05.05.2013 Views

Dode ogen (Tais Teng)

Dode ogen (Tais Teng)

Dode ogen (Tais Teng)

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Tais</strong> <strong>Teng</strong><br />

<strong>Dode</strong> <strong>ogen</strong><br />

2000<br />

WOLTERS-NOORDHOFF<br />

GRONINGEN<br />

BULKBOEK<br />

AMSTERDAM


Copyright © 1996 <strong>Tais</strong> <strong>Teng</strong><br />

Uitgegeven met een licentie van Uitgeverij El{enga Amsterdam<br />

Omslagontwerp: Harry de Graaf!<br />

Met advie'{en en hijdragen van Patty Voorsmit<br />

ISBN gOOl 552854


Elke parel is een minuscule graftombe.<br />

Splijt het parelmoer en in het hart van de parel zul je een<br />

dode larve vinden. Het piepkleine roofdier dacht zich te<br />

goed te doen aan het levende vlees van de oester, maar<br />

raakte verstrikt in draden van langzaam stollend parelmoer.


Lang geleden, in een ver land<br />

Lang geleden verkocht de eerste keizer van China zijn ziel<br />

aan de duivel. Bij 'duivel' moet je je natuurlijk geen figum<br />

met hoorns op zijn kop en bokkenpoten voorstellen. Deze<br />

duivel was heel wat angstaanjagender en zijn naam luidde<br />

Shaun. Shaun de Doodloze.<br />

In elk dorp in China stonden wel een paar altaren of<br />

tempels waar duivels vereerd werden. Alleen al in de noor­<br />

delijke provincies hadden ze er zo'n zestigduizend.<br />

In die tijd konden de Chinezen je haarfijn uitleggen wat<br />

een duivel was: elk wezen dat bovenmenselijke machten<br />

bezat en nooit stierf.<br />

Shaun voldeed aan beide voorwaarden. Het deed er wei­<br />

nig toe dat Shaun ooit als gewoon mens begonnen was. Een<br />

gewoon mens was hij nu beslist niet meer.<br />

Wat de keizer hem in ruil voor zijn ziel vroeg, was het<br />

eeuwige leven.<br />

De duivel stemde gretig toe.<br />

Meer dan tweeduizend jaren verstreken. Het loopt tegen<br />

het einde van de twintigste eeuw. Beiden leven nog steeds.


I<br />

Zaterdagmiddag in Utrecht. Het is stervensdruk op de Oude<br />

Gracht. Elleboog aan elleboog persen de mensen zich<br />

langs Van Dongens kraampje . Ze staan even opeengepakt<br />

als supporters voor de ingang van een stadion.<br />

Ik haat die zaterdagmiddagen! denkt Van Dongen. Nu<br />

ja, nog een halfuurtje en het zit er weer op. Hij haalt diep<br />

adem en brult: 'Drie bossen voor vijf gulden! Prachtige<br />

gladiolen! Drie bossen voor vijf gulden! Nergens zo goedkoop!'<br />

Hij hoort Herman van twee kraampjes verderop precies<br />

hetzelfde roepen en grist een vierde boeket uit de emmer<br />

aan zijn voeten. 'Vier bossen voor vijf gulden!'<br />

Hij buigt zich naar een voorbijganger en duwt hem de<br />

bloemen bijna onder de kin. 'Moet u eens kijken wat een<br />

prachtige bossen, meneer!'<br />

'Dat zal helaas niet gaan, beste man.'<br />

Van Dongen ziet zijn eigen gezicht weerkaatst in de glazen<br />

van een spiegelende zonnebril. Op hetzelfde <strong>ogen</strong>blik<br />

merkt hij het witte stokje van zijn klant op.<br />

Shit, een blinde! En hij met zijn 'moet u eens kijken' .. .<br />

Van Dongen is boven alles zakenman en herstelt zich meteen.<br />

'Ze ruiken ook heerlijk, meneer. '<br />

De man schudt zijn hoofd. 'Nee, sorry, voor mij geen<br />

bloemen. Ze verwelken bijna even snel als mensen.'<br />

Van Dongen luistert echter al niet meer, het schudden<br />

van het hoofd is genoeg. Hij zwaait met zijn bossen. 'Vier<br />

voor een vijfje! Prachtige gladiolen.'<br />

7


De blinde man, Shaun, verplaatst zich opvallend snel doo<br />

de voortschuifelende menigte. Hij stapt in openingen die e<br />

een halve seconde eerder nog niet waren. Shaun de Dood<br />

loze wringt zich langs een toeterend bestelbusje, duikt on<br />

der iemands opgeheven arm door. Je zou bijna denken da<br />

alle anderen de blinden zijn en hij de enige met fatsoenlijkl<br />

<strong>ogen</strong>.<br />

In bepaalde opzichten is dat ook wel zo. Zijn blindenstol<br />

zwiept heen en weer zonder de stoeprand ooit te raken of d(<br />

straatstenen aan te tikken, zenuwachtig als de voelsprie!<br />

van een insect.<br />

Shaun praat onophoudelijk in zichzelf. Hoewel het eer<br />

aanwensel is dat hij persoonlijk nogal irritant vindt, lukt hel<br />

hem niet om ermee te stoppen. De laatste honderd vijftig<br />

jaar kost het hem moeite om helder te denken zonder zijn<br />

lippen te bewegen.<br />

'Vrouwe Dood,' mompelt hij, 'ik ken je. Ik ken je gitzwarte<br />

<strong>ogen</strong>, je ivoren lippen. Al ben je mijn enige minnares,<br />

ook vandaag zul je mij niet kussen.'<br />

Hij zendt zijn geest in de tijd vooruit. Er is niets veranderd,<br />

constateert hij. De dag ligt onveranderd voor hem en<br />

verloopt precies zoals hij het die ochtend voorzien heeft.<br />

Vandaag zal de keizer opnieuw sterven.<br />

Maar eerst .. . Ja, hij is vlak bij de bibliotheek. Nog zes<br />

stappen.<br />

Shaun stopt, heft zijn kin afwachtend op.<br />

Drie meter verderop smakt een plastic emmer tegen de<br />

straat. Witte verf fonteint omhoog en stippelt de stenen. De<br />

verste klodder kwakt precies tussen de schoenpunten van<br />

de blinde man.<br />

'Allemachtig, Geert!' klinkt het uit de hoogte. 'Kijk toch<br />

uit! Die emmer kwam bijna op die kerel terecht. Hij had wel<br />

dood kunnen zijn!'<br />

De andere schilder leunt uit het raam omlaag. 'Het spijt<br />

8


ons vreselijk, meneer. Is er verf op uw kleren gekomen?'<br />

Shaun glimlacht. 'Geen spatje, jongeman. '<br />

Hij heft zijn stok groetend op en loopt door.<br />

+<br />

9


2<br />

Ik moet uit de kantine weg, denkt Arno. Meteen. Anders<br />

gebeurt er iets vreselijks.<br />

'Ah, doe niet zo flauw,' zegt Hamid en hij legt het pak<br />

kaarten op het tafeltje. 'Eén spelle*.'<br />

Arno schudt zijn hoofd. 'Nee, liever niet.'<br />

Hij krijgt dat rare trekkerige gevoel weer, vlak boven<br />

zijn neus. Alsof daar een klein stukje van zijn hersens veel<br />

harder werkt dan normaal is.<br />

Voor Arno's <strong>ogen</strong> verschijnt een wiebelende cirkel die<br />

een meter of drie verder in de lucht zweeft. Het beeld doet<br />

een beetje onecht aan, alsofhet niet meer dan een reflectie in<br />

een ruit is. Hij is de enige die het kan zien, dat weet hij<br />

zeker.<br />

Ik wil dit niet! denkt Arno. Ik wil een gewoon mens zijn,<br />

net als iedereen. Ik wil de toekomst niet zien!<br />

Het beeld wordt duidelijker. De speelkaarten liggen<br />

over de tegelvloer verspreid, een van de stoelen is om­<br />

gevallen. Zijn vrienden omringen hem: Hamids gezicht is<br />

van woede vertrokken. Hij grijpt Arno bij zijn T-shirt vast,<br />

rukt hem naar zich toe. 'Valsspeler!'<br />

At;no vangt een glimp op van de klok boven de tapkast.<br />

Bijna vijf uur. Een half uur later dan het werkelijk is.<br />

Hij knippert met zijn <strong>ogen</strong> en het beeld lost op.<br />

'Jullie spelen om geld,' zegt Arno.<br />

Hamid haalt zijn schouders op. 'Logisch. Anders is er<br />

weinig aan.'<br />

'Als ik speel, komt er alleen maar ruzie van,' zegt Arno.<br />

'Ik win altijd. Ik zou vals moeten spelen om te verliezen.'<br />

10


'Daar geloof ik niks van.'<br />

'Ik win bijna altijd,' geeft Arno toe.<br />

Een van de andere jongens pakt het stapeltje kaarten.<br />

'Bewijs dat maar eens.'<br />

Prompt verschijnt er een nieuw beeld voor Arno's <strong>ogen</strong>.<br />

Arno ziet het tafelblad voor zich, zes kaarten in een waaier<br />

uitgespreid. De klok staat op twee minuten over half vijf.<br />

Langzaam worden de kaarten scherper tot hij zelfs de kleine<br />

koffievlek op de ruiten negen kan zien.<br />

Hij knippert met zijn <strong>ogen</strong>. De kaarten verdwijnen.<br />

'Oké,' zegt hij tegen de jongen, 'maar dan geen gezeur<br />

meer. Jij kiest zes kaarten en houdt ze zo dat ik ze on­<br />

mogelijk kan zien.'<br />

De jongen schudt de kaarten met overdreven grondig­<br />

heid en pelt er zes af. 'Roept u maar.'<br />

'Klaver vier, schoppenvrouw, hartenaas, harten twee,<br />

ruiten negen. Moet ik doorgaan?'<br />

De jongen spreidt de kaarten in een waaier op tafel uit.<br />

'Precies goed. Hoe doe je dat? Is het een truc?'<br />

'Een soort truc,' liegt Arno. 'Van een goochelaar ge­<br />

leerd.'<br />

'Man, je zou schatrijk kunnen worden!'<br />

'0, vast,' zegt Arno. 'Of met een mes in mijn buik kun­<br />

'nen eindigen. Lui die om duizendjes spelen zijn geen spor­<br />

tieve verliezers.'<br />

Hij tilt zijn tas met voetbalspullen op. 'Speel ze.'<br />

+<br />

11


3<br />

De blinde man duikt een steegje in, duwt een verveloze<br />

deur open. Shaun belandt op een binnenplaatsje, onder een<br />

plataan met een afschilferende stam. Achter hem rijst de<br />

Domtoren op.<br />

Hij trekt zijn geest uit de toekomst terug, als een her­<br />

mietkreeftje dat in zijn slakkenhuis terugkruipt.<br />

De absolute duisternis van het heden omringt hem, voor<br />

het eerst sinds maanden. Een kalme, koesterende duister­<br />

nis.<br />

AJleen in het heden is hij blind. Geen licht meer. Enkel<br />

de wind die langs zijn gezicht strijkt, de geur van vochtig<br />

mos en gevallen bladeren.<br />

De Doodloze voelt een diepe vrede, een eindeloos ver­<br />

trouwen in zijn eigen kunnen.<br />

Tienduizend keer heeft hij de Dood recht in haar <strong>ogen</strong><br />

gekeken en tienduizend keer heeft hij haar graaiende klau­<br />

wen ontweken. Die neerstortende emmer had zijn schedel<br />

als een bros ei kunnen kraken. Hij was echter gewaar­<br />

schuwd. Zoals hij altijd gewaarschuwd zou zijn.<br />

Wie de toekomst kent, kan haar veranderen.<br />

Een natuurlijke dood bestaat niet: dat was de grootste<br />

ontdekking van zijn onvoorstelbaar lange leven geweest.<br />

Mensen sterven altijd aan een ziekte, aan geweld, aan een<br />

ongeluk. Zelfs ouderdom is niet meer dan een langzame<br />

vergiftiging, het gevolg van verkeerd voedsel.<br />

Genoeg gepeins! De keizer wacht op hem, zijn dienaar,<br />

zijn slaaf. Over minder dan een kwartier zal de keizer zijn<br />

laatste adem uitblazen. Zoals hij elke eeuw een keer of twee<br />

12


doet. Om in een nieuw, jonger lichaam herboren te worden.<br />

Shaun stuurt zijn geest een honderdste seconde de toekomst<br />

in en het binnenplaatsje verschijnt opnieuw. Een<br />

honderdste seconde vooruit is zo goed als het heden en in<br />

feite ziet hij zo beter dan een mens wiens <strong>ogen</strong> wel functioneren.<br />

Gewone <strong>ogen</strong> knipperen, ze kunnen vermoeid raken.<br />

Zijn toekomstblik blijft altijd haarscherp en hij kan desnoods<br />

op een insect inzoomen tot de haares zo dik als<br />

kabels lijken.<br />

Shaun draait zich naar de bakstenen muur aan zijn linkerzijde<br />

en heft zijn handen op. Zijn vingers kronkelen in<br />

een ingewikkeld patroon: hij doet nog het meest denken<br />

aan een mimespeler die een onzichtbaar touw knoopt. Vervolgens<br />

schopt hij een tak met zijden linten opzij waarvan<br />

de bast in een spiraal losgepeld werd.<br />

De bakstenen worden wazig en wijken in de muur terug.<br />

Voor Shaun ligt een brede trap, met stenen draken op de<br />

leuningen. Daarachter, half in de schaduw, staat een eikenhouten<br />

deur op een kier. Een deur met een ring van groen<br />

uitgeslagen koper.<br />

Mensen van deze tijd zouden er niets van begrijpen,<br />

denkt hij, en het magie noemen. Terwijl het toch zo'n eenvoudige<br />

truc is. Drieduizend jaar geleden zou zelfs de eenvoudigste<br />

Egyptische boerenknecht deze bezwering kunnen<br />

uitvoeren. Nu ben ik waarschijnlijk de laatste mens die<br />

zich de juiste gebaren herinnert.<br />

Shaun duwt de deur open en stapt een hoge zaal in. In<br />

elke nis branden kaarsen. Hun vlamme*s dansen en zwiepen<br />

in de plotselinge tochtstroom. Overal is de rijke glans<br />

van koperen gebedsschalen, van goudbrokaat.<br />

Shaun slentert door een galerij et schilderijen. Honderden<br />

schilderijen van manshoog tot miniatuurtjes die amper<br />

breder zijn dan een duimnagel. Er zijn veldheren met<br />

13


krullende baarden, koningen met pruiken of lang, pekzwart<br />

haar. Met groene <strong>ogen</strong>, bruine <strong>ogen</strong> of <strong>ogen</strong> zo grijs als een<br />

mistige ochtend.<br />

Toch hebben ze allemaal iets gemeen. Is het die onmis­<br />

kenbaar arrogante uitdrukking in de <strong>ogen</strong>? De manier<br />

waarop ze met opgeheven kin op het ordinaire volk neerkij­<br />

ken?<br />

Op de een of andere manier krijg je het gevoel dat het<br />

broers zijn. Of misschien dezelfde man, die zich telkens op<br />

bedreven wijze vermomd heeft.<br />

Shaun passeert een zijden rol met een Mongoolse krijgs­<br />

heer die peinzend naar een piramide van schedels tuurt. Hij<br />

veegt met zijn vingertoppen langs een koperen basreliëf<br />

van een trol die een krijgsbijl heft waar het bloed in strope­<br />

rige druppels van afdruipt.<br />

Pas bij een portret van een gedrongen man met een drie­<br />

hoekige hoed blijft hij een <strong>ogen</strong>blik staan. De man heeft zijn<br />

hand in zijn jas gestoken en iedere geschiedkundige zou<br />

hem direct herkend hebben.<br />

Shaun schudt zijn hoofd. 'Je bent te hebzuchtig, mijn<br />

keizer, te roekeloos. Die keer had je bijna hel Europa en<br />

misschien was de rest van de wereld je uiteindelijk ook wel<br />

gelukt. Alleen wilde je te veel, te snel.'<br />

Shaun grinnikt. 'Wat mij betreft mag je de wereld bezit­<br />

ten en je keizer van alle mensen noemen. Zolang ik je god<br />

maar blijf.'<br />

Zijn volgelingen hebben zich achter in de kerk verzameld:<br />

het meisje dat hij Delila noemt, de twee mannen die hij de<br />

Klauwen van de Doodloze gedoopt heeft.<br />

De keizer ligt uitgestrekt op een bank met satijnen kus­<br />

sens, log als een aangespoelde walrus. De kussens zijn dra­<br />

matisch zwart met zilveren kwastjes en de keizer draagt het<br />

staatsiekleed van een heerser uit de Chou-dynastie. Shaun<br />

14


ewondert het kanariegele gewaad dat uit minstens negen<br />

lagen stof bestaat, de met jaden kralen bestikte hes. Als je<br />

moet sterven, denkt hij goedkeurend, doe het dan in stijl.<br />

Om de dikke, lubberende nek van de keizer glimmen de<br />

schakels van een zilveren kettinkje met een hanger van<br />

bergkristal. De linkerhand omklemt het gevest van een<br />

overmatig lang zwaard in een schede van ivoor. De andere<br />

hand rust op een kleine harp. De armatuur werd uit pik­<br />

zwart hout gesneden. Op het eerste gezicht ziet het muziek­<br />

instrument er bijna te fragiel uit om te bespelen. In werke­<br />

lijkheid is het loodzwaar. Letterlijk. Meer dan tweeduizend<br />

jaar geleden boorde een sluipmoordenaar het hout uit en<br />

vulde de holtes met lood: de harp werd zo een uiterst effec­<br />

tieve knots.<br />

Het lijk van de keizer zal in zijn dure praal kledij ver­<br />

brand worden. Evenals zijn doodsbed. De drie voorwerpen<br />

vormen de echte bezittingen van de keizer. Het enige dat hij<br />

in elk nieuw leven meeneemt.<br />

Bij het horen van Shauns voetstappen opent de keizer zijn<br />

<strong>ogen</strong>.- 'Je bent gekomen. Nu weet ik zeker dat ik het niet<br />

lang meer zal maken.'<br />

'Nog elf minuten, mijn vriend.'<br />

'Wat zal het deze keer zijn?'<br />

'Een acute hartstilstand.'<br />

De laatste seconden tikken weg. De keizer kromt zijn rug,<br />

zijn vingers klauwen in de kussens. Uit zijn keel welt een<br />

ratelend gejank op.<br />

Shaun stapt naar voren, houdt de bronzen spiegel op.<br />

'Ik ... ,' brengt de keizer met de grootste moeite uit, 'ik<br />

ben ... gereed.' Hij spert zijn <strong>ogen</strong> wijd open tot ze uit de<br />

kassen lijken te puilen. In de magische spiegel verschijnt het<br />

gezicht van de keizer, vaag en rimpelend. Alsof je het door<br />

I)


stromend water ziet. Het is zijn ware gezicht, dat hij al twee<br />

en een kwart duizend jaar niet meer gedragen heeft.<br />

De ziel van de keizer zit nu in de magische spiegel gevangen,<br />

weet Shaun. Een ziel zonder lichaam.<br />

Zodra echter een andere mens in de spiegel kijkt, zal de<br />

ziel van de keizer zich naar buiten werpen. In een flits van<br />

kronkelend, magisch vuur schiet de ziel de <strong>ogen</strong> in, boort<br />

zich diep in de hersens van het slachtoffer.<br />

Vier, vijf seconden zullen de zielen met elkaar worstelen.<br />

Nooit langer.<br />

En altijd, altijd wint de keizer.<br />

Het is de keizer die ten slotte de <strong>ogen</strong> van het slachtoffer<br />

opent en opget<strong>ogen</strong> in zijn handen klapt. Een oeroude ziel<br />

in een gloednieuw lichaam.<br />

'Mooi zo; zegt Shaun. Hij zet de spiegel neer, reikt naar een<br />

zijden sjaal om hem af te dekken.<br />

De adem stokt hem in de keel. De man op de bank leeft<br />

nog! Zijn <strong>ogen</strong> schitteren van woede, van onbeschrijflijke<br />

haat. 'Jullie hebben mijn leven gestolen .. .' fluistert hij.<br />

'Monsters, monsters. ' De stem is laag en hees en lijkt in<br />

niets op die van de keizer.<br />

Het hoofd ploft terug in de kussens en de kaken ontspannen<br />

zich.<br />

In al die eeuwen heeft Shaun nog nooit de ziel van een<br />

slachtoffer zien terugkomen. En het ergste is dat hij dit niet<br />

voorspeld heeft. Die ochtend heeft hij de hele dag bekeken,<br />

elke minuut, en deze gebeurtenis is gloednieuw. Hij had<br />

nooit m<strong>ogen</strong> plaatsvinden.<br />

Ik kan niet langer op mijn talent vertrouwen ...<br />

Shauns rechterhand omklemt het blindenstokje in een<br />

krampachtige greep en zijn nagels boren zich in de muis van<br />

zijn duim. Als ik de toekomst niet duidelijk meer kan<br />

zien ... Een siddering trekt over zijn ruggengraat, alsof een


ijskoude vinger de wervels streelt. ... Dan zal ik blind zijn,<br />

denkt hij. Echt blind.<br />

Hij werpt een blik op zijn horloge, een automatische<br />

handeling. Alsof het moment dat zijn talent faalde er echt<br />

iets toe doet. Eén minuut voor vijf. Op een honderdste<br />

seconde na dan.<br />

'Meester?' vraagt het meisje. 'Is er wat mis?'<br />

'Nee, nee,' zegt hij zwakjes. 'Alles verliep volgens plan.'<br />

En dan denkt hij: Heilige Olifant! De spiegel! Ik heb<br />

hem niet afgedekt!<br />

Het is te laat. Als hij de spiegel opheft, ziet hij enkel zijn<br />

eigen gezicht. Door de open deur van de kapel vangt Shaun<br />

de schittering van een ruit op, een spiegelende ruit. De ziel<br />

van de keizer is van de spiegel naar de ruit gekaatst, even<br />

vluchtig als een straal zonlicht.<br />

Shaun leunt tegen de muur, zijn handen tegen zijn jukbeenderen<br />

gedrukt. Een nieuwe ramp, even onvoorzien als<br />

de terugkeer van de verdreven ziel in het lichaam van de<br />

keizer.<br />

Hoe moet hij de keizer ooit terugvinden? Hoeveel ramen<br />

en spiegels telt deze stad niet? Honderdduizend, een<br />

miljoen? Bij elke weerkaatsing zal de ziel van de keizer iets<br />

van zijn kracht verliezen, iets minder in staat zijn om degene<br />

die in de spiegel kijkt te overweldigen en uit zijn eigen<br />

lichaam te slingeren.<br />

In de doodse stilte begint een telefoon te rinkelen.<br />

Shaun sprint over de plavuizen naar het kantoortje, grist<br />

de hoorn van het bureau.<br />

'Ik ben erin,' komt de ademloze stem van de keizer. 'In<br />

zijn lijf. Alleen heb ik amper greep op hem. Help me, meester.<br />

Hij is te sterk. Hij duwt me weg! Ik verdrink in zijn<br />

gedachten! Help me!' In zijn paniek is de keizer op Mandarijns<br />

overgegaan, een taal die ze in geen vierhonderd jaar<br />

meer gesproken hebben.<br />

17


'Wie?' krijst Shaun. 'In wie zit je?'<br />

'Arno Groenewegen. Boven een drukkerij. Aan de Be­<br />

muurde Weerd. Ik kan . . . '<br />

De verbinding valt weg.<br />

18


4<br />

Shaun de Doodloze stuurt zijn geest de toekomst in en het<br />

enige dat hij ziet is een woest tollende caleidoscoop van<br />

beelden. Alsof er honderden films schots en scheef over<br />

elkaar geprojecteerd worden: niets is meer zeker.<br />

Op één ding na: in alle toekomsten duikt de gestalte op<br />

van een jongeman met bruin, krullend haar.<br />

Een naam bereikt hem, als een verlate echo van de stem<br />

van de keizer: Arno Groenewegen.<br />

'Mijn vijand,' zegt de Doodloze zachtjes. 'Eindelijk een<br />

tegenstander die de moeite waard is.'<br />

Hij begrijpt nu waarom de toekomst onvoorspelbaar is<br />

geworden: Arno heeft hetzelfde talent als hij.<br />

De keizer is Shauns enige hoop: wanneer de keizer Ar­<br />

no's lichaam kan overnemen, hoeft de Doodloze van de<br />

jongen niets meer te vrezen. Maar als hij het telefoontje mag<br />

geloven, heeft de keizer al verloren. Van de keizer is weinig<br />

meer over dan een reeks herinneringen, diep in Arno's<br />

brein weggedrukt. Alleen een wonder kan de keizer alsnog<br />

de overwinning geven.<br />

Een heimelijke glimlach flakkert over de lippen van de<br />

Doodloze. Het verrichten van duistere wonderen en mira­<br />

kels is zijn vak.<br />

Drie voor vijf: Arno mikt de handdoek op het droogrek en<br />

constateert dat de spiegel in de badkamer beslagen is. Hij<br />

stapt de huiskamer in en gaat voor de passpiegel van de<br />

klerenkast staan. Achter zich ziet hij het rondvaartboot je<br />

zijn laatste rondje draaien en op de aanlegsteiger afkoersen.


VIP-BOOT staat er in grote letters op, al maakt de spiegel<br />

er T008-QIV van. De zon weerkaatst in de geb<strong>ogen</strong> ruiten<br />

en een <strong>ogen</strong>blik wordt de schittering zo intens dat Arno<br />

moet knipperen.<br />

Als hij weer kan zien, vult een reusachtig gezicht de<br />

spiegel. Een woest gelaat met zware oogleden en pikzwarte<br />

wenkbrauwen. De mond spert zich open: tussen de tanden<br />

kronkelen slangen, bleke cobra's, hun <strong>ogen</strong> lijken druppels<br />

bloed.<br />

Arno deinst achteruit, diep in zijn keel begint een laag<br />

gejammer van pure doodsangst.<br />

'Van mij,' sissen de slangen. 'Geef me je hart, je vlees, je<br />

brein.'<br />

Armen zwiepen uit de spiegel, mager als van een skelet.<br />

Een kromme nagel tikt Arno's rechteroog aan, een tweede<br />

haakt zich in zijn linker.<br />

'Laat mij erin!' Een kolkende stroom gedachten spuit<br />

Arno's brein in, een vloed herinneringen aan gebeurtenissen<br />

die hij nooit heeft meegemaakt.<br />

Hij vangt een glimp op van een onafzienbare stenen<br />

muur onder een staalgrijze hemel, ziet arbeiders voorbijsjokken<br />

met manden vol grind en aarde. Uitgemergeld tot<br />

hun vel over de ribben spant, hun blote ruggen zitten onder<br />

de zweepstriemen.<br />

Te laat, veel te laat, heft Arno zijn handen op om zijn<br />

gezicht af te schermen: twee ragdunne lijnen blijven tussen<br />

hem en de spiegel hangen. Ze glippen moeiteloos door de<br />

spleten tussen zijn vingers.<br />

'Van mij!' krijst een triomfantelijke stem in zijn brein.<br />

'Mijn lichaam!'<br />

Een ijzige schimmel vertakt zich razendsnel door zijn<br />

brein en groeit zijn armen en benen in. Amper een seconde<br />

later verliest Arno elk gevoel in zijn ledematen.<br />

Arno stapt achterwaarts de kamer in en zijn lichaam be-<br />

20


weegt zich als een marionet: hij heeft er niets meer over te<br />

vertellen.<br />

Zijn handen reiken naar de telefoon en tikken een num­<br />

mer. Hij hoort het rinkelen van de telefoon. Het is een heel<br />

zwak geluidje, alsof het door dikke lagen stro en watten<br />

doorklinkt en het ebt steeds verder weg.<br />

Plotseling voelt hij de bekende tinteling vlak boven zijn<br />

neusbrug. Beelden vormen zich, het zijn net kleine patrijs­<br />

poorten. De meeste zijn in korrelig zwart-wit en Arno be­<br />

grijpt dat hij de toekomsten ziet waarin hij verloren heeft.<br />

Waarin de indringer zijn lichaam volledig heeft ingepikt.<br />

Het afschuwelijke is dat de beelden aanvoelen alsof ze<br />

hoogstens een klein eindje in de toekomst liggen, niet meer<br />

dan een tiental seconden ver.<br />

Slechts één beeld vertoont een vage kleurzweem: hij ziet<br />

een versplinterde spiegel en een vloerkleed vol scherven.<br />

Hij vecht terug, probeert zijn verlamde spieren te span­<br />

nen. De indringer spreekt haastig in de telefoon en Arno<br />

voelt zijn opkomende paniek.<br />

'Je bent zwak,' zegt Arno. 'Je bent niet meer dan een<br />

schim, een ding van boze spinrag.'<br />

'Ik ben de keizer,' snauwt de indringer. 'Miljoenen bui­<br />

gen in het stof voor me! Ik trek hun lichamen aan alsof het<br />

kleren zijn!'<br />

'Mijn lichaam niet!'<br />

Het wezen deinst terug voor Arno's woede en twee, drie<br />

seconden verliest hij zijn greep op het gestolen jongensli­<br />

chaam.<br />

Arno duikt naar voren en raakt de spiegel met zijn vuist.<br />

Het gezicht lost op in een regen van scherven.<br />

Zijn aanvaller wordt vager, lijkt steeds dieper in zijn<br />

brein weg te zakken. Met een laatste krachtsinspanning<br />

worstelt Arno's vijand zich omhoog. 'Slaap,' fluistert zijn<br />

stem. 'Vergeet. Vergeet alles.'<br />

21


Arno vecht tegen de aanrollende duisternis. Tevergeefs:<br />

zijn oogleden worden elk moment zwaarder en glijden als<br />

metalen rolluiken voor zijn <strong>ogen</strong> omlaag.<br />

'Slaap. Vergeet. '<br />

Arno zakt door zijn benen en nestelt zich op het<br />

vloerkleed, zijn knieën tegen zijn kin opgetrokken.<br />

Een zacht gesnurk is het enige geluid in de kamer.<br />

Arno ontwaakt met een barstende koppijn. Hij krabbelt<br />

óvereind en staart naar de gebroken spiegel. Het kleed ligt<br />

vol scherven.<br />

Heb ik dat gedaan?<br />

Hij herinnert zich dat hij struikelde en met zijn hand<br />

tegen de spiegel aanbonkte. Ben ik echt van mijn stokje<br />

gegaan? Het is zo'n eigenaardig vage herinnering, maar dat<br />

komt waarschijnlijk door de klap.<br />

Hij schudt zijn hoofd. Wat kan een mens toch ongelooflijk<br />

onhandig zijn! Hij wankelt naar de keuken.<br />

Een stoffer en blik. Ik moet die troep opruimen voor ma<br />

thuiskomt. Die raakt de laatste tijd toch al over haar toeren<br />

bij het minste geringste.<br />

Zijn rechterhand klopt, een irritante, zeurderige pijn die<br />

tot in zijn voorhoofd doorbonkt. Waarschijnlijk verzwikt.<br />

En van de pijn ging hij van zijn stokje. Ja, dat moet het<br />

geweest zijn.<br />

22<br />

+


5<br />

Arno slikt vier Saridons, de sterkste hoofpijnpillen die hij in<br />

het medicijnkastje kan vinden. Dat is twee meer dan vol­<br />

gens de bijsluiter mag. Geen paniek, hij zal het wel over­<br />

leven.<br />

Een kwartier later stopt de hoofdpijn abrupt.<br />

Hij beweegt zijn vingers, knijpt in zijn pols. Geen cen*<br />

pijn meer. Prima spul, die Saridon. Moet hij onthouden.<br />

Voor als hij weer een keer te veel gedronken heeft op een<br />

feestje.<br />

Vlak bij de aardewerken pot van de papyrus ziet Arno<br />

nog een scherf glinsteren. Hij plukt hem uit het hoogpolige<br />

tapijt en mikt hem in de papiermand.<br />

Een nieuwe spiegel kopen?<br />

Och nee. Dat kan morgen ook wel. Over een kwartier<br />

gaan de winkels trouwens al dicht.<br />

Beneden gaat de bel over. Twee keer, drie keer.<br />

Wat nu weer? Even overweegt hij net te doen alsof hij<br />

niets hoort. Als hij ergens geen behoefte aan heeft, is het<br />

wel bezoek. Het moet voor hem zijn. Zijn ouders werken<br />

overdag allebei in de drukkerij en klanten zouden nooit bij<br />

het woonhuis aanbellen.<br />

De bel gaat opnieuw en deze keer houdt de bezoeker de<br />

knop ingedrukt. De zoemer gonst als een nijdige bij. Het is<br />

een geluid dat hij onmogelijk kan negeren.<br />

Misschien is het Esther? Zijn vriendin is een stuk, daar is<br />

iedereen het over eens. Geduldig kun je haar echter beslist<br />

niet noemen. Esther is iemand die rustig met haar vlakke<br />

hand op tafel slaat en keihard' ober!' snerpt als de bediening<br />

niet vlot genoeg is.<br />

23


Mijn brommer staat voor de deur aan de lantarenpaal,<br />

bedenkt hij ineens. Nog niet weggezet. Esther weet dat ik<br />

thuis ben.<br />

Als hij voor haar niet opendoet, zal ze een volle week<br />

geen woord met hem wisselen. Daar is Esther goed in. Ze<br />

kan zo straal langs je heen kijken dat je op het laatst zelf gaat<br />

geloven dat je niet bestaat.<br />

Nee, ruzie kan hij niet gebruiken. Zeker niet nu. Hij<br />

moet haar nog steeds vragen of ze vanavond meegaat naar<br />

het schoolfeest.<br />

Arno stormt de trap af. 'Ik kom all Ik kom all'<br />

Hij rukt de deur open. 'Esther, ik .. .'<br />

Een lange man staat op de stoep. Echt lang. Zeker een<br />

kop groter dan Arno en Arno is beslist wat je noemt een<br />

lange slungel. De man draagt een leren jack dat er peperduur<br />

uitziet. Sinds Arno een eigen motorjack heeft aangeschaft<br />

beschouwt hij zichzelf als kenner. Hij heeft zowat<br />

alle zaken van de stad afgelopen. Bij hem hoef je niet met<br />

kunstleer aan te komen.<br />

Die rare, korrelige glans: alligatorleer? Slangenleer?<br />

Geen jack in ieder geval dat je op het Waterlooplein<br />

voor een paar flappen aanschaft. Dit ding moet duizenden<br />

guldens gekost hebben.<br />

Hij kijkt op. De man draagt een zonnebril, ziet hij nu.<br />

Spiegelend blauw. 'Ja?'<br />

Zijn bezoeker buigt en stoot dan een reeks rauwe keelklanken<br />

uit. Bijna snauwend. Als het woorden zijn, is het in<br />

ieder geval niet in een taal waar Arno ook maar een letter<br />

van spreekt.<br />

'Eh, sorry?' zegt hij . 'Ik, ik versta u niet.'<br />

De man klakt met zijn tong. Een moment verstrakken<br />

zijn lippen en straalt hij woede uit, onverbloemde haat. Dan<br />

plooien zijn lippen zich tot een glimlach zonder enige<br />

warmte.


