Download deel 2 - Textualscholarship.nl
Download deel 2 - Textualscholarship.nl Download deel 2 - Textualscholarship.nl
Ach, niet als gy bemint de mensch het rustloos zwerven. Het valt, het valt hem wreed den dierbren plek te derven, Dien 't lot als kind hem gaf ter woon. En of hem 't licht beschijn' met schuinsche of rechte stralen; Slechts waar ze in de eigen lijn, als op zijn wiegjen, dalen, Daar is alleen haar glans hem schoon. En Wien ook de onrust dwing' den aardbol rond te snellen; Al ziet gy d'eiber, gy de zwaluw u verzellen; Den koninklijken Arend niet! Nooit wijkt by van de rots waarop by throont. Al bloeien In vreemden grond gewas of struik, die lager groeien; De Eik hecht aan 't oord van zijn gebied. En my ontscheurt men aan mijn erf en rijk. Verdreven Moest ik voor 't vreemde strand den vadergrond begeven. De vorstelijke leliebloem Wordt uit den hof gerukt. By 't wreed gemis eens vaders Wordt ook zijn grafure ontzegd. En 't koningsbloed in de aders Wordt my, onnoozlen knaap, ten doem. Is 't dan een ramp, een vloek, om Vorst te zijn geboren? Is 't lot dat aan Bordeaux, dat Reichstadt is beschoren, De wrange vrucht van 't hoog gebied? Verwerpt dan 't vaderland slechts wie zijn rijkskroon torschten? Zoek immers hier en ginds, alom zoek Frankrijks Vorsten — Slechts zoekze in Frankrijkzelve niet. Rampzaalge die ik ben! Wat heir van leed en zorgen Wrocht my het lot, van toen 't, in 's levens eersten morgen, Een rouwkleed my voor windsel gaf? Mijn kinderlijk gekrijt was reeds de kreet der smarte. En de eerste schred, die 't wicht den vader voert aan 't harte, Bracht MY op 't vaderlijke graf. Dat leed moest eens de liefde eens volks aan my vergoeden. Maar ik, nog voor ik leerde om achterdocht te voeden, Werd reeds door hoon vervolgd en smaad. Elk ander heeft voor zich slechts vijandschap te vreezen: Men zij een Vorst, om nog in 't graf gehoond te wezen, Of in zijn wieg alreeds gehaat. 568 ANNOTATIES: DE STUDENTEN EN HUN BIJLOOP
569 WUFTHEID Was dan de rijkswrong, die mijn jeugdig hoofd omklemde, My 't heilloos teeken, dat die kruin ten vloek bestemde, Bedrieglijk in dien gouden schijn? Was Vierden Hendriks naam, waar zich de mijne aan huwde, Een schimpnaam, waar het oor des Franschen volks van gruwde? Was 't schande om een Bourbon te zijn? Hoe duur staat my de kroon, dienre eens heeft toegeblonken! Men heeft aan Orleans mijn feesttooi weggeschonken, En liet slechts 't kleed eens pelgrims my. Men dreefme uit Frankrijk weg naar onherbergzame oorden, En dwong de leliestruik, de teelt van Seines boorden, Te sterven in een woesteny. Ach, Ballingschap valt zwaar! zy maakt heel de aard ten kerker: Zy heet genade en drukt in vrijheids schijn te sterker. De Zefir, lisplend door de blaán, Wordt een Sirocco, als by ruischt langs vreemde boorden. In 't land der ballingschap wordt ons de zucht van 't Noorden 't Verwintrend bruischen van d'orkaan. Ze ontrooft ons 't Voorgeslacht, verdreven van hun graven: Ze ontadelt ons en maakt de vrijgeboornen slaven, Wier rechten 't bloed der Vaadren kocht. Zy dwingt den banneling om beedlend rond te zwerven, Zijn taal, zijn godsdienst te verloochnen, en te sterven Vergiftigd in hem vreemde Tocht. En dit trof my! schoon de asch van vijftig Vóórgevaderen En 't bloed op iedren plek gevloten uit hunne aderen My Frankrijk had verheergewaad. 't Volk spaart een bouwval, een gedenkzuil: en zijn stoutheid Durft aan den Koningstronk de hand te slaan, wiens oudheid Tot doorsprong opklimt van den Staat. Men noemt my Frankrijks Zoon, my, Wees van heel de wareld! En van mijn schoone kroon, zoo schitterend bepareld, Bleef slechts aan 't hoofd deel groeve my. Te veeenen om een throon — dit maakt alleen my Koning. En van mijn breed gebied en al zijn schijnvertonning Bleef Vorstensmart alleen my by.
