05.05.2013 Views

juni 2010 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie

juni 2010 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie

juni 2010 - Nederlandse Liga tegen Epilepsie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Epilepsie</strong><br />

Periodiek voor professionals<br />

Actueel<br />

Mona Toet - NEMO: Europees onderzoek naar de behandeling van neonatale convulsies<br />

Casuïstiek<br />

Ron Olijdam - De weg kwijt zijn op je werk: een casusbespreking<br />

Verantwoorde epilepsiezorg<br />

Vivianne van Kranen-Mastenbroek - Neuromitoring belicht<br />

Vivianne van Kranen-Mastenbroek - Intraoperatieve monitoring tijdens epilepsiechirurgie<br />

Marleen Cloostermans en Michel van Putten - EEG-monitoring op de intensive care<br />

Cherian Perumpillichira et al. - EEG-bewaking op de neonatale intensive care unit<br />

Historische wetenswaardigheden<br />

Willy Renier en Paul Eling - Over de wordingsgeschiedenis van het syndroom van Dravet<br />

Proefschriftbesprekingen<br />

Mona Toet - Neonatale convulsies: nieuwe ontwikkelingen in monitoring en behandeling<br />

Agenda<br />

Kijk ook eens op www.epilepsieliga.nl<br />

maart <strong>juni</strong><br />

2009 <strong>2010</strong><br />

| 3<br />

| 4<br />

| 6<br />

| 7<br />

| 11<br />

| 14<br />

| 19<br />

|22<br />

|24<br />

12<br />

Jaargang<br />

nummer 7<br />

8


<strong>Nederlandse</strong> <strong>Liga</strong> <strong>tegen</strong> <strong>Epilepsie</strong><br />

Casuïstiek<br />

Door: Geert Thoonen, GZ-psycholoog, Onderwijscentrum De Berkenschutse en<br />

De vereniging John van van de professionals Corput, landelijk werkzaam coördinator in de Steunpunten, epilepsiezorg Landelijk en op Werkverband aanverwante Onderwijs terreinen & <strong>Epilepsie</strong>.<br />

<strong>Epilepsie</strong> en Leerling Gebonden<br />

Inspiratie Netwerk Kennis<br />

Financiering:<br />

De inbreng van de overheid en de medische en<br />

de<br />

Multidisciplinaire<br />

rol<br />

Psychosociale Hulpverlening inventari-<br />

maatschappelijke veranderingen in de epilepsiezorg seert en evalueert het psychosociale hulpverleningsaanbod.<br />

vragen aandacht. U wilt op de hoogte blijven en uw vak<br />

goed uitoefenen. Verpleegkundigen, maatschappelijk<br />

werkers, medewerkers uit het onderwijs, (kinder)neurologen,<br />

kinderartsen, psychologen, neurochirurgen en<br />

andere professionals binnen de epilepsiezorg hebben de<br />

weg naar de <strong>Liga</strong> inmiddels gevonden.<br />

Eén van de speerpunten van de <strong>Liga</strong> is het stimuleren van<br />

en informeren over wetenschappelijk onderzoek naar<br />

epilepsie. De <strong>Liga</strong> slaat daarbij een brug tussen wetenschap<br />

en praktijk. Speciaal voor dit doel is de Sectie<br />

Wetenschappelijk Onderzoek (SWO) opgericht. Als<br />

<strong>Liga</strong>lid kunt u zich aansluiten bij de SWO. De SWO levert<br />

een vaste bijdrage aan dit blad. De werkgroep<br />

Colofon<br />

‘<strong>Epilepsie</strong>’ is een uitgave van de<br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Liga</strong> <strong>tegen</strong> <strong>Epilepsie</strong>,<br />

de <strong>Nederlandse</strong> afdeling van de<br />

International League Against Epilepsy.<br />

Redactie:<br />

Pauly Ossenblok, hoofdredacteur<br />

Gerrit-Jan de Haan<br />

Willem Alpherts<br />

Cyrille Ferrier<br />

Govert Hoogland<br />

Robert ten Houten<br />

Kees van Huffelen<br />

Kees Braun<br />

Joke van den Boogaard, secretariaat<br />

Renske Akerboom, bladmanager<br />

Redactieraad:<br />

Annemarie Beun, Eva Brilstra, Hans<br />

Carpay, Peter Edelbroek, Paul Eling, Kitty<br />

Harrison, Theo Heisen, Jos Hendriksen,<br />

Loretta van Iterson, Vivianne van Kranen-<br />

Mastenbroek, Richard Lazeron, Marian<br />

Majoie, Willy Renier, Tineke van Rijn,<br />

Olaf Schijns, Ton Tempels, Roland Thijs,<br />

Geert Thoonen, Christian Vader, Rob<br />

Voskuyl.<br />

Aan dit nummer werkten verder mee:<br />

Marleen Cloostermans, Ron Olijdam,<br />

Cherian Perumpillichira, Michel van<br />

Putten, Renate Swarte, Mona Toet,<br />

Gerhard Visser.<br />

Projectredactie:<br />

Nationaal <strong>Epilepsie</strong> Fonds, Houten<br />

Lay-out:<br />

Duotone grafisch ontwerp, Utrecht<br />

Lithografie en drukwerk:<br />

Roto Smeets GrafiServices Utrecht<br />

‘<strong>Epilepsie</strong>’ verschijnt vier maal per jaar en<br />

wordt toegezonden aan iedereen die lid is<br />

van de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Liga</strong> <strong>tegen</strong> <strong>Epilepsie</strong>.<br />

Jaarlijks komt er een speciaal nummer<br />

uit, dat tevens wordt toegezonden aan<br />

neurologen in Nederland en Vlaanderen.<br />

Het lidmaatschap kost € 25,- per jaar.<br />

Voor studenten en AIO’s is dit € 12,50.<br />

Wilt u reageren op de inhoud van dit<br />

blad? Laat dit dan binnen één maand<br />

ná verschijning weten aan het redactiesecretariaat.<br />

Ingezonden kopij wordt<br />

beoordeeld door de kernredactie, die zich<br />

het recht voorbehoudt om deze te weigeren<br />

of in te korten.<br />

De redactie is niet verantwoordelijk voor de<br />

inhoud van bijdragen die onder auteursnaam<br />

zijn opgenomen.<br />

Secretariaat:<br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Liga</strong> <strong>tegen</strong> <strong>Epilepsie</strong><br />

Joke van den Boogaard<br />

Postbus 270, 3990 GB Houten<br />

Telefoon 030 63 440 63<br />

E-mail info@epilepsieliga.nl<br />

U kunt indien u meer informatie wenst<br />

rechtstreeks contact opnemen met de<br />

auteur of met het secretariaat.<br />

Niets uit deze uitgave mag zonder vooraf gaande,<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever<br />

worden overgenomen of vermenigvuldigd.<br />

ISSN 1571 - 0408<br />

De commissie <strong>Epilepsie</strong>verpleegkundigen is een platform<br />

dat zich richt op de professionalisering van een relatief<br />

nieuwe beroepsgroep.<br />

Maar het lidmaatschap biedt meer:<br />

- Het vakblad ‘<strong>Epilepsie</strong>’<br />

- Korting op toegang Nationaal <strong>Epilepsie</strong> Symposium<br />

- Korting op diverse internationale vakbladen<br />

Bent u beroepsmatig werkzaam in de epilepsiezorg?<br />

Dan zult u de <strong>Liga</strong> als een inspiratiebron ervaren. Als student<br />

of assistent in opleiding (AIO) bent u ook welkom.<br />

Bel 030 63 440 63 of mail naar info@epilepsieliga.nl.<br />

Van de redactie<br />

De gedachte dat van een convulsie of een<br />

stuiptrekking het brein epileptisch kan<br />

worden is al oud, maar pas vanaf 1929<br />

- toen Hans Berger het eerste EEG via de<br />

hoofdhuid registreerde - kon er een<br />

directe relatie worden gelegd met het<br />

functioneren van de hersenen. Het EEG<br />

registreert afwijkende hersenactiviteit,<br />

geeft informatie over de aard en de plaats<br />

van de afwijking en is daarom van groot<br />

belang voor diagnostisch onderzoek bij<br />

patiënten met epilepsie. Sinds de intrede<br />

van het digitale EEG en de verbeteringen<br />

in de toepassing daarvan, is er veel meer<br />

mogelijk. Het EEG als instrument voor<br />

bewaking van hersenfuncties is niet meer<br />

weg te denken uit de operatiekamer en<br />

verovert nu ook de intensive care unit,<br />

waar continue EEG-monitoring van<br />

(niet-) convulsieve aanvallen neurologische<br />

schade zou kunnen voorkomen.<br />

Voorziet neuromonitoring inderdaad in<br />

een nieuwe en bredere toepassing van<br />

het EEG in het epilepsieonderzoek?<br />

Lees hierover meer in dit nummer van<br />

‘<strong>Epilepsie</strong>’.<br />

Pauly Ossenblok<br />

OssenblokP@Kempenhaeghe.nl<br />

2 Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> Titel


NEMO: Europees onderzoek<br />

naar de behandeling van neonatale<br />

convulsies<br />

Het is belangrijk om neonatale convulsies goed te<br />

behandelen. De neonatale periode is de periode waarin<br />

convulsies het meest frequent voorkomen. De gangbare<br />

middelen (fenobarbital, diphantoïne, midazolam,<br />

clonazepam) zijn vaak weinig effectief bij de behandeling<br />

van neonatale convulsies. Tevens zijn er steeds meer<br />

aanwijzingen dat het goed behandelen van deze convulsies<br />

secundaire schade op latere leeftijd zou kunnen<br />

voorkomen dan wel verminderen. Er werd eind 2009<br />

door de Europese Unie een subsidie (5,8 miljoen euro)<br />

toegekend om ‘multicentrisch’ een potentieel anti-<br />

epilepticum voor de behandeling van neonatale convulsies<br />

te onderzoeken. Het gaat om bumetadine dat<br />

als diureticum wordt gebruikt, maar dat, zoals blijkt uit<br />

proefdier onderzoek, juist bij pasgeborenen als antiepilepticum<br />

zou kunnen werken. De verklaring hiervoor<br />

is dat het GABA-systeem bij pasgeborenen geheel anders<br />

werkt dan bij oudere kinderen en volwassenen, en dat<br />

bumetadine (indirect) op dit systeem zou ingrijpen.<br />

Daarom kan bumetadine voor dit doel niet eerst worden<br />

getest bij volwassenen of oudere kinderen.<br />

In de eerste fase van het Europese onderzoek wordt een<br />

studie gestart om de optimale dosis van bumetadine<br />

vast te stellen, als adjuvante therapie naast het gebruik<br />

van fenobarbital voor de behandeling van neonatale<br />

convulsies. Deze optimale dosis wordt gedefinieerd<br />

als de dosis waarop maximale aanvalsreductie wordt<br />

verkregen met een minimum aan bijwerkingen. In de<br />

tweede fase wordt de farmacodynamiek van bumetadine<br />

onderzocht, indien dit wordt gegeven als adjuvans naast<br />

Actueel<br />

Door: Mona Toet (m.toet@umcutrecht.nl), neonatologie,Wilhelmina Kinderziekenhuis, Universitair Medisch Centrum Utrecht.<br />

NEMO staat voor: ‘Treatment of NEonatal seizures using Medication Off-patent’ en beoogt het ontwikkelen van<br />

nieuwe strategieën voor de behandeling van neonatale convulsies. 1 Dit is het eerste Europese samenwerkingsverband<br />

van neonatologen, kinderneurologen, klinisch neurofysiologen, farmacologen, radiologen en neurowetenschappelijk<br />

onderzoekers, die afkomstig zijn uit verschillende in neonatologie gespecialiseerde centra in<br />

Europa. Voor Nederland neemt het Wilhelmina Kinderziekenhuis deel aan deze studie.<br />

