06.05.2013 Views

00-2011 Fluit nr 3 2011:Opmaak 1

00-2011 Fluit nr 3 2011:Opmaak 1

00-2011 Fluit nr 3 2011:Opmaak 1

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De scale van Albert Cooper, die een revolutie in de fluitbouw<br />

was, heeft ons meer dan dertig jaar goede diensten<br />

bewezen. Hij is nog altijd aanzienlijk beter dan de<br />

niet-Cooper variant, maar om een aantal redenen aan<br />

revisie toe.<br />

Voor lezers die niet bekend zijn met de ‘scales’ van de<br />

fluit zal dit artikel veel nieuwe informatie bevatten. Om<br />

het begrijpen daarvan gemakkelijker te maken is het<br />

artikel na de inleiding verdeeld in zes hoofdstukken:<br />

1. Waarom een revisie van de door Cooper<br />

ontwikkelde scale noodzakelijk is<br />

Historisch overzicht dat de ontwikkeling en de berekening<br />

van de eerste Cooper scales beschrijft, en tot<br />

besluit vertelt hoe de Revisited Scale <strong>2011</strong> tot stand<br />

kwam. Bevat verder aantekeningen over het retunen<br />

van fluiten.<br />

2. Intonatiebeheersing door fluitisten<br />

Bijdrage tot de verduidelijking van bepaalde problemen<br />

van fluitisten en hun fluiten.<br />

3. Twaalf wijdverbreide misverstanden over fluiten<br />

en intonatie<br />

4. Is je fluit zuiver gestemd?<br />

ACTUEEL<br />

Cooper’s Scale Revisited<br />

Trevor Wye, in samenwerking met William Bennett en Eldred Spell.<br />

Het berekenen van een zuiverder scale voor de fluit is al jaren in ontwikkeling. Albert Cooper was een<br />

van de fluitbouwers die zich daar zijn hele leven mee beziggehouden heeft. Dit artikel geeft de<br />

ontwikkelingen weer zoals die op dit moment plaatsvinden. De redactie ziet het als een van haar taken<br />

