Download Dagboek - De negentiende eeuw
Download Dagboek - De negentiende eeuw Download Dagboek - De negentiende eeuw
Vergeefsch. Eer hij een' schuilplaats heeft verkregen, Mengt reeds de onwederstaanbre regen Door dekking en door onderkleed Zich samen met het klamme zweet. VanHogendorp, van verre eene wooning ziende, wilde zich derwaarts begeven, doch ik deed hem eerst op mijn voorbeeld de blaauwe kiel aantrekken, en met reuzentred stapten wij voorwaarts. Treffend was het gezicht der rivier: prachtig ook dat der stad, die door eenige stralen verlicht tegen het aaklig wolkgespan uitblonk. Intusschen drong, ondanks ons loopen de regen door alles heen, zoodat wij verscheidene ponden zwaarder werden, vooral aan de voeten. Aan de hut gekomen, die midden in de weide stond, en waar zoo 't scheen een veldwachter woonde, die met een zeilmaker was, werden wij met gulheid binnengelaten en schuilden een half uur zonder drooger te worden. Een oude boer die er mede neerzat, klaagde bitter over het slechte jaar, daar volgens zijn zeggen, alles even slecht stond. Naauw weder uitgetreden zijnde, viel ik in de slijk en zag er dus bij mijne aankomst te Nymwegen deerlijk uit. Op de gierbrug aldaar hadden wij nog eene frissche bui en kwamen te half drie te Lent in de herberg aan, waar wij zeer verheugd waren ons te kunnen verschoonen en met een goed middagmaal en lekkeren wijn het krimpend lichaam te verwarmen. Na den eten werd het fraai weder. Daar ik mijne vochtige schoenen niet aan konde doen, liet ik Van Hogendorp alleen stadwaarts trekken en bleef voor de deur eene pijp rooken en thee drinken, mij verlustigende in het heerlijk gezicht over de rivier op de stad en bijliggende heuvelen. Te zeven ure kwam mijn vriend terug, en met hem de heer Bijleveld, een zijner academiekennissen, thands reeds echtgenoot en vader. Deze verzocht ons tegen den volgenden dag ten eten, dronk wijn met ons en verliet ons te acht ure. Na de thee schreven wij brieven en gingen te tien ure naar bed. Donderdag 7 Augustus 's Morgens te tien ure kwam mevrouw Rau uit Leyden, schoonmoeder van den substituut officier Bijleveld, benevens haar zoon de advokaat te Nymwegen, een van VanHogendorps bijzondere vrienden, zijn broeder, student te Leyden, hun zuster en mejuffrouw Bucaille in een kapwagen te Lent aan. Gezamenlijk trokken wij de rivier over en haalden den heer Bijleveld af. De advokaat Rau, VanHogendorp en ik wandelden, de overigen reden over het bevallige Ubberge naar het heerlijke Beek. Daar gekomen hield ons de regen lang in huis, waar wij met koffy drinken den tijd kortteden. Echter gelukte het ons tusschen de buien door eene wandeling te doen, niettegenstaande de slijkpaden het klimmen tamelijk moeilijk maakten. Wij waren opgetogen over de gezichten en het bekoorlijke der plaats. Na de terugtocht gebruikten wij Madera; en nu namen wij drieën die te voren geloopen hadden plaats in het rijtuig met Mej. Bucaille terwijl wij de overigen (naar hun verkiezing lieten voeteeren. Bij Bijleveld wachtte ons mevrouwen Rau en Bijleveld met een heerlijk middagmaal waar wij ons recht vergastten en tot acht ure bleven zitten. Tusschen dit koffy en theedrinken deden wij een wandelingetje door het Valkenhof, dat ik niet fraai vinden kan, en waar ik mijne oude kennis de bevallige Juffrouw Toelaer ontmoette, die mij echter niet herkennen wilde. Het smartte mij dien dag geen gelegenheid te kunnen vinden mijne tante Van Lennep, die een uur van de stad bij den heer van Engelen logeerde, te bezoeken, doch weer en wind meer nog dan de tijd beletteden mij hiertoe ten minsten drie uren af tezonderen. - Te half negen trokken wij bedwaarts.