1 Zie voor meer informatie www.nemo-europe.com.<br />

Actueel<br />

fenobarbital bij neonatale convulsies die niet reageren<br />

op de eerste dosis fenobarbital.<br />

De studie zal verricht worden bij voldragen pasgeborenen<br />

die een hypoxisch ischaemische encefalopathie<br />

hebben als gevolg van perinatale asfyxie en daarbij<br />

convulsies hebben ontwikkeld. De inclusie criteria zijn:<br />

de pasgeborenen reageren niet op de gebruikelijke<br />

fenobarbitalbehandeling en er kan binnen 24 uur na de<br />

geboorte begonnen worden met een continue EEGregistratie.<br />

Dit laatste is belangrijk omdat veel neonatale<br />

convulsies subklinisch verlopen. Dat wil zeggen dat de<br />

convulsies niet klinisch zichtbaar zijn, maar wel gedetecteerd<br />

kunnen worden in het EEG. Hiertoe worden<br />

gedurende de eerste 72 uur conventionele EEG’s geregistreerd<br />

met behulp van een speciaal ontwikkelde voor<br />

neonaten geschikte ‘elektrodencap’. Uit het EEG blijkt<br />

naar verwachting de effectiviteit van de behandeling.<br />

Wanneer bumetadine niet binnen twee uur effectief<br />

blijkt, wordt overgeschakeld op de gebruikelijke therapeutica.<br />

Vervolgens worden laboratoriumbepalingen,<br />

waaronder spiegelbepalingen, verricht om te bepalen<br />

hoe bumetadine wordt gemetaboliseerd, hoe goed<br />

het wordt verdragen.<br />

In de toekomst zal geprobeerd worden om met dit<br />

consortium, waar zowel centra uit Ierland, Engeland,<br />

Zweden, Finland, Frankrijk en Nederland aan deel-<br />

nemen, ook studies te verrichten met andere anti-<br />

epileptica voor de behandeling van neonatale convulsies.<br />

Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> 3


Casuïstiek<br />

Door: Ron Olijdam (rolijdam@sein.nl), Bureau Arbeid, Stichting <strong>Epilepsie</strong> Instellingen Nederland, Heemstede.<br />

De weg kwijt zijn op je werk:<br />

een casusbespreking<br />

Werken en epilepsie kunnen soms een lastige combinatie vormen. Bij Bureau Arbeid van Stichting <strong>Epilepsie</strong><br />

Instellingen Nederland blijkt dat regelmatig. De arbeidsconsulent richt zich op mensen met epilepsie die problemen<br />

ondervinden bij het zoeken naar en behouden van werk. Hier volgt een beschrijving van een casus uit de praktijk van<br />

arbeidsbegeleiding van een cliënte met epilepsie.<br />

Casus<br />

Via de neuroloog en maatschappelijk werk wordt een<br />

jonge vrouw aangemeld bij Bureau Arbeid van Stichting<br />

<strong>Epilepsie</strong> Instellingen Nederland (SEIN). Ze werkt als<br />

vormgever in de grafische sector en heeft epilepsie vanaf<br />

haar zevende jaar. Ze heeft hoofdzakelijk grote aanvallen<br />

tijdens haar slaap, maar ook overdag heeft ze regelmatig<br />

aanvallen met tintelingen en trekkingen in de rechterarm.<br />

Tijdens het kennismakingsgesprek blijkt een hoog<br />

prestatieniveau. Sinds augustus 2001 was ze werkzaam in<br />

de grafische sector, waar prestatie en snelheid van werken<br />

in hoog aanzien staan. Hier was zij in haar element en er<br />

volgden vier jaren van hard werken. Het laatste jaar kreeg<br />

zij van haar werkgever eenvoudiger werk, omdat ze last<br />

had van ernstige vermoeidheidsklachten die samenhingen<br />

met haar epileptische aanvallen. Het grote avontuur<br />

kwam na vier jaar. Ze kreeg een baan aangeboden in<br />

Kuala Lumpur. Dit betekende werken en ontspannen in<br />

een mooie omgeving, een ideale combinatie. Het werd<br />

echter een kort uitstapje, met ook hier weer vermoeidheid<br />

en stress die aanvallen veroorzaakten.<br />

Terug in het ritme<br />

In 2006 kwam ze terug naar Nederland. Met haar uitstekende<br />

portfolio en CV had ze zo weer interessant werk.<br />

Het leven begon weer van voor af aan. Haar dagen zagen<br />

er altijd hetzelfde uit: werken, oververmoeid thuiskomen,<br />

een magnetronmaaltijd en slapen. De weekenden gebruikte<br />

ze om uit te rusten en bij te slapen. De aanvallen werden<br />

heftiger en de neuroloog schreef een nieuw medicijn voor<br />

waar ze lang aan moest wennen. Ze kreeg oververmoeidheids-<br />

en concentratieklachten. Haar werkgever was zeer<br />

sociaal door haar werkzaamheden te vereenvoudigen tot<br />

archief- en printwerk. Zich ziek melden was geen optie.<br />

Werken was immers alles waar haar leven om draaide. Dit<br />

veranderde uiteindelijk toen ze werd doorverwezen naar<br />

Bureau Arbeid van SEIN. Hier werd de situatie inzichtelijk<br />

gemaakt en werd uiteindelijk gekozen voor ziekmelding.<br />

Het advies was: rust eerst voldoende uit, zodat je kunt genieten<br />

van andere dingen in het leven dan alleen werken.<br />

Met hulp van de arbeidsconsulent werd via de ziektewet<br />

een begeleidings- en individueel reïntegratietraject aangevraagd<br />

bij het UWV.<br />

Het reïntegratietraject<br />

Na de gesprekken en de inventarisatie van het arbeidsverleden<br />

ontstond het inzicht dat ze toch wel heel erg<br />

over haar grenzen heen was gegaan. Het continu moeten<br />

bewijzen dat zij net zo goed was als ieder ander zonder<br />

epilepsie had een hoge tol geëist. Pas zes maanden na<br />

de ziekmelding vertelde ze dat ze weer kon genieten van<br />

winkelen en dat haar sociale contacten zich weer uitbreidden.<br />

Langzaamaan was ze toen ook weer zover om wat te<br />

gaan werken.<br />

In het najaar van 2008 ging ze via een werkervaringsplaats<br />

met behoud van uitkering weer aan de slag, weer als<br />

vormgever bij een groot bedrijf. Nu de arbeidsconsulent<br />

een vinger aan de pols hield moest het gaan lukken. De<br />

eerste werkdag begon met voorlichting over haar epilepsie<br />

en arbeidsverleden aan haar leidinggevende en directe<br />

collega’s. Dit is een enorme opgave voor iemand die<br />

moeite heeft met het accepteren van beperkingen, maar<br />

een noodzaak in het reïntegratieproces. Er volgde een geleidelijke<br />

opbouw van werk, tot uiteindelijk driemaal zes<br />

uur. Zij voelde zich al snel in haar element omdat er een<br />

beroep werd gedaan op haar kwaliteiten, maar het bleek<br />

moeilijk om weer op het oude niveau terug te komen. Het<br />

was een zware klus en al snel werd de prestatie- en werkdruk<br />

weer te hoog. Angst om te falen, angst om aanvallen<br />

te krijgen en onzekerheid maakten dit tot een onmogelijke<br />

opgave. Ook zorgde de hoge werkdruk al snel voor een<br />

krimpend sociaal leven. Er volgde een periode van minder<br />

presteren en uiteindelijk beëindiging van de werkzaamheden<br />

met het advies een klein bureau te zoeken bij haar<br />

in de buurt, waar ze rustig zonder stress aan de slag<br />

4 Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> Casuïstiek


kon gaan. In een tijd van recessie en dan ook nog in de<br />

grafische vormgeving leek dit het zoeken naar een speld in<br />

een hooiberg. Toch lukte het de jobhunter van SEIN om een<br />

nieuwe plek te vinden in een kleiner bedrijf met voornamelijk<br />

opdrachten uit de sociale sector waar winst maken<br />

en goede sociale verhoudingen gelijke tred hielden.<br />

Ze begon vol goede moed aan haar volgende baan. Het<br />

schema werd rustig opgebouwd, de lijnen tussen de<br />

leidinggevende en de arbeidsconsulent werden kort<br />

gehouden en er waren periodiek terugkerende gesprekken<br />

op de werklocatie. In het bedrijf heerste een totaal andere<br />

sfeer waarin ze zich niet meer over de kop hoefde te<br />

werken. Al snel merkte ze dat ze niet alleen haar uren<br />

tot twintig uur kon opbouwen, maar dat ze ook haar<br />

creativiteit weer terugkreeg. Dit was een geweldige ervaring<br />

die mooie resultaten opleverde. Er volgden projecten<br />

van hoog niveau met als resultaat zeer tevreden collega’s<br />

en leidinggevenden. Ook na een kleine terugval was de<br />

sfeer er één van groei.<br />

Toch geen vaste baan<br />

Iemand met een arbeidsverleden met veel ziekte wordt<br />

niet zomaar in vaste dienst genomen. De verzekeringsarts<br />

van de ziektewet die haar na acht maanden opriep dacht<br />

dat ze wel weer kon gaan werken in een reguliere baan,<br />

omdat ze weer twintig uur aan de slag was. Het argument<br />

dat dit werk een werkervaringsplaats was zonder volledige<br />

verantwoordelijkheid hielp niet. Het gevolg was dat ze<br />

haar inkomen niet langer in het kader van de ziektewet<br />

kreeg, maar in het kader van de werkloosheidswet. Na<br />

Casuïstiek<br />

Casuïstiek<br />

drie maanden volgde een afspraak bij de werkcoach van<br />

het UWV/Werkbedrijf. Deze was verbaasd dat ze beter<br />

gemeld was. Hij adviseerde haar om zich opnieuw ziek<br />

te melden. Na vier maanden kwam de oproep van een<br />

andere verzekeringsarts die de situatie anders beoordeelde.<br />

Hij adviseerde om een Wajong-uitkering (een<br />

uitkering voor jonggehandicapten) aan te vragen, omdat<br />

de problemen van de cliënte al vóór haar zeventiende<br />

jaar speelden. Dit betekende dat haar gehele medische<br />

dossier opnieuw werd gelicht, dat er een motivatie werd<br />

verwacht van haar neuroloog en van maatschappelijk<br />

werk. Na afhandeling hiervan hopen we nu op een goede<br />

afloop.<br />

Wajong of WIA, de oplossing!<br />

Het doel van de Wajong-aanvraag is om jongeren met<br />

een handicap te beschermen op de arbeidsmarkt. Er zijn<br />

niet veel werkgevers die iets van epilepsie afweten en zij<br />

durven het vaak niet aan om iemand in dienst te nemen<br />

zonder een vangnet van het UWV. Dit is temeer zo als<br />

het arbeidsverleden onderbroken is door perioden van<br />

ziekte of uitval. De Wajong of WIA geeft een no risk polis<br />

mee, zodat de werkgever geen risico loopt door ziekte of<br />

langdurige uitval. Daarnaast krijgt hij ook nog korting<br />

op allerlei premies.<br />

Dit is een bijzonder verhaal dat helaas op werkelijkheid<br />

berust en ook niet op zichzelf staat. Begeleiding door een<br />

instelling voor reïntegratie met kennis van epilepsie en<br />

de gevolgen daarvan voor het arbeidsproces zijn daarom<br />

heel belangrijk.<br />

SEIN opent<br />

informatielijn<br />

Vanaf 1 april heeft Stichting <strong>Epilepsie</strong> Instellingen<br />

Nederland (SEIN) een eigen informatielijn.<br />

De lijn geeft informatie over SEIN en de producten<br />

en diensten die SEIN te bieden heeft. Bij de SEIN<br />

Infolijn krijgen mensen antwoord op hun vragen<br />

of worden ze doorverwezen. Zo kan iedereen<br />

eenvoudig informatie krijgen over wat SEIN<br />

hun kan bieden.<br />

Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> 5


Verantwoorde epilepsiezorg<br />

Door: Vivianne van Kranen-Mastenbroek (vvk@fknf.azm.nl), Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht.<br />