'Het is mijn fout. Men vertelde mij dat de heer Hwang-ti<br />

op dit adres woonde. Ik ging ervan uit dat u het was.'<br />

'Nee, nee. Die woont hier niet. Werkelijk niet.'<br />

'Bedankt voor de moeite.' De man geeft een afgemeten<br />

hoofdknikje , steekt twee vingers op. 'Het spijt me u gestoord<br />

te hebben.' Hij draait zich abrupt om en steekt de<br />

weg over naar het bruggetje bij de sluis.<br />

Arno ziet de witte stok zwiepen als zijn bezoeker de oprit<br />

van het bruggetje bereikt.<br />

Daarom wist hij dus niet dat ik de verkeerde was. Hij is<br />

blind. Wacht. Misschien belde hij bij het verkeerde nummer<br />

aan. Hoe vinden blinden een huisnummer? Tellen ze<br />

de deuren? Ik had hem moeten vragen welk nummer hij<br />

zocht.<br />

Arno stapt de stoep op. 'Meneer?'<br />

Hoe speelt die vent het klaar om zo snel te verdwijnen?<br />

Ik wendde hoogstens een paar seconden mijn blik af. Die<br />

kerel kan toch onmogelijk al aan de overkant van het bruggetje<br />

zijn?<br />

Ineens ziet hij het voor zich. De blinde man op de brug.<br />

Halverwege ontbreekt een stuk van de leuning, waarschijnlijk<br />

kapotgetrapt door een stel bezopen drankorgels. Hoe<br />

loopt een blinde man over een brug? Tien tegen één houdt<br />

hij de leuning vast. En als de leuning ineens qphoudt, smakt<br />

hij voorover!<br />

Arno stuift de straat over, buigt zich over de leuning.<br />

Pikzwart water welt onder de sluisdeuren op. Een hamburgerbakje<br />

draait en hopst in een draaikolk. Twee bierblikjes.<br />

Het water is te smerig om meer dan een paar centimeter<br />

diep te kunnen kijken. Een halve meter onder de waterspiegel<br />

kunnen wel tien drenkelingen drijven.<br />

Als Arno opkijkt, ziet hij aan het andere eind van de<br />

brug een fietser opstappen. Hij moet de blinde man op de<br />

brug gepasseerd zijn.<br />

2;


'Meneer!' roept Arno.<br />

De fietser stopt. 'Ja?'<br />

'Kwam u net een blinde man tegen? Op de brug?'<br />

'Een blinde man? Nee. En ik stond net een paar minuten<br />

op de brug.' Hij gebaart naar het spierwitte motorjacht dat<br />

een meter of twintig verderop aangemeerd ligt. 'Ik zit in de<br />

scheepsbouw. Dat type kende ik nog niet.'<br />

'Niemand passeerde u?'<br />

'Nee, beslist niet. Ik had mijn fiets aan de hand en je ziet<br />

hoe nauw het hier is. Als iemand zich ongemerkt langs mij<br />

en mijn fiets heeft kunnen wringen, nu, dan moet het wel<br />

een allemachtig mager personage geweest zijn.'<br />

Halverwege de trap realiseert Arno zich wat voor taal de<br />

blinde man gesproken had. Chinees. Als ze bij de afhaalchinees<br />

zijn bestelling doorgeven, klinkt het precies zo.<br />

Kortaf, bijna gekef. Een taal die bedoeld is om uitgeschreeuwd<br />

te worden over wijde rijstvelden. Niet om te<br />

fluisteren.<br />

+


6<br />

Zijn ouders schrokken het eten naar binnen. Pa heeft zijn<br />

vaalgrijze overall niet eens uitgetrokken. Een haastklus,<br />

denkt Arno. Ze zijn al sinds vanochtend zeven uur bezig.<br />

Het gaat slecht met de drukkerij. Vader heeft het er nooit<br />

over, maar Arno heeft gemerkt dat de drukpersen soms<br />

dagenlang stilliggen. De nieuwste laserprinters werken zo<br />

snel dat veel bedrijven tegenwoordig hun eigen drukwerk<br />

maken.<br />

Zijn vader legt zijn vork neer. 'We zijn een dag te laat<br />

met het drukken van De Vrije Sportvisser. Die lui kwamen<br />

op het laatste nippertje met hun spullen aankakken.' Zijn<br />

gezicht vertrekt. 'Als je er wat van zegt, gaan ze naar een<br />

ander. Zou jij vanavond soms een handje kunnen helpen?<br />

Morgen is het zaterdag. Je kunt de hele ochtend uitslapen.'<br />

Arno schudt zijn hoofd. 'Nee, het spijt me. Ik zou vanavond<br />

met Esther naar het schoolfeest gaan.'<br />

Zijn vader knikt. 'Ware liefde gaat voor De Vrije Sportvisser.<br />

Ik geef je groot gelijk.'<br />

'Morgen,' belooft Arno. 'Als de zaak dan nog niet rond<br />

is, kom ik helpen.' Het is niet meer dan logisch, denkt hij.<br />

Zijn motorjack heeft hij zelf verdiend. Schappen vullen<br />

bij de supermarkt, en vergis je niet, je moet een allemachtige<br />

hoop schappen vullen voor je zo'n jack bij elkaar verdiend<br />

hebt. Zijn brommer hebben zijn ouders echter betaald.<br />

Gewoon gekocht toen hij erom vroeg. Hij was niet<br />

eens jarig. Daar mag hij best wat voor terugdoen.<br />

Als ik niet met Esther ging, overweegt hij, dan zou ik dat<br />

stomme schoolfeest gewoon laten schieten. Esther is echter


geen meisje dat je ongestraft een blauwtje kunt laten lopen.<br />

Esther! 0 nee .. . Ik zou haar vandaag nog bellen over<br />

het schoolfeest!<br />

Pas als de telefoon twaalf keer is overgegaan, wordt de<br />

hoorn opgenomen. 'Met Esther Sonsberg.'<br />

'Hoi. Met Amo. We, uh, we zouden vanavond naar het<br />

schoolfeest gaan .. . '<br />

'Oh? Daar wist ik niets van.' Er zijn vreselijke manieren<br />

om zo'n kort woordje als 'Oh?' uit te spreken. Om over<br />

'Daar wist ik niets van.' nog maar te zwijgen.<br />

Ik zit in de stront, begrijpt Amo. Tot over mijn oren.<br />

Hoewel Esthers huis vier kilometer verderop ligt, duikt<br />

hij toch onwillekeurig in elkaar.<br />

'Ik heb tot half vijf gewacht,' zegt Esther. 'Toen heb ik<br />

Rob maar gebeld. Die had mij trouwens ook al gevraagd.'<br />

'Rob? Rob Vree deling? Maar Esther .. .'<br />

'Is er iets mis met Rob Vreedeling? ' Esthers stem klinkt<br />

poeslief. En dat is het ook precies: zo zou een poes het<br />

oliedomme muisje toespreken voor zij het met een flitsende<br />

haal van haar klauwen neerrnept.<br />

'Nee, nee. Er is niks mis met Rob.'<br />

Behalve dat Rob mijn beste vriend is. Normaal zou ik<br />

hem eerst afgehaald hebben voor we samen naar Esther<br />

doorreden.<br />

Dat is nu echt Esther. Als ze wraak neemt, hakt ze door<br />

tot in het bot. Wedden dat het bij deze ene keer blijft? Dat<br />

ze Rob maandag geen blik waardig zal keuren? Hoe ze ook<br />

reageert, Rob en ik zullen ons bijzonder ongemakkelijk<br />

voelen. Misschien verpest het onze hele vriendschap wel.<br />

De trut!<br />

'Jammer. Nu ja, dan ga ik wel met iemand anders.'<br />

'Dat is dan geregeld. We kunnen vrienden blijven. Ik<br />

wens jou en je nieuwe vriendin veel plezier vanavond.'


Ze verbreekt de verbinding.<br />

Arno merkt dat hij op zijn benen staat te trillen. Zijn hele<br />

lijf siddert van woede en teleurstelling. Dat rotwijf. En het<br />

afschuwelijkste is dat hij haar nog steeds wil. Zijn handen<br />

voelen zo vreselijk leeg. Hij wil ze op haar stevige billen<br />

leggen en haar zo krachtig tegen zich aandrukken dat hij<br />

haar harde tepels tegen zijn borst voelt prikken. Hij wil haar<br />

opgeheven mond kussen, de lippen waarover altijd een<br />

vaag spottend glimlachje zweemt.<br />

Ze is zo bloedmooi. Grijze <strong>ogen</strong> met vlekjes goud. Een<br />

piepklein diamantje in haar neusvleugel en altijd lange, zilveren<br />

oorbellen. Kort, blond haar. Bijna zo kort dat het<br />

jongensachtig staat. Bij Esther heeft het echter iets uitdagends.<br />

Is het juist extra sexy. Ik hoef mijn haar niet tot mijn<br />

kont te laten groeien, lijkt ze te willen zeggen, om er als een<br />

vrouw uit te zien. Als ik me helemaal kaalschoor zouden de<br />

jongens nog steeds achter mij aan lopen.<br />

Ik ga gewoon naar het schoolfeest, besluit Arno. Ze verwacht<br />

natuurlijk dat ik thuis blijf zitten miepen. Vergeet het<br />

maar! Er zijn genoeg andere meisjes. Misschien zijn ze niet<br />

zo mooi als Esther, maar beslist aardiger. Ik mag blij wezen<br />

dat ik van die troela af ben!<br />

Als hij om kwart voor acht op zijn brommer stapt, gelooft<br />

hij het bijna zelf.<br />

+


7<br />

Shaun zit op een zetel die zo'n kleine duizend jaar oud is.<br />

Gouden wijnranken slingeren zich over de armsteunen.<br />

Het is geen verguld hout, maar solide edelmetaal. Net als de<br />

vuistgrote edelstenen geen kunstige glasimitaties zijn, maar<br />

echte smaragden en topazen.<br />

Zijn volgelingen omringen hem.<br />

De twee Klauwen van de Doodloze hurken op de tegelvloer)<br />

hun armen ontspannen omlaag hangend. Alleen iemand<br />

die zo oud als Shaun is, zou de houding van de mannen<br />

als de uitgangspositie voor een Taikwe-den-sprong<br />

herkennen. De vechtsport T aikwe-den was al antiek voor<br />

de eerste piramide werd opgericht en werd in het middeleeuwse<br />

Japan vervolmaakt. Letterlijk vertaald betekende<br />

Taikweden 'Bergvermorzelende bliksem'.<br />

Een Taikwe-den meester kon de zwaardslagen van een<br />

drietal samoerais met de palm van zijn hand afweren en<br />

vervolgens die zwaarden over zijn knie breken. Gewoonlijk<br />

was het daarna amper meer nodig enige actie tegen de<br />

samoerais zelf te ondernemen.<br />

Nergens in de Japanse geschriften zul je een verwijzing<br />

naar Taikwe-den vinden. Die verhalen werden gewoonlijk<br />

door edelen geschreven en welke edelman zou toegeven dat<br />

een armoedige boer zijn zwaarden brak en zijn strijdros met<br />

een vingerknip velde?<br />

Shaun houdt niet van geweld. Haat het. Geweld kan al te<br />

gemakkelijk uit de hand lopen. En toch, toch geeft het een<br />

veilig gevoel om te weten dat je het kunt gebruiken. Dat in<br />

een noodgeval de beste vechters van deze eeuw, van alle<br />

eeuwen, aan jouw kant staan.<br />


Delila zit op een geborduurd kussen, zo dichtbij dat hij<br />

haar kruin zo zou kunnen aanraken. Ze heeft haar benen<br />

over elkaar geslagen in de lotuszit en speelt met de gouden<br />

kwastjes van een tamboerijn.<br />

Drie volgelingen, denkt hij. De beste en trouwste volgelingen<br />

die ik mij kan wensen. Het hadden er vier moeten<br />

zijn.<br />

Delila geeft een tikje op haar tamboerijn en slaat haar<br />

<strong>ogen</strong> op. 'En?'<br />

Shaun zucht. 'Geen succes. Ik sprak hem aan met zijn<br />

geheime naam. Ik schreeuwde zijn persoonlijke strijdkreet.<br />

"De Draak van het Midden, zie de messen van zijn klauwen,<br />

de zwaarden in zijn muil!" De jongen vertoonde geen<br />

enkel teken van herkenning. Als de ziel van de keizer nog in<br />

hem huist, dan is het diep, diep in Arno's brein. Te diep om<br />

omhoog te halen.'<br />

Hij kijkt naar zijn volgelingen. 'Geef mij raad. Vertel mij<br />

wat ik moet doen.'<br />

Een van de Klauwen der Doodloze doet een stap naar<br />

voren.<br />

'De keizer vreest geen pijn. Hij lacht om gloeiend ijzer,<br />

om scherpe messen. Ontvoer de jongen. Martel hem tot de<br />

pijn hem gek maakt. Tot hij vergeet wie hij is. Wat overblijft<br />

is dat stukje van hem dat immuun voor pijn is. Wat<br />

overblijft zal de ziel van de keizer zijn.'<br />

Shaun tikt zijn duimnagels tegen elkaar, neuriet een melodie.<br />

Tien minuten gaan voorbij, twintig. Shaun heft zijn<br />

kin op. 'Nee. Te riskant. Het lichaam zou kunnen sterven<br />

voor de keizer het overneemt.'<br />

Hij wendt zich naar het meisje. 'Wat denk jij ervan, Delila?'<br />

'Och, Shaun, je vangt meer vliegen met een bakje honing<br />

dan met een mokerhamer. Vernietig de jongen, rijt<br />

zijn geest aan stukken, maar pak het subtiel aan.'<br />

31


Ze komt overeind, soepel als een luipaard en glimlacht<br />

naar Shaun. Haar <strong>ogen</strong> schitteren. Voor het eerst sinds eeu­<br />

wen voelt de Doodloze b _ egeerte. Zijn hart begint te bon­<br />

ken, een rode blos trekt over zijn bleke wangen. Een li­<br />

chaamsdeel waarvan hij de tweede functie al bijna vergeten<br />

was, zwelt op.<br />

Met enige moeite onderdrukt hij die ongewenste emotie.<br />

Delila beheerst inderdaad de oudste magie van allemaal,<br />

denkt hij vol ontzag. Zelfs ik ben er kwetsbaar voor. Als ik<br />

tweeduizend jaar jonger was, zou ik mijn eigen onsterfelijk­<br />

heid geven om een nacht met haar over het bed te rollen.<br />

'Mijn lieve Shaun,' vervolgt ze en haar stem is even me­<br />

lodieus als het kabbelen van een beekje. 'Je hoeft een man<br />

niet te martelen om hem stapelgek te maken. Verliefdheid is<br />

genoeg.'<br />

'Misschien zit er iets in.'<br />

'Iemand die tot over zijn oren verliefd is, kun je alles<br />

wijsmaken. Als Arno nu eens geloofde dat al zijn herinne­<br />

ringen aan zijn eigen leven volkomen onbetrouwbaar zijn?<br />

Dat hij eigenlijk de keizer is? Dan zou de echte keizer zon­<br />

der enige inspanning Arno's lichaam kunnen overnemen.'<br />

'Sorry, Delila. Zelfs dat is niet genoeg. De keizer is niet<br />

meer dan een vaag spook, een stel herinneringen en ver­<br />

warde emoties:<br />

'Hij slaapt?' vraagt Delila.<br />

'Bewusteloos is een betere beschrijving:<br />

'Wek hem dan!' Ze knipt met haar vingers. 'De Dalai<br />

Lama!'<br />

Ze beent naar het lijk van de keizer toe en wrikt het<br />

zwaard uit de verkrampte vingers, trekt het kettinkje over<br />

het bleke hoofd, dat al enigszins begint op te zwellen en een<br />

grauwe tint heeft aangenomen. Vervolgens pakt ze de met<br />

lood verzwaarde harp op. Ze houdt de voorwerpen triom­<br />

fantelijk omhoog. 'Meer hebben we niet nodig:<br />

32


Ze grinnikt. 'Jullie snappen er geen hoela van. Kijk, de<br />

Dalai Lama was de priester-koning van Tibet. Iedereen geloofde<br />

dat zijn ziel bij zijn dood in een nieuw lichaam overging.<br />

In een baby die op hetzelfde moment geboren werd<br />

dat de Dalai Lama stierf.<br />

Nu, zijn monniken zochten al die baby's op. Ze toonden<br />

elk kind drie bezittingen waar de Dalai Lama erg aan gehecht<br />

was geweest. Misschien een lappenpop of een oud,<br />

tinnen gebedsmolen*. Zodra de juiste baby die spullen<br />

zag, ontwaakte de ziel van de Dalai Lama en herinnerde hij<br />

zich weer wie hij werkelijk was.<br />

Het zou kunnen werken. Vemietig Amo's zelfvertrouwen<br />

en neem hem alles af waar hij om geeft. Wek de keizer<br />

tegelijkertijd door hem zijn dierbaarste bezittingen te tonen.<br />

,<br />

Shaun haalt zich het gezicht van zijn tegenstander voor<br />

de geest. De bruine <strong>ogen</strong>, de korte neus, waarvan sproeten<br />

over de wangen uitwaaieren.<br />

'0, mijn vijand,' fluistert Shaun, 'je zult geen verleden<br />

meer hebben, geen vriend, geen stad, geen moeder of vader.<br />

Ik zal je in een net van leugens vangen en je als een<br />

spartelende vis binnenhalen.'<br />

Het klinkt als een vervloeking. Het is een vervloeking.<br />

Shaun tuurt in de wirwar van de toekomst. Zoveel gebeurtenissen<br />

die je zou kunnen laten plaatsvinden als je het<br />

maar slim genoeg aanpakt!<br />

Daar duikt Amo weer op, een paar uur verder in de<br />

toekomst. Hij danst met een meisje in een grote hal vol<br />

kleurige lichten. Danst met haar tussen tientallen andere<br />

paren. Het meisje kijkt Shaun aan over Amo's schouder en<br />

heel even lijkt het alsof zij hem werkelijk kan zien. Shaun<br />

voelt een schokje van herkenning. Het meisje is Delila.<br />

Shaun keert terug in het heden. Delila zit nog steeds op<br />

haar kussen, de Klauwen van de Doodloze turen onbew<strong>ogen</strong><br />

voor zich uit.<br />

33


'Waarom grijns je zo, Shaun?' vraagt Delila.<br />

'Omdat ik nu weet hoe we het moeten aanpakken. Jij,<br />

Delila, gaat vanavond naar een schoolfeest.' Hij wenkt de<br />

Klauwen. 'En voor jullie heb ik ook een karweitje.'<br />

34<br />

+


8<br />

Om kwart voor acht trekt Arno de deur van het woonhuis<br />

achter zich dicht. De zon is al onder, maar de hemel gloeit<br />

nog na met een onmetelijk diep blauw. De dunne maansik­<br />

kel hangt boven de huizen aan de overkant van het water.<br />

Het is zwoel: een volmaakte zomeravond.<br />

Zin in het schoolfeest, nee, dat heeft Arno allerminst.<br />

Wegblijven is echter ondenkbaar. Het gedrag van een lo­<br />

ser. Bovendien is het precies wat Esther verwach t . Dat hij<br />

in zijn eentje thuis blijft zitten kniezen.<br />

Ze wilde me kwijt, denkt hij. Dat ik haar niet op tijd<br />

belde, was precies het excuus dat ze nodig had.<br />

Hij inspecteert zichzelf in de ruit van de drukkerij.<br />

Rock 'n roll is het thema van het schoolfeest. Net a ls op<br />

de radio komt dat zo om de paar jaar terug als niemand iets<br />

beters weet te verzinnen.<br />

Ik kan ermee door, besluit hij.<br />

Arno haalt zijn zakkam nog een keer door zijn uitzak­<br />

kende vetkuif. Werkt niet echt, die gel, denkt hij. Hoe de­<br />

den ze dat vroeger? Een handvol kogellagervet?<br />

Hij verschikt een van de verchroomde kettingen die hij<br />

aan het oude leren jack van zijn vader heeft vastgemaakt.<br />

Het is zo'n ding zonder mouwen, dat je armen bloot laat.<br />

Wat ook wel nodig is om de neptatoeages van de draken op<br />

zijn biceps te tonen.<br />

Arno buigt zijn rechterarm en de draak kronkelt over<br />

zijn spierballen. Prima. Exact zo'n ouderwetse biker. Al­<br />

leen die zwarte zonnebril is stom. Het is al te schemerig om<br />

daarmee te rijden. Levensgevaarlijk.<br />

35


Arno klapt de poten in en steekt hem in een borstzakje.<br />

Oké, ik kan vertrekken. Hij sjort zijn brommer uit het<br />

gangetje tussen de drukkerij en het woonhuis en trapt hem<br />

aan.<br />

'Jongeman!' Bij de lantarenpaal staan twee mannen. De<br />

voorste heeft pekzwart, strak achterovergekamd haar dat in<br />

een staartje in zijn nek samengebonden is. Vreemd soort<br />

glimlachje. Loom en geamuseerd. De man doet Arno onweerstaanbaar<br />

aan de drugshandelaar in Crocodile Dundee<br />

1I denken. De andere draagt een cowboyhoed die zijn gezicht<br />

tot een ovaal van schaduw maakt. Een jasje van zacht<br />

lichtbruin leer met lange franje aan de mouwen. Niet het<br />

soort lui waar je graag een gesprek mee begint in een verlaten<br />

straat. Onwillekeurig spant hij zijn spieren.<br />

'J e liet dit vallen.' De voorste man reikt hem een zilveren<br />

kettinkje aan. In het licht van de lantaarn glittert een hanger<br />

van geb<strong>ogen</strong> bergkristal.<br />

Arno ontspant zich. 'Ja, dat is van mij. Bedankt.'<br />

Ik met mijn achterdocht ook!<br />

Hij trekt het kettinkje over zijn hoofd en frommelt het<br />

kristal zijn T-shirt in.<br />

De steen ligt eigenaardig kil tegen zijn borst. Alsof hij<br />

net uit het vriesvak komt.<br />

Hij steekt zijn hand op en draait de straat in.<br />

+


9<br />

'Geen probleem,' zegt de blonde Klauw. Hij mikt zijn cow­<br />

boyhoed over een lege kandelaar. 'Hij nam het kettinkje<br />

zonder de geringste aarzeling aan. Ja, dat is van mij.'<br />

Shaun knikt. 'Een goed teken. Al is de ziel van de keizer<br />

zijn eigen naam vergeten, hij blijft in staat om zijn eigen­<br />

dom te herkennen.'<br />

'Wat is het eigenlijk?' vraagt de andere Klauw. 'Dat<br />

kristal? Als dat ons tenminste iets aangaat?'<br />

hem.'<br />

'De keizer,' antwoordt Shaun. 'Een klein stukje van<br />

'Van zijn ziel?'<br />

'Dat zou je kunnen zeggen. Het bevat een stel herinne­<br />

ringen. Erg belangrijke. Onze eerste ontmoeting.' Hij slaat<br />

zijn benen over elkaar. 'De mensheid is zo'n kwart miljoen<br />

jaar oud. Historici hebben zich altijd afgevraagd waarom de<br />

geschreven taal pas vierduizend jaar geleden uitgevonden<br />

werd. Iets opschrijven is zoveel gemakkelijker dan het<br />

moeten onthouden.'<br />

'Ze hadden vroeger iets beters?'<br />

'Geheugenkristallen. Ze konden een herinnering in een<br />

stukje bergkristal opslaan. Leg je met zo'n kristal te rusten<br />

en de herinnering komt terug als droom. Een droom die zo<br />

krachtig is dat een getraind mens hem de volgende ochtend<br />

tot in de kleinste details kan herinneren.'<br />

'Is dat niet een beetje gewaagd? Arno zal weten wie je<br />

bent. Wie de keizer is.'<br />

'De jongen is niet getraind. Het enige waarmee hij ont­<br />

waakt is de herinnering aan een nachtmerrie. Wat losse<br />

flarden. Maar het zal de keizer krachtiger maken.'<br />

37


IO<br />

Arno neemt automatisch de afslag naar het Janskerkhof en<br />

dan denkt hij: ah nee! Ik hoef niet eerst langs Rob. Het heeft<br />

geen zin hem op te halen. Hij gaat met Esther naar het<br />

schoolfeest.<br />

Bij die gedachte moet hij een pijnlijke brok in zijn keel<br />

wegslikken. We kennen elkaar sinds de basisschool en Esther<br />

is alles aan het verzieken. Rob en ik zouden in de<br />

herfstvakantie door Ierland trekken. Gaat dat nu ook niet<br />

door?<br />

Arno hoort het dreunen van de drums boven zijn brommer<br />

uit, zodra hij de straat inrijdt. Een gedempt 'bom-pa-bom',<br />

gevolgd door een gierende uithaal van een Fender-gitaar.<br />

De installatie staat weer veel te hard, denkt hij. Om half<br />

tien bonkt de politie op de deur om de stekkers eruit te<br />

trekken. Net als de vorige keer.<br />

Kleurige schijnwerpers zwiepen door de aula van Arno's<br />

school, een bak discolichten knippert.<br />

Geen laser deze keer. Waarschijnlijk te duur. En je hebt<br />

natuurlijk ook een rookmachine nodig voor je er iets leuks<br />

mee kunt doen.<br />

Hij blijft aan de rand van de aula staan en de moed zinkt<br />

hem in de schoenen. Niemand, maar dan ook niemand heeft<br />

zich verkleed. Nergens rockers, of hippies, geen heli's angels-voor-één-nacht.<br />

Geen meisjes met paardenstaarten 'en<br />

minirokken.<br />

Ik sta finaal voor gek.


De leerlingen drommen in kleine groepjes om de tafels,<br />

klas bij klas. De dansvloer zelfblijft leeg, een zwarte vlakte.<br />

De eerste drie kwartier blijft volgens de traditie de band<br />

van hun wiskundeleraar spelen. Daarna neemt een deejay<br />

het over en dreunt de house tot half twee door.<br />

Hamid komt naast hem staan, een bekertje met cola in<br />

zijn hand. Hamid kennende kun je er zeker van zijn dat hij<br />

er iets sterkers heeft bijgegoten.<br />

'Wat een ouwe-knarren troep!' Hamid spuwt op de granieten<br />

tegels en kijkt dan schichtig om zich heen of geen<br />

van de leraren het opgemerkt heeft. 'Man, ik haat die sixties<br />

shit!'<br />

'Klinkt niet slecht,' zegt Arno. Sinds een maand of drie<br />

heeft hij zelf een elektrische gitaar, tweedehands Fender<br />

Stratocaster. Als hij tegen zijn eindexamen half zo goed<br />

speelt als de wiskundeleraar, zou hij dik tevreden zijn.<br />

'Ach, man, moet je horen wat ze voor bejaardenmuziek<br />

spelen! "In the Ghetto" van Elvis Presley!'<br />

'El vis wie?' vraagt Arno, die maar met een half oor naar<br />

Hamid luistert.<br />

'Aah, laat ook maar. Jij bent hopeloos.'<br />

Hamid beschouwt zichzelf als een superexpert als het om<br />

popmuziek gaat. Hij is zo'n ultracoole neogabber dat hij op<br />

veterloze sportschoenen rondsloft en een ring door zijn linkerwenkbrauw<br />

draagt. Als een hit ouder dan een maand is,<br />

haalt Hamid er zijn neus voor op.<br />

Arno zelf hoort amper het verschil tussen techno en<br />

trance. Ergens in zijn achterhoofd heeft hij bovendien de<br />

overtuiging dat een goede popsong uit meer dan drie regels<br />

tekst moet bestaan.<br />

Hij zoekt de zaal af. Geen Esther of Rob. Hij had ze ook<br />

nog niet verwacht. Als hij Esther afhaalde, riep ze steevast:<br />

'Een halve minuut! Ik kom zo!' Waarna ze pas zo'n drie<br />

kwartier later kwam opdagen.<br />

39


'HeIlo, rocker. Heb je zin om te dansen?'<br />

Hij kijkt op. Het meisje draagt een kort leren rokje, een<br />

riem met gouden schakels. Netkousen. Een outfit die in de<br />

nineties nog even sexy is als in de sixties. c.ool.<br />

Dit is waarschijnlijk het enige meisje dat zich voor het<br />

feest verkleed heeft. Al zijn gêne verdwijnt en hij mag haar<br />

meteen. Hij vangt een verwarrende flits op van grote bruine<br />

<strong>ogen</strong>, de witte glittering van haar tanden en dan legt ze haar<br />

hand op zijn blote arm. Haar vingers voelen opvallend<br />

warm aan. Heet bijna. Ze knijpt. 'Wat denk. je ervan?'<br />

'Uh, ook hoi.' Geen erg originele reactie. Bijna even<br />

beroerd als 'Ken ik je soms ergens van?'<br />

'Dansen?' Haar glimlach laat haar gezicht oplichten.<br />

'Niemand danst nog,' zegt Arno verontschuldigend en<br />

hij kan zichzelf wel een schop voor zijn kont verkopen. Ik<br />

klink als een verlegen brugklasser op zijn eerste school­<br />

feest!<br />

Ze trekt aan zijn arm. 'Dan zijn wij de eersten!'<br />

'Oké.'<br />

Arno laat zich gewillig naar de dansvloer meevoeren.<br />

Normaal zou hij zich absoluut niet op zijn gemak voelen.<br />

Iedereen lijkt naar hen te staren. Wie als eerste begint te<br />

dansen, loopt een zeker risico. Als niemand meedoet, sta je<br />

voor paal. Bovendien hoor je pas te dansen als de disco<br />

begint.<br />

Hah! Laat ze hun neus maar ophalen! Stelletje slome<br />

duikelaars.<br />

De band schakelt halverwege over op een sneller num­<br />

mer. Solide rock die tot in zijn onderbuik meetrilt en zijn<br />

beenspieren laat schokken.<br />

Dit is het, denkt hij, het echte leven. Keiharde muziek,<br />

een zee van kleurige zwaailichten, de mooiste vrouw van de<br />

wereld.<br />

'I can get no,' brult Arno mee, 'no, no satisfaction!'


De Stones, weet hij. Als zijn vader doodvermoeid van<br />

zijn werk komt, draait pa dat nummer vaak op maximum<br />

volume.<br />

Hij slingert het meisje rond en op de een of andere manier<br />

lijkt ze bijna niets te wegen. Ze duikt soepel onder zijn<br />

arm door, ze tolt om haar as, ze springt, buigt zich naar<br />

achteren tot haar paardenstaart over de tegels sliert.<br />

Een circusmeisje, denkt Arno opget<strong>ogen</strong>, al meer dan<br />

half verliefd. Het soort vrouw dat van een honderd meter<br />

hoge klip in de blauwe, blauwe zee duikt. Niet als Esther.<br />

Absoluut niet als Esther.<br />

Als het nummer met een roffel van de drum eindigt,<br />

merkt hij dat de dansvloer niet langer leeg is. Zo'n vijftig,<br />

zestig leerlingen hebben hun voorbeeld gevolgd. De andere<br />

dansers hebben een ruimte voor hem en het meisje vrijgelaten.<br />

Zij zijn het middelpunt, de spil.<br />

Arno grijnst. Nu zijn het de lui die nog aan de kant staan,<br />

die een ongemakkelijk gezicht trekken en zenuwachtig met<br />

hun voeten zitten te wippen. En het allermooiste is dat hij<br />

Esther tegen de toonbank van de kantine ziet leunen. Hij<br />

kan haar gezichtsuitdrukking niet zien, niet van deze afstand.<br />

Maar ze heeft hem beslist met het meisje zien dansen.<br />

" Nog één nummer,' zegt het meisje twintig minuten later.<br />

'Daarna mag je wat te drinken voor me halen.'<br />

'Goed, oké,' weet Arno hijgend uit te brengen. Het<br />

zweet loopt hem over de rug en het bloed suist in zijn oren.<br />

Het liefst zou, hij zijn jack en zijn T-shirt uitrukken en ze in<br />

een prop onder een tafeltje mikken.<br />

Waarom niet, eigenlijk? Wie zou hem durven uitlachen?<br />

Zijn doorweekte T-shirt volgt het leren jack en hij<br />

springt de dansvloer op. Ze hebben de stroboscoop aangezet<br />

en de lichtflitsen volgen elkaar razendsnel op.