om deze informatie onder de aandacht van de lezers van FLUIT te brengen.<br />

Door middel van een eenvoudige procedure die<br />

gebruikmaakt van een fluit en een stemapparaat, kan<br />

een bespeler zelf bepalen of zijn/haar instrument een<br />

goede scale heeft. Bevat verder advies bij het kopen van<br />

een fluit.<br />

5. Een verzoek aan fluitdocenten, fluitisten en<br />

fluitmakers<br />

6. De Revisited Scale <strong>2011</strong> uitgedrukt in cijfers<br />

Inleiding<br />

Wanneer men zich wil voorstellen wat de scale van een<br />

fluit is, kan men de posities van de toongaten het best<br />

vergelijken met de indeling van de hals van een gitaar.<br />

Deze gedachte werd reeds gesuggereerd door de geniale<br />

Theobald Böhm, en werd door hem aangeduid als zijn<br />

‘Schema’.<br />

De toongaten zijn geplaatst volgens een eenvoudige op<br />

wiskunde gebaseerde indeling, maar deze kent bepaalde<br />

extra marges voor de grootte van de toongaten,<br />

open/gesloten kleppen, de hoogte van kleppen, en<br />

enkele meer subtiele compromissen. Tot de jaren ’60<br />

werden ambachtelijk vervaardigde fluiten van het betere<br />

soort, zoals die van de twee beroemde fluitmakers uit<br />

FLUIT <strong>2011</strong>-3 17


de Verenigde Staten, en ook vele Europese instrumenten,<br />

gebouwd voor een stemming tussen A = 435 Hz en<br />

A = 438 Hz. In de praktijk werd echter van de fluitist<br />

verlangd dat hij de fluit bespeelde op A = 440 Hz of<br />

hoger. Toen in de jaren ’30 de stemtoon van de orkesten<br />

geleidelijk omhoogging, hebben de fluitmakers<br />

naar het schijnt daarop in eerste instantie gereageerd<br />

door het kopstuk korter te maken. Daarna hebben ze in<br />

de loop van de tijd ook de scale aangepast door enkele<br />

gaten te verplaatsen. Een volledige revisie van de scale<br />

bleef echter achterwege. Een reden hiervan kan zijn,<br />

dat men de verhoging van de stemtoon te gering vond.<br />

Maar het kan ook zijn, dat de fluitmakers niet meer<br />

over de kennis beschikten die voor een revisie van de<br />

scale nodig is. Het zou beter geweest zijn als de fluitmakers<br />

een nieuwe scale hadden berekend, maar de<br />

juiste manier van berekenen schijnt na de dood van<br />

Böhm te zijn vergeten.<br />

Wanneer de scale gebrekkig is, dient de fluitist speciale<br />

vaardigheden te ontwikkelen om de intonatie te beheersen.<br />

Daarmee kan hij het gebrek aan ambachtelijke kennis<br />

van de fluitbouwer compenseren. Sommige fluitisten<br />

zijn hierin bijzonder knap. Hun aanpassingsvermogen<br />

lijkt op dat van een goede violist die, wanneer hij zich<br />

daarvoor inspant, ook op een slecht gestemde viool nog<br />

zuiver kan spelen. Maar waarom zoveel moeite doen?<br />

De remedie ligt voor de hand. Oudere fluiten mag men<br />

liefhebben en koesteren, maar tegenwoordig is het niet<br />

zo moeilijk een fluit, en ook een afzonderlijk kopstuk,<br />

te kopen die van zodanige kwaliteit zijn dat ze ook de<br />

meest kritische instrumentalist tevreden kunnen stellen,<br />

mits deze zich niet door vooroordelen laat leiden.<br />

1. De geschiedenis van de Cooper Scale<br />

In 1945 keerde Albert Cooper na zijn militaire dienst<br />

terug naar Rudall Carte & Co, de Londense fluitmaker<br />

bij wie hij vroeger leerling was geweest. Doordat hij<br />

daar fluiten van allerlei fabrikaten repareerde en<br />

reviseerde, ontwikkelde hij een interesse voor de<br />

verschillen tussen de scales waarmee hij in aa<strong>nr</strong>aking<br />

kwam. In 1959 verliet hij Rudall & Carte om een<br />

reparatiebedrijf op te richten, maar na korte tijd begon<br />

hij ook met het maken van fluiten. Hij ontwikkelde een<br />

eerste opzet van een scale, op basis van wat hij<br />

beschouwde als de ‘deugden en ondeugden’ van de<br />

fluiten waaraan hij metingen had gedaan bij R&C,<br />

gecombineerd met zijn eigen inzichten en ervaring. In<br />

1955 bespeelde William Bennett een fluit van Louis Lot<br />

die was omgebouwd door Charles W. Morley, waarschijnlijk<br />

op basis van een scale van Rudall Carte. 1 In<br />

1956, tijdens een verblijf in de VS, testte Bennett<br />

fluiten van Haynes en Powell. Hij was echter niet<br />

tevreden met de scales van de Amerikaanse fluiten, en<br />

ook niet met die van zijn omgebouwde Lot. Daarom<br />

besloot hij zelf de scale te wijzigen, waarbij hij zich liet<br />

leiden door zijn gehoor en zijn ervaring als speler. Voor<br />

dit doel ontwikkelde hij een werkwijze die begint met<br />

het verwijderen van de toongaten, gevolgd door het<br />

hard solderen daarvan op een restant buismateriaal.<br />

Daarna worden de gaten zodanig uitgesneden, dat<br />

voldoende materiaal overblijft om ze in een nieuwe<br />

positie te kunnen plaatsen. Deze techniek is bekend als<br />

‘patching’. Het bijstellen van de positie van één of meer<br />

toongaten is ook vandaag de dag nog een essentieel<br />

hulpmiddel bij het zoeken naar een volmaakte scale.<br />

Een talentvolle en intelligente eerste fluitist bij een van<br />

de Londense orkesten, Elmer Cole, berekende de posities<br />

van de toongaten volgens het Schema van Böhm.<br />

De scale die hij hierdoor verkreeg was gebaseerd op<br />

toongaten van gelijke diameter: 15,6 mm. Om redenen<br />

die samenhangen met de toonkwaliteit, is het bij een<br />

fluit nodig dat de toongaten kleiner worden naarmate<br />

de scale stijgt. Cole ontwikkelde een ‘correctiegrafiek’<br />

om de positie voor toongaten van kleinere diameter te<br />

kunnen berekenen, maar kwam tot de ontdekking dat<br />

voor een goede speelprestatie nog verdere bijstellingen<br />

noodzakelijk zijn. Richard Lee, een andere fluitist uit<br />

Londen, was ook bezig met het retunen van zijn fluit<br />

en had, samen met Bennett, frequent overleg met Cole.<br />

Alle drie hadden ze regelmatig contact met Albert<br />

Cooper, wiens huis een centrum van uitwisseling werd<br />

voor informatie over de scales.<br />

Intussen werden door de broers Christopher en Richard<br />

Taylor tezamen met Alexander Murray, destijds alle drie<br />

als fluitist verbonden aan het London Symphony<br />

Orchestra, eigen bijdragen geleverd. Zij lieten zich<br />

leiden door hun ervaringen met de Cooper-fluiten die<br />

zij bezaten en bespeelden, en door hun kritische inzichten<br />

ten aanzien van de scale. Een van die inzichten was<br />

dat niet alleen de vier hoge tonen van de linkerhand<br />

(Ais, B, C en Cis) maar ook de laatste drie tonen van de<br />

rechterhand (F, Fis en G) te laag waren. Om dit te<br />

verbeteren veranderde Cole zijn correctiegrafiek door<br />

deze aan ieder uiteinde zodanig te buigen dat enerzijds<br />

de tonen van de linkerhand en anderzijds de tonen van<br />

het voetstuk (C, Cis en D) hoger werden. De pragmatische<br />

oplossing van Cooper was het Schema van Böhm<br />

te gebruiken, maar in tweeën gesplitst, waarbij voor de<br />

rechterhand een hogere versie en voor de linkerhand de<br />

gebruikelijke versie werd toegepast, hoewel ook hij de<br />

Ais 1 , de B 1 , de C 2 en de Cis 2 hoger maakte. Dit waren<br />

feitelijk varianten van dezelfde gedachte.<br />

De Londense fluitisten kwamen tot de slotsom dat de<br />

nieuwe Cooper Scale het zuiver spelen vergemakkelijkte.<br />

Daarom vroegen ze aan Cooper, toen ze bij hem een<br />

nieuwe Cooper fluit bestelden, of hij ook hun favoriete<br />

fluiten, waaronder instrumenten van Louis Lot,<br />

Bonneville, Haynes en Powell, wilde retunen volgens<br />

deze scale. Cooper voldeed aan deze verzoeken wanneer<br />

hij daarvoor de tijd kon vinden, en na het verwijderen<br />

18 FLUIT <strong>2011</strong>-3


van de toongaten gebruikte hij zowel de op ‘patches’<br />

gebaseerde werkwijze van Bennett als het zogeheten<br />

‘swaging’, dat wil zeggen het zodanig van zijn plaats<br />

duwen en masseren van het zacht gemaakte materiaal<br />

van de zilveren buis, dat het toongat gedeeltelijk<br />

opnieuw wordt gevuld, waardoor het mogelijk is de<br />

positie van het toongat te verplaatsen.<br />

In de loop van de jaren ’70 begon Trevor Wye zijn<br />

fluit te retunen, en later kreeg hij van vele Britse orkestfluitisten<br />

het verzoek hun fluit te retunen volgens de<br />

door Cooper ontwikkelde scale, waarbij hij gebruikmaakte<br />

van een combinatie van ‘patching’ volgens<br />

Bennett en de op ‘swaging’ gebaseerde werkwijze van<br />

Cooper. In deze periode werden door Bennett, Cole en<br />

