Download Dagboek - De negentiende eeuw
Download Dagboek - De negentiende eeuw
Download Dagboek - De negentiende eeuw
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
dier arme kluizenaarsters eene groote vreugde mij te zien: ik moest ook eene flesch wijn bijna<br />
geheel alleen opdrinken. Te tien ure trok ik weder naar huis, at nog eenige weer opgewarmde<br />
erwtjens en sliep zeer gerust.<br />
Maandag 28 July<br />
Te half vijf waren wij reisvaardig en wandelden langs een moerassig doch vrij beplant land den<br />
weg op naar Groenlo of Grol Eene rechte beschrijving van den weg te geven is mij onmogelijk<br />
want het mistte twee uren achtereen zoo sterk dat wij geen vier passen ver zien konden, en aan<br />
een arbeider vroegen hoever wij nog van Grol waren toen wij aan de poorten der stad stonden.<br />
<strong>De</strong>ze vesting door Frederik Hendrik en Vondel beroemd is niet onaartig, maar deszelfs wallen<br />
zijn deerlijk ingestort Wij ontbeten er in eene zeer morsige herberg; dan het ontbijt was goed en<br />
kostte slechts vijf stuivers de persoon. Grol verlaten hebbende kwamen wij eerst tusschen hoog,<br />
vervolgens door laag geboomte voortgewandeld aan een boerschap, waar de weg zich in<br />
onnoemelijk veel deelen scheidde. Hier stond de oude thands vervallene kapel van Grol, en naast<br />
dezelve eene kroeg, vanwaar men ons op den goeden weg bracht. Dwars de heiden door kwamen<br />
wij te tien ure aan Breedevoort, eene lelijke stad midden in breede moerassen liggende. Hier<br />
stelde Van Hogendorp mij voor advokaten borrel te maken, waartoe ik, hoewel ik dien drank niet<br />
bemin uit inschikkelijkheid mijne toestemming gaf. Hij maakte denzelven zeer goed: uit<br />
gezelschap dronk ik drie groote glazen: na de eieren en brandewijn zeer duur betaald te hebben,<br />
maakten wij partij met een' Fries uit Workum en een ander heer om over Aalten naar Varsseveld<br />
te gaan. In 't wandelen merkte ik dat de brandewijn bij mij meer werking begon te maken dan ik<br />
wel verlangde en zag ook dat van Hogendorp niet met zijne gewoone deftigheid liep. Een half<br />
uur verder trokken de heeren af en wij vervolgden onzen weg. Nog een klein uur liep ik voort,<br />
zonder dat ik er mij eenigzins van heug, aangezien ik geheel bevangen geraakt was. Nu stelde<br />
Van Hogendorp mij voor onder een boom wat te rusten: en reeds had ik mij op het gras<br />
nedergevleid, waar wij terstond insliepen. Na een half uur vond zich Van Hogendorp gewekt<br />
door een' veldwachter die hem in eene drooge sloot deed rollen, waar hij hem spoedig weer<br />
uithielp maar om hem als Pruissischen landlooper te willen oppakken. Van Hogendorp betijtelde<br />
zich zelven zeer deftig: den graaf van Hogendorp, advocaat aan het Hoge Gerechtshof, en hield,<br />
even als voorheen Robbert Hennebo de Amsterdamsche ratelwachts, den veldwachter, en den<br />
daarbij gekomenen vrederechter met zijn adjunct een uur lang op de deftigste en bedaardste<br />
wijze voor den gek. Het zoude eene heerlijke stof voor eene schilderij opgeleverd hebben hem<br />
aan de voet eener wilg te zien zitten, terwijl hij zwam en tabak uitdeelde aan de om hem staande<br />
actoriteiten welke op hun stok, of de kolf hunner geweeren leunende, bedenkelijk het hoofd<br />
schuddeden, terwijl ik als ging mij het tooneel niet aan even gerust aan de zijde van mijn'<br />
reisgenoot liggen bleef; geen lust noch mogelijkheid gevoelende om mij in het gesprek te<br />
mengen, hield ik mij zoolang slapend tot Van Hogendorp mij eindelijk opriep om heen te gaan.<br />
Nu sprong ik in eens overeind en zag met fierheid om mij heen. Men gaf ons de hand en<br />
wenschte ons goede reis. Als gejaagd liepen wij verder door een fraai land vol bosschaadjen naar<br />
het groote dorp Varsseveld waar wij thee dronken, en ik wat bekwam: want mijn reisgenoot was<br />
sints lang weder nuchter. Een uur verder dronk ik water, zijnde zeer dorstig: kort daarop<br />
weigerden mijne voeten mij hun dienst en kon ik bijna niet voort: tot grooter ongeluk dwaalden<br />
wij van 't spoor, waarop een landman ons terug bracht: het zware bosch uit en in 't gezicht van<br />
<strong>De</strong>utichem gekomen viel ik nu en dan van matheid op den grond: Van Hogendorp nam mijn'<br />
ransel en droeg het bij 't zijne: Eindelijk kwamen wij 's avonds te acht ure aan: ik was zeer ziek,<br />
rustte eerst op twee stoelen uit, doch trok al spoedig naar bed. Hier at ik erwten die mij niet