Het meisje wordt een reeks schokkerige snapshots: een<br />

opgeheven arm, zwierend haar, een been dat onmogelijk<br />

slanker of bevalliger zou kunnen zijn, de fonkeling van een<br />

oog.<br />

'Ze m<strong>ogen</strong> geen alcohol schenken,' zegt Arno. 'No problem,<br />

er is altijd wel iemand die een paar flessen meeneemt.'<br />

Hij kijkt zoekend om zich heen of hij Hamid ergens ziet.<br />

'Cola is prima. Of gewoon spa.'<br />

Zo'n prachtige stem. Als ze een zangeres was, zou hij<br />

beslist al haar cd's kopen.<br />

Hij zet de plastic beker neer en ploft tegenover haar in een<br />

stoel neer. 'Zit je hier op school?'<br />

'Naah, ik werk. Hanneke vroeg of ik meeging. We kennen<br />

elkaar van een computercursus. Een echt swingfeest,<br />

zei ze. Beter dan een houseparty.' Het meisje snuift. 'Zodra<br />

we binnenkwamen, zoog ze zich als een zeepok aan de rest<br />

van haar klas vast. Met die lui viel geen zinnig woord te<br />

wisselen.'<br />

Hanneke. De naam zegt Arno niets. Wat niet zo vreemd<br />

is in een scholengemeenschap met tweeduizend leerlingen.<br />

'Ik heet Arno,' zegt hij. Bijna vertelt hij in welke klas hij<br />

zit. Hij houdt zich bijtijds in. Stel je voor dat ze ouder is dan<br />

hij? Nu denkt ze misschien dat hij in de hoogste klas zit.<br />

'Delila,' zegt ze en schudt hem plechtig de hand. 'En als<br />

je het waagt me Del te noemen, kun je een pets in je gezicht<br />

krijgen!'<br />

'Ik zou niet durven! Wat is het? Sta je op Delila of gaat<br />

Deli ook?'<br />

'Deli is goed. Delila is uit de bijbel. Ze was een beeldschone,<br />

maar in en in slechte vrouw. Je weet wel, van Simson<br />

en Delila. Simson was zo sterk als tien leeuwen, maar<br />

toen knipte Delila zijn haar af en hij verloor al zijn super-


krachten.' Ze grinnikt. 'Mijn grootvader was dominee en<br />

hij en mijn moeder konden helemaal niet met elkaar opschieten.<br />

Hij vond mijn vader maar een leegloper. Ik denk<br />

dat ze mij daarom Delila genoemd hebben. Louter en alleen<br />

om hem te ergeren.'<br />

'Aha.' Delila klinkt een stuk beter dan Arno, denkt hij.<br />

Arno betekent niks. Dat is gewoon een naam.<br />

Deli drinkt haar beker* met een reusachtige slok leeg<br />

en veegt haar lippen af 'Zullen we hier weggaan? Of wil je<br />

nog meer dansen?'<br />

'Ergens anders is oké. Ik heb een brommer.'<br />

'Laten we gewoon gaan lopen.' Ze grist haar handtasje<br />

van de tafel en schopt Arno's jack naar hem toe. 'Op naar<br />

ons privéfeestje!'<br />

+<br />

43


II<br />

Utrecht is een uitzonderlijk oude stad. Vol nauwe stegen,<br />

onverwachte binnenplaatsen en parkjes die amper groter<br />

dan een achtertuin zijn . Arno dacht dat hij Utrecht kende,<br />

met Deli als gids is hij binnen twintig minuten finaal de weg<br />

kwijt.<br />

'Waar zitten we in vredesnaam?' vraagt hij als hij achter<br />

Deli een onverlichte stenen trap afdaalt. Losse steentjes<br />

knarsen bij elke stap onder zijn schoenzolen.<br />

'Vlak bij de Oude Gracht. Maar daar moeten we niet<br />

heen.' Ze pakt hem bij de pols, geeft een rukje. 'Hier linksaf.'<br />

Weer een trap, ditmaal omhoog.<br />

Arno vindt het allang best. Hij legt zijn arm om haar<br />

schouders en Deli nestelt zich tegen hem aan. Ondanks<br />

haar woeste geswing ruikt Deli absoluut niet naar zweet.<br />

Arno moet aan een tropisch strand denken, de geur van<br />

verblindend zonlicht, van eindeloze blauwe watervlaktes.<br />

Zijn eigen geur is heel wat sterker en zijn T-shirt kleeft<br />

klam tegen zijn rug en zijn buik aan.<br />

Ze lopen precies in de pas, merkt hij. Alsof zelfs hun<br />

lopen een soort dans is. Deli begint te neuriën en het klinkt<br />

even tevreden als het spinnen van een poes.<br />

'Wat zing je?' vraagt hij.<br />

'0, dat is een behoorlijk oud lied. Duizend jaar? Tweeduizend?'<br />

Ze fronst haar wenkbrauwen: 'Het is in oud Engels.<br />

Ik zal het proberen te vertalen.<br />

Dit is de nacht,<br />

de{e nacht van alle nachten.<br />

44


We sluiten de aarden deur<br />

en jij moet het doornige pad gaan,<br />

door de winderige vlakte,<br />

over de brug die niet breder dan een haar is.<br />

A Is je nooit een arme sloeber schoenen gaf,<br />

ay, de doornen {uilen het vlees van je botten scheuren.'<br />

A Is je nooit een hongerige brood gaf,<br />

ay, as {ui je eten en je maag met stenen vullen.!'<br />

Deli klakt met haar tong. 'Dat zongen ze als ze een dode<br />

begroeven. Ze zongen het om een ziel te vertellen dat hij op<br />

weg moest gaan. Donder op! Blijf niet langer in dat dode<br />

lichaam rondhangen. Het heeft nog een stuk of tien coupletten.<br />

De "aarden deur", dat is natuurlijk het graf.'<br />

Ze begint opnieuw te neuriën, gaat dan op woorden<br />

over. 'Zing mee,' spoort ze hem aan. 'De melodie is gemakkelijk.'<br />

'Ik speel gitaar,' sputtert Arno tegen. 'Zingen is niet mijn<br />

sterkste punt. Krolse katten klinken beter.'<br />

Hij weet niet waarom hij die leugen vertelt. Hij zingt<br />

vaak en grg. Op school heeft hij voor muziek nooit anders<br />

dan tienen gehaald.<br />

Ineens vervult het liedje hem met een diepe weerzin. Het<br />

ritme is verkeerd: het lijkt precies uit de maat met zijn hartslag<br />

te lopen en hij heeft moeite met ademhalen. Elke noot<br />

lijkt knarsend vals, hoewel hij dat beslist niet is. Deli heeft<br />

een prachtige, zuivere stem.<br />

'Ik weet niet ... Ik heb gewoon geen zin om te zingen,<br />

denk ik.'<br />

Even betrekt Deli's gezicht en dan tuit ze haar lippen. 'Ik<br />

snap het. Je wilt wat anders.'<br />

Ze legt haar handen in zijn nek en trekt zijn hoofd omlaag.<br />

Haar kus is beslist de meest enthousiaste die Arno ooit<br />

heeft meegemaakt. Als hij naar adem hapt, zit Deli al aan<br />

zijn riem te friemelen. 'Daar in die hoek staat een oude<br />

45


ank,' zegt ze. 'Als je geen aandacht besteedt aan een paar<br />

losse springveren is hij zacht genoeg.'<br />

'Wat, hoe ... ' Het gaat Arno even te snel. 'Maar ik heb<br />

niks bij me!'<br />

Ze vist een kartonnen doosje uit haar handtasje. 'Dat<br />

hebben mannen nooit.'<br />

Deli draait het zilveren kettinkje om haar vinger en krast<br />

plagerig met het kromme kristal over zijn buik. 'Wat is dit,<br />

Arno? Een magische amulet?'<br />

Hij komt half overeind. 'Het was een bee* raar. Toen<br />

ik van huis vertrok, gaven twee mannen het me. Ze zeiden<br />

dat ik het had laten vallen. Ik wist zeker dat het van mij was<br />

en bedankte ze.'<br />

'En?'<br />

'Het is niet van mij! Ik heb het nooit eerder gezien!'<br />

Deli geeft een tikje tegen het kristal. 'Goed bewaren.<br />

Misschien waren het wel engelen en is dit echt een magische<br />

amulet!'<br />

Ze knoopt haar blouse dicht en werpt een blik op haar<br />

horloge.<br />

'Het is bijna middernacht. Ik moet eens opstappen.'<br />

Arno lacht. 'Als de klok twaalf slaat, veranderen je<br />

mooie kleren in lompen? Je koets wordt weer een pompoen?'<br />

'Iets veel ergers. Mijn vader bonkt met zijn vuist op tafel.<br />

Mijn moeder mompelt zaken als: een jong meisje hoort zo<br />

laat niet over straat te lopen.'<br />

'Zal ik je thuisbrengen?'<br />

'Beter van niet. Nog niet. Ouders moet je overdag ontmoeten.<br />

En zeker niet in een leren jasje met doodskoppen<br />

en je armen vol tatoeages.'<br />

'Waarschijnlijk heb je gelijk.'<br />

Ze opent haar tasje. 'Ik geef je mijn telefoonnummer.


Het is een geheim nummer. Mijn ouders doen soms een<br />

beetje moeilijk. Je zult waarschijnlijk een paar keer moeten<br />

bellen voor je me te pakken krijgt en dit weekend ben ik<br />

weg.'<br />

Ze krabbelt haar telefoonnummer op een notitieblokje<br />

en scheurt het blaadje af. 'Ik hoor nog wel van je.'<br />

+<br />

47


I2<br />

Delila vindt Shaun in de galerij met schilderijen. De Doodloze<br />

staat voor een strook beschilderde zijde, die aan bamboe<br />

staven omlaag hangt. Ze sluipt naar hem toe, van schaduw<br />

tot schaduw glippend tot ze over zijn schouder mee<br />

kan kijken.<br />

Zo'n onmogelijk oud schilderij: de kleuren zijn weggebleekt<br />

of misschien heeft de kunstenaar enkel zwarte inkt<br />

gebruikt. De veldheer is net van zijn paard gestegen en hij<br />

kijkt peinzend uit over een piramide van opgestapelde<br />

doodshoofden. Ze weet dat deze veldheer de keizer is, in<br />

een van zijn talloze gestolen lichamen.<br />

'J e krijgt hem wel weer terug,' fluistert ze in Shauns oor.<br />

Shaun geeft geen krimp, schrikt niet.<br />

'Hoe verliep het, Delila? Ik zag drie, vier toekomsten. In<br />

een daarvan liep hij de school uit voor je hem kon aanspreken<br />

en reed hij met zijn brommer pardoes de gracht in.'<br />

'Die toekomst was het niet.'<br />

'Hij is verliefd op je?'<br />

'Shaun, hij aanbidt me! Hij kust de grond waarop ik<br />

loop.' Ze knipt met haar vingers. 'Als ik hem verzocht om<br />

met zijn brommer in de gracht te rijden, hah! Het enige dat<br />

hij zou vragen: "Welke gracht, Deli?'"<br />

'Goed.' Shauns hand schiet uit en omklemt haar pols.<br />

Het is een keiharde greep, een langzaam aandraaiende<br />

bankschroef.<br />

'Delila, je verzwijgt iets.'<br />

'Shaun! Wat heb je?' Ze probeert haar pols niet los te<br />

rukken. Niemand kan Shauns greep verbreken zonder met<br />

versplinterde botten te eindigen.


'Wat deed je?'<br />

Ze kijkt hem recht in zijn gruwelijke <strong>ogen</strong>. 'Ik zong het<br />

Mondech DoodsHed. Ik probeerde hem mee te laten zingen.'<br />

'Hij weigerde.' Het is geen vraag.<br />

'Hij weigerde,' geeft ze toe.<br />

'Heilige Olifant! Delila, hoe ken je dat lied?'<br />

'Ik hoorde het je zelf zingen. Tien jaar geleden. Toen die<br />

Taiwanese popgroep een hit over Shaun de Doodloze wilde<br />

uitbrengen. "De man met de zee in zijn lege oogkassen" , zo<br />

heette dat nummer toch? Een van hun leden had de legende<br />

van Shaun van zijn grootmoeder gehoord.<br />

Je ging bij hun studio langs en beweerde dat je een miljonair<br />

was. Dat je hun cd volledig zou betalen als ze een<br />

nummer van jou zouden opnemen.' Shaun heeft haar arm<br />

losgelaten en ze wrijft over haar pols. 'Je zong het lied in<br />

hun microfoon en ze beloofden de band te zullen beluisteren.<br />

De volgende ochtend zaten ze in het gekkenhuis. Hun<br />

geheugen was totaal uitgewist: ze wisten minder dan een<br />

pasgeboren baby. Vroeger zouden de priesters gezegd hebben<br />

dat een boze geest hun ziel geroofd had.'<br />

'Hoe had je je toen vermomd, Delila? Als je me gevolgd<br />

was, had ik het geweten.'<br />

'Niks vermomd. Een koffiemeisje bracht een pot thee<br />

binnen. Niemand let op een koffiemeisje. En ik wist waar<br />

jullie zaten. Je vroeg hun adres toen je met hen belde. Jij<br />

ging te voet. Ik nam een taxi.'<br />

Ze haalt haar schouders op. 'Verwachtte je loyaliteit?<br />

Gehoorzaamheid? Ik ben Delila. Toen je me in Bangkok<br />

vond was ik doodziek. Zo ver heen dat ik mijn eigen naam<br />

niet eens meer wist. Jij verjoeg het virus uit mijn lijf, je gaf<br />

me een nieuwe naam, een rol om te spelen. Delila is verraderlijk,<br />

totaal onbetrouwbaar en ze vernietigt wie zo<br />

dwaas is om haar lief te hebben. Zo heb je mij zelf gemaakt.'<br />

49


'J e was niet doodziek.' In Shauns stem klinkt een lichte<br />

ergernis door. 'Je was aan het sterven. Minstens de helft van<br />

Bangkoks kinderhoer*s leed aan aids. Meisje, je laatste<br />

adem ratelde in je keel. Als ik een kwartier later was gearriveerd,<br />

had ik enkel een afkoelend lijk gevonden.'<br />

'Oh, je redde mijn leven? Als ik in het Westen geboren<br />

was, zou ik je eeuwig dankbaar blijven. In Azië zien we dat<br />

anders. Jij zou dat moeten weten, want er stroomt geen<br />

druppel blank bloed door je aderen. Iemands dood afnemen<br />

vonden we in mijn dorp hoogstens bijzonder bemoeizuchtig.'<br />

Ze maakt een spottend huppeldansje, wervelt om haar<br />

as. Dan knielt ze en kust de toppen van zijn vingers.<br />

'Mijn dwaze Shaun,' fluistert ze, 'je kunt mij niet temmen.<br />

Enkel vernietigen. Neem me zoals ik ben.'<br />

Shaun balt zijn vuisten. 'Als Arno het doodslied drie<br />

keer had gezongen, waren we alles kwijt geweest. Het lied<br />

zuigt het brein van de zanger leeg. Alleen degene die het<br />

lied voorzong blijft ongedeerd. Van de keizer zou niets<br />

over zijn gebleven. Nog geen vage herinnering.'<br />

'Het leek me een goed idee. De moeite van het proberen<br />

waard. Dat het de keizer ook kon raken was niet bij me<br />

opgekomen.'<br />

'Vertel me voortaan wat je van plan bent. Van tevoren.'<br />

'Misschien.'<br />

Shaun weet dat hij daarmee genoegen moet nemen.<br />

Want ze heeft gelijk: hij kan haar enkel vernietigen, nooit<br />

temmen.<br />

+


I3<br />

In het licht van zijn nachtlampje bestudeert Arno het zilve­<br />

ren kettinkje met het kromme kristal. In de facetten van het<br />

kristal zijn tientallen vreemde lettertekens gegraveerd.<br />

Chinees? Ze zijn te petieterig om ze goed te onderscheiden,<br />

amper groter dan zandkorrels.<br />

Hoewel hij zeker weet dat het kettinkje niet van hem is,<br />

blijft het hem akelig bekend voorkomen. Goed bewaren,<br />

had Deli hem aangespoord. Misschien waren die mannen<br />

wel engelen en is het een echte magische amulet!<br />

Hij glimlacht bij de herinnering. Die lui zagen er alles­<br />

behalve als engelen uit.<br />

Hij draait het kristal: lichtpuntjes gloeien op, doven. Net<br />

twinkelende sterren, en meteen moet hij aan de pretliches<br />

in Deli's <strong>ogen</strong> denken. Wat een moordgriet!<br />

kend.<br />

Alles erliep zo moeiteloos. Zo · absoluut vanzelfspre­<br />

Hij trekt het dekbed tot zijn navel. Voor meer is het te<br />

warm. Ik zal van je dromen, Deli. Tot ik je weer zie moet<br />

dat genoeg zijn.<br />

De droom begint zodra hij zijn <strong>ogen</strong> sluit. Eerst wordt hij<br />

zich onaangenaam bewust van de kilte van het kristal.<br />

Koud, zo vriezend koud. Een splinter ijs, een ijspegel . Het<br />

lijkt bovendien groter en belachelijk zwaar voor zo iets<br />

kleins. Een baksteen, denkt hij, een rotsblok!<br />

Het groeiende gewicht perst zijn borstkas omlaag en hij<br />

voelt de punt door zijn vel breken. Arno wil zijn hand op­<br />

heffen om het onmogelijk zware kristal weg te schuiven.<br />

Zijn armen blijven onbeweeglijk naast zijn zijden liggen.


Ik slaap al, gaat het door hem heen. Dit is niet echt. Een<br />

nachtmerrie.<br />

Hij probeert uit de droom te ontwaken, zijn <strong>ogen</strong> te openen.<br />

Een moment bespeurt hij weerstand. Alsof zijn oogleden<br />

dichtgeplakt zitten met spinrag. Dan floepen ze open.<br />

Hij staat in een wijde tent met wanden van traag golvende<br />

zijde. Al het licht is rood, een rijk, broeierig rood.<br />

Karchai, weet hij, de kleur die enkel voor de machtigste<br />

heersers gereserveerd blijft. Een boer of koopman die zich<br />

in karchai kleedt, speelt met zijn leven.<br />

Vier wachters in harnassen van gelakt leer bewaken de<br />

enige ingang van de tent, hun lansen gekruist. Daarachter<br />

ziet hij een driehoek staalgrijze hemel, een desolaat landschap.<br />

Een hoge muur van aangestampte aarde, bekroond<br />

met een palissade van aangepunte boomstammen slingert<br />

zich van kale heuveltop naar heuveltop. Alleen de wachttórens<br />

zijn van baksteen.<br />

'Mijn muur,' denkt Arno automatisch. 'Steen na steen<br />

heb ik uit laten hakken en mijn cement was bloed en zweet,<br />

de botten van doodgewerkte boeren.'<br />

Een wrokkig soort trots welt op, trots zonder enige tevredenheid.<br />

Hij vouwt zijn handen tegen elkaar. De handen van een<br />

oude, doodzieke man, ziet hij ontzet. Vol gezwollen blauwe<br />

aders en bruine vlekken, gestippeld met open zweren.<br />

Dit zijn mijn handen niet! Ik ben jong! Net zestien! Ik<br />

ben . . . Hij is zijn naam vergeten.<br />

De paniek ebt weg. Hoe bizar om mijn eigen naam te<br />

vergeten! Al was het maar voor een <strong>ogen</strong>blik. Want wie<br />

kan ik anders zijn dan de keizer van China? Tsjin Sje<br />

Hwang-ti, Hoogst Verheven Heerser der Ch'in. Tsjin Sje<br />

Hwang-ti voor wie miljoenen zich in het stof buigen.<br />

Het hoefgeroffel van strijdpaarden doet hem opkijken.<br />

Hun galop gaat in een sjokkend geplof over.


Kinkhoorns loeien: vier leden van zijn persoonlijke garde<br />

betreden de tent. Deze soldaten zijn de enigen in heel<br />

China die zijn tent zonder zijn uitdrukkelijke toestemming<br />

en langdurige rituelen m<strong>ogen</strong> betreden.<br />

De boeren noemen hen de Gemaskerden en vrezen hen<br />

erger dan tijgers of aardbevingen.<br />

Hun kapitein heft zijn handen op, beweegt zijn vingers.<br />

'Meester van de Vier Einden der wereld,' begint hij in de<br />

gebarentaal die slechts de keizer en zijn Gemaskerden kunnen<br />

ontcijferen, 'een van uw spionnen is teruggekeerd.'<br />

De keizer wenkt met zijn staf. 'Breng hem binnen.'<br />

'Purperen Feniks, Draak van het Oosten,' wauwelt de<br />

spion terwijl hij met. zijn voorhoofd op het aangestampte<br />

leem van de vloer bonkt.<br />

'Laat je plichtplegingen achterwege,' beveelt de keizer.<br />

'We zijn hier niet aan het hof van Ch'in.'<br />

'Meester der Miljoenen, ik heb Shaun gevonden! Shaun<br />

de Doodloze. Hij woont in een grot boven Zwaluwdorp, in<br />

Yuan.'<br />

'In Yuan,' herhaalt de keizer. 'Och, waarom ook niet?<br />

Het is tenminste redelijk in de buurt.'<br />

Van opwinding is geen sprake, zelfs niet van verwachting.<br />

De keizer is al te vaak teleurgesteld. 'Kijk mij aan,<br />

kerel,' snauwt hij.<br />

De man gehoorzaamt zo abrupt dat de keizer nekwervels<br />

hoort knarsen. Drie hartkloppen lang bestudeert de keizer<br />

hem. 'Ja, je bent te angstig om te liegen. Ik ruik de stank<br />

van je urine, die je vrijelijk over je benen hebt laten lopen.<br />

Je gelooft oprecht Shaun gevonden te hebben.'<br />

Hij gebaart naar de kapitein van de Gemaskerden. 'Ga,<br />

jij en je mannen. Breng mij Shaun de Doodloze voor de<br />

maan opnieuw rond is.'<br />

De Gemaskerden heffen hun wapens, marcheren naar<br />

53


hun paarden. De keizer kijkt de soldaten na met iets dat<br />

bijna vaderlijke genegenheid is: hij heeft de Gemaskerden<br />

persoonlijk getraind. Net als hij zijn ze genadeloos als co<br />

bra's, sluw als nertsen en even bedreven met het wurg<br />

koord als met de lans. In de strijd communiceren ze met een<br />

ruk van hun kin, met het opkrullen van een lip, een korte<br />

grom. Elk van hen heeft zijn tong bij de wortel afgehakt, als<br />

bewijs van hun onvoorwaardelijke trouw aan de keizer.<br />

Wie niet kan spreken kan ook geen geheimen verraden.<br />

Als iemand de tot nu toe ongrijpbare Shaun · in zijn<br />

schuilplaats kan verrassen, dan zijn zij het wel.<br />

Op de achtentwintigste dag strompelt het groepje Gemaskerden<br />

het keizerlijke zomerkamp binnen. Hun luisterrijke<br />

harnassen van gelakt leer zitten onder de krassen. Gele<br />

leem klit in hun haren.<br />

Ze werpen zich aan de voeten van hun meester en bonken<br />

met hun voorhoofd op de met goudstof bestrooide<br />

vloer.<br />

'Ik zie het,' mompelt de keizer. 'Mijn jachthonden keren<br />

jankend terug, met lege muilen. Jullie hebben Shaun de<br />

Doodloze ook ditmaal niet gevonden.' Hij tuit zijn lippen,<br />

zucht theatraal. 'Ga. Ik geef jullie toestemming om zelfmoord<br />

te plegen.'<br />

De soldaten kruipen achterwaarts weg. Hun aanvoerder<br />

tast al naar zijn dolk om het bevel van de keizer uit te voeren.<br />

'Nee!' brult de keizer vertoornd. 'Niet hier, idioot! Bloed<br />

trekt aasvliegen aan.' Hij gebaart naar het westen en zijn<br />

lange, felrode nagels blinken in de avondzon. 'Bij de veertiende<br />

toren hebben de opzichters een massagraf gedolven.<br />

Werp je dàar maar in.'<br />

Een van de soldaten komt overeind en draait zich naar de<br />

keizer: een pezige kerel van een jaar of veertig met een<br />

54


vlassig baardje. De man draagt zijn masker nog steeds, con­<br />

stateert de keizer met een zekere ergernis. Hoe onbeleefd!<br />

Ik heb ze toch duidelijk laten weten dat ze niet langer deel<br />

van mijn Gemaskerden uitmaken?<br />

'Misschien was je een beetje voorbarig,' zegt de man. De<br />

keizer ziet het puntje van een roze tong over de gekloofde<br />

lippen likken.<br />

Een indringer! Een sluipmoordenaar!<br />

De keizer draait zijn pols. Uit de wijde mouw glipt een<br />

kristallen dolkje in zijn handpalm. Hij drukt op de jaden<br />

vlinder in de handgreep en meteen vloeit een kleurloos gif<br />

in de holle punt. 'Verklaar je nader.' Uit zijn ooghoeken<br />

ziet hij dat de andere Gemaskerden de tent al verlaten heb­<br />

ben. En de wachters staan te ver weg om van enig nut te<br />

wezen.<br />

'Mijn naam,' zegt de indringer, 'is Shaun de Doodloze.'<br />

Hij buigt diep, maar beslist niet zo diep als een onder­<br />

daan voor zjjn keizer hoort te buigen. 'Ik sta geheel te uwer<br />

beschikking.'<br />

De keizer voelt een schok van pure vreugde, een tinte­<br />

ling die door zijn hele lijf trekt en hem ademloos van op­<br />

winding achterlaat.<br />

'Zet je masker af,' weet hij met moeite uit te brengen.<br />

Het klinkt als een verzoek, niet als een bevel.<br />

Eeltige vingers reiken naar het zwartleren masker, ruk­<br />

ken. De riempjes knappen en de keizer staart in het angst­<br />

aanj agende gelaat van een demon, van een bovenaards we­<br />

zen. Shaun is blind: reusachtige roze parels glimmen in de<br />

lege oogkassen.<br />

'De verhalen zijn waar,' zegt Shaun. 'Ik heb mijn <strong>ogen</strong><br />

uitgerukt. Lang geleden. Voor wie de toekomst kan zien, is<br />

het heden niet interessant. Het leidt maar af.'<br />

'Vijftien jaar zocht ik u, meester Shaun, de wijste aller<br />

wijzen,' hoort de keizer zichzelf babbelen. Hij probeert te<br />

55


stoppen, maar zijn opluchting is eenvoudigweg te groot.<br />

'Complete legers spionnen zond ik uit! Ik strooide met zilver,<br />

ik strooide met goud. Duizenden, duizenden hadden<br />

van u gehoord: niemand kon me uw schuilplaats wijzen.'<br />

'De tijd was nog niet rijp voor onze ontmoeting.'<br />

'En nu wel?'<br />

Shaun grijnst. 'In het begin van je zoektocht was je overmoedig,<br />

een man in de kracht van zijn leven. Maar nu, hai!<br />

je haar wordt grijs, je gewrichten knarsen. Eindelijk ben je<br />

bang genoeg voor de dood om werkelijk naar me te luisteren.<br />

,<br />

Ditmaal is het de keizer die zijn hoofd buigt. 'Wijze<br />

meester, ze beweren dat u al duizend jaar leeft.'<br />

'J e moet niet alles geloven wat onwetende boeren kakelen.<br />

Duizend jaar is het grootste getal dat ze kunnen bevatten.'<br />

Shaun giechelt, maakt een absurd dansje waarbij hij<br />

met zijn armen zwaait. 'Keizer, dwaze keizer,' zingt hij. 'Ik<br />

ben onmetelijk veel ouder dan dit land. Toen ik de Dood<br />

voor het eerst bedroog, was de grootste stad van de wereld<br />

een dorp met hutten van riet en vochten we met zwaarden<br />

van steen. 0, mijn keizer, duizend jaar is niet meer dan een<br />

enkele dag voor mij!'<br />

De keizer weet dat hij bespot wordt, dat zijn woorden<br />

voor Shaun niet meer dan het geritsel van dorre bladeren<br />

zijn. Toch spreekt hij door. 'Ik bezit paleizen met gouden<br />

daken,' somt hij op, 'vrouwen met glanzend zwart haar en<br />

wenkbrauwen als dansende motten. Mijn leger is onoverwinnelijk.<br />

Ik had de wereld kunnen veroveren.'<br />

Hij sluit zijn <strong>ogen</strong>. 'Als ik enkel de tijd had gehad ... Dat<br />

alles kan van u zijn, Shaun,' vervolgt hij op krachtiger toon.<br />

'Noem uw prijs. Geloof me, geen prijs is mij te hoog.' Hij<br />

balt zijn vuisten. 'Ik wil leven! Ik wil voor altijd leven!'<br />

Shaun trekt peinzend aan zijn oor, schuifelt met zijn voeten.<br />

De keizer beseft dat het toneelspel is, dat Shaun verdraaid<br />

goed weet wat zijn prijs is.


'Helaas,' zucht Shaun, 'ik ben gewend onder een dak van<br />

sterren te slapen en vrouwen verwelken even snel als afgerukte<br />

bloemen.' Shauns vinger priemt naar voren en<br />

prikt in de buik van de keizer, 'Jij, jijzelf bent mijn prijs!<br />

Wat ik wens is iemand om mij gezelschap te houden in alle<br />

eeuwen die nog moeten komen. Een slaaf, die mij onvoorwaardelijk<br />

trouw is.'<br />

Slaaf, denkt de keizer vol afschuw, ik een slaaf? Ik, voor<br />

wie miljoenen in het stof buigen? Maar wacht, zelfs de slaaf<br />

van Shaun de Doodloze is nog duizend maal machtiger dan<br />

welke sterfelijke man dan ook.<br />

'Ik neem het aan,' zegt hij.<br />

'Mijn eigen soort onsterfelijkheid kan ik je niet geven,'<br />

waarschuwt Shaun hem. 'Ik leef eindeloos door omdat ik de<br />

Dood keer op keer te slim afben. Je hebt mijn talent nodig<br />

om die kans van een op de miljoen te zien en te grijpen. En<br />

dat talent valt niet aan te leren. Ik kan je niettemin iets<br />

aanbieden dat bijna even effectief is.'<br />

Hij reikt in de plooien van zijn gewaad en houdt een<br />

bronzen spiegel op. De keizer ziet zijn eigen gelaat weerkaatst:<br />

zijn lippen zijn in een grimas van pure doodsangst<br />

verstrakt, die al zijn tanden ontbloot, zijn <strong>ogen</strong> puilen uit.<br />

Het gezicht van een wanhopig màn, denkt hij, maar dat ben<br />

ik ook, een wanhopig man.<br />

'Ik kan je ziel in deze spiegel vangen,' vervolgt Shaun.<br />

'En als iemand daarna in deze spiegel kijkt, hai, dan kun je<br />

door zijn <strong>ogen</strong> naar binnen glippen en zijn lichaam stelen.<br />

Het zal niet gemakkelijk zijn, want je slachtoffer vecht voor<br />

zijn eigen leven. Ik vermoed echter dat jij het wel zult klaarspelen.<br />

Jij bezit de juiste genadeloosheid en meer eigenwaan<br />

dan een god.'<br />

De spiegel is onverwacht zwaar en de keizer laat hem<br />

bijna uit zijn vingers glippen. Ik word oud, denkt hij, vijf<br />

zomers eerder kon ik een rotsblok tot boven mijn kruin<br />

tillen ...<br />

57


Hij kijkt Shaun aan: 'Mijn ziel, zei je. Ik moet eerst sterven<br />

voor ik eeuwig kan leven?'<br />

'Je begrijpt het. En wacht niet te lang. Bij het eerste<br />

ochtendlicht vertrek ik en je krijgt geen tweede kans.'<br />

De keizer ziet de zon achter de Muur wegzinken, een sidderende,<br />

oranje druif. Zijn dwangarbeiders werken onafgebroken<br />

door, ijverige mieren die met manden aarde sjouwen.<br />

Opzichters benen langs hun sjokkende rijen, meppen<br />

met lange stokken. Flarden van troosteloos gezang bereiken<br />

hem.<br />

Dit alles zal ik kwijtraken als ik op Shauns aanbod inga.<br />

Een mens zal ik worden. Ik, die nu machtiger dan een god<br />

ben.<br />

Hij wrijft over zijn pijnlijke pols, zijn gezwollen knokkels.<br />

Ik zal jong zijn!<br />

Hij buigt zich naar de spiegel tot hij de rode adertjes in<br />

het oogwit kan onderscheiden. Nu! Druk op de vlinder.<br />

Haal de punt van de giftige dolk over je keel. Meer dan een<br />

kras is niet nodig.<br />

De pijn is onbeschrijflijk. Kokende teer spuit door zijn aderen,<br />

al zijn spieren verkrampen tot sidderende kabels. Bijtend<br />

maagzuur brandt zich door zijn slokdarm omhoog en<br />

sproeit uit zijn neusgaten.<br />

De koopman, die hem het mes verkocht, had beloofd dat<br />

het gif elk slachtoffer <strong>ogen</strong>blikkelijk zou verlammen. Dat<br />

de dood zeker was. Hij had nooit, nooit beloofd dat het<br />

pijnloos zou wezen.<br />

Als de pijn wegebt, is zijn eigen lijk het eerste dat de keizer<br />

aanschouwt. Het leunt tegen een geglazuurde tempel hond,<br />

Shauns spiegel in zijn verstijfde handen. Over het voorhoofd<br />

kruipt een groene aasvlieg.


