Heden Mosselen, morgen gij - Hans Vervoort
Heden Mosselen, morgen gij - Hans Vervoort Heden Mosselen, morgen gij - Hans Vervoort
Op een zwart lederen stoel in de hal kon hij adem halen totdat de auto kwam. Ook onderweg bleef het einde uit en thuis was een bed en iemand die achter elkaar 3 koele pilsjes aanvoerde. `Hoe ging het?' vroeg zij. En toen pas begon hij te klagen.
Op pad Nu we weg waren uit het Jappenkamp werd het leven heel anders. Weliswaar zaten we opnieuw in een kamp, maar je kon er uit en ik wist dat er allerlei dingen te gebeuren stonden: we zouden weer vertrekken, we zouden met de boot gaan naar mijn vader. Dat reizen met de boot scheen iets machtigs te zijn. Met name kon mijn moeder lang vertellen over de hijskraan op de kade. Ze liet dan haar arm langzaam dalen met geopende hand, die hand kwam ergens op terecht (een blokje, of een stukje brood), sloot zich na enig zoeken, en steeg dan weer op, begaf zich zijwaarts en liet dan de lading weer zakken op het dek van het schip. Dat moest ik mij natuurlijk vele malen groter voorstellen. We zaten hier in kleine sombere kamertjes zonder raam. Het was een oude kazerne. Buiten scheen de zon, maar je zag er niets van, want de deur kwam alleen uit op een gang. `Weet je wat we doen', zei tante Aal op een dag binnenkomend, `we hakken een gat in die muur.' `Kun je dat nou wel doen, meid?' vroeg mijn moeder ongerust. `Welja', zei tante Aal, `als ze er wat op tegen hebben dan plakken ze het maar weer dicht met hun formulieren.' Dit bracht mijn moeder aan het giechelen. Tante Aal nam de bijl op die ze bij zich had en sloeg aan het hakken. Het was een dunne witte muur, maar toch duurde het nog wel een uur voordat zij en mijn moeder het gat gemaakt hadden. Het was een rond gat, en een beetje gekarteld, maar je kon erdoor naar buiten kijken en er kwam ook licht naar binnen. Het hokje werd er een stuk vrolijker door. `Zo, nou valt er tenminste in te wonen,' zei tante Aal. We zaten op de bedden en keken tevreden naar het gat. `Wanneer gaan we nu naar pappie?' vroeg ik om iets te zeggen. Mijn moeder zuchtte. We zaten nu twee weken in het doorgangskamp. `Nog een paar dagen wachten, jongen,' zei ze, en tegen tante Aal: `Hij vraagt voortdurend om zijn vader. Ik ben gisteren nog wezen informeren, maar die onderluitenant Onderwater verstopt zich gewoon. We moesten maar eens voor zijn kantoor gaan zingen: Luitenant Onderwater, kom eens boven water.' Dat leek me erg leuk en ik lachte hard. Die middag kreeg zij een brief. We zaten bij het washok. Het rook er niet zo fijn, een beetje naar urine. Na een tijdje begon ik me te vervelen. Ik liep naar haar toe, bukte me en keek. `Waarom huil je, mam?' vroeg ik verlegen, maar kreeg geen antwoord. Ik nam een scherp steentje en begon mijn naam te
- Page 10 and 11: Bibelebonse Nap Geen mens stapte ge
- Page 12 and 13: aan. `Vuile dief!' riep hij ineens
- Page 14 and 15: gebeuren. Ik liep terug naar de sce
- Page 16 and 17: tent te kruipen. Ik was doornat en
- Page 18 and 19: gefluister kwamen we tot de conclus
- Page 20 and 21: varkensoogjes. Little Big Boss Leo
- Page 22 and 23: Heden mosselen, morgen gij 1 `Dat k
- Page 24 and 25: nam nog een cognacje en ijsbeerde h
- Page 26 and 27: John en ik zuchtten. Schmidt wuifde
- Page 28 and 29: `En zo'n stoel die je achterover ku
- Page 30 and 31: wangen. Ik stond op, haalde er snel
- Page 32 and 33: viel onderling weinig meer te prate
- Page 34 and 35: worden.' Hier schrok hij een beetje
- Page 36 and 37: Navrant! Ze was zelfs nog wat slank
- Page 38 and 39: Maar nee, ze pakte de deurknop beet
- Page 40 and 41: Kogels en bananen (een verhaal) 1 `