- Page 527 and 528: 4.4.16 BESLUIT MOTTO Here's a sigh
- Page 529 and 530: 14. Illustratie uit L'Industriel me
- Page 531 and 532: 107 -1 40 Tegen den tijd, dat de le
- Page 533 and 534: z33-245 248-249/ 263-284 286-z93 z9
- Page 535 and 536: Opheldering toe: `De billijkheid vo
- Page 537 and 538: 527 136. Sociëteit Minerva in de B
- Page 539 and 540: 573 573 S77-S7g .82 Materies Medica
- Page 541 and 542: 622 peuluw: hoofdkussen. 62 3 Steep
- Page 543 and 544: egels wijken enigszins af; de versi
- Page 545 and 546: 872-8 80 885-886 89°-g9S V neb ent
- Page 547 and 548: 5 3 7 .• • Ion. FREDIOSEPIL FLA
- Page 549 and 550: 1042-1 140 anonieme auteur citeerde
- Page 551 and 552: ten van hen zal maken. Het maakte n
- Page 553 and 554: 1357-1358 Le premier sentiment dont
- Page 555 and 556: 4. 5 Annotaties De studenten en hun
- Page 557 and 558: s I 52 rem cum parentibus communica
- Page 559 and 560: so pro forma: voor de vorm. 18 9 de
- Page 561 and 562: 4.5.2 I. DE WAFELMEID MOTTO Voor mi
- Page 563 and 564: z 82o vele kramen met dezelfde naam
- Page 565 and 566: Franse tekst als vanuit de vertalin
- Page 567 and 568: 191 1 94 199-200 kwam zijn vijand,
- Page 569 and 570: 249/277 zsz/z4S 252-2S3/ 245 —246
- Page 571 and 572: 332-334/ Qui donne un bijou,/Au moi
- Page 573 and 574: 446-447/ ter Gou [...] Egmond-buite
- Page 575 and 576: 565/585 le Cardinal Pouf een nog st
- Page 577: X06/ 743-744 719-7z4/ 759-74 73z-73
- Page 581 and 582: 843/ 917-918 915992 917/994 917/994
- Page 583 and 584: onbekend). Het stuk werd genoemd in
- Page 585 and 586: 116o/ Collegium supremum Collegium
- Page 587 and 588: 4.5.4 III. DE PRAETOR VOORAF Deze a
- Page 589 and 590: 77 Reliqua, auditores humanissimi!
- Page 591 and 592: ZZZ Ornatissime, quaenam fuerunt ul
- Page 593 and 594: S8-S9 spoelhond, welke naam van het
- Page 595 and 596: 4•5•6 OPHELDERINGEN 2-58 Men di
- Page 597 and 598: 172-I99 2o6-2i2/ 216-248 4 te stell
- Page 599: S 589 Tekstverantwoording
- Page 602 and 603: 3 I I staat: staat. (staat: D2-D4)
- Page 604 and 605: S94 467 ergens/ergers er er D Z 3 4
- Page 606 and 607: 82I laisse laisses II à a 9 ^ ^ 9
- Page 608 and 609: 5.2.2 KOPPELTEKENS STUDENTENLEVEN V
- Page 611: 6 Geraadpleegde bronnen hoi
- Page 614 and 615: Gemeentearchief Nijmegen BR BS Geme
- Page 616 and 617: Album scholasticum academiae Lugdun
- Page 618 and 619: Beets N.] ,Proza en poky. Verzameli
- Page 620 and 621: Bouws, J., `Nicolaas Joseph Wetrens
- Page 622 and 623: Colmjon, l G. R. C Bakhui ^en van d
- Page 624 and 625: Ekkart R.E.O. `Het examen van de er
- Page 626 and 627: Gorris, G. e.a., Doip aan de Vliet.
569 WUFTHEID<br />
Was dan de rijkswrong, die mijn jeugdig hoofd omklemde,<br />
My 't heilloos teeken, dat die kruin ten vloek bestemde,<br />
Bedrieglijk in dien gouden schijn?<br />
Was Vierden Hendriks naam, waar zich de mijne aan huwde,<br />
Een schimpnaam, waar het oor des Franschen volks van gruwde?<br />
Was 't schande om een Bourbon te zijn?<br />
Hoe duur staat my de kroon, dienre eens heeft toegeblonken!<br />
Men heeft aan Orleans mijn feesttooi weggeschonken,<br />
En liet slechts 't kleed eens pelgrims my.<br />
Men dreefme uit Frankrijk weg naar onherbergzame oorden,<br />
En dwong de leliestruik, de teelt van Seines boorden,<br />
Te sterven in een woesteny.<br />
Ach, Ballingschap valt zwaar! zy maakt heel de aard ten kerker:<br />
Zy heet genade en drukt in vrijheids schijn te sterker.<br />
De Zefir, lisplend door de blaán,<br />
Wordt een Sirocco, als by ruischt langs vreemde boorden.<br />
In 't land der ballingschap wordt ons de zucht van 't Noorden<br />
't Verwintrend bruischen van d'orkaan.<br />
Ze ontrooft ons 't Voorgeslacht, verdreven van hun graven:<br />
Ze ontadelt ons en maakt de vrijgeboornen slaven,<br />
Wier rechten 't bloed der Vaadren kocht.<br />
Zy dwingt den banneling om beedlend rond te zwerven,<br />
Zijn taal, zijn godsdienst te verloochnen, en te sterven<br />
Vergiftigd in hem vreemde Tocht.<br />
En dit trof my! schoon de asch van vijftig Vóórgevaderen<br />
En 't bloed op iedren plek gevloten uit hunne aderen<br />
My Frankrijk had verheergewaad.<br />
't Volk spaart een bouwval, een gedenkzuil: en zijn stoutheid<br />
Durft aan den Koningstronk de hand te slaan, wiens oudheid<br />
Tot doorsprong opklimt van den Staat.<br />
Men noemt my Frankrijks Zoon, my, Wees van heel de wareld!<br />
En van mijn schoone kroon, zoo schitterend bepareld,<br />
Bleef slechts aan 't hoofd <strong>deel</strong> groeve my.<br />
Te veeenen om een throon — dit maakt alleen my Koning.<br />
En van mijn breed gebied en al zijn schijnvertonning<br />
Bleef Vorstensmart alleen my by.