04.05.2013 Views

1986 JAARBOEK - Historisch Centrum Overijssel

1986 JAARBOEK - Historisch Centrum Overijssel

1986 JAARBOEK - Historisch Centrum Overijssel

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ZWOLS<br />

HISTORISCH<br />

<strong>JAARBOEK</strong><br />

<strong>1986</strong>


ZWOLS<br />

HISTORISCH<br />

<strong>JAARBOEK</strong><br />

<strong>1986</strong><br />

ZWOLSE HISTORISCHE VERENIGING


INHOUD<br />

Een aanzienlijke gemeente met een eerlijke<br />

verdraagzaamheid /. Erdtsieck en W. Faber 1 - 87<br />

Joodse onderduikers in P.C. Hooftstraat 18<br />

te Zwolle N.C. Noordhof - 115


CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG<br />

Zwols<br />

Zwols historisch jaarboek / Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging.<br />

— 1984 — .... — Zwolle: Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging. —<br />

Verschijnt jaarlijks.<br />

Jaarboek 3 (<strong>1986</strong>) / [red. P.J. Lettinga en N. Lettinck; ill. J.P. de<br />

Koning]. — III.<br />

Met lit. opg.<br />

ISBN 90-71099-05-9<br />

SISO over 938.1 UDC 949.2*8000(058)<br />

Trefw.: Zwolle; geschiedenis; jaarboeken.<br />

Colofon<br />

Redactie: P. J. Lettinga en N. Lettinck.<br />

Omslagontwerp: Han Prins<br />

Op de omslag een gestileerde versie van een veertiende-eeuws zegel<br />

van Zwolle.<br />

Foto's: Gemeentelijke fotodienst/J. P. de Koning en<br />

J. Hagedoorn.<br />

Zet- en drukwerk: Administratie- en dienstencentrum "De Sassenpoort"<br />

te Zwolle.<br />

Copyright © <strong>1986</strong>, Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging.<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden<br />

door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.


. Ds. G.H. van Senden (schilderij in de kerkvoogdijkamer van de<br />

Grote Kerk).


EEN AANZIENLIJKE GEMEENTE<br />

MET<br />

EEN EERLIJKE VERDRAAGZAAMHEID<br />

Verkenning in de Zwolse Hervormde Gemeente<br />

gedurende de jaren 1830 - 1940<br />

door J. Erdtsieck<br />

en<br />

W. Faber<br />

"Ik schat het te hooger daar ik het ontvang uit den<br />

boezem van een Kollegie, dat de aanzienlijke gemeente<br />

van Zwolle zoo wel vertegenwoordigt. . ."<br />

(Ds. G.H. van Senden als antwoord op zijn<br />

beroep naar Zwolle op 18 april 1832)<br />

"Zwolle heeft om zijn eerlijke verdraagzaamheid een<br />

goeden naam in onze kerk. Mannen, Broeders, werkt mede,<br />

opdat wij dien goeden naam met eere blijven dragen."<br />

(Bestuur der Algemeene Kiesvereniging in 1892)<br />

INLEIDING<br />

Deze verhandeling is het eerste deel van een boekje, dat nog in zijn geheel<br />

verschijnen moet. Het is niet bedoeld als een uitputtend verhaal.<br />

Het is slechts een globale verkenning van de geestelijke stromingen,<br />

die zich in de Hervormde gemeente hebben voorgedaan tussen de jaren<br />

1830 en 1940. We hebben dit vertrekpunt gekozen, omdat in 1830 de<br />

Herv. Kerk juist bekomen was van de woelingen en veranderingen tijdens<br />

de Franse overheersing, gevolgd door een ingrijpende reorganisatie<br />

in 1816. De kerk had zich hiermede aangepast aan de staatkundige<br />

ontwikkeling. Dit kon ook niet anders, want de kerk manifesteerde<br />

zich in die dagen duidelijk als een staatsorgaan. De verlichte aristocratie<br />

had het voor het zeggen en het streven naar "rust" was de hoogste<br />

wijsheid.<br />

De Zwolse situatie is hierop geen uitzondering.<br />

Het eindpunt, dat in dit artikel niet ter sprake komt, is op. 10 april<br />

1940. In de toenmalige kerkeraad kreeg na een lang dominerende vrijzinnigheid,<br />

het orthodoxe deel van de gemeente de meerderheid, zonder<br />

dat dit de deelname van de andere stromingen uitsloot.<br />

Dit deel eindigt met de dood van ds. J. Vermeer. Deze predikant heeft<br />

ongetwijfeld de grondslag gelegd voor de latere veranderingen, die me-<br />

1


de onder invloed van de economische en politieke omstandigheden tot<br />

stand konden komen.<br />

Getracht is de ontwikkelingen te schetsen aan de hand van het optreden<br />

van enkele markante predikanten. Ook dit vraagt om een nadere<br />

toelichting.<br />

Een predikant komt maar niet zo in een gemeente. Sociologisch gezien<br />

is hij de vertolker van de gevoelens die in een gemeente leven. Onttrekt<br />

hij zich hieraan, dan raakt hij geïsoleerd. Herkent men hem, dan zijn<br />

er mogelijkheden van beïnvloeding op de gemeente. Zonder nu de vele r<br />

andere predikanten te miskennen van wie ongetwijfeld velen met<br />

trouw en aandacht hun werk hebben verricht, springt er toch enigen<br />

uit, die als "primus interpares" mogen gelden. Rondom deze mensen<br />

is het verhaal geschreven. Bovendien geldt, vooral in de vorige eeuw,<br />

dat predikanten een grote invloed op de samenleving hebben gehad.<br />

De helft van de universitair opgeleiden was theoloog en vond alszodanig<br />

ook gehoor in de samenleving.<br />

Een andere faktor, die we ook in acht hebben genomen, is de maatschappelijke<br />

werkelijkheid. Een kerk leeft niet geïsoleerd en is niet boven<br />

de sociologische wetten verheven, al doet men dat wel eens voorkomen.<br />

Uiteraard is er een wisselwerking en oefent een kerk ook invloed<br />

uit op de maatschappij. Daarom ontkomen we er niet aan maatschappelijke<br />

ontwikkelingen bij ons verhaal te betrekken.<br />

Verder kunnen we de theologische stromingen, die in Nederland (vaak<br />

onder buitenlandse invloed) een rol hebben gespeeld ook niet buiten<br />

beschouwing laten. In het kader van deze publikatie kunnen we hier<br />

niet uitgebreid op ingaan en moeten we volstaan met enige informatie<br />

voor de niet ter zake kundige lezers.<br />

Tenslotte hebben we getracht aan te tonen, dat kerkelijke scheuringen<br />

en dogmatische twisten mede een vertaling zijn van maatschappeljk<br />

verzet 24 . Een bovenlaag tracht zijn voorrechten te behouden en de vertaling<br />

van de Bijbelse boodschap wordt vaak gekleurd door menselijke<br />

eigenaardigheden en subjektieve benaderingen. Hoewel we getracht<br />

hebben ons aan deze subjektiviteit te onttrekken, hebben we dit niet<br />

altijd kunnen voorkomen.<br />

Overigens nog onze welgemeende dank aan de medewerkers van de gemeentelijke<br />

archiefdienst, die de kerkelijke stukken zo uitstekend toegankelijk<br />

hebben gemaakt en ons verder met raad en daad ter zijde<br />

hebben gestaan. Dit geldt ook voor de redaktie van het jaarboek. In<br />

het bijzonder zijn we mevrouw H. A. v.d. Vecht erkentelijk voor het<br />

zorgvuldig uittypen van het manuscript.<br />

de schrijvers.


HEREN VAN STAND<br />

De periode Van Senden (1832 - 1851)<br />

Het beroep<br />

Alle partijschap heeft opgehouden.<br />

Al het geledene is vergeeten.<br />

En vergeeven.<br />

Alle de aanzienlijken komen in de regeering.<br />

Het volk krijgt een vrolijken dag<br />

Op gemeene kosten.<br />

De oude tijden komen wederom.<br />

Elk dankt God.<br />

(uit de proclamatie op 17 november 1813, ter gelegenheid van<br />

de bevrijding van de Fransen).<br />

Op woensdag 18 april 1832 ontving de 39-jarige predikant Gerhard<br />

Heinrich van Senden in zijn pastorie in Middelbert, een beroepbrief<br />

uit Zwolle.<br />

Door het overlijden van ds. G. Rademaker in juni 1831 was er een vacature<br />

ontstaan en de Kerkeraad verlangde:<br />

"dat voornoemde G. H. van Senden deze beroeping bereidvaardig<br />

aanneme, en na de approbatie, zoo van het daartoe bevoegd Kerkelijk<br />

Bestuur, als van Z.M. den Koning verkregen te hebben, ten<br />

spoedigste tot deze gemeente overkome, en door leer en voorbeeld,<br />

bestuur en opzigt, alles te doen, wat een Herder en Leeraar overeenkomstig<br />

Gods H. Woord, volgens de verordeningen der Nederlandsche<br />

Hervormde Kerk betaamt, en waardoor de kennis, betrachting<br />

en alle de zalige uitwerkselen van het Evangelie alhier<br />

kunnen bevorderd worden."<br />

3<br />

Hoewel ds. Van Senden nog enig uitstel bedong alvorens te beslissen,<br />

liet hij in zijn antwoord duidelijk merken, hoe vereerd hij was met de<br />

roeping en dat deze wel zou aannemen.<br />

"Wat ik onder opzien tot den Vader daarboven meen te moeten<br />

doen, dat zal ik UW Eerwaarden reeds binnen enkele dagen bekend<br />

maken. Intusschen hoop ik dat deze keus zal uitvallen overeenkomstig<br />

het verlangen, dat door UW Eerwaarden omtrent haar in<br />

de beroepsbrief ondubbelzinnig is uitgedrukt.''<br />

3


Het was niet moeilijk voor Van Senden om "ja" te zeggen. Hij was in<br />

1793 in Ophusen in Oost-Friesland geboren. Dit sterk op Nederland<br />

betrokken gebied was reeds in 1806 bij het "Koninkrijk Holland" ingelijfd<br />

en behoorde na 18,11 tot hetzelfde Franse keizerrijk. Hij volgde<br />

opleidingen in Embden en Aurich, maar ging verder studeren aan de<br />

universiteit in Groningen. In 1813, toen Pruisen weer zelfstandig was<br />

geworden, vervulde hij daar de militaire dienst en na het afleggen van<br />

de nodige examens werd hij in 1815 beroepen te Nendorp aan de Ems.<br />

In 1818 werd hij in Middelbert beroepen, een klein dorpje 6 km. van<br />

Groningen. Vermoedelijk wilde hij dicht bij de Groningse universiteit<br />

wonen. Al tijdens zijn studie was Van Senden een zeer begaafd man<br />

met een dichterlijke geest en een ruime wetenschappelijke belangstelling.<br />

Zo was hij honorair lid van het natuurkundig en scheikundig gezelschap.<br />

Hij kon nu voortdurend contact houden met de universiteit<br />

en de pastorale verzorging van de bijna 200 zielen vroeg niet veel van<br />

z'n tijd. De herfst en de winter bracht hij grotendeels op z'n studeerkamer<br />

door 30 . Ongetwijfeld zal hij kennis hebben genomen van de opkomende<br />

Groninger richting, die door de hoogleraren Van Oordt, Pareau<br />

en vooral door Hofstede de Groot in de jaren 1829/1830 werd ingezet.<br />

Op dit theologen- en domineesappèl, dat zo bepalend is geweest<br />

in de eerste helft van de 19e eeuw en zo lang heeft nagewerkt in de latere<br />

jaren, wordt later nog iets meer ingegaan.<br />

Geen wonder dus, dat Van Senden het in Middelbert veertien jaar uithield.<br />

Het geringe traktement van een paar honderd gulden per jaar en<br />

vrij wonen deerde hem niet zo, want Van Senden kwam uit een gezeten<br />

en gegoede familie. Echter op lange termijn is het aanlokkelijk om op<br />

een plaats te zijn waar je je wat meer kunt ontplooien. Bovendien was<br />

de Zwolse jaarwedde van ƒ 1.400,-- niet te versmaden. Hiervan werd<br />

ƒ 1.050,-- door de overheid betaald, terwijl de kerkvoogdij er nog eens<br />

ƒ 350,-- bijlegde. Ter vergelijking moeten we weten dat een arbeider<br />

toen ƒ 4,— per week verdiende en een onderwijzer en een klerk ƒ 300,-per<br />

jaar. De burgemeester ontving toen ƒ 1.600,--.<br />

Ds. Van Senden hoefde er dan ook niet lang over na te denken. Reeds<br />

op 23 april liet hij weten, dat de uitslag van zijn beraad uitgevallen<br />

was:<br />

"overeenkomstig de wil van U Mijne Heeren. De Heer gebiede Zijnen<br />

hoogen Zege over Uwe en mijne keus."<br />

Het begin zou voor ds. Van Senden niet gemakkelijk zijn. Zowel in de<br />

burgerlijke als in de kerkelijke gemeente was er in 1832 nogal wat aan<br />

de hand. In de zomer brak n.1. een ernstige cholera-epidemie uit. In de<br />

kerk werd de diakonie ongeveer door de overheid genaast. Maar eerst<br />

een schets van Zwolle zoals het in de dagen van Van Senden reilde en<br />

zeilde.


Zwolle in de eerste helft van de 19e eeuw<br />

Zwolle telde in die dagen 18.000 inwoners. 72% hiervan behoorde tot<br />

de Nederduits Hervormde Gemeente. Van ouds was er ook nog een<br />

flinke groep katholieken (25%) met nog een handvol mensen die tot de<br />

Waals Hervormden, de Luthersen en de Doopsgezinden behoorden.<br />

Ook was er een kleine Joodse gemeente van 600 zielen. Onkerkelijkheid<br />

was nog een onbekend begrip. De bebouwing van de stad was<br />

hoofdzakelijk binnen de wallen, die Adriaan Anthonisz in 1621 had<br />

ontworpen en die in 1675 uitgebreid waren door Menno van Coehoorn.<br />

De vesting maakte deel uit van de verdedigingslinie die van de<br />

IJssel over Ommen en Coevorden naar Nieuwe Schans voerde. De<br />

vesting is echter in 1828 ontmanteld. Buiten de wal vond men ook wat<br />

bewoning in de z.g. "voorsteden" (Assendorp, Nieuwstad, Kamperpoort).<br />

De Hervormde Gemeente omvatte ook de gemeente Zwollerkerspel<br />

rondom Zwolle met buurtschappen als Dieze, Wythmen, Herfte,<br />

Schelle, Spoolde, Ittersum, Zalné en Westenholte. Deze ringgemeente<br />

bestond sinds 1813, toen men de gedachte huldigde, dat het platteland<br />

gespaard moest blijven voor de lasten van een stad.<br />

Bedrijfjes : azijnfabriek, ijzergieterij, wasdoekenfabriek,<br />

touwslagerij, steendrukkerij,<br />

scheepstouwfabriek en nog een klein<br />

garnizoen.<br />

Veel voor- : arbeiders, dagloners, scheepsmakers,<br />

komende wevers, naaisters, schoenmakers, boe-<br />

beroepen ren, dienstboden (13%!) en kleermakers.<br />

Beloningen : de gouveneur f 9.000, -<br />

(per jaar) de griffier -2.800,ingenieur<br />

- 1.800,burgemeester<br />

- 1.600,predikant<br />

- 1.400,opzichter<br />

Ie kl. -1.100,klerk<br />

- 400,onderwijzer<br />

- 300,veldwachter<br />

- 200,—<br />

los arbeider - 150,-<br />

Voedsel der: aardappelen, brood, mosterd, azijn en<br />

lagere klasse jenever.<br />

De gemiddelde leeftijd was veertig jaar.


De sociale structuur zat in die dagen vrij eenvoudig in elkaar:<br />

5% elite, bestaande uit de adel en de zeer gegoede burgerij;<br />

75% behoorde tot de werkers, die zich in hun levensnivo<br />

nauwelijks konden verheffen boven de<br />

20% die tot het proletariaat behoorden; de losse arbeiders en de<br />

zwervers.<br />

Deze periode behoort nog duidelijk tot het agrarischambachtelijke<br />

tijdvak;<br />

44% werkte in de landbouw, 24% vond emplooi in de vele kleine<br />

bedrijfjes en 32% verrichtte dienstverlening voor de hogere<br />

sociale lagen.<br />

Het culturele leven stond ook op een laag pitje en was uiteraard alleen<br />

bestemd voor de elite. De toneelstukken werden hoofdzakelijke door<br />

Franse en Duitse gezelschappen opgevoerd, sinds 1839 in "Odeon".<br />

De meeste stukken, die allang in de vergetelheid zijn geraakt, werden<br />

opgesierd met taferelen, die de welgezindheid van de Nederlanders<br />

voor Vorst en Vaderland moesten uitdrukken 37 .<br />

Er was een bibliotheek van 1800 boeken. Toegangsprijzen en contributies<br />

bedroegen vaak een half weekloon van een werkman.<br />

In onze ogen was Zwolle in deze tijd een erg saai stadje. Maar dat had<br />

het waarschijnlijk met heel Nederland gemeen. Sprak Potgieter al niet<br />

van een "Jan Saliegeest"? En een Duitser schreef naar huis.<br />

"Een jaar hier en ik zou dood zijn, morsdood. Want hoe meer slome<br />

en langzame mensen ik om me heen heb, des te meer ben ik zelf<br />

door innerlijke bewogenheid verteerd."<br />

en Willem de Clerq liet in 1854 weten: "In Noord Nederland kan men<br />

een blad horen vallen, alles is zo doods mogelijk."<br />

De diakonie<br />

Vanwege deze structurele armoede was er een belangrijke taak weggelegd<br />

voor de diakonie. Deze voor een kerk zeer wezenlijke tak van<br />

dienst was op 15 mei 1832 opgenomen in het z.g. "Gemengd Armbestuur".<br />

Hoewel er in het algemeen in Nederland door de overheid weinig werd<br />

gedaan aan armenzorg en de initiatieven overgelaten werden aan kerken<br />

en particulieren, was er in Zwolle toch een enigszins andere situatie.<br />

Voor de reformatie waren er hier een drietal broederschappen, die<br />

fondsen beheerden ten bate van de armen. De verdeling geschiedde in<br />

de kerk "bij het altaar". Toen in 1581 de Gereformeerden de oude


R.K. kerk voortzetten, vervielen deze fondsen aan de stadsarmenkamer,<br />

die door middel van haar z.g. "Eleëmosenieren", de armen van<br />

alle gezindten uit deze fondsen, ging bedélen. De inkomsten bestonden<br />

uit huis-aan-huis-collecten en heffingen op bepaalde produkten en<br />

dienstverleningen. In 1734 haakten de R.K. en de Lutherse kerk af.<br />

Deze wilden hun eigen armen verzorgen. Het grootste deel van Zwolle<br />

behoorde echter tot de Hervormde kerk, zodat de Zwolse armen grotendeels<br />

door deze fondsen werden onderhouden.<br />

Daarnaast had echter de diakonie sedert 1739 ook haar eigen armen.<br />

De Gouveneur van de Koning, J. H. de Graaf van Rechteren tot Appeltern<br />

vond dit een ondoelmatige zaak. Naast de Stadsarmenkamer<br />

ook nog eens 160 gezinnen door de diakonie gesteund. Bovendien lagen<br />

in zijn gedachtenwereld de kerk en de overheid in eikaars verlengde.<br />

De Koning was immers hoofd van de kerk en hoofd van de staat.<br />

Een soort personele unie dus. Wat lag er meer voor de hand dan ook<br />

de armenverzorging te combineren. Zijn initiatief viel niet in goede<br />

aarde, noch bij de overheid, noch bij de kerk.<br />

Om de bezwaren van de diakenen te begrijpen, gaan we eerst eens na<br />

hoe de diakonie functioneerde.<br />

In tegenstelling tot de ouderling, moest de diaken heel wat werk verzetten.<br />

Naast zijn collectebeurt in de kerkdienst, moest hij wekelijks<br />

vergaderen en na afloop van de vergadering vond steeds de bedéling<br />

plaats. We hoeven niet veel fantasie te bezitten om te begrijpen, dat<br />

met de grote armoede en de betrekkelijk geringe inkomsten de uitdeling<br />

geen pretje was. In 1832 was er een nadelig saldo van ƒ 779,50. In<br />

de uitkering moest dus vaak "geknepen" worden, wat door de bedeelden<br />

wel niet in dank zal zijn afgenomen. Zo miste een weduwe haar zes<br />

stuivers per week toen ze naar Ommen verhuisde en bij haar kinderen<br />

ging inwonen.<br />

De verkiezing tot diaken was financieel ook niet altijd aantrekkelijk.<br />

Immers, het algemeen reglement bepaalde dat wanneer een lid der gemeente<br />

benoemd werd tot kerkvoogd of notabel, ouderling of diaken,<br />

hij de benoeming weliswaar kon weigeren, maar bij gebrek aan een<br />

aanvaardbare reden een uitkoopsom moest betalen van / 100,--; bij<br />

weigering voor de tweede maal was zelfs ƒ 200,-- verschuldigd. Bij tussentijds<br />

aftreden golden dezelfde regels. (Vergelijk hier eens het weekloon<br />

van een arbeider van vier a vijf gulden mee).<br />

Sommige diakenen hadden de gewoonte om voor de (lange) preek weg<br />

te gaan om onder het genot van een kop koffie in "de Harmonie" (in<br />

de zomer 1826 aan de Grote Markt verrezen) alvast de collecten te tellen.<br />

Het werd wel een duur kopje koffie, want wie voortijdig de kerkdienst<br />

verliet of niet kwam opdagen, moest een boete van drie gulden<br />

betalen.