- Page 42 and 43: kijken, vind ik. Af en toe sla je e
- Page 44 and 45: Ik wees op het hek en maakte gebare
- Page 46 and 47: Ze keek me helder aan. `Hij heeft e
- Page 48 and 49: dan uw bod, maar het had voor ons h
- Page 50 and 51: was nog vrij warm, maar de hitte wa
- Page 52 and 53: `Ja, maar die prijs was te laag', z
- Page 54 and 55: `Uitstekend', zei Oeson. We stonden
- Page 56 and 57: `Dat lijkt me een beter idee', zei
- Page 58 and 59: Kleine onderbreking De man van de r
- Page 62 and 63: schrijven in de groene aanslag van
- Page 64 and 65: Bijna De bren was duidelijk het pre
- Page 66 and 67: Langs berg en dal De middag dat het
- Page 68 and 69: schouders.' Ik deed het en kon wank
- Page 70 and 71: maar dan met zwart haar eromheen. `
- Page 72 and 73: `Nou, eh, dat hoorden we van die, h
- Page 74 and 75: `Oom Bouke wilde met me boksen', ze
- Page 76 and 77: liepen snel de trap op. Oom ging er
- Page 78 and 79: Gehoorzaam ging ik liggen, rillend
Op pad<br />
Nu we weg waren uit het Jappenkamp werd het leven heel<br />
anders. Weliswaar zaten we opnieuw in een kamp, maar je kon<br />
er uit en ik wist dat er allerlei dingen te gebeuren stonden: we<br />
zouden weer vertrekken, we zouden met de boot gaan naar<br />
mijn vader. Dat reizen met de boot scheen iets machtigs te zijn.<br />
Met name kon mijn moeder lang vertellen over de hijskraan op<br />
de kade. Ze liet dan haar arm langzaam dalen met geopende<br />
hand, die hand kwam ergens op terecht (een blokje, of een<br />
stukje brood), sloot zich na enig zoeken, en steeg dan weer op,<br />
begaf zich zijwaarts en liet dan de lading weer zakken op het<br />
dek van het schip. Dat moest ik mij natuurlijk vele malen<br />
groter voorstellen.<br />
We zaten hier in kleine sombere kamertjes zonder raam. Het<br />
was een oude kazerne. Buiten scheen de zon, maar je zag er<br />
niets van, want de deur kwam alleen uit op een gang.<br />
`Weet je wat we doen', zei tante Aal op een dag<br />
binnenkomend, `we hakken een gat in die muur.'<br />
`Kun je dat nou wel doen, meid?' vroeg mijn moeder<br />
ongerust.<br />
`Welja', zei tante Aal, `als ze er wat op tegen hebben dan<br />
plakken ze het maar weer dicht met hun formulieren.'<br />
Dit bracht mijn moeder aan het giechelen. Tante Aal nam de<br />
bijl op die ze bij zich had en sloeg aan het hakken. Het was een<br />
dunne witte muur, maar toch duurde het nog wel een uur<br />
voordat zij en mijn moeder het gat gemaakt hadden. Het was<br />
een rond gat, en een beetje gekarteld, maar je kon erdoor naar<br />
buiten kijken en er kwam ook licht naar binnen. Het hokje<br />
werd er een stuk vrolijker door.<br />
`Zo, nou valt er tenminste in te wonen,' zei tante Aal. We<br />
zaten op de bedden en keken tevreden naar het gat.<br />
`Wanneer gaan we nu naar pappie?' vroeg ik om iets te zeggen.<br />
Mijn moeder zuchtte. We zaten nu twee weken in het<br />
doorgangskamp.<br />
`Nog een paar dagen wachten, jongen,' zei ze, en tegen tante<br />
Aal: `Hij vraagt voortdurend om zijn vader. Ik ben gisteren<br />
nog wezen informeren, maar die onderluitenant Onderwater<br />
verstopt zich gewoon. We moesten maar eens voor zijn<br />
kantoor gaan zingen: Luitenant Onderwater, kom eens boven<br />
water.'<br />
Dat leek me erg leuk en ik lachte hard.<br />
Die middag kreeg zij een brief. We zaten bij het washok. Het<br />
rook er niet zo fijn, een beetje naar urine. Na een tijdje begon<br />
ik me te vervelen. Ik liep naar haar toe, bukte me en keek.<br />
`Waarom huil je, mam?' vroeg ik verlegen, maar kreeg geen<br />
antwoord. Ik nam een scherp steentje en begon mijn naam te