Overvloed - Sjoerd van Tuinen

Overvloed - Sjoerd van Tuinen Overvloed - Sjoerd van Tuinen

05.05.2013 Views

vervloekt, omdat wanneer we er niet actief vorm aan geven in de vorm van groei en geritualiseerde verkwisting (kunst, erotiek, offers, somptueuze consumptie), we het hoe dan ook passief zullen ondergaan in de vorm van catastrofen. Er kleeft dus inderdaad een onoplosbare aporie aan het menselijke bestaan, maar de toonzetting ervan is veranderd: we geven ons leven zin en waarde in termen van doel-middelrationaliteit, terwijl onze doelen uiteindelijk niet te realiseren zijn en de producten van onze arbeid verspild moeten worden. Ons naarstige sparen, accumuleren en herinvesteren kunnen voor uitstel zorgen van de vernietiging van het teveel, maar ze kunnen haar niet verijdelen. Sterker nog, ze roepen auto- immuunreacties op. Wanneer nut een doel op zichzelf wordt, maken we onszelf de slaaf van een proces dat nooit tot een einde gebracht kan worden. In werkelijkheid kan nut alleen maar zijn wat het pretendeert te zijn, wanneer het uitmondt in een vervulling die louter omwille van zichzelf bestaat. Nut veronderstelt zijn eigen limiet, waarin logica en rationaliteit plaatsmaken voor hun tegengestelden. Dat zien we bijvoorbeeld terug in wat Marx de crisis van overproductie heeft genoemd. Gedurende het tijdperk van de industrialisering heeft het kapitaal zich herhaaldelijk genoodzaakt gezien om goederen, productiecapaciteit en uiteindelijk ook mensenlevens te vernietigen om deze crises te boven te komen. Wellicht dat het recente knappen van financiële bubbels hierin niet meer dan een nieuwe fase markeert, samen met het splatterkapitalisme (Franco Berardi) van de Napolitaanse afvalhopen en Chinese spooksteden die de wijnmeren, boterbergen en melkplassen van de vorige eeuw lijken te hebben vervangen. We kunnen deze overschotten niet negeren. Als we geen keuze maken, zal de keuze voor ons gemaakt worden. Onze keuze hoe we het overschot besteden, bepaalt wie we zijn (Benammar 2005: 36-37). Onze uitdaging voor de toekomst is dus om voor deze overvloed een ecologische inbedding te vinden in een duurzame economie. In termen van Oosterling: het afval van onze wegwerpcultuur moet geïnternaliseerd worden zodat het probleem deel wordt van de oplossing (Oosterling 2009a: 35). De oplossing is niet consuminderen maar de doorbreking van het schaarstediscours zelf. De zelfbewuste maar middelmatige verspilling van consumenten heeft namelijk niets van doen met een genereuze afwijzing van schaarste als zodanig, voor zover verspilling nog altijd een negatieve connotatie heeft. Bij Bataille krijgt deze herwaardering onder meer vorm in de avant-gardistische gestalte van de soevereine mens, die het aporetische karakter van zijn bestaan actief doorleeft door de schijnbare autonomie van het berekenende bourgeois subject op het spel te zetten. Oosterling geeft hieraan een omvattender vorm in een

drievoudige ecologie, waarin interesse wederzijdse belangstelling, verrijking en verantwoordelijkheid als een ecologische satéprikker (Oosterling 2009a: 38) de fysieke, sociale en mentale domeinen en partijen integraal en geschaald met elkaar verbindt. Zelfs een zelfgenoegzaam begrip als leefbaarheid , doorgaans geënt op een typische mengeling van zielzorg en lijfsbehoud (Oosterling 1998b: 141), verliest zijn slaafse karakter en krijgt een soevereine invulling, zodra het is gebaseerd op diepte-investeringen in sociaal en cultureel kapitaal overvloedige investeringen dus waarvan het rendement zich niet direct laat aantonen. (Oosterling 2009a) De aporie die in het concept van interesse tot uitdrukking komt is die van Nietzsches schenkende deugd, door Oosterling vertaald in deelgeven in plaats van deelnemen. Het gaat om een paradoxale deugd, omdat zij slechts gerealiseerd kan worden bij de gratie van een accumulatief proces dat er tegelijk door wordt ondermijnd. Interesse of tussen-zijn is de radicale affirmatie van deze duurzaamheid of leefbaarheid zonder zelfbehoud een double bind die niet tot een logische tegenstelling herleid kan worden. Als paradigmatisch voorbeeld geldt voor Oosterling de (vakmatige) verhouding tussen meester en gezel. (Oosterling 2009a: 296- 297) Hierin vormt de generositeit van de meester het basisprincipe van een asymmetrische en onvoorwaardelijke gift. De gezel participeert in deze gift, voor zover hij wordt geactiveerd om op zijn beurt bij te dragen aan een rijkere toekomst, enzovoort. Tegelijk is deze (ont)ketening van de gift alleen mogelijk dankzij de zelfzucht en zelfverrijking van de meester, die genoeg heeft geaccumuleerd om een regeneratieve verspilling mogelijk te maken. Gézel en gezèl zijn daarom onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het volhouden van deze gespannen maar wederzijdse loyaliteit biedt echter een vergezicht waarin profit wordt vervangen door prosperity. De quintessens van de mens Maar bevinden we ons met deze double bind nog wel in het domein van de antropologie, ruim een halve eeuw nadat Foucault in navolging van Nietzsche de dood van de mens had verkondigd? Uiteraard volstaat het niet om schaarste simpelweg door overvloed te vervangen om daarmee de antropologische paradox op te lossen. De paradox insisteert, zo hebben we gezien, maar zij is van aard veranderd. Vandaar dat Oosterling overvloed niet als de essentie van de mens begrijpt, maar als zijn quintessens , zijn vijfde element. (Oosterling 2007a: 369) In het legitimatiediscours van de traditionele antropologie is men gewend om Nietzsches definitie van de mens als het niet-vastgestelde dier te interpreteren in termen van negatie. De