Diaken worden of betalen<br />

Op 19 december 1833 schreef de heer L. T. Zebinden, een wijnhandelaar,<br />

aan de kerkeraad:<br />

"Niet de minste neiging gevoelende om de, door mij door de<br />

kerkeraad aangeboden diakenpost op mij te nemen, verzoek<br />

ik Uw. E. de kerkeraad namens mij voor dezelve te bedanken.<br />

Ik heb vast besloten dezelve te weigeren en hoop dus van<br />

alle verdere aanmaning ten dien aanzien verschoond te zullen<br />

blijven."<br />

3<br />

Dit zat de heer Zebinden echter niet glad. Reeds op 24 december<br />

kreeg hij een vonnis van het Prov. Kollegie van Toezigt op de<br />

Kerkelijke Administratie der Herv. Gemeenten in <strong>Overijssel</strong>:<br />

"Gelezen een missieve van de Kerkeraad der Nederduitsch<br />

Hervormde Gemeente te Zwolle, door gemelde kerkeraad<br />

benoemd zijnde tot diaken<br />

Gelet op het reglement<br />

Gehoord hebbend den heer L. F. Zebinden welke heeft verklaard<br />

geen wettige redenen van verschooning voor de weigering<br />

tot aanneming van gemelde betrekking te kunnen<br />

aanvoeren en zich alzoo te onderwerpen aan de bestaande<br />

verordeningen<br />

heeft goedgevonden te bepalen, dat de heer L.F. Zebinden<br />

als uitkoop van het armbestuur der Hervormde Gemeente<br />

Zwolle zal betalen een somma van één honderd gulden binnen<br />

de tijd van acht dagen na dagtekening dezes."<br />

3<br />

Op 31 december was de som betaald. Kerkelijke molens malen<br />

ook wel eens snel. Een ander die zich in die tijd beriep op z'n<br />

slechte gezondheidstoestand kreeg ten antwoord, dat hij maar<br />

eerst eens een doktersattest moest overleggen.<br />

Een slimme baron<br />

Ook baron Haersolt van Haerst voelde niet veel voor een diakenambt.<br />

Maar evenmin had hij veel zin f 100,- te betalen en een<br />

jaar later nog eens f 200,- (bij herhaalde weigering). Hij liet<br />

zich overschrijven naar de Waals Hervormde Gemeente, die met<br />

haar 80 leden geen armenverzorging kende. Daar benoemde<br />

men hem ijlings tot diaken en dat liet hij zich "welgevallen".<br />

Dat hij daarvoor wekelijks een Franse preek moest aanhoren,<br />

zal voor hem wel geen bezwaar zijn geweest. Een brief van twee<br />

diakenen wijst vol verontwaardiging op dit feit en ze vermelden<br />

dat vele geschikte kandidaten dit voorbeeld volgden. Men was<br />

dan als ' 'Heren van stand'' bij elkaar.<br />

3


Toch moet tot eer van de diakenen worden gezegd, dat ze er in ieder<br />

geval iets meer van trachtten te maken dan de geldinzameling en uitdeling<br />

alleen. De notulen van 1824 tot 1832 vermelden van het toezicht<br />

op de armenschool, het bevorderen van de inrichting van een hospitaal<br />

(alleen de armen gingen naar een ziekenhuis toe). Ook trok men geld<br />

uit voor de catecheet Smit, toen hij meer dan honderd leerlingen op de<br />

armenschool had. In plaats van ƒ 42,-- kreeg hij ƒ 67,-- per jaar.<br />

Een circulaire van de regering ter beteugeling van de bedelarij (een<br />

veelvuldig voorkomend verschijnsel in die dagen) werd besproken.<br />

Ze zorgden dat er zondags een armendienst was (die het tot 1888 heeft<br />

uitgehouden) en dat de kinderen der bedeelden gestimuleerd werden de<br />

catechisatie te bezoeken (ruim 600). Dit lijkt in onze ogen een bedenkelijke<br />

koppelverkoop. In die tijd vertaalde men zo de gedachte dat diakenen<br />

niet alleen voor het stoffelijk welzijn van de armen moesten zorgen,<br />

maar ook het geestelijk welzijn in het oog moesten houden.<br />

Dan lezen we ook nog dat de president en vice-president wekelijks de<br />

zieken zullen bezoeken.<br />

Kortom, een omvangrijke taak voor mensen die dit, soms al zuchtend,<br />

op zich namen, omdat ze de uitkoopsom niet wilden betalen óf hun<br />

plichten toch wilden nakomen. Het waren ook meestal de jongeren<br />

(men moest minstens 21 jaar zijn) die nog carrière moesten maken.<br />

"Hoewel ik mij ongaarne aan mijne Burgerlijke en Maatschappelijke<br />

verpligtingen onttrek en mijn pligt te dien opzigte met<br />

bereidwilligheid nevens een en ander wil vervullen, zoo zoude ik<br />

echter wel gewenscht hebben dat deze beroeping nog eenige tijd<br />

ware verschoven geworden.<br />

Doch daar dit evenwel heeft plaatsgehad, zoo neem ik bij deze<br />

de vrijheid de Eerw. Kerkenraad te informeren, dat ik mij deze<br />

vereerende beroeping zal laten welgevallen."<br />

W. L. Bruist<br />

Maar wat zou er gebeuren als de plannen van de Gouveneur om de<br />

Stadsarmenverzorging en die van de kerk samen te voegen werden<br />

doorgezet? In de eerste plaats kregen de diakenen er een taak bij.<br />

Want met hun armen gingen ook zij mee naar de stadsarmenkamer.<br />

Een dubbele functie dus. Over financiën hadden ze geen rechtstreekse<br />

zeggenschap meer. Alle diakonale kerkcollecten verdwenen in de stadsarmenkas.<br />

Ze vreesden ook dat de collecten zouden teruglopen.<br />

En tenslotte bleef het bezwaar (waar later de synode ook op wees) dat


er een direct stuk diakonale opdracht naar de stad verdween.<br />

Maar de gouveneur was niet overtuigd door hun argumenten. Nogmaals<br />

probeerden de diakenen een compromis te vinden: de stad de<br />

permanente armen en zij de tijdelijke gevallen, waarbij getracht moest<br />

worden om ze niet tot duurzame armoede te laten vervallen. Ook dit<br />

voorstel kon geen genade vinden en tenslotte gaf de gouveneur het bevel<br />

om op 29 maart 1832 de zaak over te dragen. Toen gingen de diakenen<br />

lijdelijk verzet plegen en er gebeurde niets. De Kerkeraad had zich<br />

al verontschuldigd met een nederige brief in januari 1832:<br />

"Het zij verre van ons dat wij eenige wederstrevigheid tegen maatregelen,<br />

aanschrijvingen van U Ed. Achtbare immer zouden betonen.<br />

Want dat wij gewenscht hebben, dat de bezwaren met opzicht<br />

tot de collecten bij de Gereformeerde Gemeente mogten worden<br />

opgeheven, zal voor Ued. Achtbare toch niet als zoodanig worden<br />

aangemerkt."<br />

Na deze deemoedige zinnen proberen de diakenen zich achter formele<br />

redenen te verschuilen en zodoende de zaak wat te traineren:<br />

"Wij wenschen bij voortduring Uw Ed. Achtb. aanschrijvingen te<br />

eerbiedigen - en zijn gaarne bereid aan U. Ed. Achtbare onverwijld<br />

verlangde Rekening en Verantwoording onder baten en lasten open<br />

te leggen.<br />

Doch niet met genoegen maken wij u bekend met de bestaande verordeningen.<br />

Art. 32 van het Kerkelijk reglement in <strong>Overijssel</strong> verlangt<br />

dat Rekening en Verantwoording naar de Kerkeraad worden<br />

verwezen, voor welk collegie bij dezelfe ook jaarlijks hebben gedaan<br />

en wij verzoeken UEd. Achtb. het ons niet aan te willen duiden,<br />

dat wij verzoeken ons met de wetsbepaling te willen bekend<br />

maken op grond waarvan wij voor U Ed. Achtb. zouden mogen<br />

doen, waartoe wij overigens zeer wel genegen zijn."<br />

Uiteindelijk werd het de gouveneur te gortig. Hij was tenslotte vertegenwoordiger<br />

van Koning Willem I, hoofd der Kerk en souverein<br />

vorst, die regeerde naar welgevallen. Wat wilden die jongeren eigenlijk?<br />

In een boze brief 6 gelast hij dat de bescheiden en gelden op 15 mei<br />

overgedragen moeten worden. Nog wilden de diakenen zich verzetten,<br />

maar op aandrang van de kerkeraad (de ouderlingen waren tenslotte<br />

de oudere en wijzere heren, die onder geen beding ruzie met het gezag<br />

wilden) bezweken ze en het vermogen van ƒ 17.648.83 Vi werd aan het<br />

10


Gemengd Armbestuur overgedragen. De inbreng van de Eleëmoseniersfondsen<br />

was overigens ƒ 61.671.12 Vi. De kerkcollecten voor de<br />

diakonie zouden voortaan ook aan het Gemengd Armbestuur worden<br />

overgedragen.<br />

Aan de notulen van de diakonie is dan te merken dat de fut eruit is. Na<br />

20 maart 1832 werden er geen aantekeningen meer bijgehouden. Of er<br />

nog vergaderd is, valt te betwijfelen. Alles werd immers in het Gemengd<br />

Armbestuur bedisseld? De Kerk had haar diakonale taak voorlopig<br />

verloren. Eerst in 1840 werd de draad weer opgenomen. Het zou<br />

echter nog tot 1 juli 1901 duren alvorens deze abnormale toestand<br />

werd opgeheven. Toen gingen de stadsarmenzorg en de diakonie weer<br />

elk hun eigen/weg.<br />

Ook uit de financiële verantwoordingen merken wij, dat de fut eruit<br />

was. De laatste volledige jaarrekening is die over 1831 (zie bijlage). De<br />

collecten, inclusief de huis-aan-huis-collecte, beliepen nog ca. ƒ 4.000,-.<br />

De wekelijkse "bedelingen", verstrekkingen in natura en geneesmiddelen,<br />

bedroegen over 1831 in totaal ƒ 5.800,-. Over 1832 wordt alleen<br />

nog een verantwoording tot en met half mei gegeven. Daarna ontbreekt<br />

tot 1839 elk financieel gegeven. Of de overgang naar het Gemengd<br />

Armenbestuur inderdaad van invloed is geweest op de hoogte<br />

van de collecte-opbrengsten is uit de administratie, ook na 1839, niet<br />

op te maken.<br />

Vanaf 1839 wordt dan ook weer een financiële afrekening gegeven en<br />

wel over de z.g. "wijnkas" 7 . Deze werd beheerd door de "wijncommissie",<br />

bestaande uit 2 diakenen.<br />

2. Een rekening uit het diakonie-archief.<br />

11


Uit de wijnkas werden de kosten betaald voor de wijn, die voor het<br />

"nachtmaal" werd gebruikt, maar ook de kosten van de diakonievergaderingen.<br />

Uit de afrekeningen blijkt bovendien, dat de eerwaarde<br />

heren tijdens de vergaderingen niet op een droogje bleven zitten. Naast<br />

de avondmaalswijn werd n.1. ook wijn gekocht voor gebruik tijdens de<br />

vergaderingen en bij het broodsnijden voor de avondmaalsviering. Tevens<br />

werden "tractementen" (f 0,50 per maand) aan de kerkelijke bedienden<br />

betaald en vergoedingen voor het "broodsnijden". Bovendien<br />

kregen de bedienden af en toe "een borrel in de tuin". De heren<br />

diakenen gingen voorts regelmatig gezamenlijk uit eten. In het begin<br />

van de 30er jaren zelfs enige malen per jaar. Later werd dit teruggebracht<br />

tot éénmaal, maar voor een hoger bedrag dan voorheen. Uit die<br />

jaren is een aantal rekeningen van de restaurateurs bewaard gebleven.<br />

Hieruit blijkt, dat het diner ook weer rijkelijk met wijn besproeid<br />

werd. Helaas is er niet uit op te maken of de dames ook uitgenodigd<br />

werden. Dit is niet uitgesloten, daar het vermelde aantal personen groter<br />

is dan het aantal college-leden en het niet aannemelijk is, dat de bedienden<br />

ook werden uitgenodigd.<br />

Al deze uitgaven moesten bestreden worden uit een jaarlijkse bijdrage<br />

van de kerkvoogdij (jarenlang ƒ 339,--). Andere inkomsten komen in<br />

de jaarrekening van de wijnkas niet voor, behalve om de paar jaar de<br />

afrekening van de boetepot (ca. ƒ 10,--).<br />

12<br />

HOE WERKTE HET GEMENGD ARMBESTUUR?<br />

Toen de diakonale taak samengevoegd werd met de stadsarmenzorg<br />

in 1832, werd er een bestuur gevormd van 24 leden. Twaalf<br />

hiervan waren diakenen en twaalf werden door de stad aangewezen.<br />

Deze moesten ook Hervormd zijn. De enige betaalde kracht<br />

was een boekhouder, die bij de wekelijkse uitbetalingen bij toerbeurt<br />

geassisteerd diende te worden door de bestuursleden.<br />

De kerkcollecten moesten door de diakenen worden afgedragen<br />

aan het armbestuur en de niet-diakenen zorgden voor een maandelijkse<br />

rondgang langs de huizen. De vergaderingen en uitbetalingen<br />

vonden plaats in een gebouw van de stad (de z.g. armenkamer<br />

aan het Bethlehemsekerkplein).<br />

De stad was in 7 wijken verdeeld en in elke wijk werkten 2<br />

bestuursleden, die niet alleen de aanvragen moesten bezien,<br />

maar ook de z.g. stille armen moesten opsporen.


Bepaald was dat de uitdelingen zo min mogelijk uit geld moesten<br />

bestaan. In natura werd verstrekt: brood, aardappelen, eventuele<br />

medicijnen, iets extra's bij ziekte, kleding en dekking. Deze<br />

laatste twee dingen werden gemerkt en bleven het eigendom van<br />

het bestuur.<br />

De verstrekkingen bleven beperkt tot het hoogst noodzakelijke.<br />

Ieder die werken kon, moest aan werk geholpen worden. Daartoe<br />

was er een stadsarmeninrichting, die allerlei zaken vervaardigde,<br />

die ook weer voor verstrekking gebruikt konden worden.<br />

Alleenstaanden kregen geen bijstand. Zij werden "besteed",<br />

d. w.z. ergens in de kost gedaan. Voor gezinnen werd de huur betaald<br />

aan de huiseigenaar.<br />

Als de bedeelden zich echter aan kleine delicten schuldig maakten,<br />

werden ze gekort of zelfs overgeslagen en hun daden werden<br />

doorgegeven aan de politie. Onverbeterlijke dronkaards of mensen<br />

die hun kinderen mishandelden, werden opgegeven voor<br />

plaatsing in Ommerschans.<br />

Het gemengd armbestuur kende commissies voor het ziekenhuis,<br />

de financiën, de bestedelingen, de kleding en het voedsel,<br />

en voor werk en onderwijs. Voor geldbedragen buiten de verstrekkingen<br />

om waren normen vastgesteld. Enkele voorbeelden:<br />

een echtpaar zonder kinderen f 1,40per week, een echtpaar met<br />

twee kinderen f2,—per week. In de zomer echter waren deze bedragen<br />

f 1,25 en f 1,80.<br />

Het bestuur had voorts bepaald, "dat de voorziening in de behoeften<br />

nimmer tot de echte hoogte hoefde te komen, omdat alle<br />

prikkels tot eigen inspanning verloren zouden gaan" (waar<br />

hebben we dit geluid meer gehoord?).<br />

Ook moest men rekening houden met mogelijke hulp van familie,<br />

buren of voormalige werkgevers.<br />

De bedeelden hadden een klachtrecht. Bij de wekelijkse zitting<br />

konden ze hun grieven kwijt aan de drie leden van het bestuur,<br />

die bij de uitdeling aanwezig waren.<br />

Als we deze opsomming van taken in de typisch 19e eeuwse armenzorg<br />

overzien en daarbij in aanmerking nemen dat er plm.<br />

3.000 bedeelden waren in een structurele armoede-situatie, dan<br />

kunnen we ons voorstellen, dat er weinig animo was om diaken<br />

te worden. In feite was men een onbezoldigd bijstandsambtenaar<br />

van de gemeente. Sommigen betaalden liever de uitkoopsom.<br />

Dat er verder weinig lust was om daarnaast nog de strikt<br />

kerkelijke taken waar te nemen, is ook duidelijk.<br />

13


Het tijdperk Van Senden<br />

Op 8 juli 1832 werd ds. Van Senden in Zwolle bevestigd.<br />

Hij trof daar vier collega's aan. Twee ouderen, n.1. de predikanten M.<br />

Smit (1797 - 1833) en C. Fortuijn (1803 - 1838); daarnaast nog H. J.<br />

Romeny (1822 -1861) en de kort daarvoor bevestigde J. S. Wor (1832 -<br />

1871). Van Romeny is bekend, dat hij een zwakke gezondheid bezat en<br />

af en toe hulp bij zijn dienstwerk nodig had. Na het overlijden van M.<br />

Smit in 1833 wist Van Senden te bewerkstelligen, dat zijn vroegere<br />

ambtsbroeder uit Engelbert (enkele kilometers van Middelbert verwijderd)<br />

H. Bleijenberg hier beroepen werd.<br />

Er was tussen de predikanten een wijk verdeling. Ds. Van Senden zou<br />

het Z.O. deel van de binnenstad krijgen, het deel waar ook het z.g.<br />

Slurink, een krottenwijk, lag. Bovendien moest hij het deel buiten<br />

Zwolle dat tussen het Zwartewater, de Vecht en de Meppelerstraatweg<br />

lag, ook behartigen. En dat allemaal te voet!<br />

Van de Kerkeraad had hij niet veel steun te verwachten. Ten eerste was<br />

er voor zo'n aanzienlijke gemeente een gering aantal ambtsdragers<br />

(tien ouderlingen en twaalf diakenen) en ten tweede behoorden ze reglementair<br />

tot de aanzienlijksten van de gemeente. Ze moestenminstens<br />

30 jaar zijn (de diakenen 21), onberispelijk van belijdenis en<br />

zeden, voorstanders van de Openbare Godsdienst, geen tegenstrevers<br />

van bestaande kerkelijke verordeningen. Een aantal 'deftige heren'<br />

dus. Maar ook in de burgerlijke besturen was dit het geval. Volgens de<br />

proclamatie van 1813 zaten immers alle aanzienlijken in de regering!<br />

Maar het grootste deel van het kerkvolk behoorde bij de 'smalle gemeente',<br />

die met moeite de eindjes aan elkaar kon knopen.<br />

Het komt ons als 20ste-eeuwers dan ook wat vreemd voor dat ds. Van<br />

Senden bij zijn beroeping aan de WelEerwaarde kerkeraad terugschrijft,<br />

dat zij de aanzienlijke gemeente van Zwolle zo wél vertegenwoordigt.<br />

Dit zal geen onwetendheid zijn geweest en wellicht zat er<br />

ook een stuk vormelijkheid in, maar in het besef van de 19e-eeuwer<br />

was het heel gewoon dat 5 of 6% van de bevolking het lot in handen<br />

had van de rest, het relatief veel beter had en al het zwoegen van de<br />

middengroep alleen hun ten goede kwam. Zoals reeds vermeld werd,<br />

was van verzet of gemor nog weinig te merken. Men wist de kerk nog<br />

te vinden. Zondags werden er vijf diensten gehouden in drie kerken<br />

(de vroegdienst begon al om zeven uur 's morgens). Dan was er nog<br />

een 'armendienst' om half één en een donderdagavonddienst. Met behulp<br />

van drie catechiseermeesters kregen 2400 catechisanten kerkelijk<br />

onderricht. De gegoede klasse aan huis bij de dominee, de anderen in<br />

de kerk, in het weeshuis, in de kazerne (Zwolle had nog een<br />

garnizoen). Er was apart onderricht voor de bedeelden. Jaarlijks<br />

meldden zich 300 catechisanten voor de belijdenis. Vier keer per jaar<br />

was er dan ook 'aanneming'. Elke woensdag ging de koster bij de twee<br />

14


gemeentehuizen horen wie er donderdags in de kerk gingen trouwen.<br />

Alle paren konden dan donderdags bij de 'dienstdoende' predikant terecht<br />

om het huwelijk gezamenlijk ingezegend te zien. Vergat deze predikant<br />

de dienst, dan kostte hem dat drie gulden boete. Een aparte behandeling<br />

kon uiteraard ook, maar daarvoor waren tarieven vastgesteld<br />

ten bate van de armen.<br />

Voorlopig hoefde ds. Van Senden zich dus niet te vervelen. Naast het<br />

vele werk waren er de vergaderingen in de brede kerkeraad (met collega's,<br />

ouderlingen en diakenen) en de gewone kerkeraad (met predikanten<br />

en ouderlingen alleen). Deze heren drongen er vooral op aan, dat<br />

er vlijtig huisbezoek gedaan moest worden.<br />

3. De pastorie van ds. G.H. van Senden,<br />

Thorbeckegracht 59 (1832-1852).<br />

15


Van Senden stak ver boven zijn collega's uit. Hij had een scherp verstand,<br />

een beminnelijk karakter, een flinke portie eerzucht. Hij onderhield<br />

connecties met allerlei mensen in Europa (hij was lid van zeven<br />

wetenschappelijke genootschappen) en was zelfs bevriend met het Koninklijk<br />

Huis. In 1849 zou hij een jaar lang op reis gaan met Prinses<br />

Marianne, een dochter van Koning Willem I. Hij was niet groot van<br />

stuk, maar wel tanig en van een goede gezondheid. Hij mocht graag<br />

zeilen en schaatsenrijden. Bovendien speelde hij op de lier en maakte<br />

ook gedichten. Hij had een goede wiskundige aanleg en de natuur- en<br />

scheikunde waren hem niet onbekend 30 . Een veelzijdig man dus, die<br />

zelf ook wel wist dat hij grote invloed had, die niet tot de wallen van<br />

Zwolle beperkt bleef.<br />

Reeds bij zijn intrede in Zwolle moet hij al enige roem gehad hebben.<br />

Bij het opstellen van de eerste lijst van eventueel te beroepen predikanten<br />

stond hij al bovenaan en hij behield deze plaats toen er op de achtereenvolgende<br />

vergaderingen 12, 6 en 3 namen op de lijst overbleven.<br />

Z'n welstand sprak uit de aankoop van een groot huis aan de Dijk I<br />

113 (het huidige perceel Thorbeckegracht 59)' 3 , waar ook zijn omvang<br />

rijke bibliotheek een plaats kon vinden. In december van hetzelfde<br />

jaar was hij al scriba van de kerkeraad. De functies scriba en praeses<br />

lieten de heren kerkeraadsleden gaarne aan de predikanten over, die<br />

die dit bij toerbeurt waarnamen.<br />

Hoewel hij bloemrijk en beeldend kon schrijven en spreken, nam hij<br />

als 't moest ook geen blad voor de mond.<br />

De kerkvoogden beklaagden zich op 25 november 1836 bij de Kerkeraad<br />

dat:<br />

"de heer G. H. van Senden in de vergadering van de Brede Kerkeraad<br />

zich niet heeft ontzien om zich de grofste en beleedigendste<br />

uitdrukkingen nopens hen te veroorloven, uitdrukkingen, die ten<br />

doel schijnen te hebben om dit Kollegie (de Kerkvoogden) aan de<br />

minachting der gemeente bloot te stellen " 5 .<br />

In een boekje, tegen zijn collega Nijhof uit Gouda gericht die het gewaagd<br />

had enkele van zijn denkbeelden te bestrijden 28 :<br />

"De stijl draagt kenmerken van groote overhaasting, de man toont<br />

zich zeer onhandig te zijn in het aaneenhechten en voortspinnen<br />

van de draad der rede.<br />

Dat deze Homileet met een zodanig meesterstuk voor het publiek<br />

optrad tot het gild der recensenten, behoort voorzeker tot de ongewone<br />

verschijnsels van onze miraculeuse tijd, die wel eens geloovig<br />

genoeg is om aan te nemen dat met het ambt ook wel het verstand<br />

komen zal".<br />

Nu, daar kon ds. Nijhof het mee doen.<br />

16


Het ging overigens om een zaak, waarin ds. Van Senden volkomen mis<br />

was. Hij had nl. een actie gevoerd om het jaar 1833 als een soort jubileumjaar<br />

uit te roepen, omdat het met Pinksteren dan 1800 jaar geleden<br />

geweest zou zijn dat de Christelijke Kerk werd gesticht (Pinksteren<br />

van het jaar 33).<br />

Uit latere onderzoekingen is gebleken, dat dit berust op een foutieve<br />

berekening in de vroege middeleeuwen; Jezus' geboortejaar is niet<br />

nauwkeurig vast te stellen.<br />

Ds. Van Senden nam het echter niet dat iemand hem bestreed.<br />

"De aanval is blijkbaar met het doel geschied om mij voor mijne<br />

Gemeente en de Vaderlandsche Kerk ten toon te stellen en mijnen<br />

invloed op beide, die de bestemming en het geluk mijns levens uitmaakt,<br />

te beperken of zoo moogelijk geheel te vernietigen" 28 .<br />

Van Senden heeft het geestelijke klimaat voor jaren in de Zwolse Hervormde<br />

Gemeente bepaald. Hij was een typisch vertegenwoordiger<br />

van de z.g. Groninger Richting, die tot ver in de 20ste eeuw zijn invloed<br />

in Zwolle zou houden (de laatste predikant van deze richting was<br />

L.J. van der Kam (1940-1945) als opvolger van de geziene ds. A. de<br />

Jonge (1912-1940).<br />

In het kader van dit geschrift moeten we volstaan met het geven van<br />

een korte karakteristiek van deze stroming, op het gevaar af dat door<br />

het ontbreken van nuanceringen geen goed beeld gegeven kan worden.<br />

In feite was deze richting een logische voortzetting van een voortdurend<br />

proces in West-Europa sinds 1300. De rationele mens probeert<br />

zijn eigen antwoorden te vinden op de levensvragen en zich onafhankelijk<br />

van de Bijbel op te stellen. Copernicus, Galilei, Newton en Darwin,<br />

om maar enkelen te noemen, hebben hiertoe sterke impulsen gegeven.<br />

In 1831 stelde de Groninger hoogleraar L.G. Pareau dat er een nieuwe<br />

tijd was aangebroken waarin een vernieuwde theologie het hernieuwde<br />

vaderland, ja de hele mensheid ten voordeel moest dienen. Het ging<br />

om vernieuwing, althans ontwikkeling, van het innerlijk, in verbondenheid<br />

met God.<br />

In het kort gezegd ging het de Groningers erom weer terug te keren tot<br />

het wezen van het Evangelie zoals zij dit zagen: de liefde, de verdraagzaamheid.<br />