Dood, denkt hij, ik ben waarlijk dood.<br />

Hij heeft geen lichaam meer. Wat van hem overbleef is<br />

ijl als ochtendmist. Herinneringen, gedachten, vonkende<br />

emoties. Ik ben een reflectie in de spiegel, denkt hij. Een<br />

weerkaatsing van iemand die niet langer bestaat.<br />

Het brons omsluit hem als een taaie vloeistof en hij be­<br />

speurt de eerste tekenen van vrees. Stel dat Shaun hem ver­<br />

geet? Of dat de Doodloze hem in de spiegel opgesloten<br />

houdt?<br />

Uren verstrijken. De avondgong galmt het eerste uur van<br />

de nacht, het moment dat de vierde ster zichtbaar wordt.<br />

Het blijft verder doodstil in de staatsietent. Niemand zal<br />

de keizer durven storen, behalve op zijn uitdrukkelijke be­<br />

vel.<br />

Middernacht: de volle maan zweeft hoog boven de<br />

Muur, buiten het gezichtsveld van de spiegel.<br />

Een steelse beweging, niet meer dan het verschuiven van<br />

een schaduw. De keizer ziet hoe Shaun tussen de wachters<br />

de keizerlijke tent binnengHjdt, in die halve seconde dat ze<br />

allebei hun blik afwenden.<br />

Shaun schopt het glazen dolkje opzij en rolt de spiegel in<br />

een zijden doek. 'Welkom, vriend,' hoort de keizer hem<br />

fluisteren, 'welkom, mijn slaaf.'<br />

+<br />

S9


Arno ontwaakt bij het eerste ochtendlicht. Het raam van<br />

zijn slaapkamer is een rechthoek van het teerste roze. Een<br />

straaljager kruipt van hoek tot hoek: een fonkelend stipje<br />

dat een condensatiespoor van lichtend goud achter zich aan<br />

trekt.<br />

Minutenlang ligt hij met open <strong>ogen</strong> naar de hemel te<br />

staren zonder ook maar iets te registreren. Koud zweet bedekt<br />

zijn voorhoofd en hij is niet in staat om ook maar een<br />

spier te bewegen.<br />

Die droom. Die afgrijselijke droom.<br />

Ik was een monster, een hatend, allesverslindend ding<br />

waarvoor een mensenleven minder betekende dan het wegschoppen<br />

van een kiezel.<br />

Bijna alle details zijn weggezakt. Wie hij in de droom<br />

was, in welk land. Wat zijn daden waren. Maar de nasmaak<br />

van tomeloze haat blijft, de echo van die intense begeerte<br />

naar jeugd, naar een leven zonder eind.<br />

Pas als hij koud water in zijn gezicht plenst, komt een naam<br />

uit de droom bovendrijven. Hwang-ti. Tsjin Sje Hwang-ti.<br />

Een moment staat hij verdwaasd met de zeep in zijn ene en<br />

de droge washand in de andere. Ja, dat was de naam van de<br />

keizer uit zijn nachtmerrie. Van de keizer van China!<br />

Arno laat de zeep in de wasbak vallen, mikt het washandje<br />

in het bad en snelt poedelnaakt de woonkamer in.<br />

In een oogwek heeft hij de cd-rom met de Carta Encyclopedie<br />

in de computer geladen en tikt hij de naam in.<br />

Een zacht gezoem stijgt uit de drive op.<br />

60


'Tsjin Sje Hwang-ti: niet gevonden,' meldt het scherm.<br />

Arno voelt zich een volslagen idioot. Wat had hij dan<br />

verwacht? Dat een droomnaam in de Encyclopedie zou<br />

staan?<br />

Hij schakelt de computer uit en slentert terug naar de<br />

badkamer. Gewoon een nachtmerrie, denkt hij. Dromen<br />

hebben geen betekenis.<br />

Vijf minuten later staat hij onder de warme douche te<br />

zingen en gelooft hij het oprecht. Dromen zijn bedrog, niet<br />

meer dan de videoclips van je slapende brein.<br />

De keizer had Arno kunnen vertellen dat westerlingen er<br />

gewoonlijk geen flauw idee van hebben hoe je Chinese namen<br />

nu precies moet spellen en er vaak maar een potje van<br />

maken. Dat je zelfs de naam van de Chinese hoofdstad achtereenvolgens<br />

als Peking, Peiping en Beibing geschreven<br />

zult vinden.<br />

In de drukkerij blijkt alles nog steeds hopeloos achter te<br />

lopen. Tot overmaat van ramp heeft de sorteermachine het<br />

ook nog begeven. Het eerste stuk van de ochtend stapelt<br />

Arno vers bedrukte velletjes van De Vrije Sportvisser tot<br />

hij de tekst zo zou kunnen opdreunen. Zeldzaam stom werk<br />

dat gewoonlijk terecht aan een machine wordt overgelaten.<br />

'Hoe was het schoolfeest?' vraagt zijn moeder als ze een<br />

korte koffiepauze inlassen om even uit te hijgen. 'Het moet<br />

een latertje geworden zijn, want ik hoorde je niet thuiskomen.<br />

,<br />

'Half twee,' geeft Arno toe.<br />

'Ging het schoolfeest zo lang door?'<br />

'N ee. Ik kwam een meisje tegen. We hebben wat door de<br />

stad gelopen.'<br />

'Leuk,' knikt ze.<br />

61


Arno is dankbaar dat zijn moeder zo tactvol is om niet<br />

door te vragen. Een uur na je eerste ontmoeting elkaar al de<br />

kleren van het lijf rukken: hoe moet je dat uitleggen? Hij<br />

vermoedt dat zijn ouders het een tikkeltje overhaast zouden<br />

vinden.<br />

Hij staat op. 'Ik moet nog even iemand opbellen.'<br />

Deli's telefoonnummer zit niet in de binnenzak van zijn jas.<br />

Ook niet in zijn broek. Hij voelt alle zakken drie keer na,<br />

keert zijn sokken om, schudt zijn onderbroek uit. Het zweet<br />

breekt hem uit. Hij ziet zichzelf al de halve bovenbouw<br />

aflopen om een meisje te vinden dat Hanneke heet, achternaam<br />

onbekend, die een vriendin met de naam Delila naar<br />

het schoolfeest heeft meegenomen. Heette ze trouwens wel<br />

Hanneke? Of was het Anneke?<br />

En zelfs als hij die Hanneke, of Anneke, weet op te sporen,<br />

zou ze hem dan zomaar het telefoonnummer van Deli<br />

geven? Vast niet.<br />

Liefde is prachtig, maar elke minnaar heeft altijd iets<br />

potsierlijks in de <strong>ogen</strong> van anderen. Arno kent zijn medescholieren.<br />

Zelf is hij geen haar beter. Iedereen zou hem in<br />

de maling nemen. Na de vijfde keer vragen zou elk meisje<br />

met uitgestreken gezicht beweren dat ze Hanneke heette.<br />

En wat een dolle gein om hem volledig voor paal te zetten<br />

met een vals telefoonnummer!<br />

Hij klemt zijn kaken op elkaar. Deli is het waard, besluit<br />

hij. Dan maar een clown.<br />

Ten slotte vindt hij het notitieblaadje onder zijn hoofdkussen.<br />

Prompt herinnert hij zich natuurlijk ook weer dat<br />

hij het daar neergelegd heeft. De veiligste plek die hij met<br />

zijn slaapdronken hoofd wist te bedenken.<br />

Hij strijkt het briefje glad. Wat schrijft ze een mooie,<br />

krachtige letters, denkt hij. Arno snuffelt aan het velletje:<br />

het enige dat hij ruikt is de geur van zijn eigen zweet.


Deli's telefoon gaat twintig keer over en wordt dan auto­<br />

matisch afgebroken. Arno legt de hoorn neer. Nu ja, ze hád<br />

gezegd dat ze het weekeind niet thuis zou zijn.<br />

Ik probeer het morgenavond nog een keer, neemt hij<br />

zich voor. Maar hij weet dat hij het onmogelijk zo lang kan<br />

volhouden. Waarschijnlijk draait hij haar nummer weer<br />

voor er een uur voorbij is.<br />

'Dat was het dan,' zegt Arno's vader en Arno slaakt een<br />

zucht van verlichting.<br />

De Vrije Sportvisser is gesorteerd, gevouwen, geniet en<br />

in nette pakketjes van honderd stuks verpakt. Tweeduizend<br />

exemplaren. Arno heeft zich voorgenomen nooit meer een<br />

sporthengel aan te raken.<br />

'Op zalmenjacht in het Noors hooggebergte.' 'De ene<br />

kunstvlieg is de andere niet.' Allemachtig, wat kunnen die<br />

lui zeveren!<br />

Arno werpt een blik op het raam: de tijd is voorbijge­<br />

vl<strong>ogen</strong>. Het begint al te schemeren. 'Zal ik Chinees halen?'<br />

Zijn vader werpt hem zijn portemonnee toe. 'Haal iets<br />

lekkers. Geen nasi. We hebben er hard genoeg voor ge­<br />

werkt.'<br />

Aan weerszijden van de toonbank gluren twee geglazuurde<br />

draken naar de klanten. Arno strekt zijn hand uit en raakt<br />

hun manen aan. Hard plastic. En draken zijn het ook aller­<br />

minst, hoewel ze er woest genoeg uitzien met hun scherpe<br />

tanden. Dit zijn Chu-liangs. Jachthonden, waarmee de ede­<br />

len op wilde varkens en herten jaagden. De pitbulls van<br />

lang geleden, meer dan half wolf nog. Nu helaas uitge­<br />

storven.<br />

Hij trekt zijn hand terug. Waar komt die kennis van­<br />

daan? Ik weet even weinig van hondenrassen als sportvis­<br />

sen af. Minder zelfs, want ik kan De Vrije Sportvisser intus­<br />

sen zo ongeveer opzeggen.


Toch klinkt de naam juist. Chu-liangs. Hij ziet een kop­<br />

pel zich een weg banen door dicht struikgewas. Ruigharige<br />

monsters met een ring van krullend haar om hun nek. Niet<br />

blauw natuurlijk, maar vaalbruin.<br />

'Wat zal het zijn, meneer?' vraagt de man achter de<br />

'<br />

toonbank.<br />

'0, sorry. Drie keer Peking eend met witte rijst. Haaien­<br />

vinnensoep. Ook drie keer. En lychees toe.'<br />

ten.'<br />

De man reikt hem een bonnetje aan. 'U kunt daar wach­<br />

Arno gaat naast twee Chinezen zitten en bladert in de<br />

Nieuwe Revu.<br />

'Die W ong van Sun li is een hopeloos geval,' hoort hij<br />

zijn buurman zeggen. 'Dit is nu al het vierde voorstel dat hij<br />

afslaat. Twintig procent is toch prima? Wie zou hem min­<br />

der rekenen?'<br />

De ander snuift. 'W ong zou de poep van zijn zool schra­<br />

pen en klagen over de kwaliteit van de uitwerpselen.'<br />

Dat klinkt als een spreekwoord, denkt Arno en hij moet<br />

glimlachen. Een betere beschrijving van een klagende vrek<br />

valt amper te verzinnen.<br />

Hij verstijft. Dit kan niet. Dit is onmogelijk. De mannen<br />

spraken in het Chinees, al die harde klanken, en hij kon hun<br />

woorden moeiteloos vertalen ...<br />

Verbeelding. Ik zat te dromen. Ik dácht alleen maar dat<br />

ik ze begreep. Wie weet hadden ze het over iets totaal an­<br />

ders. De Chinese voetbaltoto. De prijs van vuurwerk.<br />

'Vierentwintig,' roept de man achter de toonbank.<br />

Een van de Chinezen komt overeind. 'Vierentwintig, dat<br />

is mijn nummer.' Hij steekt zijn hand groetend op. 'Ik zie je<br />

nog wel op de club.'<br />

Arno zinkt terug in zijn ongemakkelijke stoel. Deze keer<br />

sprak dè man beslist Chinees en Arno verstond hem. Wat is<br />

hier in 's hemelsnaam aan de hand?


Als zijn bestelling arriveert, is Arno nog steeds zo in de<br />

war dat hij de plastic beker met lychees op de toonbank<br />

achterlaat en de man hem terug moet roepen. Arno bedankt<br />

hem afwezig en haast zich naar buiten.<br />

Pas als hij de sleutel in de voordeur steekt, realiseert hij<br />

zich dat zijn brommer nog voor de Chinees moet staan. Hij<br />

houdt het hardstalen beugelslot in zijn linkerhand. Open.<br />

Hij bel t Deli opnieuw om half tien, daarna om half elf.<br />

Niemand neemt de telefoon op.<br />

+


IS<br />

De Doodloze schrijft in zijn Boek van Bruikbare Kennis,<br />

een project waarmee hij zich al enige duizenden jaren bezighoudt.<br />

Kennis gaat verloren. Wie spreekt tegenwoordig<br />

de taal der dolfijnen nog? Of weet dat een mengsel van<br />

Desunariet en gemalen kauri's je tandglazuur zo hard als<br />

diamant maakt? Zodat zelfs negentigjarigen met een volmaakt<br />

gebit kunnen rondlopen?<br />

Toen Shaun begon, schreef hij zijn aantekeningen op<br />

berkenbast, waarbij hij zijn penseel van hertenhaar in de<br />

ingedikte gal doopte. Later op zijde, op perkament, hand-<br />

-<br />

geschept papier.<br />

De dag dat hij de keizer voor het eerst ontmoette, telde<br />

het Boek al meer dan vijfenzestig letterlijk loodzware delen<br />

en moest hij twee pakezels gebruiken om het te vervoeren.<br />

Dit is zoveel eenvoudiger, denkt hij. Een van de weinige<br />

handige zaken die deze treurig onwetende eeuw opgeleverd<br />

heeft.<br />

Hij werpt een goedkeurende blik op zijn computer. Het<br />

volledige boek beslaat nu slechts vijfDS-HD-diskettes, die<br />

gezamenlijk een paar ons wegen.<br />

'Samengevat ken ik slechts drie alternatieve methodes<br />

om het leven aanzienlijk te verlengen,' typt hij. 'Ten eerste<br />

het eten van de bloemen van de Kish da Mur, die slechts één<br />

keer in de vijftien jaar bloeit. Deze plant komt in Europa op<br />

sleçhts één plaats voor en is voor negenennegentig van de<br />

honderd mensen dodelijk giftig.<br />

Ten tweede het gebruik van een magische spiegel om de<br />

ziel in een jonger lichaam te verplaatsen.<br />

66


Ten derde ... '<br />

Delila duwt de deur van zijn werkkamer open. 'Hij belde<br />

voor de vijfde keer.'<br />

'Hoe weet je dat Amo het was?' vraagt Shaun. Stomme<br />

vraag, realiseert hij zich meteen. Wie zou anders dat geheime<br />

nummer bellen?<br />

'Delila? Verlang je naar hem?'<br />

'Heb ik enige keus? Ik ben wat jij me gemaakt hebt.'<br />

Maar al te waar, denkt hij. Delila is een pijl die al afgeschoten<br />

is. Niets kan haar nog stoppen. Macht trekt haar<br />

onweerstaanbaar aan en zij zal haar geliefde uiteindelijk<br />

altijd vernietigen.<br />

Arno is op de Doodloze na waarschijnlijk de machtigste<br />

mens op aarde. De enige andere die de toekomst kan kennen<br />

en in eigen voordeel veranderen.<br />

'Zal hij vannacht opnieuw dromen?' vraagt Delila.<br />

'Van de keizer zeker en waarschijnlijk ook van jou.'<br />

+


Half negen: Arno zit ineengedoken op zijn opengeslagen<br />

bed, zijn hoofd in zijn handen.<br />

Houd op! denkt hij. Houd alsjeblieft op!<br />

Tientallen stemmetjes wauwelen in zijn hoofd. Een ware<br />

woordenbrij van schrille klanken: het handenklappende geschreeuw<br />

van Chinese waterventers, de roddel van dorpsvrouwen.<br />

Qingjin! Neemt u toch plaats! Nin gaxing qu sanbu ma?<br />

Of wilt u soms een wandeling maken?<br />

Heel de Chinese taal kolkt door zijn geheugen.<br />

Nin zao! Goedemorgen! Zai jian! Tot spoedig!<br />

'Houd op!' krijst Arno en drukt zijn handen tegen zijn<br />

oren, hoewel de stemmen beslist niet van buiten komen.<br />

De stemmen zakken terug tot een hees gefluister.<br />

Het is dat zilveren kettinkje. De ketting met het kristal.<br />

Daar begon alles mee.<br />

Hij grijpt het snoer vast, rukt het omhoog.<br />

Shit! De schakels blijven achter zijn kin hangen. Hij<br />

trekt opnieuw en het zilver snoert hem de keel dicht.<br />

De ketting is te kort, hij kan onmogelijk over zijn hoofd<br />

heen. Is die vervloekte ketting ineens gekrompen?<br />

Ik had geen enkel probleem bij het omdoen. Misschien<br />

werkt hij op de een of andere manier als strop? Dat hij<br />

kleiner wordt als ik eraan trek?<br />

Onzin. Het snoer loopt nergens dubbel.<br />

Arno laat de ketting10s en het kristal bungelt ter hoogte<br />

van zijn borstbeen. Ruimte genoeg om de ketting desnoods<br />

over de kop van een paard te trekken.<br />

68


Breek de schakels, besluit hij. Knip ze door.<br />

Vaders betonschaar. Ja, dat massieve stuk gereedschap<br />

knipt moeiteloos door ijzeren staven zo dik als je vinger.<br />

Zo'n kettinkje is een fluitje van een cent voor zo'n betonschaar.<br />

Daar ga je, kreng! Arno gebruikt al zijn kracht.<br />

Geknars, dan een scherpe tik.<br />

Ah! Daar heb je niet van terug!<br />

Hij opent de bek van de betonschaar en slaakt een kreet<br />

van teleurstelling. De schakels zijn niet eens verb<strong>ogen</strong> en<br />

het kettinkje blijft ongebroken.<br />

Wat is dit in 's hemelsnaam voor materiaal?<br />

De betonschaar bestaat uit vanadiumstaal. Alleen diamant<br />

is harder.<br />

Geef het op, fluistert een stem. Je bent moe. Doodmoe.<br />

Ga toch slapen. Hang die betonschaar terug.<br />

Arno weet niet langer ofhet zijn eigen gedachten zijn of<br />

weer een van die stemmen die hem geen <strong>ogen</strong>blik rust gunnen.<br />

Maar hij is inderdaad moe. Afgrondsdiep, onbeschrijflijk<br />

moe.<br />

Iedere andere mens zou Arno een plastic kinderschaartje<br />

aan het rek hebben zien hangen. Een bot, knullig schaartje<br />

dat nog geen draadje wol zou kunnen doorknippen ...<br />

Arno's hoofd is leeg. Hij sluit zijn <strong>ogen</strong> en voelt zich in het<br />

zachte kussen wegzakken. Grijze mist omgeeft hem. Een<br />

van de dansende lichtvlekken komt dichterbij en verandert<br />

in Deli's gezicht.<br />

Kom bij me, fluistert ze. Laat me je aanraken.<br />

Arno ontspant zich en de slaap rolt aan.<br />

Of het Arno of de keizer is die op een muilezel langs de<br />

lange Chinese muur sjokt, blijft onduidelijk. In deze kristalheldere<br />

droom bestaat er amper verschil tussen die twee.


Het is de ochtend na zijn wedergeboorte in een gloednieuw<br />

lichaam. Shaun was bij het rijzen van de zon een dorp<br />

binnengereden en had de dorpsidioot gewenkt. De dorpsidioot<br />

was de enige die nog niet naar de akkers getrokken<br />

was.<br />

'Vriend,' sprak Shaun hem aan. 'Wil je een goudstuk<br />

verdienen?'<br />

De man hobbelde op hem af en stootte een drietal onbegrijpelijke<br />

klanken uit, die waarschijnlijk op instemming<br />

duldden.<br />

'Dat is dan geregeld.' De Doodloze trok de zijden sjaal<br />

van de spiegel. 'Kijk in deze spiegel, mijn vriend. Kijk<br />

diep.'<br />

Wat er de oorzaak van was dat de keizer zich nu in het<br />

lichaam van een jeugdige bultenaar bevindt. Ook mag hij<br />

zich in het bezit van een horrelvoet verheugen terwijl zijn<br />

linkeroor niet meer dan een pover stompje is.<br />

Mijn nieuwe meester beschikt over een rijk gevoel voor<br />

humor, denkt de keizer. Al vrees ik dat zijn slachtoffers dat<br />

maar zelden weten te waarderen.<br />

Zelf koestert hij absoluut geen wrok. Hij is jong. Zijn<br />

spieren trekken en tintelen, nieuw bloed jaagt door zijn<br />

aderen, heet en krachtig. Dat is het enige dat telt. Later zal<br />

Shaun hem ongetwijfeld betere lichamen geven. Krachtige<br />

lichamen zonder tal.<br />

De Doodloze stopt zijn muilezel en bestudeert de hoge aarden<br />

wallen, de zwoegende dwangarbeiders.<br />

'Mag ik je een vraag stellen, Hoogst Verheven Heerser?'<br />

'Wie ben ik om je antwoord te weigeren?'<br />

'Volgens de geruchten zijn al meer dan een miljoen<br />

dwangarbeiders omgekomen bij de bouw van je muur. Hele<br />

provincies verhongeren omdat er niemand over is om te<br />

zaaien en te oogsten. Geloofde je werkelijk dat de Muur


China's vijanden zou tegenhouden? Hoe hoog en hoe lang<br />

zij ook werd?'<br />

'Natuurlijk nietI ' lacht de keizer. 'Die muur? Ik wilde<br />

dat de mensen zich mij na mijn dood herinnerden. Dit is<br />

beter dan de mooiste graftombe. Niemand zal de wreedste<br />

keizer uit de geschiedenis ooit vergeten.'<br />

'Maar nu heb je iets beters,' zegt Shaun.<br />

'Ja, nu heb ik iets beters.'<br />

+<br />

71


Als de keizer uit zijn diepe sluimer ontwaakt, voelen zijn<br />

oogleden loodzwaar. Ze hangen omlaag zodat er niet meer<br />

dan spleetjes overblijven.<br />

In zijn gezichtsveld zweeft een mobile met ijzeren vogels,<br />

die langzaam ronddraaien in de tocht. Een hoogst ongebruikelijk<br />

versiersel, denkt hij terwijl hij zijn <strong>ogen</strong> verder<br />

probeert te openen. Een moment fladdert een woord door<br />

zijn geheugen. Vliegtuigen. De term zegt hem niets: enkel<br />

een reeks uitheemse klanken.<br />

Waar zijn de kamerschermen met dansende pauwen en<br />

mistige bergpieken? Of de branders met sandelhout, die de<br />

hele nacht blijven doorsmeulen? Nu hij erover nadenkt, in<br />

welke kamer bevindt hij zich eigenlijk?<br />

Zijn paleis telt meer dan honderd zestig slaapvertrekken<br />

en hij slaapt elke nacht in een ander om sluipmoordenaars te<br />

slim af te wezen.<br />

Een dof gegrom bereikt hem, dat langzaam aanzwelt.<br />

Wat nu weer? Een morrende menigte? Getergde tijgers?<br />

Auto's. Weer zo'n woord zonder enige betekenis.<br />

Het grommen sterft weg en de keizer ontspant zich. Ik<br />

slaap nog half, denkt hij. Droomgeluiden.<br />

Waar blijft mijn kamerheer? En welke idioot schilderde<br />

het plafond wit? Een lichte ergernis komt op. Hoe ongepast!<br />

Wit is de kleur van rouw, van de dood.<br />

Opnieuw probeert de keizer zijn <strong>ogen</strong> wijder te openen<br />

en eens te meer weigeren de spieren te gehoorzamen. In<br />

paniek wil hij zijn armen opheffen: ze blijven log naast zijn<br />

zijden liggen.


Help me! Zijn keel blijft geluidloos, zijn tong onbeweeglijk.<br />

Heilige Olifant, ik ben verlamd! Totaal verlamd!<br />

En dan komt er een tweede, gruwelijkere verklaring in<br />

hem op. Ik ben dood. Ik lig in mijn graftombe opgebaard.<br />

Daarom is het plafond wit.<br />

Maar nee, zijn borst rijst en daalt. Hij hoort het raspen<br />

van een regelmatige ademhaling.<br />

Ik leef.<br />

Hij herinnert zich Shaun. De giftige dolk die hij in zijn<br />

eigen vlees stak. Hij en Shaun reden langs de muur eh hij<br />

had een nieuw lichaam gekregen. Een lelijk en onhandig<br />

lichaam. Maar jong. Zinderend van levenskracht.<br />

De beelden zijn kristalhelder en toch ... Ze hebben iets<br />

tweedehands. Iets stoffigs. Gebeurtenissen die lang, lang<br />

geleden plaatsvonden.<br />

Daarna begint een zwart gat.<br />

Hij doet een poging om zijn linkerhand tot vuist te ballen.<br />

De hand lijkt eindeloos ver weg, kilometers. Niet langer<br />

een deel van zijn lichaam.<br />

De duim kromt zich.<br />

Meteen stokt de ademhaling. De <strong>ogen</strong> van de keizer<br />

sperren zich wijd open en hij heeft geen van beide dingen<br />

gewild.<br />

'Aah waah.' Zijn mond verwijdt zich in een geeuw,<br />

knokkels wrikken tegen zijn oogleden.<br />

In een flits doorziet de keizer wat er aan de hand is.<br />

Dit is later. Eeuwen, misschien tientallen eeuwen na<br />

mijn eerste dood. Ik werd keer op keer herboren. Ook deze<br />

keer gleed mijn ziel in een nieuw lichaam. Alleen ging er<br />

iets verkeerd. Volkomen verkeerd. Dit had mijn lichaam<br />

moeten zijn, elke spier en zenuwdraad zou onder mijn controle<br />

moeten zijn, maar ik ben niet meer dan een machteloze<br />

passagier!<br />

73


De gedachten van de ander zwellen aan: een dreunend<br />

gerommel, een vermorzelende lawine van woorden en gevoelens.<br />

Nee, laat mij leven! krijst de keizer. Zijn tong blijft onbeweeglijk.<br />

Hij zinkt weg in de duisternis, niet meer dan een web van<br />

kwetsbare herinneringen. Het enige dat overblijft is zijn<br />

haat tegen de vreemde die hem zijn lichaam geweigerd<br />

heeft.<br />

Ik haat, denkt de keizer, dus ik besta.<br />

Ik haat, dus ik besta.<br />

74<br />

+


'Aah waah.' Arno gaapt, rekt zich uit en slaat het dekbed<br />

terug. Hij is in een opperbeste bui, vol tintelende energie.<br />

Als hij gedroomd heeft, kan hij zich er in ieder geval niets<br />

van herinneren.<br />

talen.<br />

Goedemorgen, probeert hij, goedemiddag. Tot ziens.<br />

Zijn hersens weigeren de woorden in het Chinees te ver­<br />

Dat is godzijdank voorbij, denkt hij, en hij voelt zo'n<br />

grote opluchting dat de tranen hem in de <strong>ogen</strong> springen.<br />

Wat had ik gisteren? Was het wel echt, dat ik ineens<br />

vloeiend Chinees sprak? Geen droom?<br />

De herinneringen aan de afhaalchinees blijven hinderlijk<br />

vaag. Misschien was ik heel even krankzinnig? Kan dat? Zo<br />

doorgedraaid van het keiharde werken, dat mijn hersens<br />

het gewoon niet meer deden? Ik zag zowat dubbel van ver­<br />

moeidheid, en als je zo uitgeput bent, haal je gemakkelijk de<br />

vreemdste zaken in je hoofd.<br />

Vergeet het. Het is nu voorbij.<br />

Hij trekt voorzichtig aan het zilveren kettinkje, geeft dan<br />

een venijnige ruk. Het kettinkje knapt en ineens houdt hij<br />

twee losse uiteinden in zijn handen.<br />

Arno mikt het kristal op de glasplaat van zijn nachtkastje<br />

en ramt er met de zijkant van zijn wekker op.<br />

Breek, kreng, breek!<br />

Een doffe tik. Hij drukt harder, wrikt. Een zacht, knette­<br />

rend geknars klinkt van onder de wekker.<br />

Als hij de wekker optilt, is het kristal tot ruwe korrels en<br />

wit poeder gewreven. Hij veegt de korrels van de glasplaat,<br />

blaast het poeder weg.<br />

75


Er zitten krassen in het glas, putjes in het blik van de<br />

wekker. Ik heb het kristal vernietigd. Het kristal dat nachtmerries<br />

in mijn slapende brein fluisterde. Vergeet al die<br />

onzin. Het was een droom, een nachtmerrie.<br />

Een blik op zijn wekker leert hem dat het half zeven is .. Zijn<br />

ouders zullen nog diep onder zeil zijn. Op hun enige vrije<br />

dag heb je minstens een sirene nodig om hen te wekken. Is<br />

half zeven te vroeg om Deli bellen?<br />

Hij reikt naar de telefoon naast zijn bed, trekt zijn hand<br />

terug. Deli lijkt hem eigenlijk geen ochtendmens. Niet iemand<br />

die fluitend over haar voeteneind springt en de dag<br />

met zeven radslagen en een salto begint.<br />

Half tien, besluit hij. Half tien is een redelijke tijd.<br />

Hij draait net de douchekraan open als de voordeurbel gaat.<br />

Deli! is zijn eerste gedachte. Ze komt bij me langs!<br />

Hij hopst door de badkamer terwijl hij zijn onderbroek<br />

over het stroeve vel van zijn kletsnatte benen probeert te<br />

sjorren.<br />

Stop. Halfnaakt de trap afhollen omdat een vriendin<br />

aanbelt is onzin. Gisteren geloofde je dat het Esther was en<br />

nu Deli. Trap er geen tweede keer in.<br />

Deli zei dat ik haar eerst moest opbellen. Bovendien<br />

heeft ze mijn adres niet eens.<br />

Hij droogt zich zorgvuldig af en trekt een overhemd aan.<br />

Haast je niet. Het is vast niet eens voor mij.<br />

De bel gaat voor de derde keer.<br />

Arno opent de voordeur op een kier. Geen Deli. Hoewel hij<br />

haar al niet meer verwachtte, bespeurt hij toch een steek<br />

van teleurstelling.<br />

Twee mannen kijken naar hem op. Ze dragen nette,<br />

enigszins stijve kleding: colbertjes, grijze broeken met een


messcherpe vouw. Hun zorgvuldig gepoetste schoenen<br />

glimmen in het ochtendlicht. De voorste houdt een rood<br />

boekje in de aanslag en dat maakt het beeld compleet.<br />

Jehova's, denkt Arno. Van die lui die huis aan huis met<br />

hun God leuren. Als zij graag bij het kraaien van de eerste<br />

haan op pad gaan, moeten ze dat zelf weten. Maar dan hoeven<br />

ze toch geen andere mensen lastig te vallen op de enige<br />

dag dat die kunnen uitslapen?<br />

'Goedemorgen,' zegt hij. 'Wat kan ik voor jullie doen?'<br />

De voorste man glimlacht en het is dat speciale glimlachje<br />

waaraan Arno hem herkent. Loom, geamuseerd. Een tijgerglimlach.<br />

Dit zijn de lui die mij het kettinkje gaven!<br />

'Ik, ik ... ,' stottert hij. 'Sorry, ik heb geen enkele belangstelling.'<br />

'Toch wel.' Het glimlachje krult zich tot een grijns en de<br />

man pakt Arno's mouw vast.<br />

Arno's buikspieren trekken samen van angst.<br />

Die tanden. Ze zijn tot scherpe punten gevijld. Het gebit<br />

van een kannibaal.<br />

Arno blijft doodstil staan en durft zijn hand niet weg te<br />

rukken.<br />

Ze zijn gek, knettergek.<br />

'Hwang-ti,' zegt de man nadrukkelijk. 'Tsjin Sje<br />

Hwang-ti. Machtige keizer, bent u werkelijk uw eigen<br />

naam vergeten?' Zijn grijze tong likt over de puntige tanden.<br />

'Zelfs geen dromen?'<br />

Arno kan enkel een benauwd gepiep voortbrengen.<br />

'U bent het vergeten, maar in werkelijkheid bent u de<br />

keizer der keizers en alle rijkdommen van de aarde behoren<br />

u toe.'<br />

Arno slikt twee keer en nu kan hij opnieuw spreken. 'Ik<br />

geloof niet dat ik jullie kan volgen.'<br />

Gelukkig klinkt zijn stem nu zelfverzekerder. Hij weet<br />

77


dat het toneelspel is, pure bluf, want hij is nog steeds doodsbang.<br />

'De keizer had machtige vijanden,' zegt de tweede man.<br />

'Zij roofden zijn geheugen en plantten het waandenkbeeld<br />

dat hij een eenvoudige sterveling was in zijn brein.'<br />

De stem van de man krijgt de zangerige klank van een<br />

verhalen verteller. 'Lang, eindeloos lang zwierf de keizer<br />

door de wereld, gelovend dat hij niet meer dan een gewoon<br />

mens was. En omdat hij nog steeds een meester der magie<br />

was, vermomde hij zich ook als zodanig. Als een eenvoudige<br />

drukkerszoon.' De man knikt toegeeflijk. 'Ja, misschien<br />

gelooft u werkelijk dat u niet meer dan een mensenkind<br />

bent, wij weten wel beter.'<br />

'Ik weet niets van een keizerl' protesteert Arno. Het is<br />

nutteloos. Beelden uit zijn droom wellen op. De muur van<br />

aangestampte aarde, de Gemaskerden, de man met <strong>ogen</strong><br />

van parels. Geen droomfantasie, maar een herinnering. Alle<br />

details zijn eenvoudigweg te scherp. Hij kan de stank van<br />

de spion ruiken, angstzweet en urine. In dromen ontbreken<br />

geur en smaak bijna altijd.<br />

De eerste man laat zijn arm los. 'U werd niet in deze<br />

eeuw geboren. De man die u vader noemt, verwekte u niet,<br />

uw moeder baarde u niet.'<br />

Hij klopt op de muur van Arno's huis en elke tik geeft<br />

een rare, holle nagalm. 'Dit is uw huis niet, al denkt u van<br />

wel. Uw ware huis is de Tempel van de Doodloze.'<br />

Arno doet een stap achteruit en grijpt de deurklink vast.<br />

'Het spijt me oprecht, maar ik heb geen enkele belangstelling.'<br />

Het moet zo ongeveer de grofste leugen zijn die hij<br />

ooit verteld heeft.<br />

Nog een stap en ik kan de deur in hun gezicht<br />

.<br />

dicht-<br />

kwakken.<br />

' M<strong>ogen</strong> wij u een boekje over ons geloof geven?' dringt<br />

de man aan. Hij steekt Arno het rode boekje toe. 'Misschien<br />

zal dit u overtuigen dat we serieus zijn?'


