Trendanalyse Milieu 1976 - 2005 - Nationaal Archief

Trendanalyse Milieu 1976 - 2005 - Nationaal Archief Trendanalyse Milieu 1976 - 2005 - Nationaal Archief

nationaalarchief.nl
from nationaalarchief.nl More from this publisher
06.05.2013 Views

Trendanalyse Milieu 1976 - 2005 Eindrapport Een onderzoek in opdracht van Nationaal Archief drs. L. Boer drs. M.M. de Kleijn drs. L. de Ruig Projectnummer: B3681 Zoetermeer, 18 mei 2010

<strong>Trendanalyse</strong> <strong>Milieu</strong> <strong>1976</strong> - <strong>2005</strong><br />

Eindrapport<br />

Een onderzoek in opdracht van <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong><br />

drs. L. Boer<br />

drs. M.M. de Kleijn<br />

drs. L. de Ruig<br />

Projectnummer: B3681<br />

Zoetermeer, 18 mei 2010


De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van<br />

cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is<br />

toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking<br />

in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na<br />

schriftelijke toestemming van Research voor Beleid. Research voor Beleid aanvaardt geen<br />

aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.<br />

2


Voorwoord<br />

In augustus 2009 heeft Research voor Beleid een plan van aanpak geschreven voor het<br />

<strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> met als titel ‘Op zoek naar historische trends en trendbreuken’. De trendanalyse<br />

betreft een overzichtelijke beschrijving van ontwikkelingen, trends en trendbreuken<br />

die kenmerkend zijn voor de samenleving in de periode <strong>1976</strong> – <strong>2005</strong>, ten behoeve van de<br />

waardering en selectie van informatie in de archiefbestanden van de rijksoverheid in die<br />

periode. Ook enkele andere onderzoeksbureaus hebben een plan van aanpak opgesteld.<br />

Op basis van de ontvangen plannen van aanpak en de besprekingen daarover heeft het<br />

<strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong>, gezien het belang van de trendanalyse bij de waardering en selectie van<br />

overheidsarchieven, besloten om eerst een pilot te houden. Het doel van de pilot is om de<br />

nieuwe methodiek eerst in de praktijk te testen. Deze pilot is beperkt tot een gebied ten<br />

aanzien waarvan het ministerie van VROM beleid maakt en uitvoert, namelijk de fysieke<br />

leefomgeving. Onderhavig rapport bevat de resultaten van de trendanalyse, een van de<br />

waarderingsinstrumenten van de pilot.<br />

De trendanalyse is begeleid door een projectgroep van het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong>, bestaande uit<br />

Charles Jeurgens, Robbert Jan Hageman, Annemieke Kolle en Pieter van Koetsveld. Wij willen<br />

hen danken voor de prettige en constructieve samenwerking. Tevens danken wij alle<br />

respondenten voor hun medewerking en nuttige bijdragen.<br />

Lennart de Ruig<br />

Accountmanager Research voor Beleid<br />

3


Inhoudsopgave<br />

1 Achtergrond en doelstellingen 7<br />

1.1 Beleidscontext 7<br />

1.2 Trends en hotspots 7<br />

1.3 Doelen 9<br />

1.4 Leeswijzer 9<br />

2 Methodologische verantwoording 11<br />

2.1 Beschrijving methodiek 11<br />

2.2 Bevindingen 18<br />

3 Overzicht van trends, hotspots en overheidsreactie op het subdomein milieu 25<br />

3.1 Afbakening subdomein milieu 25<br />

3.2 Algemene trends op het subdomein milieu 25<br />

3.3 Reactie van de overheid 27<br />

3.4 Beleidsonderwerpen en actoren 50<br />

Bijlage 1 Protocol literatuurstudie Fase 2 73<br />

Bijlage 2 Analysekader literatuurstudie 75<br />

Bijlage 3 Vragenlijsten 77<br />

Bijlage 4 Overzicht geraadpleegde literatuur milieu 79<br />

Bijlage 5 Overzicht van geraadpleegde personen 81<br />

Bijlage 6 Samenstelling reviewgroep 83<br />

Bijlage 7 Lijst van afkortingen 85<br />

Bijlage 8 Aanbevelingen voor de toekomst 87<br />

5


1 Achtergrond en doelstellingen<br />

1.1 Beleidscontext<br />

De Rijksoverheid kampt met grote papieren achterstanden in zijn informatiehuishouding.<br />

Naar schatting wacht 800 kilometer papier uit de periode <strong>1976</strong> tot heden op bewerking. Het<br />

<strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> (=NA) is als bewaarder van overheidsarchieven mede verantwoordelijk<br />

voor een zorgvuldige bewerking. Een belangrijk onderdeel daarbij is waardering en selectie:<br />

welk materiaal is belangrijk om te bewaren? De criteria voor deze selectieslag zijn opgesteld<br />

door het NA en gebaseerd op het advies van de Commissie Waardering en Selectie. 1<br />

De methodiek bestaat uit verschillende elkaar aanvullende waarderingsinstrumenten. Het<br />

eerste onderdeel is een ‘systeemanalyse’. Die bestaat uit het identificeren van de actoren<br />

en de werkprocessen bij de overheid waarvan de 'administratieve neerslag' in ieder geval<br />

voor bewaring in aanmerking komt. Het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> voert deze systeemanalyse uit.<br />

Het tweede instrument is een ‘trendanalyse’. De trendanalyse is te omschrijven als een<br />

overzichtelijke beschrijving van ontwikkelingen, trends en trendbreuken die kenmerkend<br />

zijn voor samenleving in de periode <strong>1976</strong>-<strong>2005</strong>, ten behoeve van de waardering en selectie<br />

van informatie in de archiefbestanden van de rijksoverheid in die periode. 2 Een derde waarderingsinstrument<br />

is de risicoanalyse, die ten aanzien van de informatieobjecten van een<br />

overheidsorganisatie in kaart brengt hoe groot de bestuurlijk-politieke, juridische en financiële<br />

risico’s zijn als deze objecten niet meer beschikbaar zijn en voor welke termijnen deze<br />

risico’s gelden.<br />

Om het tweede waarderingsinstrument, de trendanalyse, door te ontwikkelen, heeft het<br />

<strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> een aantal onderzoeksbureaus opdracht gegeven een plan van aanpak op<br />

te stellen voor de uitvoering van de analyse. Op basis van deze input heeft het <strong>Nationaal</strong><br />

<strong>Archief</strong> een nieuw plan van aanpak opgesteld. Gezien het belang van de trendanalyse bij de<br />

waardering en selectie van overheidsarchieven heeft het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> besloten eerst<br />

een pilot uit te voeren en de nieuwe methodiek in de praktijk te testen. De pilot vindt<br />

plaats bij het ministerie van VROM.<br />

1.2 Trends en hotspots<br />

In de maatschappelijke trendanalyse staan twee begrippen centraal: trends en hotspot. In<br />

deze paragraaf worden deze begrippen afgebakend.<br />

Ontwikkeling of trend?<br />

De termen ontwikkeling en trend worden regelmatig door elkaar gebruikt. Wij bezien deze<br />

termen feitelijk als synoniemen, met dat verschil dat met een ontwikkeling een trend over<br />

1 Commissie Waardering en Selectie, Gewaardeerd Verleden. Bouwstenen voor een nieuwe waarderingsmetho-<br />

diek voor archieven, 2007. Hierna verkort aangehaald als Gewaardeerd Verleden.<br />

2 <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong>, offerteverzoek inzake Plan van aanpak trendanalyse, 17 juli 2009.<br />

7


een langere periode wordt bedoeld. Tijdens de trendanalyse hebben wij de term ‘trend’ gebruikt.<br />

De term ‘trend’ kan op verschillende manieren worden gedefinieerd. Wij sluiten in beginsel<br />

aan bij de definitie ‘het algemeen verloop van een bepaalde variabele gedurende een bepaalde<br />

periode’. 1 De definitie dient echter tevens te beantwoorden aan de eisen die de<br />

Commissie Waardering en Selectie stelt aan de representativiteit van trends 2 , alsook de<br />

reikwijdte van deze trendanalyse duidelijk af te bakenen. Gezien de context van deze<br />

trendanalyse hanteren wij de volgende definitie van ‘trend’: het verloop van een bepaalde<br />

variabele gedurende een bepaalde periode, die representatief is voor de Nederlandse samenleving<br />

op het subdomein milieu tussen <strong>1976</strong> en <strong>2005</strong>. Met ‘representatief’ wordt bedoeld<br />

dat de ontwikkeling in zijn kenmerken een groter geheel of groep vertegenwoordigt.<br />

Een trend weerspiegelt dus de karakteristieken van de Nederlandse samenleving gedurende<br />

een bepaalde periode. 3<br />

Hot spots<br />

Naast de identificatie van trends en trendbreuken dient volgens de Commissie Waardering<br />

en Selectie aandacht te worden besteed aan ‘hotspots’. 4 Met hotspots worden opvallende of<br />

intensieve interacties tussen overheid en burger en (al dan niet georganiseerde) burgers<br />

onderling bedoeld. Het is van belang te vermelden dat het niet gaat om routinematige interactie<br />

tussen burger en overheid (zoals burgerbrieven of de Ombudsman), maar om een<br />

nieuwe, onverwachte interactie. Een hot spot is mogelijk de aanzet tot een nieuwe trend.<br />

Een voorbeeld op het subdomein wonen zijn de krakersrellen in Amsterdam gedurende de<br />

jaren ’80, waarbij de politie hard ingreep. Een ander voorbeeld uit dezelfde periode op het<br />

subdomein milieu zijn de demonstraties tegen kernenergie.<br />

Hoewel de overheid in hotspots vaak een rol zal spelen, zullen hotspots niet altijd direct<br />

zijn te relateren aan het beleidsterrein milieu. Bij een hot spot zijn naast of los van de<br />

overheid ook andere actoren zoals groeperingen en marktpartijen betrokken. Er wordt dus<br />

een veld van diverse spelers bedoeld, waarbinnen een reeks van gebeurtenissen plaatsvindt.<br />

1 Heezik, A., van, Trends & Selectie: Plan van aanpak voor het identificeren en analyseren van kenmerkende<br />

maatschappelijke trends in de periode <strong>1976</strong>-<strong>2005</strong> t.b.v. de waardering en selectie van archieven (Van Heezik<br />

Beleidsresearch, Haarlem, augustus 2009), pag. 11. Hierna verkort aangehaald als Plan van aanpak. Net als<br />

Research voor Beleid, heeft Van Heezik Beleidsresearch een plan van aanpak opgesteld voor de uitvoering<br />

van de trendanalyse. De definitie van trend is uit dit plan van aanpak afkomstig. Meer informatie over dit onderzoeksbureau<br />

is te vinden op www.beleidsresearch.nl<br />

2 Commissie Waardering en Selectie, Gewaardeerd Verleden, pag 39, 40.<br />

3 Van Heezik Beleidsresearch, Plan van aanpak, pag. 9.<br />

4 Commissie Waardering en Selectie, Gewaardeerd Verleden, pag 45.<br />

8


1.3 Doelen<br />

In de opdrachtformulering stelt het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> dat de trendanalyse de volgende resultaten<br />

dient te bereiken:<br />

het leveren van een instrument voor waardering en selectie van de archiefbestanden<br />

<strong>1976</strong>-<strong>2005</strong> waarvoor de minister van VROM verantwoordelijk is;<br />

het leveren van een instrument voor het opstellen van een prioriteringsschema voor de<br />

bewerking van deze archiefbestanden;<br />

het verder ontwikkelen en toetsen van de methodiek van ‘Gewaardeerd Verleden’ binnen<br />

de context van het maatschappelijk domein fysieke leefomgeving.<br />

1.4 Leeswijzer<br />

Het vervolg van het rapport bevat de verantwoording en resultaten van de trendanalyse.<br />

Hoofdstuk 2 bevat de methodologische verantwoording, met een beschrijving van de toegepaste<br />

methodiek (paragraaf 2.1) en aanbevelingen voor verbetering van de methodiek<br />

(paragraaf 2.2). In hoofdstuk 3 zijn de resultaten van de trendanalyse opgenomen. In paragraaf<br />

3.1 wordt het subdomein milieu afgebakend. Paragraaf 3.2 bevat een beknopte beschrijving<br />

van overkoepelende, maatschappelijke trends op het subdomein milieu en paragraaf<br />

3.3 een beschrijving van specifieke trends, hotspots en de overheidsreactie daarop.<br />

De laatste paragraaf van dit hoofdstuk (3.4) bevat een tabel met beleidsonderwerpen op<br />

het subdomein milieu met daaraan gekoppeld de directies die zich met het betreffende onderwerp<br />

hebben beziggehouden.<br />

De bijlagen bij het rapport bevatten het protocol (bijlage 1) en analysekader voor literatuurstudie<br />

(bijlage 2), vragenlijsten voor interviews (bijlage 3), een overzicht van geraadpleegde<br />

literatuur op het subdomein milieu (bijlage 4), respondenten (bijlage 5) en de reviewgroep<br />

(bijlage 6). Bijlage 7 bevat de lijst van afkortingen. De laatste bijlage (bijlage 8)<br />

bevat aanbevelingen voor een toekomstige trendanalyse.<br />

9


2 Methodologische verantwoording<br />

Dit hoofdstuk gaat dieper in op de methodiek van de trendanalyse. Het bestaat uit twee delen.<br />

Het eerste deel geeft een verantwoording van de methodiek. Vervolgens komt in het<br />

tweede deel aan de orde welke bevindingen uit de uitvoering van de trendanalyse naar voren<br />

zijn gekomen. Aanbevelingen die zijn te geven voor een volgende trendanalyse zijn opgenomen<br />

in bijlage 8.<br />

2.1 Beschrijving methodiek<br />

Het plan van aanpak voor de pilot trendanalyse bij het ministerie van VROM bestond uit<br />

vier Fasen:<br />

Fase 1 Voorbereiding<br />

Fase 2 <strong>Trendanalyse</strong> domein fysieke leefomgeving<br />

Fase 3 Doorwerking bij de Rijksoverheid<br />

Fase 4 Toetsing praktische bruikbaarheid en eindrapportage<br />

Tijdens de uitvoering van de trendanalyse is afgeweken van het plan van aanpak voor het<br />

domein fysieke leefomgeving. Het resultaat zoals neergelegd in dit rapport betreft een<br />

trendanalyse voor het subdomein milieu.<br />

In deze paragraaf gaan we kort op elk van de Fasen in en verantwoorden we de gemaakte<br />

keuzes.<br />

2.1.1 Fase 1 Voorbereiding<br />

Activiteiten Fase 1<br />

In de eerste Fase hebben de onderzoekers zich voorbereid op de Fasen waarin de feitelijke<br />

dataverzameling plaatsvindt. Gestart is met een overleg met het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> ter afstemming.<br />

Vervolgens heeft het onderzoeksteam een document opgesteld met:<br />

1 Een afbakening van het domein fysieke leefomgeving<br />

2 Een afbakening van de kernbegrippen trend, trendbreuk en hotspot<br />

3 Een protocol voor de literatuurstudie met richtlijnen voor de selectie van bronnen, te<br />

volgen sporen, tijd en diepgang en registratie van data (zie bijlage 1)<br />

4 Het analysekader voor literatuurstudie en expertinterviews in Fase 2 (zie bijlage 2)<br />

5 De checklist voor de expertinterviews in Fase 2 (zie bijlage 3)<br />

11


Verantwoording gemaakte keuzes<br />

Afbakening van begrippen<br />

Voor de definities van de kernbegrippen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het Visierapport<br />

Gewaardeerd Verleden van de Commissie Waardering en Selectie 1 , de opdrachtformulering<br />

van het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> 2 en de definities die onderzoeksbureau Beleidsresearch<br />

heeft geformuleerd in zijn plan van aanpak voor een trendanalyse. 3 De definitie van het begrip<br />

‘hotspot’ is direct afgeleid van het Visierapport Gewaardeerd Verleden. 4<br />

Voor de afbakening van het domein fysieke leefomgeving is ervoor gekozen aan te sluiten<br />

bij de definitie die het Planbureau voor de Leefomgeving aanhoudt.<br />

Op basis van indelingen van onder andere het CBS, het SCP en het <strong>Milieu</strong> en Natuurcompendium<br />

zijn de drie subdomeinen die onder fysieke leefomgeving vallen (wonen, ruimtelijke<br />

ordening en milieu) verder afgebakend. Zo vallen onder het subdomein milieu bijvoorbeeld<br />

de thema’s bodem, water, lucht, geluid, afval, chemische stoffen, energie, milieu en<br />

gezondheid en klimaatverandering.<br />

Literatuurstudie<br />

Om te bevorderen dat de literatuurstudie uitvoerbaar bleef binnen de beschikbare doorlooptijd<br />

voor de trendanalyse, is er een protocol opgesteld voor intern gebruik. Het protocol beschrijft<br />

de grenzen van de literatuurstudie in termen van doel van het onderzoek, en de<br />

diepgang in relatie tot de beschikbare tijd. Het oorspronkelijk te volgen protocol voor Fase 2<br />

is opgenomen in bijlage 1.<br />

De onderzoekers zijn in deze Fase ook bronnen op het spoor gekomen die relevant waren<br />

voor Fase 3. Deze bronnen zijn niet in deze Fase bestudeerd, maar weggelegd tot Fase 3.<br />

Relevante informatie voor Fase 3 die de onderzoekers tijdens het lezen over maatschappelijke<br />

trends vonden is alvast wel (beknopt) in een apart bestand genoteerd.<br />

2.1.2 Fase 2 <strong>Trendanalyse</strong><br />

Activiteiten Fase 2<br />

Om trends, trendbreuken en hotspots op het domein fysieke leefomgeving te identificeren,<br />

is in Fase 2 een beknopte literatuurstudie uitgevoerd. Parallel daaraan vonden zes expertinterviews<br />

plaats. De deelnemende respondenten zijn in bijlage 2 opgenomen. De Fase werd<br />

afgerond met een interne brainstormsessie met experts van Research voor Beleid en EIM 5<br />

(economisch instituut voor het midden- en kleinbedrijf) op de subdomeinen wonen, milieu<br />

en ruimtelijke ordening. De resultaten van Fase 3 zijn vastgelegd in een tussenrapport.<br />

1<br />

Commissie Waardering en Selectie, Gewaardeerd Verleden.<br />

2<br />

<strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong>, Pilot trendanalyse ministerie van VROM <strong>1976</strong>-<strong>2005</strong>: formulering opdracht (15 oktober<br />

2009).<br />

3<br />

Heezik, A., van, Plan van aanpak.<br />

4<br />

Commissie Waardering en Selectie, Gewaardeerd Verleden, pag 45. Een uitwerking is te vinden in: Conceptrapport<br />

Waarderingsmethodiek (februari 2009) van de werkgroep methodiek en pilots van het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong>.<br />

5<br />

Research voor Beleid en EIM zijn beide onderdeel van Panteia.<br />

12


Het tussenrapport behandelde de volgende onderwerpen:<br />

1. Inleiding: afbakening van begrippen<br />

2. Overzicht van megatrends<br />

3. Overzicht van trends en hotspots op het subdomein Wonen<br />

4. Overzicht van trends en hotspots op het subdomein Ruimtelijke Ordening<br />

5. Overzicht van trends en hotspots op het subdomein milieu<br />

Het conceptrapport is voorgelegd aan een reviewgroep bestaande uit experts op het domein<br />

fysieke leefomgeving. Bijlage 6 bevat een overzicht van deelnemende experts.<br />

Verantwoording gemaakte keuzes<br />

Toevoegen megatrends<br />

Een analyse van megatrends, ofwel trends die maatschappijbreed zeer invloedrijk zijn (geweest),<br />

was geen onderdeel van de opdrachtverlening. Het plan van aanpak dat het onderzoeksteam<br />

heeft opgesteld, bevatte dan ook alleen een opzet voor een trendanalyse op het<br />

domein fysieke leefomgeving. De analyse van megatrends zou binnen een andere opdracht<br />

worden uitgevoerd.<br />

Tijdens de trendanalyse bleek echter dat veel ontwikkelingen binnen de drie subdomeinen<br />

zijn te relateren aan megatrends. Bevolkingsgroei bijvoorbeeld is van invloed op zowel milieu,<br />

ruimtelijke ordening als volkshuisvesting. Daarom is ervoor gekozen toch een beknopte<br />

omschrijving van megatrends op te nemen, zodat de context waarbinnen ontwikkelingen<br />

op de subdomeinen plaatsvonden helder was. Tevens werd herhaling in de beschrijving van<br />

de trends op de subdomeinen daarmee voorkomen, omdat de megatrends niet voortdurend<br />

hoefden te worden toegelicht.<br />

Op basis van een indeling die het Sociaal Cultureel Planbureau hanteert, zijn megatrends in<br />

de volgende categorieën ingedeeld:<br />

Demografische ontwikkelingen<br />

Economische ontwikkelingen<br />

Sociaal-economische ontwikkelingen<br />

Om verschillende redenen is de beschrijving van de megatrends na Fase 3 uit het rapport<br />

gelaten. In de volgende paragraaf gaan we hierop in.<br />

Thematische indeling beschrijving trends<br />

Met name voor de subdomeinen milieu en wonen is gekozen de beschrijving van trends<br />

thematisch in te delen. Dat wil zeggen dat binnen elk thema op het subdomein de gevonden<br />

trends zijn beschreven. Overkoepelende trends zijn afzonderlijk weergegeven. Om het<br />

eerder genoemde voorbeeld aan te houden, op het subdomein milieu zijn binnen de thema’s<br />

geluid, afval, bodem, water, lucht en energie macro- en mesotrends beschreven. De<br />

overkoepelende trend is het opkomend milieubesef onder de Nederlandse bevolking.<br />

Het voordeel van deze benadering is dat de trendanalyse completer wordt, omdat per thema<br />

wordt gekeken naar trends en ontwikkelingen. Voor het subdomein milieu betekent dit<br />

dat de overheidsreacties op alle fysieke trends worden meegenomen. De thematische indeling<br />

sluit (toevalligerwijs) goed aan bij de indeling die VROM hanteert op het beleidsterrein<br />

13


milieu, zodat het minder moeite zou kosten om beleidsreacties aan trends te koppelen en<br />

reacties aan directies.<br />

De nadelen van de thematische benadering wegen echter zwaarder dan de genoemde voordelen.<br />

De nadelen zijn ook benadrukt in de kritiek van de reviewgroep en het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong><br />

op het eerste conceptrapport. Door de thematische indeling:<br />

blijft de onderlinge samenhang tussen trends in de lucht hangen<br />

worden trends meerdere malen opgenomen, omdat een trend binnen meerdere thema’s<br />

kan spelen<br />

is er teveel focus op fysieke trends; het gaat om overkoepelende, maatschappelijke<br />

trends, die een reactie zijn op fysieke milieuproblemen<br />

is de opsomming niet evenwichtig genoeg qua mate van detaillering. Het overzicht is gebaat<br />

bij een strakkere presentatie op hoofdlijnen.<br />

Geen verantwoording keuze trends<br />

In het oorspronkelijke plan van aanpak gold als uitgangspunt de keuze voor de trends te<br />

verantwoorden op basis van de kracht en impact van de trend. Deze verantwoording werd<br />

van belang geacht voor de legitimiteit van de trendanalyse. In de praktijk bleek echter dat<br />

er geen objectieve maatstaf is om de kracht en impact van een trend te meten. Er is daarom<br />

gekozen voor een beschrijvende en toetsende aanpak. Dat wil zeggen dat trends die<br />

genoemd worden in gezaghebbende literatuur zijn opgenomen in de analyse, en voorgelegd<br />

zijn aan experts ter toetsing.<br />

Verantwoording hotspots<br />

De keuze voor hotspots is gebaseerd op literatuur, expertinterviews en het Identificatiemodel<br />

Hotspots van de werkgroep methodiek en pilots van het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong>. 1 Als verschillende<br />

bronnen melding maken van de (reeks van) gebeurtenissen en experts bevestigen<br />

deze hotspots, zijn ze opgenomen in de trendanalyse. Hotspots die niet in de literatuur zijn<br />

beschreven, maar wel door experts zijn genoemd, zijn eveneens opgenomen.<br />

Rol wetenschap<br />

Onderzoek is vaak de brandstof voor de milieubeweging en de journalistiek waarmee burgers<br />

in beweging worden gezet en waarop de overheid reageert. Voorbeelden van belangwekkend<br />

onderzoek op milieugebied zijn de Jaarlijkse <strong>Milieu</strong>balansen, de vierjaarlijkse <strong>Milieu</strong>verkenningen<br />

van het RIVM, later het <strong>Milieu</strong> en Natuurplanbureau (MNP), en de duurzaamheidsverkenningen<br />

van het MNP. In overleg met het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> is echter afgesproken<br />

ons te concentreren op de grote lijnen die in historische en sociologische overzichtswerken<br />

staan genoemd. Een tweede motivatie voor deze keuze is dat wetenschappelijke<br />

documentatie wordt bewaard door andere actoren dan VROM; archieftechnisch is<br />