De oude dogmatiek had haar waarde grotendeels verloren.<br />

Die was in de loop der eeuwen maar aangeplakt door mensenhand.<br />

Daarvoor in de plaats kwam het gemoedsleven, de innerlijke óndervinding,<br />

de overtuiging van het hart (om hun termen te gebruiken). Niet<br />

dat de Groningers behoefte hadden de oude leerstukken van de Kerk te<br />

"kraken". Integendeel, ze werden zorgvuldig behandeld zoals men<br />

thuis een stuk antiek uit de familie koestert. Niet functioneel, maar<br />

17


wel mooi. Belangrijk voor het geloofsleven waren ze niet. De korte<br />

leus was: "niet leer, maar de Heer".<br />

De tijd der theocratie was nu definitief voorbij en aan de universiteit<br />

trachtte men een synthese te vinden tussen de Openbaring en de tijdgeest.<br />

Geen verlossing en bekering, maar opvoeding en verbetering.<br />

Hofstede de Groot leerde: "In het Christendom is ons gegeven de<br />

openbaring in Jezus Christus om ons Gode steeds gelijkvormiger te<br />

maken" 17 .<br />

De ontwikkelde burgerij kon zich hier goed in vinden, maar het veelal<br />

behoeftige gewone kerkvolk hechtte zich aan de oude vertrouwde<br />

leerstukken van genade en verlossing. Men moest wel bij de kerk blijven<br />

terwille van de sociale zekerheid, maar als ze geestelijk voedsel<br />

zochten, hield deze groep het liever bij de "conventikels". Dat waren<br />

vergaderingen van gelovigen, die zich in de kerkdiensten niet thuis<br />

voelden en onder leiding van een niet opgeleide prediker (een z.g. "oefenaar")<br />

op hun wijze de Bijbel lazen en uitlegden.<br />

De kloof tussen de universiteit en het kerkvolk was groot geworden geheel<br />

overeenkomstig de sociale scheidslijnen in die dagen.<br />

In de lijn van de Groninger richting lag ook de verkondiging van Van<br />

Senden en zijn collega's, die zelf tot de bovenlaag behoorden en eigenlijk<br />

alleen maar spraken tot hun standgenoten.<br />

Het is belangrijk om hierbij stil te staan. Want het jaar 1835 nadert en<br />

dan zou op 11 juli een groep in Zwolle zich van de Hervormden afscheiden;<br />

een ongehoorde daad in die dagen. Hun bezwaren waren<br />

tweeerlei:<br />

1. de oude Gereformeerde leer werd niet meer verkondigd;<br />

2. de kerkorganisatie deugde niet. De oude kerkorde van 1618 moest<br />

weer hersteld worden.<br />

Eerst gaan we nu na hoe ds. Van Senden preekte en vervolgens hoe de<br />

kerk reilde en zeilde in zijn dagen, onder welke reglementen men zijn<br />

werk deed en waarmee de kerkeraad zich bezig hield in 1835.<br />

18<br />

De synode was erg voorzichtig en beducht dat men al te radicaal<br />

zou preken:<br />

"De Algemeene Synode der Hervormde Kerk in het Koningrijk<br />

der Nederlanden gevoelt zich gedrongen om alle predikanten en<br />

inzonderheid de jongeren onder hen, liefderijk op te wekken en<br />

broederlijk te vermanen, om toch, in hun openbaar en bijzonder<br />

onderwijs, zich met bedachtzaamheid te onthouden van alles<br />

wat de zuiverheid hunner belijdenis en Evangelieprediking eenigszins<br />

in verdenking zoude kunnen brengen, of zelfs aanleiding<br />

geven, dat dezelve, en om hunnentwil ook het geheele ligchaam<br />

der Hervormde leeraren, door onverstandigen miskend<br />

en veracht en door kwaadwilligen belasterd worden.<br />

's-Gravenhage, den 16. Julij 1834".


De prediking<br />

De prediking van ds. Van Senden moet al direkt vrij grote indruk gemaakt<br />

hebben. En dit zal hem ook erg gestimuleerd hebben. Want<br />

toen ds. Van Senden in 1835 een voor hem erg aanlokkelijk beroep<br />

kreeg naar zijn vaderstad Embden, bedankte hij, en hij zou tot zijn<br />

dood in 1851 hier blijven.<br />

In augustus 1832 was ook Zwolle getroffen door de eerder begonnen<br />

cholera-epidemie, die overigens in de loop van deze eeuw nog menigmaal<br />

zou terugkeren. Deze gevreesde ziekte die vele slachtoffers maakte,<br />

kwam na de Franse Revolutie in Europa. Men wist toen nog niet,<br />

dat de besmetting plaats vond via het drinkwater.<br />

De zwakke lichamelijke constitutie van het gewone volk maakte dat de<br />

ziekte zo hard kon toeslaan. Het is dan ook geen wonder dat de arme<br />

wijken werden getroffen (de kranten schrijven dat ook geruststellend<br />

voor hun gegoed lezerspubliek) 37 .<br />

Maar angst is er wel en in die angstige tijd vraagt men juist aan ds. Van<br />

Senden, die hier nog maar net was om enkele bidstonden te houden en<br />

later, als de epidemie voorbij is, een dankuur 29 .<br />

Citaat uit een preek over Ef. 5 : 16<br />

als proeve van stijlgebruik.<br />

Want schoon geen zwaard van eenen geweldenaar ons leven bedreigt<br />

en ons de ijdelheid onze 's aardschen aanzijns herinnert -<br />

de dag van heden verkondigt ons met nadruk, dat de dagen des<br />

menschen weinig zijn. Daarom vergunt het mij, dat ik nog tot u<br />

kom met de vermaning des Apostels: koopt den tijd uit, dat ik<br />

dit doe, ziende ook op het onderscheidende van dit tijdstip.<br />

Koopt den tijd uit, jonge lieden! - In den leeftijd waarin gij u bevindt,<br />

staat gij er zeer voor bloot, om dit niet te doen. De levendigheid<br />

u eigen, de groote vatbaarheid voor vermaak, de zucht<br />

tot navolging van anderen leiden u ligtelijk af van het nuttig gebruik<br />

des tij ds. Intusschen hoeveel die, welke op meerdere jaren<br />

zijn, aldus ook verliezen, gij verliest meer dan zij. Terwijl zij<br />

kunnen betrekkingen hebben, moet gij ze nog zoeken, en gelukken<br />

zal het u niet, als gij niet door kundigheden en goed gedrag<br />

u aanbeveelt en daarin uitmunt. Of gij den tijd nu uitkoopt, dan<br />

of gij hem laat verloren gaan, daaraan hangt uw lot in de wereld.<br />

Daarom woekert met de oogenblikken; zoekt elke gelegenheid<br />

tot nuttige onderrigting; vormt uw geest en uw hart; vreest<br />

God, en doet aldus winst voor tijd en eeuwigheid.<br />

Acht gij u soms nu verongelijkt bij anderen, die alle inspannin-<br />

19


gen ontwijken, geen zelfverloochening kennen en slechts leven<br />

voor hun vermaak - de tijd zal komen waarop gij geregtvaardigt<br />

wordt. Maar wat zeg ik, hij zal komen? Is hij er niet reeds in de<br />

voorbeelden van hen, die de jaren van het eerste tijdperk des levens<br />

hebben verbeuzeld? Hoe staan zij daar in rijperen leeftijd,<br />

hoe wenschen zij met hartverscheurend berouw de jaren,<br />

waarop de bloeijende jeugd zich vormt en verzamelt, vurig maar<br />

tevergeefs terug! Ach! met medelijden zie ik op u allen, Mannen,<br />

Vrouwen! die erkennen moet, dat gij den tijd niet hebt uitgekocht.<br />

Weet gij wel, dat het tijdverlies een onherstelbaar verlies<br />

is? Uwe gezondheid, als zij verloren is gegaan, moge de geneeskunst<br />

u kunnen teruggeven; middelen, als zij verkwist zijn,<br />

de fortuin u weder in de schoot kunnen werpen - de eens ontvlodenen<br />

tijd keert niet terug.<br />

Deze preken zijn uitgegeven. Sommige compleet met de gezongen liederen<br />

en de "liturgie"; we kunnen daarom enigermate een indruk krijgen<br />

van zijn verkondiging.<br />

Geheel in de sfeer van die tijd lag alle nadruk op het gesproken woord.<br />

De preken moeten zeker 45 è 50 minuten geduurd hebben, omlijst met<br />

een schriftlezing, enkele liederen en gebeden. Geen wonder dat daarom<br />

het ambt van voorzanger en voorlezer onontbeerlijk was om de<br />

predikant enigszins te ontlasten. Het is voor ons moeilijk te beoordelen<br />

of de taal van die preken wel aansloeg, omdat het voor onze oren te<br />

plechtig en soms te bombastisch is. Maar wel duidelijk is dat Van Senden<br />

(en vermoedelijk ook zijn collega's) bijna uitsluitend zijn standgenoten<br />

voor ogen heeft gehad en uit hun levensgevoel preekte. Wat<br />

moesten veel jongeren van zijn dagen niet denken van de opwekking<br />

de tijd uit te kopen, niet alleen voor vermaak te leven, nuttig bezig te<br />

zijn en hun fortuin niet te verkwisten? Jongeren, die voor enkele stuivers<br />

16 of meer uren zwoegden en niet aan gezondheid konden denken<br />

met wat aardappels, een weinig vet en azijnsaus als voedsel?<br />

Trouwens, de hele sfeer in de dienst ademde één en al "deftigheid".<br />

De voorlezers in het zwart met een witte das waren gehouden 10 minuten<br />

voordat de predikant kwam met betamende eerbied uit de Bijbel te<br />

lezen om de stichting der gemeente te bevorderen.<br />

De predikanten waren ook al als heren gekleed. De mantel, de kuitbroek<br />

en de steek waren al wat in onbruik geraakt. Pas in 1854 beval<br />

de synode de kerkeraden aan, dat predikanten zich moesten tooien<br />

met een zwarte toga.<br />

De koster moest zorgen voor een behoorlijke stilte voor het begin van<br />

de dienst. Hij hield een wakend oog op de kerkelijke bedienden en de<br />

stovenzetsters en zorgde, dat elke stand op zijn plaats kon zitten.<br />

20


Bij een afwijking van de normale gang van zaken moest hij voorkomen,<br />

dat er onrust en opschudding ontstond.<br />

We zien het voor ons: de weigestelden in het midden op hun duur betaalde<br />

plaatsen.<br />

Daarachter op de hoge banken de magistraten en in de flank de onderwijzers,<br />

de middenstand en de officieren. Verscholen achter pilaren en<br />

in de hoekjes de kleine burgerij en de armen.<br />

Spiegel van de denkbeelden van de bovenlaag over de samenleving<br />

en maatschappij:<br />

Art. 9 Alg. Regl. Herv. Kerk (1825)<br />

Zorg voor de belangen van het Christendom in het algemeen als<br />

van de Herv. Kerk in het bijzonder, de handhaving harer leer,<br />

der vermeerdering van godsdienstige kennis, de bevordering van<br />

Christelijke zeden, de bewaring van orde en eendracht en aankweking<br />

van liefde voor Koning en Vaderland.<br />

De goed ontwikkelde predikant sprak tot zijn eveneens ontwikkelde<br />

standgenoten in plechtige bewoordingen en in goed overwogen zinnen<br />

met een uitgebalanceerde structuur in de preek. Eerst een uitvoerige<br />

inleiding, dan de drie punten ter onderverdeling, waarna elk punt uitvoerig<br />

uit de doeken werd gedaan.<br />

De preken waren in de latere betekenis van het woord zeker niet "vrijzinnig"<br />

te noemen, al komen we dit woord herhaaldelijk in de literatuur<br />

over die tijd tegen. Dat komt pas na 1850 aan de orde. Ze verraden<br />

echter wel een optimistisch mensbeeld; de mens die de mogelijkheid<br />

had om iets op deze wereld tot stand te brengen en dat ook moest<br />

doen.<br />

Het aangehaalde citaat uit de preek over Ef. 5 : 16 laat dit duidelijk<br />

zien. Hierin vermaant Paulus zijn lezers om een Christelijke levenswandel<br />

in acht te nemen in kwade dagen en acht te geven op de wil van<br />

God. De interpretatie die ds. Van Senden eraan gaf was wel erg geënt<br />

op het levensideaal van de gegoede burger: je best doen, goed leren,<br />

verstandig omgaan met geld en de tijd niet verbeuzelen.<br />

Echter, zijn deze eigenschappen ook niet aan de Calvinistische levensbeschouwing<br />

toegedicht door de cultuursocioloog Max Weber (begin<br />

1900)?<br />

In andere preken komen we dingen tegen die in later tijden vaak in z.g.<br />

rechtzinnige preken werden gehoord. Tijdens de cholera-epidimie<br />

werd verkondigd, dat God daarmee zijn bedoelingen had en volksziekten<br />

onder het bestuur van God staan, die deze ziekten kan matigen of<br />

21


doen ophouden. Daarom moeten de gelovigen een beroep doen op<br />

Gods barmhartigheid en het bidden niet verzaken 29 .<br />

Bij een preek over de jongeling van Nain blijkt het dat Van Senden geloofde<br />

aan een onsterfelijke ziel, die uit het lichaam wordt verlost en<br />

aan een hereniging van geliefden in een betere wereld.<br />

Over dit geloof werd gepreekt in drie punten:<br />

1. de gronden waarop het steunt;<br />

2. de heiligende invloed die het uitoefent;<br />

3. de rijke vertroosting die het schenkt.<br />

De gedachte, die niet uitgaat van het Bijbelse begrip "Wederopstanding",<br />

maar van de Griekse filosofie van de onsterfelijke ziel in een<br />

stoffelijk lichaam, heeft ook welig in de z.g. orthodoxie getierd.<br />

Nergens vinden we echter een ontkenning van de Heilsfeiten, zoals we<br />

dat in de tweede helft van de 19e eeuw zullen tegenkomen.<br />

Aan de kerkelijke riten hechtte hij weinig waarde. Van het water van<br />

de doop, de wijn en het brood bij het Avondmaal leerde hij dat deze<br />

uiterlijke tekenen niet zo belangrijk zijn en we niet moeten blijven<br />

hangen bij deze "uitwendigheden". Het komt er op aan hoe je leeft.<br />

Niet de uitwendigheid nauwgezet waarnemen, maar uw licht laten<br />

schijnen voor de mensen.<br />

God is niet als mensen die aanmerken wat voor ogen is. Hier zien we<br />

weer typisch de "Groninger": "Niet de leer, maar het leven".<br />

Het waren echter niet de "vrijzinnige" gedachten, maar meer het taalgebruik<br />

dat de sociale onderlaag niet begreep, Van Senden besefte zelf<br />

heel goed, dat preken niet al te dor moesten zijn.<br />

Aan een collega schreef hij: 32<br />

22<br />

"De tijd waarin wij leven is een tijd van weder ontwaakte Godsdienstigheid,<br />

die zich voornamelijk als "hartelijk" openbaart. Mede<br />

door de lange en dorre tekstverklaringen en spitsvondige onderzoekingen<br />

over dikwerf beuzelachtige zaken, wil het gemoed voedsel,<br />

en vervuld worden van die reine en verheffende Godsdienstige<br />

gewaarwordingen, welke het Evangelie eigenaardig aankweekt, en<br />

bestemd is, vooral door de prediking, te kweeken en te besturen.<br />

Wanneer de predikanten in hun preken niet aan deze behoefte voldoen,<br />

dan is de kans groot dat de mensen hun heil gaan zoeken bij<br />

"mysticismus der seperatisten". Door hun bevindelijkheid trekken<br />

nl. de Afgescheidenen meer aanhangers dan door hun leerstelligheid.<br />

Daarom zou ook in de Hervormde kerk wat meer op het gemoed<br />

gepreekt moeten worden; terwijl het oor des beschaafden niet<br />

beleedigd wordt door achteloosheid en stijl en taal, mag het hart<br />

niet onaangedaan blijven".


Hij deed zijn best, maar hij kon niet anders spreken dan vanuit de belevingswereld<br />

der welgestelden. Het geestelijk klimaat der elite was ver<br />

verwijderd van de gewone man.<br />

Van Senden kende het Koninklijk Huis beter dan het leven in de krotten<br />

van het Slurink.<br />

Maar dit is niet als verwijt bedoeld. Deze kloof was er door de gehele<br />

19e eeuw (en niet alleen toen!).<br />

Geluiden als persoonlijke schuld, de zondige mens ("geneigd tot alle<br />

kwaad en niet in staat tot enig goed"), de bekering, de verzoening<br />

door het bloed van Christus, Gods waarschuwende tekenen (de<br />

cholera-epidemie, de overstromingen in 1826 en 1836, de komeet van<br />

Halley, die met zijn vurige staart op 15 oktober 1835 aan de hemel verscheen)<br />

spraken de lagere volksklassen meer aan dan kanselrethoriek<br />

van ds. Van Senden en zijn collega's.<br />

De organisatie<br />

Op 30 augustus 1848 hield ds. Van Senden een toespraak tot de predikanten<br />

van <strong>Overijssel</strong> over de organisatie van de Hervormde Kerk,<br />

waarbij hij ook enige kritische kanttekeningen maakte maar tevens de<br />

logische samenhang laat zien in de loop der geschiedenis.<br />

Het is dwaas, zegt hij, om naar de oude Dordtse kerkorde terug te verlangen,<br />

want we leven niet meer in de Republiek der Verenigde Nederlanden,<br />

maar in het Koninkrijk der Nederlanden 27 . En inderdaad, hier<br />

sloeg hij de spijker op zijn kop. De inrichting van een kerk heeft nauw<br />

te maken met de heersende staatsopvatting. Wat dat betreft had men<br />

na de Franse revolutie in heel Europa de klok teruggezet. Bij ons meer<br />

dan dat. Behalve dat de gegoede burger weer als voorheen de dienst<br />

uitmaakte (weliswaar in voordurend conflict met de Oranjes), werd<br />

Nederland van republiek zelfs een monarchie met grote bevoegdheden<br />

voor het staatshoofd.<br />

Kerk en staat lagen weer in eikaars verlengde, evenals dat vóór 1795<br />

was geweest. Het was al heel wat dat naast de Hervormde Staatskerk<br />

ook nog de R.K. kerk, de Doopsgezinden, de Lutherse kerk, de Remonstranten<br />

en de Synagoge erkend werden.<br />

De gedachte dat Kerk én Staat volkomen gescheiden moeten zijn, werd<br />

na de Franse revolutie snel de kop ingedrukt en bovendien zegt Van<br />

Senden, is Koning Willem I in 1813 als redder voor staat en kerk ingehaald.<br />