Neuromonitoring belicht<br />

Het principe primum non nocere (ten eerste/in ieder geval<br />

geen kwaad doen) is een belangrijke regel binnen de<br />

geneeskunde en geldt ook en vooral binnen de epilepsie-<br />

chirurgie. Het gaat hier tenslotte om een selectieve<br />

ingreep. Met het oog hierop introduceerde Penfield al<br />

in 1920 de neurofysiologie in de operatiekamer. Intraoperatieve<br />

monitoring, door middel van mapping van<br />

eloquente cortex en bewaking van de functie van het<br />

centrale zenuwstelsel tijdens de operatie, heeft sindsdien<br />

een grote ontwikkeling doorgemaakt en is inmiddels niet<br />

meer weg te denken uit de neurochirurgische praktijk.<br />

Inmiddels speelt neuromonitoring ook een belangrijke rol<br />

bij andere chirurgische disciplines zoals de vaatchirurgie,<br />

KNO-heelkunde en orthopedie. Het belangrijkste doel van<br />

intra-operatieve neuromonitoring is het voorkómen van<br />

postoperatieve neurologische uitval.<br />

Het belang van neuromonitoring beperkt zich echter niet<br />

tot de operatiekamer. Hoewel bewaking op de intensive<br />

care (IC) op basis van belangrijke primaire functies zoals<br />

hartfunctie, bloeddruk en ademhaling gebruikelijk is,<br />

staat de bewaking van de hersenfuncties in Nederland<br />

nog in de kinderschoenen. Monitoring door middel van<br />

continue EEG-registratie (cEEG) wordt nu nog voornamelijk<br />

gedaan in het kader van wetenschappelijk onderzoek.<br />

De laatste jaren is steeds meer bekend geworden over<br />

Gastredacteur Vivianne van Kranen-Mastenbroek<br />

Gastredacteur Vivianne van Kranen-Mastenbroek is neuroloog/<br />

klinisch neurofysioloog op de afdeling klinische neurofysiologie<br />

van het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC+) in<br />

Maastricht. Zij studeerde geneeskunde aan de Universiteit Utrecht.<br />

Na haar promotie voltooide zij haar specialisatie neurologie met<br />

hoofdvak klinische neurofysiologie in het MUMC+. Tijdens haar<br />

opleiding volgde zij een stage van zes maanden in epilepsiekliniek<br />

Mara in Bielefeld, Duitsland. Zij houdt zich intensief bezig met<br />

neuromonitoring tijdens neurochirurgische en vasculaire ingrepen.<br />

Daarnaast is zij betrokken bij de prechirurgische diagnostiek<br />

van epilepsiechirurgiekandidaten binnen de werkgroep epilepsiechirurgie<br />

Kempenhaeghe-azM en is zij tevens lid van de Landelijke<br />

Werkgroep <strong>Epilepsie</strong>chirurgie. Zij heeft vooral belangstelling voor<br />

neurofysiologische diagnostiek bij kinderen.<br />

het effect van onbehandelde non-convulsieve aanvallen<br />

en status epilepticus op het toch al kwetsbare brein van<br />

ernstig zieke patiënten, en daarmee het negatieve effect op<br />

de outcome. Momenteel wordt in verschillende centra veel<br />

energie gestopt in de ontwikkeling van EEG-monitoring<br />

op de volwassen- en neonatale-IC. De grootste drempel is<br />

tot nu toe de arbeidsintensiviteit die met deze bewaking<br />

gepaard gaat. Door de huidige ontwikkelingen van digitale<br />

netwerken (intra- en internet) wordt een deel van deze<br />

barrière weggenomen. Ook de ontwikkeling van EEGanalysesoftware<br />

waardoor de hoeveelheid data beperkt<br />

kan worden zorgt voor een verdergaande vereenvoudiging<br />

van de techniek. Daardoor komt de implementatie van<br />

continue EEG-monitoring op elke IC in zicht.<br />

Verder wetenschappelijk onderzoek zal moeten uitwijzen<br />

of deze vorm van neurologische bewaking ook daadwerkelijk<br />

bijdraagt aan het voorkomen van bijkomende<br />

neurologische schade als gevolg van non-convulsieve<br />

epileptische aanvallen. De ontwikkeling van intra-<br />

operatieve monitoring en IC-monitoring geeft een<br />

nieuwe dimensie aan de klinische neurofysiologie, die<br />

in de toekomst naar verwachting steeds belangrijker zal<br />

worden. In deze rubriek wordt de stand van zaken ten<br />

aanzien van de genoemde vormen van neuromonitoring<br />

vanuit verschillende centra belicht.<br />

6 Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> Verantwoorde epilepsiezorg


Door: Vivianne van Kranen-Mastenbroek (vvk@fknf.azm.nl), Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht.<br />

Intraoperatieve monitoring<br />

tijdens epilepsiechirurgie<br />

Verantwoorde epilepsiezorg<br />

Verantwoorde epilepsiezorg<br />

Het belangrijkste doel van epilepsiechirurgie is het zo volledig mogelijk verwijderen van het epileptogene weefsel,<br />

zonder dat daarbij beschadiging optreedt van functioneel hersenweefsel. Met behulp van neurofysiologische technieken<br />

kan de eloquente cortex in kaart gebracht worden en indien nodig kan de functie van deze cortex en bijbehorende<br />

zenuwbanen continu bewaakt worden tijdens de operatieve ingreep. Hier worden enkele van deze technieken en hun<br />

indicaties besproken.<br />

Een deel van de patiënten met medicamenteus onbehandelbare<br />

epilepsie komt in aanmerking voor epilepsie-<br />

chirurgie. Voor meer dan 80 procent van deze patiënten<br />

kan door operatie een verbeterde aanvalscontrole bereikt<br />

worden (Stone & Rutka, 2008). Het succes van deze<br />

chirurgische ingreep wordt niet alleen beoordeeld aan de<br />

hand van de afname van de epileptische aanvallen, maar<br />

ook door het al dan niet optreden van postoperatieve<br />

neurologische uitvalsverschijnselen. Het risico hierop is<br />

groter naarmate de lokalisatie van het weefsel dichter bij<br />

de eloquente cortex en bijbehorende zenuwbaan ligt.<br />

Het betreft dan vooral resecties in de buurt van taal-<br />

gebieden en de primaire sensibele en motorische cortex.<br />

A probe<br />

B<br />

Om het complicatierisico zo laag mogelijk te houden,<br />

wordt steeds vaker gebruik gemaakt van intra-operatieve<br />

lokalisatie en bewaking van deze belangrijke hersen-<br />

functies met behulp van neurofysiologische technieken.<br />

Neurofysiologische technieken<br />

Lokalisatie van bijvoorbeeld de taalgebieden is mogelijk<br />

door gebruik te maken van de Penfieldprocedure (awake<br />

craniotomy of wakkere craniotomie). Deze procedure, ontwikkeld<br />

door Foerster en Penfield (Foerster, 1931; Penfield<br />

& Bochey, 1937) wordt gehanteerd indien het te opereren<br />

gebied dicht bij de corticale taalgebieden gelegen is. Dit<br />

is vaak het geval bij een maximale temporaalkwabresectie<br />

Figuur 1A Cerebrale cortex met subduraal aangebrachte elektroden en stimulator. De nummers geven de plaats aan waar zal worden<br />

gestimuleerd (nog niet alle nummers zijn gelegd).<br />

Figuur 1B Zoals in figuur 1A, maar nu aan het einde van de Penfieldprocedure. De letters (A, B, C) geven de plaats aan waar middels<br />

corticale stimulatie taal werd gelokaliseerd.<br />

Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> 7


in de taaldominante hemisfeer, maar kan ook voorkomen<br />

bij een extratemporale laesie, bijvoorbeeld gelegen in de<br />

buurt van Broca. De taalgebieden worden intra-operatief,<br />

maar voorafgaand aan de feitelijke resectie, door middel<br />

van directe corticale stimulatie (DCS) gelokaliseerd. Het<br />

is daarbij van groot belang dat de patiënt op dat moment<br />

goed wakker, comfortabel en coöperatief is. Er dient<br />

daarom een (neuro)anesthesist, met uitgebreide kennis<br />

van de procedures die nodig zijn voor anesthesie en<br />

analgesie bij wakkere craniotomieën, aanwezig te zijn. De<br />

taaltesten bestaan in eerste instantie vooral uit het benoemen<br />

van plaatjes. Voor het aanbieden en interpreteren van<br />

de taaltesten is de aanwezigheid van een ervaren neuropsycholoog<br />

verplicht. Voor DCS (bipolaire 50 Hz stimuli<br />

met een duur van 0,2 msec en intensiteit van 5-15 mA)<br />

wordt een probe gebruikt, die door de neurochirurg telkens<br />

op een andere plaats op de cortex wordt geplaatst, waarbij<br />

het neurofysiologische team de feitelijke stimulatie<br />

verzorgt. Op deze manier kan het gehele gebied rond het<br />

te opereren weefsel in kaart worden gebracht en kunnen<br />

niet alleen de corticale gebieden voor taal, maar ook de<br />

motorische en sensibele cortex gelokaliseerd worden. De<br />

neurochirurg kan vervolgens op grond van deze corticale<br />

landkaart de toegangsweg en de uitgebreidheid van de<br />

resectie bepalen (figuur 1, pagina 7). Een belangrijke<br />

complicatie (incidentie 9,5 procent) die tijdens deze<br />

8 Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong><br />

Verantwoorde epilepsiezorg<br />

manier van stimuleren kan optreden is het uitlokken van<br />

stimulatiegeïnduceerde epileptische aanvallen (Szelenyi et<br />

al., 2007). Door tijdens de stimulatie continu direct op de<br />

hersenen te meten met behulp van de subdurale elektroden<br />

(elektrocorticografie of ECoG) kunnen eventuele<br />

na-ontladingen gedetecteerd worden. Op basis hiervan kan<br />

de stimulatiesterkte en -plaats aangepast worden, zodat<br />

het uitlokken van epileptische aanvallen voorkomen kan<br />

worden. Indien er toch een aanval optreedt (figuur 2) kan<br />

deze over het algemeen snel gecoupeerd worden door<br />

toediening van koud (4°C) Ringers lactaat direct op de gestimuleerde<br />

hersenschors (Sartorius & Berger, 1998).<br />

Door middel van Somatosensory Evoked Potentials (SEPs) kan<br />

de locatie van de centrale sulcus bepaald worden. Vooral<br />

bij grotere ruimte-innemende processen die de locale anatomie<br />

verstoren kan het soms moeilijk zijn de centrale sulcus<br />

op het oog te herkennen. Een SEP opgewekt door stimulatie<br />

van de nervus medianus (n. medianus), die direct wordt<br />

afgeleid van de somatosensibele cortex kan dan uitkomst<br />

bieden. Stimulatie van de contralaterale n. medianus vindt<br />

plaats volgens het standaardprotocol voor het opwekken<br />

van SEPs. Voor registratie wordt een subduraal grid (elektrodenmatje)<br />

geplaatst op de cortex, daar waar anatomisch<br />

gezien de sensibele en motorische cortex verwacht wordt.<br />

Bij stimulatie van de contralaterale n. medianus ontstaat er<br />

Figuur 2 Verkorte weergave (10 seconden) van een registratie die direct op de hersenen werd gemeten (ECoG), waarbij in de bovenste twee<br />

EEG-signalen het artefact van de corticale stimulatie te zien is, gevolgd door een na-ontlading. Deze na-ontlading blijkt zich later te ontwikkelen<br />

tot een epileptische aanval die gecoupeerd moet worden met ijswater.<br />

Verantwoorde epilepsiezorg


Verantwoorde epilepsiezorg<br />

n. medianus SEPs<br />

een respons die omkeert in fase direct boven de centrale<br />

sulcus, zodat (het handgebied van) de aangelegen primaire<br />

motorische en sensibele cortex kunnen worden gelokaliseerd<br />

(figuur 3). Deze lokalisatie is mede van belang als<br />

voorbereiding op peroperatieve bewaking van de motorische<br />

functies middels Motor Evoked Potentials (MEPs).<br />

Continue bewaking van motorische functies door middel<br />

van MEPs is van belang bij resecties in de buurt van de<br />

primaire motor cortex, maar ook bij processen in de nabijheid<br />

van de corticospinale zenuwbanen. Directe<br />

corticale stimulatie van de motor cortex geeft over het<br />

algemeen een reproduceerbare respons afgeleid van de<br />

perifere musculatuur (spier-MEP). Afhankelijk van de<br />

resectie kan gekozen worden voor bewaking van arm- ,<br />

been- en/of aangezichtsmusculatuur. Van uitermate<br />

belang hierbij is dat er een goede communicatie bestaat<br />

tussen neurochirurg, neurofysioloog en anesthesist,<br />

zodat een optimale bewaking kan worden gerealiseerd.<br />

Het beste resultaat wordt bereikt door gebruik van totale<br />

intraveneuze anesthesie of een lage dosis inhalatie<br />

anesthesie, zonder gebruik van spierverslapping. Er zijn<br />

echter meerdere anesthesieprotocollen mogelijk (Neuloh<br />

et al., 2004; Hans & Bonhomme, 2006). Voor stimulatie<br />

wordt gebruikt gemaakt van een subduraal grid of van<br />

Verantwoorde epilepsiezorg<br />

N20<br />

Figuur 3 Door stimulatie van de rechter n. medianus wordt met behulp van een elektrodengrid op de linker centrale cortex een respons<br />

geregistreerd die een duidelijke fase-omkeer toont tussen de tweede (elektrode 2 en referentie) en derde (elektrode 3 en referentie) afleiding.<br />