VROM hier niet de verantwoordelijke actor.<br />

1 Conceptrapport Waarderingsmethodiek van de werkgroep methodiek en pilots van het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong>,<br />

p. 21.<br />

14


Aanpassing plan van aanpak<br />

De reviewgroep reageerde kritisch op de tussenrapportage. Samenvattend was de rapportage<br />

volgens de experts onvolledig, was er onvoldoende diepgang en ontbrak samenhang<br />

tussen trends. Om de kwaliteit van de trendanalyse binnen de beschikbare tijd op een hoger<br />

peil te brengen, is in overleg met het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> besloten de analyse te concentreren<br />

op het domein milieu. De afspraken en wijzigingen in het plan van aanpak die als<br />

gevolg van deze keuze zijn gemaakt, staan hieronder beschreven.<br />

Na afloop van Fase 2 van het onderzoek is met het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> overlegd over de invulling<br />

van het vervolg van het onderzoek. Naar aanleiding van commentaar van de reviewgroep<br />

en het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> zelf op de concept trendanalyse is besloten het plan van<br />

aanpak op hoofdlijnen te blijven volgen, maar de focus te verleggen naar één domein. Bovendien<br />

heeft de trendanalyse binnen dit domein een nadere uitwerking gekregen op basis<br />

van de suggesties van de reviewgroep en het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong>.<br />

De keuze is gevallen op het subdomein milieu, omdat:<br />

er veel hotspots binnen dit subdomein zijn te onderscheiden. Naast hotspots is op dit<br />

subdomein ook veel interactie tussen overheid en burger te constateren.<br />

overheidsingrijpen vooral gevoed is door ontwikkelingen in de samenleving<br />

het ministerie van VROM in veel verschillende rollen bij het beleidsterrein is betrokken<br />

en er dus een gevarieerde neerslag in het archief te verwachten is<br />

dit subdomein vanuit het oogpunt van risicoanalyse de meest interessante casus vormt.<br />

2.1.3 Fase 3 Doorwerking bij de Rijksoverheid<br />

Activiteiten Fase 3<br />

In deze Fase is bezien hoe trends en trendbreuken op het subdomein milieu hebben doorgewerkt<br />

binnen de Rijksoverheid in de periode 1975 – <strong>2005</strong> door de volgende vragen te<br />

stellen en te beantwoorden:<br />

1 Hoe heeft de Rijksoverheid gereageerd op een ontwikkeling?<br />

2 Welk beleid voerde de Rijksoverheid naar aanleiding van een ontwikkeling?<br />

3 Welke wet- en regelgeving is naar aanleiding van een trendbreuk tot stand gekomen?<br />

4 Welke personen waren van belang bij bepaald beleid en wetten?<br />

5 Heeft de ontwikkeling tot gevolg gehad dat er zich structuurwijzigingen binnen de<br />

Rijksoverheid hebben voorgedaan<br />

In deze Fase voerden de onderzoekers een beknopte literatuurstudie uit, aangevuld met interviews<br />

met ‘ooggetuigen’. De Fase heeft geleid tot twee producten, namelijk:<br />

Een overzicht van de belangrijkste beleidsonderwerpen op het subdomein milieu, die<br />

aangeeft welke neerslag van welke onderwerpen in aanmerking zou komen voor bewaring.<br />

Een overzicht van relevante actoren die betrokken zijn geweest bij de totstandkoming of<br />

uitvoering van beleid op het subdomein milieu.<br />

Naast een analyse van de doorwerking van trends bij de overheid, is naar aanleiding van de<br />

kritiek van de reviewgroep en het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> ten aanzien van de vorige Fase tevens<br />

een kwaliteitsslag gemaakt met betrekking tot de maatschappelijke trends.<br />

15


Verantwoording gemaakte keuzes<br />

Literatuurstudie<br />

Voor de beknopte literatuurstudie heeft het onderzoeksteam bestaande literatuur geraadpleegd<br />

waarin het overheidsbeleid op het subdomein milieu wordt geanalyseerd en beschreven.<br />

Literatuur is gevonden via databases van bibliotheken en door respondenten te<br />

vragen om relevante publicaties te noemen. Een overzicht van de geraadpleegde literatuur<br />

is opgenomen in bijlage 4.<br />

Na afloop van deze documentenstudie zijn de uitkomsten gecontroleerd aan de hand van<br />

het RIO (Rapport Institutioneel Onderzoek) en BSD (Basisselectiedocument) <strong>Milieu</strong>. Daarbij<br />

is bezien wat de verschillen zijn in het type en niveau van informatie die beide methodieken<br />

opleveren. Tevens is gecontroleerd in hoeverre de lijst met beleidsonderwerpen overeenkomt<br />

met de overheidshandelingen en -producten die het RIO en BSD bevatten. Hieruit valt<br />

te concluderen dat de informatie die de trendanalyse oplevert in vergelijking met het RIO<br />

en BSD globaler is. De trendanalyse is daarnaast minder volledig dan het RIO. De overheidsreacties<br />

die tijdens de trendanalyse zijn gevonden, komen grotendeels wel overeen<br />

met de informatie in het RIO.<br />

Oorspronkelijk schreef het plan van aanpak voor ook de Staatscourant en de website Overheid.nl<br />

te raadplegen voor informatie over wetten en AMvB’s. Deze bronnen bleken in de<br />

praktijk minder geschikt om de overheidsreactie op een maatschappelijke trend binnen korte<br />

termijn vast te stellen. De link tussen een wet en een maatschappelijke trend kan niet<br />

direct worden afgeleid uit de wetteksten die deze bronnen opleveren. Onderzoek via deze<br />

bronnen vergt een extra en intensieve analyseslag; om dit verband wel vast te kunnen stellen<br />

is het nodig de toelichtingen bij elke wet of AMvB te raadplegen. Literatuur waarin deze<br />

analyseslag reeds is gemaakt is het meest geschikt en efficiënt gebleken om binnen korte<br />

tijd de overheidsreactie vast te stellen (zie ook paragraaf 2.2.1).<br />

Interviews met personen die betrokken zijn (geweest) bij beleid<br />

In Fase 3 zijn parallel aan de literatuurstudie interviews gehouden met personen die betrokken<br />

zijn (geweest) bij beleid van het ministerie van VROM (‘ooggetuigen’). Voorafgaand<br />

aan het interview kregen zij een overzicht gepresenteerd van (de tot dan toe in literatuur<br />

gevonden) trends en trendbreuken op het subdomein milieu in de periode <strong>1976</strong> – <strong>2005</strong>.<br />

Vervolgens is hen gevraagd naar de gevolgen van deze trends en trendbreuken voor het<br />

beleid van de overheid en de uitwerking daarvan binnen het domein (beleid, wet- en regelgeving,<br />

belangrijke personen, structuurwijzigingen etc), kortom de belangrijkste manifestaties<br />

binnen de overheid op het domein.<br />

Deze ‘ooggetuigen’ betroffen in het oorspronkelijke plan van aanpak drie ambtenaren en<br />

twee archivarissen die lange tijd op het beleidsterrein milieu werkzaam zijn (geweest). De<br />

archivarissen die werkzaam zijn bij VROM waren allen betrokken bij de pilot. Zij verrichtten<br />

bijvoorbeeld de schouw van het archiefmateriaal. Door hen ook actief te betrekken bij de<br />

trendanalyse zouden zij een dubbelrol bekleden. Daarom is ervoor gekozen de archivarissen<br />

niet te interviewen. Wel zijn drie hooggeplaatste ambtenaren die lange tijd bij het ministerie<br />

werkzaam zijn op het beleidsterrein milieu geïnterviewd. De ontbrekende gesprekken<br />

zijn aangevuld met interviews met twee milieuhistorici. Een overzicht van geraadpleegde<br />

respondenten is opgenomen in bijlage 5.<br />

16


Indeling beschrijving trends<br />

In navolging van de afspraken met het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> is in het concept eindrapport een<br />

aantal wijzigingen doorgevoerd in de opzet van de trendbeschrijving:<br />

voorafgaand aan de beschrijving van trends is een korte schets van overkoepelende<br />

trends op het subdomein milieu opgenomen. Het overzicht biedt in vogelvlucht zicht op<br />

de belangrijkste ontwikkelingen op dit subdomein in de onderzoeksperiode.<br />

de trends zijn niet meer thematisch ingedeeld, maar chronologisch<br />

het begrippenapparaat is vanuit praktische overwegingen vereenvoudigd: trendbreuken<br />

zijn losgelaten als afzonderlijk te onderscheiden element alsook het onderscheid tussen<br />

macro- en mesotrends. Het onderzoeksteam is uitgegaan van kenmerkende, historische<br />

ontwikkelingen. In paragraaf 2.2.1 gaan we hier verder op in.<br />

hotspots zijn beschreven in samenhang met de trend waarop ze van invloed zijn geweest<br />

(zie verder paragraaf 2.2.2)<br />

Koppeling beleidsreactie aan trends<br />

In deze Fase is een koppeling gemaakt tussen maatschappelijke trends en de overheidsreactie<br />

op deze trends. De koppeling is steeds gemaakt op basis van:<br />

Aanwijzingen in de geraadpleegde literatuur die een beleidsreactie direct linken aan een<br />

trend in de samenleving of een hotspot<br />

Respondenten die de koppeling leggen tussen maatschappelijke trends en beleidsmaatregelen.<br />

Koppeling actoren aan beleidsreactie<br />

Na de koppeling van trends en overheidsreacties, is in Fase 3 de tweede koppeling tussen<br />

beleidsreacties en actoren gemaakt. De literatuur gaf echter geen aanwijzingen over directies<br />

die bij beleidsmaatregelen waren betrokken. De literatuur spreekt van het ministerie<br />

van VROM of het Directoraat-Generaal als actor. De koppeling tussen beleidsreactie en directies<br />

is gemaakt op basis van:<br />

het overzicht van de CAS van alle directies en hun taken bij het ministerie van VROM<br />

(www.archiefbewerking.nl)<br />

directies waarnaar is verwezen door respondenten bij VROM in verband met overheidsreacties<br />

Omdat er geen ‘hard bewijs’ beschikbaar is welke directie bij welke overheidsreactie betrokken<br />

was, was een interpretatieslag van het overzicht van de CAS nodig. Bijvoorbeeld,<br />

de directie Stralenbescherming (1985-1987) had als taak ‘het formuleren van stralingbeschermingsbeleid<br />

dat beoogt de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen tegen<br />

de nadelige effecten van straling’. Hiervan kan worden afgeleid dat deze directie zich<br />

bezig heeft gehouden met de discussie omtrent kernenergie in de jaren tachtig (zie verder<br />

paragraaf 2.2.4).<br />

Verantwoording bronnen<br />

De beschrijvingen van trends, hotspots en overheidsreacties bevatten vaak geaggregeerde<br />

informatie uit verschillende bronnen of informatie afkomstig uit interviews. Waar mogelijk<br />

en indien er sprake was van een specifieke bron, is middels een voetnoot aangegeven uit<br />

welke bron informatie de afkomstig is. Wanneer de informatie uit een interview naar voren<br />

is gekomen, wordt dit ook aangeduid in een voetnoot. Het beleid van Research voor Beleid<br />

17


is echter de anonimiteit van respondenten te waarborgen; daarom is niet vermeld van welke<br />

respondent de informatie afkomstig is.<br />

Verder moet worden vermeld dat enkele trends beknopt zijn uitgewerkt of een 'van horen<br />

zeggen' karakter hebben. Sommige informatie heeft het onderzoeksteam namelijk alleen of<br />

vooral in de interviews gehoord en niet of veel minder teruggevonden in de literatuur. Het<br />

is niet altijd gelukt om extra literatuur te vinden om bepaalde trends uitgebreider te beschrijven.<br />

2.2 Bevindingen<br />

2.2.1 Algemeen<br />

Tijdens de uitvoering van de trendanalyse heeft het onderzoeksteam ervaren dat de operationalisering<br />

en praktische invulling van de methodiek een nadere uitwerking behoeven. De<br />

documentatie over de methodiek van het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong> heeft een te hoog abstractieniveau<br />

om als basis te dienen voor operationalisering, terwijl het plan van aanpak van Research<br />

voor Beleid ten behoeve van de trendanalyse eerder een te praktische invulling gaf<br />

aan de trendanalyse (welke literatuur moet worden verzameld, met welke experts moet<br />

worden gesproken?). Tijdens de uitvoering van de trendanalyse zijn er weliswaar keuzes<br />

gemaakt over de operationalisering van begrippen en definities en de te volgen stappen,<br />

maar die keuzes hebben – mede gezien de tijdsdruk waaronder de trendanalyse plaatsvond<br />

– een ad hoc karakter. Hieronder worden de gevonden oplossingen weergegeven.<br />

Een belangrijk onderdeel van de operationalisering betreft het analysekader en het begrippenapparaat.<br />

Een belangrijke veronderstelling in het plan van aanpak voor de trendanalyse<br />

is dat een min of meer sociologische benaderingswijze en een sociologisch begrippenapparaat<br />

van pas komen om de meest kenmerkende trends en ontwikkelingen in de Nederlandse<br />

samenleving in kaart te brengen. Deze benaderingswijze houdt in dat gebruik wordt gemaakt<br />

van literatuur, statistische bronnen en analyses van ondermeer instellingen als het<br />

SCP, CBS, PBL, CPB, WRR, RMO, aangevuld met interviews met experts. Met behulp van<br />

het begrippenapparaat uit plan van aanpak van Van Heezik Beleidsresearch zijn trends in te<br />

delen naar kracht en impact, niveau (mega, meso, macro) en naar richting (trendbreuk).<br />

Tijdens de uitvoering van de trendanalyse is deze sociologische benadering losgelaten. De<br />

reden hiervoor is tweeledig. Enerzijds constateren wij dat de literatuur en analyses van de<br />

bovengenoemde instellingen – in ieder geval binnen het domein milieu – niet het gewenste<br />

abstractieniveau bevatten. De trends worden op een voor de trendanalyse te hoog abstractieniveau<br />

beschreven (‘globalisering’), of juist op een te laag abstractieniveau (‘toename<br />

hoeveelheid CO2 in de atmosfeer’). In de trendanalyse wordt gezocht naar het niveau daartussen,<br />

zoals ‘ontstaan van een Nederlandse milieubeweging’.<br />

Anderzijds is de conclusie te trekken dat de indeling van trends op basis van kracht en impact,<br />

niveau en richting niet goed bruikbaar is. Op basis van de literatuur en gesprekken<br />

met experts worden het niveau en de richting van trends meestal niet duidelijk. Vooral het<br />

begrip ‘trendbreuk’ heeft het onderzoeksteam tijdens de uitvoering als problematisch ervaren.<br />

Daarnaast is het lastig de keuze van de opgenomen trends te verantwoorden op basis<br />

18


van de kracht en impact van de trend, omdat dit soort informatie ontbreekt. De indeling<br />

van trends op basis van het begrippenapparaat werd daardoor een constructie achteraf van<br />

de onderzoekers. Zonder bronverwijzing of objectiveerbare criteria is die constructie echter<br />

discutabel. Een oplossing is gevonden in het gebruiken van historische literatuur en een<br />

meer beschrijvende aanpak.<br />

Een ander belangrijk besluit dat tijdens de uitvoering is genomen, is het concentreren van<br />

de trendanalyse tot het subdomein milieu. Aanvankelijk zou het volledige domein fysieke<br />

leefomgeving aan een analyse worden onderworpen. Het onderzoeksteam bleek binnen de<br />

beschikbare tijd en middelen niet goed in staat een volledig en diepgaand beeld te krijgen<br />

van trends en ontwikkelingen binnen dit domein. Bovendien ontbrak een maatschappijbrede<br />

trendanalyse die als basis kan dienen voor een analyse binnen het specifieke domein. De<br />

concentratie op het domein milieu heeft de trendanalyse beter uitvoerbaar gemaakt.<br />

Tot slot levert de trendanalyse aanknopingspunten op om de rol van de reviewgroep anders<br />

in te vullen. De reviewgroep bestaat uit experts op het domein fysieke leefomgeving die<br />

commentaar hebben geleverd op een conceptversie van de trendanalyse. Daarmee is getracht<br />

de kwaliteit van de trendanalyse te borgen. Omdat de reviewgroep echter niet betrokken<br />

was bij de totstandkoming van de trendanalyse, ontbrak de mogelijkheid vooraf input<br />

te leveren. De conceptversie van de trendanalyse voldeed bovendien niet aan de kwaliteitseisen<br />

van de experts. Als de reviewgroep een functie zou krijgen als klankbordgroep en<br />

intensiever betrokken zou zijn bij het onderzoek, wordt de kwaliteit daarvan beter gewaarborgd.<br />

2.2.2 Inventarisatie trends<br />

Analyse en synthese van trends vereist<br />

Uit de trendanalyse blijkt dat bestaande informatie (literatuur, statistische bronnen en expertinterviews)<br />

onvoldoende ‘kant-en-klare’ trends en ontwikkelingen oplevert. De literatuur<br />

en de gesprekken met experts leiden tot een veelheid aan ongelijksoortige informatie:<br />

Er kan sprake zijn van gedeeltelijke overlap tussen trends<br />

Er kan sprake zijn van elkaar tegensprekende literatuur en experts<br />

Trends kunnen aanleiding geven tot nieuwe trends, zonder dat dit goed is gedocumenteerd<br />

Over sommige trends is veel informatie beschikbaar, terwijl andere trends door (g)een<br />

enkele respondent worden genoemd<br />

Sommige trends zijn beschreven op het niveau van variabelen (bijv. CBS-cijfers), terwijl<br />

andere trends zijn beschreven op het niveau van de samenleving (bijv. in SCP-studies)<br />

Voor de periode vanaf 1990 is het lastig gebleken literatuur te vinden die aanknopingspunten<br />

kan bieden voor trends.<br />

Het gevolg hiervan is dat een extra analyse- en syntheseslag van de informatie nodig is. In<br />

de trendanalyse is hierin deels voorzien door een brainstormsessie te organiseren. Die sessies<br />

bleken echter niet voldoende om de veelheid aan ongelijksoortige informatie te filteren,<br />

combineren en samen te vatten. Daarvoor is meer tijd nodig en bovendien een objectiveerbaar<br />

selectiemechanisme. Een oplossing is deels gevonden in het vaker gebruiken van<br />

gezaghebbende historische literatuur in plaats van sociologische analyses en statistische<br />

19


onnen. Desalniettemin heeft er alsnog een synthese moeten plaatsvinden van de verzamelde<br />

informatie. Die synthese is vooral gebaseerd op common sense, waardoor een verantwoording<br />

lastig is.<br />

Periodisering<br />

Een zo precies mogelijke periodisering is van belang voor de selectie van documenten. Uit<br />

de trendanalyse komt naar voren dat het weliswaar mogelijk is grofweg weer te geven in<br />

welk (deel van het) decennium of decennia de trend plaatsvond, maar niet om een exact<br />

jaartal aan te duiden. De literatuur bleek niet altijd helder over de exacte periodisering en<br />

spreekt in termen als ‘eind jaren zestig tot de eerste helft van de jaren zeventig’. Hierbij<br />

komt dat maatschappelijke trends niet precies op het jaartal af te begrenzen zijn. De periodisering<br />

van hotspots is over het algemeen wel helder en exact.<br />

Volgorde literatuurstudie en interviews<br />

In het plan van aanpak is uitgegaan van een literatuurstudie die deels parallel loopt aan de<br />

expertinterviews. Het blijkt echter nuttiger om experts voorafgaand aan het interview op<br />

basis van een beperkte literatuurstudie een uitgeschreven overzicht met trends voor te leggen.<br />

De onderzoeker heeft zo de benodigde achtergrondkennis waardoor hij beter in staat<br />

is door te vragen. Tevens kunnen de experts zo ontbrekende elementen aanvullen en dieper<br />

ingaan op de trends, omdat er al stof voor discussie ligt.<br />

Hotspots<br />

Naast de identificatie van trends en trendbreuken diende aandacht te worden besteed aan<br />

‘hotspots’. Om hotspots te identificeren is gebruik gemaakt van het Identificatiemodel<br />

Hotspots van de werkgroep methodiek en pilots van het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong>. 1<br />

Uit de trendanalyse komt naar voren dat op het subdomein milieu de hoeveelheid hotspots<br />

te groot is om binnen de beschikbare tijd van elke hotspot de spelers en gebeurtenissen te<br />

kunnen beschrijven. Met name in de jaren ’70 en jaren ’80 vonden veel gebeurtenissen<br />

plaats die aangemerkt kunnen worden als hotspot. Daarnaast blijkt de geraadpleegde literatuur<br />

niet het juiste niveau van informatie te bevatten om te komen tot een volledige beschrijving.<br />

In de literatuur worden hotspots wel benoemd, maar niet altijd volledig uitgewerkt.<br />

Om hotspots te beschrijven op het niveau zoals oorspronkelijk bedoeld, is een diepgaander<br />

studie nodig op basis van literatuur die specifiek over de betreffende hot spot handelt.<br />

Het onderzoeksteam heeft de toepassing van het Identificatiemodel Hotspots dus als<br />

lastig ervaren.<br />

Tijdens de uitvoering van de trendanalyse is ervoor gekozen de hotspots te verbinden aan<br />

de trends en ze kort te beschrijven. Op deze manier vormen ze als het ware een illustratie,<br />

of een nadere invulling, van de trend. Dit maakt de beschrijving van trends completer. De<br />

consequentie is dat de reactie van de overheid niet op het niveau van de hotspot is beschreven,<br />

maar op het niveau van de bovenliggende trend.<br />

Deze wijze van werken brengt evenwel een risico met zich mee. Door hotspots te verbinden<br />

aan een trend, is het mogelijk dat belangrijke hotspots en dus ook beleid worden gemist.<br />

1 Conceptrapport Waarderingsmethodiek van de werkgroep methodiek en pilots van het <strong>Nationaal</strong> <strong>Archief</strong>,<br />

p. 21.<br />

20


Uit de trendanalyse komen namelijk enkele hotspots naar voren die niet zijn te koppelen<br />

aan een maatschappelijke trend, maar naar aanleiding waarvan wel nieuw beleid is gevormd.<br />

Voorbeelden zijn de Bijlmerramp en de Vuurwerkramp in Enschede die beiden een<br />

impuls gaven aan het veiligheidsbeleid op het subdomein milieu.<br />

2.2.3 Koppeling trends aan beleid<br />

Beperkingen denken vanuit de maatschappij<br />

Kenmerkend voor de trendanalyse is het denken vanuit de maatschappij: een inventarisatie<br />

van longitudinale ontwikkelingen in de samenleving dient als basis voor de waardering van<br />

overheidsarchieven. Het doel van deze benadering is te bewaren wat representatief is voor<br />

de samenleving in een bepaalde periode. De aanname is dat de overheid reageert op maatschappelijke<br />

ontwikkelingen en dat op deze wijze de meest relevante overheidsdossiers<br />

kunnen worden geselecteerd.<br />

Naar aanleiding van de ervaringen uit de trendanalyse kunnen de volgende kanttekeningen<br />

bij deze aanname worden geplaatst:<br />

Eigen dynamiek overheid<br />

Er is sprake van een wisselwerking tussen overheid en de maatschappij. De overheid reageert<br />

op maatschappelijke ontwikkelingen, en andersom komen er reacties uit de maatschappij<br />

op plannen of acties van de overheid. De politiek heeft echter ook zijn eigen dynamiek<br />

en elke minister zijn eigen stokpaardjes. Uit de trendanalyse op het subdomein milieu<br />

blijkt duidelijk dat de wijze waarop beleid wordt gevormd in belangrijke mate afhankelijk<br />

kan zijn van interne processen bij de overheid (een machtsstrijd rondom institutionalisering<br />

van milieu) en de houding van het kabinet (bijvoorbeeld als gevolg van een lobby<br />

vanuit de landbouw).<br />

Daarnaast kunnen ontwikkelingen binnen subdomeinen zijn ingegeven door ideologische<br />

veranderingen in het overheidsbeleid (verzelfstandiging, meer marktwerking) in plaats van<br />

min of meer autonome trends uit de samenleving. Bovendien kan overheidsbeleid ook topdown<br />

worden bepaald. Tevens is het mogelijk dat er binnen een ministerie veel aandacht is<br />

voor een beleidskwestie, die (om wat voor reden dan ook) weinig aandacht krijgt in de<br />

maatschappij.<br />

Door de maatschappelijke ontwikkelingen als basis te gebruiken voor de selectie van dossiers,<br />

blijft deze dynamiek buiten beschouwing. Bovengenoemde kwesties vallen dan buiten<br />

de selectie, zeker gezien het globale karakter van de trendanalyse.<br />

De rol van de Europese Unie<br />

Dit onderwerp hangt samen met het bovenstaande punt: de overheid is ook een autonome<br />

actor. De Europese Unie oefent steeds grotere invloed uit op het Nederlands milieubeleid.<br />

In het oorspronkelijke plan van aanpak is deze rol echter niet expliciet aan de orde gesteld.<br />

Uit de trendanalyse blijkt dat de Europese Unie wel naar voren komt, maar pas concreet<br />

wordt als je gaat inzoomen en kijkt wat het Europese beleid inhoudt. Gezien de omvang en<br />

complexiteit van het Europees milieubeleid en het gebrek aan operationalisering van de rol<br />