Alweer had hij hier groot gelijk.<br />

Achteraf is het door velen betreurd, dat de Herv. Kerk zich zonder<br />

enig protest de status van Staatskerk had laten verlenen. Maar op het<br />

moment, was men maar wat blij, dat de Koning orde op zaken stelde<br />

en de predikanten weer hun traktementen uitbetaald kregen.<br />

23


De nieuwe organisatie was trouwens niet het werk van Willem I, maar<br />

van een zekere "J.D. Janssen", hoofdcommies bij het departement<br />

van de zaken der Hervormde kerk, wiens naam dan ook onder alle<br />

stukken prijkt als de secretaris en adviseur.<br />

Daarvoor had hij alleen maar de oude stukken uit de la te halen, die<br />

hij in 1809 voor Lodewijk Napoleon had gemaakt.<br />

Door de inlijving bij het Franse Keizerrijk in 1810 waren de plannen<br />

niet doorgegaan, maar deze konden nu tot uitvoering komen.<br />

De kerken moesten nu zelf voor hun inkomsten zorgen met dien verstande,<br />

dat de predikantstraktementen door de staat werden betaald.<br />

Slechts 10% van de benodigde gelden kwam uit collecte. De overige<br />

90% kwam voor iets meer dan de helft uit de opbrengsten van de kerkelijk<br />

fondsen en de rest moest goed gemaakt worden door het verhuren<br />

van zitplaatsen. Voor de gegoede burgerij was het houden van een<br />

zitplaats in de kerk een statussymbool en er bestond een duidelijke<br />

rangorde. In het archief bevindt zich een brief van iemand die een andere<br />

zitplaats verlangde, omdat hij in stand vooruit was gegaan.<br />

Maar al deze inkomsten waren niet voldoende om de predikantstraktementen<br />

aan de in de dertiger jaren optredende prijsstijgingen aan te<br />

passen. Het rijk betaalde aan iedere predikant een jaarlijks traktement<br />

van / 1.050,-. De in 1827 ingestelde kerkvoogdij gaf hierop uit de lopende<br />

inkomsten een toeslag van ƒ 350,-. Predikanten dienden echter<br />

een verzoek in om deze toeslag met ƒ 200,- tot ƒ 550,- te verhogen (let<br />

wel, al deze bedragen op jaarbasis!). Hoewel de kerkvoogden dit verzoek<br />

wel rechtvaardig vonden, lieten de inkomsten zo'n verhoging niet<br />

toe.<br />

Om toch iets te doen, probeerde men een fonds te vormen om uit de<br />

rente de benodigde gelden te verkrijgen, maar dit lukte niet. Daarop<br />

besloot men de zitplaatsenhuur te verhogen. Om een of andere reden<br />

was dit laatste echter niet mogelijk. Maar men vond een slimme uitweg:<br />

het was wel mogelijk om de zitplaatsen aan een belasting te onderwerpen.<br />

De belasting zou vijftien cent voor iedere gulden huur bedragen.<br />

Uiteraard moest de kerkelijke ontvanger heel wat weigeraars<br />

bezoeken.<br />

Tevens moest ook mededeling gedaan worden aan Z.M. de Koning<br />

van deze stap. Aan hem werd dan ook "eerbiedig kennis gegeven" dat<br />

het college van Kerkvoogden had besloten een belasting op zitplaatshuur<br />

te heffen om hieruit de noodzakelijke traktementsverhoging te<br />

kunnen voldoen. Men sprak de hoop en de verwachting uit, dat 's Konings<br />

minister uit 's Rijks kas een gelijke verhoging zou toekennen. Of<br />

er een antwoord op dit verzoek binnenkwam kon niet worden achterhaald.<br />

Het resultaat was echter, dat de rijkstraktementen gelijk bleven.<br />

Wel kregen de predikanten vanaf 1841 uit de kerkvoogdijkas een<br />

verhoging van ƒ 100,- per jaar 10 .<br />

24


Merkwaardige bron van inkomsten<br />

De Hervormde Gemeente bezat het "octrooi" voor het vervaardigen<br />

van doodkisten. Dit betekende dat de doodkistenmakers<br />

een zekere licentie moesten betalen aan de Kerk.<br />

De plaatselijke doodkistenmakers trokken zich hier kennelijk<br />

niets van aan. Maar het door de Kerkvoogdij aangespannen proces<br />

werd gewonnen en voortaan werd de doodkistenmakerij<br />

door de kerkvoogdij bij openbare inschrijving verpacht. In 1841<br />

en volgende jaren zien we dan ook een hogere opbrengst onder<br />

deze titel".<br />

De collecte van de kerkvoogdij<br />

De regelmatige Hervormde kerkganger weet dat van oudsher de<br />

tweede rondgang tijdens de dienst voor de kerkvoogdij bestemd<br />

is.<br />

Deze collecte is ingevoerd op 16 september 1818. Vóór die tijd<br />

werd er alleen maar gecollecteerd voor de diaconie.<br />

De huishoudelijke uitgaven van de kerk werden immers voorheen<br />

door de staat betaald.<br />

Naast het verhuren van zitplaatsen werd er dus een collecte gehouden.<br />

Het probleem was alleen: wie moest dit doen? De heren kerkvoogden<br />

zeker niet. Dat was hun veel te min en hun aantal was<br />

te gering. Ook de ouderlingen kon je niet lastig vallen met dergelijke<br />

ongeestelijke zaken en de diakenen hadden al genoeg moeite<br />

om hun eigen rondgang te bemannen. Zo werd er dus een college<br />

van collectanten in het leven geroepen. Wie hieraan meewerkte,<br />

was meteen vrijgesteld van andere ambtelijke verplichtingen<br />

en bovendien bracht het nog wat gezelligheid mee.<br />

In latere jaren ontwikkelde het college zich als een voorportaal<br />

van de kerkeraad. Menig lid werd later ouderling of diaken. De<br />

kerkelijke carrière was meestal: collectant - diaken en ouderling.<br />

Het college van collectanten organiseerde voor de leden tevens<br />

uitstapjes en andere bijeenkomsten.<br />

25


Een steen in een rustige vijver<br />

We naderen nu het jaar 1835. Reeds in 1834 waren er moeilijkheden en<br />

onrustige dagen geweest in Groningen, waar door toedoen van ds. De<br />

Cock een eerste afscheiding van de Hervormde Kerk plaats vond. Dit<br />

was nog niet tot Zwolle doorgedrongen, maar de afscheidingsbeweging<br />

rukte mede door De Cock en zijn reizende medestanders snel op.<br />

Wat speelde zich nu in dit jaar in de kerkeraden af?<br />

We onderscheiden in die tijd de z.g. brede kerkeraad, waar alle ambtsdragers<br />

in vertegenwoordigd waren en de z.g. bijzondere kerkeraad,<br />

waar de predikanten met de ouderlingen vergaderden. Veel schokkends<br />

is er niet aan de orde. Op 18 april kwam de "breede kerkeraad"<br />

bijeen. Het was de eerste vergadering in dat jaar en er was ook maar<br />

één agendapunt: de gouverneur ging trouwen en bij de kerkelijke inzegening<br />

diende een delegatie van de kerkeraad aanwezig te zijn. Na dit<br />

probleem te hebben opgelost, kwam men op 24 april weer bijeen om<br />

de rapportage hierover te horen en de dank van de gouverneur in ontvangst<br />

te nemen.<br />

Op 19 mei was er een kerkvisitatie, waar de gebruikelijke vragen werden<br />

beantwoord en de doop- en huwelijksboeken werden nagegaan.<br />

Alles bleek in orde te zijn. De reglementen werden keurig nageleefd.<br />

Er waren geen bezwaren tegen belijdenis en wandel van één der kerkeraadsleden,<br />

de "ambtspligten" werden behoorlijk vervuld en allen<br />

toonden belangstelling voor de openbare Godsverering. Op de vraag<br />

of het regelmatig catechiseren bevorderd werd kwam het argeloos antwoord,<br />

dat diakenen hun invloed bij de kinderen der bedeelden uitoefenden.<br />

Trouwens, met 2452 catechisanten sloeg Zwolle geen slecht figuur.<br />

Maar in de komende maanden was er ernstiger werk te doen. De diakenen<br />

bleken toch niet zo trouw te zijn als de kerkvisitatie suggereerde.<br />

Er waren voortdurend verzuimen bij de collectebeurten. De diakenen<br />

werden daarom ter verantwoording geroepen. Ze beloofden beterschap<br />

maar men kwam ook tot de conclusie dat acht diakenen veel te<br />

weinig was.<br />

Hun aantal werd nu op twaalf gesteld en de boeten werden fors verhoogd.<br />

Een verzuimde beurt kwam op vijfentwintig gulden te staan<br />

(daar moest een arbeider vijf weken voor werken). Een nieuw reglement<br />

werd opgesteld en in de vijf vergaderingen, die nog in 1835 werden<br />

gehouden, was men hier volop mee bezig.<br />

Trouwens, het gehele tempo lag vrij laag. Na elke vergadering werd<br />

eerst het verslag geschreven waar de leden op konden wachten. Daarna<br />

werd dit voorgelezen en goedgekeurd.<br />

Als er een brief geschreven werd onderbrak men de vergadering tot de<br />

scriba klaar was met de brief en die ter goedkeuring kon voorlezen.<br />

26


Men had ook alle tijd. De meeste kerkeraadsleden hoefden niet in het<br />

zweet huns aanschijns te werken. Daar hadden ze hun mensen voor.<br />

Een zorgvuldig belegd kapitaal of een goede zaakwaarnemer was wel<br />

zo rustig. De vergaderingen vonden dan ook op alle tijden van de dag<br />

plaats. De koster zorgde voor spijs en drank en niet te vergeten de tabak,<br />

waar de lange pijpen mee gestopt werden.<br />

Dat er inmiddels op 11 juli 1835 in de Thomas a Kempisstraat nr. 3 een<br />

afgescheiden gemeente was ontstaan, kwam niet ter sprake. Evenmin<br />

vinden we dit terug in de vergaderingen van de bijzondere kerkeraad,<br />

waar predikanten en ouderlingen de geestelijke zaken behartigden.<br />

Men had het daar druk met de lijst van de belijdeniscatechisanten,<br />

toch altijd nog zo'n 75 per kwartaal.<br />

Over het huisbezoek waren meestal geen mededelingen te doen.<br />

De "Censura morum" was altijd wat pikant. Er bleek maar één reden<br />

te zijn waarom men niet aan het H. Avondmaal mocht deelnemen<br />

zonder schuldbelijdenis. Dat was voor ongehuwde vrouwen die een<br />

kind gekregen hadden. Dit onderwerp komt regelmatig weer terug en<br />

andere zonden kwamen in de gemeente blijkbaar niet voor. De kinderen<br />

mochten wel gedoopt worden, nadat de predikant zich ernstig met<br />

de moeder had onderhouden. De koster moest zich wel vergewissen,<br />

dat er geen onechte kinderen werden gedoopt zonder een consent van<br />

de predikant.<br />

Verder was de jaarlijkse verkiezing ook altijd een belangrijk onderwerp.<br />

De gekozenen werden hiervan verwittigd door de koster en deze<br />

bracht ook het antwoord mee terug.<br />

Ook de zaak van de diakenen drong tot de kerkeraad door. Ze stelde<br />

toen voor dat de oud-diakenen maar benaderd moesten worden om de<br />

helpende hand te bieden.<br />

En zo zeulden de twaalf vergaderingen in 1835 door, totdat eindelijk<br />

iets aan de oppervlakte komt. Op 3 december 1835 komt een door 65<br />

personen ondertekende brief ter tafel.<br />

Deze personen, zich noemende "leden der Hervormde Gemeente van<br />

Zwolle" verklaarden:<br />

"dat zij hun kerkelijke onderwerping weigeren aan het Nederlands<br />

Hervormd Kerkbestuur en dat zij hunnen Kerkelijke gemeenschap<br />

opzeggen met allen die het zoogenaamd bestuur als wettig gezag erkennen<br />

en eerbiedigen, en dat zij zich aansluiten aan de ware Gereformeerden<br />

(waar de Heer die zal gelieven te vergaderen) en zich alleen<br />

houden aan de leerregels en Kerkelijke verordeningen, vastgesteld<br />

in de Nationale Synode van Dordrecht in de jaren 1618 en<br />

1619" 5 .<br />

27


28<br />

De drie formulieren van enigheid en de Dordtse Kerkorde 3 '<br />

Zowel bij de afscheiding, de doleantie als in de orthodoxe vleugel<br />

van de Herv. Kerk worden deze telkens genoemd en ze speelden<br />

een rol bij de grondslag van deze geestelijke bewegingen.<br />

Voor buitenstaanders daarom een korte uitleg. De drie formulieren<br />

waren belijdenisgeschriften, een neerslag van wat men in<br />

een bepaalde tijd geloofde op grond van de Bijbelse inzichten.<br />

Dit geloof werd vastgelegd, maar was in principe voor herziening<br />

vatbaar. Dit gebeurde in de praktijk weinig. Alle drie de geschriften<br />

dragen echter sporen van de vragen waar men in een<br />

bepaalde tijd mee worstelde.<br />

Deze formulieren zijn:<br />

a. de Nederlandse geloofsbelijdenis opgesteld in 1561 door<br />

Guido de Bres.<br />

Deze belijdenis werd destijds met een steen over de muur van het<br />

kasteel van de landvoogdes geworpen om zich zo te verantwoorden<br />

voor wat men geloofde en duidelijk te maken, dat de aanhangers<br />

van de nieuwe leer geen rustverstoorders waren (we<br />

moeten aan de wettige overheid gehoorzamen). Het geschrift is<br />

onderverdeeld in 37 artikelen.<br />

b. de Heidelbergse Catechismus in 1563 opgesteld door twee<br />

Heidelberger theologen en bedoeld voor de niet-geletterde gemeente.<br />

De vorm is in de klassieke vraag-en-antwoord-methode<br />

en het boek is onderverdeeld in 52 hoofdstukken (z.g.<br />

zondagen). De verplichting gold tot 1859 om elke zondagmiddag<br />

hieruit te preken (een soort volwassen-catechisatie), zodat men<br />

in een jaar "rond" was. Deze catechismus is het meest bekende<br />

"formulier" in de Hervormde (Gereformeerde) Kerk.<br />

c. Bijna vergeten zijn de z.g. Dordtse leerregels. Deze zijn opgesteld<br />

tijdens de synode van Dordrecht in 1618/19 en vonden<br />

hun ontstaan in het leergeschil over de eeuwige uitverkiezing<br />

door God en mitsdien over de vraag of de mens een vrije wil had<br />

of niet (in de meeste godsdiensten een strijdpunt). De leerregels<br />

benadrukken dat de mens afhankelijk is van Gods genade.


De Dordtse Kerkorde<br />

Dit was een organisatievorm van de Kerk, die geheel ingesteld<br />

was op de situatie van 1619, toen er sprake was van een Republiek<br />

der zeven verenigde Nederlanden. Een soort Statenbond<br />

dus, met gemeenschappelijk belangen, maar elk met grote<br />

zelfstandigheid voor de interne zaken (de één mocht over de ander<br />

niet heersen).<br />

Naast de algemene regels lag bij deze kerkorde dus ook de nadruk<br />

op de zelfstandigheid van de gewesten. De overheid werd<br />

met eerbied behandeld en ze mocht tevens zitting hebben in de<br />

kerkeraad en hogere besturen. De kerk moest evenwel vrij blijven<br />

in haar beslissingen. Verder waren er voorschriften over<br />

opleiding (universitair onderwijs voor de predikanten was verplicht),<br />

kerk en school, doop, avondmaal, tucht, diakonie en<br />

nog veel meer zaken. De Dordtse kerkorde is nooit algemeen ingevoerd.<br />

Slechts drie provincies hielden zich eraan: Utrecht,<br />

Gelderland en <strong>Overijssel</strong>. In de andere provincies werden vaak<br />

veranderingen aangebracht of maakte men een eigen kerkorde.<br />

Alle zaken werden in de provincies afgehandeld, men hield wel<br />

contact met elkaar. Na 1619 tot 1951 is er nooit meer een landelijke<br />

synode bijeen geweest.<br />

De weieerwaarde en eerwaarde heren keken elkaar eens aan: wat moet<br />

je hier nu mee? Een ongehoorde rebellie, vooral als je ook nog naar de<br />

namen der ondertekenaars keek. Dat was nu niet bepaald "de bloem<br />

van Zwolle". Men besloot dan ook er geen discussie over te voeren,<br />

maar de brief in handen te stellen van de gezamenlijke predikanten<br />

"met oorzaak om de vergadering te dienen met praeadvies".<br />

Ds. Van Senden was scriba en in het advies zal hij wel een groot aandeel<br />

hebben gehad. Dit advies wordt bij monde van ds. Wor in de vergadering<br />

van 28 december 1835 uitgebracht.<br />

Men kwam tot de overtuiging dat de brief volstrekt geen legaal karakter<br />

had. En bovendien stonden er wel 65 namen onder de brief, maar<br />

vele handtekeningen waren vals of door anderen geschreven. We hoeven<br />

hier niet direct aan bedrog te denken. Veel van de aanhangers der<br />

afgescheidenen konden vermoedelijk hun eigen naam niet schrijven.<br />

Dat deden anderen dan voor hen.<br />

De broeders knikten. Een keurig advies. De brief werd geseponeerd.<br />

Dergelijke brieven "uit het volk" bestonden eenvoudig niet. En overeenkomstig<br />

het advies werd zo besloten. De broeders overleefden de<br />

afscheiding!<br />

29


Later prees Van Senden in een brief aan een collega de houding van de<br />

Zwolse kerkeraad 32 die naar zijn mening terecht geen notitie had genomen<br />

van de toegezonden acte van afscheiding. "Werking en tegenwerking<br />

waren ontstaan en daarmede leven en beweging. Wie weet wat<br />

er dan van geworden ware!" Ook in de gebruikelijk rechtsvervolgingen<br />

door de overheid zag hij geen nut. "Strenger dan nu kan men niet<br />

optreden en halve maatregelen zijn slechter dan geen maatregelen".<br />

Vermoedelijk had Van Senden de gebeurtenissen in het naburige Hattem<br />

op 't oog waar door het optreden van ds. A. Brummelkamp op 16<br />

augustus 1835 ernstige ongeregelheden plaats vonden tijdens de middagdienst.<br />

De situatie lag daar wel anders, doordat Brummelkamp het<br />

voor de afgescheidenen opnam. Door het weinig soepele optreden van<br />

de kerkvoogden en notabelen aldaar, was het nodig om 110 soldaten<br />

met 3 officieren Hattem te laten binnenrukken om de orde en rust te<br />

herstellen 34 .<br />

Zoiets moeten we in Zwolle niet hebben heeft Van Senden waarschijnlijk<br />

gedacht en de kerkeraad en zijn collega's zullen het wel met hem<br />

eens geweest zijn. Veel steun van de overheid zou men toch niet gekregen<br />

hebben. Burgemeester Vos de Waal was Rooms-Katholiek.<br />

Vanuit de gedachtengang van deze mensen was dat niet eens zo onverstandig.<br />

Er was geen wezenlijke bedreiging voor de gevestigde kerk.<br />

Wat waren nu 65 gezinnen, waarvan het merendeel nog voortkwam uit<br />

de kleine burgerij en de arbeidende stand?<br />

De eerste kerkeraad van de afgescheidenen bestond uit A.<br />

Schouwenberg, een winkelier in gist uit de Luttekestraat,<br />

H. v.d. Sluis, verkoper van kalk en steen uit de Hoogstraat,<br />

C. T. v. Ommen, een sjouwer en N. v. Beek, een timmerman uit<br />

de Drietrommeltjessteeg. Gastvrijheid werd verleend door Joh.<br />

Ridderrinkhof, Thorbeckegracht 49, een aannemer, enkele huizen<br />

verwijderd van de pastorie van Van Senden.<br />

De bovenlaag van deze groep (een kwart) behoorde ook niet tot de<br />

"coterie", die in Zwolle burgerlijk en kerkelijk de dienst uitmaakte.<br />

Uiteindelijk ging het om 145 personen met geringe invloed en inkomsten.<br />

Dit groepje groeide maar langzaam. In 1887 werden in<br />

Zwolle 889 Chr. Gereformeerden geteld. Het verzet tegen de gezeten<br />

burgerij was alleen nog maar te vinden in een geestelijke elite, die haar<br />

nek durfde uit te steken. De grote massa van de armen was te afhankelijk<br />

van het gemengd Hervormd Armbestuur om zich een wisseling van<br />

godsdienst te kunnen veroorloven. Doodzwijgen leek dus de beste methode.<br />

Achteraf kunnen we vaststellen, dat de afscheiding een eerste<br />

30


verzetssignaal was op kerkelijk terrein van de lagere sociale klassen tegen<br />

de gevestigde orde. Ze was een voorhoede van een beweging die<br />

niet te stuiten zou blijken. Maar we kunnen het Van Senden en de zijnen<br />

moeilijk kwalijk nemen, dat dit inzicht hun ontbrak. Elk leidende<br />

groep is er altijd op gespitst zijn eigen bevoorrechte positie voor zich<br />

en zijn kinderen te behouden. Het geestelijk klimaat van die tijd<br />

bracht met zich mee dat men de maatschappelijke orde van die dagen<br />

zag als een door God gewilde.<br />

De heren zullen wel meesmuilend gelachen hebben, toen ze vernamen<br />

dat de afgescheidenen, zodra ze op eigen benen stonden, terstond hevige<br />

ruzie kregen en elkaar gingen verketteren 35 . Een van de eerste ruzies<br />

was over de Dordtse Kerkorde, die sommigen wilden veranderen, terwijl<br />

het verwijt aan de Herv. Kerk was, dat men zich nu juist niet hield<br />

aan die kerkorde! Dat dergelijke onenigheden tot de kinderziekten van<br />

elke bevrijdingsbeweging horen, konden ze toen nog niet weten.<br />

Hoe zwaar de overheid en in het bijzonder Willem I en zijn ambtenaren<br />

beledigd waren door de talloze acten van afscheiding, blijkt wel uit<br />

enkele zinsneden uit het Koninklijk Besluit van 5 juli 1836:<br />

"Overwegende, dat de adressanten, wel verre van zich naar Onze<br />

voorgeschrevene beschikking te gedragen, voortgegaan zijn in<br />

hunne onrust en verwarring veroorzakende onwettige handelingen,<br />

en niet alleen bij voortduring ongeoorloofde godsdienstoefeningen<br />

gehouden hebben, maar ook ouderlingen en diakenen<br />

aangesteld, predikanten beroepen en ingezegend, een dank-,<br />

vasten- en bededag uitgeschreven en zonder Onze toelating een<br />

afgezonderd kerkgenootschap met de daad hebben opgerigt onder<br />

het bestuur van een zoogenaamde algemeene synode . . .<br />

Dat, hoe gering ook het aantal hunner aanhangers is, in vergelijking<br />

met het aantal der Hervormden in Nederland, zij zich bij<br />

uitsluiting durven aanmatigen den naam van de ware Gereformeerde<br />

Kerk, door welken naam hun te vergunnen, Wij met der<br />

daad zouden verklaren dien te beschouwen als niet toekomende<br />

aan het door Ons erkende Nederlandsch Hervormd of Gereformeerd<br />

genootschap, waarvan de adressanten en hun aanhangers<br />

zich de facto hebben afgescheiden, door zich aan derzelver reglementen<br />

en tucht te onttrekken.<br />

Dat zoodanige wederstrevingen van het wettig gezag met aanranding<br />

van eene gevestigde en erkende kerk en het kweeken van<br />

openbare onrust en verwarring, niet verder kunnen worden gedoogd,<br />

31


hebben goedgevonden en verstaan<br />

dat de hierboven gemelde zoogenaamde Gereformeerde Kerk<br />

zonder Onze toelating en strijdig met Onze vorige beschikking<br />

opgerigt worden gehouden als geen wettig bestaan hebbende en<br />

mitsdien (voor zoo veel des noods) als ontbonden en dat derzelver<br />

zamenkomsten, als zoodanig uit dien hoofde worden verboden,<br />

met verdere waarschuwing dat zij zich bijzonder zullen<br />

moeten onthouden zoo van zich eenigen titel toe te schrijven, op<br />

welke het door Ons erkend Nederlandsch Hervormd of Gereformeerd<br />

kerkgenootschap als zoodanig aanspraak bezit, als van<br />

het voorwenden van eenig regt of aanspraak op eenige goederen,<br />

inkomsten ofregten der Gevestigde Hervormde of Gereformeerde<br />

kerk, daar eene zoodanige aanmatiging alle toelating en bescherming<br />

voor Ons ondoenlijk zoude maken.<br />

De ondertekening werd mede verricht door de onvermijdelijke Janssen,<br />

de secretaris en adviseur bij het departement voor de Zaken der<br />

Hervormde Kerk enz.<br />

Veranderingen<br />

Tegen het midden van de 19e eeuw kwamen veranderingen op gang. In<br />

de eerste plaats deden zich theologische verschuivingen voor die<br />

tenslotte uit liepen op een tweede afscheiding in 1886. We komen hier<br />

in het volgende hoofdstuk op terug. Ook in organisatorische zin is er<br />

een verdere ontwikkeling te zien.<br />

Op 30 augustus 1848 pleitte ds. Van Senden in de eerder genoemde<br />

vergadering van <strong>Overijssel</strong>se predikanten eveneens voor veranderingen<br />