De omkering in fase of polariteit geeft de locatie aan van het handgebied. De hierop volgende MEP-bewaking vindt plaats door middel<br />

van stimulatie van elektrode 3.<br />

stripelektroden. Het stimulatieprotocol bestaat uit een<br />

treintje van vijf anodale blokpulsen met een interstimulus<br />

interval van 2 tot 4 msec (250-500 Hz) en een stimulusduur<br />

van 0,2 msec. (Neuloh et al., 2004). Het interval<br />

tussen de stimulustreintjes bedraagt idealiter 10 seconden<br />

of minder. Bij een herhaalde verlaging van de amplitude<br />

van de MEP met meer dan 50 procent in een of meerdere<br />

spieren wordt de neurochirurg gewaarschuwd. Deze kan<br />

dan maatregelen nemen, zoals het inlassen van een korte<br />

pauze in de resectie, eventueel toedienen van papaverine<br />

bij manipulatie aan de bloedvaten en verandering van<br />

positie van eventuele klemmen. Vaak kan daarmee het<br />

volledig verdwijnen van de MEPs voorkomen worden<br />

(figuur 4, pagina 10).<br />

De MEPs hebben een goede voorspellende waarde met<br />

betrekking tot het al dan niet optreden en herstellen van<br />

een postoperatieve parese. Indien de MEPs onveranderd<br />

aanwezig zijn gedurende de gehele operatie, is er geen<br />

aantoonbaar risico op belangrijke motorische uitval in<br />

de zin van een parese van de betreffende spiergroepen.<br />

Indien er wel een duidelijke, maar tijdelijke afname van<br />

de amplitude of zelfs volledige (maar voorbijgaande)<br />

afwezigheid van de MEPs is kan er een postoperatieve<br />

parese optreden, die echter in het merendeel van de<br />

Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> 9


gevallen volledig herstelt. Bij een permanente vermindering<br />

van de MEP, dus zonder peroperatief herstel, is de<br />

kans op parese, tijdelijk dan wel blijvend, groot. Bij volledig<br />

verlies van de MEPs zonder herstel is er een grote kans<br />

(80 procent) op een permanente postoperatieve parese<br />

(Neuloh et al., 2004). Een goede communicatie tussen<br />

chirurg en neurofysioloog is dan ook van groot belang om<br />

optimaal gebruik te kunnen maken van de signalerende<br />

functie van bewaking met behulp van MEPs. Door de<br />

ontwikkelingen op het gebied van telemedicine kan een deel<br />

van deze bewaking op afstand gebeuren (telemonitoring).<br />

Hierbij wordt zowel de kwaliteit van de bewaking als de<br />

communicatie gewaarborgd door aanwezigheid van een<br />

KNF-laborant in de operatiekamer én een directe verbinding<br />

met de klinisch neurofysioloog.<br />

Conclusie<br />

Het gebruik van neurofysiologische technieken voor<br />

het in kaart brengen (mapping) en het bewaken (monitoring)<br />

van belangrijke hersenfuncties draagt bij aan de kwaliteit<br />

en de uitkomst van epilepsiechirurgie. Het gebruik van<br />

deze technieken vergroot de kans op een optimale resectie<br />

van het epileptogene weefsel, indien dit gelegen is in<br />

de nabijheid van functionele structuren (cortex, subcorticale<br />

zenuwbanen), waarbij de kans op postoperatieve<br />

Verantwoorde Casuïstiek epilepsiezorg<br />

A B<br />

C D<br />

Figuur 4 Registratie van MEPs door corticale stimulatie met registratie van duimmuis en pinkmuis van de m. flexor carpi ulnaris en<br />

m. biceps brachii (respectievelijk te zien in afleiding 1 tot 4, van boven naar beneden) tijdens de resectie van een tumor links in de insula.<br />

A. registratie bij begin operatie;<br />

B. vrijwel volledig verdwijnen van de MEPs bij compressie van een van de takken van a.cerebri media;<br />

C. na opheffen compressie;<br />

D. MEPs aan het einde van de operatie. Er was postoperatief geen motorische uitval.<br />

neurologische uitvalsverschijnselen zo klein mogelijk<br />

gehouden wordt.<br />

Referenties<br />

Foerster O (1931) The cerebral cortex of man. Lancet 2:309-312.<br />

Hans P, Bonhomme V (2006) Why we still use intravenous<br />

drugs as the basic regimen for neurosurgical anaesthesia.<br />

Curr Opin Anaesthesiol 19(5):498-503.<br />

Neuloh G, Pechstein U, Cedzich C, Schramm J (2004) Motor<br />

evoked potential monitoring with supratentorial surgery.<br />

Neurosurgery 54(5):1061-70; discussion 1070-1072.<br />

Penfield W, Bochey E (1937) Somatic motor and sensory<br />

representation in the cerebral cortex of man as studied<br />

by electrical stimulation. Brain 60:389-443.<br />

Sartorius CJ, Berger MS (1998). Rapid termination of intraoperative<br />

stimulation-evoked seizures with application<br />

of cold Ringer’s lactate to the cortex. Technical note. J<br />

Neurosurg 88(2):349-351.<br />

Stone SS, Rutka JT (2008) Utility of neuronavigation and<br />

neuromonitoring in epilepsy surgery. Neurosurg Focus<br />

25(3):E17.<br />

Szelenyi A, Joksimovic B, Seifert V (2007) Intraoperative<br />

risk of seizures associated with transient direct cortical<br />

stimulation in patients with symptomatic epilepsy. J Clin<br />

Neurophysiol 24(1):39-43.<br />

10 Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> Verantwoorde epilepsiezorg


Verantwoorde epilepsiezorg<br />

Verantwoorde Casuïstiek epilepsiezorg<br />

Door: Marleen Cloostermans en Michel van Putten (m.j.a.m.vanputten@tnw.utwente.nl), Medisch Spectrum Twente en MIRA-<br />

Institute for Biomedical Technology and Technical Medicine, Universiteit Twente, Enschede.<br />

EEG-monitoring op de intensive<br />

care<br />

Veel patiënten op de intensive care hebben een verlaagd bewustzijn. Vaak is dit het gevolg van sedatie, die veelal<br />

noodzakelijk is voor adequate mechanische beademing. Er is echter ook een grote groep patiënten voor wie de<br />

bewustzijnsdaling niet door het gebruik van medicatie of metabool verklaard kan worden. Bij deze patiënten kan<br />

EEG-monitoring zinvol zijn. De afwijkingen in het EEG kunnen variëren van een diffuus vertraagd achtergrondpatroon<br />

tot periodieke of epileptiforme ontladingen.<br />

De interpretatie van het EEG<br />

Bij de evaluatie van het EEG dat op de intensive care (IC)<br />

wordt gemaakt bij patiënten met een bewustzijnsdaling<br />

die niet door medicatie of door een metabole stoornis<br />

verklaard kan worden, wordt de klinisch neurofysioloog<br />

met een aantal problemen geconfronteerd. Allereerst is<br />

classificatie van het EEG niet altijd eenvoudig, ondanks<br />

al jaren bestaande pogingen om een structurele, sluitende<br />

ordening in de verschillende EEG-patronen aan te<br />

brengen. Daarnaast is de klinische betekenis van EEGpatronen<br />

veelal niet eenduidig. Zijn bijvoorbeeld unilaterale<br />

periodieke ontladingen (ook wel LPD’s of lateralized<br />

periodic discharges genoemd) een uiting van ictale activiteit<br />

(epileptische activiteit in het EEG tijdens een aanval)<br />

of niet? En als er gegeneraliseerde pieken optreden,<br />

duidt dit dan op een non-convulsieve status epilepticus?<br />

Wanneer is behandelen met anti-epileptica zinvol? De<br />

ultieme vraag vanuit een klinisch standpunt is echter:<br />

wat is de prognose gegeven het EEG-patroon en kan deze<br />

positief worden beïnvloed door therapeutische interventie?<br />

Behandeling ictale EEG-activiteit?<br />

Een bruikbare definitie van ictale fenomenologie is dat<br />

er klinische verschijnselen zijn ten gevolge van pathologische<br />

synchronisatie van neuronale netwerken, zich<br />

uitend als ictale EEG-patronen, waarbij het in principe<br />

mogelijk is dat deze ritmes normaliseren (bijvoorbeeld<br />

met anti-epileptica) en dat de fysiologische functie van<br />

het netwerk terugkeert. 1 Het verdwijnen van afwijkingen<br />

in het EEG na toediening van anti-epileptica bewijst niet<br />

zonder meer dat de EEG-fenomenen epileptisch waren.<br />

Een klinische verbetering of op zijn minst een verbetering<br />

van het achtergrondpatroon van het EEG is daarvoor<br />

vereist, tenzij er sprake is van een refractaire status<br />

epilepticus.<br />

Met name periodieke patronen als LPD’s of GPD’s (generalized<br />

periodic discharges) zijn controversieel wat betreft hun<br />

ictale betekenis. Deze patronen zijn sterk geassocieerd<br />

met het optreden van klinische convulsieve ictale activiteit<br />

en kunnen in die zin ook wel als de ‘opmaat’ voor<br />

epileptische aanvallen worden gezien. Het is echter ook<br />

mogelijk dat deze als ictaal te duiden zijn. Daarnaast zijn<br />

deze periodieke patronen niet specifiek, omdat ze ook<br />

worden gezien bij infecties en anoxie. Of deze patronen<br />

behandeling behoeven en in welke mate blijft vooralsnog<br />

onduidelijk. Op basis van de huidige kennis en visuele<br />

interpretatie van het EEG is vaak niet betrouwbaar vast te<br />

stellen of er sprake is van reversibiliteit. Daarom is een<br />

proefbehandeling met anti-epileptica de enige manier om<br />

er achter te komen of behandeling zinvol is, mits er geen<br />

andere goede verklaring voor deze fenomenen gevonden<br />

kan worden zoals een hepatisch coma of de ziekte van<br />

Creutzfeldt-Jakob.<br />

Prognose bij een status epilepticus<br />

In een recente studie werd de Status Epilepticus Severity Score<br />

geïntroduceerd om te voorspellen welke patiënten met een<br />

status epilepticus overleven (Rossetti et al., 2008). Deze<br />

score is gebaseerd op een combinatie van vier factoren,<br />

namelijk de leeftijd, de voorgeschiedenis van epilepsie,<br />

het type insult en de mate van bewustzijnsverlies van de<br />

patiënt. Patiënten met een postanoxisch coma werden in<br />

deze studie uitgesloten. In de groep met een lage score<br />

(met een goede prognose) was de uitkomst slechter wanneer<br />

werd overgegaan op een coma-inducerende therapie.<br />

In de groep met een hogere score (slechte prognose)<br />

was er geen significant verschil in uitkomst tussen de<br />

patiënten waar een coma werd geïnduceerd en die waarbij<br />

dit niet werd gedaan. Probleem bij de interpretatie van<br />

dit onderzoek is dat het een retrospectieve studie betreft,<br />

1 De refractoire status epilepticus en de status myoclonicus zijn situaties waarbij dit niet of nauwelijks meer mogelijk is.<br />

Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> 11


waarbij niet duidelijk wordt waarom er voor een bepaalde<br />

behandeling werd gekozen. Toch lijkt op grond van de<br />

bevindingen in deze studie terughoudendheid bij het overgaan<br />

tot coma-inducerende therapie verantwoord. 2 Een<br />

interessante ontwikkeling is het gebruik van hypothermie<br />

bij een status epilepticus (Corry et al., 2008). Inductie van<br />

een EEG-beeld met burst-suppressie is vermoedelijk ook niet<br />

effectiever dan alleen het doen verdwijnen van de epileptische<br />

activiteit in het EEG.<br />

EEG-monitoring: bij wie en hoe lang?<br />

Het monitoren van de hersenfunctie op de IC is zinvol,<br />

ondanks de grote variatie in EEG-patronen, die bovendien<br />

niet altijd eenduidig te verklaren zijn. Het geeft<br />

inzicht in de momentane toestand van de patiënt en kan<br />

ook behulpzaam zijn bij het vaststellen van de prognose.<br />

Indien bijvoorbeeld bij een post-anoxische encefalopathie<br />

een EEG-beeld met burst-suppressies (Van Putten & Van<br />

Putten, <strong>2010</strong>) of een vrijwel vlak EEG wordt gezien, is de<br />

neurologische prognose altijd zeer slecht tot infaust. Ook<br />

een status epilepticus na een reanimatie is sterk geassocieerd<br />

met een slechte uitkomst.<br />

Hoe lang moet er geregistreerd worden, bij wie en met<br />

hoeveel elektroden? Claassen et al. (2004) rapporteerden<br />

dat bij ruim honderd patiënten waarbij uiteindelijk<br />

insulten werden gedetecteerd in ongeveer 95 procent van<br />

de niet-comateuze patiënten het eerste insult voorkwam in<br />

de eerste 24 uur. Bij patiënten met een EMV-score (score<br />

Bij een fluctuerend bewustzijn<br />

Bij een onverklaarbare verandering van het bewustzijn<br />

Bij acuut supra-tentorieel hersenletsel met veranderd bewustzijn<br />

Na een convulsieve status epilepticus<br />

Bij paroxismale autonome veranderingen, inclusief tachycardie<br />

Voor de beoordeling van het niveau van sedatie<br />

Bij behandeling met anesthetica tot een burst-suppressie EEG<br />

Voor detectie van ischemie<br />

Na een sub-arachnoidale bloeding (voor detectie van vaatspasme)<br />

Bij patiënten met hemodynamische afwijkingen en marginale cerebrale doorbloeding<br />