21


van de EU binnen de trendanalyse, is dit onderwerp in de trendanalyse buiten beschouwing<br />

gebleven.<br />

Experts denken vaak in termen van beleid in plaats van trends<br />

Het bleek ook tijdens de expertinterviews dat het soms lastig is om los te komen van het<br />

overheidsbeleid binnen het domein en vanuit trends en ontwikkelingen naar het domein te<br />

kijken. Experts houden zich vaak bezig met beleidsontwikkelingen binnen een subdomein<br />

en bekijken de wereld daarom sterker vanuit beleidsoogpunt dan vanuit het oogpunt van<br />

trends. Experts vonden het lastig om hiervan los te komen. Hetzelfde geldt voor veel literatuur.<br />

<strong>Milieu</strong>beleid niet (alleen) gericht op maatschappelijke trends<br />

Voortbouwend op de aanname dat de overheid reageert op maatschappelijke ontwikkelingen<br />

is de veronderstelling dat je vanuit de maatschappelijke trendanalyse vrij logisch komt<br />

op beleidsonderwerpen die voortvloeien uit die trends. Wat betreft het subdomein milieu,<br />

gold de veronderstelling dat fysieke trends beschreven worden als onderdeel van maatschappelijke<br />

trends: maatschappelijke trends zijn een gevolg van fysieke trends.<br />

Oorzaak en gevolg zijn in de praktijk echter niet altijd even goed te scheiden. In eerste instantie<br />

reageert de overheid bijvoorbeeld op de maatschappelijke trend ‘opkomst van de<br />

milieubeweging’ door beleid op te stellen voor fysieke problemen. Pas in de jaren ’90 vormt<br />

de overheid beleid in reactie op de milieubeweging door subsidies in te stellen en participatiebeleid<br />

te voeren.<br />

Daarnaast concluderen we op basis van de trendanalyse dat een aantal fysieke trends door<br />

de gehanteerde methode inderdaad naar voren komt, omdat ze maatschappelijke aandacht<br />

genieten (bodemverontreiniging, zure regen, broeikaseffect, klimaatverandering). Door de<br />

‘grote streken’ die zijn gemaakt, geldt dit geldt echter niet voor alle fysieke trends (luchtverontreiniging,<br />

afvalstoffenproblematiek, aanpak van chemische stoffen en bestrijdingsmiddelen,<br />

rekeningrijden, milieukosten en –financiering). De consequentie van de gehanteerde<br />

methode is tevens dat maatregelen die doorlopen ‘na afloop’ van de maatschappelijke<br />

trend waartoe ze behoren niet meer worden meegenomen. De maatschappelijke aandacht<br />

leeft gedurende een bepaalde periode op om vervolgens weer weg te ebben. De<br />

overheid zet beleidsmaatregelen om bijvoorbeeld bodemverontreiniging te verhelpen niet<br />

direct stop zodra de maatschappelijke aandacht afneemt. Het overzicht van beleidsonderwerpen<br />

krijgt zo een fragmentarisch karakter.<br />

2.2.4 Koppeling beleid aan actoren<br />

Niveau ‘beleidsonderwerpen’<br />

Tijdens de uitvoering van de trendanalyse heeft het onderzoeksteam ervaren dat het niveau<br />

van deze ‘beleidsonderwerpen’ onvoldoende is geoperationaliseerd. We constateren dat de<br />

term ‘beleidsonderwerp’ op drie verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd. Ten<br />

eerste kunnen eronder worden verstaan de handelingen die de overheid verricht naar aanleiding<br />

van een trend (beleidsvorming, opstellen wet- en regelgeving, het verrichten van<br />

onderzoek, inspectie etc.) Ten tweede kan worden opgevat als termen die een beleidsstuk<br />

(Urgentienota <strong>Milieu</strong>hygiëne), een wet (Wet <strong>Milieu</strong>beheer) of een beleidslijn die wordt ge-<br />

22


volgd (doelgroepen- of gebiedenbeleid) aanduiden. Dit zijn onderwerpen die helder uit de<br />

trendanalyse naar voren komen en zijn opgenomen in het overzicht.<br />

Wanneer we een niveau dieper gaan kunnen we beleidsonderwerpen tot slot ook beschouwen<br />

als de specifieke doelgroepen waar het beleid zich op richtte (Landbouw, Industrie,<br />

Consumenten etc), welke milieuproblemen de Urgentienota aanstipt en welke handelingen<br />

de Wet <strong>Milieu</strong>beheer reguleert. In de genoemde gevallen is dat mogelijk geweest, maar<br />

omdat de middelen beperkt waren, geldt dat niet voor alle gevonden beleidsnota’s en wetten.<br />

Een niveau dieper zou de lijst met beleidsonderwerpen wel completer maken.<br />

Directies<br />

Een belangrijke voorwaarde voor de koppeling van beleid aan actoren is dat er een volledig<br />

overzicht bestaat van alle directies die zich tot en met <strong>2005</strong> met milieu hebben beziggehouden.<br />

Het overzicht dat in het kader van de pilot voor het ministerie van VROM is opgesteld<br />

door de CAS is dan ook bijzonder nuttig geweest.<br />

Uit de trendanalyse blijkt dat het onderzoeksteam soms een ruwe inschatting heeft moeten<br />

maken welke directie welk beleidsonderwerp heeft ‘opgepakt’. Afgezien van de directies die<br />

in de interviews naar voren kwamen, was er voor veel onderwerpen geen ander aanknopingspunt<br />

voor de koppeling dan de taken die bij de directies staan genoemd in het overzicht<br />

van de CAS. De lijst met directies moet dan ook worden beschouwd als een indicatief<br />

overzicht. Het is niet uit te sluiten dat andere directies zich ook met een bepaald onderwerp<br />

hebben beziggehouden.<br />

23


3 Overzicht van trends, hotspots en overheidsreactie<br />

op het subdomein milieu<br />

3.1 Afbakening subdomein milieu<br />

In de context van het domein fysieke leefomgeving definiëren we het subdomein ‘milieu’ als<br />

de ecologische leefomgeving, ofwel het gedeelte van de fysieke omgeving (levende en niet<br />

levende natuur) waarin het menselijk leven plaatsvindt. Het milieu is opgebouwd uit verschillende<br />

elementen, namelijk bodem, water en lucht. De kwaliteit van het milieu wordt<br />

beïnvloed door factoren als het gebruik van chemische stoffen en mest, emissies, energiegebruik<br />

en het afval dat de mens produceert.<br />

Om het thema milieu af te bakenen sluiten wij grotendeels aan bij de indeling in thema’s<br />

die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hanteert 1 , aangevuld met thema’s gebruikt<br />

door het <strong>Milieu</strong> en Natuurcompendium. 2<br />

Onder milieu scharen wij de volgende thema’s:<br />

Bodem<br />

Water<br />

Lucht<br />

Geluid<br />

Afval<br />

Energie<br />

3.2 Algemene trends op het subdomein milieu<br />

Op basis van de door ons bestudeerde literatuur, zien wij de volgende overkoepelende, globale<br />

ontwikkelingen op het subdomein milieu in Nederland in de periode <strong>1976</strong>-<strong>2005</strong>:<br />

Verbreding van de problematiek van lokaal naar internationaal<br />

In de jaren zestig en zeventig manifesteert de milieuproblematiek zich vooral lokaal.<br />

Burgers verenigen zich in lokale actiegroepen om te protesteren tegen de vervuiling<br />

van hun leefmilieu. Het was in deze periode al duidelijk dat bepaalde problemen een<br />

bovenlokaal karakter hadden. Maar pas in de jaren tachtig dringt het besef door dat<br />

sommige effecten mondiaal van aard zijn en dat consument- en productiegedrag in ons<br />

land elders leidt tot milieuproblemen. Internationale samenwerking blijkt noodzakelijk<br />

om deze problemen aan te pakken.<br />

1<br />

Het CBS schaart de volgende thema’s onder <strong>Milieu</strong>: Natuur, Lucht, Afval, Water, Kosten en financien, Mest en<br />

mineralen en <strong>Milieu</strong>rekeningen. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/natuur-milieu/cijfers/default.htm<br />

2<br />

Het <strong>Milieu</strong>- en Natuurcompendium is een gezamenlijk product van het CBS, het Planbureau voor de Leefomgeving<br />

(PBL) en Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR).<br />

http://www.milieuennatuurcompendium.nl/<br />

25


Van milieuhygiëne naar milieubeheer in den brede<br />

In de beginjaren van milieubeleid stonden de gevolgen van milieuvervuiling voor de gezondheid<br />

van de mens centraal. Het beleidsterrein was in eerste instantie dan ook onderdeel<br />

van het ministerie van Volksgezondheid en <strong>Milieu</strong>hygiëne (VoMil, 1971 t/m<br />

1982). In de jaren ’70 en ’80 is de definitie van milieuhygiëne verbreed naar milieubeheer.<br />

Deze verbreding wordt weerspiegeld in de institutionalisering van het beleidsterrein<br />

bij de overheid. In 1982 werd VoMil gesplitst en werd Volksgezondheid gekoppeld<br />

aan het ministerie van Welzijn en Cultuur (WVC, tien jaar later omgedoopt tot VWS).<br />

Per 1 januari 1983 ressorteerde milieuhygiëne niet meer onder WVC, maar is het als<br />

milieubeheer ondergebracht bij het ministerie van VROM.<br />

Relatie economische vooruitgang – aandacht voor milieu<br />

De mate van maatschappelijke aandacht en actie op milieugebied is positief gecorreleerd<br />

aan de mate van economische vooruitgang. Met andere woorden: in tijden van<br />

economische voorspoed is er meer aandacht voor milieu, en zeker meer actie op dit gebied,<br />

dan in tijden van recessie. 1<br />

Verband technologische ontwikkelingen – milieu<br />

Aanvankelijk wordt door de milieubeweging de toepassing van technologie als een van<br />

de belangrijkste oorzaken van de milieuvervuiling aangewezen. In de jaren tachtig<br />

wordt het geloof in de noodzaak tot deïndustrialiseren door (een groot gedeelte van) de<br />

milieubeweging losgelaten, en ziet men ook de mogelijkheden van ‘ecologisch moderniseren’.<br />

Andersom is het milieuprobleem door ‘milieusceptici’ ook opgevat als een puur technische<br />

kwestie, die met nieuwe technologische ontwikkelingen opgelost kan worden.<br />

Ontwikkelingen binnen de milieubeweging<br />

De milieubeweging probeerde decennialang overheid en publiek te overtuigen van de<br />

ernst van de milieuproblematiek. Vanaf de jaren zestig en zeventig maakte de beweging<br />

een sterke ontwikkeling door. Hoewel niet echt gesproken kan worden van dé milieubeweging<br />

met een gemeenschappelijke wereldvisie, kunnen globaal de volgende Fasen<br />

onderscheiden worden:<br />

1969-1973: de milieubeweging biedt oplossingen met een sterk utopisch karakter:<br />

een kleinschalige, gedecentraliseerde maatschappij, waarin ecologisch verantwoord<br />

wordt gehandeld.<br />

1973-1980: voor de grotere, landelijk opererende milieuorganisaties geldt dat de<br />

utopieën en idealen verdwijnen naar de achtergrond, de milieubeweging richt zich<br />

hoofdzakelijk op direct politieke thema’s. Grootschalige technologieën die risico’s<br />

met zich meebrachten voor mens en milieu (met name kernenergie) worden afgewezen.<br />

Daarnaast worden talloze locale milieuactiegroepen opgericht, die zich op lokaal<br />

niveau verzetten tegen vervuiling van hun leefmilieu.<br />

1981-1988: de milieubeweging stelt zich pragmatisch op en richt zich hoofdzakelijk<br />

op concrete alternatieven die gerealiseerd kunnen worden binnen de bestaande industriële<br />

samenleving. 2<br />

1<br />

Jaarboek ecologische geschiedenis, Themanummer De relatie tussen economie en ecologie gisteren, vandaag<br />

en morgen, 1999.<br />

2<br />

Deze indeling is gebaseerd op: Jacqueline Cramer, De groene golf. Geschiedenis en toekomst van de Nederlandse<br />

milieubeweging (Utrecht, 1989).<br />

26


Na 1988: de milieuorganisaties worden professioneler en hun standpunten minder<br />

radicaal en controversieel. De milieubeweging wordt een vaste gesprekspartner van<br />

de overheid. De actiebereidheid onder de aanhang neemt af. Dit roept in de jaren<br />

negentig weer een radicale tegenbeweging op.<br />

Op deze ontwikkelingen wordt nader ingegaan in paragraaf 3.3.<br />

Integratie van milieu in dagelijkse praktijk<br />

De burger wordt in de dagelijkse praktijk steeds meer geconfronteerd met het milieu.<br />

Het gaat dan om zeer praktische zaken als het scheiden van afval en het besparen van<br />

energie, door bijvoorbeeld spaarlampen aan te schaffen. Ook komen er steeds meer<br />

duurzame / biologische producten op de markt. Dit varieert van ecologisch verantwoord<br />

voedsel, duurzaam hout (FSC, PEFC) en fair trade-koffie met Max Havelaar-keurmerk,<br />

tot duurzaam bouwen en klussen, en van duurzaam beleggen en duurzaam bankieren<br />

tot duurzame energie. Binnen het bedrijfsleven komt er aandacht voor maatschappelijke<br />

verantwoord ondernemen (MVO). Kortom, aandacht voor milieu is meer gemeengoed<br />

geworden.<br />

3.3 Reactie van de overheid<br />

Het schema op de volgende pagina’s bevat een meer specifiek overzicht van maatschappelijke<br />

trends en hotspots op het subdomein milieu en de reactie van de overheid op deze<br />

trends. Hieronder worden achtereenvolgens de volgende maatschappelijke trends besproken:<br />

Par. 3.2.1 Opkomst en doorbraak milieubeweging<br />

Par. 3.2.2 Maatschappelijke discussie rondom kernenergie<br />

Par. 3.2.3 Aandacht voor bodem-, water- en luchtvervuiling<br />

Par. 3.2.4 Neoliberaal denken<br />

Par. 3.2.5 Besef mondiale aard milieuproblematiek<br />

Par. 3.2.6 Aandacht voor broeikaseffect en klimaatverandering<br />

Par. 3.2.7 Lobby landbouw tegen milieumaatregelen<br />

Par. 3.2.8 Meer maatschappelijke aandacht voor milieu<br />

Par. 3.2.9 Professionalisering milieubeweging<br />

Par. 3.2.10 Tegenvallende economische ontwikkeling<br />

Par. 3.2.11 Discussie over genetische modulatie<br />

Par. 3.2.12 Toename pluriformiteit milieubeweging<br />

Par. 3.2.13 <strong>Milieu</strong> geïncorporeerd in dagelijkse praktijk<br />

Par. 3.2.14 Hotspots: Rampen op veiligheidsgebied<br />

In de paragraaf waarin de reactie van de overheid wordt weergegeven, komen de volgende<br />

onderwerpen aan de orde:<br />

1 Gevoerd beleid naar aanleiding van een ontwikkeling<br />

2 Wet- en regelgeving naar aanleiding van een ontwikkeling<br />

3 Structuurwijzigingen binnen de overheid die zich hebben voorgedaan naar aanleiding<br />

van een ontwikkeling<br />

27


3.3.1 Opkomst en doorbraak milieubeweging<br />

Periode: Tweede helft jaren zestig – eerste helft jaren zeventig<br />

Omschrijving trend<br />

Nadat begin jaren vijftig de oorlogsschade is hersteld, begint in Nederland een periode van<br />

snelle economische groei, die tot het eind van de jaren zestig aanhoudt. De industriële productie<br />

wordt in Nederland gemiddeld verdrievoudigd (1958-1974). Over de mogelijke neveneffecten<br />

van de snelle herindustrialisatie, zoals milieuverontreiniging, wordt weinig gesproken.<br />

Bij het grote publiek is er weinig kennis over de milieueffecten, al ziet men wel<br />

verslechteringen (bijvoorbeeld zomersmog, vuil wasgoed, kwaliteit van zwemwater, drinkwater<br />

(m.n. Rotterdam) en afname van soorten (zalm in de Rijn, roofvogels).<br />

Met de ontzuiling en democratisering van de Nederlandse samenleving in de jaren zestig<br />

wordt de politieke ruimte vergroot voor het ontstaan van nieuwe buitenparlementaire actiegroepen.<br />

Deze actiegroepen houden zich vooral bezig met ‘postmateriële waarden’ die<br />

verband houden met de kwaliteit van het leven. De eerste milieuactiegroepen worden opgericht.<br />

In het begin vervulde de beweging een alarmerende en signalerende rol door te wijzen<br />

op luchtverontreiniging, waterverontreiniging en gif in de bodem; de jaren ’60-’70 waren<br />

een tijd van confrontatie. 1 De milieuactivisten verzetten zich tegen specifieke, zeer<br />

concrete voorbeelden van milieuvervuiling (o.a. luchtverontreiniging in het Rijnmondgebied,<br />

vestiging petrochemische industrie in Amsterdam). Van een gemeenschappelijk wereldbeeld<br />

is nog geen sprake. Wel is er kritiek op de mentaliteit van ongebreidelde economische<br />

groei. Over het algemeen staat de activisten kritisch ten opzichte van technologische<br />

ontwikkeling: veel milieuproblemen worden geweten aan de toepassing van vooral<br />

grootschalige technologie. 2<br />

In deze periode worden 600 tot 700 milieuactiegroepen opgericht, veelal lokale groepen<br />

met een tijdelijk karakter. Ook worden er landelijke milieuorganisaties opgericht: Landelijke<br />

Vereniging voor Behoud van de Waddenzee (1965), Actiegroep Strohalm (1970), de<br />

Kleine Aarde (1971), de Raad voor <strong>Milieu</strong>defensie (1971), Stichting Natuur en <strong>Milieu</strong> (1972)<br />

en het <strong>Milieu</strong> Actiecentrum Nederland (1973). Vaak werd de oprichting van deze nieuwe milieubewegingen<br />

financieel ondersteund door bestaande organisaties als het Natuurfonds,<br />

die zich zelf geen actieve, kritische rol kon permitteren. 3<br />

1<br />

Dietz, F. (et al.), Duurzaam milieugebruik: Een inspiratiebron, Hoofdstuk Duurzaam milieugebruik: de veranderende<br />

rol van de milieubeweging<br />

2<br />

Cramer, J., De groene golf. Geschiedenis en toekomst van de Nederlandse milieubeweging (Utrecht, Uitgeverij<br />

Jan van Arkel, 1989).<br />

3<br />

Dietz, F. (et al.), Duurzaam milieugebruik: Een inspiratiebron, Hoofdstuk Duurzaam milieugebruik: de veranderende<br />

rol van de milieubeweging<br />

28


Hotspots<br />

1965: oprichting Landelijke Vereniging voor Behoud van de Waddenzee: grote invloed op aandacht<br />

voor en behoud van de Waddenzee. Eerste organisatie die met economische argumenten kwam om<br />

een natuurgebied te behouden. Voerde berekeningen uit om aan te tonen dat inpoldering Waddenzee<br />

ten koste zou gaan van de kraamkamerfunctie voor vis, waardoor de visvangst in de Noordzee<br />

zou afnemen. Uitgegroeid tot organisatie met tienduizenden leden. 1<br />

1968: gezamenlijke actiegroepen tegen de vestiging van een petrochemische industrie (Progil) in<br />

Amsterdam. De Progil-actie heeft model gestaan voor vrijwel alle milieuactiegroepen die daarna<br />

ontstonden. 2<br />

1970: Centraal Aktiecomité Rijnmond: tegen de luchtverontreiniging in het Rijnmondgebied.<br />

1970: Europese Natuurbeschermingsjaar. Veel wetenschappers stellen de ernst van de milieuproblematiek<br />

aan de orde.<br />

1972: Wereldmilieuconferentie van de VN. Overheden discussiëren voor het eerst in de geschiedenis<br />

in mondiale setting over de aantasting van het milieu.<br />

1972: Vereniging tot Behoud van het IJsselmeer: tegen inpoldering van een Markerwaard.<br />

1972: Club van Rome. Het boek De Grenzen aan de Groei sloeg in Nederland enorm aan. Geschat<br />

wordt dat ongeveer tien procent van de wereldoplage van dit boek in Nederland is verkocht. Met<br />

het boek initieert de Club van Rome aandacht voor twee belangrijke zaken: a) de relatie tussen<br />

milieuvervuiling en ontwikkeling van landen (duurzaamheid) en b) de eindigheid en het opraken<br />

van grondstoffen. Het laatste aspect wordt benadrukt door beide oliecrises in de jaren ’70.3 Het<br />

opraken van grondstoffen is op dit moment nog steeds actueel alsook de relatie tussen milieuver-<br />

vuiling en ontwikkeling van landen.<br />

Overheidsreactie<br />

In reactie op de toenemende aandacht voor milieu in de samenleving en de milieuproblematiek,<br />

komt milieu hoog op de politieke agenda. De aandacht voor milieu wordt weerspiegeld<br />

door nieuwe wetgeving in de jaren ’60 en ’70, beleidsvorming begin jaren ’70 en institutionalisering<br />

van milieuhygiëne in het nieuwe ministerie VoMil.<br />

Hoog op politieke agenda<br />

Het thema milieu scoort de eerste helft van de jaren ’70 heel hoog bij de bevolking en staat<br />

ook hoog op de politieke agenda. Politieke partijen vertonen een hoge mate van ‘milieuvriendelijkheid‘.<br />

4 Dit blijkt uit (discussies over) nota’s en maatregelen als:<br />

Nota Inzake Selectieve Groei van Lubbers, waarin naast werkgelegenheid een duidelijke<br />

keuze wordt gemaakt voor milieubehoud en zuinig beheer van grondstoffen energie<br />

en die kamerbrede steun krijgt<br />

Streekplannen Rijnmondgebied en Amsterdam-Rijnkanaal (1974) waarin veel aandacht<br />

werd besteed aan milieuaspecten<br />

De plannen voor de uitbreiding van de Rotterdamse Haven worden (voorlopig) geschrapt<br />

Schiphol: om geluidshinder te beperken wordt een plan opgesteld om de vierde baan te<br />

draaien<br />

1<br />

Interview.<br />

2<br />

Driessen, P.P.J., Driessen, Glasbergen, P. (red), <strong>Milieu</strong>, samenleving en beleid, pag. 264.<br />

3<br />

Leroy, P., <strong>Milieu</strong>beweging en milieubeleid: sociale en politieke aspecten van de milieukwestie (Amsterdam, De<br />

Nederlandsche Boekhandel, 1985).<br />

4<br />

Siraa, H.T.; Valk, A.J. van der; Wissink, W.L., Met het oog op de omgeving : een geschiedenis van de zorg voor de<br />

kwaliteit van de leefomgeving : het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelke Ordening en <strong>Milieu</strong>beheer (1965-<br />

1995) (Den Haag, SDU-Uitgevers,1995), Hoofdstuk 10.<br />

29


Wetgeving tot 1972<br />

De Hinderwet bleek te kort te schieten voor de toenemende milieuproblematiek. In aanvulling<br />

op deze wet, ontstonden in de jaren zestig en zeventig verschillende sectorale wetten,<br />

zoals:<br />

1958: Wet olieverontreiniging zeewater<br />

1963: Kernenergiewet<br />

1969: Wet verontreiniging oppervlaktewater<br />

1970: Wet inzake de luchtverontreiniging<br />

Uitbreiding vergunningstelsel<br />

Mede onder invloed van het milieuprotest werd het vergunningstelsel in de jaren ‘70 en<br />

‘80 aangepast en kreeg steeds bredere reikwijdte. 1<br />

Institutionalisering milieubeleid<br />

In 1971 richt de overheid het ministerie van Volksgezondheid en <strong>Milieu</strong>hygiëne (Vo-<br />

Mil) met DG <strong>Milieu</strong>hygiëne (DGMH) op. In eerste instantie stonden de gevolgen van milieuvervuiling<br />

voor de gezondheid van de mens centraal; de definitie van milieubeleid was<br />

beperkt tot milieuhygiëne. 2<br />

Andere ministeries behielden hun bevoegdheden op het terrein milieu; DGMH werd belast<br />

met de coördinatie van dit beleidsterrein. 3 Hiermee start een moeizaam proces van institutionalisering<br />

van het milieubeleid binnen de Rijksoverheid. Dit proces was in de eerste jaren tot<br />

begin jaren ’80 een intern overheidsproces en wordt door diverse auteurs gekenschetst als<br />

een machtsstrijd tussen de ministeries met een bevoegdheid op milieuterrein. 4 Het beleid<br />

werd hierdoor gefragmenteerd geïnstitutionaliseerd 5 , met maatregelen per sector.<br />

Beleidsvorming<br />

1972: Urgentienota <strong>Milieu</strong>hygiëne (4 juli 1972, 1 mei 1973 in de Tweede Kamer behandeld):<br />

Eerste officiële regeringsnotitie waarin voor het eerst een milieubeleid wordt geschetst.<br />

De nota stelt een aantal sectorale milieumaatregelen voor, waaronder de ontwikkeling<br />

van een stelsel van normen waaraan de kwaliteit van het milieu zou moeten voldoen.<br />

<strong>Milieu</strong>heffingen op de uitstoot van verontreinigende stoffen werden uitgebreid.<br />

De Urgentienota besteedde met name aandacht aan de volgende milieuproblemen:<br />