27 . Hij wees op mogelijke verbeteringen van twee zaken.<br />

Dat de oppermacht bij de koning berustte vond hij verkeerd. Hij<br />

mocht best hoofd van de kerk blijven, maar niet meer in die zin, dat<br />

hij als een soort Paus alles besliste. En ten tweede vond hij het verkeerd<br />

dat iedereen benoemd werd. Er moesten verkiezingen komen<br />

voor de hogere colleges. Bovendien zegt hij dat verkiezingen de geluiden<br />

over de onwettige organisatie zouden doen verstommen. Uiteraard<br />

denkt hij hier niet direct aan het kiesrecht voor iedereen, maar<br />

toch, een democratiseringstendens wordt zichtbaar.<br />

Als we naar het jaar kijken waarin deze rede wordt uitgesproken, verbaast<br />

ons dit niet. Het is het jaar 1848, het jaar dat onze moderne<br />

grondwet o.l.v. Thorbecke tot stand kwam. De koninklijke macht<br />

werd beknot. Voor de gezeten burger was er dan democratie. Wel, als<br />

dit in de staat zo is, waarom in de kerk niet?<br />

32


Grafmonument voor ds. G.H. van Senden op de<br />

Algemene Begraafplaats aan de Meppelerstraatweg.<br />

Lang heeft men niet hoeven wachten op deze veranderingen. Sinds<br />

1816 had de synode zich als een staatsorgaan gedragen. Het reglement<br />

van 1816 was trouwens een staatswet. In juli 1842 bracht Willem II<br />

enige veranderingen aan. Een Koninklijk Besluit gaf toen aan. alle kerken<br />

de vrijheid tot zelfstandige verandering van de reglementen, terwijl<br />

de grondwet van 1848 nog verder ging. In het herziene reglement<br />

van 1852 kregen de gemeenten binnen de Herv. Kerk meer zelfstandigheid.<br />

In 1867 trad een regeling voor kerkelijke verkiezing in werking,<br />

hetgeen aanleiding werd tot groepsvorming en de institutie van de<br />

richtingsstrijd 17 .<br />

33


"Eene reis naar het Oosten"<br />

Tegen het eind van zijn leven, in 1849, maakte Van Senden nog een<br />

grote gebeurtenis mee. Hierbij komt zijn ijdelheid duidelijk tot uiting.<br />

Laten we hemzelf hierover aan het woord:<br />

34<br />

"Hare Koninklijke Hoogheid, de Prinses Marianne der Nederlanden<br />

schrijft mij, dat zij het plan heeft, eene reis naar het Heilige<br />

Land te ondernemen. Ik was omtrent twintig jaren tevoren bij<br />

H.K.H, persoonlijk bekend geworden. Toen zij, de eenige en zoo<br />

algemeen geliefde dochter van den Eersten Willem, zich in het huwelijk<br />

verbond had ik van mijn gevoel doen blijken door eenige<br />

dichtregelen in het Hoogduitsch, welke met veel welgevallen door<br />

H.K.H, en Prins Albert werden opgenomen.<br />

Innig had ik meermalen gedeeld in de treurige wending van haar<br />

lot. Toen zij in het jaar 1847 zich te Voorburg vestigde en daar in<br />

stille afzondering leefde, was ik met de Vorstin in briefwisseling gekomen;<br />

het was vooral de Godsdienstige rigting van Haren Geest,<br />

welke die correspondentie onderhield. Meermalen mogt ik de eer<br />

hebben, van H.K.H, op haar buitenverblijf te bezoeken.<br />

Zoude het te verwonderen geweest zijn, wanneer ik er toe gekome<br />

ware om mijn antwoord op Hare mededeling van het grote reisplan<br />

hoofdzakelijk te doen bestaan in een verzoek van deel te mogen<br />

hebben aan dien togt? En toch, ik deed het niet, met geen woord<br />

zelfs gaf ik mijn hartsverlangen te kennen. Het was of eene stem tot<br />

mij sprak: "Laat alles over aan de hand, die u leidt".<br />

Eerst nadat er weken voorbij waren gegaan, vernam ik weder van<br />

de reis. Het was nu bij monde van de prinses zelve. Zij zegt dat zij<br />

mij begrepen heeft in haar plan; dat zij binnen 6 weken de reis wil<br />

aanvaarden; zij verzoekt mij, Haar als Geestelijke en Aardrijkskundige<br />

te vergezellen.<br />

Raadplegende en overleggende met het huisgezin en de gemeente,<br />

vindt men geene vrijheid, mij terug te houden. Tot eene goede<br />

voorziening in mijn predik- en herderlijk werk komen mij broederlijke<br />

welwillendheid en vriendschap tegemoet. Verlof om te gaan<br />

had ik aan niemand te vragen.<br />

En zie, de Voorzienigheid, welker kind ik ben, heeft deze schakel in<br />

mijn levensketen gelegd. Zoo gaf ik mij geheel over aan den Goddelijken<br />

leidsman; zijn dienaar wilde ik wezen ook daar, waar Hij<br />

mij, ten behoeve van eene ongelukkige Vorstin, ertoe mogt<br />

bestemd hebben, die te zijn. Zoo was ik gegaan, afscheid nemende<br />

..."


Hij ging dan een jaar lang op reis met het stoomschip "Willem I" en<br />

onmiddelijk na z'n terugkeer nam hij zich voor een driedelig boek te<br />

schrijven. Hij voltooide slechts het eerste deel met de uitvoerige titel:<br />

Het Heilige Land<br />

of mededelingen uit<br />

Eene reis naar het Oosten,<br />

gedaan in de jaren 1849 en 1850<br />

in gezelschap van Hare Koninklijke Hoogheid,<br />

de Prinses Marianne der Nederlanden<br />

door<br />

G. H. van Senden,<br />

theol. doctor, ridder der orde van den Nederl. Leeuw,<br />

Lid van onderscheiden binnen- en buitenlandse Geleerde<br />

Genootschappen, en predikant te Zwolle.<br />

Het mag waar zijn dat een dergelijke reis uniek was in die dagen en een<br />

gezwollen taalgebruik in bepaalde kringen heel normaal. Het geeft<br />

echter ook ten voeten uit het probleem van de Hervormde Kerk in die<br />

dagen, geïllustreerd in deze uitschieter. De deftige en gewichtig doende<br />

dominee, kind aan huis bij de hoogste kringen, had geen boodschap<br />

aan het gewone volk dat aan zijn zorgen was toevertrouwd.<br />

Toch nam men al deze dingen nog zonder protest. Alleen een handjevol<br />

mensen had er genoeg van.<br />

Terugblik op de eerste helft van de 19e eeuw<br />

In deze periode is de Hervormde Gemeente, bestuurd door de adel en<br />

de gegoede burgerij, de overheersende kerk in Zwolle.<br />

In dit tijdvak is de kerk nog een verlengstuk van de overheid, die ook<br />

voor een belangrijk deel zorgt voor de financiering van dit instituut.<br />

Voor de bovenlaag is het nog een status om tot die kerk te behoren, deze<br />

mede te besturen en van daaruit hun minder bedeelde broeders en<br />

zusters "wel te doen".<br />

De laatstgenoemden waren hierdoor erg afhankelijk van de kerk. Het<br />

kwam zelfs voor, dat afgescheidenen zich formeel ingeschreven lieten<br />

staan bij de Hervormde Gemeente terwille van de sociale zekerheid.<br />

Het is de bovenlaag die predikanten kiest van hun stand. Deze zijn zeker<br />

niet "vrijzinnig" in de latere betekenis van het woord té noemen,<br />

maar spreken wel vanuit een optimistisch mensbeeld en trachten de<br />

oude waarheden te harmoniëren met het burgerlijke levensgevoel van<br />

die dagen, dat echter niet het levensgevoel van de grote massa was.<br />

Toch blijft die "massa" bij de kerk horen. Enerzijds omdat onkerke-<br />

35


lijkheid nog een onbekend begrip is (in 1853 zijn er nog minder dan<br />

tien onkerkelijken) en anderzijds omdat de economische afhankelijkheid<br />

van de kerk voor velen groot was (armen,- ouderen- en wezenverzorging).'<br />

De kerkeraadsvergaderingen zijn grotendeels gewijd aan het handhaven<br />

van de reglementen. Over "geestelijke" zaken wordt nauwelijks<br />

gesproken. Men neemt er de tijd voor en er wordt getracht zo goeü<br />

mogelijk op "de winkel" te passen.<br />

Het verzet tegen deze gang van zaken in de vorm van de afscheiding in<br />

1836 verontrust de kerkeraad niet. Men haalt de schouders erover op<br />

en men ziet tot zijn voldoening, dat het maar een kleine groep mensen<br />

betreft, die bovendien onderling grote onenigheid krijgen. Men kan<br />

zich de weelde veroorloven "verdraagzaam" te zijn. Omdat geen der<br />

predikanten met de afscheidingsbeweging mee gaat, is Zwolle<br />

gespaard gebleven voor rellen die in andere plaatsen veelvuldig voorkwamen.<br />

Het kerkelijk leven loopt parallel met de heersende politieke macht.<br />

Als in het midden van de 19e eeuw de eerste democratiseringstendensen<br />

komen, gaat de kerk mee in een proces dat leidt tot een geheel vrije<br />

positie tegenover de staat.<br />

Omstreeks 1850 laat het "kerkvolk" dit alles nog lijdzaam over zich<br />

heengaan en de rust lijkt teruggekeerd.<br />

Nieuwe theologische stromingen doen echter hun invloed gelden en het<br />

einde van het agrarisch-ambachtelijk tijdvak komt ook voor Zwolle in<br />

zicht, ingezet door de opening van de spoorlijn naar Utrecht in 1864,<br />

voorafgegaan door de stoombootverbinding naar Amsterdam in 1840.<br />

Van Senden heeft het echter zelf niet meer meegemaakt. In oktober<br />

1852 is hij op 58-jarige leeftijd gestorven. Een nieuw tijdperk brak<br />

aan, dat gekenmerkt zou worden door de opkomst van de kleine burgerij<br />

met een orthodoxe inslag.<br />

Met veel pracht en praal en vele redevoeringen werd Van Senden op de<br />

begraafplaats aan de Meppelerweg begraven. Een reusachtige zuil herinnert<br />

nog aan de grote populariteit die hij binnen en buiten Zwolle genoot.<br />

Een jaar later stierf ook zijn collega Bleijenberg, die hem uit Engelbert<br />

was nagekomen.<br />

36<br />

HULDE<br />

van zijne<br />

leerlingen<br />

vrienden en<br />

hoogschatters<br />

Teruggekeerd van 't graf van Hem<br />

Dien God ons schonk te Bethlehem<br />

Vond hier de vrome pelgrim ruste,<br />

Wiens geest aan beter levenskuste<br />

Zijn Heer ziet, bij der Eng'lenstem<br />

In 't hemelsche Jeruzalem.<br />

F. F. C. Steinmetz.


GODSDIENSTIGE GEZINDHEID 15<br />

GEMEENTE ZWOLLE ULT. 1853<br />

AANTAL INWONERS: 18537<br />

26*<br />

Hiervan waren:<br />

63*<br />

N.H.<br />

R.K.<br />

Isr.<br />

E. Luth.<br />

Herst.E.Luth.<br />

Doopsgez.<br />

Chr. afgesch.<br />

Waals Herv.<br />

Remonstr.<br />

Oud. Kath.<br />

Engels Herv.<br />

Schotse Kerk<br />

Onkerkelijk<br />

12158<br />

4747<br />

615<br />

381)<br />

66)<br />

273<br />

177<br />

81<br />

4)<br />

2)<br />

1)<br />

1)<br />

9<br />

65.6<br />

26.0<br />

3.3<br />

2.4<br />

1.5<br />

0.9<br />

0.4<br />

0.26<br />

0.04<br />

Hierbij zijn de cijfers van Zwollerkerspel (4375 inw.) niet inbegrepen.<br />

Deze komen grotendeels bij de Herv. Kerk en de<br />

Chr. afgescheidenen. (15% was R.K.)<br />

GODSDIENSTIGE GEZINDHEID<br />

GEMEENTE ZWOLLE ULT. 1853<br />

OVERIGE (1632 INW. = 8,7%)<br />

B<br />

A ISRAËLISCH 38%<br />

B E VANG. LUTH. 24%<br />

C HERST. EV. L 4%<br />

D DOOPSGEZIN. 17%<br />

E CHR. AFGESCH 11%<br />

F WAALS HERV. 5%<br />

G REST 1%<br />

37


TUSSENSPEL<br />

1852 - 1868<br />

Met de=komst van ds. J. Vermeer in 1868 begint er een nieuwe fase in<br />

de Hervormde Gemeente. Maar voordat we hieraan toekomen, is het<br />

nodig kennis te nemen van bepaalde ontwikkelingen in Nederland en<br />

in Zwolle, die na de afscheiding in 1837 en na de dood van Van Senden<br />

steeds duidelijker worden.<br />

De ontwikkelingen in de 2e helft van de 19e eeuw in Nederland en<br />

Zwolle<br />

Binnen het kader van deze studie kan alleen de algemene lijn in Nederland<br />

aangegeven worden, om dan weer tot de Zwolse situatie terug te<br />

keren.<br />

Tot dusver gaf de Groninger richting nog de toon aan, de richting die<br />

moderne inzichten trachtte te harmoniëren met oude waarheden. In de<br />

2e helft van de 19e eeuw gaat dit echter sterk veranderen 17 .<br />

In 1835 publiceerde de Tübinger theoloog Strauss zijn roemruchte<br />

werk: "Das Leben Jesu, kritisch bearbeitet", gevolgd door het in 1840<br />

verschenen werk "Glaubenslehre". Deze boeken luidden een periode<br />

in van een kritisch-historische benadering van de Bijbel. In Nederland<br />

werden deze gedachten overgenomen en verder uitgewerkt door de<br />

Leidse professor Scholten en in Utrecht door Opzoomer (plm. 1850).<br />

In de snelle ontwikkeling van het wetenschappelijk denken op alle terreinen<br />

werd ook de theologie meegezogen. De historische figuur van<br />

Jezus verdween om plaats te maken voor de gedachte, dat de evangelieschrijvers<br />