Bij opgenomen patiënten met een risico op acute ischemie<br />

Voor vaststellen van prognose van patiënten na reanimatie<br />

Tabel 1 Mogelijke indicaties voor continue EEG-monitoring.<br />

Verantwoorde Casuïstiek epilepsiezorg<br />

gemeten op de Glasgow Coma Schaal) kleiner dan acht<br />

(< 8) was dit 80 procent. Bij kortdurende registratie van het<br />

EEG ( 30 min) wordt waarschijnlijk meer dan de helft van<br />

de non-convulsieve activiteit gemist. In Enschede monitoren<br />

we meestal 24 uur of langer. Bij de meeste patiënten<br />

bij wie we monitoren draagt het EEG bij aan de besluitvorming.<br />

Een getal om dit aan te duiden is de Number Needed<br />

to Monitor (NNM); voor continue EEG-registratie (cEEG)<br />

geldt een NNM van ongeveer 1.5. Een overzicht van indicaties<br />

voor langdurige monitoring is weergegeven in tabel<br />

1. Er wordt altijd een volledige beplakking gebruikt (10-20<br />

systeem). Ook videoregistratie is nuttig, onder andere voor<br />

het detecteren van artefacten.<br />

Automatische analyse van het EEG<br />

Een belangrijke beperking bij cEEG-monitoring is de<br />

interpretatie van de data. Hier is computerondersteuning<br />

essentieel (Van Putten et al., 2008). Ook is het wenselijk<br />

dat de data niet alleen op de IC beschikbaar is maar ook elders<br />

(online) bekeken kunnen worden, bijvoorbeeld op de<br />

afdeling klinische neurofysiologie. Sinds enige tijd wordt<br />

in het Medisch Spectrum Twente een prototype van een<br />

EEG-monitor met real-time computer interpretatie (Cloostermans<br />

et al., <strong>2010</strong>) gebruikt, die continu een classificatie<br />

van het EEG weergeeft, waarbij ‘meekijken op afstand’<br />

(inmiddels ook met behulp van een smartphone) mogelijk<br />

is. Figuur 1 (pagina 13) toont een voorbeeld van de interface<br />

van het EEG-monitoring systeem. Het systeem geeft per<br />

tien seconden en per hersengebied (links voor, rechts voor,<br />

2 Vanuit het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam is de STAR-studie gaande om hier meer inzicht in te krijgen.<br />

12 Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> Verantwoorde epilepsiezorg


Verantwoorde epilepsiezorg<br />

Verantwoorde epilepsiezorg<br />

Figuur 1 User interface van het EEG-monitoring systeem. De classificatie is zichtbaar in de vier trendplots linksboven in de interface<br />

(kolom 1 en 2). Mogelijke classificaties zijn: Art=artefacten, Epi=ictale activiteit, GPDs=gegeneraliseerde periodieke ontladingen,<br />

Norm=normaal, Hypo=hypofunctioneel, Burst S=Burst-suppressie, Laag V=laag gevolteerd, Iso=iso-elektrisch. De figuren in de rechterkolom<br />

geven aan of er sprake is van asymmetrie van de hersenactiviteit gemeten voor beide hemisferen.<br />

links achter en rechts achter) een classificatie van het EEGpatroon.<br />

Deze classificatie is zichtbaar in de vier trendplots<br />

linksboven in de interface. Als aanvulling op de classificatie<br />

wordt ook nog de Brain Symmetry Index (BSI) (Van Putten<br />

& Tavy, 2004 ), wat een maat is voor de links-rechts symmetrie<br />

van het EEG-patroon, weergegeven in de rechter<br />

bovenhoek. In het tekstvak onderaan wordt een interpretatie<br />

van de laatste vijf minuten van de registratie gegeven.<br />

Deze interpretatie is gebaseerd op een combinatie van<br />

de vier trendlijnen met de Brain Symmetry Index. Voor<br />

een zeer snelle, maar eenvoudige interpretatie (door<br />

bijvoorbeeld IC-personeel) is er een ’kleur gecodeerde’<br />

tweedimensionale representatie van het hoofd rechtsonder<br />

weergegeven. Bij deze patiënt werd ruim vier uur EEG<br />

geregistreerd. Initieel is het EEG diffuus vertraagd met veel<br />

EMG-artefacten (pijl A). Gedurende de registratie ontstaan<br />

meer en meer GPDs en soms zelfs burst-suppressies (pijl B).<br />

Dit is zichtbaar in alle vier de hersenkwadranten. Het EEG<br />

werd klinisch geïnterpreteerd als een niet-convulsieve<br />

status epilepticus en er werd gestart met anti-epileptica,<br />

waarna de patiënt ook klinisch verbeterde.<br />

Conclusie<br />

Als EEG-monitoring eenvoudiger wordt en ondersteund<br />

kan worden door computerinterpretatie van de data zal dit<br />

leiden tot een toenemend gebruik van EEG op de IC. Dit kan<br />

zinvol zijn voor vroege detectie van ischaemie, van (non-convulsieve)<br />

epileptische aanvallen en voor de prognose.<br />

Referenties<br />

Corry JJ, Dhar R, Murphy T, Diringer MN (2008) Hypothermia<br />

for refractory status epilepticus, Neurocrit Care 9:189-197.<br />

Claassen J, Mayer SA, Kowalski RG, Emerson RG, Hirsch LJ<br />

(2004) Detection of electrographic seizures with continuous<br />

EEG monitoring in critically ill patients. Neurology 62:1743-<br />

1748.<br />

Cloostermans MC, De Vos CC, Van Putten MJAM (<strong>2010</strong>)<br />

Computer assisted EEG monitoring in the ICU. In prep.<br />

Rossetti AO, Logroscino G, Milligan TA, Michaelides C,<br />

Ruffieux C, Bromfield EB (2008) Status epilepticus severity<br />

score (STESS): a tool to orient early treatment strategy. J<br />

Neurol 255:1561-1566.<br />

Van Putten MJAM, Van Putten MHPM (<strong>2010</strong>) Uncommon EEG<br />

burst-suppression in severe postanoxic encephalopathy, Clin<br />

Neurophysiology (in press).<br />

Van Putten MJAM (2008) The colorful brain: visualization of<br />

EEG background patterns. J Clin Neurophysiol 25:63-68.<br />

Van Putten MJAM, Tavy DLJ (2004) Continuous Quantitative<br />

EEG Monitoring in Hemispheric Stroke Patients Using the<br />

Brain Symmetry Index. Stroke 35:2489-2492.<br />

Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> 13


Verantwoorde epilepsiezorg<br />

Door: Cherian Perumpillichira (j.perumpillichira@erasmusmc.nl), Renate Swarte en Gerhard Visser, klinische neurofysiologie<br />

en neonatologie, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam.<br />

EEG-bewaking op de neonatale<br />

intensive care unit<br />

EEG-bewaking is een nuttige techniek voor de beoordeling van het functioneren van de hersenen bij de zieke neonaat<br />

Veranderingen in de achtergrondactiviteit en het patroon van slaap-waakcycli zijn een goede afspiegeling van de verandering<br />

van het functioneren van de hersenen. Het optreden van neonatale (epileptische) aanvallen en het effect van<br />

de behandeling kunnen worden beoordeeld met behulp van het EEG.<br />

De interpretatie van het EEG op de neonatale intensive<br />

care unit (NICU) is vaak lastig, doordat het signaal<br />

verstoord wordt door overige apparatuur die in de couveuse<br />

wordt gebruikt en door de periodiek terugkerende<br />

verpleegkundige verzorging. Het is voor de beoordeling<br />

van het EEG van groot belang dat de leeftijd van de<br />

pasgeborene bekend is. Het EEG toont in de premature<br />

en aterme leeftijdsfase een snelle ontwikkeling met een<br />

aantal duidelijke en geleidelijk veranderende kenmerken,<br />

bijvoorbeeld de mate van suppressies, de slaapwaakvariatie<br />

of de aanwezigheid van deltabrushes. Dit snel<br />

veranderende EEG-beeld toont een goede overeenkomst<br />

met de biologische leeftijdsontwikkeling, waardoor een<br />

discrepantie tussen de ‘EEG-leeftijd’ en de kalenderleeftijd<br />

van twee weken of meer als afwijkend kan worden<br />

beschouwd. Ook is het van belang voor de beoordeling<br />

welke signalen er worden gemeten. Wordt er bijvoorbeeld<br />

gemeten met een 10-20 systeem of wordt er slechts met<br />

9 elektroden gemeten. In het EEG van neonaten kunnen<br />

zeer trage golven optreden (0.2-0.5 Hz), wat de reden is<br />

dat het hoogdoorlatend filter wordt ingesteld op 0.005-<br />

0.01 Hz. Hierdoor kan het EEG verstoord worden door<br />

laagfrequente potentialen als gevolg van bijvoorbeeld<br />

transpiratie. Het simultaan met het EEG meten van de<br />

video is een nuttige toevoeging gebleken voor de registratie<br />

van het begin van de epileptische aanvallen en de<br />

klinische verschijnselen die hierbij optreden. Toevoeging<br />

van polygrafische parameters, zoals oogbewegingen,<br />

hartritme, ademhaling en spieractiviteit zijn nuttig voor<br />

het bepalen van de verschillende waakstadia, alsmede om<br />

paroxysmale verschijnselen zoals aanvallen te detecteren.<br />

Ook kunnen video- en polygrafische registraties van<br />

belang zijn voor het onderscheiden van artefacten in het<br />

EEG.<br />

Amplitude geïntegreerd EEG<br />

Zelfs op plaatsen waar continue EEG-bewaking technisch<br />

mogelijk is, is het doorlopend ondersteunen en beoorde-<br />

len vanuit een afdeling klinische neurofysiologie meestal<br />

niet haalbaar. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van<br />

apparatuur met een vereenvoudigde weergave van het<br />

EEG, zoals de Cerebral Function Monitor (CFM). Het<br />

vergelijkbare algoritme in de huidige generatie digitale<br />

EEG-apparatuur wordt amplitude geïntegreerde EEG of<br />

aEEG genoemd. Het aEEG toont een eenvoudige trend<br />

die afgeleid wordt uit de piek-tot-piek-amplitude van<br />

één EEG-kanaal (P3-P4). Het signaal wordt weergegeven<br />

met een tijdbasis van zes cm/uur. Dat wil zeggen dat er<br />

ongeveer vijf uur EEG-gegevens per pagina zichtbaar<br />

zijn. Soms worden er twee EEG-kanalen gebruikt. De<br />

EEG-activiteit met een relatief lage amplitude (0–10 μV),<br />

die met name van belang is bij de beoordeling, wordt<br />

weergegeven op een lineaire schaal. De hogere amplitudes<br />

(10–100 μV) worden meer gecomprimeerd weergegeven<br />

op een logaritmische schaal. In de gezonde neonaat<br />

ligt de amplitude van het aEEG tussen de 10 en 20 μV met<br />

schommelingen in de amplitude die veranderingen in de<br />

slaap-waak toestand weerspiegelen. Het aEEG is eenvoudig<br />

vast te leggen en te interpreteren en kan gebruikt<br />

worden voor het beoordelen van het achtergrondpatroon,<br />

van de slaap-waak variatie, van het effect van geneesmiddelen<br />

en het detecteren van neonatale aanvallen<br />

(Hellström-Westas et al., 2006). Het aEEG is gebaseerd<br />

op een algoritme dat vooral iets zegt over de langer<br />

durende (>10-20 sec) veranderingen in het vermogen van<br />

het EEG-signaal. Het heeft daarmee echter ook duidelijke<br />

tekortkomingen en sommige neonatale aanvallen worden<br />

gemist (bijvoorbeeld deze met lage amplitude of relatief<br />

kortdurende aanvallen). Bij gebruik van een één-kanaals<br />

aEEG-registratie worden bovendien asymmetrieën gemist.<br />

Tenslotte veroorzaakt de vervuiling van het signaal<br />

door artefacten zoals elektrocardiogram, pulsaties, spieractiviteit<br />

of hoogfrequente beademing een verhoging van<br />

de amplitude en dit kan leiden tot vals-positieve detecties<br />

van aanvallen. Nieuwere aEEG-apparatuur laat vaak ook<br />

het ruwe één-kanaals EEG-signaal zien, hetgeen enige<br />

14 Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> Verantwoorde epilepsiezorg