Verontreiniging van het oppervlaktewater<br />

Openbare watervoorziening (drinkwater)<br />

Luchtverontreiniging<br />

Behandeling van afvalstoffen<br />

Geluidhinder, dat rond 1972 sterk in de belangstelling stond bij de burger.<br />

Kernenergie en ioniserende straling<br />

1 Driessen, P.P.J., Driessen, Glasbergen, P. (red), <strong>Milieu</strong>, samenleving en beleid, Hoofdstuk 2.<br />

2 Idem, pag. 34.<br />

3 Siraa, H.T.; Valk, A.J. van der; Wissink, W.L., Met het oog op de omgeving, Hoofdstuk 11.<br />

4 Driessen, P.P.J., Glasbergen, P. (red), <strong>Milieu</strong>, samenleving en beleid, pag 35.<br />

5 Idem.<br />

30


Hoewel de kennis over deze onderwerpen bij de overheid in 1972 nog beperkt 1 was, behandelde<br />

de nota ook:<br />

Bestrijdingsmiddelen<br />

Bodemverontreiniging<br />

Andere onderwerpen die in de nota aan de orde kwamen zijn:<br />

destructie van dierlijk afval<br />

gevolgen van de opkomende intensieve veehouderij<br />

gezondheidsrisico’s van grootschalige recreatievoorzieningen<br />

ongediertebestrijding<br />

gezondheidseffecten van het woonklimaat. 2<br />

Wetgeving na 1972<br />

Door de voortdurende discussie over de institutionalisering van het beleidsterrein, wordt<br />

geen integraal beleid gevormd door bijvoorbeeld bestaande wetgeving te vatten in integrale<br />

wetgeving (Inrichtingenwet). 3 Uit de Urgentienota vloeiden sectorale milieuwetten voort<br />

voor vier sectoren:<br />

1975: Wet Geluidhinder (in 1979 goedgekeurd door de Tweede Kamer)<br />

<strong>1976</strong>: Wet Chemische Afvalstoffen (in 1981 in werking)<br />

1977: Afvalstoffenwet<br />

1983: Interimwet bodemsanering<br />

1985: Wet <strong>Milieu</strong>gevaarlijke stoffen<br />

Uitvoeringsregelingen Wet Luchtverontreiniging<br />

Indicatieve Meerjarenprogramma’s (IMP-M’s) voor elke sector<br />

Met de uitvoering van een groot deel van deze maatregelen wordt in de loop van de jaren<br />

zeventig en de jaren tachtig een begin gemaakt. 4<br />

3.3.2 Maatschappelijke discussie rondom kernenergie<br />

Periode: Jaren zeventig – jaren tachtig<br />

Omschrijving trend<br />

Volgens de Urgentienota uit 1972 moest de toename van het energiegebruik gedekt worden<br />

door kernenergie. Men verwachtte dat Nederland in 1985 acht tot tien kerncentrales nodig<br />

zou hebben en rond 2000 dertig tot veertig. 5 De Nederlandse regering besluit rond 1973-<br />

1974 drie grote nieuwe centrales te bouwen. Deze plannen roepen veel verzet op in de samenleving.<br />

Op haar hoogtepunt kent de radicale anti-kernenergiebeweging niet minder dan<br />

300 basisgroepen.<br />

1<br />

NMP 4, pag. 15.<br />

2<br />

Idem.<br />

3<br />

Siraa, H.T.; Valk, A.J. van der; Wissink, W.L., Met het oog op de omgeving, Hoofdstuk 11.<br />

4<br />

Peppel, R.A. van de, Klok, P.J., Hoek, D., 25 jaar milieubeleid in Nederland: instrumenten, incidenten en<br />

effecten (Twente University Press, Enschede, 1999).<br />

5 NMP 4, pag. 16.<br />

31


De maatschappelijke discussie over kernenergie laait telkens op wanneer er plannen komen<br />

voor de dumping en opslag van kernafval of de bouw van nieuwe centrales. Ook berichten<br />

over ongelukken met kerncentrales zwengelen de discussie aan. 1<br />

Hotspots<br />

1977-1979: aantal massale antikernenergie demonstraties: Almelo (1977), Kalkar (1977), Almelo<br />

(1978), Gasselte (1979). 2<br />

1980 en 1981: twee massale blokkadeacties bij Doodewaard.<br />

1981-1984: Brede Maatschappelijke Discussie (BMD) over het energiebeleid. Alle Nederlandse burgers<br />

kunnen hun mening geven over de verdere ontwikkeling van kernenergie in Nederland. 3<br />

1986: Tsjernobyl-ramp. De ramp beëindigt in Nederland de discussie over kernenergie, stralingsnormen<br />

en rampenplannen onmiddellijk voor jaren.<br />

Overheidsreactie<br />

Brede Maatschappelijke Discussie (BMD)<br />

Om de bevolking tegemoet te komen, stopt de regering Van Agt in 1978 de procedure van<br />

Planologische Kernbeslissing over kernenergie en houdt in plaats daarvan van 1981<br />

tot 1984 een Brede Maatschappelijke Discussie (BMD) over het energiebeleid. 4 Alle<br />

Nederlandse burgers kunnen hun mening geven over de verdere ontwikkeling van kernenergie<br />

in Nederland.<br />

De Tsjernobyl-ramp smoort de politieke discussie over kernenergie onmiddellijk. Na de<br />

ramp bij Tsjernobyl in 1986 nam de interesse in en het maatschappelijk draagvlak voor het<br />

gebruik van kernenergie (nog verder) af. Mede als gevolg van het ongeluk besluit de overheid<br />

dat in Nederland ‘geen rol is weggelegd’ voor kernenergie. 5 Kerncentrale Doodewaard<br />

sloot in 1997. De regering Balkenende-II kondigde in mei 2003 aan dat de kerncentrale in<br />

Borssele in 2013 moet sluiten.<br />

De ramp beïnvloedt tevens het denken in sectorale termen; de vraag rijst of deze aanpak<br />

wel geschikt is voor de globale aard van de milieuproblematiek (zie verder Twijfel over sectorale<br />

aanpak).<br />

Vanwege de klimaatdiscussie en het opraken van traditionele, fossiele brandstoffen is recent<br />

echter weer interesse in het gebruik van kernenergie.<br />

1<br />

Cramer, J., De groene golf. Geschiedenis en toekomst van de Nederlandse milieubeweging (Utrecht, Uitgeverij<br />

Jan van Arkel, 1989).<br />

2<br />

Driessen, P.P.J., Glasbergen, P. (red), <strong>Milieu</strong>, samenleving en beleid, pag 265<br />

3<br />

Interview; Driessen, P.P.J., Glasbergen, P. (red), <strong>Milieu</strong>, samenleving en beleid, pag. 266<br />

4 Driessen, P.P.J., Glasbergen, P. (red), <strong>Milieu</strong>, samenleving en beleid, pag. 266<br />

5 NMP 4, pag. 310<br />

32


3.3.3 Aandacht voor bodem-, water- en luchtvervuiling<br />

Periode: Eerste helft jaren tachtig<br />

Omschrijving trend<br />

In de samenleving is vooral aandacht voor de volgende twee verschijnselen:<br />

Bodemvervuiling door chemisch afval<br />

Begin jaren tachtig is er vooral veel maatschappelijke aandacht voor bodemvervuiling door<br />

chemisch afval. In tal van gebieden, waaronder woonwijken, wordt gif in de bodem aangetroffen.<br />

Deze vondsten leiden tot de oprichting van vele lokale bewonersorganisaties. Bestaande<br />

milieugroepen ondersteunden deze bewonersorganisaties in het samenwerkingsverband<br />

Nederland Gifvrij (1980).<br />

Zure regen<br />

In de tweede helft van de jaren tachtig is er veel aandacht voor zure regen. Zweden en<br />

Noorwegen constateren als een van de eerste landen de schadelijke effecten van zure regen.<br />

Wetenschappers waren al langer van het verschijnsel op de hoogte, maar het duurt tot<br />

begin jaren tachtig totdat de term zure regen bij het grote publiek ingeburgerd raakt. Het<br />

wordt steeds duidelijker dat zure neerslag een verschijnsel is met vergaande ecologische<br />

effecten en dat maatregelen nodig zijn. Niet zozeer de kennis van de schade, maar vooral<br />

de enorme toename van de schade is er de oorzaak van dat de term zure regen zich ontwikkelt<br />

tot een begrip onder de Nederlandse bevolking.<br />

Hotspots<br />

Jaren 70 en 80: ontstonden er grote problemen en ophef bij de bevolking over de hoge zoutgehal-<br />

tes in de Rijn als gevolg van grootschalige zoutlozingen door de Franse kalimijnen. 1<br />

Jaren tachtig: In de jaren tachtig zijn op grote schaal gevallen van bodemverontreiniging en illega-<br />

le lozingen van gevaarlijk afval ontdekt. Gif-vondsten in:<br />

Lekkerkerk<br />

Steendijkpolder (Maassluis)<br />

Griftpark (Utrecht)<br />

Old Ruitenborgh (Hengelo)<br />

Uniser-affaire<br />

Volgermeerpolder (Amsterdam)<br />

Merwedepolder (Dordrecht)<br />

Aagrunol (Groningen). 2<br />

1981: de Duitse bodemkundige Bernhard Ulrich vestigt de aandacht op de dramatische bossterfte.<br />

Hij waarschuwt dat het Duitse Waldsterben zich over grote delen van West- en Centraal-Europa<br />

kan verspreiden. 3<br />

1986: vervuiling van de Rijn door de brand bij het chemieconcern Sandoz in Bazel.<br />

1 Interview; en NMP 4, pag 17.<br />

2 Interviews; Sluis, M.W. van der, Energie&<strong>Milieu</strong> in de Nederlandse krant 1968-1993 (Hoogezand, Stubeg,<br />

1993).<br />

3 Interviews.<br />

33


Overheidsreactie<br />

Bodemverontreiniging<br />

1980: Naar aanleiding van Lekkerkerk-affaire geeft minister van milieu Ginjaar de opdracht<br />

een inventarisatie te maken van plaatsen waarvan bekend is of het vermoeden bestaat<br />

dat er (chemische) afvalstoffen zijn gestort. Op basis van de Ginjaar-inventarisatie<br />

schatte VROM dat saneringskosten van alle stortplaatsen €0,45 miljard zouden bedra-<br />

gen. 1<br />

Zoutlozingen Kalimijnen<br />

Jaren 80: De zoutlozingen door de Franse kalimijnen zijn na een ‘lang juridisch en politiek<br />

steekspel’ grotendeels beëindigd. 2 Voor de vele milieuschadelijke stoffen zijn steeds<br />

verdergaande eisen gesteld aan de lozingen van industriële bedrijven in Nederland en het<br />

internationale Rijnstroomgebied.<br />

Zure regen<br />

1985: VROM zet de eerste grootschalige milieucampagne van Nederland op, onder het<br />

motto ‘Stop zure regen’. Het ministerie brengt een folder uit waarop een bos in een soort<br />

‘voor en na’ situatie te zien is. Voor de tijd van zure regen was het bos gezond, en nadien<br />

kaal.<br />

Twijfel over sectorale aanpak<br />

Het beleidsterrein milieuhygiëne werd tot de komst van Winsemius in 1982 ‘gefragmenteerd<br />

geïnstitutionaliseerd’ 3 , met maatregelen per sector. In de jaren ’70 ontstaat bij de<br />

overheid twijfel over de gekozen aanpak. Het begrip ‘afwenteling’ heeft in de discussie<br />

een centrale rol: door maatregelen per sector te treffen, bestaat het risico dat problemen<br />

naar een andere sector worden afgewenteld. Vanaf de tweede helft van de jaren ’70 werd<br />

gediscussieerd over een integrale aanpak van milieubeleid, wat bijvoorbeeld tot uiting<br />

kwam in de Nota <strong>Milieu</strong>hygiënische Normen (<strong>1976</strong>). De nota introduceerde de begrippen<br />

‘best uitvoerbare technieken’ en ‘beste bestaande technieken’ voor het beschermingsniveau<br />

in de milieuvergunning. De twijfel werd gevoed door milieuschandalen die aantoonden hoe<br />

ernstig het met name met de bodem was gesteld (Lekkerkerk). 4<br />

Uniser-affaire<br />

De twijfel over de sectorale aanpak ontstaan in de jaren ’70 werd begin jaren ’80 sterk gevoed<br />

door de Uniser-affaire. De Unisercommissie, met als taak onderzoek naar bestuurlijke<br />

aspecten van milieu, concludeerde dat het toezicht had gefaald. Mede naar aanleiding<br />

van de Unisef-affaire, trof de overheid de volgende maatregelen:<br />

Oprichting <strong>Milieu</strong>hygiënische Inspectie- en Opsporingsdienst (MIOD)<br />

Rijkssubsidies voor gemeenten om Hinderwet Uitvoeringsprogramma’s (HUPs) en<br />

<strong>Milieu</strong> Uitvoeringsprogramma’s (MUPs) op te zetten. Deze subsidies hebben slechts<br />

enkele jaren bestaan en waren voornamelijk bedoeld om gemeenten in staat te stellen<br />

kennis over deze onderwerpen naar binnen te halen.<br />

1 MinVROM, Overzicht landelijke inventarisaties bodemverontreiniging in Nederland (www.minvrom.nl)<br />

2 NMP 4, pag. 17.<br />

3 Driessen, P.P.J., Glasbergen, P. (red), <strong>Milieu</strong>, samenleving en beleid, pag. 35.<br />

4 Siraa, H.T.; Valk, A.J. van der; Wissink, W.L., Met het oog op de omgeving, Hoofdstuk 11.<br />

34


1983: Actieprogramma Deregulering Ruimtelijke Ordening en <strong>Milieu</strong> (DROM,<br />

1983) als aanvulling op de Hinderwet.<br />

Meer toezichttaken voor de Inspectie <strong>Milieu</strong>hygiëne<br />

In deze periode kwam tevens meer aandacht voor en overleg met andere betrokkenen bij<br />

milieubeleid, wat tot uiting kwam in doelgroepenbeleid en het gebiedsgericht beleid.<br />

Doelgroepenbeleid<br />

Het doelgroepenbeleid werd voor het eerst geïntroduceerd in de Nota <strong>Milieu</strong> & Technologie<br />

(1982). De doelgroepen waar de overheid zich tot dan toe op had gericht, worden<br />

niet langer gezien als te besturen objecten maar als gesprekspartner. 1 Doelgroepen waren:<br />

Landbouw, Verkeer en vervoer, Industrie en overige bedrijfstakken, Energiesector,<br />

Raffinaderijen, Bouw, Afvalverwijderingsbedrijven, Consumenten en detailhandel.<br />

In het kader van het beleid benaderde en betrok de overheid de veroorzakers van vervuiling<br />

actief bij de uitvoering van beleid door hen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid.<br />

De verinnerlijking (zie verder Hoogtijjaren neoliberaal denken) van het milieubeleid<br />

werd zo gestimuleerd. Nieuw was overleg met het bedrijfsleven en het sluiten van convenanten.<br />

De overheid zocht aansluiting bij de belangen van doelgroepen. Volgens een respondent<br />

was het doel van dit beleid ook om de kennis vanuit de doelgroepen het ministerie<br />

binnen te halen. De noodzaak voor het creëren van draagvlak was tevens een belangrijke<br />

motivatie.<br />

In eerste instantie werd het beleid getest in projecten. Toen deze projecten succesvol bleken,<br />

werd het beleid eind jaren ’80 verder uitgewerkt en geïnstitutionaliseerd via het<br />

tweesporenbeleid in het IMP-M en het NMP.<br />

Van sectoraal naar integraal<br />

Vanuit het groeiend besef dat milieuproblemen en de aanpak daarvan niet beperkt zijn tot<br />

het lokale of nationale niveau, constateert Winsemius in de Nota Meer dan de som der<br />

delen (1984) dat de sectorale visie niet langer voldoet. Door de sectorale aanpak was de<br />

milieuwetgeving onoverzichtelijk geworden. 2 De nota stelde een stapsgewijs plan voor naar<br />

integraal milieubeleid voor, via de IMP’s naar een <strong>Nationaal</strong> <strong>Milieu</strong>beleidsplan (NMP).<br />

Hiernaast werden meer integrale milieuwetten opgesteld.<br />

Ver-thema’s en tweesporenbeleid<br />

Het IMP-<strong>Milieu</strong> van 1986 bevatte naar het idee van Winsemius de nieuwe, integrale thema’s<br />

Verzuring, Vermesting, Verspreiding gevaarlijke stoffen, Verwijdering afvalstoffen<br />

en Verstoring milieu. Problemen moesten worden aangepakt middels tweesporenbeleid:<br />

effect- en brongericht (gericht op doelgroepen).<br />

1 Driessen, P.P.J., Glasbergen, P. (red), <strong>Milieu</strong>, samenleving en beleid, pag. 43.<br />

2 NMP 4, pag. 22.<br />

35


Tweede generatie milieuwetten<br />

Door de behoefte aan integratie wordt in de jaren ’80 de ‘tweede generatie’ van milieuwetten<br />

vastgesteld:<br />

1980: Hinderwet vervangen door Wet algemene bepalingen milieuhygiëne (Wabm),<br />

uitgebouwd met regeling voor Centrale Raad voor de <strong>Milieu</strong>hygiëne (1981) en de milieu-effectrapportage<br />

(zie hieronder). De wet was in aanvang gericht op harmonisatie<br />

van vergunningenprocedures. 1 De Wabm is in de loop der jaren uitgebouwd tot een algemene,<br />

integrale wet voor het milieubeheer en werd in 1993 omgedoopt tot Wet <strong>Milieu</strong>beheer.<br />

In de wet is o.a. de planning van het milieubeleid, het vergunningenstelsel<br />

en de handhaving geregeld.<br />

1986: milieu-effectrapportage ingevoerd: De MER was een reactie op de klacht dat er<br />

te weinig aandacht voor milieueffecten was in de besluitvorming. 2 De MER was tevens<br />

een antwoord op de vraag om inspraak en participatie. 3<br />

1982: Interim Wet Bodemsanering<br />

1985: Wet milieugevaarlijke stoffen<br />

1986: Wet Bodemsanering<br />

3.3.4 Neoliberaal denken<br />

Periode: Jaren tachtig<br />

Omschrijving trend<br />

Hoogtijjaren van het neoliberale denken: milieu is vooral de eigen verantwoordelijkheid van<br />

burgers zelf.<br />

Overheidsreactie<br />

Verinnerlijkingsbeleid<br />

Overheid voert ‘verinnerlijkingsbeleid’: de burger moet bewust worden van de ernst van<br />

de milieuproblematiek en daar zijn handelen op afstemmen. 4 De overheid legt daarom veel<br />

nadruk op voorlichting en educatie.<br />

Het verinnerlijkingsbeleid wordt voor het eerst geïntroduceerd in het IMP-M 1985-1989,<br />

en wordt uitgewerkt in het eerste <strong>Nationaal</strong> <strong>Milieu</strong>beleidsplan (1989). Een voorbeeld<br />

van dit beleid is de Stop de zure regen campagne, opgesteld door de nieuwe directie<br />

Voorlichting van DGMH.<br />

1<br />

Idem.<br />

2<br />

Driessen, P.P.J., Glasbergen, P. (red), <strong>Milieu</strong>, samenleving en beleid, pag. 263.<br />

3<br />

Idem, pag. 265.<br />

4<br />

Cramer, J., De groene golf. Geschiedenis en toekomst van de Nederlandse milieubeweging (Utrecht, Uitgeverij<br />

Jan van Arkel, 1989).<br />

36


3.3.5 Besef mondiale aard milieuproblematiek<br />

Periode: Jaren tachtig<br />

Omschrijving trend<br />

Groeiend besef dat veel milieuproblemen mondiaal van aard zijn, en dat de oplossing ervan<br />

dus ook in internationaal perspectief moet worden bezien. De meeste aandacht gaat uit<br />

naar de volgende problemen:<br />

Aantasting ozonlaag<br />

In de jaren zeventig wijzen wetenschappers erop dat de chloorfluorkoolwaterstoffen die de<br />

industrie uitstoot uiteindelijk in de stratosfeer terecht komen. Onder invloed van ultraviolet<br />

licht zouden zij vervolgens de ozonlaag aantasten. In deze tijd is het niet zonder meer mogelijk<br />

de ozonlaag te meten, de technologie daarvoor ontbreekt.<br />

In 1984 doen Britse wetenschappers op Antarctica een meting vanaf de grond. De concentraties<br />

ozon in de stratosfeer blijken 35% lager dan gewoonlijk. Kort daarna wordt het bestaan<br />

van het ozongat door NASA bevestigd.<br />

Broeikaseffect en klimaatverandering<br />

(zie verder paragraaf 3.2.6)<br />

Overheidsreactie<br />

Montreal Protocol opgesteld, waarin afspraken over maatregelen voor de beheersing van<br />

de uitstoot van gassen die schadelijk zijn voor de ozonlaag worden overeengekomen.<br />

- 1990: CFK-actieprogramma<br />

- 11 oktober 1990: Instelling CFK-Commissie (tot 1995)<br />

- 1992: Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten<br />

3.3.6 Aandacht voor broeikaseffect en klimaatverandering<br />

Periode: Jaren tachtig en negentig<br />

Omschrijving trend<br />

Terwijl men de jaren zeventig nog speculeert over een nieuwe ijstijd, vanwege daling van<br />

de gemiddelde aardse temperatuur, komt hier in de jaren tachtig verandering in.<br />

Aan het einde van de jaren 1980 begint de gemiddelde aardse temperatuur dusdanig snel<br />

te stijgen dat de theorie van mondiale opwarming snel terrein wint. De stijging van de<br />

temperatuur leidt volgens wetenschappers tot stijging van de zeespiegel, wat overstromingsgevaar<br />

met zich meebrengt. <strong>Milieu</strong>organisaties beginnen een lobby voor milieubescherming,<br />

zodat verdere opwarming van de aarde voorkomen kan worden. Ook de media<br />

krijgen aandacht voor het fenomeen. Al snel wordt het broeikaseffect een belangrijk nieuwstopic<br />

over de hele wereld.<br />

Er is met name aandacht voor de effecten van milieu op de lucht en de gevolgen van Co2<br />

voor het klimaat. Menselijk handelen leidt tot verhoogde concentraties van broeikasgassen<br />

(de belangrijke zijn waterdamp (H2O), koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), ozon (O3),<br />

37


distikstofoxide of lachgas (N2O) en gehalogeneerde koolwaterstoffen) in de atmosfeer, wat<br />

de energiebalans van de aarde verstoort en leidt tot verandering van het klimaat.<br />

Overheidsreactie<br />

Het versterkte broeikaseffect krijgt officieel een naam en het <strong>Milieu</strong>programma van de<br />

Verenigde Naties richt het IPCC en de Wereld Meteorologische Organisatie op. De<br />

organisaties proberen de invloed van het broeikaseffect te voorspellen met behulp van<br />

klimaatmodellen en literatuuronderzoek<br />

1989: Door de val van het Kabinet Lubbers tijdens de behandeling van het NMP I zetten<br />

de politieke partijen tijdens de verkiezingen sterk in op milieu. De bestrijding van<br />

het broeikaseffect door vermindering van de CO2 uitstoot was het belangrijkste<br />

onderwerp (zie verder Hernieuwde aandacht voor milieu)<br />

1990: naar aanleiding van kritiek op het NMP I vanuit de milieubeweging scherpte de<br />

nieuwe minister van milieu Alders het plan aan in het NMP-Plus. Belangrijk was de aanscherping<br />

van de CO2-doelstellingen.<br />

In reactie op de gevolgen van CO2 op het klimaat start de Europese Unie in de jaren ’90<br />

met de voorbereidingen van een systeem van emissiehandel. Dit systeem treedt in<br />

<strong>2005</strong> in werking voor NOx en CO2.<br />

Politieke discussie over de omvang van de agrarische sector en bio-industrie.<br />

Nederlandse Emissie Autoriteit (NEa) controleert als zelfstandig bestuursorgaan het<br />

proces vanaf <strong>2005</strong>. 1<br />

<strong>2005</strong>: voor de periode 2008–2012 heeft Nederland zich in het kader van het Kyoto Protocol<br />

gecommitteerd aan een emissiereductie van 6 procent ten opzichte van 1990. Kyoto<br />

is een eerste stap van industrielanden om te komen tot verdergaande mondiale emis-<br />

siereducties. 2<br />

Voor 2020 is door het Kabinet Balkenende IV in ‘Schoon en Zuinig’ als doel gesteld om<br />

de Nederlandse emissie van broeikasgassen met 30 procent terug te dringen ten opzichte<br />

van 1990. 3<br />

1 BSD <strong>Milieu</strong> 2009, pag 12.<br />

2 Monitor Duurzaam Nederland 2009, pag 126.<br />

3 Monitor Duurzaam Nederland 2009, pag 40.<br />

38


3.3.7 Lobby landbouw tegen milieumaatregelen<br />

Periode: Jaren tachtig - heden<br />

Omschrijving trend<br />

Het gebruik van mest werd jarenlang toegestaan, tot twintig jaar later negatieve effecten<br />

zichtbaar werden in de bodem (vertraagd effect). De lobby verzette zich tegen het sanctioneren<br />

van mestproductie en het afschaffen van het mestproductierecht en slaagde erin het<br />

proces van afschaffen en sanctioneren twintig jaar lang te voorkomen. Uiteindelijk groeide<br />

de groep actoren die zich last ondervond van de gevolgen van het mestoverschot; deze<br />

groep kreeg de overhand in de besluitvorming. 1 De landbouw lobby is door de jaren heen<br />

constant geweest, maar het afgelopen decennium heeft de lobby volgens respondenten bij<br />

