Inger PlaIsIer En KarIanne Kalshoven Gezonde Bedrijfscultuur
Inger PlaIsIer En KarIanne Kalshoven Gezonde Bedrijfscultuur
Inger PlaIsIer En KarIanne Kalshoven Gezonde Bedrijfscultuur
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
dat ‘psychologiseren’ een westers fenomeen is. Hoe dan ook:<br />
de neiging tot ‘externaliseren’ en ‘somatiseren’ zou ervoor<br />
kunnen zorgen dat de allochtone cliënten zich vaak passief<br />
opstellen in de therapie, en ‘opdrachten’, cruciaal voor CGT,<br />
niet uitvoeren (De Jong & Van den Berg, 1996). Volgens<br />
Örücü (1996) moet de therapeut daarom onder meer afwijken<br />
van de volgorde van de stappen of zelfs afzien van een aantal<br />
onderdelen. Hierdoor kan men zich afvragen of CGT even<br />
effectief is bij nietwesterse cliënten als bij de westerse cliënten.<br />
Dat typisch westerse psychologische behandelingen zoals<br />
CGT minder geschikt en minder effectief zijn bij nietwesterse<br />
allochtonen werd gesuggereerd door onder meer Jackson en<br />
Schmutzer (2006) en Hofmann (2006). Knipscheer en Kleber<br />
(2005) schrijven over allochtone cliënten in de ggz: ‘...reguliere<br />
psychotherapieën zijn vaak verbaal en sluiten inhoudelijk niet<br />
altijd goed aan...’ (p. 722).<br />
Onderzoek naar de relatieve effectiviteit van CGT bij angststoornissen<br />
bij patiënten met een verschillende etnische<br />
achtergrond is schaars. Friedman, Braunstein en Halpern<br />
(2006) hebben in de Verenigde Staten het effect van CGT<br />
onderzocht bij 24 AfroAmerikaanse en 16 blanke cliënten<br />
met een paniekstoornis met of zonder agorafobie. Het gemiddelde<br />
aantal sessies was 16,2. CGT had evenveel effect op het<br />
verminderen van angst en depressieve klachten bij beide<br />
groepen. De auteurs suggereren evenwel dat de standaardbehandelingen<br />
zouden moeten worden aangevuld met bijvoorbeeld<br />
een psychoeducatiefase bij AfroAmerikaanse cliënten.<br />
Deze suggestie is echter louter gebaseerd op klinische impressie<br />
binnen dit onderzoek. Carter, Sbrocco, Gore, Marin en Lewis<br />
(2003) hebben een vergelijkbaar onderzoek gedaan naar effecten<br />
van CGT bij AfroAmerikaanse cliënten met een paniekstoornis<br />
met milde agorafobie. CGT in groepsverband werd<br />
uitgevoerd bij 14 patiënten in 11 sessies. Dit werd vergeleken<br />
met de wachtlijstgroep (n = 11). Bij 54% was er sprake van<br />
volledige remissie van paniekfrequentie, vermijdingsgedrag en<br />
angst en bij 17% was er sprake van significante verbetering van<br />
paniekklachten. In de wachtlijstgroep toonde slechts 1 respondent<br />
enige verbeteringen. De CGT was evident effectief bij<br />
AfroAmerikaanse cliënten. Omdat groepstherapie werd uitgevoerd<br />
zijn de resultaten moeilijk generaliseerbaar naar individuele<br />
therapie. Ook was er geen controlegroep met blanke<br />
Amerikanen en was er geen followupmeting uitgevoerd.<br />
Friedman en Paradis (1991) hebben de verschillen in symptomatologie<br />
tussen 15 AfroAmerikaans en 15 Kaukasische<br />
Amerikanen met een paniekstoornis met agorafobie onderzocht.<br />
Gedragstherapie met in-vivo exposure werd toegepast.<br />
Bij 84% van blanke Amerikaanse cliënten was er sprake van<br />
significante verbetering van de klachten. Bij AfroAmerikaanse<br />
patiënten was dit slechts 33%. De standaardbehandelingen<br />
hadden evident minder effect bij AfroAmerikaanse cliënten<br />
dan bij autochtone Amerikanen. De auteurs suggereren dat de<br />