drievoudige ecologie, waarin interesse wederzijdse belangstelling, verrijking en<br />

verantwoordelijkheid<br />

als een ecologische satéprikker (Oosterling 2009a: 38) de fysieke,<br />

sociale en mentale domeinen en partijen integraal en geschaald met elkaar verbindt. Zelfs een<br />

zelfgenoegzaam begrip als leefbaarheid , doorgaans geënt op een typische mengeling <strong>van</strong><br />

zielzorg en lijfsbehoud (Oosterling 1998b: 141), verliest zijn slaafse karakter en krijgt een<br />

soevereine invulling, zodra het is gebaseerd op diepte-investeringen in sociaal en cultureel<br />

kapitaal<br />

overvloedige investeringen dus waar<strong>van</strong> het rendement zich niet direct laat<br />

aantonen. (Oosterling 2009a)<br />

De aporie die in het concept <strong>van</strong> interesse tot uitdrukking komt is die <strong>van</strong> Nietzsches<br />

schenkende deugd, door Oosterling vertaald in deelgeven in plaats <strong>van</strong> deelnemen. Het gaat<br />

om een paradoxale deugd, omdat zij slechts gerealiseerd kan worden bij de gratie <strong>van</strong> een<br />

accumulatief proces dat er tegelijk door wordt ondermijnd. Interesse of tussen-zijn is de<br />

radicale affirmatie <strong>van</strong> deze duurzaamheid of leefbaarheid zonder zelfbehoud een double bind<br />

die niet tot een logische tegenstelling herleid kan worden. Als paradigmatisch voorbeeld geldt<br />

voor Oosterling de (vakmatige) verhouding tussen meester en gezel. (Oosterling 2009a: 296-<br />

297) Hierin vormt de generositeit <strong>van</strong> de meester het basisprincipe <strong>van</strong> een asymmetrische en<br />

onvoorwaardelijke gift. De gezel participeert in deze gift, voor zover hij wordt geactiveerd om op<br />

zijn beurt bij te dragen aan een rijkere toekomst, enzovoort. Tegelijk is deze (ont)ketening <strong>van</strong><br />

de gift alleen mogelijk dankzij de zelfzucht en zelfverrijking <strong>van</strong> de meester, die genoeg heeft<br />

geaccumuleerd om een regeneratieve verspilling mogelijk te maken. Gézel en gezèl zijn daarom<br />

onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het volhouden <strong>van</strong> deze gespannen maar wederzijdse<br />

loyaliteit biedt echter een vergezicht waarin profit wordt ver<strong>van</strong>gen door prosperity.<br />

De quintessens <strong>van</strong> de mens<br />

Maar bevinden we ons met deze double bind nog wel in het domein <strong>van</strong> de antropologie, ruim<br />

een halve eeuw nadat Foucault in navolging <strong>van</strong> Nietzsche de dood <strong>van</strong> de mens had<br />

verkondigd? Uiteraard volstaat het niet om schaarste simpelweg door overvloed te ver<strong>van</strong>gen<br />

om daarmee de antropologische paradox op te lossen. De paradox insisteert, zo hebben we<br />

gezien, maar zij is <strong>van</strong> aard veranderd. Vandaar dat Oosterling overvloed niet als de essentie <strong>van</strong><br />

de mens begrijpt, maar als zijn quintessens , zijn vijfde element. (Oosterling 2007a: 369)<br />

In het legitimatiediscours <strong>van</strong> de traditionele antropologie is men gewend om Nietzsches<br />

definitie <strong>van</strong> de mens als het niet-vastgestelde dier te interpreteren in termen <strong>van</strong> negatie. De

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!