VROM meer invloed gekregen in de Tweede Kamer, waardoor de landbouw meer invloed<br />

heeft gekregen op het milieubeleid.<br />

De landbouw heeft zich verenigd in het Landbouwschap, nu LTO-Nederland en de vakbonden.<br />

Vandaag de dag zijn er een aantal radicale afsplitsingen die onderling met elkaar<br />

rivaliseren, waardoor het voor de overheid lastig is afspraken te maken en in overleg te<br />

treden.<br />

Overheidsreactie<br />

In de jaren ’80 kwam met Winsemius bij de overheid de erkenning dat landbouw een grote<br />

bijdrage had aan milieuvervuiling. Ook het grote publiek rekende de agrarische sector<br />

tot de boosdoeners. Het CBS leverde hiervoor bewijs door de mineralenbalansen (stikstof,<br />

fosfaat). Vanaf 1984 werd mestbeleid gevoerd (Vermesting). In eerste instantie erkende<br />

ook de Tweede Kamer de rol van landbouw in milieuvervuiling, maar deze erkenning<br />

is het afgelopen decennium afgebrokkeld. De afbraak begon in de tijd van Van Geel. Verminderde<br />

aandacht voor de landbouw binnen VROM kan in belangrijke mate worden toegeschreven<br />

aan het vertrek van bewindslieden die landbouw op de kaart hadden gezet. Het<br />

agrarische front heeft in dezen echter tevens een belangrijke rol gespeeld.<br />

<strong>Milieu</strong>maatregelen voor de landbouw hebben minder prioriteit gekregen bij de regering. De<br />

landbouw lobby wordt met name in de jaren ’90 door de Tweede Kamer minder kritisch bekeken.<br />

In de eerste helft van de jaren ’90 was de situatie zo ernstig dat ambtenaren bij<br />

VROM in de verwachting van een parlementaire enquête een apart dossier hebben gevormd<br />

waarin zij de gang van zaken omtrent landbouw-milieu vastlegden (mestmoeras).<br />

1<br />

Dietz, F. (et al.), Duurzaam milieugebruik: Een inspiratiebron, Hoofdstuk Duurzaam milieugebruik: de veranderende<br />

rol van de milieubeweging.<br />

39


3.3.8 Meer maatschappelijke aandacht voor milieu<br />

Periode: Tweede helft jaren tachtig<br />

Omschrijving trend<br />

Na het aflopen van de economische recessie als gevolg van de oliecrisis begin jaren ‘80,<br />

komt het milieu weer hoog op de politieke agenda. De grote doorbraak in de politiek vormde<br />

het rapport Zorgen voor Morgen. Door het verschijnen van het Brundtland-rapport en<br />

het afsluiten van het Biodiversiteitsverdrag komt er veel aandacht voor duurzame ontwikkeling.<br />

Hotspots<br />

1987: verschijnen van Brundtland-rapport van de World Commission on Environment and Development<br />

(WCED). De hoofdconclusie van het rapport is dat de belangrijkste mondiale milieuproblemen<br />

het gevolg zijn van de armoede in het ene deel van de wereld, en de niet-duurzame consumptie<br />

en productie van het andere deel van de wereld. Het rapport roept voor het eerst op tot<br />

duurzame ontwikkeling. 1<br />

1988: verschijnen van het rapport Zorgen voor Morgen van het RIVM. Als basis voor het <strong>Nationaal</strong><br />

<strong>Milieu</strong>beleidsplan (NMP) wordt het rapport Zorgen voor Morgen opgesteld. Dit rapport maakt de<br />

balans op van de staat van het milieu. De alarmerende boodschap van het rapport luidt dat de<br />

vervuiling op alle fronten met gemiddeld tachtig procent terug moet om aan de doelstellingen van<br />

de nationale overheid en de EG te voldoen. Het rapport krijgt buitengewoon veel aandacht van de<br />

media en de politiek, en brengt een kentering in het denken over milieu teweeg.<br />

1989: Val Kabinet Lubbers over maatregel reiskostenforfait voorgesteld in NMP I in Tweede Kamer.<br />

2 Een fiscaal onderwerp, met als achtergrond milieu.<br />

1992: een andere mijlpaal is het Biodiversiteitsverdrag van Rio de Janeiro. De lidstaten spreken op<br />

deze VN-conferentie af om nieuw beleid te ontwikkelen voor milieu en ontwikkeling. Het nieuwe<br />

ontwikkelingspatroon dat voor alle landen wordt vastgesteld, wordt duurzame ontwikkeling genoemd.<br />

1999: na een bezoek aan de Flora in Bovenkraspel overleden 29 mensen aan een legionellabesmetting.<br />

Overheidsreactie<br />

Hernieuwde politieke aandacht voor milieu: heroriëntatie<br />

Het Brundtland-rapport en het RIVM rapport Zorgen voor morgen hadden grote invloed<br />

op het Nederlandse milieubeleid. Vanaf eind jaren ’80 vindt parallel aan de hernieuwde<br />

maatschappelijke aandacht voor milieu een heroriëntatie van het beleid plaats. De verschuiving<br />

in het beleid wordt beïnvloed door het milieubesef onder de bevolking, de opstelling<br />

van de milieubeweging en analyses van milieuproblematiek van diverse actoren.<br />

1 Van der Sluis, Energie&<strong>Milieu</strong> in de Nederlandse krant 1968-1993 (Hoogezond, Stubeg, 1993).<br />

2 Siraa, H.T.; Valk, A.J. van der; Wissink, W.L., Met het oog op de omgeving, Hoofdstuk 16.<br />

40


<strong>Milieu</strong> steeds serieuzer genomen<br />

<strong>Milieu</strong> wordt binnen de overheid steeds serieuzer genomen en stijgt op de politieke agenda 1 :<br />

1988: vindt een kentering in het beleid plaats en luidt de Nederlandse regering de<br />

alarmklok:<br />

1988: in de Troonrede werd gesteld dat Nederland schoner is geworden, wat tot protest<br />

leidde. In haar kerstrede spreekt de Koningin vervolgens over de ‘stervende aarde’.<br />

1989: een peiling wijst uit dat Nederlanders milieu het belangrijkste politieke thema<br />

vinden<br />

1989: Lubbers benoemt milieu tot de vierde pijler van het regeringsbeleid<br />

Maatregelen<br />

De urgentie gevoeld voor milieubeleid wordt weerspiegeld in diverse maatregelen:<br />

Naar aanleiding van het Brundtlandt-rapport wordt het thema Verspilling van energie<br />

en grondstoffen aan de thema’s toegevoegd.<br />

1987: Systeem van milieueffectrapportage wordt ingevoerd. Het wordt wettelijk verplicht<br />

gesteld om in besluitvorming rond potentieel milieubelastende activiteiten de milieueffecten<br />

expliciet te maken.<br />

1989: verschijning van het eerste <strong>Nationaal</strong> <strong>Milieu</strong> Beleidsplan. Het centrale concept<br />

van de Commissie Brundtland, duurzame ontwikkeling, werd in het NMP overgenomen.<br />

NMP I bevat een lijst van vijftig prioritaire stoffen die als milieugevaarlijk werden<br />

beschouwd en waarvoor dringend maatregelen getroffen moesten worden. 2<br />

Door de val van het Kabinet Lubbers tijdens de behandeling van het NMP I zetten de<br />

politieke partijen tijdens de verkiezingen sterk in op milieu. De val van het kabinet was<br />

een ‘handicap’ voor het milieubeleid; conflicten konden nu niet goed worden beslecht. In<br />

mei 1989 werd het NMP opnieuw voorgelegd aan de Tweede Kamer met aantal promemories,<br />

waarover alsnog in grote mate overeenstemming werd bereikt. 3<br />

1990: naar aanleiding van kritiek op het NMP I vanuit het bedrijfsleven en de milieubeweging<br />

scherpte de nieuwe minister van milieu Alders het plan aan in het NMP-Plus. Dit<br />

plan voerde aanvullingen door op praktisch alle aspecten van de fysieke leefomgeving.<br />

Op basis van het NMP-plus werden ook gerelateerde nota’s bij andere ministeries aangepast.<br />

Een Nota met maatregelen die direct moesten worden uitgevoerd moest vertraging<br />

de al afgesproken maatregelen voorkomen.<br />

De uitbreiding van het NMP I leidde tot toename medewerkers van DGM (project DGM<br />

1000) en een reorganisatie.<br />

1989-1991: Project Implementatie NMP (PIN) en Werkconferentie Implementatie<br />

NMP (WIN) gestart om de omslag binnen DGM van beleidmaken naar uitvoering NMP I<br />

(200 acties) op gang te brengen.<br />

Financiering Uitvoering NMP (FUN-gelden) voor provincies en gemeenten<br />

1992: In 1992 formuleert VROM de zorg voor een duurzame kwaliteit van de<br />

leefomgeving als hoofdtaak 4<br />

1<br />

Siraa, H.T.; Valk, A.J. van der; Wissink, W.L., Met het oog op de omgeving, Hoofdstuk 11; Driessen, P.P.J.,<br />

Glasbergen, P. (red), <strong>Milieu</strong>, samenleving en beleid, pag. 41.<br />

2<br />

NMP 4, pag. 20 en 21.<br />

3<br />

Siraa, H.T.; Valk, A.J. van der; Wissink, W.L., Met het oog op de omgeving, Hoofdstuk 16.<br />

4 Idem, Hoofdstuk 14.<br />

41


Nieuwe beleidslijnen<br />

In het beleid van het ministerie van VROM komt de heroriëntatie tot uiting in de verbreding<br />

van de definitie van milieu en de Wet <strong>Milieu</strong>beheer en diverse nieuwe beleidslijnen: de<br />

inbrekingsstrategie, doelgroepenbeleid en gebiedsgericht beleid.<br />

Inbrekingsstrategie<br />

DGMH voert een verdeel en heers beleid om milieu en aandacht voor doelgroepen ‘binnen’<br />

te krijgen bij andere ministeries. De onderhandelingen zijn terug te vinden in de conceptversies<br />

van het eerste NMP. 1<br />

Doelgroepenbeleid<br />

Het doelgroepenbeleid, waartoe begin jaren ’80 de eerste aanzet was gedaan, werd verder<br />

uitgewerkt via het tweesporenbeleid in de IMP-M’s. In NMP I zijn de doelstellingen verder<br />

vertaald naar bijdragen voor elke doelgroep. Voorbeeldprojecten zijn KWS 2000 en<br />

Aanlanding LPG.<br />

Voor de doelgroepen Verkeer, Energie en Industrie is volgens respondenten veel bereikt.<br />

VROM nam de rol van ondersteuning en aanjager op zich voor de industrie. Samen met de<br />

sector zijn forse emissiereducties ten doel gesteld voor de komende 20 jaar. Hiertoe sloot<br />

VROM convenanten met 11 branches binnen de doelgroep industrie.<br />

Voor de doelgroep Consumenten voerde VROM productenbeleid, waarbij de overheid consumenten<br />

probeerde te stimuleren duurzame producten te kopen door o.a. het ontwikkelen<br />

van keurmerken. Samen met de sector ontwikkelt VROM bijvoorbeeld een keurmerk voor<br />

Duurzaam Hout en een Ecolabel. Dit beleid is niet zo goed uit de verf gekomen. De sector<br />

zelf heeft eigen keurmerken ontwikkeld. Max Havelaar was het eerste keurmerk voor<br />

koffie en bananen. MVO-beleid is tegenwoordig de verantwoordelijkheid van minEZ. Met de<br />

doelgroep Landbouw was het lastig convenanten te sluiten (zie Lobby landbouw).<br />

Regionaliseringsstrategie of gebiedsgericht beleid<br />

Dit beleid was een tegenreactie op de interne fragmentatie van het beleid, maar ook op de<br />

veranderende verhouding met de markt en civil society (zie Professionalisering milieubeweging).<br />

Het uitgangspunt is de samenhang tussen de functies en milieukwaliteit van een gebied.<br />

Ruimtelijke Ordening en <strong>Milieu</strong>beleid komen hier samen. De gezamenlijke aanpak met<br />

lagere overheden en andere actoren is een belangrijke karakteristiek van dit beleid. 2<br />

Het beleid had twee aspecten, sectoraal en integraal of ROM-gebiedenbeleid (Ruimtelijke<br />

Ordening en <strong>Milieu</strong>). In het kader van het ROM-beleid zijn tien gebieden aangewezen,<br />

waarvan zes met een ‘bovenmatige cumulatie van milieuproblemen’ en die extra aandacht<br />

verdienen. Elk gebied kreeg een projectorganisatie en werden convenanten gesloten<br />

met betrokken partijen. Belangrijke projecten waren Schiphol en omgeving en Gelderse<br />

valei.<br />

1 Idem.<br />

2 Idem.<br />

42


De eerste aanzet tot gebiedsgericht beleid wordt gedaan in de Nota Meer dan de som<br />

der delen (1984), uitgewerkt in de IMP-M’s en <strong>Milieu</strong>programma Voortgangsrapportage<br />

1989-1992, en ontwikkeld tot het derde spoor van het milieubeleid in het eerste<br />

NMP (1989) en het Actieplan Gebiedsgericht <strong>Milieu</strong>beleid (november 1990).<br />

Binnen VROM werd een Transferpunt opgezet om het beleid samen met de Rijksplanologische<br />

Dienst te coördineren. In 1991 werd een speciale directie Bestuurlijke Betrekkingen<br />

en Gebiedenbeleid ingesteld.<br />

3.3.9 Professionalisering milieubeweging<br />

Periode: Jaren tachtig – jaren negentig<br />

Omschrijving trend<br />

Terwijl in de jaren zeventig de overheid over het algemeen gezien wordt als een politieke<br />

tegenstander waartegen moet worden gevochten, wordt er in de jaren tachtig meer contact<br />

gezocht met overheid en politieke partijen. De milieubeweging wordt een vaste gesprekspartner<br />

van de overheid. Het streven naar een socialistische maatschappij, het gedachtegoed<br />

waaruit veel milieuorganisaties voortvloeiden, wordt vervangen door een meer pragmatische<br />

visie. Ook de oorspronkelijke technologiekritiek verandert. Technologische ontwikkelingen<br />

worden niet langer per definitie in tegenspraak met een schoner milieu geacht. 1<br />

Kenmerkend voor de Nederlandse milieubeweging is participatie. Organisaties als de Stichting<br />

Natuur en <strong>Milieu</strong>, het WNF, Greenpeace en <strong>Milieu</strong>defensie treden op politiek niveau op<br />

als luis in de pels van de overheid en denken mee over het milieubeleid, zowel op politiek<br />

als operationeel niveau. Wanneer de milieubeweging het niet eens is met een beleidsmaatregel,<br />

komt zij op politiek niveau met een alternatief plan, zoals het plan voor de aanpak<br />

van Co2, dat de milieubeweging samen met de vakbonden als alternatief voor de aanpak<br />

van de Tweede Kamer opstelde. Op operationeel niveau vecht de milieubeweging regelmatig<br />

de verlening van milieuvergunningen door de (lokale) overheid aan.<br />

De aanhang van de milieuorganisaties groeit vanaf eind jaren tachtig en de milieubeweging<br />

verandert van karakter. De organisaties worden professioneler, en hun standpunten minder<br />

radicaal en controversieel.<br />

De actiebereid onder de aanhang neemt af: massale protesten en demonstraties worden<br />

vervangen door het zogeheten ‘acceptgiro-activisme’ (‘activisme’ is in dit geval een bedrag<br />

overmaken naar een milieuorganisatie). In de jaren negentig komen als reactie hierop weer<br />

enkele radicale splintergroeperingen op, die overigens meer zijn gericht op dierenwelzijn<br />

(o.a. Groen Front, het Dierenbevrijdingsfront).<br />

1<br />

Cramer, J., De groene golf. Geschiedenis en toekomst van de Nederlandse milieubeweging (Utrecht, Uitgeverij<br />

Jan van Arkel, 1989).<br />

43


De meest recente veranderingen in de rol van de milieubeweging is intensievere samenwerking<br />

tussen organisaties onderling (jaren ’90) en een verbreding in thematiek in de<br />

vorm van aandacht voor de link tussen armoede en milieudruk (duurzame ontwikkeling). 1<br />

Hotspot<br />

1995: Brent Spar-affaire: Shell refereerde naderhand regelmatig naar de Brent Spar-affaire als een<br />

belangrijke aanleiding voor de ontwikkeling van beleid op het terrein van MVO en de publicatie van<br />

het eerste duurzaamheidverslag.<br />

Overheidsreactie<br />

Verschuiving naar samenspraak civil society<br />

In de jaren ’90 vindt er een verschuiving plaats van door de overheid gedomineerd beleid<br />

naar samenspraak met de markt en civil society. 2 Het doelgroepenbeleid ebt eind jaren<br />

’90 weg toen het milieubeleid nog integraler werd en werd vervangen door participatiebeleid.<br />

VROM richt zich hierbij naar buiten waarbij het ministerie ernaar streeft milieubeleid<br />

te institutionaliseren bij andere ministeries en actoren (externe institutionalisering).<br />

Externe institutionalisering<br />

De externe institutionalisering van milieubeleid komt tot uiting in:<br />

streven naar flexibiliteit, waarin de veranderende rol van publieke actoren kenmerkend<br />

is. <strong>Milieu</strong>beleid vermaatschappelijkt, wat leidt tot grote diversiteit in beleidsarrangementen.<br />

De regie ligt bij meerdere actoren: ROM-projecten (zie ook: Gebiedsgericht beleid),<br />

Waardevolle Cultuurlandschappen (WCL’s) en Strategische Groenprojecten<br />

(SGP’s). 3<br />

verbredingsstreven en externe integratie: eerste aanzet in DUIV-conferenties in<br />

Nunspeet (1994) en Apeldoorn (1996), uitgewerkt in Leefomgevingsbalans (1998) en<br />

Nota <strong>Milieu</strong> en Economie (1997). Het idee achter dit beleid was dat elk ministerie<br />

verantwoordelijk moest zijn voor het milieuaspect van de eigen sector (verkeer, landbouw<br />

etc). Zo heeft minEZ het energiebeleid overgenomen en MinVenW de verantwoordelijkheid<br />

voor de uitstoot van het verkeer. Er kwam meer samenwerking tussen ministeries<br />

tot stand.<br />

<strong>Milieu</strong>beschermingsorganisaties nemen deel aan beslisprocessen en worden betrokken bij<br />

overlegstructuren als de SER.<br />

Sinds 1999: SOMS beleid: subsidiering van actiegroeperingen vanuit het idee van empowerment<br />

en het mobiliseren van de samenleving<br />

1<br />

Dietz, F. (et al.), Duurzaam milieugebruik: Een inspiratiebron, Hoofdstuk Duurzaam milieugebruik: de veranderende<br />

rol van de milieubeweging.<br />

2<br />

Driessen, P.P.J., Driessen, Glasbergen, P. (red), <strong>Milieu</strong>, samenleving en beleid, pag. 47.<br />

3 Idem.<br />

44


3.3.10 Tegenvallende economische ontwikkeling<br />

Periode: Begin jaren negentig - heden<br />

Omschrijving trend<br />

De economische ontwikkeling verloopt begin jaren ’90 minder gunstig dan verwacht; er is<br />

een hoge werkloosheid, waardoor de uitkeringslasten sterk stijgen. De tweede helft van dit<br />

decennium wordt de situatie gunstiger, maar de onzekerheid over de toekomst blijft, o.a.<br />

door de afhankelijkheid van buitenlandse handel, de toenemende vergrijzing en immigratie<br />

van asielzoekers. Het beleid is erop gericht om Schiphol en de Rotterdamse haven, belangrijke<br />

motoren van de Nederlandse economie, uit te breiden en te versterken. Dit zou echter<br />

grote consequenties voor het milieu kunnen hebben. <strong>Milieu</strong>belangen zijn in het geding; de<br />

uitdaging in deze periode is om ruimtelijke ordening en milieu met elkaar te verenigen. 1<br />

Hotspots 2<br />

1993-2000: Uitbreiding Schiphol met vijfde baan (kabinetsbesluit 1993-opening 2003). Verenigen<br />

van milieu- en economisch belang was centraal in de discussie (‘mainport en milieu’). Het plan van<br />

aanpak voor Schiphol en omgeving is uit deze discussie voortgekomen.<br />

1990-2008: ontwikkeling noordkant van Rotterdam en Rotterdamse haven: Integraal Plan Noordrand<br />

Rotterdam (IPNR) (1990: eerste plan voor nieuwe maasvlakte, 2008: start aanleg)<br />

Verplaatsing en uitbreiding nieuw vliegveld Zestienhoven om IPNR mogelijk te maken en hinder<br />

voor omwonenden te beperken. In 1993 besluit kabinet dat uitbreiding en verplaatsing van het bestaande<br />

Zestienhoven niet zal plaatsvinden.<br />

Jaren negentig: Nieuw vliegveld Beek: verzet tegen aanleg Oost-Westbaan en heftige, politieke<br />

discussie over de introductie van nachtvluchten (‘randen van de nacht’)<br />

1998-2009: Hoge Snelheidslijn (discussie start in 1988 met Rail 21-plan van de NS, aanleg start in<br />

2000, opening eerste deel in 2009)<br />

1998-2007: Betuweroute (discussie start in 1988 met Rail 21-plan van de NS, bouw start in 1998,<br />

opening in 2007)<br />

Overheidsreactie<br />

Wegebben politieke aandacht voor milieu<br />

In 1992 formuleert VROM de zorg voor een duurzame kwaliteit van de leefomgeving als<br />

hoofdtaak. 3 Maar als gevolg van de verslechterende economische situatie ebt de politieke<br />

aandacht voor milieu daarna weg. 4 Anders dan voorheen loopt Nederland niet meer voorop<br />

in vergelijking met het buitenland. Maatregelen en plannen van andere ministeries die de<br />

economie moesten stimuleren vormden obstakels voor het milieubeleid (uitbreiding<br />

Schiphol en Rotterdamse Haven, Zestienhoven, Beek, HSL, Betuwelijn). Door deze<br />

omstandigheden is er minder van het NMP I terechtgekomen dan gehoopt.<br />

Mede als gevolg van de verslechterende economische situatie en de daardoor verminderde<br />

politieke animo voor milieu, werd het NMP II in 1994 in de Tweede Kamer ‘koel ontvan-<br />

1<br />

Alinea direct afgeleid van: Siraa, H.T.; Valk, A.J. van der; Wissink, W.L., Met het oog op de omgeving, Hoofdstuk<br />

14.<br />

2<br />

Siraa, H.T.; Valk, A.J. van der; Wissink, W.L., Met het oog op de omgeving, Hoofdstuk 14.<br />

3 Idem.<br />

4 Idem, Hoofdstuk 10 en 16.<br />

45


gen’. 1 Een tweede verklaring voor de koele ontvangst is dat het milieubeleid zich in de jaren<br />

’90 in de uitvoeringsfase bevond: voor de meeste thema’s en doelgroepen was beleid<br />

opgesteld. 2 Het NMP II bevatte weinig nieuwe maatregelen; de ministeries waren nog vol in<br />

touw met de implementatie van NMP I.<br />

Thema’s die in de discussies over het NMP II met name aan de orde kwamen en waarvoor<br />

extra maatregelen moesten worden genomen, zijn:<br />

energie, CO2 en energieheffing (ecotax)<br />

NOx-doelstelling voor vrachtverkeer 3<br />

3.3.11 Discussie over genetische modificatie<br />

Periode: Jaren negentig<br />

Omschrijving trend<br />

Genetische modificatie is het door de mens gericht veranderen van de genen van een organisme.<br />

In de samenleving is veel discussie over de gewenstheid van en de grenzen aan genetische<br />

modulatie. Zowel morele thema’s als angst voor de effecten van genetische modificatie<br />

op de gezondheid spelen een rol in de discussie. De milieubeweging heeft dit thema<br />

onder de aandacht van de bevolking willen brengen, maar lijkt daarin niet geslaagd: het<br />

thema is de afgelopen jaren weer uit de aandacht verdwenen.<br />

Hotspots<br />

1989: de radicale actiegroep Ziedende Bintjes vernielt een proefveld met genetisch-<br />

gemodificeerde aardappelen op het Wageningse instituut ITAL. 4<br />

1990: Stier Herman wordt het eerste genetisch gemodificeerde zoogdier.<br />

Overheidsreactie<br />

Tijdens de discussie over dit onderwerp, maar ook nadat de aandacht voor genetische<br />

modulatie (GGO) weer was weggezakt, is VROM actief en liberaal op dit terrein. Nederland<br />

speelde een voortrekkersrol in Europa, omdat het genetische modulatie niet meteen<br />

verbood. GGO speelt een belangrijke rol in het Risicobeleid van VROM (later Externe<br />