standaardbehandeling zou moeten worden aangepast voor de<br />
AfroAmerikaanse doelgroep door meer steunende interventies<br />
aan te bieden vanwege een andere gezinsdynamiek.<br />
WETENSCHAP<br />
Schulz, Resick, Huber en Griffin (2006) hebben recentelijk een<br />
onderzoek gedaan bij 53 nietwesterse vluchtelingen met PTSS.<br />
De data werden geanalyseerd om effecten van CGT bij vluchtelingen<br />
met PTSS te evalueren. Respondenten kregen CGT,<br />
CPT (cognitieve procestherapie) en exposurebehandelingen;<br />
25 respondenten kregen therapie met tolk, 28 respondenten in<br />
eigen taal. Het aantal sessies was bij beide groepen hoger dan<br />
gebruikelijk (17 in plaats van 12) en de sessies bij de groep in<br />
de eigen taal waren langer dan binnen protocollaire behandelingen<br />
gebruikelijk is (1,5 tot 2 uur). Er was sprake van een significante<br />
vermindering van de PTSSklachten in beide condities.<br />
De auteurs concluderen dat CGT zeer effectief was. Echter: de<br />
toewijzing aan condities was niet gerandomiseerd. Er was tevens<br />
geen controlegroep van westerse patiënten.<br />
Het beeld dat naar voren komt uit deze onderzoeken is dat CGT<br />
effectief kan zijn bij nietwesterse cliënten. Er werd echter in het<br />
onderzoek van Schulz e.a. (2006) afgeweken van de protocollen.<br />
Het aantal sessies is hoger en de duur van de sessiesis langer. Het<br />
aantal deelnemers in de studies was vaak klein (Carter e.a., 2003;<br />
Friedman e.a., 2006; Friedman & Paradis, 1991). De onderzoeken<br />
die zijn verricht met allochtone cliënten betreffen beperkte<br />
etnische groepen in de Verenigde Staten en Zweden.<br />
Zo’n 10 jaar geleden waren allochtone cliënten verantwoordelijk<br />
voor 30 tot 50% van de aanmeldingen bij de ggz in de<br />
grote steden (Colijn, Snijders & Trijsburg, 2003) en er zijn<br />
geen aanwijzingen dat dit percentage is verminderd (De Jong<br />
& Colijn, 2010). Op grond van de opgedane ervaringen met<br />
de behandeling van psychische problemen van allochtonen<br />
is gesuggereerd om bijvoorbeeld meer tijd te besteden aan<br />
psychoeducatie, het systeem bij de behandeling te betrekken<br />
en de cognitieftherapeutische technieken te vereenvoudigen<br />
(Emmelkamp & Van Schaik, 2010). De bestaande protocollen<br />
zouden daarom moeten worden aangevuld met interculturele<br />
modulen (Knipscheer & Kleber, 2005). Op verschillende<br />
plaatsen in Nederland zijn trainingen in culturele competentie<br />
opgezet. De effecten daarvan zijn echter nog niet onderzocht<br />
(Emmelkamp & Van Schaik, 2010). De opinie dat CGT minder<br />
effectief is bij nietwesterse allochtonen is vooralsnog een<br />
hypothese die niet wordt ondersteund door empirisch onderzoek.<br />
Deze hypothese wordt in dit onderzoek getoetst: er wordt<br />
nagegaan of de vermindering van angstklachten met behulp van<br />
CGT groter is bij autochtone cliënten met angstklachten vergeleken<br />
met allochtone cliënten.<br />
Methoden<br />
Onderzoeksgroep<br />
Er hebben 46 Nederlandse cliënten en 19 nietwesterse allochtone<br />
cliënten deelgenomen. Alle cliënten werden aangemeld<br />
bij het Academisch Angstcentrum Altrecht (AAA) –<br />
een specialistische afdeling van de Polikliniek van Altrecht;<br />
een grote ggzinstelling in de regio Utrecht. De deelnemers<br />
werden geïncludeerd indien ze als hoofddiagnose een angststoornis<br />
hadden. De diagnose werd gesteld met behulp van<br />
gZ-PSYCHOLOGIE 6 n SEPTEMBER 2011 11