Cooper voortdurend kleine verbeteringen van de scale<br />

voorgesteld in het licht van hun kritiek en hun ervaringen<br />

tijdens uitvoeringen. Deze verbeteringen werden<br />

door Wye opgenomen in zijn retuning. Hij was ook de<br />

bouwer van de zogeheten ‘Automatic Trevor’, een buis<br />

met verplaatsbare toongaten en een door een motor<br />

aangedreven blaastoestel. Dit experiment werd uitgevoerd<br />

om te vast te stellen dat de Cooper Scale inderdaad<br />

correct was. Hoewel door de proeven meerdere<br />

interessante aannames werden bevestigd, bleek het<br />

apparaat niet in staat octaven nauwkeurig te spelen en<br />

werd terzijde gelegd.<br />

De correcte positie van het Cis 2 toongat is een van de<br />

voornaamste strijdpunten onder fluitmakers. In de loop<br />

van de jaren is veel moeite gedaan om de exacte plaats<br />

daarvan te bepalen. Dit kleine toongat moet zeven<br />

functies 2 vervullen en heeft speciale aandacht nodig<br />

wanneer men daarmee zuiver wil spelen. Niet alleen de<br />

diameter speelt een belangrijke rol, maar ook de hoogte,<br />

hoewel dat laatste niet een wijdverbreid inzicht is.<br />

Door fluitisten worden allerlei manieren aanbevolen<br />

om de toonhoogte en de kleur van de Cis bij te sturen,<br />

maar geen daarvan werkt zo goed als het in de correcte<br />

positie plaatsen van het toongat.<br />

Na eerst in z’n eentje te hebben gewerkt in de<br />

Verenigde Staten, sloot Eldred Spell zich aan bij het<br />

samenwerkingsverband, nadat hij in 1976 William<br />

Bennett had ontmoet. Hoewel hij in het begin sceptisch<br />

was ten aanzien van het ombouwen van oude<br />

fluiten, heeft hij uiteindelijk instrumenten geretuned<br />

voor vele fluitisten van Engelse orkesten, onder wie<br />

Bennett, Wye en Geoffrey Gilbert. Omdat hij de analytische<br />

geest van een natuurwetenschapper bezat en het<br />

moeilijk kon verdragen dat hij de cijfers moest vervalsen<br />

om een werkbare scale te krijgen, bedacht hij vele<br />

experimenten om achter de waarheid te komen.<br />

Hiervoor ontwikkelde hij een apparaat dat het blazen<br />

op de fluit simuleert (hieronder afgebeeld). Daarmee<br />

heeft hij recent gepoogd sommige van de minder<br />

bekende aspecten van de fluitbouw en de scales te<br />

verfijnen, zoals de grafiek van verplaatsing en het<br />

verschil in positie van de toongaten tussen fluiten met<br />

open kleppen en gesloten kleppen. Een van zijn<br />

wensen is verder het nauwkeuriger vaststellen van de<br />

correcte lengte van de scale, dat wil zeggen, de totale<br />

lengte van de fluit van C 1 tot C 2 .<br />

Het blaasapparaat van Eldrid Spell.<br />

Zie ook de andere foto aan het einde van het artikel.<br />

Intussen hadden de voortdurende experimenten van<br />

William Bennett met scales van de fluit en met de<br />

diameter en de hoogte van de toongaten geleid tot<br />

meerdere belangrijke wijzigingen ten aanzien van de<br />

oorspronkelijke Cooper Scale. Zijn vasthoudendheid bij<br />

het nastreven van perfectie is grotendeels verantwoordelijk<br />

voor deze revisie van de Cooper Scale. De Bennett<br />

Scale, die hij reeds aan meerdere fluitmakers heeft opgegeven,<br />

lijkt op die van Cooper, maar kent kleine door<br />

hem ontwikkelde wijzigingen.<br />

Naarmate ‘de scale’ zich ontwikkelde en de fluitisten tot<br />

een oordeel kwamen, werkte Cooper zijn berekeningen<br />

bij en gaf de meest recente revisie op aan ieder die daarom<br />

vroeg. In de loop van de tijd gaf hij telkens de<br />

meest recente scale aan verschillende fluitmakers.<br />

Slechts enkele jaren geleden zei hij: ‘De Cooper Scale?<br />

Wat is dat? Die scale is niet een vast gegeven, want hij<br />

wordt voortdurend herzien. Er is weliswaar altijd een set<br />

cijfers die men kan gebruiken voor het ontwerpen van een<br />

fluit, maar deze set zal voortdurend veranderen in het licht<br />

van de ervaring. In de loop van de jaren heb ik de scale een<br />

klein beetje veranderd, meestal naar aanleiding van bepaalde<br />

kritiek die op de scale werd geuit. Op dit moment denk ik<br />

echter dat ik met mijn scale min of meer het einde van de<br />

ontwikkeling heb bereikt.’<br />

Het is aannemelijk dat fluitmakers meerdere versies van<br />

de Cooper Scale gebruiken. Mogelijk geven zij de<br />

FLUIT <strong>2011</strong>-3 19


erekeningen aan elkaar door of bepalen zij die door<br />

metingen aan fluiten te doen. Een feit is echter, dat het<br />

‘vertalen’ van de Cooper Scale tussen fluitmakers<br />

onderling heeft geleid tot onnauwkeurigheden. De laatste<br />

jaren hebben wij drieën vraagtekens gezet bij de<br />

meest algemeen gebruikte set door Cooper opgegeven<br />

cijfers van de oorspronkelijke Cooper Scale, zoals die<br />

door toonaangevende fluitmakers bij de vervaardiging<br />

wordt gebruikt. De algemene waarnemingen waren als<br />

volgt: de D in het midden van het bereik scheen iets te<br />

laag; de Bes en de B van de linkerhand zijn te laag; de<br />

C 2 en de Cis 2 zijn te hoog, misschien omdat de correctie<br />

voor open kleppen niet correct is berekend.<br />

Wij drieën onderhouden al jaren contact over mogelijke<br />

veranderingen en verbeteringen, maar recent nog<br />

frequenter omdat wij unaniem van mening zijn dat de<br />

Cooper Scale niet langer aan zijn doel beantwoordt.<br />

Hoewel wij nog niet op alle vragen een volledig<br />

antwoord hebben, zijn onze inzichten nu in een zodanig<br />

gevorderd stadium dat wij ze in het openbaar<br />

kunnen uitspreken, en deze nieuwe scale beschikbaar<br />

kunnen stellen aan fluitmakers indien zij deze in<br />

gebruik willen nemen. Eigenlijk bevelen we hen dringend<br />

aan dit te doen. De RS <strong>2011</strong> (Revisited Scale) mag<br />

men zonder kosten gebruiken.<br />

Hieronder volgt een voorbeeld van het soort discussie waartoe<br />

de scales van de fluit in het verleden hebben geleid:<br />

* Een briefje van Cooper aan Bennett, ca.1986: Beste<br />

Wibb, ik zou willen dat ik meer aandacht had besteed aan<br />

de berekeningen van de gaten van de rechterhand van de<br />

fluit van Jack Moore. Hierbij ingesloten ontvang je mijn<br />

oorspronkelijke berekeningen, waarin twee fouten schuilen.<br />

Ten eerste – de Fis was verkeerd geplaatst, zie correctie in<br />

rode inkt. Ten tweede – nadat de correctie van de Fis is uitgevoerd,<br />

dienen alle gaten van de rechterhand hoger gemaakt<br />

te worden met 0,2 mm. Kijk goed naar de cijfers in groene<br />

inkt. De afwijkende grootte van de gaten van de rechterhand<br />

verbaasde mij. Ik hoop dat je de stok kunt veranderen zoals<br />

aangeduid, of laat het anders door mij doen. Overigens denk<br />

ik dat de gaten van de rechterhand waarvan ik heb aangegeven<br />

dat ze te laag zijn, ook nu nog een beetje te laag zijn,<br />

maar niet meer zo erg als eerst. A.C.<br />

2. Intonatiebeheersing door fluitisten<br />

De intonatie van de meeste fluitisten, beroepsmusici<br />

niet uitgezonderd, is wereldwijd niet consistent, en<br />

varieert van land tot land. In vele landen wordt dit<br />

gebrek gemaskeerd door een virtuoze techniek en een<br />

rijke toonvorming. Deze houden weliswaar de aandacht<br />

van de luisteraar vast, maar verhullen het feitelijke<br />

probleem. De fluit is door zijn aard niet geschikt voor<br />

grote dynamische veranderingen, waardoor de uitvoerder<br />

wordt verleid zich te beperken tot kleine nuances,<br />

zodanig, dat veranderingen van toonhoogte worden<br />

versluierd. Het luid spelen en het zacht spelen wordt<br />

door fluitisten vermeden omdat zij, verstandig als ze<br />

zijn, de moeilijkheden van de intonatie liever omzeilen.<br />

Doe geen moeite om luid en zacht te spelen. Het is<br />

gemakkelijker te spelen met minimale uitdrukking.<br />

Wanneer de snelheid/druk van de lucht wordt verminderd<br />

om zacht te spelen, zal de toonhoogte dalen;<br />

omdat de snelheid en de druk van de lucht toenemen<br />

wanneer luider wordt gespeeld, zal de toonhoogte overeenkomstig<br />

stijgen. Aan de uitersten van de nuances is<br />

de stijging en de daling van de toonhoogte aanzienlijk,<br />

en met uitzondering van de blokfluit gedraagt de<br />

dwarsfluit zich wat dit betreft uniek – heel anders dan<br />

de overige instrumenten van de houtblazersfamilie.<br />

Rietblaasinstrumenten hebben een ‘ingebouwde’<br />

correctie die in hun voordeel werkt en die ervoor zorgt<br />