verbetering geeft in het herkennen van artefacten of het<br />

bevestigen van een juist gedetecteerde aanval. Dit vereist<br />

echter wel speciale kennis betreffende het beoordelen<br />

van de signalen, wat met slechts één ter beschikking<br />

staand kanaal zeker niet eenvoudig is. Het is sterk aan<br />

te bevelen om bij het gebruik van het aEEG voor de<br />

continue bewaking ook een (eenmalig) standaard-EEG<br />

te verrichten. Vooral als er belangrijke therapeutische<br />

beslissingen genomen moeten worden op grond van de<br />

aEEG-bevindingen (zoals persisterende aanvallen waarbij<br />

intraveneuze toediening van anti-epileptica wordt overwogen),<br />

tenzij het één-kanaals ruwe EEG-signaal een<br />

evident aanvals-patroon laat zien. Voor een standaard-<br />

EEG wordt het 10-20 systeem gebruikt. Voor een aanvraag<br />

van een EEG dat met spoed moet worden uitgevoerd is<br />

een beperkte beplakking met negen elektroden (Fp1-2,<br />

Cz, C3-4, T3-4 en O1-2) voldoende voor de meeste<br />

klinische indicaties.<br />

Indicaties voor EEG-bewaking bij neonaten<br />

Er worden de volgende klinische indicaties gehanteerd<br />

voor continue polygrafische bewaking (en video) bij<br />

neonaten:<br />

- In aanmerking komen neonaten met perinatale asfyxie<br />

(zuurstoftekort) (N.B. Apgar score


Verantwoorde epilepsiezorg<br />

Figuur 1 EEG-bewaking met volledige elektrodenbeplakking volgens het internationale 10-20 systeem. Boven in de figuur zijn vier aEEGtrends<br />

zichtbaar gedurende een periode van zes uur (voor de afleidingen C3-C4, T3-T4, F7-O1 en F8-O2). De lichtblauwe verticale streep<br />

geeft het tijdstip aan van het overeenkomende ruwe EEG, wat onder in de figuur te zien is. In dit EEG-gedeelte van twaalf seconden is een<br />

rechts temporale aanval zichtbaar.<br />

een criterium gehanteerd dat deze min of meer ritmische<br />

activiteit langer dan tien seconden moet duren om het als<br />

epileptiforme ontladingen te interpreteren, maar dat is<br />

uiteraard een arbitraire grens. Figuur 1 toont een voorbeeld<br />

van een rechts temporale aanval.<br />

De oorzaken van neonatale aanvallen zijn HIE, metabole<br />

verstoringen, intracraniële bloedingen en infarcten,<br />

intracraniële infecties en corticale ontwikkelingsstoornissen.<br />

Een aantal studies toonde aan dat het optreden<br />

van neonatale aanvallen gerelateerd is aan een slechte<br />

prognose, maar het achtergrondpatroon in het EEG wordt<br />

als een belangrijkere voorspellende factor beschouwd.<br />

Uit een onderzoek met continue EEG-bewaking bleek dat<br />

meer dan 25 epileptische aanvallen per dag met een totale<br />

aanvalsduur van meer dan 30 minuten, of het persisteren<br />

van aanvallen langer dan 48 uur ernstige neurologische<br />

restschade of overlijden kunnen voorspellen (Connell et<br />

al., 1989). De aanvallen bij zieke neonaten op een NICU<br />

zijn overigens in veel gevallen subklinisch en kunnen<br />

alleen worden gedetecteerd met een EEG. Een langdurige<br />

of continue bewaking vergroot uiteraard de detectiekans.<br />

Ook als er na het starten met anti-epileptica nog aanvallen<br />

blijven bestaan gaan deze vaak niet gepaard met klinische<br />

verschijnselen (elektroklinische dissociatie). Zowel<br />

onder- als overdetectie van aanvallen is potentieel schade-<br />

lijk. De beoordeling van aanvallen in het EEG vereist een<br />

specifieke kennis en vaardigheid, die niet 24 uur per dag<br />

op een NICU beschikbaar zijn. Daarom is het van belang<br />

om de aanvallen automatisch en betrouwbaar te kunnen<br />

detecteren. Er werd een algoritme ontwikkeld voor aanvalsdetectie<br />

dat is gebaseerd op criteria zoals deze bij de<br />

visuele beoordeling van het EEG worden gebruikt. Daarbij<br />

worden ook de veel voorkomende artefacten die verward<br />

kunnen worden met neonatale aanvallen gedetecteerd.<br />

De resultaten van het detectiealgoritme zijn veelbelovend<br />

(Deburchgraeve et al., 2008). Naast het detecteren en behandelen<br />

van epileptische aanvallen die gepaard gaan met<br />

klinische verschijnselen is het ook van belang om subklinische<br />

neonatale aanvallen te behandelen. Onderzoek<br />

moet uitwijzen of de prognose van patiënten met deze<br />

aanvallen hierdoor verbeterd.<br />

Als laatste is het EEG van belang voor de beoordeling van<br />

de respons op behandeling. Slechts 40 tot 50 procent van<br />

de patiënten met neonatale aanvallen reageert goed op<br />

anti-epileptica, zoals fenobarbital of fenytoïne. In enkele<br />

patiënten wordt een goede initiële respons gevolgd door<br />

het opnieuw optreden van de aanvallen, ondanks continuering<br />

van therapeutische doseringen van anti-epileptica.<br />

Aanvallen die resistent zijn <strong>tegen</strong> tweedekeuzemiddelen<br />

zoals midazolam, zijn prognostisch mogelijk ongunstig.<br />

16 Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> Verantwoorde epilepsiezorg


Duur van de EEG-bewaking<br />

In neonaten met encefalopathie is de bijdrage van bewaking<br />

met behulp van het EEG maximaal, wanneer er<br />

zo snel mogelijk na de geboorte wordt gestart met deze<br />

bewaking. Er is echter geen consensus over hoe lang de<br />

bewaking gecontinueerd moet worden. Bij de overweging<br />

of bewaking na de eerste 24 uur nog gecontinueerd moet<br />

worden hanteren wij de volgende globale richtlijnen:<br />

- Verbetering en normalisatie van een aanvankelijk afwijkend<br />

achtergrondpatroon van het EEG (verdwijnen<br />

van discontinuïteit, verbetering in voltage, terugkeer<br />

van slaap-waakvariatie).<br />

- Persisterend afwijkend achtergrondpatroon gedurende<br />

ten minste 24 uur, mits andere potentieel reversibele<br />

oorzaken zijn uitgesloten zoals metabole stoornissen.<br />

Een dergelijk persisterend afwijkend EEG wijst op een<br />

slechte prognose.<br />

- Geen elektrografische aanvallen gedurende de laatste<br />

twaalf uur (indien bewaking werd gestart wegens aanvallen).<br />

Conclusie<br />

Continue EEG-bewaking verdient een belangrijke plaats<br />

bij de bewaking van pasgeborenen met een matig tot<br />

ernstige hypoxisch-ischemische encefalopathie. De ontwikkeling<br />

in de tijd van het EEG-achtergrondpatroon kan<br />

gebruikt worden voor het beoordelen van de prognose en<br />

kan anderzijds de behandelaars attenderen op nieuwe<br />

Verantwoorde epilepsiezorg<br />

Verantwoorde epilepsiezorg<br />

klinische problemen. Een andere belangrijke indicatie is<br />

het detecteren van neonatale epileptische activiteit. Een<br />

uitgebreide polygrafische EEG-registratie in combinatie<br />

met meerdere trendweergaven van elkaar aanvullende<br />

EEG-achtergrondpatroon- en aanvalsdetectie-algoritmen<br />

zijn hierbij duidelijk superieur aan een eenvoudige aEEG<br />

(of CFM) bewaking. Ook levert EEG-bewaking een bijdrage<br />

aan de behandeling en het beoordelen van de prognose<br />

bij neonaten met encefalopathie.<br />

Referenties<br />

Connell J, Oozeer R, De Vries L, Dubowitz LM, Dubowitz<br />

V (1989) Continuous EEG monitoring of neonatal<br />

seizures: diagnostic and prognostic considerations.<br />

Arch Dis Child 64:452-458.<br />

Deburchgraeve W, Cherian PJ, De Vos M, Swarte RM,<br />

Blok JH, Visser GH, Govaert P, Van Huffel S (2008)<br />

Automated neonatal seizure detection mimicking a<br />

human observer reading EEG. Clin Neurophysiol<br />

119:2447-2454.<br />

Hellström-Westas L, Rosén I, de Vries LS, Greisen G<br />

(2006) Amplitude-integrated EEG classification and<br />

interpretation in preterm and term infants. NeoReviews<br />

7:e76-e87.<br />

Murray DM, Boylan GB, Ryan CA, Connolly S (2009)<br />

Early EEG Findings in Hypoxic-Ischemic<br />

Encephalopathy Predict Outcomes at 2 Years. Pediatrics<br />

124:e459-e467.<br />

Eerste internationale workshop over hemisferectomie<br />

‘WHY WOULD YOU REMOVE HALF A BRAIN?’<br />

30 september en 1 oktober <strong>2010</strong><br />

Universitair Medisch Centrum Utrecht<br />

De chirurgische verwijdering of disconnectie van één hemisfeer is de afgelopen twee decennia een geaccepteerde<br />

behandeling geworden voor kinderen, en soms volwassenen, met hemiferale epilepsie. Tijdens deze workshop<br />

worden klinische en wetenschappelijke aspecten van prechirurgische evaluatie, chirurgische technieken,<br />

postoperatieve outcome, en cerebrale plasticiteit behandeld. Het symposium is onder andere bedoeld voor<br />

(kinder)neurologen, epileptologen, neurochirurgen, revalidatieartsen en neurowetenschappers. Internationaal<br />

gerenommeerde sprekers zullen voordrachten houden en interactieve sessies voorzitten.<br />

Voor informatie over registratie, programma, en abstract-submissie kunt u terecht bij Stella de Bode<br />

(e-mail s.debode@umcutrecht.nl).<br />

Organisatiecommissie: Stella de Bode, Kees Braun, Frans Leijten, Peter van Rijen, Aag Jennekens-Schinkel en<br />

Onno van Nieuwenhuizen.<br />

Accreditatie wordt aangevraagd.<br />

Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> 17


Door: Willy Renier (w.o.renier@kpnplanet.nl), neurologie-kinderneurologie, Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, Nijmegen en<br />

Paul Eling, Donderscentrum voor Cognitie, Radboud Universiteit Nijmegen.<br />

Het door Charlotte Dravet beschreven epilepsiesyndroom<br />

is betrekkelijk zeldzaam (incidentie 1:40.000) en<br />

heeft een aantal specifieke kenmerken. Een kind met dit<br />

syndroom heeft een normale ontwikkeling tot in de loop<br />

van het eerste levensjaar convulsies bij koorts optreden.<br />

Die koortsstuipen zijn vaak eenzijdige, maar soms ook<br />

gegeneraliseerde, clonische convulsies. Deze convulsies<br />

zijn relatief langdurig en duren soms enkele uren (status<br />

epilepticus). In een latere fase treden ze ook op zonder<br />

koorts en er kunnen ook myoclonische en partiële aanvallen<br />

worden gezien. De zwaarste aanvallen treden op in<br />

de eerste levensjaren. De eerste EEG’s laten vaak geen<br />

specifieke afwijkingen zien, behalve een vroegtijdige<br />

fotosensibiliteit (bij circa 40 procent) en soms focale<br />

afwijkingen. Naarmate het ziektebeeld duidelijker wordt<br />

en ook aanvallen optreden zonder koorts, treden in het<br />

EEG ook piekgolf- en polypiekgolfcomplexen op. Bij<br />

beeldvorming worden geen afwijkingen gezien. Antiepileptica<br />

en in sommige gevallen een ketogeen dieet<br />

hebben hoogstens een mitigerend effect. De prognose is<br />

ongunstig: sommige kinderen overlijden onder vermel-<br />

Historische wetenswaardigheden<br />

Historische wetenswaardigheden<br />

Over de wordingsgeschiedenis<br />

van het syndroom van Dravet<br />

Charlotte Dravet, geboren op 14 juli 1936, studeerde aan de medische faculteit van<br />

