04.05.2013 Views

Inger PlaIsIer En KarIanne Kalshoven Gezonde Bedrijfscultuur

Inger PlaIsIer En KarIanne Kalshoven Gezonde Bedrijfscultuur

Inger PlaIsIer En KarIanne Kalshoven Gezonde Bedrijfscultuur

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

22<br />

WETENSCHAP<br />

moeders laat psychische problemen zien, voortkomend uit het<br />

moeizaam of niet verwerken van het verlies van het kind (De Leeuw<br />

& Van Tuyll, 1995; O’Leary Wiley & Baden, 2005; De Leeuw, 2007;<br />

Bos, 2008). Dit verlies wordt door Soll en Buterbough (2003) vergeleken<br />

met de psychologische dood van het kind.<br />

Verliezen, verwerken en doorgaan<br />

‘Children’s chances of achieving optimal outcomes will depend on<br />

their parent’s capacities to respond appropriately to their needs<br />

at different stages of their development’ (Department of Health,<br />

UK, 2000b, p. 9). Ontwikkelingsstadia lopen in adoptiegezinnen<br />

ietwat anders. Naast het voltooien van het reguliere ontwikkelingspad<br />

spelen er in adoptiegezinnen meer en andere thema’s dan in<br />

gezinnen met biologisch eigen kinderen. Dit komt allereerst omdat<br />

er geen gezamenlijke start is en het adoptiegezin is gebouwd op<br />

verlieservaringen. Het integreren van deze ervaringen is nodig om<br />

te komen tot een goed verloop van de adoptie.<br />

De afstandsmoeder verliest haar kind en de adoptieouder verliest een<br />

(gedroomd) biologisch eigen kind. Het geadopteerde kind verliest<br />

zijn ouder(s), zijn geboorteland, zijn cultuur en ook een stukje<br />

identiteit. De herkenning in de zin van de fysieke overeenkomst<br />

tussen ouder en kind wordt eveneens verloren. Het verlies is en blijft<br />

alomtegenwoordig bij afstand en adoptie – in elke levensfase op een<br />

eigen manier. In hulpverlening aan afstandsmoeders, geadopteerden<br />

of adoptieouders zal verlies altijd ter sprake moeten komen.<br />

Het verlies en het gescheiden raken van de gehechtheidsfiguur of<br />

het ontbreken van een veilige gehechtheidsrelatie heeft voor het<br />

(jonge) kind ingrijpende consequenties. Trevarthen (2001) heeft<br />

het in deze context over het afstemmen tussen kind en opvoeder,<br />

waarbij de wederkerigheid in de interactie tussen ouder en kind<br />

cruciaal is voor de ontwikkeling. Hughes (2009) benadrukt dat het<br />

wederkerige, intersubjectieve proces tussen ouder en kind beiden<br />

in staat stelt ervaringen te delen – eerst non­verbaal en later ook<br />

verbaal – waardoor het innerlijk leven van het kind en van de ouder<br />

wordt verdiept en georganiseerd, zodat een coherent zelf wordt<br />

gevormd. Dit coherente zelf ontleent het kind in eerste instantie<br />

dus aan de gehechtheidsfiguur. Daar waar geen gehechtheidsfiguur<br />

aanwezig is die het kind kan beschermen en het zichzelf leert<br />

reguleren en daar waar wederkerigheid en voorspelbaarheid in de<br />

gehechtheidsrelatie afwezig waren, kan het kind geen veilig gehechtheidspatroon<br />