Arno grist het boekje uit zijn hand. Hij springt achter­<br />

uiten kwakt de deur dicht.<br />

Razendsnel draait hij de sleutel twee keer om en schuift<br />

de nachtgrendels dicht.<br />

Hij houdt zijn adem in en luistert.<br />

Geen voetstappen. Zijn ze voor de deur blijven staan?<br />

Half en half verwacht hij dat ze met hun vuisten op de deur<br />

zullen roffelen en het slot onder een snerpende karatekreet<br />

kapot zullen trappen.<br />

Een halve minuut gaat voorbij en hij merkt dat hij zijn<br />

adem inhoudt. Doe niet zo angsthazerig, hoort hij zijn va­<br />

der in zijn herinnering zeggen. Wat ben je nu eigenlijk, een<br />

muis of een kerel?<br />

Zijn vader heeft het hoogstens eenmaal gezegd, toen hij<br />

zeven was en maar bleef doorsnotteren omdat hij zijn knie<br />

geschramd had. Arno is het nooit vergeten. Zijn vader had<br />

zo teleurgesteld geklonken.<br />

Hij zuigt de lucht diep zijn longen in en brengt zijn oog<br />

bij het gluurlensje in de deur. De groothoeklens toont een<br />

lege stoep, geparkeerde auto's, de sluis. Niets beweegt. Ze<br />

zijn vertrokken.<br />

Voortaan kijk ik eerst voor ik de deur openruk, neemt<br />

hij zich voor. Die gekken wil ik nooit meer spreken.<br />

Boven aan de trap merkt hij dat hij aan het klappertanden is.<br />

Zijn hele lijf siddert. Een douche, denkt hij. Een hete dou­<br />

che. Ik stond daar al die tijd bij de open deur te blauw­<br />

bekken.<br />

Tot drie keer toe draait hij de warmwaterknop hoger,<br />

maar het water blijft lauw aanvoelen. Het weigert de kilte in<br />

zijn botten te verdrijven. Wat is er mis met de boiler? Dan<br />

ziet hij dat stoomslierten door de badkamer wervelen. Zijn<br />

huid is kreeftrood.<br />

Ik ben het zelf. Met het water is niets mis. Angst zuigt<br />

79


alle warmte uit je lijf en ik ben bang. Banger dan ik ooit<br />

eerder geweest ben.<br />

Langzaam, heel langzaam kruipt een vleugje warmte<br />

zijn huiverende lijf in en dan beginnen zijn botten te ontdooien.<br />

Als hij zijn kamer instapt, ziet hij het rode boekje op zijn<br />

dekbed liggen. Hij blijft stokstijf staan, zijn hand nog op de<br />

deurknop. Een tikkende tijdbom zou welkomer geweest<br />

zijn.<br />

Blader het boekje door, denkt hij. Nu. Je zult toch geen<br />

moment rust hebben tot je het ingekeken hebt. Lees hun<br />

kletskoek. Lach erom.<br />

Hij slaat het boekje open.<br />

De eerste bladzijde is een biljet van honderd gulden.<br />

Het zit met de lange zijde aan de rug vastgelijmd. Niet erg<br />

stevig, want het komt los zodra hij die vreemde bladzijde<br />

omslaat. In ieder geval een origineel begin, denkt hij. Met<br />

zo'n eerste bladzijde wek je de belangstelling van een lezer<br />

wel.<br />

Hij houdt het biljet tegen het licht. Het ziet er allemachtig<br />

echt uit, dat moet hij toegeven: een watermerk, de glinsterende<br />

stipjes, die van kleur veranderen als je het biljet<br />

schuinhoudt.<br />

Onder het biljet zit een tweede, een derde. Als hij het<br />

boekje haastig doorbladert, blijkt ook de rest van de bladzijden<br />

uit vastgelijmde bankbiljetten te bestaan.<br />

Hij telt ze en Buit tussen zijn tanden. Tegen de honderd<br />

biljetten. Tienduizend gulden.<br />

De woorden van de man komen terug: ' ... en alle rijkdommen<br />

van de aarde behoren u toe.'<br />

Arno weet wat geld waard is. Iedereen die het ooit zelf<br />

heeft moeten verdienen met schappen vullen in de supermarkt,<br />

weet hoe allemachtig traag het binnenkomt.<br />

80


Met een biljet van honderd zou hij blij verrast zijn geweest<br />

en als er maar één in het boekje had gezeten, dan had<br />

hij het rustig uitgegeven. Wanneer rare snuiters een honderdje<br />

in hun reclameboekjes willen steken, moeten ze dat<br />

zelf maar weten.<br />

Tienduizend gulden is domweg te veel. Het bedrag vervult<br />

hem met een onbestemde angst.<br />

Niets is gratis, denkt hij, dat is het. Wie tienduizend<br />

gulden neertelt, verwacht er iets voor terug.<br />

Pas helemaal achterin vindt hij hun boodschap, op een<br />

bladzijde van dik, roomkleurig papier. In krullende, Chinees<br />

aandoende letters is de volgende tekst neergepend:<br />

'Geen man verwekte hem, geen vrouw baarde hem. Zijn<br />

enige huis is de Tempel en alle wegen leiden naar de Tempel.'<br />

De telefoon moet al een keer of vier overgegaan zijn voor<br />

Arno het gerinkel opmerkt. Hij blijft naar de hoorn turen,<br />

neemt dan met tegenzin op.<br />

'Met Arno.'<br />

'Dit is nog maar het begin,' antwoordt een rustige stem.<br />

'Alle rijkdommen van de aarde zullen u toebehoren.'<br />

'Jullie zijn het. Jullie waren zonet aan de deur!'<br />

Ze zullen me nooit meer met rust laten, denkt hij. Nooit.<br />

Het zijn maniakken en die bijten zich als pitbulls in hun<br />

eigen waandenkbeelden vast. Ze zullen me begluren, achter<br />

me aansluipen tot ik even knettergek word als zij. Tot ik ten<br />

slotte zelf geloof dat ik inderdaad hun keizer ben.<br />

'Neem het geld terug! Ik wil het niet!'<br />

'Alle rijkdommen van de wereld behoren u toe. Het is<br />

uw eigendom, Verheven Heerser.'<br />

Moet ik met ze blijven praten? Ze ervan proberen te<br />

overtuigen dat ze zich vergist hebben? Dat een ander hun<br />

keizer is?<br />

81


'Wat willen jullie van mer'<br />

'Volg ons naar de Tempel van de Doodloze. Sla de<br />

staatsiemantel die u eens droeg om uw schouders) schuif de<br />

vergulde sandalen aan uw voeten. Al uw verdrongen her­<br />

inneringen zullen terugkeren.'<br />

'En als dat niet werkt? Of als ik halverwege niet door wil<br />

gaan? Beloven jullie me dan verder met rust te laten?'<br />

'Als dat uw wil is) Verheven Heerser.'<br />

'Zweer het! Zweer het bij de Heilige Olifant en de Ogen<br />

van de Doodloze.' Amo weet niet wat hem bezielt. Het lijkt<br />

klinkklare nonsens: de Heilige Olifant, de Ogen van de<br />

Doodloze.<br />

Een korte stilte volgt. Dan zegt de man: 'Bij de slurf van<br />

de Heilige Olifant) wiens trompetgeschal de doden wekt)<br />

zweer ik het. Bij de Ogen van de Doodloze zweer ik het.<br />

Bezoek de Tempel en het staat u vrij te vertrekken wanneer<br />

u maar wilt.'<br />

'Goed. Waar ontmoet ik jullie? Wanneer?'<br />

'Over een half uur. Bij de bib1iotheek op de Oude<br />

Gracht.'<br />

+


'Was dat nu werkelijk nodig,' vraagt Shaun, 'om een bindende<br />

eed af te leggen?'<br />

De Klauw legt de telefoon neer. 'Wie een wilde zalm wil<br />

lokken, moet geen kiezels aan zijn haakje hangen. Zonder<br />

mijn gelofte zou hij nooit toegestemd hebben om te komen.<br />

Niet vrijwillig, in ieder geval.'<br />

'En als we falen? Als we de keizer niet kunnen wekken?'<br />

De Klauw buigt zijn hoofd. 'Dan zullen u en Delila alleen<br />

verder moeten. Dit is een eed die we onmogelijk kunnen<br />

breken.'<br />

+


20<br />

Arno ritst zijn dikke motorjack dicht en hijst zich in de<br />

stugge, leren broek. Zijn zonnebril steekt hij in zijn borst­<br />

zakje. Nu alleen zijn helm nog. Hij klapt het vizier van<br />

rookkleurig plastic omlaag. Arno snuift de geur op van<br />

leer, van schuimrubber en oud zweet.<br />

De wereld wordt meteen donkerder en lijkt verder weg.<br />

Het is natuurlijk veel te heet voor zulke spullen: de zon<br />

laat het water al fonkelen en de lucht trilt boven het asfalt.<br />

Toch maakt het dat hij zich minder kwetsbaar voelt.<br />

Alsof hij een ridder is en zijn motorpak zijn harnas.<br />

Zijn brommer start bij de eerste trap.<br />

Arno arriveert vijf minuten te vroeg en hij rijdt de biblio­<br />

theek aan de overkant van de gracht voorbij.<br />

Ze wachten inderdaad al op hem. Arno neemt gas terug<br />

en stopt tien meter verder. Hij bestudeert ze in zijn spie­<br />

geltje.<br />

Waarom hij niet gewoon naar de mannen kijkt, zou hij<br />

niet duidelijk kunnen uitleggen. Is het omdat spiegels van<br />

zichzelf al iets magisch hebben? Links wisselt met rechts,<br />

een boek wordt onleesbaar.<br />

Magie tegen magie: misschien toont de spiegel hen wel<br />

zoals ze werkelijk zijn?<br />

Geen nette pakken meer, dat is het eerste wat hem op­<br />

valt. Leren jasj es, en de grootste draagt zijn cowboyhoed.<br />

Hij kijkt van de spiegel weg en gluurt naar de overkant.<br />

Arno voelt een schokje dat zowel angst als triomf is.<br />

Het werkt! De mannen zijn opnieuw in grijze colberts<br />

gekleed, de cowboyhoed is verdwenen.


Hij kijkt in de spiegel terug. Voor zijn <strong>ogen</strong> verandert de<br />

kleding van de mannen tot zij ook in zijn spiegeltje nette<br />

kleren dragen.<br />

Hij knippert met zijn <strong>ogen</strong>, knijpt ze stijf dicht. Als hij<br />

opnieuw kijkt, is er niets veranderd. De tegenmagie van de<br />

spiegel was vluchtig.<br />

Een van de mannen drentelt naar het meisje dat het<br />

Straatnieuws verkoopt, opent zijn portemonnee en neemt<br />

een krant van haar aan. Vervolgens leunt hij tegen de pilaar<br />

naast de bibliotheek en slaat de krant open. De andere man<br />

knielt naast de hond van het meisje en kriebelt hem tussen<br />

zijn oren.<br />

Het lijkt zo normaal, zo alledaags: gewoon twee mannen<br />

die op een vriend staan te wachten.<br />

'Arno?' zegt een stem vlak achter hem.<br />

Arno veert zo abrupt op dat hij met zijn elleboog tegen<br />

het stuur van de brommer bonkt. 'Ah, verdikkie!'<br />

'Sorry,' zegt Rob. 'Ik wilde je niet laten schrikken.'<br />

'Ik schrok niet!' snauwt Arno.<br />

Zijn vriend is wel de laatste die hij nu wil ontmoeten. Hij<br />

weet niet eens of Rob zijn vriend nog wel IS. Zonder dat<br />

gedoe met Esther is de wereld al ingewikkeld genoeg.<br />

'Dat van vrijdag,' zegt Rob. 'Op het feest. Esther vroeg<br />

mij , weet je. Ik heb een uur op je gewacht, maar je kwam<br />

niet opdagen. En toen belde Esther me.' Rob kijkt hem nog<br />

steeds niet aan. 'Ik heb haar echt niet gevraagd. Zij vroeg<br />

mij.'<br />

Die rotmeid! denkt Arno. Ze loog. Toen hij haar opbelde<br />

had ze Rob nog niet eens gevraagd. Wedden dat ze<br />

pas besloot Rob te vragen toen ze mij aan de lijn kreeg?<br />

Arme Rob. Geplet tussen ons tweeën, en ik wed dat<br />

Esther zich niet eens door hem thuis heeft laten brengen.<br />

Om over een afscheidskus of iets beters nog maar te zwijgen.


Hij zet zijn helm af en klikt het slot over de kinbeschermer<br />

vast. 'Ay, Rob. Het doet er allemaal niet meer toe. Ik<br />

kwam een ander meisje tegen op het feest. Je mag Esther<br />

hebben.'<br />

'Dat wilde ik je nu juist zeggen! Ik geef niets om Esther!<br />

Het is een kreng. Op· het feest negeerde ze me volkomen.<br />

Ze ging meteen tegen haar vriendinnen zitten kletsen: ik<br />

had net zo goed haar hondje kunnen wezen.'<br />

Amo's laatste restje woede verdwijnt. 'Zand erover. Ik<br />

ken Esther.' Rob durft hem voor het eerst aan te kijken. 'Ik<br />

zag jullie dansen. Hoe heet ze?'<br />

'Deli.'<br />

Rob aarzelt even. 'Jullie gingen halverwege weg. Hebben<br />

jullie ... ' Hij geeft een rukje met Zijn kin.<br />

'Ja.' Wat is het heerlijk om gewoon krachtig 'ja' te kunnen<br />

zeggen! 'Ze zag me helemaal zitten. Ze moest het weekend<br />

weg, maar ik heb haar telefoonnummer.'<br />

Rob glimlacht en je kunt de opluchting van zijn gezicht<br />

aflezen. 'Heeft die Deli van je soms een zus?'<br />

'Ik kan het haar altijd vragen.'<br />

Dat zou perfect zijn. Een moment ziet Amo het haarscherp<br />

voor zich. Hij en Deli in een schemerachtige straat<br />

met hoge trapgevels, een hemel vol onwaarschijnlijk heldere<br />

sterren boven hen. Deli's zus tussen hem en Rob in.<br />

De zus is een jaar of twee jonger en misschien niet zo<br />

mooi als Deli, maar nog steeds een stuk.<br />

'Ik zal het haar vragen,' herhaalt hij.<br />

'Keizer? Hoogverheven Heerser?'<br />

De twee mannen wachten naast de brommer. De blonde<br />

tikt met de opgevouwen krant tegen zijn been.<br />

Arno voelt zich grenzeloos kalm. Geen angst meer, geen<br />

paniek. Hij is sterk genoeg om de hele wereld aan te kunnen.<br />

Wie door Deli bemind wordt, hoeft niets te vrezen.<br />

Hij spreidt zijn handen. 'Dit zijn mijn dienaren,' zegt hij<br />

tegen Rob.<br />

86


De man knikt. 'Dat klopt, Hoogverheven Heerser.'<br />

Arno geeft een pets op de zitting van zijn brommer.<br />

'Oké. We gaan. Zie je nog wel, Rob.'<br />

Rob stompt hem tegen zijn arm. 'Tot maandag.'<br />

Zodra Rob de straat oversteekt, haakt een van de mannen<br />

een draagbare telefoon van zijn riem. Hij toetst een nummer<br />

in en laat de bel twee keer overgaan voor hij de verbinding<br />

verbreekt. 'We kunnen vertrekken.'<br />

'Is het ver?' vraagt Arno opgewekt.<br />

'Dat ligt aan uzelf.'<br />

Gekkenpraat. Klets gewoon met ze mee, maar geloof<br />

niets.<br />

'Hoezo?'<br />

'Alle wegen leiden naar de Tempel van de Doodloze.<br />

Alleen zijn sommige van die wegen vrij omslachtig.'<br />

+


2I<br />

De Doodloze buigt zich over zijn spekstenen maquette van<br />

de stad. Drie meter in doorsnee, met duizenden huizen,<br />

boompjes, schuttingen en bruggen. Het model is te omvangrijk<br />

en te pijnlijk nauwkeurig uitgevoerd om ook maar<br />

een <strong>ogen</strong>blik voor speelgoed te kunnen worden versleten.<br />

Wie het ook vervaardigd heeft, het moet hem tientallen<br />

jaren gekost hebben. Een half mensenleven van fanatiek<br />

gepriegel.<br />

Neem de huizen alleen al. Iedere baksteen van de trapgevels<br />

werd apart in de harde steen gekerfd , rechthoekjes<br />

van amper een millimeter breed. De Domtoren in het centrum<br />

steekt zeker een halve meter omhoog. Zelfs de schijnwerpers<br />

die haar 's nacht verlichten werden niet vergeten.<br />

Grachten van blauw glas omcirkelen de toren.<br />

Toch zou een echte Utrechter al snel enkele hoogst eigenaardige<br />

fouten opmerken. Subtiele verschillen als het<br />

ontbreken van de wijzerplaten op de Domtoren of de rij<br />

dennenbomen langs de Oude Gracht. Of zaken die allerminst<br />

subtiel zijn. Als er werkelijk een beeld van een monnik<br />

op een reusachtige rat op het Janskerkhof stond, dan<br />

was het hem toch zeker eerder opgevallen?<br />

Shaun zet twee poppetjes van oranje bijenwas voor de<br />

piepkleine bibliotheek neer, en een derde. Uit het hoofd<br />

van de eerste twee poppetjes steekt een pluk haar, zwart,<br />

blond. De derde moet het met één krullende bruine haar<br />

stellen. Hij neemt het laatste poppetje tussen duim en wijsvinger<br />

en brengt het vlak voor zijn gezicht.<br />

88


'Ik vang je in netten van zwarte magie, Arno Groenewegen,'<br />

fluistert Shaun. 'Dwaal, mijn geliefde vijand! Je straten<br />

zullen kronkelen als slangen.'<br />

Hij trekt een zestal driehoeken boven de maquette en<br />

laat zijn ingehouden adem met een kuch ontsnappen.<br />

Een reeks afgemeten noten klinkt, dof als het galmen<br />

van loden gongen. Paarse vonken ontspringen aan de dakpunten,<br />

wervelen tussen de miniatuurboompjes.<br />

Zodra de laatste klank wegsterft, komen de huizenblokken<br />

in beweging. Als schaakstukken schuiven ze over het<br />

stenen tafelblad, hoewel geen zichtbare hand hen beroert.<br />

De grachten buigen zich tot krakelingen, rekken tot spiralen.<br />

Bruggen kruipen als klikkende spanrupsen door de<br />

veranderende straten.<br />

'Zoveel straten, zoveel pleinen met roestige zonnewijzers.<br />

Geen zul je herkennen, mijn Arno. Duizend dwaalwegen,<br />

en alle wegen voeren naar de Tempel van de Doodloze.'<br />

Deli voegt zich bij hem. Ze tikt de askegel van haar<br />

filtersigaret af op de rand van de tafel. 'Je pakt het wel<br />

serieus aan. Is dat niet het Doolhof van Minos? Agathos<br />

arinam se ... Zo begint het toch?'<br />

'Stop!' Hij likt over zijn lippen. 'Hoe ken je die bezwering?'<br />

leder ander dan Delila zou terugdeinzen voor de<br />

woede in zijn stem.<br />

'J e neemt zelden de moeite om je werkkamer op slot te<br />

draaien. Slordig, hoor. De diskettes van je Boek van Bruikbare<br />

Kennis liggen gewoonlijk in de linkerla.' Ze blaast een<br />

drietal lome rookkringen. 'Ik kan lezen, Shaun. Zelfs antieke<br />

Chinese lettertekens.'<br />

In een nis begint een telefoon te rinkelen. Een abrupt,<br />

onwaarschijnlijk alledaags geluid, dat helemaal niet thuishoort<br />

in deze sfeer van geheime zaken en steelse magie. Hij<br />

gaat twee keer over en valt dan stil.


'0 shit!' Shaun heft haastig zijn handen, knipt met zijn<br />

vingers. Drie droge klikken: de vonken boven de maquette<br />

vloeien samen tot een bloem van vuur. Doven.<br />

'J e bent net op tijd klaar,' zegt Deli. 'Met de hakken over<br />

de sloot, zouden ze hier zeggen. De Klauwen moeten Arno<br />

opgepikt hebben.'<br />

+


22<br />

'Vierde steeg linksaf,' mompelt de donkerharige man.<br />

Arno stopt. 'Waar slaat dit op? Dit is al de tweede keer<br />

dat we hier langskomen. Of de derde.'<br />

Ze staan voor een dierenwinkel. In de etalage hurkt een<br />

buldog van stoffig pluche die droevig omhoogblikt naar<br />

een rubber bot van minstens een meter lang. Aan een van de<br />

uiteinden wappert een spinnenweb in de tochtstroom.<br />

Bello's knaagbotten, verkondigt een poster, bijtplezier<br />

voor maanden!<br />

'De kortste weg is zelden de snelste,' zegt een van de<br />

mannen. 'Geen mens kan zijn eigen stad ooit volledig ken­<br />

nen. Al woonde je er duizend jaar.'<br />

Oosterse wijsheid, denkt Arno. Mystieke prietpraat.<br />

Precies wat je van dit soort lui mag verwachten.<br />

'Oké, jullie zijn de gidsen. Vierde steeg links. Alleen<br />

weet ik vrij zeker dat er nog maar twee stegen komen. Een<br />

van mijn vrienden woonde hier vroeger.'<br />

Hij gluurt zo nu en dan naar hun reflecties in de winkel­<br />

ruiten. Geen leren jasjes, geen cowboyhoed. De mannen<br />

dragen onveranderlijk hun zondagse pak.<br />

Bij de vierde steeg slaan ze linksaf. Een steeg die er vol­<br />

gens Arno's herinneringen helemaal niet hoorde te zijn. Hij<br />

veegt met zijn vingertoppen langs de bakstenen. Korrelig<br />

als grof schuurpapier. Zo echt als wat.<br />

Zou ik me vergist hebben?<br />

Nee. Als je ergens een keer of tien verstoppertje ge­<br />

speeld hebt, dan ken je elke zijstraat, iedere wegduikplek.<br />

Elke voetstap krijgt ineens zijn eigen hólle echo en die


echo gaat veel te lang door. Alsof ze niet door een nauwe<br />

steeg maar een reusachtige hal lopen.<br />

Het is trouwens opvallend donker hier, tussen de hoge<br />

muren. Een waar web van waslijnen zigzagt van nok tot<br />

nok. Hij tuurt omhoog. Wat is dat voor eigenaardig was­<br />

goed? Grauwe slierten en rafels bungelen omlaag, grijze<br />

knoedels. Het hadden tot de draad versleten dweilen kun­<br />

nen wezen, het soort verscheurde lompen waar ratten hun<br />

nesten mee bekleden.<br />

'Wie wonen hier?' Hij fluistert.<br />

'Dat wilt u niet weten. Gelooft u me.'<br />

De man versnelt zijn pas en ineens wil Arno het inder­<br />

daad niet weten. Absoluut niet. Zelfs zijn gidsen voelen zich<br />

hier niet op hun gemak.<br />

'N og een klein eindje.'<br />

Ze passeren een uitgezakte sofa waarop geel en rood<br />

korstmos groeit en bestijgen een stenen trap. Gruis knarst<br />

onder Arno's schoenzolen en dat geluid brengt de herinne­<br />

ring terug.<br />

Hier vreeën we! Vrijdagnacht. Deli en ik.<br />

Hij stopt, blikt over zijn schouder. Van de sofa valt geen<br />

spoor meer te bekennen. Deze heeft plaatsgemaakt voor<br />

een ongemakkelijke houten bank met felgroen gelakte<br />

planken.<br />

Arno kijkt haastig de andere kant uit.<br />

Probeer het niet te begrijpen. Als ik het begrijp, ben ik<br />

verloren.<br />

Vijf meter voor hem slaan de mannen de hoek om en hij<br />

hoort hun voetstappen de echo verliezen.<br />

Ze staan opnieuw op de Oude Gracht.<br />

'Wat is dit voor onzin? Daar heb je dezelfde dierenwinkel<br />

weer!'<br />

'Dezelfde?' mompelt de man. 'Weet u het zeker?'


Arno sist van ergernis. Hij stapt naar de etalage en drukt<br />

zijn neus tegen het spiegelende glas.<br />

Het reusachtige bot en het wapperende web zijn hetzelf­<br />

de. Daar houdt het mee op. Onder het bot hurkt nu een<br />

reusachtige opgezette rat, met doffe, glazen <strong>ogen</strong>. Het dier<br />

moet het formaat van een poedel hebben.<br />

Gandurs bijtbotten, zegt de poster, voor maanden<br />

knaagplezier.<br />

Hij draait zich langzaam om. 'Hoe . .. ?'<br />

De blonde man klakt met zijn tong en trekt een driehoek<br />

met zijn linkerpink. 'Dit zijn hoge en geheime zaken, Ver­<br />

heven Heerser. Hebt u nooit over uw eigen stad gedroomd<br />

en was in die droom alles niet onherkenbaar geworden?<br />

Nieuwe straten, grachten met kokend bloed? Terwijl u te­<br />

gelijkertijd zeker wist dat het uw stad nog steeds was?<br />

Die droom-Utrechten waren geen fantasie, hoewel ze<br />

ook niet helemaal echt zijn. Je kunt ze bereiken, zelfs als je<br />

niet slaapt.' Hij grinnikt. 'Al klinken de routebeschrijvin­<br />

gen wat vreemd. Sla linksaf op vrijdag, vier stappen voorbij<br />

de poolster.'<br />

'Dit is een droom?'<br />

De man schudt zijn hoofd. 'Uit een droom kun je ont­<br />

waken.'<br />

Binnen zoemt de winkelbel, een laag, nijdig gonzen. Voet­<br />

stappen klinken. Eigenaardig slepende voetstappen, ge­<br />

volgd door een scherp geklik. Een geluid als nagels op een<br />

stenen vloer.<br />

De man pakt Arno bij de arm. 'We moeten verder,' zegt<br />

hij gejaagd. 'We horen hier niet thuis.'<br />

Ze lopen met grote passen door. Het is nog net geen<br />

rennen.<br />

'Het is wel erg stil,' zegt Arno.<br />

93


'J a. ;:>,<br />

'Ik bedoel, we wandelen nu al een half uur zonder een<br />

mens tegen te komen. Utrecht is op zondag vaak een dooie<br />

boel, maar zo rustig heb ik het nog nooit gezien.'<br />

'Andere mensen? Waarom zouden ze door deze straten<br />

wandelen? Dit is hun droom niet.'<br />

De blonde man duwt een verveloze deur in een houten<br />

schutting open. 'We zijn thuis. De tempel van de Doodloze.'<br />

Een reusachtige plataan vult het nauwe binnenplaatsje<br />

met een sidderend web van schaduw en schuivende vlekjes<br />

zonlicht. Een trap met treden zo hoog dat ze tot Arno's<br />

knieën reiken, loopt helemaal door tot de voet van de stam.<br />

De trap eindigt pardoes tegen een blinde muur.<br />

'Een verborgen ingang?' vraagt Arno. Hij is intussen<br />

bereid alles te geloven.<br />

'Verborgen is een te zwakke uitdrukking. Een gewoon<br />

mens zou zelfs deze trap niet zien.' De man schopt een stok<br />

met zijden linten opzij. 'Let op.'<br />

De bakstenen sidderen. Twee hartkloppen lang ziet Arna<br />

golvingen over de muur trekken. De muur had een<br />

kunstige schildering op een doek kunnen zijn. Een dun<br />

doek dat in de wind wappert.<br />

Dit is heel wat duidelijkere magie dan het plotseling verstaan<br />

van een onbekende taal of een onbreekbaar kettinkje.<br />

Arno gelooft al lang niet meer dat hij met gekken te maken<br />

heeft. 'Wat doe je?'<br />

De man kruist zijn armen, slaat zijn knokkels tegen elkaar.<br />

'Amnehoteps illusie verbreken. Magie. Zodra u uw<br />

geheugen terug hebt, kunt u het zelf ook.'<br />

In de muur verschijnt een poort van gelakte balken.<br />

Het had de poort van een kerk kunnen zijn. Minstens<br />

vier meter hoog met ringen van groen uitgeslagen koper.<br />

Twee draken van zwarte speksteen flankeren de trap.<br />

94


Heeft hij de draken niet eerder opgemerkt of verschenen<br />

ze tegelijk met de poort?<br />

'Meester!' roept de man. 'De keizer komt zijn verleden<br />

opeisen. Al zijn voorbije dagen!'<br />

Gekraak, het knersen van vuistdikke scharnieren: in de<br />

poort groeit een metershoge spleet duisternis als de deuren<br />

wijken. Veel te vlot voor zo'n massief gevaarte, gaat het<br />

door Arno heen. Die balken moeten zo zwaar als een bestelauto<br />

wegen. Wie de deuren ook openduwt, een slappeling<br />

is het beslist niet.<br />

Het zonlicht glipt dieper de opening in en onthult een<br />

lange gestalte. Zelfs zonder de spiegelende zonnebril zou<br />

Amo hem meteen herkend hebben. Weinig mensen steken<br />

een volle kop boven hem uit. De blinde man die bij hem<br />

aanbelde. Die hem Hwang-ti noemde.<br />

'Mijn naam is Shaun. Shaun de Doodloze.' Zijn glimlach<br />

toont tanden van doorschijnend kristal. 'Ik ben je beste<br />

vriend. Je enige vriend.' Hij daalt de trap af, veel te zelfverzekerd<br />

voor een blinde, en steekt zijn hand uit.<br />

Het vel voelt droog en rasperig. De huid van een reptiel,<br />

denkt Arno. Van een slang. Hij laat de hand zo snel mogelijk<br />

los.<br />

'Ik ben Arno. Eh, Arno Groenewegen.'<br />

De man schudt zijn hoofd. 'Van dat waandenkbeeld<br />

hoop ik je spoedig te genezen, Hoogverheven Heerser.'<br />

Shaun stapt opzij. 'Welkom in je ware woning.'<br />

Voor Arno strekt zich een schemerachtige zaal uit. De<br />

ruimte is gigantisch: nog groter dan de Domkerk. Zuilengalerijen<br />

verliezen zich in de duisternis. Arno krijgt het<br />

vreemde gevoel dat ze daar niet neergezet, maar gegroeid<br />

zijn: een woud van fossiele stammen.<br />

Arno ruikt de geur van klamme steen, van algen en<br />

vochtige wandkleden. ><br />

95


Dit kan Utrecht onmogelijk zijn, denkt hij. Geen ge­<br />

bouw is groot genoeg. Je zou de tempel van kilometers<br />

afstand boven de daken zien uitsteken. Een illusie, denkt<br />

hij. Magie. Net als de veranderende straten.<br />

Hij kijkt omhoog. Het plafond blijft onzichtbaar. Inkt­<br />

zwarte duisternis. Arno zou onder een zwaarbewolkte<br />

nachthemel kunnen staan, in een maanloze nacht.<br />

Nu pas merkt hij de kaarsen op. Honderden, misschien<br />

duizenden slanke kaarsen van bleke was zijn in ijzeren rek­<br />

ken opgesteld.<br />

Ik zou hier niet graag een baan als kaars aansteker heb­<br />

ben. Voor je de laatste aansteekt, is de eerste al lang en<br />

breed opgebrand. Diep in zijn keel begint een giechel. Het<br />

beeld dat die gedachte oproept is te amusant om te negeren.<br />

Hij ziet de Doodloze overspannen door de reusachtige zaal<br />

rondsnellen, bundels kaarsen onder zijn armen, klikkend<br />

met een weigerende wegwerpaansteker.<br />

Het beeld verdwijnt. Het is onmogelijk om Shaun als<br />

een clown te zien.<br />

Hij volgt Shaun langs een lange rij schilderijen. Sommige<br />

moeten verbluffend antiek en waarschijnlijk onbetaalbaar<br />

zijn: zo goed als weggebleekte gestaltes op essenhouten pa­<br />

nelen vol barsten en scheuren.<br />

'Wie zijn dit?' vraagt Arno.<br />

'Wie anders dan jijzelf, Hoogverheven Heerser? Je le­<br />

ven was lang. Lang en roemrijk.'<br />

'Ik ben zestien!'<br />

De Doodloze schudt droevig zijn hoofd. 'Ik haal een<br />

arme boerenzoon binnen en vertel hem dat hij een prins is.<br />

En wat doet die dwaas? Laat mij arm blijven! smeekt hij .<br />

Laat mij tussen de ganzen door de modder soppen!' Zijn<br />

vinger priemt naar voren. 'De keizer was een van de mach­<br />

tigste mannen van de wereld! Rijker dan jij je kunt voor-


stellen. Knip met je vingers en een dozijn beeldschone<br />

maagden werpt zich aan je voeten. Wie niet haastig voor je<br />

opzij stapt, sterft!'<br />

'Ik hoef geen .. .'<br />

'Wil je een schooljongen blijven?' snauwt de Doodloze.<br />

'Uitschot? Je ouders zijn zo goed als failliet, dus studeren<br />

kun je wel vergeten. Zonder diplomà's sta je de rest van je<br />

leven schappen te vullen. Als iemand je al een baantje wil<br />

geven.' Zijn neusvleugels sperren zich open en hij spuwt<br />

aan Arno's voeten. 'Slaapwandelende idioot! Ik zal je wakker<br />

schudden! Al blijf je erin.' Hij geeft een ruk met zijn<br />

hoofd. 'Volg mij.'<br />

Een van de mannen pakt Arno bij zijn elleboog en Arno<br />

stommelt achter de Doodloze aan.<br />

Shaun stopt voor een strook beschilderde zijde, die door<br />

een staaf ebbenhout strak wordt getrokken.<br />

'Dit beschouwde je als een van je mooiste grappen. Het<br />

toppunt van humor.'<br />

Hij plukt een kaars van zijn ijzeren pin en brengt hem<br />

dichter bij het kunstwerk. 'Een stad weigerde je te gehoorzamen<br />

en jij besloot de inwoners op passende wijze te straffen.<br />

Bagdad? Samarkand?' De Doodloze schudt zijn hoofd.<br />

'Het is me ontschoten. Ik heb je zoveel steden in de as zien<br />

leggen.'<br />

Op het schilderij is een Mongoolse veldheer net van zijn<br />

schonkige pony afgestegen, een zelfvoldane uitdrukking op<br />

zijn gezicht. Een reusachtige berg schedels vult de rest van<br />

het paneel. Twintig meter hoog, dertig? Een piramide van<br />

doodshoofden en gestapelde beenderen.<br />

'Raak het schilderij aan,' zegt Shaun. 'Snuif de geur van<br />

verkruimelend bloed en gele haat op.'<br />

Hij is mijn vijand, denkt Arno. Gehoorzaam hem niet.<br />

Een van de mannen stapt dichterbij . 'Doe wat de Doodloze<br />

zegt. Met ongebroken vingers is het gemakkelijker.'<br />

97


'Als je het zo stelt.' Arno strijkt over de zijde. Glad als ijs<br />

en onverwacht koel.<br />

'En nu?'<br />

'Kijk,' beveelt Shaun. 'Tuur voorbij de penseelstreken<br />

van de schilder. Naar wat hij eigenlijk wilde afbeelden.'<br />

De verandering vindt zo geleidelijk plaats dat Arno het<br />

eerst niet in de gaten heeft. Het schilderij is geen plat vlak<br />

meer. Het heeft kleur en diepte gekregen. Een warme bries<br />

strijkt over zijn gezicht en voert de stank van rottend vlees<br />

en gestold bloed aan.<br />

'Bagdad,' hoort hij zichzelf zeggen. 'De naam van die<br />

stad was Bagdad.'<br />

'Ah, uw geheugen roert zich, Hoogverheven Heerser!'<br />

Bagdad, denkt Arno. Ja. De sultan vluchtte naar Bagdad<br />

en die stad weigerde hem uit te leveren. Ik belegerde de stad<br />

en toen zij zich overgaven liet ik hun hoofden afhakken.<br />

Tot de laatste jengelende baby en mompelende grootvader.<br />

Het beeld wordt scherper. De kunstenaar heeft het alle­<br />

maal veel te netjes geschilderd, denkt hij. Al die hagelwitte<br />

schedels en ordelijk opgestapelde botten.<br />

Voor zijn <strong>ogen</strong> verandert de spitse piramide in een uit­<br />

zakkende berg afgehakte hoofden. Gieren wroeten rond,<br />

plukken <strong>ogen</strong> uit de kassen en vechten krijsend om flarden<br />

rottende huid. De zon had de <strong>ogen</strong> tot rimpelige druiven<br />

verschrompeld, de stromen bloed tot zwarte druipstenen<br />

gestold.<br />

J a, zo was het. De stank, de schor kijvende vogels, de<br />

aasvliegen. De schilder is de vliegen vergeten.<br />

Prompt golft een dichte mist van aasvliegen om de pira­<br />

mide. Pilaren en draaikolken van gretig gonzende aasvlie­<br />

gen. Van een afstand leek de schedelberg te roken, her­<br />

innert hij zich, een ware vulkaan des doods.<br />

Hij was op zijn pony tot de voet van zijn monument


gereden, een staaf smeulend sandelhout in de hand om de<br />

overweldigende, weezoete stank van ontbinding te verdrijven<br />

...<br />

'Het was een hete dag,' zegt de Doodloze. 'Stoffig. En ik<br />

vermoed dat je naar een kom rijstwijn verlangde. Je bleef<br />

tenminste niet langer dan een minuut of twee kijken.'<br />

'J a,' knikt Arno, 'een hete dag.'<br />

Een diep afgrijzen welt op. Ik genoot ervan. Het was een<br />

mooie herinnering.<br />

'Nee!' gilt hij. 'Dat was ik nietl'<br />

De beelden blijven als een laag giftig bezinksel in zijn<br />

geheugen hangen en het afschuwelijke is dat ze hem zo<br />

vertrouwd voorkomen. Dat het voelt alsof zij daar thuishoren.<br />

Heb ik dit echt meegemaakt? Lang voor ik dacht dat ik<br />

geboren werd?<br />

Voor het eerst twijfelt hij. Kan het waar zijn dat Arno<br />

Groenewegen inderdaad maar een droom is? Heel zijn leven<br />

een leugen?<br />

Hij knijpt zijn <strong>ogen</strong> zo stijf dicht dat er witte schichten in<br />

