hebben gingen wij boeken kopen. V. H. kocht iets over den Sp oorlog; ik de Boerekermis van Rotgans en eene Fransche roman in 12 o . Hierin las ik de volgende uren. Onderwijl at zekere Heer en Mev Van Dam een zeer lekker diner en sarden onzen gekwetsten honger en ook onzen beurs doordat zij voor eens zooveel en driemaal zoo goed eten als wij gehad hadden, slechts f 1 par tête betaalden. Te 1½ ure kwam de diligence. Wij wandelden na 't veer; hadden door den voordeeligen wind een zeer spoedigen overtocht, en plaatsten ons te Sleeuwijk in de diligence waar wij tot Raamsdonk alleen bleven. Ook hier waren langs den weg schoone en groote boerderijen met drie verdiepingen en immense schuren: wij waren spoedig de Maas over en zagen met deernis op de elendige in moerassen verzonken stad Geertruidenberg neer. Te Raamsdonk waar twee nieuwe groote herbergen zijn dronken wij een glas bier. Hier kwam de postmeester mede inzitten omdat hij een nieuw paard voorgespannen had. Over de Oude Donge welke ik zoo vaak met een pont was overgegaan lag nu eindelijk een goede ophaalbrug. Na een slechten domeingrond uit nare weilanden bestaande doorreden te hebben, trokken wij het heerlijk bloeiend dorp Oosterhout in. Hier is een hoedefabriek die veel debiet heeft. Een ¼ uur buiten hetzelve loopt de weg weder door hei en dennenbosschen tot dicht aan Breda waar alles bebouwd is. In Breda gekomen namen wij onzen intrek in het logement Hotel de Flandre, bestelden ons soupé en zochten vruchteloos den Rechter van Instructie Van Heusden op die uit de stad was. Ik informeerde mij naar Schey, doch niemand wist zijne woonplaats, dus wandelden wij naar de Lat. School om daar zijn' wooning te hooren: dan de markt overgaande zag ik van verre een heer zeer elegant met een bruine jas gekleed hebbende een witte strohoed op met breede randen, en herkende hem voor VanHamelsveld. Schey bij wien hij logeerde was bij hem. Verheugd liepen wij naar elkanderen toe, gingen bij Schey in en dronken wijn. Beide hadden een voetreis over Gend, Brussel, Namen enz. gedaan. Te 8 ure gingen wij naar huis en aten met smaak een heerlijk, keurig lekker souper. Te 9 ure kwamen mijne vrienden ons afhalen en brachten ons in de groote kerk waar wij de graftomben van Renesse, Polanen en die van Engelbert Van Nassau zagen. Schoon ik deze laatste reeds vaak gezien had gevoelde ik niet minder de zelfde gewaarwordingen die mij altijd bij dezelve bevangen hadden. Ook V H was zeer getroffen en zeide nooit iets dergelijks beschouwd te hebben. Hoe schriklijk is de kunst sints dien tijd afgezonken! Waar vindt men thands, niet een Michel Angelo maar een' kunstenaar die hem slechts van verre gelijkt Het hedendaagsche wil cierlijk en lief zijn, doch is stijf. Hier leeft het marmer, schoon het dooden voorstelt. - De kerk van binnen[?] door de maan verlicht, leverde een treffend schouwspel op. - In stilte keerden wij naar huis en sliepen vrij wel schoon het veel eten mij wat benaauwde.
- Page 71 and 72: schouwburg in de open lucht waar de
- Page 73 and 74: Te elf ure wilden wij onzen tocht n
- Page 75 and 76: Vierde Hoofdstuk het Zwarte Water 5
- Page 77 and 78: een gedeelte der gracht ten volle b
- Page 79 and 80: Vijfde Hoofdstuk Kanaal van den hee
- Page 81 and 82: heeft, kan geen ander voedsel erlan
- Page 83 and 84: dienst was. 's Winters is er dus oo
- Page 85 and 86: Volbracht de stichting Uwer wallen
- Page 87 and 88: Sticht enkel ramp bij 't galmend sc
- Page 89 and 90: en aten er vrij slecht. Ik wandelde
- Page 91 and 92: ons wonder wat van den Fürst en zi
- Page 93 and 94: Ja wel! zeide hij, en klopte op zij
- Page 95 and 96: Zevende Hoofdstuk Steengroeven 113
- Page 97 and 98: vijf ure naar het postkantoor. Men
- Page 99 and 100: middel van ruiling licht uit den we
- Page 101 and 102: dier arme kluizenaarsters eene groo
- Page 103 and 104: wij ons aan den weg naar Deventer m
- Page 105 and 106: Rappard ons afhalen om ons naar de
- Page 107 and 108: Bij het inkomen maakte Van Hogendor
- Page 109 and 110: dorp. Ras beschouwden wij het belac
- Page 111 and 112: of ik hare familie te Arnhem zoude
- Page 113 and 114: Woensdag 6 augustus Te vijf uren op
- Page 115 and 116: Vrijdag 8 Augustus. Te half vijf ve
- Page 117 and 118: Heeckeren en met Lightenveld bij de
- Page 119 and 120: 14 Aug. Te ½ 10 kwam ons de zoon v
- Page 121: uit den grond zou doen komen, en da
- Page 125 and 126: wachteden dus op den postwagen die