Veiligheid). De Wet <strong>Milieu</strong>beheer voorziet in een speciale commissie genetische modificatie,<br />

die advies uitbrengt over genetische modificatie. 5<br />

1<br />

Idem, Hoofdstuk 16.<br />

2<br />

Peppel, R.A. van de, Klok, P.J., Hoek, D., 25 jaar milieubeleid in Nederland: instrumenten, incidenten en<br />

effecten.<br />

3<br />

Siraa, H.T.; Valk, A.J. van der; Wissink, W.L., Met het oog op de omgeving, Hoofdstuk 16.<br />

4 Interview.<br />

5 Wet <strong>Milieu</strong>beheer, art. 2.26 Wm. (1993).<br />

46


3.3.12 Toename pluriformiteit milieubeweging<br />

Periode: Jaren negentig<br />

Omschrijving trend<br />

In de jaren negentig komt er meer afstand tussen de milieubeweging en de overheid. Enerzijds<br />

kan een verklaring hiervoor liggen bij deregulering en een terugtredende overheid,<br />

gepaard gaande met afnemende politieke aandacht voor milieu. Anderzijds neemt volgens<br />

meerdere respondenten de pluriformiteit van de milieubeweging toe, waardoor het lastiger<br />

is geworden als één blok in contact te treden met de politiek. Terwijl in de jaren ’70 en eind<br />

jaren ’80 massaal werd geprotesteerd tegen milieuvervuiling, zijn acties voor het milieu<br />

vandaag de dag versnipperd en ad hoc.<br />

Moderne communicatiemiddelen als het internet spelen hierin een bepalende rol. Via netwerk<br />

websites als Twitter en Facebook zetten burgers zelf snel acties op. Informatie wordt<br />

snel verspreid en is voor iedereen toegankelijk. Hierbij speelt een toenemend gebrek aan<br />

vertrouwen in de overheid, en daarmee in de informatie die de overheid verschaft, een belangrijke<br />

rol. De discussie over de aanleg van de Tweede Maasvlakte is hiervoor symptomatisch.<br />

Hotspot<br />

Eind jaren ’90-2008: Maasvlakte 2 is een nieuwe stap in de ontwikkeling van de mainport Rotterdam.<br />

Over een tweede Maasvlakte werd al aan het einde van de twintigste eeuw gesproken om de mondiale<br />

positie van de Rotterdamse haven te versterken. Maasvlakte 2 komt te liggen in de Voordelta, een<br />

beschermd natuurgebied. De plannen voor de aanleg, hoewel zeer uitgebreid onderzocht (MeR en Pla-<br />

nologische Kernbeslissing) resulteerden in jarenlange discussies. Er is zoveel onderzoek gedaan dat er<br />

een speciaal Informatiecentrum is opgericht. Alle data neemt meterslang in beslag. 1<br />

Overheidsreactie<br />

Veranderende ideeën bij VROM over de rol van de milieubeweging. Van Geel subsidieerde<br />

projecten van de milieubeweging om zo innovatie en nieuwe ideeën te stimuleren. Minister<br />

Cramer is echter van mening dat de milieubeweging zich veel meer bezig moet houden met<br />

bewustmaking van de burger, bijna als een instrument van het beleid.<br />

Voor de overheid is het lastig in contact te treden met de pluriforme, versnipperde milieubeweging<br />

die via internet opereert via media die de overheid zelf niet gebruikt. De overheid<br />

heeft hier vooralsnog geen passend antwoord op. Er is een pril begin gemaakt met een reactie.<br />

1 Siraa, H.T.; Valk, A.J. van der; Wissink, W.L., Met het oog op de omgeving, Hoofdstuk 16.<br />

47


3.3.13 <strong>Milieu</strong> geïncorporeerd in dagelijkse praktijk: opkomst begrip<br />

duurzaam ondernemen<br />

Periode: Jaren negentig - heden<br />

Omschrijving trend<br />

De burger wordt in de dagelijkse praktijk steeds meer geconfronteerd met het milieu. Het<br />

gaat dan om zeer praktische zaken als het scheiden van afval en het besparen van energie,<br />

door bijvoorbeeld spaarlampen aan te schaffen. Ook komen er steeds meer duurzame of<br />

biologische producten op de markt. Diverse milieukenmerken worden ontwikkeld, met name<br />

voor voedingsmiddelen. Binnen het bedrijfsleven komt er aandacht voor maatschappelijke<br />

verantwoord ondernemen (MVO).<br />

<strong>Milieu</strong> wordt verbonden met economische ontwikkeling, voortbouwend op het Brundtlandtrapport.<br />

De meest recente veranderingen in de rol van de milieubeweging is intensievere<br />

samenwerking tussen organisaties onderling (jaren ’90) en een verbreding in thematiek in<br />

de vorm van aandacht voor de link tussen armoede en milieudruk (duurzame ontwikke-<br />

ling). 1<br />

Hotspots<br />

1995: Brent Spar-affaire: Boycot Shell door Greenpeace. Het oliestation Brent Spar was in juni<br />

1995 versleten en zou buiten gebruik worden genomen door de eigenaars Shell en ESSO. Afzinken<br />

zou volgens Greenpeace echter leiden tot ernstige milieuschade en daarom riep zij Shell op af te zien<br />

van het afzinken. Greenpeace riep wereldwijd op tot een boycot van Shell-tankstations. Shell refe-<br />

reerde naderhand regelmatig naar de Brent Spar-affaire als een belangrijke aanleiding voor de ont-<br />

wikkeling van beleid op het terrein van MVO en de publicatie van het eerste duurzaamheidsverslag. 2<br />

Overheidsreactie<br />

1992: In 1992 formuleert VROM de zorg voor een duurzame kwaliteit van de leefomgeving<br />

als hoofdtaak 3<br />

Campagne 'Een beter milieu begint bij jezelf'<br />

1995: Nota <strong>Milieu</strong> & Economie. In navolging van het Brundtlandt-rapport verbindt de<br />

overheid milieu steeds meer met economische ontwikkeling. Deze nota werd uitgewerkt<br />

in het NMP III.<br />

<strong>2005</strong>: Kyoto Protocol<br />

Recent: Idee van minister Cramer dat de milieubeweging zich veel meer bezig moet<br />

houden met bewustmaking van de burger, bijna als een instrument van het beleid.<br />

1<br />

Dietz, F. (et al.), Duurzaam milieugebruik: Een inspiratiebron, Hoofdstuk Duurzaam milieugebruik: de veranderende<br />

rol van de milieubeweging.<br />

2<br />

Interview.<br />

3<br />

Siraa, H.T.; Valk, A.J. van der; Wissink, W.L., Met het oog op de omgeving, Hoofdstuk 14.<br />

48


3.3.14 Hotspots: Rampen op veiligheidsgebied<br />

Periode: Jaren negentig – begin 21 ste eeuw<br />

Hotspots 1<br />

1992-1999: Bijlmerramp en nasleep. Op 4 oktober 1992 stortte een Boeing 747-vrachtvliegtuig<br />

van de vliegtuigmaatschappij EL AL neer op de flats Groeneveen en Klein-Kruitberg in de Amster-<br />

damse Bijlmermeer. In juni 1993 maakte Trouw bekend dat op maandagochtend 5 oktober op de<br />

rampplek een twintigtal mannen in witte pakken was gezien. Na ongeveer een jaar meldden zich<br />

echter steeds meer bewoners en hulpverleners bij artsen met lichamelijke klachten, waarbij een<br />

verband werd gelegd met de ramp. In oktober 1993 werd door de Stichting Laka bekend gemaakt<br />

dat het vliegtuig verarmd uranium als balansgewicht vervoerde, iets dat in vliegtuigen niet onge-<br />

bruikelijk is. Na jarenlange onduidelijkheid kregen de mannen in witte pakken vanaf 1997 politieke<br />

aandacht. Er werd een parlementaire enquête gehouden over de ramp, waarbij deze mannen veel<br />

aandacht kregen. Naar aanleiding van de ramp en de onrust die er, ook in Israel, op volgde wer-<br />

den diverse (medische) onderzoeken verricht.<br />

1991: ontploffing Culemborgse vuurwerkfabriek.<br />

13 mei 2000: Vuurwerkramp te Enschede. Bij de ramp vatte een opslagruimte met vuurwerk van<br />

het vuurwerkbedrijf S.E. Fireworks vlam. Er vielen 23 doden (waaronder vier brandweermannen)<br />

en ongeveer 950 mensen raakten gewond, 200 woningen werden geheel vernield. Het bedrijf had<br />

een aantal milieuvoorschriften opzettelijk geschonden en handelde in illegaal vuurwerk.<br />

2004: Op 30 juli 2004 vond op het industriegebied van het Belgische plaatsje Gellingen, nadat er<br />

een gaslek was geconstateerd, een zware explosie plaats, gepaard gaand met een enorme steek-<br />

vlam. Door de explosie en de brand die volgde kwamen 24 mensen om.<br />

Overheidsreactie<br />

Een afdeling die zich bezighield met externe veiligheidsaspecten van milieubeleid bestond<br />

al wel bij VROM (Directie Risicobeleid), alsmede risiconormen. Na de Bijlmerramp<br />

is er volgens een respondent concreet veiligheidsbeleid voor Schiphol gekomen (zie<br />

ook Plan van Aanpak Schiphol en omgeving). Na de Bijlmerramp komt dit beleid ook in milieuplannen<br />

sterker naar voren. Na de Bijlmerramp gebeurde geen ongelukken van dezelfde<br />

omvang, waardoor dit aspect minder onder de aandacht was.<br />

Voor industrie en transport van gevaarlijke stoffen heeft het nog enige tijd geduurd voordat<br />

daar maatregelen voor werden getroffen. In 1992 was de Tweede Kamer nog van mening<br />

dat wettelijke normen vastleggen voor maximaal toelaatbaar risico (motie Esselink-<br />

Feenstra, van breder belang in het milieubeleid) niet wenselijk was. Na de Vuurwerkramp<br />

in Enschede is dat voor externe veiligheid wel voor elkaar gekomen.<br />

De Vuurwerkramp (gevolgen voor geluid en lucht) was een tweede belangrijke impuls<br />

voor het externe veiligheidsbeleid en heeft dit beleid weer prominent op de kaart gezet.<br />

De ramp heeft geleid tot aanscherping en uitbreiding van het beleid:<br />

Onderzoek naar regelgeving en regelhandhaving op het gebied van vuurwerk en andere<br />

ontplofbare stoffen door rijk en gemeente.<br />

1 Interviews.<br />

49


Strenger toezicht op vuurwerkopslagplaatsen: Vuurwerkbesluit (2004), Besluit externe<br />

veiligheid inrichtingen (2004).<br />

Opstellen Saneringsprogramma<br />

Sanering LPG-stations in stedelijke omgeving. Het verwijderen van opslagstations<br />

voor LPG wordt beschreven in het rapport ‘Sanering LPG-tankstations’ (2006).<br />

Verbod transport over het spoor van gevaarlijke stoffen langs dichtbevolkte gebieden<br />

(chloor, ammoniak)<br />

KIEV-overleg (Knelpunten Inventarisatie Externe Veiligheid, div ministeries, gemeenten,<br />

provincies) 1<br />

Ketenstudies chloor, ammoniak en LPG<br />

Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.<br />

3.4 Beleidsonderwerpen en actoren<br />

Op basis van het overzicht van overheidsreacties op maatschappelijke trends en hotspots in<br />

hoofdstuk 3, biedt dit hoofdstuk een indicatie van belangrijke stukken en dossiers die mogelijk<br />

in aanmerking komen voor bewaring. Onderstaande tabel biedt een overzicht van beleidsonderwerpen<br />

op het subdomein milieu. Waar mogelijk is aan het onderwerp de verantwoordelijke<br />

directie binnen het DG <strong>Milieu</strong>beheer gekoppeld.<br />

Leeswijzer tabel beleidsonderwerpen en actoren<br />

Beleidsonderwerpen<br />

De beleidsonderwerpen zijn per trend zoveel mogelijk chronologisch opgesomd. De nummers<br />

van de trends corresponderen met de trends zoals beschreven in paragraaf 3.3. De beleidson-<br />

derwerpen in de tabel betreffen de dikgedrukte onderwerpen uit de beschrijving van trends en<br />

de beleidsreactie van de overheid. Meer informatie over een beleidsonderwerp kan dan ook in<br />

paragraaf 3.3 worden gevonden.<br />

Ter verduidelijking van de beleidsonderwerpen is bij elk onderwerp aangegeven welke handeling<br />

het betreft en naar welk type neerslag moet worden gezocht. Wij hanteren hierbij de volgende<br />

categorisering:<br />

BV: Beleidsvorming (beleidsnota of –notitie, beleidsbeslissing of –plan)<br />

WR: Opstellen wet- en regelgeving (incl. subsidieregelingen en vergunningstelsel):<br />

OW: Organisatiewijziging (incl. instellen commissie)<br />

U: Uitvoering<br />

HI: Handhaving en inspectie<br />

OZ: Verrichten van onderzoek<br />

V: Voorlichting<br />

IO: Internationaal overleg<br />

AT: Actueel thema<br />

O: Overig<br />

Een ‘actueel thema’ houdt in dat een bepaald onderwerp of gebeurtenis in een bepaalde periode<br />

van grote invloed was op de beleidsvorming of wet- en regelgeving op het subdomein milieu.<br />

1 BSD <strong>Milieu</strong> 2009, pag. 11.<br />

50


Actoren<br />

Waar mogelijk is aan het beleidsonderwerp de verantwoordelijke directie binnen het DG <strong>Milieu</strong>-<br />

beheer gekoppeld. Waar het niet mogelijk was specifieke directies aan te wijzen of het plausibel<br />

is dat alle directies zich met het onderwerp hebben beziggehouden, is alleen het DG genoemd.<br />

De lijst van actoren bestaat uit directies afkomstig uit de prioriteringsschouw en directies uit<br />

het overzicht van de CAS:<br />

Schuingedrukt = directie uit prioriteringsschouw<br />

Recht = directie uit overzicht CAS en/of voorganger van genoemde directie uit prioriterings-<br />

schouw<br />

De aanduiding ‘KIJK OOK BIJ’ betekent dat neerslag ook bij een archiefvormer buiten het<br />

DG <strong>Milieu</strong>beheer (binnen VROM of een ander ministerie) kan worden gevonden.<br />

51


Periode en trend Periode en hotspot Type handeling, jaartal en beleidsonderwerp Directie + periode<br />

1. 1965 – 1975:<br />

BV 1975-<strong>1976</strong>: Nota inzake de selectieve groei (Econo- DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

Opkomst en doorbraak<br />

mische Structuurnota), Tweede Kamer, zitting 1975milieubeweging<br />

<strong>1976</strong>, 13955, nrs. 1-3, 10 juni <strong>1976</strong>. (Later verschenen<br />

als Monografie nr. 21.)<br />

BV Rond 1970: Geen toestemming uitbreiding Rotter- DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

damse Haven<br />

KIJK OOK BIJ: DGRO<br />

DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

KIJK OOK BIJ: DGRO<br />

BV 1974: Streekplannen Rijnmondgebied en Amsterdam<br />

Rijnkanaal<br />

BV Jaren ’70-‘ 80: Beperking geluidshinder door draaien Directie Geluid en Verkeer (1983-1987)(21)<br />

vierde baan Schiphol<br />

KIJK OOK BIJ: DGRO<br />

OW 1971: oprichting ministerie van Volksgezondheid en Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

<strong>Milieu</strong>hygiëne (VenM) met DG <strong>Milieu</strong>hygiëne (DGMH)<br />

WR 1969/1970: Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren Directie Bodem, Water, Landelijk Gebied (2001)(14):<br />

DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)<br />

(13)<br />

Directie Drinkwater, Water, Bodem (1988-1991)<br />

WR 1970/1972: Wet Inzake Luchtverontreiniging Directie Lucht en Energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

WR Jaren ’70-’80: Uitbreiding vergunningstelsel DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

BV 1972: Urgentienota <strong>Milieu</strong>hygiëne (4 juli 1972, 1 mei DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

1973 in TK behandeld). Beleidsthema’s:<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

Verontreiniging oppervlaktewater<br />

Openbare watervoorziening<br />

Luchtverontreiniging<br />

Behandeling afvalstoffen<br />

Geluidhinder<br />

53


Kernenergie en ioniserende straling<br />

Bestrijdingsmiddelen<br />

Bodemverontreiniging<br />

Destructie dierlijk afval<br />

Intensieve veehouderij<br />

Gezondheidsrisico’s recreatievoorzieningen<br />

Ongediertebestrijding<br />

Gezondheidseffecten woonklimaat<br />

BV Vanaf 1972: <strong>Milieu</strong>heffingen (In: Urgentienota) Directie Geluid en Verkeer (1983-1987)(21)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

KIJK OOK BIJ: DGRO<br />

Directie Afvalstoffen en Schone Technologie (1983-1986)<br />

Directie Bodem, Water, Landelijk Gebied (2001)(14):<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)<br />

(13)<br />

Directie Drinkwater, Water, Bodem (1988-1991)<br />

BV Vanaf 1972: Normenstelsel milieukwaliteit (In: Urgentienota)<br />

WR 1975: Wet Geluidhinder (in 1979 goedgekeurd door Directie Geluid en Verkeer (1983-1987)(21)<br />

TK)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ, MinVenW<br />

WR <strong>1976</strong>: Wet Chemische Afvalstoffen (in 1984 in wer- Directie Bodem, Water, Landelijk Gebied (2001)(14):<br />

king)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)<br />

(13)<br />

Directie Drinkwater, Water, Bodem (1988-1991)<br />

Directie Bodem (11)<br />

Directie Lucht en Energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie Afvalstoffen (1987) (20)<br />

WR 1977: Afvalstoffenwet Directie Afvalstoffen (1987) (20)<br />

WR 1983: Interimwet bodemsanering Directie Bodem, Water, Landelijk Gebied (2001)(14):<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)<br />

(13)<br />

Directie Drinkwater, Water, Bodem (1988-1991)<br />

54


Directie Bodem (11)<br />

WR 1985: Wet <strong>Milieu</strong>gevaarlijke stoffen Directie Bodem, Water, Landelijk Gebied (2001)(14):<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)<br />

(13)<br />

Directie Drinkwater, Water, Bodem (1988-1991)<br />

Directie Bodem (11)<br />

Directie Lucht en Energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

WR Jaartal NNB: Uitvoeringsregelingen Wet<br />

Luchtverontreiniging<br />

BV Indicatieve Meerjarenprogramma’s (IMP-M’s) voor el- Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

ke sector<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie Industrie, Bouw, Producten, Consumenten (1992-<br />

1995) (18)<br />

Directie Bodem (11)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13)<br />

Directie Bodem, Water, Landelijk gebied (2001) (14)<br />

Directie drinkwater, water, landbouw (15)<br />

Directie Geluid en Verkeer (1983-1987)(21)<br />

Directie lokale milieukwaliteit en Verkeer (23)<br />

Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992-<br />

1995)(1996-2000)(26):<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Afvalstoffen (1988-1991)(1992-1995)(1996-<br />

2000)(20)<br />

Bronnen en emissies (24)<br />

BV 1973-1974: besluit regering bouw drie nieuwe<br />

Directie stoffen, veiligheid en straling (1996-2000) (26):<br />

kerncentrales<br />

DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

Directie Straling (1983-1984)<br />

Directie Stralenbescherming (1985-1987)<br />

BV 1978: stop Planologische Kernbeslissing Kernenergie Directie stoffen, veiligheid en straling (1996-2000) (26):<br />

DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

Directie Straling (1983-1984)<br />

Directie Stralenbescherming (1985-1987)<br />

2. Jaren zeventig – jaren<br />

tachtig:<br />

Maatschappelijke discussie<br />

rondom kernenergie<br />

55


Directie stoffen, veiligheid en straling (1996-2000) (26):<br />

DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

Directie Straling (1983-1984)<br />

Directie Stralenbescherming (1985-1987)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

BV / V 1981-1984: Brede Maatschappelijke Discussie<br />

(BMD) over het energiebeleid<br />

1986: Tsjernobyl-ramp BV +/- 1986: Besluit afbouw kernenergie in Nederland Directie stoffen, veiligheid en straling (1996-2000) (26):<br />

Directie Stralenbescherming (1985-1987,1988-<br />

1991)<br />

BV 1997: Besluit sluiting kerncentrale Doodewaard Directie stoffen, veiligheid en straling (1996-2000) (26)<br />

Directie Stoffen, Afval, Straling (2001) (27)<br />

BV 2003: Besluit sluiting Kerncentrale Borssele Directie stoffen, veiligheid en straling (1996-2000) (26)<br />

Directie Stoffen, Afval, Straling (2001) (27)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

BV <strong>1976</strong>: Nota <strong>Milieu</strong>hygiënische Normen Mogelijk: Directie Bestuurszaken (1983-1987) (8):<br />

DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

3. 1980-1985: Aandacht<br />

voor bodem-, water- en<br />

luchtverontreiniging<br />

AT / BV Jaren ’70: Afwenteling Mogelijk: Directie Bestuurszaken (1983-1987) (8):<br />

DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

1980: Lekkerkerk-affaire OZ Vanaf 1980: Inventarisatie stortplaatsen (chemische) Directie Bodem, Water, Landelijk Gebied (2001)(14):<br />

afvalstoffen in opdracht van minister Ginjaar<br />

DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)<br />

(13)<br />

Directie Drinkwater, Water, Bodem (1988-1991)<br />

BV Vanaf 1980: Bodemsanering Directie Bodem, Water, Landelijk Gebied (2001)(14):<br />

DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)<br />

(13)<br />

Directie Drinkwater, Water, Bodem (1988-1991)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13):<br />

DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

KIJK OOK BIJ: MinBuZA<br />

Zoutlozingen kalimijnen IO 1983: Beëindiging zoutlozingen in Rijn door Franse<br />

Kalimijnen (Rijn Zoutverdrag)<br />

Zure regen V 1985: Voorlichtingscampagne Stop de zure regen Centrale Directie Voorlichting en Externe Betrekkingen<br />

(1982-1999)<br />

Mogelijk ook:<br />

Directie Lucht en Energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

56


Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13)<br />

OW 1983: Instelling Unisercommissie Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13):<br />

DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

Begin jaren ’80:<br />

Uniser-affaire<br />

DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

BV Begin jaren ’80: Rijkssubsidies gemeenten Hinderwet<br />

Uitvoeringsprogramma’s (HUPs) en <strong>Milieu</strong> Uitvoeringsprogramma’s<br />

(MUPs)<br />

DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

KIJK OOK BIJ: DGRO<br />

DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

BV 1983: Actieprogramma Deregulering Ruimtelijke Ordening<br />

en <strong>Milieu</strong> (DROM, 1983)<br />

HI / OW Begin jaren ’80: Uitbreiding toezichttaken Inspectie<br />

<strong>Milieu</strong>hygiëne<br />

BV 1982: Nota <strong>Milieu</strong> & Technologie Directie Afvalstoffen en Schone Technologie (1983-1986)<br />

BV Vanaf begin jaren ’80: Doelgroepen: DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

Landbouw Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)(13)<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV<br />

Verkeer & Vervoer Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)(13)<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

KIJK OOK BIJ: MinVenW<br />

Industrie en overige bedrijfstakken Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)(13)<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie Afvalstoffen en Schone Technologie (1983-1986)<br />

Directie Afvalstoffen (1987) (20)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

Energiesector Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)(13)<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie Afvalstoffen en Schone Technologie (1983-1986)<br />

57


Directie Afvalstoffen (1987) (20)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

Raffinaderijen Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)(13)<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie Afvalstoffen en Schone Technologie (1983-1986)<br />

Bouw Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)(13)<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie Afvalstoffen en Schone Technologie (1983-1986)<br />

Afvalverwijderingsbedrijven Directie Afvalstoffen en Schone Technologie (1983-1986)<br />

Directie Afvalstoffen (1987) (20)<br />

Consumenten en detailhandel Directie Industrie, Bouw, Producten, Consumenten (1992-<br />

1995) (18)<br />

U Convenanten met doelgroepen Zie hierboven per doelgroep<br />

BV 1984: Nota meer dan de som der delen, Winsemius DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

BV 1986: IMP-<strong>Milieu</strong>. Beleidsthema’s:<br />

Verzuring Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)(13)<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Vermesting Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)(13)<br />

Verspreiding gevaarlijke stoffen Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992-<br />

1995)(1996-2000)(26):<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Externe Veiligheid (2003) (28)<br />

Verwijdering afvalstoffen Directie Afvalstoffen (1987) (20)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Verstoring milieu Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie Geluid en Verkeer (1983-1987)(21)<br />

KIJK OOK BIJ: MinVenW<br />

DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

BV Begin jaren ’80: Tweesporenbeleid (effect- en brongericht)<br />

58


DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

WR 1980: Wet algemene bepalingen milieuhygiëne<br />

(Wabm)<br />

OW 1981: Centrale Raad voor de <strong>Milieu</strong>hygiëne DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

OW 1982: Interim Wet Bodemsanering DGMH (MinVoMil) (1971-1983)<br />

Directie Afvalstoffen (1987) (20)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

OW 1985: Wet milieugevaarlijke stoffen Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)(13)<br />

OW 1986: Wet Bodemsanering Directie Bodem (1992-1995) (11)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13)<br />