Aix-Marseille, en specialiseerde zich aanvankelijk in de kinderneuropsychiatrie. In<br />

1965 studeerde zij af en was tot 2000 verbonden als epileptologe aan het Centre Saint<br />

Paul in Marseille, het epilepsiecentrum opgericht door Professor Henri Gastaut (1915-<br />

1995). Van 1965 tot 1988 was zij médecin résident, vanaf 1989 chef adjoint. Van 1962 tot<br />

1965 volgde zij meerdere specialistische stages in de kindergeneeskunde in Marseille.<br />

In 1971 kreeg zij haar erkenning als psychiater. Zij volgde een stage in de kinderelektroencefalografie<br />

bij dr. A. Lerique in het ziekenhuis Saint-Vincent de Paul in Parijs<br />

en in hetzelfde jaar nog een stage op de afdeling functionele neurochirurgie bij prof. J.<br />

Talairach in het ziekenhuis Saint-Anne in Parijs. Zij was enige tijd verbonden als consulente aan de afdeling<br />

neuropediatrie van prof. G. Guzetta, Sicilië, en aan de Stichting Stella Maris voor epilepsieonderzoek in Pisa.<br />

(Uit: Les Noms en Neurologie, ed. G. Rancurel, Editions Congrès Relation, Le Raincy 2001).<br />

De interesse van Charlotte Dravet voor de kinderepilepsie werd gewekt toen zij voor haar artsexamen werkte aan een<br />

afstudeerscriptie over het onderwerp ‘L’encéphalopathie épileptique de l’enfant avec pointes ondes lentes diffuses<br />

(Petit Mal Variant)’ (1965). Onder de vele kinderen die naar het centrum werden verwezen met de (vermoedelijke)<br />

diagnose van het Lennox-Gastaut syndroom, ontdekte zij een groep kinderen met andere, afwijkende klinische<br />

kenmerken, die niet pasten in de toenmalige classificatie van de kinderepilepsieën. Zij beschreef deze kenmerken<br />

en suggereerde dat het ging om een nieuw ziektebeeld.<br />

ding van SUDEP (sudden unexpected death in epilepsy), de<br />

meeste blijven koortsgevoelige aanvallen houden tot op<br />

volwassen leeftijd en hebben een ernstige achterstand in<br />

ontwikkeling met autistiform gedrag.<br />

De mentale ontwikkeling van het kind stagneert en gaat<br />

vervolgens geleidelijk achteruit, wat meestal samengaat<br />

met gedragsveranderingen, soms een autistiforme ontwikkeling.<br />

Het looppatroon wordt instabiel, soms verschijnen<br />

piramidale symptomen. Ook kunnen myoclonische<br />

schokjes optreden zonder epileptische equivalenten<br />

in het EEG. Het optreden van meerdere soorten aanvallen<br />

in relatie tot een ontwikkelingsstilstand of -neergang<br />

doet denken aan het Lennox-Gastaut syndroom. Er zijn<br />

echter duidelijke klinische verschillen. Zo komen bij het<br />

Dravet syndroom nooit atone aanvallen (drop attacks)<br />

voor. In de familie treedt in eenderde of tweederde van de<br />

populatie epilepsie op of er zijn op een bepaald moment<br />

in de ontwikkeling koortsstuipen. De grote verdienste<br />

van Charlotte Dravet is dat ze de verschillen met het<br />

West syndroom en het Lennox-Gastaut syndroom heeft<br />

Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> 19


opgemerkt en tot de conclusie kwam dat er sprake moest<br />

zijn van een aparte entiteit.<br />

Wetenschappelijk werk van Charlotte Dravet<br />

Als leerlinge van Henri Gastaut bleef Charlotte Dravet<br />

de visie van ‘De school van Marseille’ trouw door diagnostiek<br />

en onderzoek van epilepsie te zien als een analyse<br />

en integratie van klinische en elektro-encofalografische<br />

data. Voor zij in 1978 haar resultaten publiceerde in<br />

een bescheiden Frans tijdschrift waren geen publicaties<br />

over dit type epilepsie beschreven (Dravet, 1978). In<br />

1982 presenteerde zij haar resultaten op het dertiende<br />

ILAE-congres binnen een sessie over Myoclonic <strong>Epilepsie</strong>s<br />

in Childhood: 42 van de 142 kinderen met een vorm<br />

van myoclonische epilepsie hadden het syndroom dat<br />

later haar naam kreeg. Ze noemde deze epilepsievorm<br />

Severe Myoclonic Epilepsy of Infancy (SMEI) (Dravet et al.,<br />

1982). Zij heeft bewust gekozen voor de termen ‘ernstig’,<br />

‘myoclonische aanvallen’ en ‘op zuigelingenleeftijd’ om<br />

te differentiëren tussen het Dravet syndroom en andere<br />

maligne (niet goedaardige) kinderepilepsieën. Twee jaar<br />

later beschreef zij uitgebreider ‘L’épilepsie myoclonique<br />

sévère du nourrisson’ in de eerste editie van een Frans<br />

naslagwerk dat als Le Guide Bleu van de kinderepilepsie<br />

zou worden beschouwd (Dravet et al., 1984).<br />

Dravet syndroom: wel of geen aparte entiteit?<br />

Veel van de epileptologen (zelfs Gastaut!) hadden hun<br />

twijfels of de epilepsievorm die werd beschreven door<br />

Dravet wel een eigen nosologische entiteit was. Immers,<br />

de frequentie en intensiteit van de myoclonieën konden<br />

erg verschillen. Er waren kinderen bij wie de epilepsie op<br />

dezelfde wijze debuteerde, maar die geen of heel weinig<br />

myoclonische aanvallen lieten zien. Bovendien bleken<br />

sommige kinderen in het onderzoek van Dravet behandeld<br />

met carbamazepine of vigabatrine, medicijnen die<br />

myoclonische aanvallen kunnen oproepen. Een Franse<br />

coryfee uit de kinderepilepsiewereld, Jean Aicardi, stelde<br />

in 1991 dat de term ‘myoclonische’ epilepsie misleidend<br />

was, omdat er naar zijn mening (te) veel overlap zou<br />

zijn tussen de verschillende myoclonische syndromen,<br />

waaronder het Lennox-Gastaut syndroom (Aicardi,<br />

1971). Na heel wat discussies op wetenschappelijke<br />

bijeenkomsten over de onscherpe grenzen en diversiteit<br />

van het klinische beeld (het wel of niet myoclonische<br />

karakter van die epilepsie), werd uiteindelijk voorgesteld<br />

om het syndroom, gekarakteriseerd door een atypisch<br />

begin (langdurige koortsconvulsies onder de leeftijd van<br />

één jaar, hemiconvulsies, aanvankelijk normaal EEG),<br />

het ontbreken van axiale spasmen en drop attacks, en het<br />

vaak familiair voorkomen van epilepsie of convulsies, te<br />

vernoemen naar Charlotte Dravet. Het werd als zelfstandige<br />

entiteit opgenomen in de ILAE-classificatie van<br />

Historische wetenswaardigheden<br />

1989 (Commission on Classification and Terminology<br />

of the ILAE, 1989). Bij ontbreken van myoclonieën werd<br />

gesproken van polymorfe epilepsie, van een atypische<br />

variant of het borderline Dravet syndroom. Vooral Japanners,<br />

onder leiding van professor Ohtahara, hebben<br />

bijgedragen aan de erkenning van het syndroom (Ogino<br />

et al., 1988). Tot op heden bevat de literatuur maar één<br />

neuropathologisch rapport over het brein bij kinderen<br />

met het Dravet syndroom, van de hand van Renier en<br />

Renkawek (1990).<br />

Genetische basis van Dravet syndroom<br />

De twijfel over het al dan niet bestaan van de door Dravet<br />

beschreven klinische entiteit werd pas opgeheven toen<br />

de genetica zijn intrede deed in het epilepsieonderzoek.<br />

De ontdekking van een genetische basis van het syndroom<br />

van Dravet bevestigde de juistheid van de waarneming<br />

van Dravet. Veranderingen in het SCN1A-gen, dat<br />

een belangrijke rol speelt in de werking van het natriumkanaal,<br />

bleek verantwoordelijk voor het syndroom en<br />

plaatste het syndroom in de groep van de ‘kanalopathieen’<br />

(Ceulemans, 2004). Net als bij de vroegere klinische<br />

discussies ontstond er ook een genetische discussie over<br />

de grenzen van het syndroom. Genetici die veranderingen<br />

in het SCN1A-gen bestudeerden, ontdekten in 1997<br />

deze afwijking eerst in een Australische familie, waar<br />

koortsstuipen en gegeneraliseerde epilepsieaanvallen<br />

voorkwamen (Scheffer et al., 1997). Zij stelden voor hun<br />

ontdekking GEFS+ (generalized epilepsy with febrile seizures)<br />

te noemen. Aan de Universiteit Antwerpen onderzocht<br />

de onderzoeksgroep van Lieve Claes het SCN1A-gen bij<br />

kinderen met het Dravet syndroom omdat die kinderen<br />

ook koortsstuipen hebben. De onderzoekers vonden<br />

bij alle kinderen een de novo mutatie in het SCN1A-gen<br />

(Claes et al., 2001). In een recent overzichtsartikel stellen<br />

Scheffer en medewerkers dat SMEI beschouwd moet<br />

worden als het meest ernstige fenotype van het GEFS+<br />

spectrum (Scheffer et al., 2009). In de door hen beschreven<br />

families hadden de patiënten meestal mildere<br />

vormen van epilepsie. Intussen is gebleken dat sommige<br />

familieleden van kinderen met het Dravet syndroom,<br />

die ook genetisch belast zijn, mildere of voorbijgaande<br />

vormen van epilepsie kunnen tonen. Kortom, de relatie<br />

genotype versus fenotype is nog verre van opgeklaard.<br />

Conclusie<br />

Voor een juiste interpretatie van de betekenis van het<br />

vinden van een mutatie in het SCN1A-gen blijft de kliniek<br />

en de typische anamnese van deze complexe elektroclinische<br />

entiteit noodzakelijk. Het is de grote verdienste van<br />

Charlotte Dravet dat zij dit complexe kinderepilepsiebeeld<br />

heeft beschreven en heeft gewezen op de typische<br />

kenmerken, en dat zij ondanks alle aanvankelijke kritiek<br />

20 Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> Historische wetenswaardigheden