- Page 127 and 128: van ramp liet de schipper het ranse
- Page 129 and 130: eenige wederzijdsche hooge woorden
- Page 131 and 132: 28 Augustus Des morgens te 10 ure b
- Page 133 and 134: 30 Aug. 's Morgens te 6 ure stonden
waar de bovendijk voorheen liep doch waar dezelve in 1820 geheel is doorgebroken. Hier stond<br />
nog eene plas en heeft het water een zoogenaamd grondgat gemaakt van 80 voeten diep.<br />
Teruggekeerd volgden wij den Noorder Singeldijk naar Leerdam en gingen twee glasblazerijen<br />
voorbij, welke ieder verscheidene menschen aan 't werk hebben. Een man kan er in de week met<br />
flesschen blazen f 40 verdienen, schoon hij slechts 2 duiten voor elke flesch ontvangt. Ook<br />
worden er in elke fabriek anderhalf millioen flesschen geblazen. - Behalve dit is er in Leerdam<br />
eene looierij welke 10 of 12 menschen aan den gang houdt. - Dit stadje heeft een niet onaartig<br />
uitzien, is met ruime straten en treflijk gebouwde, nette huizen voorzien. Poorten en wallen<br />
bestaan nog. Een breede, doch zeer modderige gracht loopt om de stad heen. Aan het Groote<br />
Logement bij Henry waar wij onzen intrek namen, nam de sluiswachter afscheid van ons. <strong>De</strong>ze<br />
herberg was geel geverwd had stores en jalousies, en een fraaien tuin. Men verbeelde zich dat de<br />
kastelein een Zwitser is, en make dan vergelijkingen tusschen de Alpen en de polders der vijf<br />
Heerenlanden. - In eene bilardkamer dronken wij thee, wandelden vervolgens de plaats rond en<br />
vonden terugkeerend zekeren Heer Musquetier met den kastelein (in cits gestreept beddejak en<br />
d o broek) en een derde heer in 't zwart aan een hombertje, terwijl een molenaar in zijn<br />
meelkostuum (allen leden van de Leerdamsche Societeit) achter hen zat en drok over 't spel<br />
sprak. Ik plaatste mij bij dien groep, terwijl V. H. van den zoon des kasteleins eene les in de<br />
oeconomie & Politien. Te acht ure hadden wij een zeer goed soupé in een elegant vertrek en<br />
sliepen in goede bedden.<br />
19 Augustus. Na eene vrij dure rekening betaald te hebben, keerden wij te 6 ure langs denzelfden<br />
dijk naar Oosterwijks en vervolgden daar den dijk over Kedichem tot op den Zederik sluis aan<br />
den straatweg gelegen. Hier kwamen wij op den straatweg, namen dien over het oude Arkel en<br />
traden met klokslag 8 ure Gorkum binnen. In het logement den Doelen moesten wij ons goed<br />
vinden: ook was er alles, dan o schrik! ik bespeurde dat een koffer aldaar geplaatst de mijne niet<br />
was, en deze dus waarschijnlijk op reis naar Antwerpen of misschien naar Parijs was. V H wilde<br />
nu dat ik mij zou verontrusten en sprak van schrijven en van maatregelen nemen enz. enz. Dan ik<br />
dacht: Heeft een ander mijn koffer, ik heb de zijne, en poogde reeds of mijne sleutels ook op<br />
dezen pasten om te zien of er misschien beter goed in wezen zou. Dan vergeefs. Ik weigerde<br />
intusschen mijn hoofd over dit alles te breken. Alleen wandelde ik naar de diligence en verhaalde<br />
daar mijn geval. Goudriaan bij wien wij vermeend hadden te gaan eten was ongelukkig nog te<br />
Scheveningen waar hij de zeebaden gebruikt. - Te ½ 11 wandelden wij naar den opzichter<br />
Regemoster[?], die ons over Dalem en den daar geplaatsten sluis naar den eersten Overlaat van<br />
1809 den Waaldijk langs bracht, en onder het wandelen veel zijn vak betrekkelijk verhaalde.<br />
Onder anderen vernam ik dat voortijds alle waterwerken voor 's lands kosten waren doch op<br />
verzoek der provintiën provintiaal gemaakt omdat er dan meer bezuiniging zou kunnen plaats<br />
hebben en minder landbelastingen noodig zijn. Eindelijk werd dit ten deele toegestaan, en nu zijn<br />
er <strong>eeuw</strong>ige twisten over sommige dijken en sluizen of zij het land, de provintie deze of gene stad<br />
dan wel dezen of genen polder aangaan; onderwijl slaat niemand de hand aan 't werk: de noodige<br />
reparatiën worden niet gedaan, en de beruchte watervloed van 1820 is hier het gevolg van<br />
geweest, terwijl wij voor het volgend jaar een dergelijke te wachten hebben.<br />
Na dezen dijk verlaten te hebben en door de stad gegaan te zijn zagen wij de waijersluis<br />
over het kanaal van 1818 naar Steenenhoek, in welk kanaal de Linge uitkomt, waarin al de<br />
polders zich ontlasten, zoodat dit kanaal al de binnen Leck en Waalsche landen van het<br />
regenwater ontlasten moet.