het donker zigzaggen.<br />

'Nee! Ik ben normaal! Geen magische keizerl'<br />

'Maak jezelf niets wijs,' zegt de Doodloze. 'Kunnen gewone<br />

mensen in de toekomst kijken? Hoe je je ook vermomde,<br />

je magische krachten lieten zich niet wegdrukken.'<br />

Shaun heeft gelijk, gaat het door Arno heen. Ik heb altijd<br />

een deel van mijzelf verborgen moeten houden. Er was niemand<br />

met wie ik over mijn talent kon spreken. Mijn volstrekt<br />

ongewenste talent.<br />

Als ik de keizer ben, hoef ik nooit meer te liegen. Deze<br />

mensen begrijpen wie ik ben. W át ik ben. Een monster, iets<br />

niet-menselijks. Net als zij. Zij accepteren me.<br />

Het doek wordt weer oude zijde, de berg afgehakte<br />

hoofden niet meer dan kunstige penseelstreken.<br />

99


'Een onbelangrijke, maar amusante herinnering.' Shaun<br />

reikt omhoog en licht een anderhalf meter lang slagzwaard<br />

van een muurhaak. De schede is uit een olifantstand gesneden,<br />

met jade ingelegd ivoor. Aan het uiteinde bungelen<br />

kwasten van gouddraad.'<br />

'Dit was je staatsiezwaard,' zegt de Doodloze. 'Kostbaar<br />

doch uiterst onpraktisch. Zoals de keizer tot zijn verdriet<br />

moest constateren.'<br />

Hij legt de draagriem om Arno's schouder, trekt het<br />

zwaard naar voren. 'Pak het gevest vast.'<br />

Willoos sluiten Amo's vingers zich om het stijf gewonden<br />

haaienleer.<br />

100<br />

+


23<br />

Deze keer is er niets subtiels aan de overgang. De herinnering<br />

slaat in een vloedgolf over hem heen en sleurt hem<br />

diep het bloeddorstige verleden van de keizer in. Stemmen<br />

krijsen in onbekende talen, bijtende geuren schroeien zijn<br />

neusgaten. Arno wordt weggevaagd, alles wat hij is. Zijn<br />

vrienden, zijn school. Utrecht en Nederland zijn onbegrijpelijke<br />

woorden in een barbaarse taal.<br />

De machtigste man van China opent zijn <strong>ogen</strong>.<br />

Ik moet een moment weggedoezeld zijn, denkt keizer<br />

Tsjin Sje Hwang-ti. Hij wipt ongemakkelijk van zijn ene bil<br />

op de andere, slaat zijn benen over elkaar. De kussens op<br />

zijn troon zijn eigenlijk zeldzaam oncomfortabel, vol knoedels<br />

en vouwen. Te veel gouddraad en te weinig dons.<br />

De kamerheer knielt aan de voet van zijn troon, ziet hij<br />

nu, en bonkt demonstratief met zijn voorhoofd tegen de<br />

geglazuurde tegels. De keizer heeft de indruk dat het al<br />

enige tijd aan de gang is en glimlacht. Arme kamerheer.<br />

Niemand zou het uiteraard wagen de keizer in zijn overpeinzingen<br />

te storen. 'Ja?'<br />

De man stopt zijn plichtplegingen. 'Hoogstverheven<br />

Heerser, de eerbiedwaardige Ching K'o en Ch'in Wu-yang<br />

verzoeken om audiëntie.'<br />

'Aha.' De keizer draait zich naar zijn secretaris en trekt<br />

een wenkbrauw op. Zijn secretaris beschikt over een fabelachtig<br />

geheugen en kent de roddel van tienduizend dorpen<br />

De secretaris buigt zich naar het oor van de keizer.<br />

'Ching K'o staat bekend als een bedreven zwaardvechter en<br />

101


een dichter zonder weerga. Als hij zingt beginnen de<br />

nachtegalen te wenen. Beweert men. De naam Ch'in<br />

Wu-yang is mij helaas onbekend.'<br />

'Laat ze binnen, kamerheer.'<br />

Ching K'o draagt precies het kostuum dat je van een<br />

dichter-strijder mag verwachten. Een harnas van gelakt<br />

leer waarop lentebloesems en draken geborduurd werden.<br />

Daarboven geen helm; doch de hoekige kap van een filosoof.<br />

De rijk bewerkte schede van zijn zwaard is uiteraard<br />

leeg en tikt bij elke stap tegen zijn beenbeschermers. Niemand<br />

mag de troonzaal van de keizer gewapend betreden.<br />

Een minder zelfverzekerd man zou ook de schede in het<br />

voorportaal achtergelaten hebben; Ching K' 0 niet.<br />

Ik blijf een strijder, verkondigt de lege schede, ook al<br />

heb ik mijn wapen afgelegd uit eerbied voor de keizer.<br />

De keizer voelt een vlaag van genegenheid voor de kerel.<br />

Een man naar mijn hart. Geef mij duizend Ching K'o's<br />

en geen koninkrijk zou een week tegen mij standhouden.<br />

'Spreek zonder terughoudendheid, vriend Ching K'o.'<br />

De dichter stapt naar voren en zet een kist op de grond.<br />

'Wij brengen u twee giften.'<br />

Hij opent het deksel. Op een laag stro ligt het afgehakte<br />

hoofd van generaal Wu, wiens dood de keizer drie maanden<br />

eerder bevolen had.<br />

'De schavuit vluchtte naar het hof van Yen en waande<br />

zich daar veilig.' Ching K' 0 tilt het hoofd uit de kist, kamt<br />

het stro uit de snorpunten. 'De lange arm der gerechtigheid<br />

stoort zich echter niet aan grenzen!'<br />

'Dat is een originele en welkome gift, mijn vriend. En<br />

wat zit er in de leren koker die je kameraad meedraagt?' Hij<br />

gniffelt. 'Zijn penis soms?'<br />

'Iets bruikbaarders, mag ik hopen. Een kaart van de stad<br />

Tu-k'ang. Waarop alle forten en muren nauwkeurig aanggeven<br />

staan. Evenals de plaatsen waar de koning van Yen<br />

zijn soldaten heeft opgesteld.'<br />

102


'Laat je vriend de kaart naar mijn troon brengen.'<br />

De andere man trekt wit weg en begint te sidderen. De<br />

hovelingen fluisteren achter hun waaiers. Uit de hoeken<br />

van de zaal klinkt onderdrukt gegiechel, gesnuif.<br />

gezel.<br />

Ching K'o plukt de koker uit de handen van zijn met­<br />

'Mijn vriend is een eenvoudige man van het Noordvolk<br />

en hij heeft de Zoon van de hemel nooit in levenden lijve<br />

aanschouwd. Daarom staat hij nu op zijn benen te trillen<br />

van angst. Ik hoop dat Uwe Majesteit hem kan vergeven en<br />

mij toestaat om de kaart te ontrollen?'<br />

'Breng de kaart, eerbiedwaardige Ching K'o.'<br />

Ching K'o ontrolt de kaart met een sierlijke zwaai. Met<br />

zijn andere hand vangt hij de giftige dolk op, die in de kaart<br />

verborgen zat.<br />

Ondanks de jaren van drinkgelagen en zestig-gangendi­<br />

ners blijft de keizer een krijger, met de reflexen van een<br />

krijger. Hij werpt zich achteruit zodra de dolk in zijn rich­<br />

ting schiet. Ching K'o heeft de mouw van zijn staatsiekleed<br />

al vast: de vlijmscherpe dolk jaapt door de stof. Een ruk, het<br />

gieren van knappende draden en de keizer tuimelt van zijn<br />

troon.<br />

Ching K'o wappert verbluft met de lege mouw, stoot<br />

een schorre strijdkreet uit en werpt zich op de keizer.<br />

Met een zacht gejank van ontzetting rolt de keizer zich<br />

opzij: opnieu' mist de dolk hem.<br />

Mijn zwaard! denkt hij. Behalve hij en Ching K'o is nie­<br />

mand gewapend. En het zwaard is scherp genoeg om een<br />

haar overlangs te splijten.<br />

Je bent dood, dichter! Een povere dolk tegen een twaalf­<br />

voudig gesmeed slagzwaard. Ik hak je je vingers één voor<br />

één af. Ik spijker je oren an de moerbeiboom en voer je<br />

tong aan de tempelhonden!<br />

Hij rukt aan het gevest van zijn zwaard en ziet Ching<br />

K' 0' s hoofd al bijna over de vloer rollen.<br />

103


o nee! Zijn zwaard is naar voren gezwaaid en hangt<br />

voor zijn buik! Geen menselijke arm is lang genoeg om dat<br />

onzinnig lange lemmet onder deze hoek uit de schede te<br />

trekken.<br />

Hij duikt achter een zuil weg. Ching K' 0 volgt hem.<br />

Ze cirkelen van zuil tot zuil, springend en duikend.<br />

Het is een kinderspelle* uit een nachtmerrie: een dodelijk<br />

boompje verwisselen.<br />

'Doe iets!' brult de keizer. 'Dood hem!'<br />

Als aardewerlcen beelden blijven de hovelingen staan.<br />

Niemand doet de minste poging om hem te hulp te komen.<br />

'Roep mijn lijfwachten!'<br />

Geen van zijn onderdanen verroert zich.<br />

Ze willen dat ik sterf. Ze haten me. Moet je die begerige<br />

glitter<strong>ogen</strong> zien.<br />

Tot twee keer toe weert hij een dolksteek af met in elkaar<br />

gehaakte vingers, een truc die een veteraan hem geleerd<br />

heeft. Maar het blijft een truc. Ching K'o is een te<br />

bedreven vechter om er een derde keer in te trappen.<br />

'Bij de baardharen van Lao Tse!' Het is een hoog piepgeluidje,<br />

de strijdkreet van een getergde marmot.<br />

'Wat?' Ching K'o wervelt om zijn as. Het medicijnkoffertje<br />

van Hsia, de tengere hofarts, raakt hem recht onder<br />

de kin.<br />

Hsia danst rond, zijn <strong>ogen</strong> rollen, spuug spat van zijn<br />

dunne lippen. 'Slager! Demon uit de diepste heIl' Ditmaal<br />

bonkt zijn koffertje, vol loodzware aardewerken medicijnkruiken<br />

en gezegende amuletten, Ching K' 0 tegen de knieschijf.<br />

'Slinger uw zwaard over uw schouderl' roept de arts.<br />

Maar natuurlijk! denkt de keizer. Het lemmet glipt uit de<br />

schede, anderhalve meter gewet staal. Het sissen van ijzer<br />

over ivoor klinkt gretig. Een geluid dat de dood al in zich<br />

draagt.


'Begroet je geëerde voorouders!' lacht de keizer. De<br />

punt van zijn zwaard klieft de linkerd ij van de sluipmoordenaar.<br />

Ching K' 0 wankelt achteruit en werpt zijn dolk. Het mes<br />

mist de keizer en ketst af op een bronzen pilaar.<br />

De sluipmoordenaar zoekt steun tegen een zuil. 'Ik faalde<br />

omdat ik je levend gevangen wilde nemen. Iemand anders<br />

zal nu het vuile werk voor de kroonprins van Yen<br />

moeten opknappen.'<br />

Zeven keer hakt de keizer op Ching K'o in, doffe smakken<br />

die tot in zijn pols doorschokken.<br />

Hij laat zijn zwaard zakken en veegt het lemmet aan de<br />

broek van Ching K' 0 af. Zijn bloed zingt in zijn oren, een<br />

wild en triomfantelijk lied.<br />

De dood kan mij niet aanraken! Ik had daar moeten liggen,<br />

een bloederig kadaver met weggedraaide <strong>ogen</strong>.<br />

Dat is het moment dat de keizer besluit dat hij voor<br />

eeuwig wil blijven leven. Dat hij een van de onsterfelijke<br />

goden zal worden.<br />

De kamerheer glipt achter het altaar van de Godin der<br />

Genade te voorschijn. 'Hoogstverheven Heerser, ik zal zijn<br />

armzalige lijk voor de honden laten werpen. De opdracht<br />

geven om zijn familie te wurgen.'<br />

De keizer staart hem aan. 'Wat is dat voor dwaasheid?<br />

Hij was een zeldzaam dapper man en naar men zegt een niet<br />

onverdienstelijk dichter. Begraafhem in een graftombe van<br />

witte jade en breng daarop zijn naam in goud aan!'<br />

Hij steekt het zwaard terug in zijn schede. 'Ik heb een<br />

goed mens zien sterven. De executie van een stel lafhartige<br />

ratten zou een anticlimax en belediging voor Ching K' 0<br />

zijn.' Hij gebaart naar de hovelingen. 'Verlaat mijn paleis.<br />

Verlaat mijn stad. Ik neem jullie je naam en je bezittingen<br />

af. Jullie zijn niets en niemand meer. Jullie voorouders zijn<br />

kinderloos gestorven. Ga!'


Het zwaard klettert op de stenen vloer.<br />

Arno opent zijn <strong>ogen</strong>.<br />

Ik ben ... Arno Groenewegen ... Tsjin Sje Hwang-ti ...<br />

Het is alsof de keizer vlak achter hem staat: Zo dichtbij<br />

dat Arno de adem in zijn nek kan voelen. Een ijskoude wind<br />

die zijn nekhaartjes rechtop zet en het kippenvel over zijn<br />

armen laat rimpelen.<br />

'Geloof je me nu?' vraagt Shaun. 'Je bent de keizer.'<br />

'Het is een leugen!' roept Arno. 'Ik heb een vader en<br />

moeder! Ik heb een eigen leven! Je .. .'<br />

Hij stopt. De Doodloze heeft in het Chinees gesproken. En<br />

Arno's protest was in dezelfde taal. Al zijn Nederlands is weg.<br />

Hij zou zijn eigen naam niet eens meer uit kunnen spreken ...<br />

'J e hebt geen vader en moeder,' zegt Shaun, en het ergste<br />

is dat hij zo bezorgd klinkt, zo overdreven kalm. Sussend,<br />

dat is het woord. Zo spreek je een goede vriend toe die de<br />

kluts.even kwijt is. 'Je werd geboren, maar niet in deze<br />

eeuw. Niet in dit land. Je echte ouders zijn as en aarde. Al<br />

meer dan tweeduizend jaar dood.'<br />

'Dat is onzin! Een leugen, een leugen!' De tranen stromen<br />

Arno over de wangen. 'Ik was een baby! In de huiskamer<br />

staat een boek vol . . .' Hij wil foto's zeggen. In deze<br />

antieke taal bestaat geen woord voor 'foto's'. 'Plaatjes.<br />

Plaatjes van lichtl'<br />

'Die kunnen vervalst worden. Moeiteloos.'<br />

'Ik wil naar huis! Laat me gaan!'<br />

Shaun blijft midden op het gangpad staan. 'Dat kan.' Hij<br />

reikt in een nis 'en legt een bronzen harp op de rand van de<br />

106


stenen tafel. 'Je bent een muzikant, begreep ik? Speel een<br />

wijsje voor ons. Dan ben je vrij om te gaan.'<br />

'Nee.'<br />

De man met de cowboyhoed pakt de harp op en zet hem<br />

terug in de nis. Als hij de Doodloze aankijkt is zijn gezicht<br />

een masker van strak getrokken spieren geworden. Harder<br />

dan vlees. 'Wij legden een gelofte af, San en ik. Deze jongen<br />

is hier vrijwillig. Hij kan vertrekken wanneer hij wil.'<br />

De Doodloze heft zijn linkerhand op. 'Willen jullie je<br />

met mij meten?'<br />

De man verzet zijn voeten een paar centimeter. Een<br />

schoenpunt steekt nu recht naar voren, de andere wijst<br />

schuin opzij.<br />

'We zwoeren bij de Heilige Olifant. Zulke eden nemen<br />

we verrassend serieus.'<br />

De Doodloze kromt zijn duim. De tweede man stelt zich<br />

naast zijn vriend op.<br />

'Oeroude magie tegen bergvermorzelende bliksem,<br />

Doodloze? Een interessant experiment. Waarschijnlijk<br />

overleven wij het geen van drieën.'<br />

Shaun laat zijn hand zakken. 'Wie op de tijger rijdt, moet<br />

niet klagen als hij zo nu en dan gebeten wordt.' Hij stapt<br />

opzij en buigt naar Arno. 'Er schijnt democratisch besloten<br />

te zijn dat je kunt vertrekken.'<br />

Arno kijkt naar hem op. Zijn gezicht weerkaatst in de<br />

spiegelende brillenglazen en hij herkent het niet langer. Het<br />

is veel te bleek, de neus een overdreven groot uitsteeksel,<br />

de <strong>ogen</strong> de verkeerde vorm en tint.<br />

Zijn gezicht hoort koperkleurig te zijn, met brede jukbeenderen<br />

en borstelige wenkbrauwen. Een snor met omlaaghangende<br />

punten had zijn bovenlip moeten sieren.<br />

'Wie ben je?' vraagt hij met schorre stem aan Shaun. 'De<br />

duivel?'<br />

'Nee. Iets veel ouders. Ga nu. Voor ik otne bedenk.'


25<br />

Het is buiten nog volop dag. Na de duistere tempel komt<br />

die overvloed van licht Arno onwerkelijk voor. De zomerhemel<br />

lijkt zich hoogstens dertig meter boven zijn hoofd te<br />

welven, een koepel van wezenloos ansichtkaartblauw.<br />

Bij de deur in de schutting draait hij zich om. Geen trap<br />

met stenen draken, geen massieve kerkdeuren.<br />

Arno had niet anders verwacht.<br />

Aan het eind van de steeg vindt hij een bordje met de straatnaam.<br />

Hij tuurt ernaar, knippert met zijn <strong>ogen</strong>. Het blijven<br />

onbekende schrifttekens, idioot eenvoudig. Een peuter had<br />

ze neer kunnen krabbelen of een analfabeet.<br />

Je hebt een stuk of zeven penseelstreken nodig om zelfs<br />

het eenvoudigste woord te vormen: deze barbaarse tekens<br />

bestaan vaak uit niet meer dan twee houterige halen.<br />

Met de lettertekens is niets mis, realiseert Arno zich dan.<br />

Doodnormaal Nederlands. Alleen kan ik het niet meer lezen.<br />

Chinees is de enige taal die.ik nog begrijp.<br />

Hij voelt de aanwezigheid van de keizer niet langer. Een<br />

veeg teken, want de keizer is beslist niet verdwenen.<br />

De keizer heeft zich verscholen in mijn eigen brein,<br />

denkt Arno. Hij vreet me van binnenuit op. Als een worm<br />

in een appel. Als een langzaam groeiende kanker. Mijn taal<br />

is nog maar het begin. Wat zal het volgende zijn dat hij me<br />

afneemt? Het afgelopen jaar? De eerste keer dat ik een<br />

meisje kuste?<br />

Hij klemt zijn kaken op elkaar en sluit zijn <strong>ogen</strong>. In de<br />

108


ode schemering achter zijn oogleden probeert hij de keizer<br />

te vinden. Gedachten die niet van hem zijn, valse herinne­<br />

ringen.<br />

Vecht tegen mij! schreeuwt hij geluidloos.<br />

Niets. Geen reactie.<br />

Kleurige vlekjes dansen. Zijn bloed ruist als een verre<br />

waterval.<br />

Als hij voor de vijfde keer op een gracht stuit, moet Arno<br />

het met tegenzin toegeven: hij is verdwaald. Geen van de<br />

laatste vier straten kwamen hem ook maar vagelijk bekend<br />

voor. Zelfs de stoeptegels hebben de verkeerde afmetingen.<br />

En al die grachten . .. Er valt geen manier te verzinnen<br />

waarop je, rechtdoor lopend, de grachten vijf keer kunt<br />

kruisen. Nog afgezien van het feit dat een van de grachten<br />

zeker een halve kilometer breed was. Een doodstil meer<br />

waarop groene woonboten dreven met koepels van spiege­<br />

lend zwart glas.<br />

'Een droom-Utrecht,' had een van de mannen gezegd.<br />

'Behalve dat je uit een droom kunt ontwaken.'<br />

Wanneer hij de zevende brug oversteekt, vangt hij het ge­<br />

ronk van een motor op. Een rondvaartboot?<br />

Arno pakt de leuning vast en zijn hart begint sneller te<br />

kloppen. Eindelijk andere mensen!<br />

Onder de volgende brug is een halve cirkel van duister­<br />

nis. Het geronk wordt luider en hij begint te twijfelen. Dit<br />

lijkt allerminst meer op een machine. Te onregelmatig, eer­<br />

der een moeizaam raspende ademhaling.<br />

Rimpels snellen over het water, ketsen tegen de kades<br />

van de werfkelders. In de duisternis onder de brug beweegt<br />

iets.<br />

Een vormeloze bol van roze vlees schuift het zonlicht in.<br />

Twee gaten openen zich, trekken samen.


Geen boot, absoluut geen boot.<br />

Glinsterende sprieten volgen. Ze moeten zo dik als staven<br />

bamboe zijn.<br />

Misschien is het de totale verlatenheid van deze stad,<br />

waarin nooit iets lijkt te gebeuren en zelfs de bomen weigeren<br />

te ruisen, die hem zo kalm laat toekijken. Alles gebeurt<br />

hier in slowmotion. Hij kan altijd nog wegrennen.<br />

Een grijze kegel volgt, bezet met nog meer zenuwachtig<br />

zwiepende sprieten.<br />

Wat is dit in vredesnaam? Dat grijze spul lijkt wel haar,<br />

een dichte, grijze vacht, aaneengekit met slijk en modder ...<br />

Een vacht. Die kegel is een snuit!<br />

Arno werpt zich op de grond, probeert zich in de harde<br />

keien in te graven. Zijn hart slaat een razendsnelle roffel.<br />

Heilige Olifant, daar komt een rat aanzwemmen! Een<br />

monsterachtig gedrocht, langer dan een vrachtwagen.<br />

Nu begrijp ik ook waarom er niemand op straat liep!<br />

Gruwelijk traag nadert het levende vaartuig. De ronkende<br />

ademhaling zwelt aan tot de gevels het geluid heen en weer<br />

kaatsen en het van alle kanten' tegelijk lijkt te komen.<br />

De boeggolfklimt uit de gracht en klotst over de kades.<br />

Nu hoort Arno de hartslag ook, een afschuwelijk, bedachtzaam<br />

gebons, dat nooit zal stoppen. De rest van zijn<br />

leven zal hij verstijfd van afschuw op de hete, zanderige<br />

keien liggen terwijl dat geluid maar doorgaat en doorgaat<br />

. ..<br />

Een vlaag stank bereikt hem en Arno bijt hard op zijn<br />

tong om niet te kokhalzen. Open riolen, dobberend afval<br />

dat tot geel slijm uiteenvalt, dode eenden waarbij maden uit<br />

de snavel kruipen en schimmels over de doffe veren woekeren.<br />

Het geluid sterft weg.<br />

Opnieuw wordt het water spiegelglad en weerkaatst het<br />

de bomen en de toppen van de trapgevel*s.<br />

IlO


Arno komt behoedzaam overeind. De laatste meters van<br />

de staart glippen weg onder de volgende brug: een vaalroze<br />

wurgslang, dikker dan zijn dijbeen.<br />

Nu! Voor er weer een monsterrat opduikt.<br />

Hij sprint de brug af. Pas halverwege het nauwe steegje<br />

durft hij te stoppen en hijgend tegen een schutting te leunen.<br />

Hij tuurt naar de opening van de straat, gereed om<br />

verder te vluchten. Zou de rat hem opgemerkt hebben?<br />

De doodse stilte blijft doorgaan. Geen bonkende voetstappen,<br />

geen zware ademhaling.<br />

Hij ontspant zich en laat zijn blik over de tegenoverliggende<br />

muur dwalen.<br />

Die twee dichtgemetselde ramen waarover rode graffiti<br />

zwalkt. Zes keer 'Rico 97' achter elkaar, de ene nog slordiger<br />

gespoten dan de andere. Op de een of andere manier<br />

komt het hem akelig bekend voor.<br />

Heilige Olifant, hij is terug bij de Tempel van de Doodloze<br />

...<br />

+<br />

III


Later, veel later: Arno snelt door de lege straten. Paniek<br />

snoert zijn keel dicht. Hij strompelt en struikelt, zijn <strong>ogen</strong><br />

half blind van de tranen die maar niet willen stoppen.<br />

De roffel van zijn voetstappen is het enige geluid. Nergens<br />

het toeteren van een auto, geen vogelgezang of het<br />

klappen van een deur.<br />

'Hey, hey!' schreeuwt hij. 'Is daar iemand?'<br />

Het kan hem niets meer schelen wie hem opmerkt. Zelfs<br />

een reuzenrat zou een opluchting wezen. 'Alsjeblieft! Kom<br />

naar me toe! Geef antwoord!'<br />

Ik klink precies als die zwervers die op straathoeken<br />

staan te tieren, gaat het door hem heen. Niemand luistert<br />

naar ze. Niemand geeft ze ooit antwoord.<br />

Hij drukt zijn handen tegen zijn gezicht. Dwalen ze door<br />

net zo'n soort stad als ik? Een plaats die niemand anders kan<br />

zien en waar ze volkomen eenzaam zijn?<br />

Arno heeft er geen flauw idee van hoe lang hij daar ineengedoken<br />

in de portiek zat, te ellendig om nog een stap te<br />

verzetten. Twintig minuten, een half uur?<br />

Het is de jeuk vlak boven zijn neusbrug die hem uit zijn<br />

verlamming wekt. Een kriebel die dieper dan zijn huid zit,<br />

helemaal in het roze weefsel van zijn hersenen.<br />

De toekomst, ik ga de toekomst zien!<br />

Hij gaat rechtop zitten, knijpt zijn <strong>ogen</strong> dicht.<br />

Zijn talent valt niet te sturen: het komt en gaat, zo volledig<br />

buiten zijn wil om dat hij er nooit op heeft durven rekenen.<br />

Il2


Twee beelden vormen zich in het kloppende rood. Twee<br />

mogelijke toekomsten: dat is alles wat hij overheeft.<br />

Een is in korrelig zwart-wit, als een ouderwetse film. Hij<br />

huivert. Onmiskenbaar een toekomst die doodloopt.<br />

Een keer eerder heeft hij zichzelf in net zo'n kleurloos<br />

schokkerig beeld op zijn brommer zien stappen. Op een<br />

winterdag dat de straten van de ijzel glinsterden. Zijn<br />

doodsfilm. De toekomst waarin hij zou sterven.<br />

Hij was die dag in zijn bed blijven liggen en had zich ziek<br />

gemeld. Zelfs te voet naar school gaan leek hem te riskant.<br />

In het nieuwe beeld duwt hij de deur naar de Tempel van<br />

de Doodloze open en stapt naar binnen.<br />

Dat is alles.<br />

De korte scène blijft zich mechanisch herhalen, ieder<br />

detail onveranderlijk. Meer valt er niet over de rest van zijn<br />

leven te vertellen. Als hij de poort binnengaat, zal Amo<br />

eenvoudig ophouden te bestaan.<br />

Het tweede beeld siddert en zwiept. Dit is alsof je 's zomers<br />

op het hete asfalt ligt en door een dikke laag van<br />

opstijgende warme lucht tuurt.<br />

Het toont een uiterst onwaarschijnlijke toekomst, begrijpt<br />

hij meteen. Een kans van een op de miljoen.<br />

Maar er zijn kleuren, ook al is het maar het meest uitgebleekte<br />

pastel. Kleur staat voor leven, voor overleven.<br />

Die langgerekte vorm, die in een stompe punt eindigt:<br />

een kerktoren? De Domtoren!<br />

Het beeld wordt ineens scherp. Alsof het hem wil belonen<br />

voor zijn inzicht. Het is inderdaad de Domtoren, ziet<br />

hij, met zijn kroon van spitsen. Het beeld zoomt in en een<br />

fractie van een seconde ziet hij zwaaiende klokken. Rij na<br />

rij: kantelende bronzen bellen en zwiepende klepels.<br />

De vensters op de toekomst knippen uit en de kriebel<br />

boven zijn neusbrug verdwijnt.<br />

II3


Hij blijft doodstil zitten, zijn oren gespitst. In de verte beieren<br />

klokken. Hun geluid is uiterst zwak. Spookklanken, zo<br />

zacht dat het evengoed pure verbeelding had kunnen zijn.<br />

Het ruisen van het bloed in zijn oren klinkt luider. Als zijn<br />

talent hem niet gewaarschuwd had, zou hij de klokken<br />

nooit opgemerkt hebben.<br />

Arno stapt de straat op, draait zijn hoofd.<br />

Het komt van links. Onmiskenbaar van links.<br />

De Dom, denkt hij. Het carillon van de Dom speelt.<br />

Zelfs hier. Dit is Utrecht, ook al is het een Utrecht uit een<br />

nachtmerrie. Er móét een domtoren zijn.<br />

Hij volgt de melodie door kronkelende straten, over<br />

vergulde bruggen met glazen peilers, door een park waarin<br />

de bomen gietijzeren bladeren dragen.<br />

Het klokgebeier zwelt aan als hij op een plein uitkomt,<br />

bereikt een triomfantelijk hoogtepunt.<br />

Ik weet waar ik ben! Die kerk daar met de hoge, smoezelige<br />

glas-in-loodramen: dit is het Janskerkhof.<br />

Hij rent de hoek om. En nu moet ik het ruiterstandbeeld<br />

zien. Van wie was het? Ja, Willibrord.<br />

De bisschop berijdt een reusachtige rat.<br />

Negeer het beeld. Gewoon doorlopen. De Domtoren is<br />

de spil: de plaats waar alle Utrechten1samenkomen.<br />

Deze Domstraat had in zijn eigen stad kunnen liggen, een<br />

bijna perfecte nabootsing. Dezelfde etalages. De City of<br />

Glass met zijn kleurige schalen, zijn bollen waarin spiralen<br />

van ingevangen luchtbellen oplichten. De winkel met peperdure<br />

kunstposters.<br />

Arno kan geen van de uithangborden of opschriften lezen.<br />

Nog steeds heeft hij er geen flauw idee van hoe een A<br />

er uitziet, hoe je een E van een H moet onderscheiden.<br />

Toch komen de letters hem al vertrouwder voor. Het is een<br />

begin.