ontwikkelen. Niet alleen op niveau van gedrag, maar<br />

ook biofysiologisch raakt het kind ontregeld (Gunnar & Kertes,<br />

2005; Rutter e.a., 2004, 2009). We zien dit met name terug bij<br />

kinderen die de eerste levensjaren in kindertehuizen doorbrachten.<br />

Diverse vragen en problemen kunnen ontstaan, waarbij Rutter e.a.<br />

(2009) 4 gedragsclusters identificeert: ontremde gehechtheid (met<br />

name ‘allemansvriendjesgedrag’), quasi­autistische trekken (ASS),<br />

ongeconcentreerd zijn/hyperactiviteit (ADHD) en intellectuele<br />

achterstanden. Opvallende bevinding is dat er na de plaatsing in een<br />

gezin gedurende de eerste 2 jaar veel vooruitgang wordt geboekt en<br />

het herstelproces zet zich – zij het in een wat trager tempo – door<br />

tot vele jaren na de adoptie. 10 Dit is consistent met bevindingen uit<br />

de meta­analyse van Van IJzendoorn en Juffer (2006). Ten opzichte<br />

van de normgroep wordt aanvankelijk bij bijna vijfmaal zoveel<br />

geïnstitutionaliseerde kinderen een gedesorganiseerd gehecht­<br />

gZ-PSYCHOLOGIE 6 n SEPTEMBER 2011<br />

heidspatroon aangetroffen (73 procent in instituties tegenover 15<br />

procent in de normgroep), terwijl in adoptiegezinnen 31 procent<br />

van de kinderen als gedesorganiseerd wordt geclassificeerd. Dat is<br />

tweemaal zoveel als in de normpopulatie (Van den Dries e.a., 2009).<br />

Er is daarmee sprake van een grote verbetering op groepsniveau,<br />

maar de gehechtheidsrepresentatie van een deel van de kinderen<br />

verbetert niet.<br />

Naast het separatietrauma kan het zijn dat er in de levensgeschiedenis<br />

van het geadopteerde kind meer ingrijpende gebeurtenissen<br />

zijn geweest. Het kind kan zijn verwaarloosd of mishandeld.<br />

Het kan getuige of slachtoffer zijn geweest van geweld of andere<br />

nare gebeurtenissen. Trauma en de reactie op dit trauma kan zich<br />

hebben verankerd op neurobiologisch niveau. Dikwijls is onbekend<br />

wat er in het geboorteland is gebeurd. Voor diagnostiek en hulpverlening<br />

bij adoptie is het van belang ervan uit te gaan dat het kind<br />

zich een gedragspatroon eigen heeft gemaakt om te kunnen<br />

overleven. Eenmaal in Nederland is dit dikwijls een disfunctioneel<br />

patroon. Soms is dat patroon zo verankerd, dat hulpverlening nodig<br />

is. Golding (2008) spreekt van ‘new families, old scripts’ om aan<br />

te geven dat het kind dikwijls niet vanzelf een ontstaan patroon<br />

kan veranderen. Adoptieouders hebben soms hulp nodig om deze<br />

oude scripts te begrijpen en om het kind te helpen ze te herschrijven<br />

(Cairns, 2002; Golding, 2008; Gray, 2007; Hughes, 2009; Perry &<br />

Szalavitz, 2007).<br />

Adoptie maakt dat het kind er in zijn ontwikkeling een aantal<br />

taken ‘bij’ krijgt: thema’s die specifiek met afstand en adoptie te<br />

maken hebben en waartoe het kind zich moet gaan verhouden, die<br />

moeten worden geïntegreerd in diens levensverhaal. Tabel 2 geeft<br />

een globaal overzicht van de ‘specifieke’ ontwikkelingstaken die<br />

geadopteerden kunnen tegenkomen vanaf het moment dat zij ter<br />

adoptie zijn geplaatst.<br />

Ontwikkelingstaken geadopteerden<br />

• verlies van geboortefamilie en omgaan met separatietrauma<br />

• omgaan met cultuurshock<br />

• hechting en ingroei in adoptiegezin<br />

• ontwikkeling van vertrouwen naar adoptieouders<br />

• verwerving tweede taal<br />

• omgaan met adoptie/verschil tussen zichzelf en ouders<br />

• integratie van negatieve ervaringen en/of trauma<br />

• etniciteit en kleur integreren in zelfbeeld<br />

• fantasieën over afkomst een plaats geven<br />

• gevoelens van verlaten zijn versus gewenst zijn plaatsen<br />

• (des)interesse in ‘roots’ en een weg hierin vinden<br />

• omgaan met dubbele loyaliteiten/dubbel ouderpaar<br />

• culturele identiteit vinden en opbouwen<br />

• beslissing nemen tot zoeken/niet zoeken<br />

• acceptatie van en vormgeven aan rol van de triadische familie 11<br />

• partnerrelatie aangaan en vasthouden<br />

• een kind krijgen en biologische verwantschap ervaren<br />

Tabel 2. Ontwikkelingstaken voor geadopteerden (Vinke, 2007).<br />

globaal van boven naar onder gerangschikt vanaf het moment van<br />

adoptie: start adoptie en verloop gedurende levensloop.<br />

10 In het onderzoek van Rutter e.a. – de <strong>En</strong>glish Romanian Adoption Study<br />

(ERA Study) – worden Roemeens en <strong>En</strong>gels geadopteerde kinderen lange tijd<br />

gevolgd. Daarbij worden tot in de puberteit veranderingen gerapporteerd.<br />

11 Bij adoptie wordt uitgegaan van de triade (de driehoek): kind,<br />

afstandsouder(s) en adoptieouders. De triadische familieverbanden omvatten<br />

verbanden binnen de adoptiefamilie en de familie die afstand deed of<br />

moest doen van het kind.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!