Directie drinkwater, water, landbouw (1996-2000)(15):<br />

Directie Drink- en Industriewatervoorziening<br />

(1983-1987)<br />

Directie Bodem, Water, Landelijk gebied (2001) (14)<br />

Directie Afvalstoffen (1987) (20)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

OW 1986: Invoering milieueffectrapportage (MER) DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

Directie Bestuurszaken (1983-1987) (8)<br />

OW 1993: Wet <strong>Milieu</strong>beheer: DGM (1988)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

Planning milieubeleid<br />

Vergunningstelsel<br />

Handhaving<br />

BV IMP-<strong>Milieu</strong> 1985-1989 DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

DGM (1988)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

BV 1989: NMP I DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

DGM (1988)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, MinVenW, MinEZ, MinBZK<br />

V 1985: Voorlichtingscampagne Stop de zure regen Centrale Directie Voorlichting en Externe Betrekkingen<br />

(1982-1999)<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

4. Jaren tachtig:<br />

Neoliberaal denken<br />

59


Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13)<br />

V 1985: Voorlichtingscampagne Stop de zure regen Centrale Directie Voorlichting en Externe Betrekkingen<br />

(1982-1999)<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13)<br />

AT / BV 1986: Verzuring Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13)<br />

Directie Bodem, Water, Landelijk Gebied (2001) (14)<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

5. Jaren tachtig:<br />

Besef mondiale aard<br />

<strong>Milieu</strong>problematiek<br />

AT / IO 1989: Montreal Protocol Directie Internationale <strong>Milieu</strong>zaken (1989-1991) (10)<br />

Directie Bodem, Water, Landelijk Gebied (2001) (14)<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

KIJK OOK BIJ: MinBuZa<br />

Jaren ’80: Ozonlaag BV Jaren ’80: Terugdringen CFK’s in spuitbussen Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

BV 1992: Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantas- Directie lucht en energie (1996-2000) (25)<br />

ten<br />

BV Jaren ’80: Terugdringen CO2-uitstoot Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie Industrie, Bouw, Producten, Consumenten (1992-<br />

1995) (18)<br />

Directie Internationale <strong>Milieu</strong>zaken (1996) (10)<br />

Directie Klimaatverandering en Industrie (2001) (17)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

AT 1989: bestrijding broeikaseffect en vermindering CO2 Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987)<br />

uitstoot centraal thema in nieuwe verkiezingen na val Ka- Directie Lucht (1983-1987)<br />

binet Lubbers<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

BV 1990: aanscherping CO2 doelstellingen in NMP-plus Directie lucht en energie (1996-2000) (14)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

AT +/- 1990: Oprichting IPPC door <strong>Milieu</strong>programma van Directie Internationale <strong>Milieu</strong>zaken (1996) (10)<br />

de Verenigde Naties<br />

KIJK OOK BIJ: MinBuZa<br />

OW <strong>2005</strong>: Oprichting Nederlandse Emissie Autoriteit Directie Klimaatverandering en Industrie (2001) (17)<br />

(NEa)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

6. Jaren ’80 – heden:<br />

Aandacht voor broeikaseffect<br />

en klimaatverandering<br />

60


IO / BV Vanaf jaren ’90: voorbereiding systeem emissie- Directie Internationale <strong>Milieu</strong>zaken (1996) (10)<br />

handel Europese Unie<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1988-1991)<br />

Directie Klimaatverandering en Industrie (2001) (17)<br />

Directie Industrie, Bouw, Producten, Consumenten (1992-<br />

1995) (18)<br />

Directie Geluid en Verkeer (1996-2000) (21)<br />

KIJK OOK BIJ: MinBuZa<br />

IO / AT 2003: inwerkingtreding systeem emissiehandel Directie Internationale <strong>Milieu</strong>zaken (1996) (10)<br />

Europese Unie<br />

Directie Klimaatverandering en Industrie (2001) (17)<br />

KIJK OOK BIJ: MinBuZa<br />

AT Jaren ’80-heden: Discussie omvang agrarische sector Directie Bodem, Water, Landelijk gebied (2001) (14)<br />

en bio-industrie<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV<br />

BV 2007: Programma Schoon en Zuinig 2007-2011 Directie Bodem (1992-1995) (11)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13)<br />

Directie Stoffen, Afvalstoffen, Straling (2001) (27)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

AT / BV 1986: Vermesting: erkenning bijdrage landbouw Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

aan milieuvervuiling<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie drinkwater, water, landbouw (1996-2000)(15):<br />

Directie Drink- en Industriewatervoorziening<br />

(1983-1987)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV<br />

OZ 1980-1985: Mineralenbalansen CBS Directie Bodem (1992-1995) (11)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13)<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie drinkwater, water, landbouw (1996-2000)(15):<br />

Directie Drink- en Industriewatervoorziening<br />

(1983-1987)<br />

Directie Bodem, Water, Landelijk gebied (2001) (14)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

BV Vanaf 1984-heden: mestbeleid Directie Bodem (1992-1995) (11)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13)<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie drinkwater, water, landbouw (1996-2000)(15):<br />

7. 1980 – heden: Lobby<br />

landbouw tegen milieumaatregelen<br />

61


Directie Drink- en Industriewatervoorziening<br />

(1983-1987)<br />

Directie Bodem, Water, Landelijk gebied (2001) (14)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV<br />

Directie Bodem (1992-1995) (11)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13)<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie drinkwater, water, landbouw (1996-2000)(15):<br />

Directie Drink- en Industriewatervoorziening<br />

(1983-1987)<br />

Directie Bodem, Water, Landelijk gebied (2001) (14)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie drinkwater, water, landbouw (1996-2000)(15):<br />

Directie Drink- en Industriewatervoorziening<br />

(1983-1987)<br />

Directie Bodem, Water, Landelijk gebied (2001) (14)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV<br />

DGM (1988)<br />

Directie Internationale <strong>Milieu</strong>zaken (1996) (10)<br />

AT Jaren ’80-heden: Rol Commissie Landbouw (in Tweede<br />

Kamer)<br />

AT 1990-1995: Blokkering milieumaatregelen landbouwsector<br />

door Tweede Kamer (mestmoeras)<br />

AT 1987: Brundtland-rapport van de World Commission<br />

on Environment and Development (WCED)<br />

8. 1985 – 1990:<br />

Hernieuwde aandacht<br />

voor milieu<br />

AT / BV 1988: RIVM rapport Zorgen voor morgen DGM (1988)<br />

BV / V 1988: Kentering in beleid, Nederlandse regering DGM (1988)<br />

luidt alarmklok<br />

BV / V 1988: troonrede: ‘stervende aarde’ DGM (1988)<br />

Centrale Directie Voorlichting en Externe Betrekkingen<br />

(1982-1999)<br />

Centrale Directie Voorlichting en Externe Betrekkingen<br />

(1982-1999)<br />

OZ / AT 1989: peiling onder bevolking: milieu belangrijkste<br />

thema<br />

BV / V 1989: milieu benoemd tot vierde pijler regerings- DGM (1988)<br />

62


Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

beleid (Lubbers)<br />

BV 1985-1990: Nieuw thema: Verspilling van energie en<br />

grondstoffen<br />

WR 1987: Invoering milieueffectrapportage (MER) DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

DGM (1988)<br />

Mogelijk: <strong>Milieu</strong> Effect Rapportage (34)<br />

BV 1989: eerste nationaal milieubeleidsplan (NMP I) DGM (1988)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, MinVenW, MinEZ, MinBZK<br />

BV 1989: Nieuw beleidsthema Duurzame ontwikkeling DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

(in: NMP)<br />

DGM (1988)<br />

BV 1989: opstellen Lijst met vijftig prioritaire, milieuge- Directie Bodem (11)<br />

vaarlijke stoffen (in: NMP)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13)<br />

Directie Bodem, Water, Landelijk gebied (2001) (14)<br />

Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992-<br />

1995)(1996-2000)(26):<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Afvalstoffen (1988-1991)(1992-1995)(1996-<br />

2000)(20)<br />

AT 1989: val van het Kabinet Lubbers tijdens behande- DGM (1988)<br />

ling van het NMP I<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, MinVenW, MinEZ, MinBZK<br />

BV Mei 1989: pro-memories NMP I DGM (1988)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, MinVenW, MinEZ, MinBZK<br />

BV 1990: NMP Plus DGM (1988)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, MinVenW, MinEZ, MinBZK<br />

BV 1990: Nota met maatregelen bij NMP Plus Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, MinVenW, MinEZ, MinBZK<br />

OW Vanaf 1990: toename medewerkers van DGM (pro- Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

ject DGM 1000) en een reorganisatie<br />

DGM (1988)<br />

Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

BV / U 1989-1991: Project Implementatie NMP (PIN) en<br />

Werkconferentie Implementatie NMP (WIN)<br />

63


BV / U Vanaf eind jaren ’80: Financiering Uitvoering NMP Directie Bestuurszaken (1988-1991) (8)<br />

(FUN-gelden) voor provincies en gemeenten<br />

BV 1992: zorg voor duurzame kwaliteit leefomgeving DGM (1988)<br />

hoofdtaak VROM<br />

BV Verbreding definitie milieubeleid DGM (1988)<br />

WR / BV 1985-1990: Verbreding Wet <strong>Milieu</strong>beheer Directie Bestuurszaken (1988-1991)(1992-1995)(1996-<br />

2000) (8)<br />

Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

BV Eind jaren ’80-1989: Conceptversies NMP I DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

DGM (1988)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, MinVenW, MinEZ, MinBZK<br />

BV 1985-1990: opstellen IMP-M’s DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

DGM (1988)<br />

BV Vanaf 1985: Tweesporenbeleid DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

DGM (1988)<br />

BV 1989: Vertaling doelstellingen naar maatregelen per Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

doelgroep<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie Industrie, Bouw, Producten, Consumenten (1992-<br />

1995) (18)<br />

Directie Klimaatverandering en Industrie(17)<br />

Directie Bodem (11)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13)<br />

Directie Bodem, Water, Landelijk gebied (2001) (14)<br />

Directie drinkwater, water, landbouw(15)<br />

Directie Geluid en Verkeer (21)<br />

Directie lokale milieukwaliteit en Verkeer (23)<br />

Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992-<br />

1995)(1996-2000)(26):<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Afvalstoffen (1988-1991)(1992-1995)(1996-<br />

2000)(20)<br />

Bronnen en emissies (24)<br />

U 1986: Project KWS 2000 Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Afvalstoffen (1988-1991)(1992-1995)(1996-<br />

64


2000)(20)<br />

U Jaartal NNB: Aanlanding LPG Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Afvalstoffen (1988-1991)(1992-1995)(1996-<br />

2000)(20)<br />

U Doelgroep Industrie: Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie Industrie, Bouw, Producten, Consumenten (1992-<br />

1995) (18)<br />

Directie Klimaatverandering en Industrie (17)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

Emissiereducties Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie Industrie, Bouw, Producten, Consumenten (1992-<br />

1995) (18)<br />

Directie Klimaatverandering en Industrie (17)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

Convenanten in 11 branches Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Lucht (1983-1987)<br />

Directie Industrie, Bouw, Producten, Consumenten (1992-<br />

1995) (18)<br />

Directie Klimaatverandering en Industrie (17)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

U Doelgroep Consumenten: Directie Industrie, Bouw, Producten, Consumenten (1992-<br />

1995) (18)<br />

Productenbeleid Directie Industrie, Bouw, Producten, Consumenten (1992-<br />

1995) (18)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

Keurmerken (Duurzaam Hout, Directie Industrie, Bouw, Producten, Consumenten (1992-<br />

Ecolabel, Max Havelaar)<br />

1995) (18)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

U Doelgroep Landbouw Directie Bodem (11)<br />

Directie Bodem, Water, Stoffen (1983-1987) (13)<br />

Directie Bodem, Water, Landelijk gebied (2001) (14)<br />

Directie Drinkwater, Water, Landbouw (1992-1995)(15)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV<br />

BV 1984: Nota Meer dan de som der delen DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

DGM (1988)<br />

65


Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

BV IMP-M’s DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

DGM (1988)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

U <strong>Milieu</strong>programma Voortgangsrapportage 1989-1992 DGM (1988)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

BV 1989: NMP I DGMH (MinVROM) (1983-1987)<br />

DGM (1988)<br />

Mogelijk: Directie Intern Beleid (1988-1999) (7)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, MinVenW, MinEZ, MinBZK<br />

BV 1990: Actieplan Gebiedsgericht <strong>Milieu</strong>beleid Directie lokale milieukwaliteit en verkeer (2001)(23)<br />

BV 1985-1990: ontwikkeling ROM-gebiedenbeleid: Directie lokale milieukwaliteit en verkeer (2001)(23)<br />

KIJK OOK BIJ: DGRO<br />

6 met cumulatie milieuproblemen Directie lokale milieukwaliteit en verkeer (2001)(23)<br />

3 die extra aandacht verdienen Directie lokale milieukwaliteit en verkeer (2001)(23)<br />

U Projectorganisatie per gebied Directie lokale milieukwaliteit en verkeer (2001)(23)<br />

U Convenant per gebied Directie lokale milieukwaliteit en verkeer (2001)(23)<br />

U Schiphol en omgeving Directie lokale milieukwaliteit en verkeer (2001)(23)<br />

U Gelderse valei Directie lokale milieukwaliteit en verkeer (2001)(23)<br />

OW Jaartal NNB: Instelling Transferpunt Directie lokale milieukwaliteit en verkeer (2001)(23)<br />

OW 1991: instelling directie Bestuurlijke Betrekkingen en Directie lokale milieukwaliteit en verkeer (2001)(23)<br />

Gebiedenbeleid<br />

Directie Bestuurszaken (1992-1995) (8)<br />

KIJK OOK BIJ: DGRO<br />

BV Eind jaren ’90: Einde doelgroepenbeleid DGM (1988)<br />

Mogelijk: Directie Bestuurszaken (1996-2000)(8)<br />

9. 1980-heden: Professionaliseringmilieubeweging<br />

Directie Strategische Planning (1992-1995)(1996-<br />

1997)(9)<br />

Directie Strategie en Planvorming (1998-2000)<br />

BV / AT 1980-heden: Verbredingsstreven, participatiebeleid,<br />

externe integratie, flexibilisering<br />

BV 1980-heden: ROM-gebiedenbeleid Directie lokale milieukwaliteit en verkeer (2001)(23)<br />

Directie Bestuurszaken (1996-2000)(8)<br />

BV Vanaf 1999: SOMS-beleid Directie Strategische Planning (1992-1995)(1996-<br />

1997)(9)<br />

Directie Strategie en Planvorming (1998-2000)<br />

O DUIV-conferenties in Nunspeet (1994) en Apeldoorn Directie Bestuurszaken (1992-1995) (8)<br />

(1996)<br />

66


BV / OZ Eind jaren ’90 (1998): Leefomgevingsbalans DGM (1988)<br />

BV 1997: Nota <strong>Milieu</strong> en Economie Directie Strategische Planning (1992-1995)(1996-<br />

1997)(9)<br />

Mogelijk:<br />

Directie lucht en energie (1996-2000) (25):<br />

Directie Industrie, Bouw, Producten, Consumenten (1992-<br />

1995) (18)<br />

Directie Klimaatverandering en Industrie (2001) (17)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ<br />

U 1980-heden: ROM-projecten Directie Bestuurszaken (1992-1995) (1996-2000) (8)<br />

Directie Lokale milieukwaliteit en Verkeer (2001) (23):<br />

Directie Geluid en Omgeving (1990-1991)<br />

KIJK OOK BIJ: DGRO<br />

U 1980-heden: Waardevolle Cultuurlandschappen (WCL’s) Directie Bestuurszaken (1992-1995) (1996-2000) (8)<br />

Directie Lokale milieukwaliteit en Verkeer (2001) (23):<br />

Directie Geluid en Omgeving (1990-1991)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, DGRO<br />

U 1980-heden: Strategische Groenprojecten (SGP’s) Directie Bestuurszaken (1992-1995) (1996-2000) (8)<br />

Directie Lokale milieukwaliteit en Verkeer (2001) (23):<br />

Directie Geluid en Omgeving (1990-1991)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, DGRO<br />

IO / AT 1991: conferentie in Rio de Janeiro Directie Internationale <strong>Milieu</strong>zaken (1989-1991) (10)<br />

KIJK OOK BIJ: MinBuZa<br />

10. Jaren negentig:<br />

Tegenvallende economische<br />

ontwikkeling<br />

BV 1991: start voorbereiding NMP II DGM (1988)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, MinVenW, MinEZ, MinBZK<br />

BV 1993-2000: Uitbreiding Schiphol met vijfde baan (ka- Directie Bestuurszaken (1992-1995) (1996-2000) (8)<br />

binetsbesluit 1993-opening 2003)<br />

Directie Lokale milieukwaliteit en Verkeer (2001) (23):<br />

Directie Geluid en Omgeving (1990-1991)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, DGRO<br />

BV Uitbreiding Rotterdamse haven: 1990: eerste plan Directie Bestuurszaken (1992-1995) (1996-2000) (8)<br />

voor nieuwe maasvlakte, 2008: start aanleg<br />

Directie Lokale milieukwaliteit en Verkeer (2001) (23):<br />

Directie Geluid en Omgeving (1990-1991)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, DGRO<br />

BV Aanleg nieuw vliegveld Zestienhoven (in 1993 besluit Directie Bestuurszaken (1992-1995) (1996-2000) (8)<br />

kabinet dat uitbreiding en verplaatsing van het bestaande Directie Lokale milieukwaliteit en Verkeer (2001) (23):<br />

Zestienhoven niet zal plaatsvinden)<br />

Directie Geluid en Omgeving (1990-1991)<br />

67


KIJK OOK BIJ: MinLNV, DGRO<br />

BV Nieuw vliegveld Beek (jaren negentig: verzet tegen Directie Bestuurszaken (1992-1995) (1996-2000) (8)<br />

aanleg Oost-Westbaan)<br />

Directie Lokale milieukwaliteit en Verkeer (2001) (23):<br />

Directie Geluid en Omgeving (1990-1991)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, DGRO<br />

BV Hoge Snelheidslijn (discussie start in 1988 met Rail Directie Bestuurszaken (1992-1995) (1996-2000) (8)<br />

21-plan van de NS, aanleg start in 2000, opening eerste Directie Lokale milieukwaliteit en Verkeer (2001) (23):<br />

deel in 2009)<br />

Directie Geluid en Omgeving (1990-1991)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, DGRO<br />

BV Betuweroute (discussie start in 1988 met Rail 21-plan Directie Bestuurszaken (1992-1995) (1996-2000) (8)<br />

van de NS, bouw start in 1998, opening in 2007)<br />

Directie Lokale milieukwaliteit en Verkeer (2001) (23):<br />

Directie Geluid en Omgeving (1990-1991)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, DGRO<br />

BV 1994: NMP II behandeld in Tweede Kamer: DGM (1988)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, MinVenW, MinEZ, MinBZK<br />

energie, CO2 en energieheffing (ecotax) Directie Industrie en Consumentenbeleid (16)<br />

Directie Klimaatverandering en Industrie (17)<br />

Directie Industrie, Bouw, Producten, Consumenten (1992-<br />

1995)(18)<br />

Directie Geluid en Verkeer (1992-1995) (21)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ, MinVenW<br />

NOx-doelstelling voor vrachtverkeer Directie Geluid en Verkeer (1992-1995) (21)<br />

KIJK OOK BIJ: MinEZ, MinVenW<br />

WR 1993: Wet <strong>Milieu</strong>beheer (Wm) Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992-<br />

1995)(1996-2000)(26):<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Externe Veiligheid (2003) (28)<br />

WR Wet Oppervlaktewateren (Wvo) Directie Bodem, Water, Landelijk gebied (2001) (14)<br />

Directie Drinkwater, Water, Landbouw (1992-1995)(15)<br />

Mogelijk: Directie Bestuurszaken (1992-1995) (1996-<br />

2000) (8)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, MinVenW<br />

AT / BV Jaren 90: GGO Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992-<br />

1995)(1996-2000)(26):<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

11. Jaren negentig:<br />

Discussie over<br />

genetische modulatie<br />

68


1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Externe Veiligheid (2003) (28)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV<br />

BV Jaren 90: Risicobeleid Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992-<br />

1995)(1996-2000)(26):<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Externe Veiligheid (2003) (28)<br />

OW Jaren 90: Instelling Commissie genetische modifica- Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992tie<br />

1995)(1996-2000)(26):<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Externe Veiligheid (2003) (28)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV<br />

AT Jaren negentig – heden: Rol milieubeweging Directie Bestuurszaken (1996-2000)(8)<br />

12. Jaren negentig – heden:<br />

Toename pluriformiteit<br />

milieubeweging<br />

Directie Bestuurszaken (1992-1995) (1996-2000)(8)<br />

Directie Strategie en Bestuur (2001)<br />

Directie Lokale milieukwaliteit en Verkeer (2001) (23):<br />

Directie Geluid en Omgeving (1990-1991)<br />

KIJK OOK BIJ: DGRO, MinEZ<br />

BV Eind jaren ’90-2008: Uitbreiding Rotterdamse haven<br />

met Maasvlakte 2<br />

DGM (1988)<br />

BV 1992: zorg duurzame kwaliteit leefomgeving als<br />

hoofdtaak VROM<br />

13. Jaren negentig: <strong>Milieu</strong><br />

geïncorporeerd in dagelijkse<br />

praktijk: opkomst<br />

begrip duurzaam<br />

ondernemen<br />

V Jaren 90-heden: Campagne Een beter milieu begint bij DGM (1988)<br />

jezelf<br />

KIJK OOK BIJ: Centrale Directie Voorlichting<br />

BV 1995: Nota <strong>Milieu</strong> & Economie Directie Strategie en Planvorming (1998-2000) (9)<br />

BV 1998: NMP III DGM (1988)<br />

KIJK OOK BIJ: MinLNV, MinVenW, MinEZ, MinBZK<br />

IO / BV <strong>2005</strong>: Kyoto Protocol Directie Internationale <strong>Milieu</strong>zaken (1996) (10)<br />

Directie Klimaatverandering en Industrie (2001)<br />

69


KIJK OOK BIJ: MinBuZa<br />

1992-1998: Bijlmerramp BV Jaren negentig – begin 21ste eeuw: ontwikkeling ri- Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992siconormen<br />

1995)(1996-2000)(26):<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Externe Veiligheid (2003) (28)<br />

KIJK OOK BIJ: MinBZK<br />

BV Jaren negentig – begin 21ste eeuw: ontwikkeling ex- Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992tern<br />

veiligheidsbeleid milieu<br />

1995)(1996-2000)(26):<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Externe Veiligheid (2003) (28)<br />

KIJK OOK BIJ: MinBZK<br />

2000: Vuurwerkramp OZ / HI Begin 21<br />

Enschede<br />

ste eeuw: Onderzoek naar regelgeving Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992en<br />

regelhandhaving op het gebied van vuurwerk en ande- 1995)(1996-2000)(26):<br />

re ontplofbare stoffen door rijk en gemeente<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Externe Veiligheid (2003) (28)<br />

KIJK OOK BIJ: MinBZK<br />

U Jaren negentig – begin 21ste eeuw: Saneringspro- Directie Lokale <strong>Milieu</strong>kwaliteit en Verkeer (2001) (23)<br />

gramma<br />

KIJK OOK BIJ: DGRO<br />

BV Jaren negentig – begin 21ste eeuw: Sanering LPG- Directie Lokale <strong>Milieu</strong>kwaliteit en Verkeer (2001) (23)<br />

stations in stedelijke omgeving<br />

KIJK OOK BIJ: DGRO<br />

OZ 2006: Rapport ‘Sanering LPG-tankstations’ Directie Lokale <strong>Milieu</strong>kwaliteit en Verkeer (2001) (23)<br />

KIJK OOK BIJ: DGRO<br />

BV / WR Jaren negentig – begin 21ste eeuw: Verbod Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992transport<br />

over het spoor van gevaarlijke stoffen<br />

1995)(1996-2000)(26):<br />

(chloor, ammoniak)<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Externe Veiligheid (2003) (28)<br />

KIJK OOK BIJ: MinVenW<br />

HI / WR 2004: Strenger toezicht op vuurwerkopslag- Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992plaatsen:<br />

Vuurwerkbesluit en Besluit externe veiligheid 1995)(1996-2000)(26):<br />

14. Jaren negentig – begin<br />

21ste eeuw<br />

70


inrichtingen Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Externe Veiligheid (2003) (28)<br />

KIJK OOK BIJ: MinBZK<br />

Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992-<br />

1995)(1996-2000)(26):<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Externe Veiligheid (2003) (28)<br />

KIJK OOK BIJ: MinBZK<br />

Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992-<br />

1995)(1996-2000)(26):<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Externe Veiligheid (2003) (28)<br />