Ik ben dichter bij mijn eigen Utrecht dan ooit tevoren,<br />

denkt hij.<br />

Het klokkenspel sterft weg. Uit de stilte zwellen nieuwe<br />

klanken aan: de mooiste muziek die hij ooit gehoord heeft.<br />

Een bus toetert. Na een drietal zeldzaam onhandig aangeslagen<br />

akkoorden jammert een stem: 'Nobody knows the<br />

troubles I have seen .. .'<br />

Een krachtig ingedrukte claxon klinkt vlak achter hem,<br />

gierende remmen. Arno werpt zich opzij en belandt met een<br />

huppel sprong op de stoeprand.<br />

'Hé, ken je niet uitkehke! Hejjeh jeh awge soms in je<br />

aggersak sitteh?' De bestuurder geeft hem de vinger, mept<br />

op de claxon. 'Achtelekke gladiool!' voegt hij Amo nog toe<br />

en scheurt dan weg.<br />

Arno had hem wel kunnen omhelzen. Een echt mens! En<br />

ik verstond hem! Hij sprak Nederlands en ik verstond hem!<br />

+<br />

11;


Sissend van ergernis werpt Shaun een nieuw net van paarse<br />

vonken over de maquette, hij kromt zijn duimen, schudt<br />

meteorietengruis in het oosten en het westen.<br />

Niets baat.<br />

De miniatuurhuisjes verschuiven rafelend, klikken als<br />

magneten aan elkaar vast. Het glas buigt met een hoog<br />

gegier en legt zich in een halve cirkel om de binnenstad; de<br />

grachten rechten zich, een dozijn bruggen kruipt klikkend<br />

terug naar hun oude posities.<br />

'Hij is ontsnapt,' zegt Delila. Ze slaakt een theatrale<br />

zucht. 'Magie is ook zo delicaat. Zo onbetrouwbaar.'<br />

Klinkt er spot in haar stem door?<br />

Shaun laat zijn handen zakken. Natuurlijk bespot ze<br />

hem. Ze is Delila. Ontzag of bijgelovige eerbied hoeft hij<br />

van haar niet te verwachten. Of trouw. 'Zie het als een<br />

schaakspel. Dit was gewoon niet meer dan een zet.'<br />

Delila klapt in haar handen. 'Wat zeg je dat mooi! Nog<br />

voor het spel begon, raakte je de keizer al zo goed als kwijt.<br />

De Klauwen kun je intussen geen van beiden meer tegen<br />

Arno gebruiken en nu is hij ook nog uit je droomstad ontvlucht.'<br />

Ze tuit haar prachtige lippen. 'Als het een schaakspel<br />

is, begint het bord aan jouw kant toch lelijk leeg te<br />

raken.'<br />

Het heeft geen zin om kwaad te worden, denkt Shaun.<br />

Of me zelfs maar aan haar te ergeren. Ik heb haar zo gemaakt.<br />

Zodra ze een zwakke plek bespeurt, schiet ze eropaf.<br />

Als een haai die bloed ruikt.<br />

'Word je soms ongeduldig?'<br />

1 1 6


'Ik blijf niet graag sloom in de hoek staan.'<br />

'Goed. De volgende keer dat de telefoon gaat, neem je<br />

op.'<br />

Hij kijkt haar na terwijl ze tussen de flakkerende kaarsvlammees<br />

wegslentert. Delila's schaduwen waaieren alle<br />

kanten uit, de spaken van een reusachtig, traag roterend<br />

wiel van duisternis.<br />

Delila. Seks en dood, liefde en vernietiging.<br />

Het verhaal van Simson en Delila was al duizenden jaren<br />

oud toen het voor het eerst in de Bijbel werd opgetekend.<br />

In eerdere versies was Simson een koning geweest) soms<br />

een veldheer of een machtige magiër. Maar steevast een<br />

dwaas) een door liefde verblinde dwaas. Zoals Delila altijd<br />

de mooiste vrouw van het land geweest was. En zeldzaam<br />

onbetrouwbaar.<br />

Niemand kon Simson weerstaan: hij joeg legers uiteen<br />

alsof het angstig krijsende spreeuwen waren. Met zijn blote<br />

handen wurgde hij leeuwen.<br />

Zijn vijanden huurden een vrouw in, de beeldschone<br />

Delila. Zij boden genoeg zilverstukken om de rug van een<br />

pakezel te breken. Nodig was dat waarschijnlijk niet. Vrouwen<br />

van Delila's soort worden onweerstaanbaar door<br />

macht aangetrokken, maar ze zijn niet van plan een ondergeschikte<br />

rol te spelen. Ze zien mannen als Simson als een<br />

uitdaging. Noem het een spel: is mijn schoonheid en mijn<br />

sluwheid groter dan jouw kracht?<br />

Misschien zijn ze vreselijk teleurgesteld als hun geliefde<br />

inderdaad een onnozele dwaas blijkt. Misschien houden ze<br />

oprecht van hem zolang als het duurt.<br />

Het resultaat is echter altijd hetzelfde: de vernietiging<br />

van hun geliefde.<br />

Toen ze Simson eenmaal in haar bed had gelokt, vroeg<br />

ze hem het geheim van zijn kracht. Bestond er echt geen<br />

enkele manier om hem te verslaan?<br />

117


Driemaal scheepte hij haar af met een leugen, maar ten<br />

slotte wist ze Simson zijn geheim te ontfutselen.<br />

In bed zijn mannen vaak ongelooflijke kwebbels en ver­<br />

tellen ze maar al te graag over hun favoriete onderwerp,<br />

zijzelf.<br />

Al Simsons kracht school in zijn haar, bekende hij haar<br />

ten slotte. Scheer het af en hij was niet meer dan een ge­<br />

woon mens.<br />

Ik herkende je meteen, denkt Shaun. In elke generatie<br />

wordt wel een Delila geboren.<br />

Ze was in zijn armen gestorven. In die smerige steeg van<br />

Bangkoks hoerenbuurt. Hij had haar moedwillig laten ster­<br />

ven, geduldig wachtend tot haar adem stokte en haar hart<br />

na een laatste, koortsachtige roffel stilviel en haar <strong>ogen</strong> zich<br />

omhoogdraaiden.<br />

Het aidsvirus viel gemakkelijker uit een dood dan een<br />

levend lichaam weg te spoelen. Het volgende stadium<br />

vormde geen probleem: Shaun kende een dozijn manieren<br />

om een lijk tot leven te wekken, mits het niet ouder dan een<br />

uur of twee was.<br />

Op zijn hotelkamer dompelde hij haar onder in een bad­<br />

kuip vol ijzig water, waarin hij een hondertal kruiden, de<br />

hoorn van een rhinoceros, druppels kwikzilver en gedroog­<br />

de bloemen van de Kish da Mur strooide. De twee Klauwen<br />

zongen het Lied van Ra, dat zelfs door een dood brein ge­<br />

hoord en begrepen wordt.<br />

De dood is maar een vleugelslag,<br />

een Icorte duisternis.<br />

Ontwaalc in het land<br />

waar de nacht dag is.<br />

In het glorieu{e licht van de ron!<br />

Een halfuur later begon haar hart weer te slaan. Eerst een<br />

uS


aarzelende, hokkende siddering, toen steeds krachtigere<br />

slagen.<br />

Ze opende haar <strong>ogen</strong>. Haar gezicht was glad, een smetteloze,<br />

goudbruine huid: alle zweren waren geheeld.<br />

Zo levend! dacht hij vol ontzag. Zo intens.<br />

Haar levenskracht lag in een schitterende aura om haar<br />

heen, een wolk van twinkelende kristallen naaldjes.<br />

In vergelijking met haar voelde Shaun zich ineens oeroud,<br />

een stoffige mummie die met krakende botten door de<br />

eeuwen schuifelde.<br />

Ik was vergeten hoe het is om jong te zijn.<br />

Het meisje drukte zich uit de badkuip op, stapte soepel<br />

over de rand en schudde het water uit haar korte haar als<br />

een jonge hond. Ze trok haar wenkbrauwen op. 'Wat is dit<br />

hier?' Haar <strong>ogen</strong> flitsten over de muren, langs de schappen<br />

met verdroogde kruiden, de retorten met kleurige vloeistoffen.<br />

'Een hospitaal?'<br />

Shaun stapte naar voren. 'Zoiets. Voel je gezicht. Luister<br />

naar je ademhaling. Je was doodziek. Stervend. Ik heb je<br />

genezen.'<br />

Het meisje verstijfde, kneep haar <strong>ogen</strong> dicht. 'Ik zag een<br />

blauwe gloed,' fluisterde ze. 'Een tunnel vol rood, rokerig<br />

licht. Ik hoorde de stemmen van de goden. Alleen de doden<br />

... ' Haar <strong>ogen</strong> sprongen open. 'Ik stierf! Ik hoorde mijn<br />

eigen hart stoppen en toen bleef er enkel stilte over. Zwarte<br />

stilte die tot een speldenpunt kromp.'<br />

'Je leeft. Je bent herboren. Je naam is voortaan Delila.'<br />

'Delila?'<br />

'Wees maar niet bang. Ik zal je leren wie je eigenlijk<br />

bent.'<br />

+


Arno's vader buigt zich over het aanrecht, het pun* van<br />

zijn tong tussen zijn tanden, terwijl hij drie piepkleine pa­<br />

relhoentjes met een mengsel van basilicum en gemalen<br />

amandelen volpropt. Met een forse rijgnaald en slagers­<br />

touw naait hij de vogels dicht.<br />

Doordeweeks neemt hij genoegen met glazige aardap­<br />

pelen of een half rauwe hamburger, 's zondags staat hij ech­<br />

ter op een zes-gangendiner. En omdat hij de enige is die het<br />

verschil tussen een frikadel en Elzasser F einwurst kent,<br />

zwaait hij 's zondags de scepter in de keuken.<br />

'We beginnen met een gezeefde pindasoep met een<br />

vleugje madeira,' begint hij zodra Arno de keuken instapt.<br />

'Daarna toostjes met gerookte steur en . . . '<br />

'Dat klinkt heerlijk,' zegt Arno. 'Eh, pa? Hebben we nog<br />

fo to's van vroeger? Van toen ik een baby was?'<br />

'Stapels. Plakboeken vol, vermoed ik. Ik had je moeder<br />

net een camera gegeven, zo'n automatische. Je kon geen<br />

scheet laten of ze legde het vast. Klikkerklik, klik, klik.' Hij<br />

likt aan de pollepel. 'Hoezo?'<br />

'Een project op school. Voor tekenen moeten we een<br />

zelfportret maken. Een van toen we nog klein waren en een<br />

van zoals we er nu uitzien.' Voor een instantleugen klinkt<br />

het redelijk overtuigend. 'Waar vind ik die plakboeken?'<br />

:Geen flauw idee. Vraag het je moeder.'<br />

'Bovenste plank,' zegt zijn moeder. 'Naast mijn mappen<br />

met droogbloemen. Ze zijn lichtblauw.'<br />

120


Foto's genoeg. Honderden. Hij ziet een baby met een fop­<br />

speen in de wieg liggen, kraaiend in een badje rondplenzen.<br />

De baby zwelt op tot een dreumes, een peuter, een kleuter.<br />

Nee, zijn jeugd is uitputtend gedocumenteerd. De<br />

Doodloze kan de trap op met zijn 'je hebt geen vader of<br />

moeder'.<br />

Hij slaat het laatste babyboek dicht.<br />

En aarzelt.<br />

Foto's bewijzen niets. Ze hoeven niet eens vervalst te<br />

zijn. Alle baby's lijken op elkaar. Oké, ik heb hier drie<br />

boeken met babyfoto's, maar zijn het fo to's van mijzelf?<br />

Hij bestudeert zijn reflectie in de ruit.<br />

Ik heb een vrij grote neus. Niet echt groot. Toch, een<br />

indianenopperhoofd zou er geen bezwaar tegen maken.<br />

Mijn ouders hebben eerder een ondermaats model, nog net<br />

geen dopneusjes. Mijn haar is bruin. Het krult. Voor vader<br />

grijs werd. had hij blond haar. Mijn moeders haar is zwart,<br />

van dat diepe zwart met een blauwige glans en het is even<br />

steil als dat van mijn vader.<br />

grijs.<br />

Ik heb bruine <strong>ogen</strong>. Die van mijn ouders zijn blauw en<br />

Houd op! Dit is precies het soort gedachten dat die lui<br />

willen dat ik heb. Die hebben niets liever dan dat ik door­<br />

maal tot ik niets en niemand meer vertrouw.<br />

En toch . .. En toch . ..<br />

Met de grootste tegenzin slaat hij het album weer open.<br />

Geen foto's van zijn geboorte. Zegt niets. Misschien was<br />

dat vroeger geen gewoonte om elke wee vast te leggen tot<br />

het bloederige hoofdje uit de vagina schuift.<br />

Pas een kwartier later realiseert hij zich wat hem dwars­<br />

zat. Al die foto's van hem en zijn trotse ouders. Hij zit op<br />

schoot, kruipt onder de benen van zijn vader door. En niet<br />

één keer, echt geen enkele keer, kijkt hij in de camera als hij<br />

en zijn ouders op dezelfde foto staan . . .<br />

121


Het kan nog steeds toeval wezen. Wie niet in toeval<br />

gelooft, wie denkt dat alles een reden moet hebben, maakt<br />

het zichzelf verdraaid moèilijk.<br />

Er is een andere manier om het te benaderen.<br />

De oude vakantiealbums liggen in een doos op zolder. Arno<br />

controleert het jaartal dat met zwarte viltstift op de rug<br />

geschreven is en blaast het stof van het kunstleer.<br />

J a, hij heeft het juiste album. Hij werd aan het eind van<br />

de zomer geboren en dit boek gaat over hun vakantie in<br />

Frankrijk, een maand eerder.<br />

Hij herinnert zich nog dat zijn vader het er een keer over<br />

had. '0, Arlette liep als een waggelend nijlpaard rond, een<br />

buik om u tegen te zeggen. Ergens vonden we het wel een<br />

beetje riskant. Maar och, in Frankrijk hebben ze ook goede<br />

ziekenhuizen en het was onze eerste vakantie in vijf jaar.'<br />

De foto's kleven op een permanent klevende lijmlaag en<br />

worden door een tussenblad van doorzichtig plastic afgedekt.<br />

De lijm is intussen lelijk vergeeld en het plastic vertoont<br />

bobbels. Duidelijk geen systeem dat voor de eeuwigheid<br />

bedoeld is.<br />

De laatste foto van het album toont zijn moeder terwijl<br />

ze de tent afbreekt. Ze draagt een bikini en een spijkerbroek<br />

met afgeknipte pijpen, waar de witte rafels vanaf hangen.<br />

Over een maand had ze Arno moeten baren.<br />

Haar buik is zo vlak als een plank.<br />

Arno staart naar de foto. Waggelde rond als een nijlpaard.<br />

Het verkeerde jaar? Wacht, een paar bladzijden terug<br />

hadden zijn ouders kaartjes ingeplakt. Iets van een theatervoorstelling.<br />

Als daar nu een datum op staat?<br />

De kaartjes zijn gestempeld. Allebei. De maand en het jaar<br />

blijven duidelijk leesbaar.<br />

122


Beneden hoort hij zijn moeder door de huiskamer lopen.<br />

Bonkende voetstappen, alsof ze een zwaar gewicht versjouwt.<br />

Waarschijnlijk zet ze gewoon haar naaimachine op<br />

een andere plaats.<br />

Uit de keuken klinkt muziek: de Beatles. Ja, Norwegian<br />

Wood. Zijn vader draait altijd hetzelfde bandje bij het koken.<br />

Twee mensen. Wildvreemden, als hij het album mag<br />

geloven. Niet zijn ouders.<br />

Je echte ouders zijn as en aarde, had de Doodloze hem<br />

toegevoegd. Al meer dan tweeduizend jaar dood.<br />

Hoe kan ik ze recht in de <strong>ogen</strong> zien? Of ook maar iets<br />

tegen hen zeggen?<br />

Bij de zoldertrap aarzelt hij. Het album ligt op het versleten<br />

linoleum, open bij de laatste foto.<br />

Arno pakt het op en steekt het onder zijn arm. De krakende<br />

trap lijkt aanzienlijk meer treden dan anders te hebben.<br />

'Heb je gevonden wat je zocht? ' vraagt zijn moeder.<br />

Arno verstijft. Ze heeft haar naaimachine inderdaad naar<br />

de'werktafel voor het raam versleept en zoomt een blauwe<br />

lap stof. Hij kijkt naar de vrouw die zijn moeder niet kan<br />

zijn en zijn tong weigert te bewegen. Leugenares! denkt hij.<br />

Je bent mijn moeder niet!<br />

Hij knikt en weet een instemmend geluidje uit<br />

'<br />

zijn samengetrokken<br />

keel te wringen.<br />

'Mooi zo.' De vrouw buigt zich over haar snorrende<br />

machine.<br />

123


Meteen heeft hij spij t van zijn reactie. Zij is onschuldig,<br />

ze weet domweg niet beter. Als hij inderdaad een monster<br />

uit een boze droom is, dan heeft hij de betovering opgelegd.<br />

Hij, de keizer, heeft deze mensen wijsgemaakt dat ze een<br />

zoon hebben. Zij zijn de slachtoffers, niet hij.<br />

Hij daalt de trap af en steekt door naar de drukkerij. In de<br />

huiskamer telefoneren zou onverdraaglijk zijn.<br />

Niet dat hij nog verwacht dat hij Deli ooit zal bereiken.<br />

Hij pakt de blauwe telefoon op, drukt het kruisje in voor<br />

een lijn naar buiten.<br />

Deli's kaartje zit nog steeds in zijn achterzak . Lelijk gekreukeld<br />

intussen, maar godzijdank nog steeds leesbaar.<br />

Hij toetst haar nummer in.<br />

Arno wipt van zijn ene voet op de andere terwijl de bl<br />

overgaat. Wees alsjeblieft thuis!<br />

Een klik. 'Met Delila.' Geen achternaam en haar stem is<br />

neutraal als die van een receptioniste.<br />

'Hoi, hallo, ja met mij!' Kalm! Geen ademloos geratel .<br />

'Met Arno, Deli. Arno Groenewegen.' Het is heerlijk om<br />

haar naam te kunnen uitspreken. Ze is zijn geliefde. De<br />

enige die hij nog durft te vertrouwen.<br />

Deli lacht. 'Wat klink jij ademloos! Heb je net een marathon<br />

gerend?'<br />

'Ik heb je een paar keer geprobeerd te bellen.' Een keer<br />

of tien. Maar dat zeg je niet tegen een meisje waar je pas één<br />

keer mee uit geweest bent. AI te gretig is niet cool. Veel te<br />

trouwe-slobberhondachtig.<br />

'Ik kwam net binnen,' vervolgt Deli. Ze klinkt allerminst<br />

meer als een receptioniste . Warm. Niet van dat overdreven<br />

sensuele hese, maar vriendelijk. 'Ik heb mijn jas nog<br />

niet eens uit.'<br />

Rustig blijven, zegt Arno tegen zichzelf. Gewoon doorkletsen<br />

en kwebbelen. Schrik haar niet meteen af met een<br />

verward verhaal. Gekken liggen slecht in de markt.


'Waar was je?'<br />

'0, mijn tante in Slochteren. Ze houdt nertsen. Om de<br />

pelzen.'<br />

'Aha.'<br />

'Ze snijdt ze eigenhandig de strot door en stroopt hun<br />

pels af. Haar schort zat onder de bloedspetters toen ze me<br />

opendeed.'<br />

Arno hoort haar amper. 'Kun je bij me langskomen?<br />

.<br />

Nu?'<br />

Het blijft even stil. 'Ik heb nog niet gegeten.'<br />

Op de klok boven de rekken met papier ziet hij dat het<br />

half zes is. 'Dan gaan we uit eten. Waar je maar wilt. Ik<br />

betaal.'<br />

'Dat hoor ik graag. Een echte heer. Waar woon je?'<br />

Arno legt de hoorn neer. Ze komt! Hij heeft geen fa milie<br />

meer, maar Deli kan dat gat opvullen. Ze kunnen samen<br />

wegvluchten. Weg van alles, uit zijn veel te ingewikkelde<br />

leven. Hij hoeft niemand meer te zijn: geen Arno Groene­<br />

wegen en geen keizer. Alleen maar Deli's vriend, haar man.<br />

Fragmenten van een tiental videoclips tollen door zijn<br />

brein. Een jongen en een meisje op een blikkerend wit<br />

strand, voor altijd lachend achter elkaar aan rennend tussen<br />

blauwe zee en wuivende palmen. Deli en hij arm in arm<br />

voor een reusachtige vergulde olifant. Deli en hij dansend<br />

op het Rode plein, omringd door handenklappende militai­<br />

ren, die met flessen wodka zwaaien.<br />

Het liefst zou hij in het halletje wachten, zijn oren gespitst,<br />

zijn hand gereed om de deurklink open te rukken.<br />

Niet cool. Zeer beslist niet cool.<br />

Natuurlijk zit hij net op de wc als de deurbel gaat. Hij<br />

heeft het echt zo lang mogelijk geprobeerd uit te stellen, tot<br />

zijn blaas zo ongeveer op knappen stond.


Hij rukt zijn broek omhoog en boldert de trap af.<br />

Te laat)ziin moeder heeft de deur al open: ze moet net in<br />

de kast onder de trap aan het rommelen zijn geweest.<br />

'Arno! Bezoek voor jou.'<br />

Arno dwingt zich om de laatste treden één voor één te<br />

nemen.<br />

'Hoi, Deli.'<br />

Ze draagt een wit mantelpakje van een of andere glanzende<br />

stof, dat er allemachtig chic uitziet. Een parelketting<br />

om haar nek. Bescheiden gouden oorknopjes.<br />

Zo'n kostuum zou de meeste meisjes meteen tot een volbloed<br />

trut je bestempelen: bij Deli werkt het anders. Het<br />

heeft iets spottends, bijna plagerigs. Zo van: kijk mij nu<br />

eens: ik heb me helemaal verkleed als het meisje waar een<br />

jongen bij zijn ouders mee kan aankomen.<br />

Misschien heeft hij het echter wel helemaal mis en heeft<br />

Deli stinkend rijke ouders en zijn dit Deli' s normale kleren.<br />

Maar goed dat ze me vrijdagnacht niet mee naar huis<br />

wilde nemen, denkt hij. Ik in mijn heavy metal-motorjack<br />

met verchroomde doodskoppen en die nep tatoeage op mijn<br />

arm. Hun butler zou me niet eens binnengelaten hebben.<br />

'Dit is mijn moeder,' zegt Arno.<br />

De twee vrouwen schudden elkaar de hand. 'Arno heeft<br />

het over je gehad,' zegt zijn moeder.<br />

Als dat zo is, dan kan hij zich er niets meer van herinneren.<br />

Deli lacht. 'Mooi. Dan zijn jullie al gewaarschuwd.'<br />

,Je kunt mee blijven eten!' roept Arno's vader van boven.<br />

'Er is meer dan genoeg.'<br />

Hij staat op de overloop en Arno kan wel door de grond<br />

gaan. Zijn vader heeft dat belachelijke schort aan met ' Als<br />

je liever een hamburger hebt, moet je het maar zeggen!!!'<br />

Het ergste is nog dat Arno hem dat schort zelf heeft gegeven,<br />

twee verjaardagen terug.<br />

126


En dan denkt hij : waar maak ik me druk over? Die man<br />

is mijn vader niet. Ik heb geen vader.<br />

'We gaan zo in de stad eten.' .<br />

'Hier staat anders een zes-gangenmenu klaar. Echt, het<br />

is geen enkel probleem.'<br />

Arno's moeder werpt hem een waarschuwende blik toe.<br />

'Maar ze willen natuurlijk ergens heen. Rustig met el­<br />

kaar praten.' Hij haast zich terug naar de keuken.<br />

'Ik wil je iets laten zien,' zegt Arno tegen Deli zodra hij de<br />

deur van zijn kamer achter zich dichtgetrokken heeft. Hij<br />

opent het album.<br />

Deli trekt haar wenkbrauwen op. 'Babyfo to 's?'<br />

Arno ploft op de bank neer en klopt op de zitting. 'Ge­<br />

loof je in . . .' Hij likt zijn lippen. 'In magie? Dat er hele<br />

vreemde dingen kunnen gebeuren?'<br />

'Mijn eerste negen jaar woonde ik in Thailand. Als je<br />

niet in geesten geloofde, werd je voor gek versleten.' Ze<br />

legt een hand op zijn been, knijpt. 'Vertel op.'<br />

Deli ijsbeert door de kamer. 'En die mannen, ze zeiden dat<br />

je de keizer wás? Ik bedoel, in levenden lijve? Niet dat de<br />

keizer in jou herboren werd ? Je zit in een lichaam dat al<br />

duizenden jaren oud is?'<br />

Arno knikt. 'Mijn eigen herinneringen zijn vals, zeiden<br />

ze. Ik ben de keizer. Arno heeft nooit bestaan.' Hij durft<br />

haar niet aan te kijken. 'Geloof je me?'<br />

'Ik geloof dat er inderdaad iets vreemds aan de hand is.<br />

Magie ongetwijfeld. Of ze de waarheid vertelden?'<br />

Ze trekt de foto van Arno's hoogst onzwangere moeder<br />

los en schuift hem in zijn borstzakje. 'Draag dit bij je.'<br />

'Als jij dat zegt. Maar waarom?'<br />

'Gewoon een voorgevoel. Soms . .. ' Ze spreidt haar han­<br />

den. 'Ah. Ik weet niet. Gewoon een voorgevoel.'


Ze zet haar handen in haar zij, heft haar kin op. 'Dit is<br />

Thailand niet, Arno. We leven niet in het China van weet ik<br />

hoeveel eeuwen geleden. Als magie hier al werkt, kan het<br />

toch niet erg effectief zijn. Het moet zijn beperkingen hebben.<br />

Weet je wat je doet? Morgen ga je naar de redactie van<br />

de krant. Ze bewaren de oude nummers vast wel ergens.<br />

Misschien op microfilm of een cd-rom. Zoek je eigen geboorteaankondiging<br />

op.'<br />

1 28<br />

+


30<br />

Het is nog zwoel in de stad. Hoewel de zon al onder is,<br />

stralen de muren nog warmte uit. De straten ruiken naar<br />

hete baksteen en stof.<br />

Ze slenteren de Oude Gracht af: Arno heeft zijn arm om<br />

DeIi's schouders geslagen. In de boomtoppen hoort hij de<br />

eerste nachtvogels zingen. Twee keer dart er zelfs een<br />

vleermuis langs, een hotsend, tuimelend flardje duisternis.<br />

'Een beetje vol op de werf terrasjes,' zegt Deli. 'Als we<br />

aan de gracht gaan zitten, krijgen we ons eten niet voor<br />

middernacht. '<br />

'Verderop zijn nog meer restaurants. In het stille stuk.'<br />

'Wat denk je hiervan?' vraagt Deli.<br />

'Een Chinees restaurant?'<br />

'Wie de draak wil temmen, moet hem aan zijn tong trek-<br />

'<br />

ken.'<br />

'Is dat een Thais spreekwoord? '<br />

'Zoiets. ' Ze knikt naar de Chinese karakters op de ruit.<br />

'Kun je dit lezen? '<br />

Hij werpt een blik op de ingewikkelde patronen, de ge­<br />

kromde rechthoeken en zwiepers. 'Nee, het zegt me niks.<br />

Het is weg.' Hij voelt en diepe opluchting: tot nu toe heeft<br />

hij zorgvuldig vermeden om naar de Chinese opschriften<br />

van de restaurants te kijken. 'Zover ik weet staat daar: hier<br />

eet u de heerlijkste paardenvijgen in zoetzure saus.'<br />

Deli giechelt. 'Dan heb ik toch liever een hamburger met<br />

drie uitroeptekens. '


'Wilt u aan het raam zitten?' vraagt de ober.<br />

'Bij de fontein) graag,' zegt Deli. 'Ik heb iets met fonteinen.<br />

,<br />

'Deze tafel is nog vrij.' De ober trekt een stoel achteruit<br />

voor Deli. 'Ik zal zo extra bestek brengen.'<br />

'Hoezo? Er is al voor twee gedekt.'<br />

'Jullie waren toch met zijn drieën? Een wat oudere man<br />

met een snor?'<br />

'Er was niemand anders!' Arno's stem slaat over. 'We<br />

kwamen met zijn tweeën binnen!'<br />

De ober kijkt om zich heen) klakt met zijn tong. 'Ik moet<br />

mij vergist hebben) meneer. Sorry.'<br />

Zodra de ober zich afwendt) grijpt Arno Deli's hand vast.<br />

'Hij zag hem!' fluistert hij. 'Hij zag de keizer!'<br />

Deli knikt alleen. 'Hij moet het derde oog hebben.'<br />

'Wat?'<br />

'Een geestesziener,' verduidelijkt ze. 'Bij ons in het dorp<br />

woonde vroeger ook een vrouw die dat kon. De spoken<br />

moeten dat hinderlijk gevonden hebben. Op een ochtend<br />

werd ze gewurgd op de bodem van de waterput gevonden.'<br />

Ze pakt het menu op. 'Laten we bestellen. Ik rammel.'<br />

Amo laat haar hand los. 'Deli, blijf bij me.'<br />

'Ik ben hier toch?'<br />

'Vannacht) bedoel ik. Mijn ouders doen daar nooit moeilijk<br />

over.'<br />

'Die van jou misschien niet.' Ze staat op. 'Ik zal even<br />

bellen.' Ze woelt met haar hand door zijn haar. 'Ik ben zo<br />

terug, stuk.'<br />

Bij de tweede rinkel wordt opgenomen.<br />

'Het werkt)' zegt Deli. 'Het was ook wel een erg elementaire<br />

bezwering. Hoe kwam je trouwens aan die foto van<br />

hem? Ah, ik snap het.'<br />

13°


'J a, de hele nacht.'<br />

'Welnee. En ik heb je trouwens nog wat extra werk bezorgd.<br />

Hij gaat morgen zijn eigen geboorteadvertentie opzoeken.<br />

Ja, bij de krant. Welke? Hoe moet ik dat weten?<br />

Waarom ik dat deed? Ach, Shaun, dat ligt toch voor de<br />

hand? Hij denkt nu dat er een uitweg is. Een manier om te<br />

bewijzen dat hij inderdaad geboren werd. En als jij nu ... '<br />

Ze houdt de hoorn iets verder van haar oor en trekt een<br />

grimas. .<br />

'Nou kijk, wat ik dacht: als je hem eerst hoop geeft, komt<br />

de klap des te harder aan. De nekslag. Net wat de keizer<br />

nog nodig heeft.<br />

Kom op, Shaun, als je al die foto's hebt kunnen vervormen,<br />

dan is een naam toch een makkie?<br />

0, prima. Zie je morgen.'<br />

'Het is oké,' zegt ze tegen Arno. 'Alleen moet ik er morgenochtend<br />

vroeg uit. Half zeven.'<br />

'Je werk?'<br />

'Ik haat maandagochtend.' Ze roert met haar vingers in<br />

het vijvertje. Twee goudvissen glijden onder de cirkel van<br />

hopsende luchtbellen rond de fontein vandaan en snuffelen<br />

aan haar vingers.<br />

'Het lijkt wel alsof ze je kennen,' zegt Arno.<br />

'Prinsessen herkennen elkaar.' Deli droogt haar hand<br />

aan het tafelkleed af. 'Weet je, Chinezen hadden legendes<br />

. .<br />

over weervIssen.<br />

Arno steunt zijn kin op zijn hand. 'Ah, een verhaal! Ik<br />

ben dol op verhalen.' Op de een of andere manier is het<br />

volmaakt zo. Deli is exotisch genoeg met haar lichtbruine<br />

huid en haar enorme herten<strong>ogen</strong> om voor een Oosterse<br />

prinses door te gaan. Zo'n dame uit de Verhalen van Duizend-en-één-nacht.<br />

Ze steekt een sigaret op en blaast twee driehoekige rook-<br />

131


kringen. 'Goed, ik zal je Scheherazade zijn. Luister, 0 sultan.<br />

Lang geleden werd een Chinese edelman verliefd op<br />

een beeldschone dame en dat was tot wederzijds genoegen.<br />

Alleen haastte de dame zich iedere middernacht na het liefdesspel<br />

weg.<br />

Natuurlijk verbood zijn geliefde hem om haar te volgen.<br />

Zo gaat dat in sprookjes. En natuurlijk werd hij na een tijdje<br />

te nieuwsgierig. En misschien ook wel een beetje jaloers.<br />

Hij sloop achter haar aan en zag dat ze een meertje in waadde<br />

en kopje onder ging. Hij wachtte tot de kringen verdwenen<br />

en het water weer spiegelglad werd.<br />

Na een half uur was ze nog niet boven water gekomen.<br />

In die tijd geloofden de mensen hun eigen <strong>ogen</strong> nog.<br />

Geen gedoe van: ben ik soms gek geworden? De edelman<br />

zal niet meer gedacht hebben dan: "0, is ze er zo eentje?"<br />

Wie weet vond hij het zelfs wel een rustig idee. Ze hield het<br />

in ieder geval niet stiekem met een ander.<br />

Toen ze de volgende ochtend aan de rand van het bos<br />

verscheen, omhelsde de edelman haar. "Ik zag je het water<br />

in lopen en ik weet dat je geen mens bent. Voor mijn gevoelens<br />

maakt dat niets uit. Watergeest, rivierdraak, ik hou van<br />

je. Word mijn vrouw!"<br />

"Dat valt te regelen," sprak zijn minnares. "Ik zal je<br />

huwen op voorwaarde dat je me nooit vraagt wat ik in<br />

werkelijkheid ben. En als je me waarlijk liefuebt, zul je er<br />

ook nooit achter proberen te komen."<br />

Zij spraken af om drie maanden later te trouwen. De<br />

edelman was van hoge geboorte, met talloze verplichtingen<br />

en drie maanden was het absolute minimum om zo'n feest<br />

voor te bereiden.<br />

De grote 'dag brak aan. Heel vroeg in de ochtend, nog<br />

voor zijn toekomstige gade zou komen opdagen, inspecteerde<br />

de edelman de keuken. Hij wilde dat hun huwelijksfeest<br />

perfect zou verlopen en geen van de gasten iets tekort<br />

zou komen.<br />

132


De chefkok ging hem voor, langs tafel na tafel. Geroosterde<br />

stekelvarkens, een kers op elke stekel, hun zorgvuldig<br />

uitgeknepen darmen gevuld met gevorkte cobratongen,<br />

merels in zuur, honderdjarige eieren.<br />

"Dit is mijn pronkstuk," sprak de kok. "De hemelingen<br />

hebben ons gezegend, want zo'n formidabele vis zie je maar<br />

eens in je leven."<br />

Op de grootste tafel lag een anderhalve meter lange<br />

snoek uitgestald in een garnering van mierikswortel en wilde<br />

kervel. In het eerste ochtendlicht glansden zijn schubben<br />

in alle kleuren van de regenboog. "Een half uur geleden<br />

bracht een visser mij dit wonder." Bijna liefdevol aaide de<br />

kok over de gehaakte rugvin. "Ik betaalde hem een goudstuk.<br />

Wat nog een koopje is voor zo'n edel dier. Het moet<br />

honderden jaren oud zijn."<br />

De edelman complimenteerde hem en wandelde toen<br />

naar de rand van het bos.' Deli gebaart met haar sigaret.<br />

'Waar hij op zijn geliefde bleef wachten. En wachten.' Ze<br />

tikt de askegel af. 'Ah, daar komt onze haaienvinnensoep.'<br />

'Een griezelverhaal,' zegt Arno goedkeurend. 'Ik was<br />

even bang dat ze nog lang en gelukkig zouden leven.'<br />

'Vergeet het maar. Als er magie in voorkomt, kruipt de<br />

nacht binnen. Alle magie wortelt in de duisternis en liefde is<br />

zelden sterker dan haat en hebzucht.'<br />

'Was het niet beter geweest als hij haar herkend had? De<br />

<strong>ogen</strong> van de snoek bijvoorbeeld. Dat die er precies zo uitzagen<br />