dat andere blaasinstrumenten, wanneer daarop luid en<br />

zacht wordt gespeeld, minder grote toonhoogteverschillen<br />

kennen dan de fluit. Wanneer een klarinettist<br />

zacht wil spelen, zal hij minder hard blazen.<br />

Hierdoor daalt de toonhoogte, maar tegelijkertijd zal<br />

hij de opening tussen het riet en het mondstuk verkleinen.<br />

Hierdoor wordt niet alleen voorkomen dat de noot hees<br />

zou gaan klinken of volledig zou verdwijnen, maar<br />

wordt ook het dalen van de toonhoogte gecompenseerd.<br />

Hetzelfde principe geldt, al is deze voorstelling<br />

van zaken iets te eenvoudig, ook voor de instrumenten<br />

met dubbel riet. Weliswaar dienen de bespelers van<br />

die instrumenten nog de naar verhouding kleine<br />

veranderingen van toonhoogte tussen forte en piano<br />

te corrigeren, maar niet in zo sterke mate als fluitisten.<br />

De bespelers van rietblaasinstrumenten moeten wel de<br />

toonhoogte bijsturen, maar deze is niet zo variabel als<br />

bij de fluit. Wij fluitisten moeten een andere techniek<br />

leren om zuiver te kunnen spelen.<br />

Van belang is niet de manier waarop men een te lage of een<br />

te hoge noot moet corrigeren, maar de volmaakte beheersing<br />

van de intonatie, die de speler in staat stelt luide en zachte<br />

noten, crescendo's en diminuendo's te gebruiken met ware<br />

expressiviteit, een kunde die onder fluitisten wereldwijd een<br />

uitzondering is.<br />

Deze techniek omvat het gebruik van de kaak en de<br />

lippen voor het omhoog richten van de luchtstroom en<br />

het minder bedekken van het mondgat wanneer men<br />

een diminuendo maakt om te voorkomen dat de toonhoogte<br />

daalt, zoals elders in detail is beschreven. 3<br />

Sommige leraren suggereren dat het bewegen van de<br />

kaak verkeerd is; anderen zeggen dat men de lippen<br />

naar verhouding stil moet houden; weer anderen dat de<br />

toonhoogte wordt bestuurd door middel van de zogeheten<br />

‘ademsteun’ (Het Toverwoord van het Lesgeven);<br />

nog anderen verkondigen dat men de toonhoogte moet<br />

corrigeren door de fluit naar binnen en naar buiten te<br />

rollen; sommige uitvoerders zeggen ‘Denk hoog’, en<br />

een andere bekende fluitist bekende: ‘Ik heb het koppeldeel<br />

van het kopstuk zo glad laten polijsten, dat ik het<br />

20 FLUIT <strong>2011</strong>-3


kopstuk met mijn linkerhand naar binnen kan schuiven<br />

wanneer een pp-passage nadert!’ Een beroemd conser -<br />

vatoriumdocent stond erom bekend dat hij aan zijn<br />

oorlel trok wanneer de intonatie van een leerling heel<br />

slecht was, hoewel door hem geen praktische corrigerende<br />

oplossing werd aangeboden.<br />

Sommige van deze technieken zouden misschien<br />

kunnen helpen een te lage pianissimo noot te corrigeren,<br />

maar schieten tekort als leidraad tot expressief spel.<br />

Andere berusten gewoon op misverstanden.<br />

Desondanks zijn een aantal fluitisten in staat gebleken<br />

behoorlijk zuiver te spelen, wellicht doordat zij instinctief<br />

hun intonatie hebben leren beheersen, of doordat<br />

ze daartoe gedwongen waren om te kunnen overleven<br />

in ons door wedijver gekenmerkte beroep.<br />

3. Twaalf wijdverbreide misverstanden over<br />

fluiten en intonatie<br />

- De vingers en de hoogte van de kleppen: ‘Houd je<br />

vingers dicht bij de kleppen; dat maakt je techniek sneller en<br />

nauwkeuriger.’ Het veelgehoorde advies dat men de<br />

vingers dicht bij de kleppen dient te houden, en de<br />

gewoonte van reparateurs dat zij de kleppen laag<br />

houden, bevorderen een hogere speelsnelheid en een<br />

meer nauwkeurige techniek. Deze praktijk bestaat<br />

echter in hoofdzaak onder fluitisten. De bespelers van<br />

andere houtblaasinstrumenten houden hun vingers<br />

juist tamelijk ver weg van de gaten omdat anders de<br />

noten te laag zouden zijn. Maar ook de fluit is onderhevig<br />

aan dit effect. Wanneer de fluitist een fluit met<br />

open kleppen (Frans model) gebruikt en tijdens het<br />

spelen met de vingers bijna de kleppen aa<strong>nr</strong>aakt, zal dit<br />

leiden tot een enigszins gedempte toon en zullen<br />

sommige noten lager klinken. Bij het spelen van snelle<br />

passages is dit vanzelfsprekend niet significant en dient<br />

het feitelijk te worden aangemoedigd, maar in langzame<br />

melodieën zal het te dicht bij de kleppen houden<br />

van de vingers invloed hebben op de intonatie.<br />

<strong>Fluit</strong>isten die deze techniek gebruiken spelen de facto<br />

op een fluit met gesloten kleppen, of, anders gezegd, op<br />

een fluit met een verkeerde scale.<br />

Reparateurs en fluitisten houden van het ‘gevoel’ van<br />

een mechanisme dat een kort klepbewegingstraject<br />

heeft, maar wanneer de kleppen te dicht bij de toongaten<br />

staan, worden de tonen in geringe mate gedempt,<br />

en dit gebeurt in nog iets sterkere mate bij gesloten<br />

kleppen dan bij open kleppen. De kleppen van de voet<br />

dienen niet minder dan 3,8 mm boven het toongat te<br />

staan, en bij voorkeur 4 mm; de rechter- en de linkerhand<br />

moeten idealiter hetzelfde zijn. Dit waarborgt de<br />

meest heldere toon en een correcte intonatie.<br />

- Het probleem van de te hoge Cis: ‘Er is geen 'correcte<br />

plaats' voor het Cis-gat. De bespeler moet zelf de zuiverheid<br />

corrigeren.’ Er bestaat een zeer goede positie waarin men<br />

het Cis 2 toongat kan plaatsen, en wij drieën hebben<br />

gedurende meerdere jaren experimenten gedaan om dit<br />

te bepalen. Ook dan is nog aandacht en oefening nodig<br />

om de klank van die noot een goede kern te geven,<br />

maar de toonhoogte is zonder meer aanvaardbaar. Op<br />

de meeste fluiten, waaronder die met de oorspronkelijke<br />

Cooper Scale, is hij te hoog, een algemene klacht.<br />

Het neerzetten van vingers van de rechterhand om een<br />

te hoge Cis 2 te corrigeren zou niet nodig moeten zijn,<br />

en doet eigenlijk niets anders dan de fluitist in staat<br />

stellen extra resonantie op te wekken waardoor het<br />

timbre kan worden veranderd. Het toevoegen van<br />

vingers heeft ook invloed op de boventonen (harmonischen),<br />

en hoewel het de technische stabiliteit bevordert,<br />

is het nauwelijks van invloed op de toonhoogte.<br />

- ‘De scales van fluiten met open en gesloten kleppen zijn<br />

hetzelfde.’ Deze dwaling, die in strijd is met de grondslagen<br />

van de akoestiek, wordt verspreid door fluitmakers<br />

die vooral de vereenvoudiging van het vervaardigingsproces<br />

op het oog hebben. Voor de fluitmaker heeft het<br />

economische voordelen slechts één fluitbody te maken<br />

voor fluiten met open kleppen en fluiten met gesloten<br />

kleppen. Hij heeft dan minder gereedschap nodig. Dit<br />

is echter een luie benadering, die ervan uitgaat, dat het<br />

de klanten weinig kan schelen. <strong>Fluit</strong>bouwers die dezelfde<br />

scale gebruiken voor het maken van fluiten met<br />

open kleppen en fluiten met gesloten kleppen, maken<br />

feitelijk misbruik van de onwetendheid van de klant.<br />

De lucht trilt in een gekromde kegel boven het toongat.<br />

De top van de kegel wordt onderbroken door de klep en<br />

de polster, maar een gat in de klep staat meer ventilatie<br />

toe, met het gevolg dat een hogere toon wordt verkregen.<br />

In het ideale geval zouden alle toongaten open<br />

kleppen moeten hebben. Experimentele fluiten die<br />

volgens deze gedachte zijn gebouwd zijn tegenwoordig<br />

beschikbaar voor gebruik door beoefenaren van de<br />

‘extended techniques’. Voor de gewone orkestfluitist<br />

bieden de vijf open kleppen 4 , zoals op een fluit van<br />

Frans model, echter verscheidene alternatieve vingergrepen.<br />

Bovendien kunnen zij helpen de toonhoogte<br />

van gewoonlijk moeilijke noten te verbeteren, in het<br />

bijzonder in het derde octaaf. Uit proeven van Eldred<br />

Spell is gebleken dat de open-kleppencorrectie voor de<br />

linkerhand en rechterhand verschillend is.<br />

- Verschillende versies van ‘gelijkzwevende temperatuur’.<br />

Voorbeelden uit brochures van fluitmakers: ‘een<br />

wiskundig geconstrueerde scale’; ‘…verschaft volmaakte<br />

intonatie’; ‘Na vele jaren is door ons een volmaakt zuivere<br />

scale ontwikkeld waardoor u…’, enzovoort. Een fluitmaker<br />

die zijn eigen versie van de gelijkzwevende<br />

temperatuur uitvindt, is iemand die met verschillende<br />

