Heden Mosselen, morgen gij - Hans Vervoort
Heden Mosselen, morgen gij - Hans Vervoort
Heden Mosselen, morgen gij - Hans Vervoort
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
oven.<br />
In grote waslokalen kon je je wassen, onder elke kraan stond<br />
een bloot kind dat door zijn moeder gewassen werd. Het hele<br />
schip rook naar etensluchtjes, warm en zoetig, en de etenszalen<br />
waren enorm. Je kreeg pap met jam, vlees met jam, brood met<br />
jam. Alle kinderen aten tegelijk en als iedereen weg was, zat ik<br />
nog achter mijn bord met lange tanden te kauwen. Er kwamen<br />
matrozen langs om de tafels schoon te maken. Ze hadden<br />
heldere gezichten, lachten tegen me en praatten in een onbekende<br />
taal.<br />
Dit duurde mij veel te lang, maar tenslotte kwamen we toch in<br />
Makassar aan. Het was net avond geworden en al vrij donker.<br />
We stonden op de kade in de menigte, naast onze koffertjes,<br />
toen mijn vader ons vond. Hij tilde me op en drukte mijn<br />
moeder tegen zich aan en zo stonden we een tijdje. Ik kende<br />
hem wel van een foto, waar hij samen met iemand anders op<br />
stond, twee mannen met een enveloppe-achtige pet op het<br />
hoofd. Hij was stevig en had een breed, rood gezicht en hij<br />
rook prettig naar tabak.<br />
We stapten in een dogkar, een wagen met paard, en reden weg.<br />
Al na een half uur kwamen we aan waar we zouden wonen,<br />
Bessiweg no 10. Er woonden drie gezinnen, en wij hadden<br />
twee kamers. Je kwam binnen en het was een groot huis, met<br />
warm licht uit de lampen. Mijn vader had voor eten gezorgd,<br />
boterhammen met kaas uit blik. Het was stil buiten en gezellig<br />
binnen en al ver over bedtijd. Ze praatten af en toe met elkaar.<br />
Ik hoorde de naam Robby vallen, terwijl ik met aandacht mijn<br />
boterhammen at. Hij was blond met blauwe ogen en een jaar<br />
ouder dan ik toen hij dood ging. Hij lag in het ziekenzaaltje<br />
van het kamp, heel vrolijk, en vertelde me dat hij een keer<br />
moest lachen en niezen tegelijk, gisteren. `En wat heb je<br />
gedaan?' vroeg ik gespannen. `Allebei', zei hij. Toen hij dood<br />
was, mocht mijn moeder de poort uit om hem te begraven.<br />
Iedereen was vriendelijk voor mij, die dag, en ik kreeg de soep<br />
van hondevlees die anders voor hem bestemd was geweest.<br />
Nu ik zijn naam weer hoorde, in Makassar onder het lamplicht,<br />
dacht ik voor het eerst sinds lange tijd aan hem. Ineens begon<br />
mijn vader zacht te huilen. Ze stonden tegen elkaar aan, mijn<br />
vader en mijn moeder. Na enig aarzelen klom ik van mijn<br />
stoel af en ging erbij staan. De hand van mijn moeder kwam<br />
naar beneden en trok me tegen haar aan.