Vrijdag 8 Augustus. Te half vijf verlieten wij de rustplaats en te zes ure bracht ons de gierbrug over de rivier. Tot zeven ure moesten wij aan het andere einde der stad op het vertrek der postwagen wachten: het weder was betrokken en het scheen dus niet raadzaam te voet voort te reizen over de elendige heide. Eindelijk verscheen het fraaie rijtuig, bestaande uit een lange wagen zonder riemen noch veeren en met een huif bedekt van zwart leder. Van Hogendorp plaatste zich voorin bij den voerman. Ik was wijzer en zettede mij binnen. Naast mij zat een lelijke Pruissische smous en over mij eene niet minder lelijke juffer uit Nymwegen die met hare zuster eene aartige bruinet van achttien a twintig jaren bij haar' oom in den Bosch ging. Spoedig echter ruilden de twee dames van plaats, en de jongste kwam over mij zitten. Nu reden wij al hossende stootende, en in het zand stappende verder langs een niet onaartigen weg. Onze gesprekken waren zeer vermakelijk en het weder gunstiger dan wij gedacht hadden. Dan, na een uur gereden te hebben, zeiden wij het heerlijke Gelderland vaarwel, en togen Noord Braband in.
- Page 63 and 64: Te vijf ure opgestaan zijnde ontbet
- Page 65 and 66: aten wij met den pastoor en onderdi
- Page 67 and 68: waarvan het een' moes- of bloementu
- Page 69 and 70: kunnen er tusschen zoodanigen en de
- Page 71 and 72: schouwburg in de open lucht waar de
- Page 73 and 74: Te elf ure wilden wij onzen tocht n
- Page 75 and 76: Vierde Hoofdstuk het Zwarte Water 5
- Page 77 and 78: een gedeelte der gracht ten volle b
- Page 79 and 80: Vijfde Hoofdstuk Kanaal van den hee
- Page 81 and 82: heeft, kan geen ander voedsel erlan
- Page 83 and 84: dienst was. 's Winters is er dus oo
- Page 85 and 86: Volbracht de stichting Uwer wallen
- Page 87 and 88: Sticht enkel ramp bij 't galmend sc
- Page 89 and 90: en aten er vrij slecht. Ik wandelde
- Page 91 and 92: ons wonder wat van den Fürst en zi
- Page 93 and 94: Ja wel! zeide hij, en klopte op zij
- Page 95 and 96: Zevende Hoofdstuk Steengroeven 113
- Page 97 and 98: vijf ure naar het postkantoor. Men
- Page 99 and 100: middel van ruiling licht uit den we
- Page 101 and 102: dier arme kluizenaarsters eene groo
- Page 103 and 104: wij ons aan den weg naar Deventer m
- Page 105 and 106: Rappard ons afhalen om ons naar de
- Page 107 and 108: Bij het inkomen maakte Van Hogendor
- Page 109 and 110: dorp. Ras beschouwden wij het belac
- Page 111 and 112: of ik hare familie te Arnhem zoude
- Page 113: Woensdag 6 augustus Te vijf uren op
- Page 117 and 118: Heeckeren en met Lightenveld bij de
- Page 119 and 120: 14 Aug. Te ½ 10 kwam ons de zoon v
- Page 121 and 122: uit den grond zou doen komen, en da
- Page 123 and 124: Kort na onze terugkomst in de herbe
- Page 125 and 126: wachteden dus op den postwagen die
- Page 127 and 128: van ramp liet de schipper het ranse
- Page 129 and 130: eenige wederzijdsche hooge woorden
- Page 131 and 132: 28 Augustus Des morgens te 10 ure b
- Page 133 and 134: 30 Aug. 's Morgens te 6 ure stonden
Vergeefsch. Eer hij een' schuilplaats heeft verkregen,<br />
Mengt reeds de onwederstaanbre regen<br />
Door dekking en door onderkleed<br />
Zich samen met het klamme zweet.<br />
VanHogendorp, van verre eene wooning ziende, wilde zich derwaarts begeven, doch ik deed<br />
hem eerst op mijn voorbeeld de blaauwe kiel aantrekken, en met reuzentred stapten wij<br />
