Download deel 2 - Textualscholarship.nl

Download deel 2 - Textualscholarship.nl Download deel 2 - Textualscholarship.nl

textualscholarship.nl
from textualscholarship.nl More from this publisher
05.05.2013 Views

wereld in engere zin een belangrijke ontwikkeling plaats: een jarenlange strijd tussen behoudende en hervormingsgezinde studenten resulteerde in een overwinning voor de laatsten en de oprichting van het Leids Studenten Corps (1839).2 De Studentenschetsen spelen zich voornamelijk af binnen de Leidse Singels. Kneppelhout laat zijn personages populaire logementen en koffiehuizen bezoeken, schildert het interieur van Sociëteit Minerva en van het Groot Auditorium en verwijst in bedekte termen naar de bordelen rond de Pieterskerk. Soms zijn er uitstapjes: naar Lisse voor een promotiepartij, of naar de streek rond Nijmegen voor het traditionele dispuutsreisje. Binnen dit realistische decor figureren bij naam genoemde Leidse burgers: winkeliers, rijtuigverhuurders, kleermakers en oppassers.3 Tussen de bedrijven door geeft Kneppelhout informatie over de dagindeling van de studenten, hun kleding en de inrichting van hun kamers. Hij vermeldt welke boeken en kranten ze lezen, bekritiseert de toneelvoorstellingen die ze bijwonen en zinspeelt op kwesties die het Leidse wereldje destijds bezighielden, variërend van de omstreden propedeuseregeling tot een relletje in de schouwburg. Of het nu gaat om personen en instellingen, om het studentenleven, het hoger onderwijs, de politie, de plaatselijke en landelijke politiek, om muziek, literatuur of toneel –telkens weer blijkt dat Kneppelhout een exact beeld geeft van in zijn tijd bestaande toestanden en personen. Er lijkt echter één uitzondering te zijn en die betreft de hoofdrolspelers van de Schetsen: de studenten en hun hoogleraren. I.2 `ALGEMEENE KARAKTERSCHILDERING Toen Kneppelhout in 18 39 aan zijn Schetsen begon te schrijven, waren er twee factoren die zijn artistieke vrijheid beperkingen oplegden: hij schreef over het recente verleden (soms zelfs over de actualiteit van de dag) én hij schreef over een kleine en hechte gemeenschap: rond de vijfhonderd studenten en zo'n dertig hoogleraren, die vrijwel dagelijks met elkaar te maken hadden. Over wat dit betekende voor zijn manier van werken had de auteur duidelijke opvattingen. Zo schreef hij, bij wijze van beginselverklaring, op het omslag van de eerste aflevering van Typen: De verzamelaar vertrouwt dat niemand onverstandig genoeg zal zijn de grappen die er in voorkomen voor iets meer dan grappen te houden, onschuldige uitvloeisels van humor, vlugtige schetsen, waaraan misschien wel een schijn van waarheid zou te vinden zijn als 2 Meer over deolitieke p en literaire omstandigheden g in de pperiode 1830-1840 en de rol van Leidse studenten daarin in: Van Zonneveld, De Romantische Club. Voor de oprichting p g van het Leids Studenten Corps p zie men Frank en Wiardi Beckman, Geschiedenis van het Leidsche Studentencorps, ^ pp. i -70. 3 Een oppasser Ppg is een niet inwonende knecht die tegen g geringe g vergoeding g g kleine huishoudelijke 1jke bezigheden bezi g hed verrichtte en boodschappen pp deed. Meerdere studenten maakten ggebruik van de diensten van één oppasser. pp 6 INLEIDING