als die van zijn minnares?'<br />

Deli schudt haar hoofd. 'Nee, dit is wreder. Nu blijft hij<br />

de rest van zijn leven naar haar zoeken en zal hij nooit meer<br />

een andere vrouw aanraken.'<br />

'Is dat niet wat overdreven?'<br />

'Als je met een magisch wezen gevreeën hebt, zul je<br />

nooit meer genoegen nemen met een gewone vrouw.'<br />

133


Buiten zeilt de maan in een veld van zilverige wolkjes: een<br />

reusachtige parel in een school hemelse sardientjes. Er is<br />

magie, maar het zit enkel in zijn hoofd. Verliefdheid maakt<br />

alles magisch. Geen van de trapgeveltjes vertoont de minste<br />

neiging om te veranderen, de grachten blijven op de juiste<br />

plaats, geen straat buigt in een onverwachte hoek en als hij<br />

een rat ziet langszwemmen, is het dier niet groter dan zijn<br />

hand.<br />

'Deli?'<br />

'Vertel op.'<br />

'Alleen dit.' Hij legt zijn handen op haar billen en trekt<br />

haar tegen zich aan. Hij kust haar opgeheven lippen. 'Je<br />

blijft toch echt?'<br />

Ze grinnikt. 'Tot middernacht. Daarna duik ik de gracht<br />

. ,<br />

weer 10.<br />

1 34<br />

+


JI<br />

Arno hoort de wekker wel, een afgrijselijk geratel: wakker<br />

worden wil echter niet erg lukken. 'Al tijd?'<br />

'Ik ben bang van wel.'<br />

Deli' s warme lijf rolt van hem weg en zijn hand glipt van<br />

haar borst. Een golf koude neemt haar plaats in.<br />

'Nog één kus?'<br />

'Dat gaat nog net.'<br />

'Ik zal je uitlaten.'<br />

'Nee, blijf maar lekker liggen. Het is al krap. Voor jij je<br />

<strong>ogen</strong> opengewrikt hebt, ben ik al op kantoor.'<br />

'Wanneer zie ik je weer?'<br />

'Tegen het eind van de middag. Ik kan om half vier van<br />

kantoor. Bel me. Ik zet je wekKer op half acht, goed?'<br />

'Prima.'<br />

'Hé, je gaat nog naar de krant, ja?'<br />

'Oké.' Hij hoort de deur achter haar dichtklikken. Hoe<br />

heeft ze zich zo snel kunnen aankleden? Ze was hoogstens<br />

een halve minuut uit bed.<br />

Hij rekt zich uit. Het bed lijkt akelig leeg en onzinnig<br />

wijd. Toch maar opstaan? Nee, ik ben nog te slaperig. Veel<br />

te loom. Hij ruikt Deli's geur in de lakens en het doet hem<br />

aan bloeiende vetplantjes denken, aan kleine, gele bloemen<br />

die in de spleten van hoge klippen groeien.<br />

De keuken is leeg. Zijn ouders zijn al aan het werk.<br />

Beneden maakt hij zijn fiets van de lantaarnpaal los. Als<br />

hij zijn brommer pakt, moet hij voor de ruit van de drukkerij<br />

langs en hij wil niet dat zijn ouders hem zien. Hij zou<br />

1 3 5


absoluut niet weten wat hij tegen hen zou moeten zeggen.<br />

Om half negen belt hij de school uit een telefooncel voor<br />

het postkantoor en vertelt dat hij zich vrij beroerd voelt en<br />

vandaag thuisblijft.<br />

'Momentje,' zegt de dame van de administratie. Arno<br />

hoort een zacht geklik door de hoorn.<br />

Waarschijnlijk typt ze mijn naam op haar computer om<br />

te zien of ik een berucht spijbelaar ben. 'Ik kan mijn ouders<br />

ook even geven,' biedt Arno aan. 'Ze zitten hiernaast in de<br />

drukkerij. Ze zijn al aan het werk.'<br />

Het is een veilige gok: hij spijbelt bijna nooit en is zelden<br />

ziek. De school gaat ervan uit dat ook leerlingen baaldagen<br />

nodig hebben.<br />

'Nee, dat is wel in orde. Arno Groenewegen is het toch?<br />

Ik zal het doorgeven. Beterschap.'<br />

Het muziekcentrum, waar de krant zit, is nog zo goed als<br />

verlaten en ruikt naar schoonmaakmiddelen. De enige andere<br />

bezoekers zijn een groep Peruaanse indianen die hun<br />

panfluiten en trommels aan het uitpakken zijn. Een van de<br />

meisjes fluit een reeks schelle noten die door de lege gangen<br />

ketsen.<br />

Arno rammelt aan de deur van de krantenredactie. Op<br />

slot en nergens hangt een kaartje met de openingstijden.<br />

Achterin ziet hij twee mensen met dossiermappen sjouwen.<br />

Hij wuift, maar slaagt er niet in hun aandacht te trekken.<br />

Aanbellen terwijl ze nog dicht zijn, lijkt hem minder<br />

slim. Hij wil hun om een gunst vragen. Hen storen terwijl<br />

ze zo overduidelijk bezig zijn, is een beroerd begin.<br />

Ik probeer het straks nog een keer.<br />

Hij wandelt de Vredenburg af en gaat aan een van de<br />

tafel*s voor Le J ournal zitten. De cafétafel moet de hele<br />

nacht buiten gestaan hebben: op het blad glinsteren dauwdruppels.


'Een koffie verkeerd,' zegt hij tegen de serveerster. 'En<br />

een tosti, graag.'<br />

Ze strijkt een blonde 10k van haar voorhoofd weg. 'Met<br />

ham en kaas?'<br />

Ze moet haar vraag herhalen voor hij knikt. 'Ja, ja. Alle­<br />

bei.' Zijn hoofd voelt nog steeds wollig aan en het lijkt alsof<br />

hij elke gedachte letter voor letter moet uitspellen. Hij heeft<br />

de hele nacht in bed gelegen, oké, alleen was er met Deli<br />

van slapen niet bijster veel gekomen.<br />

Om negen uur zit de deur van de redactie nog steeds dicht.<br />

Hij klopt op het glas, wuift. Een vrouw snelt toe en draait<br />

het slot open.<br />

'Goeiemorgen. Wat kunnen we voor je betekenen?'<br />

'Tja, het is misschien een beetje een rare vraag . . .'<br />

'Daar zijn kranten voor. Onze beste artikelen beginnen<br />

vaak met een onzinnige vraag.'<br />

'Bewaren jullie ook oude kranten?'<br />

'Nee, die nemen onze medewerkers mee voor de katten­<br />

bak.' Een snelle blikkering van intens witte tanden.<br />

'Geintje. Ik snap best wat je bedoelt. Kom binnen. De laat­<br />

ste drie jaargangen staan al op cd-rom.'<br />

'Het is zestien jaar terug.'<br />

'Ay. Sorry, we zijn maar een bijkantoor. Misschien heb­<br />

ben ze zulke oude nog bij de hoofdredactie. Op microfilm.'<br />

Arno's schouders zakken omlaag. Het was ook te ge­<br />

makkelijk. Gewoon een oude krant opslaan en voor eens en<br />

altijd weten dat het allemaal smerige leugens waren. Dat hij<br />

geboren werd en echt bestaat.<br />

'En waar vind ik jullie hoofdredactie?'<br />

'Ze zitten in Houten. Vraag me niet waarom. Houten is<br />

een gat.' Ze houdt haar hoofd iets schuin. 'Als je me eens<br />

vertelde waarvoor je die kranten precies nodig hebt?'<br />

'Het is eigenlijk iets heel stoms. Ik zoek mijn eigen ge-<br />

137


oortebericht.' Hij voelt zich een volmaakte oen. 'Ik, eh,<br />

ik . . .' Nee, niet gaan stotteren! Hij haalt diep adem. 'Het<br />

bewijs dat ik geboren ben.'<br />

Ze lacht niet, iets waarvoor hij haar eeuwig dankbaar zal<br />

blijven. 'Kun je dan niet beter bij het Gemeentehuis langs­<br />

gaan? Bij de Burgerlijke Stand. Daar kun je een uittreksel<br />

uit het bevolkingsregister vragen. Alles staat daarop: je ei­<br />

gen naam, de juiste geboortedatum, de namen van je ou­<br />

ders.' Ze tuit haar lippen. 'Er is niks vreemds aan. Je hoeft je<br />

nergens voor te schamen. Mijn eigen ouders gingen uit el­<br />

kaar toen ik drie was en ik heb mijn moeder sindsdien maar<br />

één keer gezien.' Ze legt een hand op zijn schouder en<br />

knijpt. 'Sterkte.'<br />

Het zit hem niet mee. Als hij voor het gebouw stopt, ziet hij<br />

het meteen. Verhuisd. Dichtgeverfde ramen. Op een trede<br />

van de trap staat een bonte rij lege bierblikjes.<br />

Het is toch niet waar? Alles werkt me tegen!<br />

Achter zijn oogleden branden tranen van hulpeloosheid<br />

en hij knippert ze hoos weg. Doorgaan. Dit is doodgewone<br />

pech. Geen magie, geen kwade betovering. Zoek er niets<br />

achter. Ze zijn verhuisd. In de stad doen ze niet anders.<br />

Hij zet zijn fiets tegen de muur en loopt de trap op. Als<br />

een instelling verhuist, laten ze beslist hun nieuwe adres<br />

achter.<br />

Zie je wel? Achter een van de ruitjes zit een vel papier<br />

geplakt. Over het smoezelige glas loopt een barst. Hij veegt<br />

het stof weg.<br />

'We zijn verhuisd. U kunt ons voortaan op het volgende<br />

adres vinden . .. ' De rest van de fotokopie is weggebleekt in<br />

de zon: van de straatnaam rest weinig meer dan een stel<br />

vage vegen.<br />

'Heeft u een gulden, meneer? Ik zou deze mooie dag<br />

graag met een kop koffie beginnen.' Een zachte, overdre-<br />

138


ven beschaafde stem. Wassenaar, denkt hij automatisch.<br />

Een goudkuststem: zo spreken ministers en directeuren.<br />

Hij draait zich om. De zwerver draagt een grijs colbert<br />

vol vlekken, een overhemd met rafelige mouwen. De poot<br />

van zijn bril is met een plastic roerstaafje en een strook<br />

blauw isolatieband gerepareerd.<br />

Arno reikt in het zijzakje van zijn broek waar hij zijn<br />

muntgeld bewaard. 'Met een gulden komt u niet ver als u<br />

echt dorst heeft.'<br />

Hij geeft hem twee vijfjes. Het heeft niets met medelijden<br />

te maken. Noem het zijn eigen soort magie, Arno's<br />

bijgeloof. Zolang hij maar gul aan elke zwerver geeft, zal<br />

hij zelf nooit op straat eindigen.<br />

'Dat is heel vriendelijk van u.'<br />

Arno steekt zijn hand op. 'Wacht.' Ja, het rode boekje zit<br />

nog steeds in de binnenzak van zijn jas. Hij trekttwee biljetten<br />

van honderd los. 'Hier heeft u wat meer aan.'<br />

De man glimlacht. 'Ah, je bent even rijk als ik vroeger!<br />

Alleen gebruik je het heel wat beter dan ik.' De glimlach<br />

wordt breder. 'Het doet mij oprecht plezier om te zien dat<br />

de nieuwe rijken zich weten te gedragen en niet zo vrekkig<br />

zijn als ik.'<br />

'Weet u soms waar ze tegenwoordig zitten?' Arno gebaart<br />

naar het lege gebouw. 'Ik moet een formulier hebben.'<br />

'Die inlichting kan ik u gelukkig verstrekken. Ze zijn<br />

naar de Arthur van Schendeistraat verkast. Fiets de singel<br />

af. De afslag voor het viaduct.' De man knikt hem vriendelijk<br />

toe. 'Ik sta waarschijnlijk eerder voor de hemelpoort<br />

dan jij. Ik zal een goed woordje voor je doen bij de sleutelbewaarder.'<br />

Hij schudt Arno de hand . 'Van Boetselaere tot<br />

Mercklenroode is de naam. God zegene je, jongen. Nu ga ik<br />

van een heerlijke cappuccino en een genereuze punt appeltaart<br />

met slagroom genieten.'<br />

1 39


De Burgerlijke Stand zit in een nieuwe flatwijk, waarvan<br />

Arno het bestaan niet eens vermoed had. Het gebouw is<br />

zelfs zo recent dat er nog geen graffiti op de muren gespoten<br />

staat. Voor de ingang is een verrijdbaar kantoortje geparkeerd.<br />

Een vrouw steekt haar hoofd uit de deuropening.<br />

'Kom je voor een paspoort? Hier kun je foto's laten maken.'<br />

'Geen paspoort. Ik zal het onthouden voor de volgende<br />

keer.'<br />

'Loket vier,' wijst de man achter de balie. 'De trap af.'<br />

Geen rij: Arno is meteen aan de beurt. Hij geeft zijn<br />

naam en adres op.<br />

'Daar komt hij al,' zegt de dame achter het loket. 'Gaat<br />

lekker snel met al die computers.' Ze scheurt een vel af<br />

'Ziedaar.'<br />

'Bedankt.' Hij vouwt het papier haastig in vieren en snelt<br />

de trap op. Buiten merkt hij dat hij zweet als een rund. Zijn<br />

armen en benen tri1len en hij kan amper overeind blijven.<br />

Nu zal ik het voor eens en altijd weten. De waarheid.<br />

Magie is iets ouderwets en geniepigs. Het is ondenkbaar dat<br />

je een computer kunt betoveren of een zacht zoemende laserprinter.<br />

Hij zet zich op een betonnen muurtje en vouwt het papier<br />

open.<br />

De bovenste regel begint met zijn geboortedatum, gevolgd<br />

door 'zoon van Arlette Groenewegen-de Klerk en<br />

J acob Herman Groenewegen.'<br />

Het eerste stuk van de regel blijft blanco, een strook<br />

schreeuwend wit waar zijn eigen naam had moeten staan.<br />

Ik besta niet. Arno is een leugen.<br />

+


32<br />

Arno komt overeind en begint te lopen. Grote, zwalkende<br />

stappen. Hij loopt als een dronkenlap, zonder op of om te<br />

kijken. Het is louter geluk dat hij niet wordt geschept als hij<br />

de drukke singel pardoes oversteekt.<br />

Ze hadden gelijk. Arno Groenewegen is een verzinsel,<br />

niet meer dan een vermomming van de keizer. Al mijn her­<br />

inneringen zijn vals, een truc om de vijanden van de keizer<br />

te misleiden.<br />

Hij herinnert zich het gesprek met de twee mannen.<br />

'De keizer had machtige vijanden. Zij roofden zijn ge­<br />

heugen en plantten het waandenkbeeld dat hij een eenvou­<br />

dige sterveling was in zijn brein. Lang, eindeloos lang<br />

zwierf de keizer door de wereld, gelovend dat hij niet meer<br />

dan een gewoon mens was. En omdat hij nog steeds een<br />

meester der magie was, vermomde hij zich ook als zodanig.<br />

Als een eenvoudige drukkerszoon.'<br />

Ineens lijkt het alsof zijn gedachten veranderen. Scherp<br />

en helder worden ze, geen wanhoop en angst meer. Geen<br />

spoor van vermoeidheid of onzekerheid. Gedachten als<br />

blinkende messen, als ketsende vonken zonlicht in de rim­<br />

pelingen van een ijzig meer.<br />

Arno verwelkomt die nieuwe helderheid, dat onwrik­<br />

bare zelfvertrouwen. Als ik Arno niet mag wezen, laat mij<br />

dan de keizer zijn.<br />

Ik word wakker, de keizer wordt wakker. Ik trek Arno<br />

uit alsof hij een stel oude kleren is, een muffe mantel.<br />

Ik ben de keizer! Ik ben Tsjin Sje Hwang-ti, voor wie<br />

miljoenen zich in het stof werpen!


Die twee mannen en Shaun de Doodloze: ze beweerden<br />

dat ze mijn vrienden waren. Is dat wel zo? Kan ik ze werke­<br />

lijk vertrouwen? Als je liegt is het vaak slim om zo dicht<br />

mogelijk bij de waarheid te blijven. Is het niet veel logischer<br />

dat zij juist de vijanden zijn die mijn geheugen stalen?<br />

De keizer blijft voor een winkelruit staan en tuurt naar<br />

zijn reflectie in het donkere glas. Arno's gezicht weigert de<br />

juiste vorm aan te nemen. Zijn huid is gebruind, dat klopt.<br />

Alleen is het het verkeerde soort bruin. Over zijn vel hoort<br />

een koperkleurige gloed te hangen en sproeten zijn beslist<br />

een vergissing. Geen snor, en zijn <strong>ogen</strong> blijven de verkeer­<br />

de vorm houden.<br />

Het komt nog wel. Hij is nu aan het vechten tegen zijn<br />

eigen magie. De foto's en het ontbreken van zijn naam op<br />

het uittreksel zijn geen vijandige betoveringen. Ze geven<br />

enkel de grenzen van zijn eigen magie aan. Hij kon blijk­<br />

baar een fotoboek maken met afbeeldingen van een baby<br />

die nooit bestaan had. Of de Burgerlijke Stand wijsmaken<br />

dat zijn moeder een zoon baarde. Om haar ook zwanger af<br />

te beelden en Arno's naam in de computer te krijgen, ging<br />

blijkbaar zijn krachten te boven. Misschien had hij er ook<br />

gewoon niet aan gedacht.<br />

De keizer slentert over de Oude Gracht. De uithangborden<br />

en winkelnamen op de etalages lijken op een vreemde ma­<br />

nier te flikkeren, te veranderen zonder te veranderen. Het<br />

ene <strong>ogen</strong>blik zijn ze prima leesbaar, Kalmans meubelpaleis,<br />

Café België, om zonder enige overgang in barbaarse letter­<br />

tekens over te gaan, die niets met de Chinese taal van doen<br />

hebben.<br />

Hij stopt voor een restaurant. De naam 'De Chinese<br />

Muur' is het enige stuk dat leesbaar blijft. De rest bestaat uit<br />

van die westerse kriebels.<br />

Heel diep in zijn brein bespeurt hij nog een rest van


Arno. Hij stelt zich de jongen voor als een piepklein poppetje,<br />

een verfrommeld poppetje dat in een kerker van roze<br />

hersenweefsel gevangenzit.<br />

Ik heb je niet meer nodig, Arno. Je bent een verzinsel,<br />

een rol die ik een tijdje gespeeld heb.<br />

Het blijft hinderlijk dat hij zich nog steeds zo weinig van<br />

zijn echte verleden herinnert. Hij moet onsterfelijk zijn of<br />

zo goed als. Meer dan tweeduizend jaar komt er in ieder<br />

geval aardig bij in de buurt.<br />

Er was iets met een spiegel, peinst de keizer. De spiegel<br />

vormde op de een of andere manier de sleutel tot zijn onsterfelijkheid.<br />

Hij wrijft over zijn bovenlip: hij kan de snor, die er toch<br />

beslist moet groeien, nog steeds niet voelen.<br />

De spiegel. Een bronzen spiegel.<br />

Zijn geheugen komt terug. Het is net een reusachtig<br />

wandtapijt, dat zich maar blijft ontrollen en ontrollen. Een<br />

tapijt vol gaten en rafelige gouddraden.<br />

Het is zo overduidelijk incompleet, niet meer dan een<br />

schets van wat een geheugen zou moeten zijn.<br />

Geen onsterfelijkheid. Ik stierf. Ik stierf tientallen keren.<br />

De schok is enorm. Ik besta niet echt. Ik ben niet meer<br />

dan een geest, een flard mist. Dit lichaam is niet van mij. Ik<br />

heb het gestolen.<br />

Uiterst voorzichtig probeert hij Arno terug te vinden in<br />

zijn brein. Even voorzichtig als een soldaat die een op<br />

scherp staande landmijn opgraaft. Ja, daar. Gedachten die<br />

niet de zijne zijn. Arno lijkt nog steeds een klein poppetje,<br />

dat klopt. Maar niet machteloos.<br />

Als Arno de waarheid doorkrijgt, kan hij mij vernietigen,<br />

beseft de keizer. Hij is nog steeds eindeloos veel sterker<br />

dan ik. Ik kaatste van spiegel naar spiegel en bij elke<br />

reflectie verloor ik een deel van mijzelf. Ik ben zwak. Gruwelijk<br />

zwak.<br />

143


Hij stopt bij het eerstvolgende café en draait een nummer.<br />

Shaun heeft de hoorn te pakken voor de telefoon goed en<br />

wel overgaat. Het heeft zijn voordelen om in de toekomst te<br />

kunnen kijken.<br />

'Je bent terug,' zegt hij plompverloren.<br />

'Niet echt.' De stem van de keizer klinkt te laag, te hees,<br />

denkt Shaun. Pas als zijn slaaf een lichaam een paar maanden<br />

bezit, komt de oude stemklank terug, de juiste manier<br />

van spreken. 'Arno heeft julIie leugens geloofd. Hij denkt<br />

dat hij de keizer is. Dat hij mij altijd geweest is. Maar hij kan<br />

mij nog steeds vernietigen. Als hij werkelijk wil.'<br />

'Hoe bedoel je?'<br />

'Stel dat hij besluit dat hij gek is geworden? Als ze hem<br />

in een inrichting opnemen, hem vol drugs spuiten? Ik heb<br />

de rest van mijzelf nodig! Al mijn herinneringen!'<br />

'Kom naar de Tempel van de Doodloze. We kunnen je<br />

helpen.'<br />

'Waar zit de Tempel? Mijn geheugen.' Hij stoot een<br />

vreugdeloze lach uit. 'Gatenkaas. Het enige dat ik nog<br />

weet, is dat ik bijna niets meer weet.'<br />

'Ik zal je naar ons toe leiden. Begin gewoon te lopen.<br />

Elke weg is de juiste.'<br />

+


33<br />

Vergelijk het met het ontwaken uit een droom. De droom<br />

van een slaapwandelaar. Geleidelijk worden Arno's gedachten<br />

helderder, hoewel hij nooit helemaal wakker<br />

wordt. Arno voelt het bonken van zijn voetstappen op de<br />

harde stoeptegels. Uit de gracht klinkt het getoeter van een<br />

motorboot, een hees geloei dat eerder bij een zeeleeuw dan<br />

een vaartuig hoort.<br />

Hij kijkt de gevels langs, het spiegelende water. De Bemuurde<br />

Weerd: hij staat voor de deur van de drukkerij.<br />

Ik ben thuis.<br />

Niet thuis, komt een tweede gedachte. Dit is de Tempel<br />

van de Doodloze niet.<br />

Hij fronst zijn voorhoofd. De woorden klonken ... verkeerd?<br />

Je eigen gedachten hebben altijd een bepaalde<br />

klank. Als je denkt, spreek je eigenlijk tegen jezelf en je<br />

gebruikt je eigen stem.<br />

- Dit is je huis niet. Probeer maar.<br />

Het is mijn echte ik, begrijpt hij. De keizer. Natuurlijk<br />

woon ik hier niet. Ik ben Arno niet.<br />

- Probeer maar. Pak je huissleutel.<br />

Waarom niet? Als ik niet naar mijzelf luister, naar wie<br />

dan wel? Arno vist zijn sleutelbos uit zijn jaszak en steekt de<br />

huissleutel in het slot. Hij past niet. Van geen kanten.<br />

Magie en goochelen verschillen weinig. Allebei berusten ze<br />

op misleiding en bedrog en het is een stuk gemakkelijker als<br />

je in het hoofd van je slachtoffer zit. De keizer ziet hoe Arno<br />

de sleutel van zijn beugelslot uit de voordeur trekt.<br />

145


- Je hoeft geen Arno meer te zijn. Kom.<br />

Arno knikt met een wazige blik in zijn <strong>ogen</strong> en steekt de<br />

sleutelbos terug.<br />

Ditmaal ziet Arno de stad daadwerkelijk veranderen. Er is<br />

geen sprake van heimelijke verschuivingen, van straten die<br />

geleidelijk onbekender en onbekender worden.<br />

De huizen springen achteruit, het meer voor de sluis<br />

versmalt zich en krimpt tot een kier tussen de straatstenen.<br />

Arno staat midden op een immens brede laan van glimmende,<br />

grijszwarte kinderkopjes. Grachten flankeren de<br />

weg, bewegingloos water zonder een enkele brug.<br />

De hemel gloeit met een eigenaardig duifgrijs vol vluchtige<br />

kleurzwemen. Prachtig. Alsof je in het hart van een<br />

reusachtige parel gevangen zit.<br />

De huizen liggen een halve kilometer weg. Poppengeveltjes.<br />

Madurodamwerk. Alleen de Domtoren is nog even<br />

groot gebleven: een hoekige zuil van bruingrijze steen. Natuurlijk<br />

verandert de Dom niet, denkt hij. De Domtoren is<br />

de spil, de as van alle Utrechten, hoe vreemd je ze ook<br />

droomt.<br />

- Zullen we dan maar? Elke richting is de juiste.<br />

Arno knikt en zet zich in beweging. Deze weg is het<br />

enige dat er van zijn leven is overgebleven. Natuurlijk moet<br />

hij haar aflopen.<br />

Zevenmijlslaarzen, denkt Arno opget<strong>ogen</strong>. Ik loop met zevenmijlslaarzen!<br />

Bij elke stap schieten de straatstenen onder<br />

zijn voeten door en verspringen de huizen. Hij versnelt zijn<br />

pas, begint te rennen. De huizen worden roestrode vegen.<br />

De weg versmalt en loopt uit in een punt. Letterlijk. De<br />

stenen zijn nu amper groter dan mozaïekstukken en de<br />

grachten zou hij met een stap kunnen overbruggen.


Ik ben bij de horizon gearriveerd, denkt hij vol ontzag.<br />

De plaats waar alle lijnen samenkomen.<br />

Hij steekt de binnenplaats over, langs de plataan, de stenen<br />

draken.<br />

In de deuropening wachten zijn vrienden. Shaun de<br />

Doodloze met zijn spiegelende zonnebril, en de twee Klauwen.<br />

Een beweging in de duisternis en een vierde voegt<br />

zich bij de groep.<br />

Hij voelt een steek van vreugde. Alles is nu volmaakt.<br />

Natuurlijk hoort Deli bij hen.<br />

Shaun neemt zijn zonnebril af. Roze parels glanzen.<br />

De dode <strong>ogen</strong> draaien zich in Arno's richting.<br />

'Weet je weer wie wij zijn? Herinner je je ons?'<br />

Arno knikt woordenloos.<br />

Shaun legt zijn hand op Arno's schouder, Deli haakt<br />

haar arm in de zijne. 'Kom: zegt Shaun. 'Je bent thuis. Je<br />

bent veilig. Veel van je herinneringen vervaagden tot mist,<br />

maar wij zullen ze voor je stollen.'<br />

'Je zwaard,' zegt de Doodloze, en Arno pakt het gevest<br />

vast. 'De loden harp, waarmee de zanger je bijná<br />

.<br />

de hersens<br />

insloeg.'<br />

'J e snoer van feniksveren.'<br />

Bij elke voorwerp worden de herinneringen van de keizer<br />

krachtiger en zinkt Arno dieper weg.<br />

Deli haakt een gele mantel los. 'Deze mantel droeg je<br />

toen je je eerste troon besteeg. Prins Cheng noemden ze je.<br />

Je was net dertien.'<br />

Ze legt de mantel over zijn schouders. Haar handen strelen<br />

zijn buik, komen omhoog. 'Ah?' Ze knoopt het borstzakje<br />

open. 'En wat hebben we hier? Iets uit je valse leven?'<br />

Deli houdt de foto uit het vakantie-album omhoog, een<br />

spottende glimlach op haar gezicht. 'Zegt dat je iets? Mijn<br />

keizer, mijn Arno?'<br />

147


'Deli, wat doe je?' Shaun springt naar voren en reikt<br />

naar de foto. Op het laatste moment trekt hij zijn hand<br />

terug.<br />

'Delila! Jij feeks!'<br />

'Je maakte me om de machtigste mannen op aarde te<br />

vernietigen. Arno is niet eens in de running. Jij bent eindeloos<br />

veel machtiger.'<br />

Arno staart naar de vrouw in het rood en groen gestreepte<br />

badpak. De buik van Arno' s moeder spant het badpak<br />

tot seheurens toe: geen mens zou eraan durven twijfelen<br />

dat ze hoogzwanger was.<br />

Arno laat de foto uit zijn vingers glijden. 'Jullie l<strong>ogen</strong>,'<br />

fluistert hij. 'Dit is echt. Echt. Ze was zwanger.' Hij zwiept<br />

de mantel van zijn schouders. 'Ik besta!'<br />

De keizer fladdert door zijn hersens rond, een flard van<br />

tollende, panische gedachten, een vale spookrnot van oude<br />

haat en hebzucht. 'Ik herinner me alles' zegt Arno. 'De·<br />

spiegel in de kastdeur. Je dook uit mijn spiegel op en graaide<br />

naar mijn <strong>ogen</strong>!'<br />

Een schicht van withete haat slaat door zijn ruggengraat<br />

en vult zijn brein. Arno's woede beukt tegen het spookwezen<br />

en het wijkt terug.<br />

'Nee!' jammert een schrille stem. 'Luister naar me!'<br />

Je bent zwak, denkt Arno verbaasd. Iel spinrag en de<br />

stank van rottende kadavers. Meer niet. Ik kan je in stukken<br />

scheuren, verkruimelen. Leugens waren je enige wapen.<br />

Hij voelt de keizer uit zijn hersens vluchten. Uit Arno's<br />

pupillen zwiept een stroom van kleurloze vonken.<br />

Zijn brein is leeg. Het is als de stilte na een eindeloos<br />

irritant gezoem, frisse lucht na dagen in een bedompte kamer.<br />

Als hij opkijkt, leunt Shaun kermend tegen de muur.<br />

Zijn armen en benen schokken. De Doodloze klauwt naar<br />

zijn oogkassen. In de roze parels is het gelaat van de keizer<br />

148


zichtbaar, een geluidloos schreeuwend doodshoofd met een<br />

muil vol kronkelende slangen.<br />

Deli grijpt zijn hand vast, trekt. 'Weg hier!' zegt ze gejaagd.<br />

'Laat ze het maar uitvechten. Ze kennen elkaars<br />

zwakheden te goed. Ik betwijfel het of een van beiden het<br />

zal overleven. '<br />

De huizen drommen samen tot nauwe steegjes. Boven hun<br />

hoofd is de hemel een koepel van peilloos blauw.<br />

Ze stoppen pas als ze aan de rand van de gracht staan.<br />

Deli laat zijn hand los. 'Arno?'<br />

Hij ontwijkt haar blik. Ze heeft hem verraden en hem<br />

niets dan leugens verteld. Maar ze heeft hem ook gered. Hij<br />

likt over zijn lippen. 'Ja?'<br />

'Ik ben een wapen, Arno. Ik sta altijd op scherp. Maar als<br />

je zorgt dat je nooit onzinnig rijk of machtig wordt ... '<br />

'Deli, ik . . .'<br />

'Dan zou ik wel van je kunnen houden. Denk ik.'<br />

Een eerlijk genoeg aanbod. Hij kust haar. 'Ik zal me<br />

proberen in te houden.'<br />

+<br />

149

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!