rondom een historische kern neergeschreven hadden wat<br />

zij van Jezus dachten.<br />

Maar het bleef hier niet bij. De gehele Bijbel werd op eenzelfde manier<br />

benaderd en kritisch ontleed. Zo kwam men b.v. tot de ontdekking,<br />

dat de z.g. vijf boeken van Mozes niet door hem geschreven konden<br />

zijn, maar de hand van verschillende schrijvers verraadden, die gedachten<br />

uit de oude culturen omwerkten voor het gebruik in het monotheïstisch<br />

Godsbegrip.<br />

Dit veroorzaakte een enorme schok in de kerk. In die dagen was men<br />

er nog op ingesteld, dat een historisch gegeven ook een geloofswaarheid<br />

moest zijn. De "waarheid" in de Oosterse verteltrant is echter een<br />

geheel andere dan in Westers objectieve zin. Vele predikanten werden<br />

zo gegrepen door deze nieuwe ontdekkingen, dat allerlei zaken vrij<br />

38


abrupt op de kansel werden verkondigd. Bij een kerkvisitatie in 1865<br />

kwam de klacht over een predikant, die gezegd zou hebben: "Christus<br />

was een gewoon mens; wie hoger van hem spreekt, zegt maar holle<br />

klanken".<br />

Dat wetenschappelijke waarheden van een geheel andere dimensie zijn<br />

dan geloofswaarheden is een denkwijze, die pas later in de kerken gehoor<br />

vond. Voorlopig kon alleen de verlichte en liberale burgerij met<br />

de nieuwe ontwikkelingen meegaan. Ze voelde zich juist bevrijd van<br />

allerlei dogmatische geloofsvoorstellingen, die niet meer klopten met<br />

de wetenschappelijke inzichten.<br />

Maar voor de kleine burger met een geringe opleiding was de verwarring<br />

groot en het kerkelijk belangstellend deel onder hen begon zich te<br />

verweren.<br />

Maatschappelijke ontwikkelingen<br />

We kunnen deze dingen niet los zien van andere ontwikkelingen van de<br />

maatschappij in die dagen. De oude statische standenmaatschappij,<br />

die een eenzame kleine top kende, met daaronder de grote massa van<br />

onvermogende burgers en daaronder weer de paupers, was aan het<br />

veranderen. In de jaren 1850 - 1867 was er een duidelijke economische<br />

verbetering ingetreden 16 . Deze begon in de landbouw (grote oogsten en<br />

hoge prijzen) en zette zich in 1867 versneld door, mede door de technische<br />

ontwikkelingen. Dit had tot gevolg dat er meer mobiliteit in de sociale<br />

lagen kwam. Vooral de middengroep kreeg haar kansen. De lonen<br />

stegen. Spoorwegen en verbeterde druktechnieken bevorderden de<br />

communicatie, het dagbladzegel (een belasting op kranten) werd in<br />

1869 afgeschaft. Er was meer toeloop tot de scholen (de leerplichtwet<br />

kwam pas in 1901) en de eerste sociale wetgeving kwam van de grond<br />

(1874).<br />

De spoorwegen gingen reclame maken met goedkope zondagsreizen.<br />

Men kon al 4 maal per dag naar het westen, noorden en zuiden reizen.<br />

Velen waren zich goed bewust dat ze in een tijd van "vooruitgang"<br />

leefden. De vele lezingen en ingezonden stukken in de krant maakten<br />

daar meermalen gewag van. Er was een rozig optimisme over de toekomst<br />

bij de liberale burgerij en de vrijzinnige voorgangers in de Hervormde<br />

Kerk, die geïrriteerd reageerden op het "fanatisme, de bekrompenheid<br />

en onverdraagzaamheid" van de opkomende orthodoxie,<br />

die niet zo overtuigd was van de goede vooruitzichten. Zij<br />

moesten hun deel in de komende welvaart nog veroveren en hun godsdienstige<br />

instelling was nu niet bepaald zo optimistisch over de mogelijkheden<br />

van de mens. (Heidelbergse Catechismus: "De mens is niet<br />

in staat tot enig goed en geneigd tot alle kwaad").<br />

39


Deze ontwikkelingen hadden tweeërlei uitwerking. Enerzijds leidde dit<br />

tot een vatbaarheid voor liberale en socialistische ideeën (in die tijd<br />

ontstond de moderne arbeidersbeweging), maar anderzijds waren er<br />

vele Hervormden, vooral onder de geringe burgerij en onder de traditioneel<br />

gezeten ambachtslieden voor wie de Godsdienst centraal stond<br />

in het leven. Zij voelden zich al lang niet meer thuis in een kerk die<br />

door notabelen werd bestuurd. Vooral dit laatste klimaat was in Zwolle<br />

ruimschoots aanwezig. Er waren toen in de stad ruim dertig kleine<br />

ambachtelijke bedrijven en bedrijfjes met gemiddeld vijftien werknemers.<br />

De helft van de beroepsbevolking vond hier zijn brood. Van<br />

grote industrieën was geen sprake (en zou in Zwolle ook nooit sprake<br />

zijn). Alleen de sedert 1864 gevestigde werkplaatsen van de spoorwegen<br />

waren een "Fremdkörper". Deze tak van werk bracht een aantal<br />

buitenkerkelijke gezinnen naar Zwolle, die zich in Assendorp vestigden<br />

en daardoor letterlijk en figuurlijk buiten het gezichtsveld van de<br />

echte Zwollenaar vielen. (In Assendorp werd dan ook pas in 1933 een<br />

Hervormde Kerk gebouwd, de eerste buiten de wallen.) Het Zwolse leven<br />

speelde zich nog daarbinnen af.<br />

Het is vooral de kleinere en meer tot welvaart gekomen burgerij en de<br />

geschoolde ambachtsman die mondiger werden en zich gingen verweren<br />

tegen de liberale regenten in de kerk. Dit leidde tot de doleantie in<br />

1887, maar ook tot groei en grote invloed van het orthodoxe deel van<br />

de Hervormde Gemeente. In dit licht moeten we de komende gebeurtenissen<br />

gaan zien.<br />

40<br />

Beroepsuitoefening Nijverheid<br />

(1880): Handel<br />

Verkeer<br />

(w. o. de spoorwegen)<br />

Huish. dienst<br />

Dienstverl.<br />

Maatsch. dienst<br />

(w.o. ambtenaren)<br />

Overigen<br />

45 %<br />

16 %<br />

22 %<br />

0.5%<br />

1 %<br />

7 %<br />

8.5%<br />

15


Enkele prijzen (bron Zwolse krant Ie halfjaar 1880):<br />

brood 8 et. p. kg. kost en inwoning f 35,— p.m.<br />

aardapp. 6 et. p. kg. een matras (kap.) f 15,vnjn<br />

f 1,--p.fi. idem van stro f 3,50<br />

bier 12 et. p. fl. costuum f 18,portie<br />

eten overjas f 18,voor<br />

de een hanglamp f 2,~<br />

armen f 1,50 gasrekening f 100,— p.j.<br />

(licht werd om 21.30 uur gedoofd;<br />

er waren 1000 aansluitingen).<br />

Enk. reis Amerika f50,- Abon. krant f 8,—p.j.<br />

Enk. reis A 'dam p.<br />

boot f 1,50 Hr. kl. huis f 160,- p.j.<br />

Zondagsret. D'terp.b. f 0,70 Hr. gr. huis f 250,-p.j.<br />

Treinret. Utrecht f 4,-<br />

Uit de statistieken van 1871 en 1880 kunnen we al duidelijk de<br />

aanwezigheid en de groei van de middengroepen zien. Er was<br />

toen een z.g. censuskiesrecht, d.w.z. dat alleen zij die aangeslagen<br />

waren in de belastingen (die hoofdzakelijk nog plaatselijk<br />

geïnd werden) kiesrecht hadden, de mannen althans; van vrouwenkiesrecht<br />

was nog geen sprake.<br />

Inkomensklassen Aantal Beroepsvoorbeeld<br />

per jaar 1871 1880 ben. 400: huish. en winkelpers<br />

400- 600<br />

600- 800<br />

800 - 1200<br />

1200 - 1600<br />

1600 - 2000<br />

2000 - 2400<br />

2400 - 3000<br />

3000 - 4000<br />

552<br />

320<br />

253<br />

148<br />

104<br />

64<br />

505<br />

372<br />

307<br />

150<br />

94<br />

70<br />

61<br />

70<br />

agent v. politie<br />

lagere ambten.<br />

onderwijzer<br />

Ie ambtenaar<br />

se hooih., pred.<br />

burgemeester<br />

rector gymn.<br />

totaal 1441 1629 (groei 13%)<br />

Boven deze groep van ruim 1400personen (1600 in 1880) warert<br />

er nog ruim 140 (160 in 1880), die een inkomen hadden van f<br />

4000,- - 55.000,- (in 1880 tot f 65.000). Groei van deze groep<br />

14%. Van al deze mensen hadden er slechts 1150 kiesrecht. Dit<br />

begon bij de lagere ambtenaren. Deze kiesgerechtigden vormden<br />

plm. 19% van de mannelijke bevolking.<br />

41


- • - '""-••• • -<br />

"V-<br />

5. Zwolle in 1866. De stad telde toen 20.500 inwoners.<br />

Een zesde predikantsplaats<br />

Op 14 februari 1858 kreeg de Zwolse Hervormde Gemeente toestemming<br />

een zesde predikant te benoemen. Eeuwenlang waren er vijf geweest<br />

ondanks het groeiend inwonertal. De reden hiervoor was vermoedelijk,<br />

dat er een concurrerende positie ontstond met de R.K.<br />

Kerk. Deze had in 1853 weer volkomen vrijheid in ons land verkregen<br />

ondanks felle protesten der Hervormde Kerk, waarna er in Zwolle<br />

door de bisschop ook een 6e pastoor was aangesteld. De Hervormde<br />

Kerk kon dan ook niet achterblijven en de regering was hier blijkbaar<br />

gevoelig voor. Het rijk droeg ƒ 700,-- in het salaris bij en de kerk<br />

moest ƒ 1.000,-- opbrengen. De toestemming voor een zesde predikant<br />

werd verleend.<br />

Spoedig na de toestemming kon dan het beroepingswerk een aanvang<br />

nemen. Daar de vijf aanwezige predikanten van de Groninger richting<br />

waren of meegingen met de nieuwe moderne theologie, sprong een<br />

aantal gemeenteleden "op de ketting". Zij kwamen voort uit de kleine<br />

burgerij en schreven op 19 februari 1858 als volgt aan de kerkeraad:<br />

Al<br />

"De ondergetekenden, allen leden Uwer gemeente alhier, met ge-<br />

noegen den goeden uitslag van uwe pogingen in zake van enen zes-


den Predikant in deze gemeente vernomen hebbende, nemen de<br />

vrijheid door dezen met allen eerbied voor u te doen bekend worden,<br />

dat zij zeer de wensch koesteren welke naar hunnen vaste overtuiging<br />

tevens de wensch is van een zeer groot gedeelte van de gemeente<br />

alhier, dat bij het aanstaande beroep van enen Predikant de<br />

navolgende in aanmerking zouden mogen komen en daarvan één<br />

mogt worden gekozen, te weten:<br />

J.G. van Rijn te Amersfoort<br />

(gevolgd door nog vijf andere namen)<br />

welke allen gunstig en als zeer waardige Herders en Leeraars bij onze<br />

gemeente bekend staan. Het is den ondergetekenden een smart te<br />

zien, hoe door het uitsluiten van die rigting welke gehecht is aan de<br />

leer onzer Kerk, omdat zij naar hare vaste overtuiging de zaligmakende<br />

leer des Bijbels - naar dezelfde het Evangelie wensch t te horen,<br />

de Hervormde Kerk veel schade berokkend wordt. Het gevolg<br />

toch is, dat veel goede leden van haar zich afscheiden, dat er vele<br />

geldelijke bijdragen voor de kerk en vooral voor hare armen als<br />

verloren gaan en meerdere gewichtige verliezen door haar geleden<br />

worden en ook daarom is het hunne begeerte en hun gebed tot God,<br />

dat het Hem moge behagen om aan die droevigen toestand een einde<br />

te maken en Leeraars en leden op te wekken teneinde eendrachtelijk<br />

de handen ineen mogen slaan om de erfe der vaderen tot zo<br />

duren prijs verkregen, ongeschonden te bewaren en aan het nakroost<br />

na te laten.<br />

Zij bidden UwE in ruime mate toe den Geest der wijsheid en der<br />

liefde Gods dat Hijzelf in uwe vergaderingen mogen voorzitten en<br />

U leiden in al den weg Gods, tot verheerlijking van zijnen grooten<br />

Naam tot heil der Kerk.<br />

Met betuiging van hunnen Achting en welwillendheid tekenen,<br />

Weieerwaarde Heeren, de leden der gemeente,<br />

Jb van der Kolk<br />

J.J. Berends<br />

J.P. van Dijk<br />

O.M. Fransen<br />

P.H. van der Velde<br />

Een beleefde keurige brief, (met niet altijd goed lopende zinnen) dat<br />

wel. Maar toch een brief die getuigde van een vaste overtuiging, dat er<br />

een predikant van een andere signatuur moest komen. Vooral het argument,<br />

dat er anders veel geldelijke bijdragen verloren zullen gaan,<br />

zal wel indruk gemaakt hebben. Het zou niet voor de laatste keer in de<br />

kerk zijn, dat de economie de oecumene bevorderde.<br />

43


Hoe het ook zij, de liberale kerkeraad beraadde zich. Er werd een<br />

groslijst opgesteld van 90 predikanten. Bij de stemming verkreeg ds.<br />

Van Rijn de meeste n.1. elf. Uit de toen geformeerde lijst van twaalf<br />

personen kreeg hij weer de meeste stemmen (17). Uit het daarop volgende<br />

zestal 16 stemmen en toen er op 13 april uiteindelijk door dit afvalsysteem<br />

drie kandidaten overbleven, kreeg Van Rijn 21 stemmen<br />

waarna hij op 16 april werd beroepen. Hij schreef toen deze brief:<br />

"Met het oog op den Heer alleen vind ik vrijmoedigheid om in het<br />

besef van de geringheid mijner krachten de gewigtige en moeijelijke<br />

taak te aanvaarden, die mij bij u wacht. Die taak is in Uwe aanzienlijke<br />

gemeente in den Geest van Ernst en Liefde zonder mij te voegen<br />

naar de inzigten van eenige menselijke partij, alleen mij rigtend<br />

naar de uitspraken des Bijbels het Evangelie des Kruises te verkondigen<br />

en alzoo doordrongen door de liefde van Christus de moeijelijken<br />

strijd aan te gaan met de zonde in welke vorm zij zich voordoet.<br />

Broeders! Wie ben ik dat ik die taak op mij zal durven nemen indien<br />

mijne bekwaamheid niet was uit God en mij het uitzigt niet<br />

was geopend dat mijn Heer en Heiland mij nabij zal zijn.<br />

Amersfoort, 6 mei 1858.<br />

J.G. van Rijn."<br />

Op hem lag toen de taak om voorman te zijn van de langzaam emanciperende<br />

burgerij, die duidelijk "orthodox" wilde zijn en zich verzette<br />

tegen de wassende stroom van het modernisme in de hogere sociale<br />

klassen.<br />

Deze poging zou in eerste instantie mislukken.<br />

Waarom een mislukte poging?<br />

Het lag zeker niet aan het orthodoxe deel van de gemeente dat, zoals<br />

de verdere geschiedenis zal laten zien, zich steeds sterker manifesteerde.<br />

Het lag ook niet alleen aan de misstap, die Van Rijn na enkele jaren<br />

deed, (hoewel hierdoor z'n carrière afgebroken werd), want ook voor<br />

deze gebeurtenis merken we weinig stimulerends van hem voor de orthodoxe<br />

groep.<br />

In het boekje "Holland in rep en roer" van Henri A. Ett 20 , wordt het<br />

verhaal van die misstap uitvoerig uit de doeken gedaan, maar in het<br />

kader van deze studie is het uiteindelijk niet zo belangrijk.<br />

44


Het echtpaar Van Rijn was n.l. goed bevriend met de heer en<br />

mevr. Pruimers. Hij was een rijk wijnkoper en zij was een baronesse<br />

Van Dedem (uit huize 'Den Berg' te Dalfsen). Toen de<br />

heer Pruimers in 1859 stierf, gaf ds. Van Rijn, die bij het overlijden<br />

van de heer Pruimers aanwezig was, zich veel moeite de weduwe<br />

te troosten. Maar het was iets te veel van het goede. Zijn<br />

zeer frequente bezoeken vielen op; mevrouw Pruimers werd<br />

zwanger en reisde in 1863 af naar Frankrijk. Daar werd een<br />

zoon geboren en ds. Van Rijn was aanwezig om een regeling te<br />

treffen dat het kind tegen betaling werd afgestaan.<br />

Zwolle was echter klein in die dagen en het dienstpersoneel van<br />

mevrouw Pruimers had de ogen ook niet in de zak. Tot overmaat<br />

van ramp was de heer mr. Machielse, de officier van justitie,<br />

ook ouderling. Deze heer kon zijn ambtelijke en kerkelijke<br />

functies niet goed scheiden en de zaak kwam aan het rollen. Alle<br />

stukken (inclusief het Franse proces-verbaal van de geboorte)<br />

kwamen in het bezit van de kerkeraad. Mevrouw Pruimers werd<br />

uit de ouderlijke macht ontzet (ze had nog een dochter) en alweer<br />

was het ds. Van Rijn, die haar hielp om de dochter naar<br />

Zwitserland te ontvoeren.<br />

Mr.Machielse legde beslag op de correspondentie tussen mevrouw<br />

Pruimers en ds. Van Rijn en de laatste werd aan een<br />

scherp verhoor onderworpen door de kerkeraad. Mr. Machielse<br />

had n.l. een officiële klacht ingediend.<br />

Ds. Van Rijn geraakte tweemaal in de gevangenis (eenmaal om<br />

de ontvoering en eenmaal om een poging tot omkoping van een<br />

bewaker). Hij werd in 1863 afgezet als predikant door het Provinciaal<br />

kerkbestuur.<br />

Na zijn ontslag vertrok ds. Van Rijn naar Zuid-Engeland, waar<br />

hij "onderdook". Zijn vriendin volgde hem en van haar weten<br />

we alleen, dat zij daar in 1911 overleed. Ds. Van Rijn heeft tot<br />

het laatst volgehouden, dat hij geen vader was van het kind en<br />

alleen uit pastorale motieven gehandeld had tegenover mevrouw<br />

Pruimers.<br />

Voor ons is het opmerkelijk, dat ds. Van Rijn, evenals zijn vrijzinnige<br />

collega's, zich uitermate thuis voelde in en waarschijnlijk ook afkomstig<br />

was uit de hogere sociale klasse, terwijl hij juist de spreekbuis<br />

moest zijn voor de gewone burgerman, die in de opkomende orthodoxie<br />

vertegenwoordigd was.<br />

Na een korte periode waarin ds. Bervoets uit Hattem hem opvolgde<br />

(1865-1868) kwam de weg vrij voor een nieuwe predikant, die 36 jaar<br />

45


lang zijn stempel zou zetten op het kerkelijk leven in Zwolle en het gewone,<br />

maar bewust orthodoxe gemeentelid zou begeleiden op weg<br />

naar zijn emancipatie in de Hervormde Gemeente.<br />

DE GEWONE MAN ZEGT ER HET<br />

ZIJNE VAN<br />

De periode Jan Vermeer (1868 - 1904)<br />

Na de affaire met ds. Van Rijn wilde men weer een rechtzinnig predikant<br />

beroepen om een grote groep van gemeenteleden ter wille te zijn.<br />

In 1863 kwam weliswaar ds. H. Brouwer uit Veendam (aanhanger van<br />

de Groninger richting, dus een man van het "midden"), maar deze<br />

procedure was al in werking toen ds. Van Rijn nog officieel in dienst<br />

was. Het vonnis over Van Rijn werd pas rechtsgeldig op 15 december<br />

1864, maar enkele maanden eerder was al toestemming verkregen om<br />

een nieuwe predikant te beroepen.<br />

De pas aangekomen ds. Brouwer was een man met een zwakke gezondheid.<br />

Zijn intreden liep enige vertraging op, omdat hij nog niet<br />

geheel hersteld was van een ziekte. Als een teleurgesteld man vertrok<br />

hij om gezondheidsredenen na 20 jaar. Hij was in Zwolle weduwnaar<br />

geworden en overleed op 60-jarige leeftijd in Oirschot (nov. 1885). Hij<br />

nam afscheid met o.a. deze woorden:<br />

"Er is Gode zij dank nog een evangelie voor allen en bij de verkondiging<br />

hiervan wil ik niet vergeten, dat er scherp getekende partijen<br />

en richtingen onder u zijn om mij te herinneren aan wat ons allen te<br />

samen verenigt voor God. Door dat standpunt te kiezen blijf ik aan<br />

mijzelf en aan mijn verleden trouw. Overtuigd als ik steeds blijf dat<br />

het evangelie geen partijschap, maar gemeenschap sticht, al mocht<br />

mij helaas het pogen om de scheiding minder te maken en toenadering<br />

meer, hier niet gelukken."<br />

Dé tijd was nog niet rijp voor toenadering, integendeel, de strijd moest<br />

nog beginnen. In de vacature Van Rijn werd in januari 1865 de rechtzinnige<br />

Bervoets uit Hattem beroepen, die echter in januari 1868 weer<br />

ijlings vertrok, omdat hij zijn roeping in Utrecht zag liggen. Het zat de<br />

rechtzinnigheid dus niet mee en opnieuw ontstond er een vacature.<br />

46


Het drietal waaruit de nieuwe predikant gekozen zou moeten worden,<br />

was voor het rechtzinnig deel van de gemeente een teleurstelling omdat<br />

twee van de drie kandidaten niet acceptabel waren. Een aantal van 53<br />

gemeenteleden zond toen aan de (vrijzinnige) kerkeraad, die kennelijk<br />

wel bereid was om de lijn voort te zetten om het rechtzinnig deel van<br />

de gemeente een voorganger te geven, een brief.<br />

De ondertekenaars dongen niets af op de vroomheid en richting van<br />

elk der kandidaten, maar ze vonden dat de ene een te zwakke stem had<br />

(wel belangrijk in een tijd toen er nog geen geluidsinstallaties waren!)<br />

en dat de ander te geaffecteerd sprak. Eigenlijk was er maar één man<br />

van hun keuze 3 :<br />

"Ds. Vermeer, die begaafd is met eene zware heldere stem, die gemakkelijk<br />

de groote kerk kan bespreken en die velen met groot genoegen<br />

reeds hier in de grooten kerk hebben gehoord, ook kan men<br />

de beste getuigenissen van Z.Eerw. inwinnen in de gemeente Genemuiden,<br />

waar Z.Eerw. ten hoogste geacht en bemind werd, dat zij<br />

zich vleijen, dat de Eerwaarde Kerkeraad dezelfde keuze moge deelen,<br />

hopen ondergeteekenden verblijd te worden door ook aan hun<br />

wensch te voldoen, 't welk doende, Zwolle, 18 febr. 1868."<br />

Feilloos voelde men aan, dat ds. Vermeer de man was die zij moesten<br />

hebben. Wellicht kunnen we dat nog het beste beoordelen als we aan<br />

het eind van zijn loopbaan (1904) nog eens terugblikken door de ogen<br />

van een vrijzinnig collega (Van den Bergh): 22<br />

"Vermeer was de vierkante tegenstelling van wat men modern<br />

noemt, niet alleen in theologie, in godsdienstige opvattingen en<br />

voorstellingen, maar in heel zijn manier van denken en optreden.<br />

De stijl van een briefje van zijn hand was ouderwets deftig; hij las<br />

gaarne oude historiën in oude boeken; wie hem een antiquiteit bezorgde,<br />

kon rekenen op zijn dankbaarheid. Hoe verheugde hij zich<br />

in de restauratie onzer Groote Kerk! Hoe warm was zijn trouw aan<br />

ons vorstenhuis, aan onze Koningin die bij Gods genade regeert.<br />

Hij was een antiek man in heel zijn beschouwen en denken. Een<br />

partijganger, een aanhanger van deze of die leer is hij niet geweest.<br />

Wat hij predikte was zijn geloof, zijn eigen kinderlijk geloof, dat<br />

hij uitsprak in de taal van de Bijbel, die hij geheel kende en vereerde<br />

met zijn volle liefde. Ik vermoed dat hij nog nooit eenig konflikt<br />

heeft gekend tussen zijn geloof en de werkelijkheid waarin hij leefde.<br />

Toen de donkere tijd van zijn leven voorbij was, de dagen der<br />

doleantie, heeft hij misschien nog rustiger en eenvoudiger dan voor<br />

die tijd getuigd van zijn God en van zijn Heiland, in wien hij bezat<br />

al zijn vrede."<br />

47


Hieruit blijkt duidelijk dat Vermeer juist de man was die het orthodoxe<br />

deel der gemeente zich in die dagen wenste. Een man met zekerheid<br />

in een tijd dat alles scheen te wankelen en oude waarheden werden<br />

ontkend. En die deze zekerheid ook nog uitsprak in een eenvoudige<br />

taal met een heldere zware stem en in zijn verschijning iets van dat<br />

verleden vertegenwoordigde.<br />

Vermeer werd op 9 augustus 1868 in Zwolle bevestigd. Hij had er<br />

moeite mee om zijn vorige gemeente, Vlissingen, waar hij op 30 juni<br />

1867 zijn intrede had gedaan, zo spoedig weer te verlaten.<br />

Het was duidelijk dat hij tegen zijn taak opzag. De kerkeraad was vast<br />

in handen van de "verlichte burgerij", die best genegen was om wat<br />

ruimte te geven aan hun minder "verlichte" broeders en zusters, maar<br />

toch wel degelijk de touwtjes in handen wilde houden en zich niet wilde<br />

laten verdringen. Maar er was ook een belangrijk deel van de gemeente<br />

dat een leider zocht om hun plaats in de kerk te veroveren. En<br />

dat niet alleen, eigenlijk ook om die kerk weer tot de "belijdenis der<br />

vaderen" terug te brengen. De man van wie men dat verwachtte, was<br />

ds. Vermeer. Het was dan ook geen holle frase toen hij deze brief<br />

schreef 3 : "<br />

"Niet zonder strijd werd ik gebracht tot de keuze, waarvan ik de<br />

eer heb U bij deze kennis te geven: de aanneming van de door U op<br />

mij uitgebrachte beroeping. De strijd zal door U begrepen en gebillijkt<br />

worden, wanneer ik U wijs op de kortheid van mijn verblijf alhier<br />

en op de achting en de liefde die ik hier mag genieten, gelijk<br />

mij inzonderheid dezer dagen gebleken is. Nogthans kon ik geene<br />

vrijheid vinden, om Uwe roeping af te wijzen.<br />

Uwe roeping weegt mij zwaar, de taak die mij wacht; en als ik op<br />

mijzelve zie kan ik daaraan niet zonder schroom denken. Maar dit<br />

bemoedigt mij: dat Hij die mij geroepen heeft, ook de Getrouwe<br />

is."<br />

De preek bij zijn intrede in Zwolle had dan ook als tekst: Ps. 121 : 1 en<br />

2: "Ik hef mijn oogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen<br />

zal. Mijne hulp is van de Heere, die hemel en aarde gemaakt heeft."<br />

(Statenvertaling).<br />

De nieuwe predikant vestigde zich aan de Koestraat no. 7 (de goedkope<br />

kant), een eenvoudig huis in een deftige straat. Minder kon een predikant<br />

van de Hervormde Gemeente het ook niet doen. Hij kreeg als<br />

wijk het Z.W. deel van de binnenstad en Westenholte toebedeeld. Veel<br />

zal dit niet uitgemaakt hebben: de kerkgangers stroomden van alle<br />

kanten naar hem toe. Uit latere berichten valt op te maken, dat hij de<br />

helft van het aantal kerkgangers in Zwolle had.<br />

48


6. Ds. J. Vermeer.<br />

ƒ<br />

Bijzonder rijk zal Vermeer, als zoon van een schipper 23 , niet geweest<br />

zijn. De aanslag in de inkomstenbelasting vermeldde hem in de klasse<br />

van ƒ 2.400,- - ƒ 3.000,- per jaar, hetgeen voor een predikant 14 met<br />

enige neveninkomsten een gewoon inkomen betekende. Van huis uit<br />

behoorde de op 11 november 1834 te Amsterdam geboren predikant<br />

niet tot de deftige stand. Maar dat was juist voor de groep voor wie hij<br />

in Zwolle werd beroepen, een sterke kant.<br />

In de periode Vermeer zijn er belangrijke voorvallen geweest, die hun<br />

stempel op het kerkelijk leven in Zwolle hebben gedrukt:<br />

- 1869 begin van de opbouw van het Christelijk (rechtzinnig) verenigingsleven;<br />