Directie Stoffen, Veiligheid en Straling (1992-<br />

1995)(1996-2000)(26):<br />

Directie Stoffen en Risicobeheersing (1988-<br />

1991)<br />

Directie Stoffen, afvalstoffen en straling (2001)(27)<br />

Directie Externe Veiligheid (2003) (28)<br />

KIJK OOK BIJ: DGRO, MinVenW<br />

OW Jaren negentig – begin 21ste eeuw: KIEV-overleg<br />

(Knelpunten Inventarisatie Externe Veiligheid)<br />

OZ Jaren negentig – begin 21ste eeuw: Ketenstudies<br />

chloor, ammoniak en LPG<br />

BV Jaren negentig – begin 21ste eeuw: Basisnet vervoer<br />

gevaarlijke stoffen.<br />

71


Bijlage 1 Protocol literatuurstudie Fase 2<br />

1. Criteria selectie bronnen<br />

De primaire bron bevat data over een langere periode binnen het domein fysieke<br />

leefomgeving of een van de subdomeinen in de periode <strong>1976</strong>-<strong>2005</strong>. Uit deze data is<br />

(informatie over) het verloop van een trend af te leiden.<br />

De secundaire bron bevat een overkoepelende beschrijving van trends binnen het<br />

domein fysieke leefomgeving of een van de subdomeinen in de periode <strong>1976</strong>-<strong>2005</strong>;<br />

het betreft in eerste instantie geen detailbeschrijving van één trend, specifieke gebeurtenis<br />

of deelperiode.<br />

In een later stadium van de literatuurstudie is het mogelijk een trend verder uit te<br />

diepen en bronnen te zoeken die wel specifiek op een trend of periode ingaan.<br />

Andere deskundigen op het domein fysieke leefomgeving of een van de subdomeinen<br />

verwijzen in hun werk veelvuldig naar de bron.<br />

Wanneer wij tijdens de literatuurstudie in Fase 2 relevante beleids- of Kamerstukken<br />

of begrotingen op het spoor komen, worden deze weggelegd of opgeslagen voor gebruik<br />

in de literatuurstudie van Fase 3. In Fase 3 gaan we in op de reactie van de<br />

overheid op trends.<br />

2. Te volgen sporen<br />

De inventarisatie van geschikte bronnen verloopt via drie sporen die parallel aan elkaar<br />

(kunnen) worden gevolgd:<br />

Spoor 1 Bestudering handboeken, bibliografieën en literatuuroverzichten op het domein fysieke<br />

leefomgeving of subdomein (WRR, Planbureau voor de Leefomgeving)<br />

Spoor 2 Sneeuwbalmethode en directe benadering van deskundigen: via overzichtswerk<br />

van experts zoeken we naar standaardoverzichtswerken op<br />

(sub)domein, aangevuld door tips die experts geven tijdens interviews<br />

Spoor 3 Bibliotheken (Nederlandse Centrale Catalogus, PiCarta, IBL) en databanken<br />

(Open Acces databestanden uit de alfa- en gammawetenschappen, DANS van het<br />

CBS, Statline, SCP, <strong>Milieu</strong>- en Natuurcompendium)<br />

3. Tijd en diepgang<br />

Per subdomein wordt in principe maximaal drie dagen aan literatuurstudie besteed. Het<br />

verzamelen van literatuur is hierbij inbegrepen. Gezien de beperkte tijd is het van belang<br />

de bronnen op een zo efficiënt mogelijke wijze te bestuderen, waarbij wel wordt gegarandeerd<br />

dat we zoveel mogelijk informatie uit de bron halen. De literatuurstudie heeft daarom<br />

een oriënterend karakter: bronnen zullen voornamelijk worden ‘gescand’. Dat wil zeggen<br />

dat we bronnen niet lineair lezen, maar ze systematisch globaal doorwerken, waarbij we<br />

alert zijn op trends, trendbreuken en hotspots.<br />

Aan de hand van de titel van het boek, de inhoudsopgave, hoofdstuk- en paragraaftitels,<br />

inleiding en samenvatting vormen we ons in hoog tempo een beeld van de hoofdlijn van de<br />

bron. Een hoofdstuk of paragraaf wordt alleen intensief gelezen, waar een trend, trendbreuk<br />

of hotspot aan de orde wordt gesteld en we willen inzoomen op de materie. Op deze<br />

manier werken we elke bron op een efficiënte manier toch helemaal door.<br />

73


4. Registratie<br />

De te raadplegen bronnen worden geregistreerd in een voor het hele onderzoeksteam toegankelijk<br />

wordbestand.<br />

74


Bijlage 2 Analysekader literatuurstudie<br />

Het analysekader dient ertoe resultaten uit de literatuurstudie en de interviews te structureren<br />

en beknopt en samenvattend weer te geven. Het analysekader is een hulpmiddel om<br />

in Fase 2 de resultaten van de literatuurstudie en interviews te ordenen. Tijdens de uitvoering<br />

van deze Fase, documenteren de onderzoekers per bron de volgende gegevens:<br />

Brongegevens<br />

Literatuur:<br />

Titel<br />

Auteur<br />

Uitgeverij<br />

Jaar<br />

Plaats van uitgave<br />

Interview:<br />

Organisatie<br />

Titels, voor- en achternaam respondent<br />

Functie<br />

Chronologisch overzicht <strong>1976</strong>-<strong>2005</strong> van:<br />

Trends<br />

Trendbreuken<br />

Countertrends<br />

Hotspots<br />

Expertisegebied<br />

Datum interview<br />

Elke afzonderlijke trend wordt genummerd, en elke tijdens deze trend geïdentificeerde trendbreuk<br />

of countertrend krijgt een volgnummer. Hotspots worden apart opgenomen.<br />

Omschrijving per trend, trendbreuk en hotspot<br />

Per trend, breuk, countertrend en hotspot worden de volgende gegevens gedocumenteerd:<br />

Periode: wanneer vond de trend, trendbreuk of hotspot plaats?<br />

Korte omschrijving: wat houdt de trend, trendbreuk of hotspot kort in?<br />

Macro- of mesotrend? (alleen relevant voor trends)<br />

Ontstaan trend, trendbreuk of hotspot<br />

Verloop trend, trendbreuk of hotspot<br />

Relaties met andere trends binnen fysieke leefomgeving<br />

Kracht en impact van de trend, trendbreuk of hotspot<br />

Indien de bestudeerde bronnen en geraadpleegde experts hierover informatie geven, documenteren<br />

we in Fase 2 ter voorbereiding op de volgende Fase kort de volgende gegevens:<br />

Reactie overheid op trend, trendbreuk of hotspot (nieuw overheidsbeleid, wet- en regelgeving,<br />

betrokken actoren of structuurwijzigingen binnen overheid)<br />

75


Bijlage 3 Vragenlijsten<br />

Fase 2<br />

In Fase 2 is aan de respondenten de volgende checklist voorgelegd:<br />

1 Welke trends en trendbreuken waren kenmerkend voor de Nederlandse samenleving<br />

tussen <strong>1976</strong> – <strong>2005</strong> op het subdomein Wonen / <strong>Milieu</strong> / Ruimtelijke Ordening? Waarom<br />

waren deze kenmerkend?<br />

2 Op welke momenten op het subdomein Wonen / <strong>Milieu</strong> / Ruimtelijke Ordening vond tussen<br />

<strong>1976</strong> – <strong>2005</strong> opvallende interactie plaats tussen de burger en overheid of burgers<br />

onderling? Waarom was deze interactie opvallend?<br />

Per trend, trendbreuk en interactie stellen wij steeds de volgende vragen:<br />

a Wanneer vond de trend, trendbreuk of interactie plaats?<br />

b Wat houdt de trend, trendbreuk of interactie kort in?<br />

c Betreft het een macro- of mesotrend? (alleen relevant voor trends)<br />

d Hoe is de trend, trendbreuk of interactie ontstaan?<br />

e Wat is het verloop van de trend, trendbreuk of interactie? Hoe heeft deze zich ontwikkeld<br />

in de loop der jaren?<br />

f Zijn er relaties met andere trends binnen het subdomein?<br />

g Hoe krachtig is de trend, trendbreuk of hotspot geweest?<br />

h Wat was de impact van de trend, trendbreuk of hotspot op de samenleving?<br />

i Hoe heeft de overheid gereageerd op de trend, trendbreuk of hotspot? (nieuw overheidsbeleid,<br />

wet- en regelgeving, betrokken actoren of structuurwijzigingen binnen<br />

overheid)<br />

De gesprekspartners krijgen vooraf te zien hoe het domein fysieke leefomgeving wordt afgebakend<br />

en welke definities van kernbegrippen worden gehanteerd.<br />

Fase 3<br />

In Fase 3 is aan de respondenten de volgende checklist voorgelegd:<br />

1 Hoe heeft de overheid gereageerd op deze maatschappelijke trends cq welk beleid<br />

voerde de overheid naar aanleiding van de trends? Kunt u een inschatting geven in<br />

welke periode of welk jaar dit beleid tot stand is gekomen?<br />

2 Welke wet- en regelgeving is naar aanleiding van de maatschappelijke trends tot stand<br />

gekomen? Kunt u een inschatting geven in welke periode of welk jaar de wet- en regelgeving<br />

tot stand is gekomen?<br />

3 Welke actoren waren van belang bij bepaald beleid en wetten? Het gaat om actoren<br />

binnen de verantwoordelijkheid van VROM (directies, belangrijke personen, toezichthouders,<br />

(ministeriele) commissies, semi-overheid, etc.) en (semi-) overheidsorganisaties<br />

buiten de verantwoordelijkheid van VROM.<br />

77


4 Hebben de maatschappelijke trends tot gevolg gehad dat er zich structuurwijzigingen<br />

binnen het ministerie hebben voorgedaan, zoals bijvoorbeeld:<br />

een splitsing binnen het departement<br />

de oprichting van een nieuw departement<br />

het instellen van een toezichthouder<br />

het instellen van een geheel nieuw type functionaris<br />

78


Bijlage 4 Overzicht geraadpleegde literatuur milieu<br />

Bervoets, J.A.A., Bogaards, J. W.J.M., Oldenbeek, N.C. van, Schaap, M., Velsink, J.,<br />

RIO 94 <strong>Milieu</strong>beheer: Een institutioneel onderzoek naar de handelingen van diverse actoren<br />

op het beleidsterrein <strong>Milieu</strong>beheer en de thans daaronder vallende taken van het ministerie<br />

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en <strong>Milieu</strong>beheer over de jaren 1945-1994.<br />

Bouwer, K., Klaver, J.C.M., <strong>Milieu</strong>problemen in geografisch perspectief: een geografisch<br />

overzicht van de milieuproblematiek veroorzaakt door maatschappelke activiteiten in<br />

Nederland (Assen, Van Gorcum, 1987)<br />

Cramer, J., De groene golf. Geschiedenis en toekomst van de Nederlandse milieubeweging<br />

(Utrecht, 1989)<br />

Dietz, F. (red.), Duurzaam milieugebruik: Een inspiratiebron (Uitgeverij Jan van Arkel,<br />

2003)<br />

Driessen, P.P.J . (ed.), <strong>Milieu</strong>, samenleving en beleid (Elsevier bedrijfsinformatie, 2000,<br />

Den Haag)<br />

Heijden, Hein-Anton van der, Tussen aanpassing en verzet. <strong>Milieu</strong>beweging en milieudiscours<br />

(Amsterdam, 2000)<br />

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en <strong>Milieu</strong>beheer, <strong>Nationaal</strong> <strong>Milieu</strong>beleidsplan<br />

4: Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid (Ministerie van VROM, Centrale<br />

Directie Communicatie, Den Haag, 2001)<br />

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en <strong>Milieu</strong>beheer, Basisselectiedocument<br />

<strong>Milieu</strong>beheer 1945-, Instrument voor de selectie – ter vernietiging dan wel blijvende<br />

bewaring – van de administratieve neerslag van de zorgdragers (MinVROM en PWAA (red.)<br />

Vastgestelde versie april 2009)<br />

Peppel, R.A. van de, Klok, P.J., Hoek, D., 25 jaar milieubeleid in Nederland: instrumenten,<br />

incidenten en effecten (Twente University Press, Enschede, 1999)<br />

Siraa, H.T.; Valk, A.J. van der; Wissink, W.L., Met het oog op de omgeving : een geschiedenis<br />

van de zorg voor de kwaliteit van de leefomgeving : het ministerie van Volkshuisvesting,<br />

Ruimtelke Ordening en <strong>Milieu</strong>beheer (1965-1995) (Den Haag, SDU-Uitgevers,1995)<br />

Sluis, Meent W. van der, Energie&<strong>Milieu</strong> in de Nederlandse krant 1968-1993 (Hoogezand,<br />

1993)<br />

www.infomil.nl<br />

www.archiefbewerking.nl<br />

79


Bijlage 5 Overzicht van geraadpleegde personen<br />

Wonen<br />

Prof. Dr. Hugo Priemus<br />

TU Delft<br />

Wetenschappelijk directeur OTB<br />

Dr. Jeanet van Kullberg<br />

Sociaal Cultureel Planbureau<br />

Senior wetenschappelijk medewerker plus<br />

Lid redactie Tijdschrift voor de Volkshuisvesting<br />

Ruimtelijke Ordening<br />

Prof. Dr. H.F.L. Ottens<br />

Universiteit Utrecht<br />

Em. Hoogleraar Sociale Geografie<br />

Ronald Kranenburg<br />

Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG)<br />

Hoofd- en beeldredacteur Tijdschrift Geografie<br />

<strong>Milieu</strong><br />

Frank Dietz<br />

Planbureau voor de Leefomgeving<br />

Teamleider Nationale <strong>Milieu</strong>beleidsevaluatie en Duurzaamheid (NMD)<br />

Hendrik Jan Dijkerman<br />

Centraal Bureau voor de Statistiek, voorheen werkzaam bij <strong>Milieu</strong><br />

Lid Stuurgroep <strong>Milieu</strong>- en Natuurcompendium<br />

Paul Klein<br />

Centraal Bureau voor de Statistiek, <strong>Milieu</strong><br />

Coördinatie <strong>Milieu</strong>- en Natuurcompendium<br />

Dick Nagelhout<br />

Planbureau voor de Leefomgeving<br />

Egbert Tellegen<br />

Universiteit Utrecht<br />

Socioloog en emeritus-hoogleraar <strong>Milieu</strong>kunde<br />

81


Henk van Zon<br />

Rijksuniversiteit Groningen<br />

<strong>Milieu</strong>geschiedenis<br />

Titia van Leeuwen<br />

Ministerie van VROM<br />

Portefeuille <strong>Milieu</strong>, Plaatsvervangend directeur-generaal <strong>Milieu</strong><br />

Hoofd afdeling afvalstoffen<br />

Felix Luitwieler<br />

Ministerie van VROM<br />

Portefeuille <strong>Milieu</strong>, Hoofd afdeling strategie<br />

Diederick de Jong<br />

Ministerie van VROM<br />

Portefeuille <strong>Milieu</strong>, Hoofd afdeling duurzame industrie<br />

82


Bijlage 6 Samenstelling reviewgroep<br />

Review Fase 2<br />

Jeroen Jonckers<br />

Digital Display<br />

Directeur<br />

Prof. Dr. Hugo Priemus<br />

TU Delft<br />

Wetenschappelijk directeur OTB<br />

Prof. dr. Lucas Reijnders<br />

Universiteit van Amsterdam, hoogleraar milieukunde<br />

Open Universiteit Heerlen, hoogleraar natuurwetenschappelijke milieuwetenschappen<br />

Stichting Natuur en <strong>Milieu</strong><br />

Prof. dr. Arnold van der Valk<br />

Universiteit Wageningen<br />

Hoogleraar landgebruiksplanning<br />

Review Fase 3<br />

Olav-Jan van Gerwen<br />

Directiesecretaris<br />

Planbureau voor de Leefomgeving<br />

Jeroen Jonckers<br />

Digital Display<br />

Directeur<br />

Dick Nagelhout<br />

Deskundige milieubeleid<br />

Planbureau voor de Leefomgeving<br />

Henk van Zon<br />

Rijksuniversiteit Groningen<br />

<strong>Milieu</strong>geschiedenis<br />

83


Bijlage 7 Lijst van afkortingen<br />

BMD Brede Maatschappelijke Discussie<br />

CFK Chloorfluorkoolstofverbinding<br />

DGM Directoraat Generaal <strong>Milieu</strong>beheer<br />

DGMH Directoraat Generaal <strong>Milieu</strong>hygiëne<br />

DROM Actieprogramma Deregulering Ruimtelijke Ordening en <strong>Milieu</strong><br />

EIM Economisch Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf<br />

FUN-gelden Financiering Uitvoering NMP<br />

GGO genetische modulatie<br />

HUP Hinderwet Uitvoeringsprogramma<br />

IMP-M Indicatief Meerjarenprogramma <strong>Milieu</strong><br />

IPCC Intergovernmental Panel on Climate Change<br />

KIEV-overleg Knelpunten Inventarisatie Externe Veiligheid<br />

LTO-Nederland Land- en Tuinbouworganisatie Nederland<br />

MER milieueffectrapportage<br />

MIOD <strong>Milieu</strong>hygiënische Inspectie- en Opsporingsdienst<br />

MUP <strong>Milieu</strong> Uitvoeringsprogramma<br />

NMP <strong>Nationaal</strong> <strong>Milieu</strong>beleidsplan<br />

NEa Nederlandse Emissie Autoriteit<br />

RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en <strong>Milieu</strong><br />

PIN Project Implementatie NMP<br />

ROM-beleid Ruimtelijke Ordening en <strong>Milieu</strong> gebiedenbeleid<br />

SGP Strategisch Groenproject<br />

VoMil ministerie van Volksgezondheid en <strong>Milieu</strong>hygiëne<br />

VROM ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en <strong>Milieu</strong><br />

WabM Wet algemene bepalingen milieuhygiëne<br />

WCED World Commission on Environment and Development<br />

WCL Waardevol Cultuurlandschap<br />

WIN Werkconferentie Implementatie NMP<br />

Wm Wet <strong>Milieu</strong>beheer<br />

Wvo Wet Oppervlaktewateren<br />

85


Bijlage 8 Aanbevelingen voor de toekomst<br />

Operationalisering - Waar behoefte aan is bij een volgende trendanalyse, zijn besluiten<br />

over de concrete invulling van de methodiek. Welke stappen dienen in welke volgorde gezet<br />

te worden? Hoe worden begrippen en definities geoperationaliseerd? Welke knelpunten<br />

kunnen zich voordoen en welke oplossingen zijn daarvoor te geven? De antwoorden op dit<br />

soort vragen zouden hun neerslag kunnen krijgen in een handleiding. De methodologische<br />

verantwoording kan als basis dienen voor die handleiding.<br />

Historische literatuur en expertinterviews - Wanneer een trendanalyse binnen een<br />

specifiek domein wordt uitgevoerd, levert het bestuderen van historische literatuur, aangevuld<br />

met expertinterviews, de meest bruikbare informatie op. Dit vereist wel dat er voldoende<br />

historische studies zijn gepubliceerd over ontwikkelingen binnen het domein. Het<br />

gebruik van enkel expertinterviews is niet aan te raden, omdat een gedegen basis voor de<br />

trends dan ontbreekt, waardoor de trendanalyse vatbaar is voor kritiek. Overigens is het<br />

goed mogelijk dat voor een maatschappijbrede trendanalyse een meer sociologische benadering<br />

en begrippenapparaat kunnen volstaan. Verder is het nuttig de focus in de interviews<br />

op de periode na 1990 te leggen, omdat voor deze periode weinig literatuur te vinden<br />

is.<br />

Aanvullingen - Om de algemene kwaliteit, diepgang en volledigheid van een trendanalyse<br />

te borgen, is een aantal aanvullingen in de methodiek nodig. In de eerste plaats is het zinvol<br />

als er een maatschappijbrede trendanalyse beschikbaar is die een basis kan bieden voor<br />

trendanalyses in specifieke domeinen. In de tweede plaats biedt de tijdsinvestering in de<br />

trendanalyse aanknopingspunten voor een schatting van de ‘werkelijk’ benodigde tijd voor<br />

trendanalyse in alle relevante domeinen. In de derde plaats zou de rol van reviewgroep<br />

aangepast kunnen worden. De rol van ‘recensent’ zou gewijzigd kunnen worden in een rol<br />

van ‘toetser’ en ‘filter’ in een Klankbordgroep, die wordt geraadpleegd tijdens het onderzoeksproces<br />

in plaats van erna. Deze Klankbordgroep zou bijvoorbeeld uit een longlist van<br />

trends en ontwikkelingen tijdens een groepsdiscussie een beredeneerde keuze kunnen maken<br />

van de meest kenmerkende trends en ontwikkelingen, zodat een shortlist ontstaat. De<br />

items uit de shortlist worden vervolgens nader uitgewerkt, waarna een toetsingsronde bij<br />

de Klankbordgroep plaatsvindt.<br />

Periodisering - Trends zijn niet exact te periodiseren. Een oplossing is gevonden in het<br />

benoemen van het deel van het decennium of de decennia waarin de trend ontstond.<br />

Volgorde literatuurstudie en interviews - De volgorde die het beste lijkt te werken is<br />

eerst een beperkte literatuurstudie uit te voeren. Op basis hiervan wordt een concept overzicht<br />

met trends opgesteld. Dit wordt besproken met enkele experts, die het kunnen aanvullen/wijzigen<br />

en getoetst door een reviewgroep (of, zoals eerder voorgesteld, in een<br />

groepsdiscussie tijdens het onderzoeksproces). Een voorwaarde is wel dat de tijdsspanne<br />

waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd voor deze manier van werken mogelijk maakt.<br />

Hotspots - Het verdient aanbeveling de functie van de hotspots binnen de gehele trendanalyse<br />

nader te beschrijven. Voldoet de overwegend illustrerende rol die ze in de trendanalyse<br />

hebben vervuld? Zijn hotspots absoluut noodzakelijk, of kunnen ze in het vervolg<br />

87


ook achterwege blijven? Hoe diepgaand moeten de hotspots worden beschreven? Is het de<br />

bedoeling dat per hotspot de beleidsreactie wordt vastgesteld? In het laatste geval zou de<br />

lijst hotspots wel compleet moeten zijn. De consequentie is dat er beduidend meer tijd voor<br />

hotspotanalyse moet worden ingecalculeerd.<br />

Interne dynamiek overheid - Voor de ‘geschiedenis van de overheid’ kan het interessant<br />

zijn ook de interne dynamiek bij de overheid uitgebreider in kaart te brengen. Bij de koppeling<br />

van trends aan beleid is het daarom nuttig eerst goed te bezien wat kenmerkende interne<br />

trends en ontwikkelingen bij de overheid zijn. Zo kan beter onderscheid worden gemaakt<br />

tussen overheidsreacties op maatschappelijke en interne trends. Waar deze dynamiek<br />

beperkt uit de trendanalyse naar voren komt, kan deze mogelijk wel worden afgeleid<br />

uit de systeemanalyse die ook onderdeel is van de methodiek. Er kan op positieve wijze<br />

gebruik worden gemaakt van de vermenging van trends en beleid door tijdens Fase 2 alvast<br />

de overheidsreacties die uit literatuur en interviews naar voren komen vast te leggen.<br />

Daarnaast is het verstandig om, wanneer beleidsmaatregelen doorlopen nadat maatschappelijke<br />

aandacht is verminderd, de stukken te blijven bewaren om later goede reconstructies<br />

te kunnen maken.<br />

Rol Europese Unie - Voor een volgende trendanalyse is het nuttig na te denken over de<br />

rol van Europese regelgeving en de relatie tussen de EU en de Nederlandse overheden. Het<br />

valt te overwegen hieraan per domein een aparte studie te wijden. Mogelijk is daarbij gebruik<br />

te maken van bestaande literatuur, maar mogelijk moet een bronnenstudie worden<br />

uitgevoerd naar het Europese milieubeleid en de Nederlandse reactie daarop.<br />

Rol fysieke trends - De rol van de fysieke trends in de trendanalyse verdient een nadere<br />

uitwerking. Aangezien het uitgangspunt van de trendanalyse is ‘grote streken’ te maken, is<br />

het wellicht goed dat alleen de fysieke trends die (tijdens een bepaalde periode) aandacht<br />

krijgen in de maatschappij naar voren komen.<br />

Niveau beleidsonderwerpen - Het verdient aanbeveling na te denken over het niveau<br />

van de beleidsonderwerpen en een keuze te maken uit de drie hierboven beschreven opties.<br />

Het niveau van handelingen (beleidsvorming, opstellen wet- en regelgeving) lijkt het<br />

meest geschikt voor de koppeling en prioritering van archiefbestanden. Voor de selectie en<br />

bewerking van archieven is het tweede niveau nuttig en mogelijk ook het derde. Als het<br />

overzicht van beleidsonderwerpen op een diepgaand niveau moet worden opgesteld, is het<br />

raadzaam dit te expliciteren in het plan van aanpak en er extra tijd voor te reserveren in de<br />

begroting.<br />

Een oplossing zou zijn ook de beleidsnota’s te bestuderen, ofwel een niveau dieper af te<br />

zakken. Daarnaast is het nuttig in de interviews bij het ministerie letterlijk per beleidsonderwerp<br />

te vragen welke directies ermee bezig waren. Dat kost wel meer tijd dan nu stond<br />

gereserveerd voor de interviews. Een aanvullend interview met een ervaren archivaris kan<br />

daarbij mogelijk helpen.<br />

88


Research voor Beleid<br />

Bredewater 26<br />

Postbus 602<br />

2700 MG ZOETERMEER<br />

tel: 079 3 222 222<br />

fax: 079 3 222 212<br />

e-mail: info@research.nl<br />

www.research.nl<br />

89

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!