7 men angstig g g wilde vitten en napluizen, naluizen doch welke van de zijde zijdewaarvan zij zijgenomen zijn zij worden. Hij l weet dat niemand den schrijver schrijve de doode hand zal nadragen om hetgeen ^ deze schertsend en zonder den minsten zweem van kwade luim of verkeerdemutstheid g nederschreef, ^ en belooft dat piquanterie q nooit in hatelijkheid J ontaarden, dat nooit van eenige g stri J Tere J> , van welken aard ook, in deze bladen zal gewaagd g g worden. Deze e e mededeling e n er herhaalde aa e hij vele malen, soms letterlijk, – zoals in `'De hoveling'(7jpen ix, 2 43 _ 2 in – iets andere n ewoor bewoordingen: in en. Klikspaan p heeft nooit iets rondgebazuind g dat iemand schaden kon en houdt wat hij hijweet zóó lang g bij zich tot de tijd er den angel g van verstompt p heeft. Men wil wel zeggen gg dat Klikje soms pi pqquant kan zijn, maar nooit heeft men hem nagegeven dat hij kwaadaardig is l^hij g ofevaarlijk. g l Hij steekt als eene vlieg, als eene wesp, een vergiftigd s oor nalaat. Hij g^ p^spoo integendeel g edelmoediger g dan hij. Zou hij niet oneindig g meer nog g kunnen klik - ken dan hij doet? Maar hij wil niet. Hij is geene booze tong. g Hij Hijweet zeer wel wat hij zwi'l - en en laten moet en hoe ver hij kan gaan. g Klikspaan p zal nooit scherpe p inkt in opene pene won- den laten vloeien. l In het `Voorberigt' bij Typen, gepubliceerd nadat alle twaalf afleveringen verschenen waren, poneerde Kneppelhout nogmaals met klem dat hij geen portretten had willen schilderen, maar slechts een `algemeene karakterschildering' had willen geven. Reacties uit zijn vriendenkring maken duidelijk hoe Kneppelhout daarbij te werk ging. `Ik zie de diplomaten geheel voor my', schreef Beets hem kort na de verschijning van de gelijknamige aflevering (Typen iv, gedateerd 8 maart 1840). Waarlyk allercharmantst. T. Q. P. X. Ze zijn allen naar het leven geteekend en tot i type byeengebracht.'4 Van der Meer van Kuffeler meende trekken van zichzelf te herkennen in Flanor, één van de weinige positieve personages, geportretteerd in Typen xi. `Het karakter van Flanor', schreef hij op 24 januari 1841 aan Kneppelhout, ja Jan ik moet het bekennen, daar heb ik nu en dan eene flaauwe schets myner eigene gewaarwordingen in ontdekt, ik doe een pari 5 dat ik nu en dan de eer had by U te poseeren, toen gy uw held samensteldet. Maar aa hij moest ook toegeven dat hijniet in alle opzichten voor dit personage model had gestaan: Dat ik overigens g Flanor niet ben, ^ gevoel g ik ligt, ^^ p r Ysvra en jacht jachtkende ik niet, en met horten en stooten braakte ik eene enkele onbeduidende oppositie PpPin den publieken gehoorzaal ehoorzaal Pop de promotie p van Beets uit mynen Y voor zulk een taak zoo kwalyk Y gevorm- den mond.6 4 uB Leiden: Correspondentie Beets-Kneppelhout: pp Brief aan Kneppelhout, pp 24 maart i 840. 5 Weddenschap. p 6 Van Kuffeler verwijst J hier naar twee academische ggebruiken: studenten konden elk jaar iaa in het et Latijn ate) geschreven verhandelingen gp insturen over vooraf opgegeven onderwer en (de ^ 'prijsvraag')en 1hadden het recht om bij publieke p ppromoties de promovendus p te ondervragen. gen INLEIDING

7<br />

men angstig g g wilde vitten en napluizen, naluizen doch welke van de zijde zijdewaarvan zij zijgenomen zijn zij<br />

worden. Hij l weet dat niemand den schrijver schrijve de doode hand zal nadragen<br />

om hetgeen ^ deze schertsend en zonder den minsten zweem van kwade luim of verkeerdemutstheid<br />

g nederschreef, ^ en belooft dat piquanterie q nooit in hatelijkheid J ontaarden,<br />

dat nooit van eenige g stri J Tere J> , van welken aard ook, in deze bladen zal gewaagd g g worden.<br />