op haar bevinding, haar visie – in alle bescheidenheid –<br />

heeft verdedigd.<br />

Dankwoord<br />

Een bijzonder woord van dank aan Charlotte Dravet, die<br />

in een persoonlijke brief aanvullende informatie aan een<br />

van de auteurs (Willy Renier) ter beschikking stelde voor<br />

dit artikel.<br />

Referenties<br />

Aicardi J, Chevrie JJ (1971) Myoclonic epilepsies of childhood.<br />

Neuropediatrie 3:177-190.<br />

Ceulemans B (2004) Severe myoclonic epilepsy in infancy.<br />

Proefschrift Universiteit Antwerpen.<br />

Claes L, Del-Favero J, Ceulemans B, Lagae L, Van<br />

Broeckhoven C, De Jonghe P (2001) De novo mutations<br />

in the sodium-channel gene SCN1A cause severe myoclonic<br />

epilepsy of infancy. Am J Hum Genet 68(6):1327-32.<br />

Commission on Classification and terminologyof the<br />

International League Against Epilepsy (ILAE) (1989)<br />

Proposal for revised classification of epilepsies and<br />

epileptic syndromes. Epilepsia 30:289-99.<br />

Dravet C (1978) Les épilepsies graves de l’enfant. Vie Méd<br />

8:543-548.<br />

Historische wetenswaardigheden<br />

Historische Casuïstiek wetenswaardigheden<br />

Dravet C, Roger J, Bureau M, Dalla Bernardina B<br />

(1982) Myoclonic epilepsies in childhood. In Akimoto<br />

H, Kazamatsuri H, Seino M, Ward Jr AA (eds)<br />

Advances in Epileptology, The XIIIth Epilepsy International<br />

Symposium. New York, Raven Press, pp.135-140.<br />

Dravet C, Bureau M, Roger J (1984) L’ épilepsie myoclonique<br />

sévère du nourrisson. Chapter 7. In Roger<br />

J, Dravet C, Bureau M, Dreyfuss FE, Wolf P (eds) Les<br />

syndromes épileptiques de l’enfant et de l‘adolescent. John<br />

Libbey Eurotext Ltd, pp. 58-66.<br />

Ogino T, Ohtsuka Y, Amano R, Yamatogi Y, Ohtahara<br />

S (1988) An investigation on the borderland of severe<br />

myoclonic epilepsy in infancy. J Psychiatry Neurol<br />

142:554-555.<br />

Renier WO, Renkawek K (1990) Clinical and neuropathologic<br />

findings in case of severe myoclonic<br />

epilepsy of infancy. Epilepsia 31:287-291.<br />

Scheffer IE, Berkovic SF (1997) Generalized epilepsy<br />

with febrile seizures plus. A genetic disorder with<br />

heterogeneous clinical phenotypes. Brain 120:479-<br />

90.<br />

Scheffer IE, Zhang Y-H, Jansen FE, Dibbens L (2009)<br />

Dravet syndrome or genetic (generalized) epilepsy<br />

with febrile seizures plus? Brain & Dev 31:394-400.<br />

<strong>Epilepsie</strong>, wij weten wat het is<br />

Word donateur • giro 222111<br />

1 op de 150 mensen heeft epilepsie. Met epilepsie is een<br />

‘normaal’ leven niet vanzelfsprekend. Door de aanvallen<br />

missen mensen met epilepsie soms letterlijk stukken uit<br />

hun leven. Het Nationaal <strong>Epilepsie</strong> Fonds helpt deze<br />

mensen. Helpt u mee? Er is nog zo veel te doen.<br />

Vragen over epilepsie?<br />

<strong>Epilepsie</strong> Infolijn<br />

0900 821 24 11 (10 cent per minuut)<br />

Postbus 270 • 3990 GB HOUTEN<br />

giro 222111 • www.epilepsiefonds.nl<br />

Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> 21


Door: Mona Toet (m.toet@umcutrecht.nl), neonatologie, Wilhelmina Kinderziekenhuis/Universitair Medisch Centrum Utrecht.<br />

Neonatale convulsies: nieuwe<br />

ontwikkelingen in monitoring<br />

en behandeling<br />

Op 15 april 2009 promoveerde Linda van Rooij aan de Universiteit van Utrecht op haar proefschrift getiteld ‘Neonatal<br />

Seizures: New developments in monitoring and therapy’. In haar promotieonderzoek probeerde zij een antwoord te<br />

vinden op de vraag of het behandelen van subklinische convulsies, naast de behandeling van klinische convulsies,<br />

continu geregistreerd door middel van het amplitude geïntegreerde EEG, leidt tot vermindering van cerebrale schade<br />

met daardoor een betere neurologische ontwikkeling.<br />

Neonatale convulsies zijn vaak een uiting van cerebrale<br />

schade. Pasgeborenen die convulsies ontwikkelen, hebben<br />

een groot risico op motorische en mentale ontwikkelingsproblemen<br />

op latere leeftijd (spasticiteit, retardatie,<br />

leerstoornissen). Uit langdurige (video) EEG-registraties<br />

is gebleken, dat een groot deel (70 tot 80 procent) van de<br />

neonatale convulsies subklinisch zijn, vooral na toediening<br />

van anti-epileptica. Sinds de jaren tachtig is het<br />

amplitude geïntegreerd EEG (aEEG) geïntroduceerd<br />

op de neonatale intensive care unit (NICU). Het aEEG<br />

registreert één EEG-signaal volgens de bipolaire afleiding<br />

P3-P4. Het EEG-signaal wordt gefilterd, gerectificeerd en<br />

in tijd gecomprimeerd. Hierdoor is deze techniek geschikt<br />

voor langdurige registratie. Het aEEG geeft informatie<br />

over het achtergrondpatroon, de aanwezigheid van slaap-<br />

waakritme, aanwezigheid van convulsies en het effect van<br />

de behandeling van convulsies. Het aEEG is geen vervanging<br />

voor het standaard-EEG, maar wel geschikt voor<br />

continue bewaking van baby’s met neonatale convulsies<br />

(figuur 1, pagina 23).<br />

Methoden<br />

In het proefschrift wordt o.a. een gerandomiseerde multicenter<br />

trial beschreven (Suseque-studie; subclinical seizure<br />

question), waaraan elf NICU’s in Nederland en België<br />

meegedaan hebben. De belangrijkste onderzoeksvragen<br />

waren: 1) hoeveel epileptische activiteit wordt er gemist<br />

als de hersenactiviteit niet continu geregistreerd wordt<br />

door middel van aEEG, en 2) leidt het direct behandelen<br />

van klinische en subklinische convulsies tot een vermindering<br />

van epileptische activiteit en mogelijk tot minder<br />

hersenschade? Daarnaast worden in het proefschrift verscheidene<br />

retrospectieve studies beschreven waarin werd<br />

Proefschriftbesprekingen<br />

nagegaan wat de aanvullende waarde is van aEEG-<br />

registratie met betrekking tot neurologische ontwikkeling<br />

en het detecteren van convulsies. Hiervoor is vooral onderzoek<br />

gedaan bij a terme geboren kinderen. Tevens is onderzoek<br />

gedaan naar de veiligheid en optimale dosering van<br />

lidocaïne voor de behandeling van neonatale convulsies.<br />

Resultaten<br />

Een belangrijk resultaat van het promotieonderzoek van<br />

Linda van Rooij is de observatie dat het direct behandelen<br />

van klinische en subklinische convulsies leidt tot een<br />

vermindering van de totale duur van epileptische activiteit.<br />

Tevens werd er een significante associatie gevonden tussen<br />

de duur van epileptische activiteit en de ernst van de<br />

hersenschade, zichtbaar op de MRI-scan. Voor de relatie<br />

met de neurologische ontwikkeling moet nog worden gewacht<br />

op de follow-up studie. Door het continu registreren<br />

van de hersenactiviteit met aEEG werd aangetoond dat de<br />

incidentie van een status epilepticus in een groep kinderen<br />

met neonatale convulsies rond de 18 procent ligt. Het<br />

achtergrondpatroon waarop de status zich ontwikkelt is de<br />

belangrijkste prognostische marker voor de ontwikkeling.<br />

Alleen bij kinderen met hypoxisch-ischemische schade is<br />

er ook een relatie tussen de duur van de status epilepticus<br />

en de neurologische ontwikkeling. Verder werd aangetoond<br />

dat aEEG-registratie met twee bipolaire afleidingen<br />

(F3-P3, F4-P4) van aanvullende waarde is voor het detecteren<br />

van epileptische activiteit bij kinderen met schade aan<br />

één hemisfeer.<br />

Voor de behandeling van convulsies met lidocaïne is met<br />

behulp van een farmacokinetiekmodel een optimaal doseringsprotocol<br />

ontwikkeld met een minimaal risico voor de<br />

kans op bijwerkingen.<br />

22 Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> Proefschriftbesprekingen


Proefschriftbesprekingen<br />

Proefschriftbesprekingen<br />

Figuur 1 Pasgeborene die wordt beademd met continue cerebrale bewaking met behulp van het amplitude geïntegreerde EEG (aEEG).<br />

Op de monitor is het aEEG-signaal (boven) en het impedantiesignaal (onder) te zien.<br />

Conclusie<br />

Het behandelen van subklinische convulsies leidt tot vermindering<br />

van de totale duur van convulsies en mogelijk<br />

tot minder hersenschade. Dit heeft ertoe geleid dat in<br />

Nederland subklinische neonatale convulsies in toenemende<br />

mate worden behandeld, vooral als het gaat om een<br />

status epilepticus of zeer frequent optredende convulsies.<br />

Vooraankondiging<br />

De studies beschreven in het proefschrift hebben bijgedragen<br />

tot het verbeteren van de bewaking, monitoring en<br />

behandeling van neonatale convulsies. De beschikbaarheid<br />

van digitale aEEG-apparatuur, waarbij ook het ruwe EEGsignaal<br />

zichtbaar wordt, heeft een sterke verbetering van de<br />

registratie van hersenactiviteit bij pasgeborenen tot gevolg.<br />

Thema van het volgende, speciale septembernummer van <strong>Epilepsie</strong><br />

Beeldvorming en epilepsie<br />

Periodiek voor professionals 08 | nr 2 | <strong>2010</strong> 23


27 <strong>juni</strong> - 1 juli <strong>2010</strong><br />

9 th European Congress on Epileptology<br />

Locatie: Rhodos, Griekenland<br />

Informatie: www.epilepsyrhodes<strong>2010</strong>.org<br />

18 - 29 juli <strong>2010</strong><br />

Advanced International Course: From Basic Knowledge<br />

and Clinical Trials to Rational Prescribing in Epilepsy<br />

Locatie: San Servolo, Venetië, Italië<br />

Informatie: epilepsysummercourse@univiu.org<br />

01 - 04 augustus <strong>2010</strong><br />

6 th Latin American Epilepsy Congress<br />

Locatie: Cartagena, Colombia<br />

Informatie: www.epilepsiacartagena<strong>2010</strong>.org<br />

15 - 22 augustus <strong>2010</strong><br />

4 th Migrating Course on Epilepsy<br />

Locatie: Serock, Polen<br />

Informatie: www.epilepsy-academy.org<br />

25 - 27 augustus <strong>2010</strong><br />

12 th European Conference on Epilepsy and Society<br />

Locatie: Porto, Portugal<br />

Informatie: www.epilepsyandsociety.org<br />

12 - 13 september <strong>2010</strong><br />

Epilepsy and Depressive Disorders<br />

Locatie: Chicago, Verenigde Staten<br />

Informatie: www.epilepsyanddepressivedisorders.com<br />

23 - 26 september <strong>2010</strong><br />

5 th Practical Postgraduate Epileptology School<br />

Locatie: Radovljica, Slovenië<br />

Informatie: epilepsija@epilepsija.org<br />

30 september - 1 oktober <strong>2010</strong><br />

First International Workshop on Hemispherectomy<br />

‘Why Would You Remove Half a Brain?’<br />

Locatie: Universitair Medisch Centrum Utrecht<br />

Informatie: s.debode@umcutrecht.nl<br />

Agenda<br />

5 - 8 oktober <strong>2010</strong><br />

Global Symposium on the Dietary Treatments for Epilepsy and<br />

other Neurological Disorders<br />

Locatie: Edinburgh, Schotland<br />

Informatie: julie@matthewsfriends.org<br />

21 - 24 oktober <strong>2010</strong><br />

8 th Asian & Oceanian Epilepsy Congress<br />

Locatie: Melbourne, Australië<br />

Informatie: www.epilepsymelbourne<strong>2010</strong>.org<br />

2 - 6 oktober <strong>2010</strong><br />

<strong>2010</strong> Epilepsy Symposia<br />

Locatie: Cleveland (OH), Verenigde Staten<br />

Informatie: www.aesnet.org<br />

11 - 13 november <strong>2010</strong><br />

Journées Françaises de l’<strong>Epilepsie</strong><br />

Locatie: Grenoble, Frankrijk<br />

Informatie: www.lfce.fr<br />

3 - 7 december <strong>2010</strong><br />

64 st Annual Meeting of the American Epilepsy Society<br />

Locatie: San Antonio (TX), Verenigde Staten<br />

Informatie: www.aesnet.org<br />

19 - 22 <strong>juni</strong> 2011<br />

4 th International Epilepsy Colloquium<br />

Locatie: Marburg/München, Duitsland<br />

Informatie: www.epilepsy-academy.org<br />

19 - 22 <strong>juni</strong> 2011<br />

Symposium on Epilepsy Surgery for Remote<br />

Symptomatic <strong>Epilepsie</strong>s<br />

Locatie: Marburg, Duitsland<br />

Informatie: www.congrex.de/epilepsy2011<br />

30 <strong>juni</strong> - 2 juli 2011<br />

5 th Münich University Epilepsy course<br />

Locatie: München, Duitsland<br />

Informatie: www.munich-epi.de<br />

De productie van dit blad is mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van:

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!