- 1871 de strijd om het kiescollege (tot 1882);<br />

- 1883 de invoering van de hoofdelijke omslag;<br />

- 1885 het beroepen van een tweede orthodoxe predikant met de<br />

strijd om de derde;<br />

- 1887 de doleantie in Zwolle (een revolutionaire beweging);<br />

- 1901 de diakonie weer op eigen benen.<br />

We zullen elk van die voorvallen nader toelichten.<br />

49


Begin van de opbouw van het Christelijk (rechtzinnig) verenigingsleven<br />

(1869)<br />

De vorming en scholing van de kleine burgerij en de geschoolde arbeiders<br />

was niet het minst te danken aan het verenigingsleven, dat in deze<br />

jaren ontstond. Uiteraard kon dit niet worden bewerkstelligd tegen de<br />

tijdstroom in. Er was echter een voedingsbodem en het verschijnsel<br />

deed zich overal in ons land voor. In Zwolle was toch Vermeer de grote<br />

stimulator van dit werk.<br />

Het was trouwens al veel eerder begonnen, n.1. in 1853, toen de<br />

Christelijke Jongelingsvereniging "De Heer is onze Banier" werd opgericht<br />

door Samuel Hendrik Serné. In deze vereniging kwam in 1888<br />

een splitsing door de doleantie. Beide nieuwe verenigingen claimden de<br />

ware voortzetting van de oorspronkelijke te zijn.<br />

Deze vereniging, die later ook vrouwelijke componenten kreeg, is van<br />

grote betekenis geweest voor de geestelijke en sociale vorming van vele<br />

mensen. Ze was eigenlijk een kaderschool voor de groeiende orthodoxie<br />

en deze rol heeft ze in een tijd, dat voortgezet onderwijs voor vele<br />

jongeren niet weggelegd was, met verve gespeeld. Allerlei onderafdelingen<br />

(waarvan sommige nog steeds bestaan) werden opgericht. Als<br />

belangrijkste kunnen worden genoemd: zondagsscholen (bij hun<br />

oprichting verrichtten deze instellingen ook een sociale taak), zanggroepen,<br />

toneelclubs, gymnastiek en andere sporten (de sportvereniging<br />

"Be Quick" is hieruit voortgekomen), bibliotheekwerk, padvinderij,<br />

kamp werk. Zonder overdrijving kunnen we vaststellen dat op<br />

het hoogtepunt enkele duizenden jongeren van deze ontwikkelingsmogelijkheden<br />

profiteerden. In de hoofdvereniging leerden ze spreken en<br />

vergaderen. Menig kerkeraadslid en politicus is uit deze gelederen<br />

voortgekomen. Maar er was nog veel meer op dit terrein.<br />

In 1869 liet Vermeer een circulaire rondgaan waarin hij meldde, dat er<br />

reeds een gebouw op het A-plein was gekocht voor de groeiende behoefte<br />

aan een eigen huis voor het Christelijk verenigingswerk 19 . Aan<br />

giften kwam ƒ 1.600,-- binnen, aan renteloze leningen/ 500,-, terwijl<br />

van de diakonie na 1901 ook een lening van ƒ 3.000,-- werd verkregen.<br />

In 1939 werd dit gebouw door de toenmalige CJMV overgenomen.<br />

Hoewel dit werk officieel interkerkelijk heette, kon dit onmogelijk<br />

waar gemaakt worden. Immers de kleinere kerken kregen alle hun eigen<br />

verenigingsleven en bovendien waren alle funktiès in handen van<br />

(rechtzinnig) Hervormden.<br />

In de buitenwijken ontstonden posten, waaraan een evangelist verbonden<br />

was. Begonnen werd in de Kamperpoort, waar in 1888 "Pniël"<br />

verrees (Piniel zeiden de Zwollenaren). Dit voorbeeld werd in Assendorp<br />

en Dieze gevolgd en het werd aanleiding tot oprichting van de<br />

Stadsevangelisatie.<br />

50


Hoewel dit werk bewust "Hervormd" was (de bestuurders moesten<br />

belijdend lidmaat van de Herv. Kerk zijn) werd het doelbewust buiten<br />

de invloedssfeer van de kerkeraad en kerk voogdij gehouden. De orthodoxie<br />

was hier immers nog een minderheid en men vertrouwde de<br />

overwegend vrijzinnige colleges niet. Systematisch en met groot elan<br />

werd een orthodox bolwerk opgebouwd in de verwachting, dat mede<br />

hierdoor de kerk nog eens zou kunnen worden veroverd. Maar dit<br />

werk werd ook buiten de officiële kerkelijke kanalen gehouden, omdat<br />

het algemeen gevoelen (zowel bij links als bij rechts) was, dat de kerk<br />

als instituut buiten de prediking, catechese en diakonie geen taken<br />

had.<br />

De ontwikkeling, de bloei en ook de teloorgang van al dit Christelijk<br />

verenigingswerk is een nadere studie waard, maar binnen het kader<br />

van dit verhaal moet volstaan worden met een globaal overzicht.<br />

Het is n.1. onmisbaar om iets van die kleine burgerman te zien, die vol<br />

strijdlust de tijdgeest te lijf ging. Al in de naam van de gebouwen ervoer<br />

men iets van de uitdaging. Het gebouw "De Dageraad" (Molenweg<br />

38) was oorspronkelijk door de socialistische beweging gehuurd.<br />

Na een ruzie met de eigenaar (over het al of niet parlementair gezind<br />

zijn) werd de huur opgezegd en werd het gebouw door de Christelijke<br />

groepering betrokken, hiertoe door een legaat in staat gesteld. De socialisten<br />

trokken naar het gebouw "De Atlas" aan de Ossenmarkt,<br />

waar in 1894 de SDAP werd opgericht. De naam "Dageraad" bleef<br />

gehandhaafd, maar men bedoelde wel een andere Dageraad.<br />

In Dieze kocht de heer J.H. Gunning, conrector van het gymnasium,<br />

een kroeg in de Vechtstraat no. 26 op, "De Ster" genaamd. Hij liet deze<br />

verbouwen tot koffiehuis en evangelisatielokaal, maar de naam<br />

"De Ster" bleef. Bij zijn vertrek naar Jena in 1898 schonk hij het geheel<br />

aan de stadsevangelisatie. Later kreeg het gebouw in de Berkumstraat<br />

100 de naam van "De Nieuwe Ster" (1921).<br />

De school speelde in deze tijd nog geen rol. Wel was op 4 juni 1849 al<br />

een Christelijke school opgericht, maar deze werkte vooral ten behoeve<br />

van de afgescheidenen, al trachtte men ook orthodox Hervormden<br />

te trekken.<br />

Na de doleantie ontstonden er nieuwe scholen onder Gereformeerde<br />

leiding. Hiervoor waren grote offers nodig, omdat de overheid nog<br />

maar een bescheiden subsidie gaf. Pas in 1898 opende het Christelijk<br />

Volksonderwijs een school met een duidelijke (orthodox) Hervormde<br />

signatuur. Naast al het werk, dat al was op gebouwd, versterkte dit ongetwijfeld<br />

de vormingsbasis van het rechtzinnig Hervormd leven. Ds.<br />

Vermeer werd natuurlijk wel de eerste voorzitter, maar zelf heeft hij<br />

de ontwikkeling niet meer meegemaakt. Dat was aan zijn collega en<br />

opvolger De Haan voorbehouden.<br />

Wat kon de vrijzinnigheid hier tegenover stellen?<br />

51


Eigenlijk niet veel. En dat lag ook voor de hand. De gegoede burgerij,<br />

die hierin sterk vertegenwoordigd was, had haar plaats in de algemene<br />

instellingen. Wel was een Ned. Protestanten Bond opgericht, maar die<br />

was niet specifiek Hervormd. Hier hielden vooraanstaande vrijzinnige<br />

theologen lezingen, waarin gewaarschuwd werd tegen opdringende<br />

rechtzinnigheid. Volgens een verslag in de Zwolsche Courant hield de<br />

Zwolse predikant Van Loenen Martinet zijn hoorders voor, dat 37<br />

"het de natuurlijke neiging is van geestverwanten en gelijkgezinden<br />

om zich te verenigingen en de verbreiding te bevorderen van wat zij<br />

voor goed en waar hielden. Maar dit houdt ook het gevaar in zich,<br />

dat men onderdrukt wat goed en waar is bij de ander en men gaat<br />

uit van eenzijdigheden. Er is een gebrek aan waardering tegenover<br />

de ander te vinden en veel blijft onbenut wat met oordeel had kunnen<br />

worden toegepast of nagevolgd."<br />

En hier komen we dan ook aan het zwakke punt van de toenmalige<br />

vrijzinnigheid: er was nog geen positieve vulling aanwezig welke in de<br />

plaats kon komen van alles wat voor "onwaar" werd gehouden.<br />

De grote massa "geloofde" het wel, maar had nog niet de neiging om<br />

de kerk te verlaten. De vrijzinnige predikanten maakten het hen dan<br />

ook niet moeilijk. Er werd weinig gevraagd en het lidmaatschap van de<br />

Hervormde Kerk bood nog vele voordelen. (Om in aanmerking te komen<br />

voor het weeshuis, moest je gedoopt zijn en de diakonie verstrekte<br />

haar hulp alleen aan lidmaten).<br />

Deze, in feite onkerkelijke, groep werd dan als "vrijzinnig" meegeteld.<br />

In de discussies rondom een tweede en later een derde orthodoxe<br />

predikant speelde dit telkens een rol. Maar de echte principieel vrijzinnigen,<br />

die acte de presence gaven, waren tegenover de bewust orthodoxen<br />

in de minderheid.<br />

Eerst in 1907 werd de plaatselijke vereniging van Vrijzinnig Hervormden<br />

opgericht om toch enigszins weerbaar te zijn tegen de wassende<br />

stroom van de orthodoxie der kleine burgers. Maar dit initiatief leidde<br />

nog tot niets. Eerst in 1924 kwam de vereniging definitief tot stand.<br />

52<br />

Een propagandaplaat<br />

Het orthodox Christelijk jeugdwerk had vele pijlen op z'n boog:<br />

zang, mandoline, gymnastiek, fluitspel, padvinderij, Sloïd (handenarbeid),<br />

huisvlijt, maar bovenal het evangelie om Zwolle te<br />

veroveren. Het wervende karakter van dit werk wordt in deze<br />

plaat goed tot uiting gebracht. Men voelde zich in een strijd gewikkeld.


Een kerkelijke poging<br />

7. Propagandaplaat plm. 1925.<br />

In 1891 kwam van de synode een circulaire binnen waarin de<br />

kerkeraden werden opgeroepen om in de moeilijke tijden (er was<br />

toen een depressiegolf met veel armoede) de grote en maatschappelijke<br />

noden te lenigen.<br />

Eerst op 10 oktober 1893 vond de kerkeraad er tijd voor hierop<br />

in te gaan. Men was van mening, dat de kerkeraad niet geroepen<br />

was hier iets aan te doen. En al zou men wat doen, dan zou het<br />

toch mislukken, gezien de grote verdeeldheid die ten aanzien van<br />

deze vragen in de kerkeraad bestond.<br />

Maar men zag toch wel degelijk in, dat de arbeidersbevolking<br />

hoe langer hoe meer van de kerk vervreemdde en vooral dacht<br />

men aan Assendorp, waar vele arbeiders woonden die bij de<br />

spoorwegen werkten. Deze waren meestal "rood" en niet zo<br />

volgzaam als de geboren Zwollenaar.<br />

Waarom niet samen iets doen en een gebouw stichten waarin een<br />

aangepaste verkondiging kon plaats vinden voor deze groep?<br />

Vermoedelijk zullen de vrijzinnigen met lede ogen de ontwikkeling<br />

sinds 1888 in de Kamperpoort hebben aangezien. Bovendien<br />

kwam ds. Adriani met de verblijdende mededeling, dat een zeke-<br />

53


e heer Van Naamen van Eemnes, de bewoner van<br />

"Zandhove", een stuk grond in Assendorp ter beschikking wilde<br />

stellen om iets te doen tegen het "rode gevaar" aldaar.<br />

Algemene instemming en er werd een commissie benoemd. Deze<br />

ging voortvarend te werk en meteen werd de doelstelling wijder:<br />

"Stichting tot bevordering van de Godsdienstige belangen in de<br />

buitenwijken".<br />

In oktober 1893 gingen de heren aan het werk. In maart 1894<br />

kwamen er vragen uit de kerkeraad: waar het resultaat bleef. In<br />

april kwam het antwoord: Mr. Van Naamen zou een stichting in<br />

het leven roepen. De kerkeraad ging hiermede akkoord, mits zij<br />

de algehele zeggenschap kreeg in die stichting. In juli konden<br />

zelfs de statuten ter goedkeuring worden opgezonden. Maar<br />

reeds in oktober 1894 werd voorgesteld de stichting te liquideren<br />

met als motief, dat de doelstelling zoveel verschil van mening<br />

gaf tussen links en rechts dat het toch niets zou worden. Velen,<br />

waaronder ook ds. Vermeer, betreurden dit en de stemmen<br />

staakten. Maar op 10 januari 1895 besloot de kerkeraad met 16<br />

tegen 7 stemmen om er mee op te houden. Men zou 50 jaar moeten<br />

wachten aleer de kerk als kerk weer iets zou ondernemen. De<br />

tijd was er nog niet rijp voor. De vrijzinnigen vreesden waarschijnlijk<br />

door de orthodoxen te worden overvleugeld. Niet ten<br />

onrechte, want in 1896 verrees "de Dageraad" als een orthodox<br />

bolwerk in Assendorp.<br />

Het kiescollege (1873 - 1882)<br />

In 1867 was in kader van de democratisering van de kerk de mogelijkheid<br />

ontstaan om de belijdende manslidmaten van 23 jaar en ouder<br />

mee te laten beslissen. Dit ging voor die tijd erg ver, want er waren<br />

geen inkomensgrenzen aan verbonden. Men mocht alleen niet ondersteund<br />

zijn door de diakonie. Armen en vrouwen waren dus uitgesloten.<br />

Gemeenten van meer dan 100 lidmaten moesten deze medezeggenschap<br />

uitoefenen door middel van een kiescollege. De gemeente<br />

mocht telkens kiezen: of de kerkeraad vulde zichzelf aan, of de keuze<br />

van ambtsdragers en predikanten werd bepaald door een kiescollege.<br />

De eerste verkiezingen vonden plaats in 1867 en dan weer 1871 en vervolgens<br />

kon men om de 10 jaar de keuze maken.<br />

Hier lag de kans voor de rechtzinnigheid om dit recht te veroveren. De<br />

eerste keer mislukte het. 454 stemmen wilden het recht van verkiezing<br />

aan de kerkeraad gunnen en 369 aan een kiescollege. De gezeten burgerij<br />

wilde haar positie behouden en het was voldoende als hun vrienden<br />

in de kerkeraad zelf hun opvolgers konden kiezen. Het rechtzinni-<br />

54


Aan<br />

de Kiesgerechtigde leden der Hed. Herv. gemeente.<br />

Donderdag en Vrijdag wordt gij opgeroepen om voor<br />

de volgende tien jaren te beslissen of de beroeping van<br />

predikanten en de verkiezing van ouderlingen en diakenen<br />

zal blijven opgedragen aan den EerReraad of geschieden<br />

zal door een Kiescollege.<br />

De Algemeene Kiesvereeniging van de N. H. K raadt<br />

U dringend aan te stemmen: KEBEERAAD.<br />

Zij raadt dit aan in het belang der geheele gemeente.<br />

Tien jaren lang beerschte vrede in onze gemeente.<br />

Komt een Kiescollege" dan ook telken jare de partij-<br />

strijd met al zijn hartstocht en verbittering.<br />

De meesten uwer herinueren zich dien strijd van vroeger.<br />

Mannen Broeders, bewaart onze gemeente voor die<br />

ellende!<br />

De Kerkeraad heeft in de tien verloopen jaren eerlijk<br />

de belangen van beide richtingen behartigd bij de<br />

beroeping van predikanten. Zijn verleden waarborgt dat<br />

hij aldus zal blijven handelen.<br />

Een kiescollege wordt óf liberaal óf orthodox.<br />

Een liberaal kiescollege zal — voortgekomen<br />

uit den partijstrijd — niet [zoo gemakkelijk recht<br />

laten wedervaren aan de belangen der ortho-<br />

doxen. De geschiedenis van het kiescollege in onze<br />

gemeente leert dit<br />

8. Fragment van een oproep aan de kiesgerechtigden door het bestuur<br />

van de kiesvereniging.<br />

55


ge gedeelte kon alleen "inbreken" door middel van een kiescollege<br />

waarin ze een meerderheid bezaten.<br />

In 1871 werd een nieuwe poging gewaagd, ditmaal onder aanvoering<br />

van Vermeer, die de eerste maal nog niet in Zwolle was.<br />

We moeten ons voorstellen dat deze verkiezingen op dezelfde wijze<br />

verliepen als de verkiezing voor gemeenteraden, Provinciale Staten en<br />

Tweede Kamer. Er moesten kiezerslijsten gemaakt worden, er werden<br />

kiesverenigingen gevormd voor de propaganda en kandidaten. De verkiezingen<br />

zelf werden gehouden in een stemlokaal in de Grote Kerk.<br />

Het bureau was enkele dagen geopend en men kon zijn briefje in een<br />

bus deponeren. De kerkpolitieke richtingsstrijd deed hiermede zijn intrede<br />

in de kerk.<br />

Kon in 1867 nog met een zucht van verlichting in de notulen geschreven<br />

worden: "Alles blijft dus bij 't oude", in 1871 ging dit niet meer<br />

op, want de uitslag wees uit dat een krappe meerderheid (17 stemmen)<br />

voor de vorming van een kiescollege was.<br />

In het vuur van de strijd zijn blijkbaar fouten gemaakt en de tegenpartij<br />

diende een bezwaarschrift in bij het classicaal bestuur. De kerkeraad<br />

erkende (behalve ds. Vermeer) dat er fouten waren gemaakt en de<br />

stemming dus van onwaarde was.<br />

De telling was niet goed verricht, er was geen behoorlijk procesverbaal<br />

opgemaakt, er waren 2 personen, die op één naam hun stem<br />

hadden uitgebracht. Kortom, de onregelmatigheden waren zo duidelijk,<br />

dat het classicaal bestuur op 29 november 1871 de stemming vernietigde.<br />

Opnieuw moesten er nu verkiezingen worden uitgeschreven en omdat<br />

men nu veel zorgvuldiger te werk ging, duurde dit enige tijd.<br />

Maar op 2 december 1872 kon de commissie van stemopneming aan de<br />

kerkeraad berichten, dat 1671 stemmen waren uitgebracht, waarvan<br />

1662 geldig waren. Hiervan waren 851 voor een kiescollege en 811 tegen.<br />

Het kiescollege kwam er dus. Voortaan zou de algemene kerkeraad,<br />

aangevuld met 30 personen, gaan beslissen over een nieuwe<br />

ambtsdragers en predikanten.<br />

Overigens had het rechtzinnige gedeelte hierin niet de meerderheid, zoals<br />

uit latere vermelding blijkt. Wel kwamen er nu anderen dan gezeten<br />

burgers in de kerkeraad.<br />

56


Niet iedereen was er mee ingenomen dat nu andere sociale lagen<br />

in de kerkeraad hun woordje mee gingen spreken:<br />

"Eerwaarde Heer en,<br />

Het beginsel dat door stemming van gisteravond in onze gemeente<br />

is aangenomen en waarbij is uitgemaakt met groote<br />

meerderheid van stemmen, dat voortaan ook de landbouwende<br />

stand in den kerkeraad zal worden vertegenwoordigd, is wat<br />

grootere gemeenten, zooals de onze betreft, geheel in strijd met<br />

mijn zienswijze. Het kan mijns inziens evenmin strekken om het<br />

aanzien der gemeenten in de oogen van het publiek te verheffen<br />

als ook den vriendschappelijken band, die de collegiën van den<br />

kerkeraad omsluit, nauwer toe te halen.<br />

Op grond van het medegedeelde en van hetgeen ik de Eer had<br />

reeds mondeling met eenige leden te bespreken, verzoek ik mijn<br />

ontslag als Diaken der Nederlands Hervormde Gemeente te<br />

Zwolle met 1 januarij 1874.<br />

Met hoogachting en heilbede heb ik de Eer te zijn, Eerwaarde<br />

Heeren, Uw aftredend Medelid,<br />

D.J.R. Jordens."<br />

De heer Jordens woonde op het Van Nahuysplein en was directeur<br />

van een verzekeringsmaatschappij. Zijn inkomen was<br />

f 7.000,- (2 x dat van de burgemeester).<br />

Behalve het standsgevoel sprak waarschijnlijk ook mee, dat de<br />

boerenbevolking overwegend orthodox was. (Jordens behoorde<br />

tot de middengroep). Overigens strekt het de heer Jordens tot<br />

eer, dat hij er 10 jaar later anders over dacht. In 1884 kwam hij<br />

terug als ouderling en had een grote inbreng in de vergaderingen.<br />

Later ontmoetten we hem ook als secretaris en president<br />

van de Kerkvoogdij. Dat heeft hij tot z'n dood in 1927 volgehouden.<br />

Hij was toen 84 jaar.<br />

We zitten nu volop in de richtingsstrijd, die tot ver na de 2e wereldoorlog<br />

zou duren en mede gevoed werd door de landelijke verenigingen:<br />

1862 de Confessionele Vereniging (rechterzijde)<br />

1867 de Evangelische richting (middengroep)<br />

1870 de Ned. Protestantenbond (linkerzijde)<br />

1906 de Gereformeerde Bond (uiterst rechts)<br />

1918 de Ethische Vereniging (links van het midden)<br />

57


Het kiescollege in Zwolle verdween in 1882, toen er geen meerderheid<br />

meer voor te vinden was. Het was ook niet meer nodig, want bij alle<br />

partijen was de neiging om anderen ruimte te geven. Wel was er altijd<br />

een streven om de eigen invloed zo groot mogelijk te houden, maar<br />

zonder de tegenpartij geheel uit te rangeren.<br />

Dit is in de loop der jaren een kenmerkend verschijnsel geweest in de<br />

Zwolse Hervormde Gemeente, getuige een circulaire uit 1892 (opgesteld<br />

door ds. van Wijk ter gelegenheid van een 1 O-jaarlijkse verkiezing)<br />

en waaraan ook de titel van deze verhandeling is ontleend.<br />

De invoering van de hoofdelijke omslag in 1883 (het systeem, waarbij<br />

de kosten van de plaatselijke Hervormde Gemeente - in verhouding tot<br />

ieders inkomen - over de leden werden omgeslagen).<br />

De geschiedenis uit de eerste helft van de eeuw herhaalde zich, of liever<br />

gezegd, zij continueerde zich: de kerkvoogdij had ook in de tweede<br />

helft van de 19e eeuw te kampen met chronisch geldgebrek. En dat terwijl<br />

de noodzakelijke restauratie van de Grote Kerk op het program<br />

stond. Naast de toegezegde rijkssubsidie van ƒ 40.000,- zou de Hervormde<br />

gemeente in de eerstvolgende jaren zelf ƒ 35.000,- moeten opbrengen.<br />

Naast deze buitengewone uitgaven was er nog een heet hangijzer, nl.<br />

de predikantstractementen. Al jaren was er een meerderheid van het<br />

college van mening, dat deze te laag waren en moesten worden aangepast<br />

aan de duurder wordende tijden. Nog bij de begroting van 1882<br />

werd aangetekend, dat het college: 12<br />

"nog geen vrijheid heeft kunnen vinden daartoe nu reeds een voorstel<br />

te doen, daar verhoging onvermijdelijk gepaard moet gaan met<br />

de invoering van den hoofdelijken omslag. Tot die invoering over<br />

te gaan uitsluitend tot verbetering der predikantstractementen achten<br />

kerkvoogden op dit oogenblik minder raadzaam. Naar hun mening<br />

verdient het de voorkeur daarmede te wachten totdat eerlang,<br />

gelijk de kerkvoogden zich vleijen, uitvoering zal worden gegeven<br />

aan het plan tot restauratie der Groote Kerk. Deze toch zal in geen<br />

geval zonder invoering van een hoofdelijken omslag tot stand kunnen<br />

komen. Bij die gelegenheid zou dan tevens tot de gewenschte<br />

verhooging der predikantstractementen kunnen worden overgegaan.<br />

"<br />

Bij het opstellen van de begroting voor 1883 was het dan zover. Voor<br />

dat jaar werd voor de restauratie van kerk en orgel ruim ƒ 16.000,- uitgetrokken,<br />

waartegenover als eerste termijn van de rijkssubsidie<br />

ƒ 5.000,- werd opgenomen.<br />

58


Gezien het standpunt dat een jaar tevoren was ingenomen, maakten de<br />

opstellers van de begroting 1883 van de gelegenheid gebruik om de<br />

post predikantstractementen met / 1.800,- (6 x ƒ 300,-) te verhogen,<br />

waardoor het jaarlijks tractement van ƒ 1.900,- tot ƒ 2.200,- per predikant<br />

kon worden verhoogd. Om de begroting sluitend te maken,<br />

moest nu een bedrag van ƒ 4000,- uit de hoofdelijke omslag binnenkomen.<br />

Maar het invoeren van de hoofdelijke omslag wekte, zoals te voorzien<br />

was, verzet. Tegenstanders in het college betoogden, dat vele leden<br />

voor hun lidmaatschap zouden bedanken, waardoor verschillende inkomsten<br />

der gemeente, met name de plaatsgelden en de collecten, belangrijk<br />

zouden verminderen. In plaats van de weg van de hoofdelijke<br />

omslag in te slaan, pleitte één lid voor het sluiten van een tontinaire lening<br />