Deze e e mededeling e n er herhaalde aa e hij vele malen, soms letterlijk, – zoals in `'De<br />

hoveling'(7jpen ix, 2 43<br />

_ 2 in – iets andere n ewoor bewoordingen: in en.<br />

Klikspaan p heeft nooit iets rondgebazuind g dat iemand schaden kon en houdt wat hij hijweet<br />

zóó lang g bij zich tot de tijd er den angel g van verstompt p heeft. Men wil wel zeggen gg dat<br />

Klikje soms pi pqquant kan zijn, maar nooit heeft men hem nagegeven dat hij kwaadaardig is l^hij g<br />

ofevaarlijk. g l Hij steekt als eene vlieg, als eene wesp, een vergiftigd s oor nalaat.<br />

Hij g^ p^spoo<br />

integen<strong>deel</strong> g edelmoediger g dan hij. Zou hij niet oneindig g meer nog g kunnen klik -<br />

ken dan hij doet? Maar hij wil niet. Hij is geene booze tong. g Hij Hijweet zeer wel wat hij zwi'l<br />

-<br />

en en laten moet en hoe ver hij kan gaan. g Klikspaan p zal nooit scherpe p inkt in opene pene won-<br />

den laten vloeien. l<br />

In het `Voorberigt' bij Typen, gepubliceerd nadat alle twaalf afleveringen verschenen<br />

waren, poneerde Kneppelhout nogmaals met klem dat hij geen portretten<br />

had willen schilderen, maar slechts een `algemeene karakterschildering'<br />

had willen geven. Reacties uit zijn vriendenkring maken duidelijk hoe<br />

Kneppelhout daarbij te werk ging. `Ik zie de diplomaten geheel voor my',<br />

schreef Beets hem kort na de verschijning van de gelijknamige aflevering<br />

(Typen iv, gedateerd 8 maart 1840). Waarlyk allercharmantst. T. Q. P. X. Ze zijn<br />

allen naar het leven geteekend en tot i type byeengebracht.'4 Van der Meer van<br />

Kuffeler meende trekken van zichzelf te herkennen in Flanor, één van de weinige<br />

positieve personages, geportretteerd in Typen xi. `Het karakter van<br />

Flanor', schreef hij op 24 januari 1841 aan Kneppelhout,<br />

ja Jan ik moet het bekennen, daar heb ik nu en dan eene flaauwe schets myner eigene<br />

gewaarwordingen in ontdekt, ik doe een pari 5 dat ik nu en dan de eer had by U te poseeren,<br />

toen gy uw held samensteldet.<br />

Maar aa hij moest ook toegeven dat hijniet in alle opzichten voor dit personage<br />

model had gestaan:<br />

Dat ik overigens g Flanor niet ben, ^ gevoel g ik ligt, ^^ p r Ysvra en jacht jachtkende<br />

ik niet, en met<br />

horten en stooten braakte ik eene enkele onbeduidende oppositie PpPin<br />

den publieken<br />

gehoorzaal ehoorzaal Pop<br />

de promotie p van Beets uit mynen Y voor zulk een taak zoo kwalyk Y gevorm-<br />

den mond.6<br />

4 uB Leiden: Correspondentie Beets-Kneppelhout: pp Brief aan Kneppelhout, pp 24 maart i 840.<br />

5 Weddenschap. p<br />

6 Van Kuffeler verwijst J hier naar twee academische ggebruiken: studenten konden elk jaar iaa in het et Latijn ate) geschreven<br />

verhandelingen gp insturen over vooraf opgegeven onderwer en (de ^ 'prijsvraag')en 1hadden<br />

het recht om bij<br />

publieke p ppromoties de promovendus p te ondervragen. gen<br />

INLEIDING

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!