maten meet, en bovendien nog een onge lijkmatige<br />

centimeterverdeling gebruikt. De fretten van een gitaar<br />

worden door alle gitaarbouwers uniform geplaatst<br />

overeenkomstig de gelijkzwevende temperatuur.<br />

FLUIT <strong>2011</strong>-3 21


Zoals Elmer Cole, Albert Cooper en andere fluitmakers<br />

en ontwerpers aan het licht hebben gebracht, leidt het<br />

Schema van Böhm in de praktijk niet tot een optimaal<br />

resultaat. Dat wil zeggen, deze manier voor het wiskundig<br />

berekenen van de posities van de toongaten, die in<br />

1847 werd ontwikkeld om een goede scale te verkrijgen,<br />

brengt ons naar een uitgangspunt. Om de scale te optimaliseren,<br />

moet echter nog rekening worden gehouden<br />

met een aantal variabelen die niet volledig worden<br />

begrepen. Deze omvatten de open-kleppenmarge, de<br />

hoogte van de kleppen en de correctie van de diameter<br />

van de toongaten. Een feit is dat wij drieën experimenten<br />

hebben uitgevoerd die ons noodzaakten de cijfers<br />

van de scale dienovereenkomstig te wijzigen. Wij zijn<br />

niet volkomen tevreden met de hieronder weergegeven<br />

scale, maar hij is veel beter dan oudere versies van de<br />

Cooper Scale en ook beter dan de scales van willekeurig<br />

welke hedendaagse populaire fluitmaker dan ook.<br />

Tijdens het schrijven van dit artikel (maart <strong>2011</strong>) kwam<br />

ons een goedkope fluit in handen, zogenaamd volgens<br />

de Cooper Scale gebouwd, waarvan niet minder dan<br />

acht toongaten dienden te worden verwijderd en<br />

verplaatst om er een bespeelbaar instrument van te<br />

maken.<br />

- ‘Wanneer een fluit onzuiver klinkt, is niet de fluit de<br />

oorzaak, maar de fluitist.’ Feitelijk ligt het aan allebei.<br />

Bovengenoemde verklaring werd vele jaren geleden<br />

gegeven door een vooraanstaand fluitmaker wiens<br />

praktijk het was fluiten te maken op A = 435 die zouden<br />

worden bespeeld op A = 440 of hoger! De bouwkwaliteit<br />

van deze fluiten was boven iedere twijfel verheven,<br />

maar hun problematische intonatie vormde een<br />

ernstige belemmering voor de bespeler. Overigens<br />

hebben vele hooggewaardeerde fluitisten op deze<br />

fluiten gespeeld. Wat betreft de dynamiekwisselingen<br />

zochten zij misschien niet het avontuur, maar dit<br />

belette hen niet met deze instrumenten een succesvolle<br />

carrière op te bouwen. Maar toch: zouden zij niet beter<br />

af zijn geweest met een nauwkeurig gestemde fluit?<br />

Dan hadden zij hun tijd kunnen besteden aan mooiere<br />

levensdoelen dan het vaardig corrigeren van de<br />

vergissingen van de fluitmaker.<br />

- ‘<strong>Fluit</strong>en met open kleppen zijn beter.’ Beide typen<br />

kunnen goed zijn: de toon wordt niet beïnvloed door<br />

uitsluitend de vijf open kleppen (zie boven), want als<br />

dat waar zou zijn, zouden er vijf goede noten en zeven<br />

slechte zijn. Vele fluiten, zowel modellen met open<br />

kleppen als modellen met gesloten kleppen, hebben<br />

kleppen die niet open genoeg zijn – met andere woorden,<br />

hun kleppen verheffen zich niet voldoende boven<br />

het toongat. Zoals onze scale hieronder toont, maakt de<br />

RS <strong>2011</strong> het mogelijk dat er voldoende ventilatie onder<br />

de klep is. Het dichter bij de toongaten houden van de<br />

kleppen bevordert weliswaar de snelheid en de speel-<br />

vaardigheid, maar het dempt de toon en maakt de<br />

toonhoogte lager. Ons advies is dat men aan zijn<br />

reparateur vraagt ervoor te zorgen dat de kleppen van<br />

het voetstuk en die van de rechterhand opengaan tot<br />

3,8 mm aan de voorzijde, en dat de Gis-klep en de kleppen<br />

van de linkerhand en die van de duim bijna even<br />

ver opengaan. Dit waarborgt dat de volst mogelijke<br />

toon bereikt wordt.<br />

Het dichtmaken van de open kleppen vanwege een<br />

niet-correcte positie van de hand dient slechts te<br />

worden beschouwd als een oplossing voor de korte<br />

termijn, zelfs wanneer het gaat om één klep. Personen<br />

met kleine handen adviseren wij hiervan tijdelijk<br />

gebruik te maken, of over te stappen naar een fluit met<br />

gesloten kleppen.<br />

- ‘Men kan wennen aan willekeurig welke fluit en daarop<br />

zuiver spelen. Het kost alleen tijd.’ Het is waar dat een<br />

ervaren speler kan wennen aan een fluit met een<br />

gebrekkige scale en – afhankelijk van zijn gehoor en<br />

aanleg – de toon kan bijsturen en redelijk zuiver kan<br />

leren spelen; anderen, die minder scherp van gehoor<br />

zijn, zullen mogelijk met onjuiste intonatie spelen<br />

zonder het zelf te weten, hoewel hun collega's het maar<br />

al te goed weten. Mijd dus liever die ondeugdelijke<br />

instrumenten. Een goed geconstrueerde scale zal de<br />

grootste technische en muzikale vrijheid mogelijk<br />

maken.<br />

- ‘Er bestaat geen volmaakte scale; instrumentalisten moeten<br />

gewoon wennen aan hun instrument en zich aanpassen.’<br />

Inderdaad, dat kunnen zij, afhankelijk van hun vaardigheid,<br />

maar waarom zouden zij? Dit is hetzelfde als<br />

suggereren dat een slecht gestemde viool zuiver kan<br />

worden bespeeld door een goed geschoolde violist<br />

wanneer deze maar zou ‘wennen aan zijn instrument’.<br />

Het is een excuus waarmee gebrekkig geïnformeerde<br />

fluitmakers hun onwetendheid over het ontwerpen van<br />

een scale voor de fluit rechtvaardigen. Een slecht<br />

ontworpen scale zal de ontwikkeling van een fluitist<br />

belemmeren. Bovendien is de wedijver onder beroepsmusici<br />

tegenwoordig zo intensief, dat de student zijn<br />

loopbaan door zo weinig mogelijk obstakels moet laten<br />

hinderen.<br />

- Kan de luisteraar onderscheiden of de fluit een goede scale<br />

heeft? Ja, indien hij ervaren is, in vele gevallen wel.<br />

Wanneer een student problemen heeft met zijn intonatie,<br />

kunnen wij vaak raden om welke scale het gaat, en<br />

vaak ook om welke fluitmaker. De kenmerken van<br />

sommige fluiten (te lage Bes 2 en B 2 , in combinatie met<br />

een te hoge C 2 en Cis 2 , etc.) zijn een duidelijke indicatie<br />

van hun algemene herkomst.<br />

- Corrigeer een te lage toonhoogte door de fluit naar binnen<br />

of naar buiten te rollen met je handen (zo adviseert een<br />

22 FLUIT <strong>2011</strong>-3


oekje dat ‘stappen voor het verwerven van een goede<br />

intonatie’ beschrijft. Dit boekje vertelt ook: ‘laat de<br />

vinger van een van de vijf open kleppen glijden wanneer de<br />

toon te laag is…, en oefen om deze techniek onder de<br />

knie te krijgen.’) Het met de handen naar binnen of<br />

naar buiten bewegen van de fluit mag nooit een optie<br />

zijn om zuiver te blijven spelen wanneer dynamiek<br />

wordt gebruikt. Er zijn ruim voldoende mogelijkheden<br />

om expressief te spelen – met behoud van een zorgvuldige<br />

beheersing van de toon – zonder de fluit naar<br />

binnen en naar buiten te rollen. Het is een belachelijke<br />

oplossing voor het controleren van de toonhoogte die<br />

tot instabiliteit en slechte speelgewoonten leidt.<br />

Vanzelfsprekend kan men hiermee een noot lager<br />

maken in het geval dat men de toon moet buigen, zoals<br />

in eigentijdse muziek soms wordt verlangd. Ook het<br />

van de klep laten glijden van de vingers zal een noot<br />

die tijdelijk te laag is corrigeren, en kan speciale of<br />

alternatieve vingergrepen mogelijk maken, maar op de<br />

lange termijn worden hiermee noch het beheersen van<br />

de toonhoogte noch de expressie verbeterd.<br />

- ‘Corrigeer een te hoge toon door meer ruimte te maken<br />

binnen de mond en keel.’ Tenzij deze handeling ook<br />

invloed heeft op de mate van bedekking van het mondgat,<br />

zal hij waarschijnlijk geen invloed hebben op de<br />

toonhoogte van een noot. Hij kan weliswaar de klankkleur<br />

en het harmonische evenwicht beïnvloeden,<br />

maar als speeltechniek voor het goed controleren van<br />

de toonhoogte en het bevorderen van de expressie is hij<br />

nutteloos.<br />

- ‘Het inbrengen van een E-ring verbetert de hoge E.’ Dit is<br />

waar, maar het heeft ook grote nadelen. Het verslechtert<br />

de kwaliteit van de A 1 en de A 2 aanzienlijk, en<br />

maakt in de meeste gevallen deze noten te laag. De<br />

auteurs hebben ieder meerdere keren een E-ring uit een<br />

fluit verwijderd, met goed resultaat en tot vreugde van<br />

de bespeler. Sommige fluitmakers hebben het A-gat<br />