voorwaarts. Treffend was het gezicht der rivier: prachtig ook dat der stad, die door eenige stralen<br />
verlicht tegen het aaklig wolkgespan uitblonk. Intusschen drong, ondanks ons loopen de regen<br />
door alles heen, zoodat wij verscheidene ponden zwaarder werden, vooral aan de voeten. Aan de<br />
hut gekomen, die midden in de weide stond, en waar zoo 't scheen een veldwachter woonde, die<br />
met een zeilmaker was, werden wij met gulheid binnengelaten en schuilden een half uur zonder<br />
drooger te worden. Een oude boer die er mede neerzat, klaagde bitter over het slechte jaar, daar<br />
volgens zijn zeggen, alles even slecht stond. Naauw weder uitgetreden zijnde, viel ik in de slijk<br />
en zag er dus bij mijne aankomst te Nymwegen deerlijk uit. Op de gierbrug aldaar hadden wij<br />
nog eene frissche bui en kwamen te half drie te Lent in de herberg aan, waar wij zeer verheugd<br />
waren ons te kunnen verschoonen en met een goed middagmaal en lekkeren wijn het krimpend<br />
lichaam te verwarmen. Na den eten werd het fraai weder. Daar ik mijne vochtige schoenen niet<br />
aan konde doen, liet ik Van Hogendorp alleen stadwaarts trekken en bleef voor de deur eene pijp<br />
rooken en thee drinken, mij verlustigende in het heerlijk gezicht over de rivier op de stad en<br />
bijliggende heuvelen. Te zeven ure kwam mijn vriend terug, en met hem de heer Bijleveld, een<br />
zijner academiekennissen, thands reeds echtgenoot en vader. <strong>De</strong>ze verzocht ons tegen den<br />
volgenden dag ten eten, dronk wijn met ons en verliet ons te acht ure. Na de thee schreven wij<br />
brieven en gingen te tien ure naar bed.<br />
Donderdag 7 Augustus<br />
's Morgens te tien ure kwam mevrouw Rau uit Leyden, schoonmoeder van den substituut officier<br />
Bijleveld, benevens haar zoon de advokaat te Nymwegen, een van VanHogendorps bijzondere<br />
vrienden, zijn broeder, student te Leyden, hun zuster en mejuffrouw Bucaille in een kapwagen te<br />
Lent aan. Gezamenlijk trokken wij de rivier over en haalden den heer Bijleveld af. <strong>De</strong> advokaat<br />
Rau, VanHogendorp en ik wandelden, de overigen reden over het bevallige Ubberge naar het<br />
heerlijke Beek. Daar gekomen hield ons de regen lang in huis, waar wij met koffy drinken den<br />
tijd kortteden. Echter gelukte het ons tusschen de buien door eene wandeling te doen,<br />
niettegenstaande de slijkpaden het klimmen tamelijk moeilijk maakten. Wij waren opgetogen<br />
over de gezichten en het bekoorlijke der plaats. Na de terugtocht gebruikten wij Madera; en nu<br />
namen wij drieën die te voren geloopen hadden plaats in het rijtuig met Mej. Bucaille terwijl wij<br />
de overigen (naar hun verkiezing lieten voeteeren. Bij Bijleveld wachtte ons mevrouwen Rau en<br />
Bijleveld met een heerlijk middagmaal waar wij ons recht vergastten en tot acht ure bleven<br />
zitten. Tusschen dit koffy en theedrinken deden wij een wandelingetje door het Valkenhof, dat ik<br />
niet fraai vinden kan, en waar ik mijne oude kennis de bevallige Juffrouw Toelaer ontmoette, die<br />
mij echter niet herkennen wilde.<br />
Het smartte mij dien dag geen gelegenheid te kunnen vinden mijne tante Van Lennep, die<br />
een uur van de stad bij den heer van Engelen logeerde, te bezoeken, doch weer en wind meer nog<br />
dan de tijd beletteden mij hiertoe ten minsten drie uren af tezonderen. - Te half negen trokken wij<br />
bedwaarts.