Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen
Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen Dicht- en zedekundige zinnebeelden en bespiegelingen
(it4 DICHTKUNDIGE BESPIEGELING j' . Schoon Schoon dan zwaare rampen drukken, Gy leert aan Gods gunstgenoot Druiven van de Doornen plukken, "'c Leven vinden in den dood Gy ontdekt hem zyn' gebreken , ; , Leert hem zyne dwaasheid zien God' met meerdere aandacht fmeeken, Met meer ernst de Zonden vlièn, En , door dit kortfliondig leven Met meer lust ten hemel llreeven. 't Goud wordt door een Meeders hand Van zyn fchuim in 't vuur ontbonden; Vaak wordt in een bittre plant Heilzaame Artzeny gevonden. Als de Weelde en Welvaart lacht Zal de glans der Deugd verdvvynen. In een' duistren Winternacht Ziet men 't klaarst de Starren fchynen. 't Licht van waara Godvrugt flraalt de 2on van vooifpoed daalt. , ,
M A A T I G H E I D. Voegt-ly de Kennisje Maatigheid. 2. Petr. I. 5, 6, De fchoone Maatigheid, die in haar IMe hand Den Breidel draagt, toont dat ze, door den Toom der Reden, De Driften van den Wil en 't dartele verdand Bedwingt, en leert den Voet het juiste fpoor betreeden. Terwyl de Palmtak , die de rechte hand verfiert Ontdekt, dat ze eindlyk op de Hartstocht zegeviert. De Maatigheid is de VoogdeJJe van het Ferjland, de Zinnen en alk Leden, de Borfiweering der ICiisheid en Eerbaarheid, de Betvaarjier van flen hede en de trow^e Gezdlinne der Heiligheid. AüGUSTINUS. D Laat
- Page 22 and 23: VOORREDEN. Het is aan z-eelen beken
- Page 24 and 25: VOORREDEN. ge-vuenfcht , dat , onde
- Page 26 and 27: VOORREDEN, Zie de Ondeugd , maar ve
- Page 28 and 29: o P D E DIGT KUNDIGE ZINNEBEELDEN e
- Page 30 and 31: De Haat , door 'c Helfche vuur aan
- Page 32 and 33: 'k Zie eigen Rook hier meer behaage
- Page 34 and 35: 6 RIorgenflond! ó Levenwekker! Die
- Page 36 and 37: o P D E DICHT- EN ZEDEKUNDIGE ZINNE
- Page 38 and 39: Toon vah haar uwe afkeer vry. .; Ma
- Page 40 and 41: Het zalig nut der Liefde en 't leed
- Page 42 and 43: o P D E DICHT- EN ZEDE KUNDIGE BESP
- Page 44 and 45: o P D E DICHT- en ZEDEKUNDIGE BESPI
- Page 46 and 47: Zo hint ge ons {lichten en vermaakc
- Page 49 and 50: T. R T T E R o E F E N I N G. Die z
- Page 51 and 52: OVER DE LETT EROEFENING. ; Gy, van
- Page 53 and 54: OVER DE LETTEROEFENING. 5 Heeft het
- Page 55 and 56: OVER DE LETTEROEFENING. Siert de Ta
- Page 57 and 58: HOOP. De Hoope der Rechtvaardigen i
- Page 59 and 60: , : , ; , : , OVER DE H O O P, 't O
- Page 61 and 62: OVER DE H o o P. 13 Gy deedt Jakobs
- Page 63 and 64: OverdeHOOP, 15 Schoon de Zee der Vo
- Page 65 and 66: LYDZAAMHEID. Bezittet uwe Zielen in
- Page 67 and 68: OVER DE LYDZAAMHEID. i^ Lydzaamheid
- Page 69 and 70: OVER DE LYDZ AAMHEID. u Immers weet
- Page 71: , : , ! , OVER DE LYDZAAMHEID. .y}
- Page 75 and 76: OVER DE MA A TI G HE ID. 27 Hoe voo
- Page 77 and 78: OVER DE M A A T I G H E I D. 29 Gy
- Page 79 and 80: OVER DE M A A TI G H E I D. 31 „
- Page 81 and 82: E B E D. . Een h-achtlg Gehcd des R
- Page 83 and 84: . , , : overhetGEBED. 35 Gödvrugt,
- Page 85 and 86: OVER HET G E B E D. 37 Zy heeft voo
- Page 87 and 88: overhetGEBED. S^ Daarom zalze nooit
- Page 89 and 90: M I L D D A A D I G H E I n. Ende e
- Page 91 and 92: OVER DE MÏLDDAADIGHEID. 4.^ 't Lie
- Page 93 and 94: OVER DE MILDDAADIGHEID. 45 't Juk,
- Page 95 and 96: OVER DE MILDDAADIGHEID. 47 Gy, door
- Page 97 and 98: o E N. Daarom legget a/" (ff Leugen
- Page 99 and 100: overdeLOGEN. 51 Hebt ge op Edens zt
- Page 101 and 102: OVER DE L O G E N. Schoon ge u ook,
- Page 103 and 104: OVER DE LO GEN. 55 Meent ge, dat ge
- Page 105 and 106: GELOOF. •=— Dit is de Osermmiin
- Page 107 and 108: overhetGELOOF. 59 Laat de Onkunde ,
- Page 109 and 110: OVER HET G E L O O F, 61 G o E L wi
- Page 111 and 112: OVER HET GELOOF. Ö3 Nu juicht ge i
- Page 113 and 114: HET HUWELYK. Het Houmlyk (is) eerly
- Page 115: OVER HET HUWELYK. 67 Durft de Onwee
- Page 118 and 119: 70 DICHTKUNDIGE BESPIEGELING 't Lie
- Page 120 and 121: 7a DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Wie du
M A A T I G H E I D.<br />
Voegt-ly de K<strong>en</strong>nisje Maatigheid.<br />
2. Petr. I. 5, 6,<br />
De fchoone Maatigheid, die in haar IMe hand<br />
D<strong>en</strong> Breidel draagt, toont dat ze, door d<strong>en</strong> Toom der Red<strong>en</strong>,<br />
De Drift<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Wil <strong>en</strong> 't dartele verdand<br />
Bedwingt, <strong>en</strong> leert d<strong>en</strong> Voet het juiste fpoor betreed<strong>en</strong>.<br />
Terwyl de Palmtak , die de rechte hand verfiert<br />
Ontdekt, dat ze eindlyk op de Hartstocht zegeviert.<br />
De Maatigheid is de VoogdeJJe van het Ferjland, de Zinn<strong>en</strong> <strong>en</strong> alk<br />
Led<strong>en</strong>, de Borfiweering der ICiisheid <strong>en</strong> Eerbaarheid, de Betvaarjier van<br />
fl<strong>en</strong> hede <strong>en</strong> de trow^e Gezdlinne der Heiligheid.<br />
AüGUSTINUS.<br />
D Laat