groter gemaakt om te vermijden dat de A te laag is<br />

wanneer een E-ring wordt ingebracht, maar het nadeel<br />

daarvan is, dat ook de kwaliteit van de noot verslechtert.<br />

4. Is je fluit zuiver gestemd?<br />

Deze controleprocedure zal enige tijd in beslag nemen<br />

en wordt bij voorkeur uitgevoerd in een stille omgeving.<br />

Houd er rekening mee dat ten minste 30 minuten<br />

nodig zijn om hem te voltooien en dat hij op opeenvolgende<br />

dagen moet worden herhaald, omdat de resultaten<br />

iedere dag enigszins verschillend kunnen zijn. Wij<br />

drieën zijn tamelijk bedreven in deze techniek omdat<br />

wij honderden fluiten hebben getest. Jij zult echter een<br />

veel langere tijd nodig hebben.<br />

1. Warm de fluit goed op gedurende enkele minuten en<br />

speel dan een lage C, hieronder aangeduid als C 1 .<br />

Ga omhoog naar de tweede boventoon, C 2 , door<br />

middel van overblazen, zoals geïllustreerd bij a).<br />

a) b)<br />

2. Neem nu de vingers van de kleppen om de tweede<br />

boventoon van C 1 te vergelijken met de natuurlijke<br />

noot die een octaaf daarboven is gelegen – C 2 , zie b).<br />

Indien de toonsafstand niet precies een octaaf is, stel<br />

dan het kopstuk bij, door in te schuiven of uit te trekken,<br />

tot de twee C’s – de tweede boventoon van C 1 , en<br />

C 2 – in toonhoogte zo dicht mogelijk bij elkaar zijn gelegen,<br />

zoals hieronder is getoond bij c). Beweeg niet je<br />

lippen en vermijd ook iedere wijziging van de intonatie<br />

met de lippen. Aanvaard gewoon wat de fluit je vertelt.<br />

Neem er de tijd voor.<br />

FLUIT <strong>2011</strong>-3 23<br />

c)<br />

Kenmerkend is dat de Cis-en niet zuiver zijn, ook al zijn<br />

de twee C’s dat mogelijk wel. Dit illustreert het<br />

probleem waarom het gaat: het kan zijn dat de fluitmaker<br />

de scale niet zorgvuldig genoeg heeft geconstrueerd,<br />

of dat de positie van Cis 2 niet correct is. Indien de twee<br />

C’s zuiver zijn, zouden de twee Cis-en ook zuiver<br />

moeten zijn. Dit is een veel voorkomend probleem,<br />

maar voor het moment maken we er alleen een aantekening<br />

van, omdat we later nog op dit onderwerp<br />

zullen terugkomen.<br />

3. Controleer nu opnieuw de toonhoogte van C 1 en C 2 ,<br />

deze keer met een stemapparaat. Waarschijnlijk is C 2 te<br />

hoog en C 1 te laag. Gebruik het kopstuk om ze zo zuiver<br />

mogelijk te maken. Van belang is te zorgen dat de twee<br />

C’s zo zuiver mogelijk zijn, op basis van controle door<br />

middel van de boventonen en het stemapparaat. Dit<br />

waarborgt dat je de correcte octaaf-lengte hebt.<br />

Voordat je naar de volgende stap gaat, dien je het<br />

volgende zorgvuldig te lezen: je moet gebruikmaken<br />

van de derde boventoon van een grondtoon (een<br />

duodecime daarboven) om de toonhoogte van het<br />

tweede octaaf van de fluit te controleren. Anders dan de<br />

tweede boventoon (octaaf), zou de derde boventoon<br />

(duodecime) iets hoger moeten zijn dan de natuurlijke<br />

noot. 5 Wat je te doen staat, is het bepalen van het<br />

verschil tussen de twee toonhoogten, anders gezegd, de<br />

mate waarin de ene hoger is dan de andere. Daarvoor is


nodig dat je je gehoor traint om de mate van verschil te<br />

kunnen waarnemen.<br />

Ga door met de volgende stap:<br />

4. Speel opnieuw C 1 , waarbij hij deze keer wordt overblazen<br />

tot hij de duodecime daarboven, G 2 produceert.<br />

Vergelijk deze boventoon met de natuurlijke G 2 . Er<br />

dient een verschil te zijn, maar is dat groot of is dat<br />

klein, zoals het geval zou moeten zijn? Het verschil,<br />

hoewel klein, moet net te onderscheiden zijn. Maak<br />

een aantekening van de grootte van het verschil. Beweeg<br />

niet je lippen, en wijzig ook op geen enkele manier de intonatie<br />

met de lippen of de kaak. Wanneer je bang bent<br />

voor wat je mogelijk zult vaststellen, is het verleidelijk<br />

de intervallen ‘bij te sturen’ omdat je graag wilt rechtvaardigen<br />

dat je veel geld hebt besteed aan je gekoesterde<br />

fluit van 18 karaats goud.<br />

Voorbeeld d): Speel Cis 1 en vergelijk deze, door hem<br />

over te blazen tot de derde boventoon, met de natuurlijke<br />

Gis 2 . Maak een aantekening van de mate van het<br />

verschil in toonhoogte. Speel nu D 1 en vergelijk deze<br />

met A 2 . Ga door met Es 1 in vergelijking met Bes 2 ;<br />

vervolgens E 1 in vergelijking met B 2 en dan F 1 in vergelijking<br />

met C 3 . Hier kun je een ‘dubbele controle’ doen:<br />

tussen de vierde boventoon van C 1 (C 3 ) en de derde van<br />

F 1 , eveneens C 3 . Controleer ten slotte de Cis-en door<br />

gebruik te maken van zowel de derde als de vierde<br />

boventoon.<br />

d)<br />

Neem alsjeblieft de tijd om een geschreven lijst te<br />

maken die aangeeft hoe groot de ruimte is tussen de<br />

normale in het midde<strong>nr</strong>egister gelegen noot en de<br />

boventoon van de grondtoon. Er dient een klein<br />

verschil te zijn, waarbij de boventoon gewoonlijk hoger<br />

is. Waar je op moet letten, is de mate waarin deze hoger<br />

is. Het vergelijken van de grootte van de uitslag van de<br />

indicator van het stemapparaat bij de twee noten kan<br />

ook van ondersteunende waarde zijn.<br />

Afhankelijk van de fluit zullen er waarschijnlijk<br />

variërende verschillen zijn tussen iedere noot in het<br />

midde<strong>nr</strong>egister en de boventoonvariant. Nog belangrijker<br />

is, of het verschil tussen de twee noten veel<br />

varieert wanneer je van noot wisselt. Er kunnen zelfs<br />

één of meer noten zijn waarbij de boventoon feitelijk<br />

lager is dan de natuurlijke noot waarmee je deze<br />

vergelijkt. Indien dit zo is, moet je een notitie daarvan<br />

toevoegen aan de lijst, aangezien het een belangrijke<br />

aanwijzing is.<br />

Opmerkingen:<br />

1) Op sommige fluiten is D 2 te hoog, en het uittrekken<br />

van het voetstuk – jawel, de voet – kan dit grotendeels,<br />

hoewel niet volledig, corrigeren. Trek daarom, indien je<br />

fluit een te hoge D 2 heeft, de voet een beetje uit, en<br />

herhaal de experimenten die hierboven zijn beschreven.<br />

Dit is noodzakelijk omdat je de vier noten van het<br />

voetstuk, lage C, Cis, D en Es (vijf noten indien je een<br />

voet met lage B hebt), gebruikt om de noten in het<br />

midde<strong>nr</strong>egister te controleren, en dit zal van invloed<br />

zijn op het totale resultaat. 6<br />

2) Kopstukken kunnen van invloed zijn op de<br />

algemene intonatie hoewel men zelden een kopstuk<br />

vindt dat zodanig slecht gemaakt is dat noch de toon<br />

noch de octaven kloppen. Wij drieën zijn echter<br />

kopstukken tegengekomen die Cis 3 lager spelen in<br />

vergelijking met Cis 2 . Soms doet dit probleem zich voor<br />

met C 2 en C 3 en ook met Cis 2 en Cis 3 , en daarvoor<br />

kunnen verschillende redenen zijn. Daarom moet je,<br />

wanneer je de intonatie van de fluit controleert, indien<br />

mogelijk, het kopstuk controleren op een andere fluit<br />

omdat het zou kunnen zijn dat het kopstuk de oorzaak<br />

van het probleem is.<br />

Al deze controles, die mogelijk een periode van enkele<br />

dagen of langer vergen, kunnen tot de conclusie leiden<br />

dat je fluit behoorlijk zuiver is. Maar het kan ook blijken<br />

dat je prachtinstrument van 18 karaats goud is<br />

geconstrueerd volgens een gebrekkige scale en dat het<br />

verschil tussen de natuurlijke noot en de boventoon<br />

van de lagere noot te variabel is. En of je nu blij, teleurgesteld,<br />

in de war, boos, woedend, of vol twijfels over<br />

de geldigheid van deze test bent – je weet het nu.<br />

Het retunen van fluiten<br />

Hoewel je je fluit zou kunnen verbeteren door middel<br />

van de hieronder beschreven middelen, zou je, indien<br />

de scale heel slecht is, kunnen overwegen een andere<br />

fluit te nemen. Als de fluit daarentegen slechts een<br />

beetje onzuiver lijkt, kun je proberen zelf de zuiverheid<br />

te verbeteren. Er zijn twee mogelijkheden. De ene is het<br />

gebruiken van de Revisited Scale <strong>2011</strong> die hieronder is<br />

beschreven; de andere is het plaatsen van kunststof<br />

kneedmassa in de gaten die het hoogst schijnen te zijn,<br />

waardoor ze in overeenstemming worden gebracht met<br />

de zuivere of lagere noten. Het kleiner maken van de<br />

toongaten met kneedmassa zal voor de toonkwaliteit<br />

weinig verschil maken indien slechts een kleine<br />

hoeveelheid wordt gebruikt.<br />

Om de Revisited Scale <strong>2011</strong> te gebruiken heb je nodig:<br />

een hobbymes; een schroevendraaier die goed past op<br />

de sleuven in de schroefkoppen van de schroeven en de<br />

assen van je fluit; een houten stok met een zodanige<br />

dikte (3/8 inch of 10-15 mm) dat hij gemakkelijk in het<br />

inwendige van je fluit past en een lengte heeft van<br />

24 FLUIT <strong>2011</strong>-3


ongeveer 20 inch (50 cm); een stalen liniaal van ongeveer<br />

2 voet (60 cm); plasticine, Play-Doh, of boetseerklei<br />

voor kinderen; epoxyharspasta. Maak op de stok<br />

markeringen overeenkomstig de Revisited Scale <strong>2011</strong><br />

door met de liniaal en het hobbymes scherpe, dunne<br />

lijnen haaks in de stok te snijden (zie het diagram op<br />

www.trevorwye.com/cooper3.html). Het is niet gemakkelijk<br />

dit op het oog nauwkeurig te doen, maar<br />

wanneer je altijd recht van boven op de liniaal kijkt om<br />

de delen van millimeters te schatten, kun je met enige<br />

zorgvuldigheid een nauwkeurigheid van 0,2 of 0,3 mm<br />

bereiken. Voor het verkrijgen van een redelijke retuning<br />

zal dit voldoende zijn. Breng de haakse markeringen op<br />

de stok zorgvuldig aan, zodat deze in het inwendige<br />

van de fluit gemakkelijk te zien zijn wanneer je in de<br />

toongaten kijkt. Wanneer de applicatuur is verwijderd<br />

en de stok in de fluit is geplaatst, zul je duidelijk zien<br />

welke toongaten te hoog of te laag zijn. Hoewel de te<br />

lage niet kunnen worden verplaatst zonder het instrument<br />

totaal te verbouwen, kunnen de gaten die te hoog<br />

zijn tijdelijk lager worden gemaakt met Play-Doh of<br />

boetseerklei, alleen maar om vast te stellen of deze<br />

procedure de intonatie heeft verbeterd (zie de diagrammen<br />

op de website en afbeelding e)). Wat je in feite<br />

doet, is het lager maken van alle noten die te hoog zijn,<br />

om ze in overeenstemming te brengen met de andere.<br />

Indien je, nadat je enige dagen op de fluit hebt<br />

gespeeld, nog steeds van mening bent dat dit retuningexperiment<br />

een voor jou gunstig verschil oplevert, kan<br />

je fluit meer permanent worden gestemd door epoxyharspasta<br />

te gebruiken ter vervanging van het Play-<br />

Doh. Het inwendige van ieder toongat moet worden<br />

gereinigd met alcohol en oppervlakkig worden opgeruwd<br />

om de kleefwerking van de pasta te helpen ondersteunen.<br />

Ook dan nog kan de hoeveelheid hars later<br />

worden gewijzigd door middel van vijlen of snijden,<br />

naarmate je in deze techniek meer ervaring krijgt. De<br />

andere manier is eenvoudigweg het eerst met Play-Doh<br />

lager maken van de noten die volgens jouw aantekeningen<br />

moeten worden veranderd. Bespeel vervolgens<br />

de fluit gedurende enkele dagen en controleer hem<br />

opnieuw door middel van de boventonen. Het gebruik<br />

van Play-Doh of een meer permanente kneedmassa zal<br />

op geen enkele wijze je fluit beschadigen.<br />

Indien de scale heel slecht is, is het beter een andere<br />

fluit te nemen.<br />

e)<br />

Merk op dat indien je gewend bent aan een gebrekkige<br />

scale, je in langzame muziekstukken de fluit nog redelijk<br />

zuiver kunt bespelen door een slim gebruik van het<br />

embouchure, en dat je, zoals de meeste mensen, ook<br />

gewend kunt raken aan de onzuiverheid, misschien<br />

zelfs zozeer, dat je andere spelers onzuiver spel toedicht.<br />

Het is verbazend hoeveel van onze commerciële cd’s,<br />

gemaakt door gevierde instrumentalisten, een slechte<br />

intonatie hebben en hoe gewoon het is een te hoge Cis 2<br />

en Cis 3 , een te lage D 3 en een te hoge Es 3 en E 3 te horen.<br />

De speler raakt eraan gewend het op die manier te<br />

horen.<br />

Het diagram hieronder kan behulpzaam zijn bij het<br />

begrijpen van de geografie van de procedure voor het<br />

controleren van de zuiverheid en het diagram daaronder<br />

toont waar de kneedmassa dient te worden aangebracht.<br />

POSITIE VAN DE TOONGATEN<br />

KOPSTUK VOETSTUK<br />

Ons advies voor het kopen van een nieuwe fluit<br />

- Informeer bij de fluitbouwer of zij de fluiten met open<br />

kleppen en de fluiten met gesloten kleppen volgens<br />

verschillende scales maken. Ook al zijn ze beroemd,<br />

van goede naam en vanouds bekend, indien ze hiermee<br />

geen rekening houden, kun je ze beter van de lijst<br />

verwijderen en het elders proberen.<br />

- Geef niet toe aan de goudkoorts. Op dit moment is<br />

wereldwijd een zeer goede fluit beschikbaar die<br />

gemaakt is van verzilverd nikkelzilver. De prijs op de<br />

wereldmarkt van edelmetalen wordt niet geregeerd<br />

door de akoestiek. Doe de controles die hierboven<br />

(www.trevorwye.com/cooper1.html) zijn beschreven<br />

om vast te stellen hoe de scale van de fluit in elkaar zit.<br />

Hoed je voor een bedrijf dat beweert een ‘eigen scale’ te<br />

hebben, tenzij deze zorgvuldig is gecontroleerd volgens<br />

de hierboven beschreven werkwijze.<br />

- Behandel het kopstuk en de fluit als afzonderlijke<br />

items. Een kopstuk kan goed zijn, of niets bijzonders.<br />

Test ze afzonderlijk. Gewoonlijk wordt het kopstuk<br />

gemaakt in een ander gedeelte van de fabriek en<br />

ontmoet het zijn metgezel pas in de laatste fasen van<br />

samenstelling. Een violist koopt nooit ‘als pakket’ een<br />

viool met bijgeleverde strijkstok; de strijkstok en de<br />

viool worden afzonderlijk gekocht. Bij sommige<br />

handelaren en fluitbouwers is het tegenwoordig<br />

mogelijk de fluit en het kopstuk afzonderlijk te kopen –<br />

een verstandige regeling. Onder druk van de kopersmarkt<br />

zouden anderen kunnen volgen. Test een nieuw<br />

kopstuk op een fluit waarmee je vertrouwd bent.<br />

FLUIT <strong>2011</strong>-3 25


5. Tot slot een verzoek aan fluitdocenten,<br />

fluitisten en fluitmakers<br />

Dit artikel is niet geschreven uit woede maar uit<br />

wanhoop. Wij drieën hebben vele vrienden die fluitdocenten,<br />

fluitisten en fluitbouwers zijn, en wij waarderen<br />

die vriendschap. Vele jaren zijn verstreken sinds de<br />

eerste Cooper Scale werd geïntroduceerd. In die tijd zijn<br />

een aantal wijzigingen daarop geïntroduceerd, maar<br />

niet universeel. Doordat wij alle drie zijn betrokken bij<br />

de techniek van de fluitbouw, realiseren wij ons terdege<br />

dat het aanbrengen van wijzigingen in de scale van een<br />

fluit vraagt om herziening van de werktuigen in de<br />

werkplaats. Dit kan technische en financiële problemen<br />

met zich meebrengen, en dient in commercieel opzicht<br />

zorgvuldig te worden overwogen. Hiervoor hebben wij<br />

alle begrip. Wij zouden echter graag zien dat een zekere<br />

beweging op gang komt waardoor, aan het andere<br />

uiteinde van het spectrum, het uitvoeringsniveau<br />

binnen ons vak zal verbeteren. In iedere groep studenten<br />

aan wie wij drieën lesgeven, worden gebrekkige fluiten<br />

bespeeld – een situatie die eigenlijk niet zou mogen<br />

bestaan.<br />

Aan de fluitdocenten vragen wij om jonge fluitisten te<br />

leren hoe zij de intonatie van een toon zo kunnen<br />

contoleren dat deze zuiver is. Als je daarvoor niet de<br />

kennis hebt, informeer je dan. Dit zal leiden tot grotere<br />

expressie en interessantere concerten. Bovendien zal<br />

het ons op één lijn brengen met de rest van de houtblaasinstrumenten<br />

en de strijkinstrumenten. Je bent dit<br />

aan je leerlingen verplicht. Zorg dat ze later aan je<br />

terugdenken als een verlicht docent die ze een voorsprong<br />

gaf in een door wedijver gekenmerkte beroepswereld.<br />

Wie dit nalaat, maakt zichzelf te schande.<br />

Aan de fluitisten vragen wij om hun fluiten te controleren<br />

volgens de hierboven beschreven werkwijze. De<br />

controleprocedure vereist geduld. Wanneer je twijfelt,<br />

zoek dan advies. Informeer bij je fluitmaker naar scales<br />

voor open kleppen en gesloten kleppen – hopelijk zijn<br />

ze daarmee bekend! Het ligt in jullie macht de huidige<br />

toestand van de fluitbouw te veranderen door te vragen<br />

om een beter instrument. Kijk kritisch naar de beweringen<br />

in de teksten van hun brochures. Verlang antwoorden<br />

– in platina, goud of nikkelzilver. Jij bent de klant.<br />

Aan de fluitmakers vragen wij om zich te verdiepen in<br />

onze Revisited Scale <strong>2011</strong>. Mogelijk is hij nog niet helemaal<br />

volmaakt, maar hij is beter dan de fluitscales die je<br />

op dit moment gebruikt. Gitaarmakers gebruiken<br />

dezelfde fretposities omdat het logisch is, en omdat ze<br />

anders geen verkoopbaar instrument zouden hebben,<br />

dus waarom zouden fluitmakers het niet op dezelfde<br />

manier doen? Daarom vragen wij dringend dat je<br />

correcties gebruikt voor gesloten en open kleppen; dat<br />

maakt het leven voor ons fluitdocenten en fluitisten<br />

gemakkelijker.<br />

Naar onze overtuiging kan je werkplaats het niet stellen<br />

zonder iemand die zelf een voortreffelijk fluitist is, zich niet<br />

door vooroordelen laat leiden, beschikt over een zeer goed<br />

gehoor en interesse heeft in de techniek van de fluitbouw.<br />

Dergelijke fluitisten zijn er. Je luistert te veel naar<br />

spelers van wie de intonatievaardigheden niet in alle<br />

opzichten overeenstemmen met hun roem.<br />

Ten slotte schijnen fluitbouwers vooral geïnteresseerd<br />

te zijn in geavanceerde bouwtechnieken en fraaie<br />

cosmetische afwerking van hun instrumenten. En<br />

zolang wij hun fluiten met gebrekkige scales blijven<br />

kopen, zullen zij niet snel tot andere gedachten komen.<br />

Een fluitmaker schreef recent: ‘Maak u geen zorgen! Wij<br />

verkopen heel veel fluiten, ongeacht of de scale verbeterd kan<br />

worden of niet.’ Over een andere fluitbouwer vernamen<br />

wij uit betrouwbare bron dat hij vorig jaar heeft gezegd:<br />

‘Wij verkopen vele fluiten van edelmetaal aan Aziatische<br />

landen. Blijkbaar doen we het goed.’<br />

Integendeel, jullie fluitmakers, fluitisten en fluitdocenten<br />

doen het niet goed. En sommige van jullie weten<br />

dat gewoon niet.<br />

Een bekende fluitmaker dreigde een van ons met juridische<br />

stappen vanwege opmerkingen over een bepaalde<br />

fluit die werden gemaakt tijdens een masterclass. Een<br />

juridisch adviseur vertelde mij echter: ‘Wanneer iemand<br />

u daarmee dreigt, is dat gewoonlijk een teken dat u gelijk<br />

hebt.’<br />

Wij zouden graag gebruikerservaringen horen van fluitmakers<br />

die met de Revisited Scale <strong>2011</strong> hebben gewerkt<br />

of die hun fluiten hebben geretuned.<br />

De RS <strong>2011</strong> is de vrucht van decennialange samen -<br />

werking tussen vele daarin geïnteresseerde partijen.<br />

Maar mogelijk zullen de historici van de toekomst vaststellen<br />

dat in de eenentwintigste eeuw de fluitmakers<br />

doorgingen met het maken van instrumenten volgens<br />

een gebrekkige scale, hoewel het bewijs van die gebrekkigheid<br />

zonneklaar was voor hen die ernaar zochten.<br />

Wij hopen dat je naar ons zult luisteren.<br />

De cijfers voor de Revisited Scale <strong>2011</strong> zijn hieronder te<br />

vinden.<br />

De foto hierna toont een andere vorm van een automatische<br />

fluitblaasi<strong>nr</strong>ichting. Deze werd recent door<br />

Eldred Spell gebouwd om enkele vragen te helpen<br />

beantwoorden die wij drieën hadden gesteld betreffende<br />

open-kleppencorrecties, de lengte van de scale en<br />

andere daarmee verbandhoudende belangrijke zaken.<br />

26 FLUIT <strong>2011</strong>-3


De cijfers:<br />

6. De Revisited Scale (RS <strong>2011</strong>) A = 441<br />

uitgedrukt in cijfers<br />

De RS <strong>2011</strong> is gebaseerd op een scale voor het octaaf<br />

van C 1 tot C 2 . Hij heeft een lengte van 324,1 mm. Deze<br />

is adequaat voor bespeling op 440-442 Hz.<br />

Instructies om een fluit te controleren of markeringen<br />

op een stok te plaatsen: meet de diameter van de toongaten<br />

om vast te stellen of zij hetzelfde zijn als die in de<br />

eerste kolom, of daar dichtbij liggen. Lees de cijfers in<br />

de kolom die op jouw fluit van toepassing is: A, B of C.<br />

De grote Cis (B/Cis triller) wordt ook aangegeven. Op<br />

een C-voet is het uiteinde van de fluit een C, en op een<br />

B-voet is het uiteinde van de fluit een B of 0,<strong>00</strong>.<br />

A B C<br />

Diam. C-voet C-voet B-voet<br />

toongat (Gesloten kleppen) (Open kleppen) (Open kleppen)<br />

Lage B 15,6 --- --- 0,<strong>00</strong><br />

Lage C 0,<strong>00</strong> 0,<strong>00</strong> 45,5<br />

Cis 43,35 43,35 81,85<br />

D 77,7 77,7 116,2<br />

Es 110,1 110,1 148,6<br />

.............................................................................................................................................................................................................<br />

E 14,2 141,8 140,1 178,6<br />

F 169,5 168,25 206,75<br />

Fis 197,7 196,45 234,95<br />

G 223,5 223,5 262,0<br />

.............................................................................................................................................................................................................<br />

Gis 13,5 248,2 (indien 12,8, dan 248,65) 248,2 (indien 12,8, dan 248,65) 286,7 (indien 12,8, dan 287,15)<br />

A 271,1 269,95 308,45<br />

Bes 293,15 292,15 330,75<br />

B 314,0 314,0 352,5<br />

C 333,65 (indien 12,8, dan 334,1) 333,65 (indien 12,8, dan 334,1) 372,15 (indien 12,8, dan 372,6)<br />

Cis groot 352,4 (indien 12,8, dan 352,85) 352,4 (indien 12,8, dan 352,85) 390,9 (indien 12,8, dan 391,35)<br />

..............................................................................................................................................................................................................<br />

Cis 6,7 363,8 363,8 402,3<br />

(Dit toongat dient<br />

0,5mm dieper te zijn<br />

dan de andere)<br />

..............................................................................................................................................................................................................<br />

D (triller) 7,5 382,8 382,8 421,3<br />

Dis 398,7 398,7 437,2<br />

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />

De ‘uiteindecorrectie’ (de afstand vanaf het uiteinde van de fluit tot het midden van het gat van de lage Cis): 7mm.<br />

Dit cijfer is reeds toegevoegd aan de eindversie van de cijfers.<br />

De open-kleppencorrecties (Eldred Spell, Maart <strong>2011</strong>) E: 1,7; F: 1,25; Fis: 1,25; A: 1,12; Ais: 1,1.<br />

Een scale voor A = 443/4 zal spoedig beschikbaar zijn.<br />

FLUIT <strong>2011</strong>-3 27


Noten:<br />

1 Bij Rudall Carte was het de gewoonte dat men de hoogte van de stemming van een fluit veranderde door oude applicatuur te<br />

modificeren en op nieuwe body's te plaatsen. Deze praktijk had een lange geschiedenis, maar was bij de Amerikaanse fluitmakers<br />

ongebruikelijk; dit kan een reden zijn waarom de Amerikaanse fluitmakers terughoudend waren wat betreft het veranderen<br />

van de scale.<br />

2 Het Cis 2 gat is open voor Cis 2 ; D 2 ; Es 2 ; Cis 3 ; D 3 ; As 3 ; A 3 .<br />

3 Practice Book One - Tone. Trevor Wye (Novello) blz. 34-37.<br />

4 De noten van de open kleppen zijn: E, F, Fis, A en Ais.<br />

5 Dit is het verschil tussen de natuurlijke ‘reine intonatie’ en de door de mens ontwikkelde gelijkzwevende temperatuur.<br />

Het kan zijn dat er geen logisch verband lijkt te zijn in wat je gevonden hebt, en je kunt je ook afvragen of de lage noten – die<br />

worden gebruikt voor het controleren van de hoge noten – zelf zuiver zijn.<br />

Vertaling Theo Proeskie<br />

28 FLUIT <strong>2011</strong>-3

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!