(jaarlijkse verdeling van de verschuldige rente onder de nog levende<br />

deelnemers; met de aflossing kon evenzo worden gehandeld óf<br />

er kon overeengekomen worden dat er geen aflossing zou plaatsvinden.<br />

Dergelijke leningen waren toen in de mode).<br />

Voorstanders van een hoofdelijke omslag voerden aan dat: 10<br />

"de bezwaren wel niet geheel van grond ontbloot zijn, maar zij van<br />

niet zoveel gewicht worden geacht dat er naar andere middelen<br />

moet worden omgezien!"<br />

Zij waren van mening dat voor buitengewone uitgaven (zoals de<br />

restauratiekosten) leningen konden worden afgesloten. Voor rente en<br />

aflossing moesten dan gelden beschikbaar komen, waardoor - zolang<br />

deze verplichtingen op de kerk voogdij rustten - een hoofdelijke omslag<br />

geheven worden. Zij zagen deze heffing derhalve als een tijdelijke<br />

zaak. Zoals gezegd werd voor de verhoging van de predikantstraktamenten<br />

/ 1.800,- uitgetrokken.<br />

Ondanks het feit, dat enige collegeleden betoogden, dat:<br />

"de meerdere eischen en behoeften van den tegenwoordigen tijd eene<br />

verhooging van die tractementen wenschelijk en noodzakelijk<br />

maakten"<br />

was voor deze verhoging geen meerderheid te vinden. De verhoging<br />

van de post predikantstractementen werd met 12 tegen 11 stemmen<br />

verworpen en weer teruggebracht tot het oude bedrag van ƒ 6.210,88.<br />

En dit zou nog jaren zo blijven. Pas nè 1900 werden de tractementen<br />

verhoogd. In de motivering bij het besluit kwam nog een ander aspect<br />

naar voren, zoals uit het onderstaande blijkt. Er wordt nl. bij aangetekend<br />

dat:<br />

"de inkomsten zonder hoofdelij ken omslag geen verhooging gedo-<br />

59


gen, maar dat bovendien er onder een groot deel der gemeenten ontevredenheid<br />

bestaat over den onlangs benoemden predikant van<br />

de moderne richtingen en geen tweede orthodoxe predikant, waardoor<br />

het oogenblik thans minder goed gekozen is om tot een verhoging<br />

van de tractementen over te gaan."<br />

De richtingsstrijd kwam hier om de hoek kijken en hiervan werden de<br />

predikanten de dupe. De kerkvoogdij betreurde het om financiële redenen,<br />

dat er geen tweede orthodoxe predikant was beroepen.<br />

De post hoofdelijke omslag werd echter op de begroting 1883 gehandhaafd<br />

op ƒ 4.000,-.<br />

(Later zou worden betwijfeld of men wel een besluit tot invoering van<br />

de hoofdelijke omslag had genomen. In de gecombineerde vergadering<br />

van kerkvoogden en notabelen d.d. 20 augustus 1883 werd dit dan<br />

voor de zekerheid alsnog formeel besloten).<br />

De heffing bedroeg 1/4% van het inkomen; het totaal van het kohier<br />

voor 1883 bedroeg/5.401,-. Uit de rekening over 1883 bleek, dat hiervan/<br />

4.646,- ontvangen was, terwijl in 1884 nog ƒ 136,- binnenkwam.<br />

In totaal derhalve ƒ 4.782,-<br />

60<br />

Hadden er nu geen andere wegen om aan geld te komen, kunnen<br />

worden bewandeld? Een aantal leden meende van wel. In de vergadering<br />

van 2 december 1882 stelden zij voor om de avondmaalsbekers<br />

van de Bethlehemse kerk te verkopen.<br />

Andere leden vroegen zich af of de kerkvoogdij wel de bevoegdheid<br />

had om de bekers van de hand te doen, mede ook uit het<br />

oogpunt van pieteit. Bovendien meenden zij - zou het geld in<br />

mindering op de lasten in eerstvolgende jaren worden gebracht,<br />

zodat de kerkvoogdij er daarna weinig of geen genot meer van<br />

zou hebben. Weer andere leden stelden, dat de bekers een grote<br />

waarde hadden en voor een gemeente met geringe inkomsten deze<br />

waarde best produktief mocht worden gemaakt.<br />

Inmiddels had de reflectant zijn eerste bod van f 4.000, - verdubbeld.<br />

Het college wist nog niet wat te doen. Er zaten kennelijk<br />

wel aantrekkelijke kanten aan deze zaak. Alleen f 8.000,- vond<br />

men te weinig. Aan reflectant werd medegedeeld, dat hij maar<br />

eens een bod van f 20.000,- moest uitbrengen. Dit zou dan de<br />

basis kunnen zijn om te onderhandelen.


Gelukkig voor het nageslacht werd tevens besloten om de minister<br />

van Binnenlandse Zaken (onder wie de kerk als "staatskerk"<br />

viel) te raadplegen. De reactie zullen de heren kerkvoogden<br />

wel niet hebben verwacht. De minister antwoordde:<br />

"dat wordt betreurd dat kerkvoogden zoo weinig aan hunne<br />

kleinodien zijn gehecht dat het eenige middel om den verkoop te<br />

voorkomen is dat het Rijk de bekers koopt. "<br />

Bij verkoop aan de reflectant zouden de bekers ongetwijfeld<br />

naar het buitenland gaan, waardoor ze voor het vaderland verloren<br />

gingen. Maar er zat nog een addertje onder het gras. De minister<br />

liet doorschemeren, dat bij verkoop de kerkvoogdij over<br />

een grote som gelds zou beschikken. En het Rijk had nu juist<br />

rijkssubsidie voor de restauratiekosten van de Grote Kerk gegeven,<br />

omdat de kerkvoogden geen geld hadden. Als nu de financiële<br />

toestand in gunstige zin zou wijzigen, zou dit gevolgen hebben<br />

voor het te verlenen subsidie in de restauratiekosten van de<br />

Grote Kerk. M.a. w. de opbrengst zou worden gekort op het subsidie.<br />

Daar dit uiteraard niet de bedoeling van de kerkvoogden<br />

was, gingen de heren noodgedwongen door de knieën en met 16<br />

tegen 2 stemmen werd van de verkoop afgezien (zij het onder<br />

protest van sommigen, dat de regering zich mengde in - wat wij<br />

nu zouden noemen - de interne aangelegenheden van de Hervormde<br />

Gemeente).<br />

Als enige manier om een sluitende begroting te verkrijgen bleef de heffing<br />

van de hoofdelijke omslag over. Hetgeen dus vanaf 1883 plaats<br />

vond.<br />

Reacties uit de gemeente<br />

Wat waren nu de reacties van de "ledematen" op de hoofdelijke omslag?<br />

Er kwamen wat bezwaren binnen, o.a. dat het inkomen te hoog<br />

was geschat, waarom men om vermindering vroeg. Soms werd het bezwaar<br />

gestaafd met de aanslag van de belastingdienst. Ook werd betoogd,<br />

dat men geen lidmaat was. Eén der weigeraars deelde door middel<br />

van een ingezonden stuk in de krant mede, dat hij zijn lidmaatschap<br />

van de kerk opzegde. Toen hij dit later aanvoerde, stelde de<br />

kerkvoogdij zich - terecht - op het standpunt, dat opzegging niet via de<br />

krant maar door rechtstreekse kennisgeving aan het college moest<br />

plaats vinden. De betrokkene sloeg nu naar het andere uiterste door en<br />

zegde door middel van een deurwaarder-exploit op. Enkele andere vermogende<br />

lieden volgden dit voorbeeld.<br />

61


"Heren Kerkvoogden" waren echter zeer streng. Om kwijtschelding te<br />

verkrijgen moest men deugdelijke gronden aanvoeren. Meermalen<br />

werd een verzoek tot ontheffing geweigerd. Hoewel de toenmalige reglementen<br />

het heffen van hoofdelijke omslag toelieten, wilde het College<br />

van Kerkvoogden zekerheid, dat dit ook in rechte kon worden afgedwongen.<br />

Tegen één der weigeraars werd een proces aangespannen,<br />

dat door het College werd gewonnen. Was men lid van de Hervormde<br />

Kerk, dan moest er volgens de rechter ook worden betaald.<br />

Bij enige latere processen ging het dan ook meer over de vraag: wanneer<br />

is men nu lidmaat en wanneer niet? Hoewel er enige merkwaardige<br />

uitspraken zijn gedaan, laat het bestek van deze verhandeling niet<br />

toe hierop in te gaan.<br />

Gesteund door de uitspraken van de rechter gingen kerkvoogden de<br />

weigeraars harder aanpakken en zonodig werd tot gerechtelijke invordering<br />

overgegaan. Dat dit resultaat had, blijkt uit de jaarrekening<br />

van 1886 en 1887.<br />

Bij de jaarrekeningvan 1887 merken kerkvoogden dan ook op:<br />

"de maatregel om van de belastingschuldigen, die per 1 augustus<br />

niet betaald hebben, de gelden te doen invorderen, heeft gunstig gewerkt.<br />

"<br />

Na 1887 gaat het bergafwaarts met de financiën. Beginnende bij de zitplaatsgelden,<br />

maar na 1890 ook met de hoofdelijke omslag. Kerkvoogden<br />

zelf schreven de daling van de zitplaatsen huur in 1888 toe<br />

aan de vacante zesde predikantsplaats, maar nadat deze plaats weer<br />

was bezet, bleef de daling doorgaan. De totale opbrengst aan<br />

"levend" geld werd steeds minder en daalde van ruim / 11.100,- in<br />

1887 tot nog geen / 9.300 in 1894.<br />

De doleantie zal op die daling niet van grote invloed zijn geweest, hoewel<br />

de aanhangers - gezien hun kleine inkomens - veel voor de kerk<br />

over hadden. Veel meer zal een rol hebben gespeeld, dat het orthodoxe<br />

deel van de gemeente veel geld stak in de opbouw van het rechtzinnig<br />

verenigingsleven en dat ook bewust buiten de kerk voogdij om deed.<br />

Ook hier waren de inkomens gering, maar de offervaardigheid was<br />

groot en geld kan nu eenmaal maar één keer besteed worden. Dat enige<br />

vermogende lieden waren overleden of waren vetrokken, deed ook<br />

zijn invloed op de financiën gelden. De goedkoopste zitplaats in de<br />

Grote Kerk kostte toen / 150,- per jaar! Dit was alleen voor deze klasse<br />

betaalbaar.<br />

Het beroepen van een tweede orthodoxe predikant met de strijd om de<br />

derde<br />

In 1881 was de hoogbejaarde ds. Vroom overleden (er was toen nog<br />

62


geen verplicht emeritaat voor predikanten!) De kerk voogdij was niet<br />

overtuigd dat deze vacature weer vervuld moest worden. Het werd<br />

steeds moeilijker de eindjes aan elkaar te knopen en een hoofdelijke<br />

omslag invoeren zou op den duur wel noodzakelijk zijn. Ze dachten er<br />

daarom aan de zesde predikantsplaats op te heffen. Nu stond de kerkeraad,<br />

zowel links als rechts, op zijn achterste benen en allerlei argumenten<br />

werden aangevoerd om de kerkvoogdij te overtuigen dat een<br />

zesde predikant echt niet gemist kon worden.<br />

In juni 1881 schreven de heren terug, dat ze niet overtuigd waren van<br />

de argumenten.<br />

Het aantal orthodoxe catechisanten was wel toegenomen, maar daarvoor<br />

kon ook een godsdienstonderwijzer ingehuurd worden. Dat was<br />

veel goedkoper. Verder begrepen ze, dat er geen tweede orthodoxe<br />

predikant beroepen zou worden en dat maakte de invoering van de<br />

hoofdelijke omslag er ook al niet gemakkelijker op (want van die<br />

groep moest men het nu juist hebben). Maar afgezien hiervan, de vijf<br />

predikanten konden het huns inziens gemakkelijk af. Ze vestigden nog<br />

de aandacht erop, dat de heren predikanten al lang pleitten voor een<br />

verhoging van het tractement en ook de Grote Kerk moest nodig gerestaureerd<br />

worden. Het slot was echter heel verrassend:<br />

"ofschoon de gronden des kerkeraads niet delende, zij niettemin<br />

van mening waren, dat de kerkeraad schier eenstemmig op de vervulling<br />

van de vacature aandringt, Kerkvoogden en notabelen zich<br />

naar die eenparige wensch behoorden te voegen en derhalve in dien<br />

geest adviseren."<br />

De vacature werd dus weer vervuld, maar zoals de heren kerkvoogden<br />

al verwachtten (en betreurden om financiële redenen) werd het de tamelijk<br />

linkse ds. I. van den Bergh.<br />

Toen echter in 1884 de man van het midden, ds. Brouwer, ziek en moe<br />

vertrok, begreep de kerkeraad wel, dat een tweede orthodoxe predikant<br />

niet tegen te houden was.<br />

Het ging echter weer op zijn Zwols. Het moest niet te extreem worden.<br />

Toen verscheidene lidmaten in november 1884 een brief schreven,<br />

waarin ze een "gerifformeerde leeraar" vroegen, die oproept om de<br />

"gerifformeerde belijdenis waar onze vaderen goed en bloed voor hebben<br />

veil gehad" te handhaven, werd hierop negatief gereageerd.<br />

Een brief echter van 48 lidmaten, die de kerkeraad verzochten om een<br />

gematigd orthodox predikant tot hulp van onze zeer gewaardeerde leraar<br />

ds. Vermeer, werd welwillend ontvangen. De schrijvers voegden<br />

er nog aan toe dat een predikant van de z.g. Groninger richting (zoals<br />

ds. Brouwer was) de kerkgangers noch van rechts noch van links vermag<br />

te trekken en dat al vele kerkgangers gesignaleerd zijn bij andere<br />

63


kerkgenootschappen, die wel bieden wat bij de Hervormde Kerk niet<br />

in voldoende mate aanwezig is. Ze noemden ook al een naam nl. ds.<br />

Welter uit Heemstede, de latere hofprediker. Hij was het die met 13 tegen<br />

8 stemmen op 22 december 1884 naar Zwolle werd beroepen (na<br />

enkele bedankjes van andere kandidaten).<br />

"Wanneer wij in onze kring een nieuwe broeder ontvangen, dan<br />

plegen wij te roemen op onze zelfstandigheid en onderlinge<br />

waardering. In ons midden worden alle richtingen vertegenwoordigd.<br />

Toch schijnt het dat zelfstandig zijn, een eigen richting<br />

te hebben en daarvoor te ijveren, zich moeilijk paart aan<br />

onderlinge waardering. Toch hopen wij dat gij broeder Welter<br />

ons die taak wilt helpen verlichten. Ja, wij vragen u, help ons,<br />

licht ons voor met uw adviezen om dit ideaal te bereiken: dat<br />

zelfstandigheid, dat op prijs stellen op eigen innerlijk leven gepaard<br />

mogen gaan met onderlinge waardering."<br />

(welkomstwoord van ds. J. Vermeer als praeses van de kerkeraad<br />

tot ds. Welter op 2 juni 1885).<br />

9. Het huis van ds. J. Vermeer, Koestraat S.<br />

64


Het welkomstwoord van ds. Vermeer geeft iets weer van de sfeer in de<br />

Zwolse Hervormde Gemeente. De hooggestemde woorden in de circulaire<br />

van ds. Van Wijk zijn wel waarheidsgetrouw, maar zeggen het<br />

wellicht iets te mooi. Er was een zekere verdraagzaamheid en er was de<br />

neiging om de andere partij in haar belangen tegemoet te komen, maar<br />

dit ging niet altijd zonder wrijvingen en bittere woorden. Ieder wilde<br />

toch wel zijn eindje vasthouden en men voelde zich direct bedreigd.<br />

Maar tot een felle strijd wilde men het nooit laten komen. Toen de orthodoxie<br />

duidelijk aan invloed ging winnen, werd elke gelegenheid benut<br />

om tot een derde predikantsplaats te komen. In 1893 was er weer<br />

zo'n mogelijkheid door het overlijden van ds. Van Loon.<br />

In september 1894 schreef dr. J. H. Gunning, die van 1888-1898 conrector<br />

van het gymnasium was, een uitvoerig rapport over deze zaak,<br />

in verband met de poging van de rechterzijde om tot een derde predikant<br />

te komen. Een reactie hierop kwam van een oud-ouderling (wiens<br />

ondertekening onleesbaar is). Dan was er nog een brief van een vrijzinnig<br />

gemeentelid en een discussie in de kerkeraad. Alles tezamen een<br />

goede gelegenheid om allerlei argumenten te beluisteren, die in de loop<br />

van de jaren telkens weer herhaald werden. De kerkeraad was in 1894<br />

overwegend vrijzinnig (18 tegen 6), maar de belangstelling vanuit de<br />

gemeente was omgekeerd evenredig. De drie vrijzinnige predikanten<br />

hadden samen 830 catechisanten en de rechtzinnigen 1850 (2 predikanten<br />

en een godsdienstonderwijzer). Niet ten onrechte stelde Gunning<br />

dat in Zwolle een overwegend rechtzinnige gemeente bestuurd werd<br />

door een vrijzinnige kerkeraad.<br />

"Dat is geen argument", wierp de voormalige ouderling tegen. "In de<br />

eerste plaats geeft de godsdienstonderwijzer onderwijs aan de armen<br />

(en die moeten wel komen) en de orthodoxe predikanten maken het de<br />

leerlingen veel te gemakkelijk. Ieder wil tenslotte lidmaat worden,<br />

maar bij de vrijzinnigen moet je nadenken en dat willen de meesten<br />

niet."<br />

En dat het grootste gedeelte van de gemeente rechtzinnig zou zijn,<br />

werd ook aangevochten. De meeste mensen wisten daar niet eens zoveel<br />

vanaf. Alleen de neuzen tellen in de kerkdiensten gaf geen goed<br />

beeld.<br />

Gunning ging in zijn rapport verder met aan te tonen dat rechtzinnigen<br />

in Zwolle ongevaarlijk zijn. "Ze hebben nog nooit een poging ondernomen<br />

om de 'macht' te veroveren, terwijl dit door een kiescollege<br />

toch wel mogelijk geweest zou zijn. Soms bedanken nieuw benoemde<br />

rechtzinnige ouderlingen voor de eer en moest er uiteindelijk toch een<br />

vrijzinnige benoemd worden."<br />

"Maar", riep de tegenstem uit, "hier heb je het bewijs: de rechtzinnigen<br />

hebben nu eenmaal geen meerderheid in Zwolle en de orthodoxen<br />

zijn lang niet zo ongevaarlijk als de heer Gunning denkt. Hij beweert<br />

65


Vrijz. plaats 1<br />

H.S.J. Hugenholz<br />

T. Poortman<br />

A.F. Kamp<br />

A.H. Scholte<br />

P. Jonges<br />

Vrijz. plaats 3<br />

L. Vroom<br />

I. van den Berg<br />

S.K. Bakker<br />

G.H. de Haas<br />

Evang. plaats<br />

H. Brouwer<br />

(verv. door een rechtz.)<br />

N. Jolles<br />

F.J. Krop<br />

A. de Jonge<br />

L.J. van der Kam<br />

•) naar rechtz. verschoven<br />

*•) De in deze plaats<br />

beroepen predikant<br />

H. Miskotte distancieerde<br />

zich bij zijn intrede<br />

van deze groep en kan<br />

verder onder de rechtz.<br />

predikanten gerekend<br />

worden.<br />

Verschuivingen in de predikantenbezetting<br />

vanaf de 2de helft der negentiende eeuw<br />

t/m de eerste helft der twintigste eeuw.<br />

1853 - 1855<br />

1855 - 1891<br />

1892 - 1910<br />

1911 - 1939<br />

1940 - 1948<br />

1839- 1881<br />

1881 - 1908<br />

1908 - 1918<br />

1919 - 1943<br />

(middenpartij)<br />

1863 - 1884<br />

1895 - 1902<br />

1903 - 1912 •)<br />

1912 - 1940<br />

1940 - 1946 ••)<br />

Vrijz. plaats 2<br />

J. v. Loenen-Martinet<br />

A.W. v. Wijk<br />

K.F. Proost<br />

J.F. Kruit<br />

(verv. door een rechtz.)<br />

Vrijz. plaats 4<br />

G.L. van Loon<br />

(verv. door een Evang.)<br />

Rechtz. plaats 1<br />

J.J. van Rijn<br />

H.C. Bervoets<br />

J. Vermeer<br />

H. Visser<br />

N.N.W. Smit<br />

P.H.T. Stevens<br />

Rechtz. plaats 2<br />

W.L. Welter<br />

A.F. Adriani<br />

A. de Haan<br />

A.D. van Noppen<br />

Rechtz. plaats 3<br />

J.A. Groenewegen<br />

1871 - 1886<br />

1886- 1916<br />

1917 - 1930<br />

1930 - 1940<br />

1854 - 1893<br />

1858 - 1863<br />

1865 - 1867<br />

1868 - 1904<br />

1905 - 1936<br />

1936 - 1940<br />

1941 - 1946<br />

1885 - 1888<br />

1888 - 1894<br />

1894 - 1926<br />

1926 - 1952<br />

1940 - 1945<br />

nu wel dat ze moeten boeten voor wat in andere plaatsen door de<br />

rechtzinnigheid is veroorzaakt als ze aan de macht kwamen, maar pas<br />

op! Als ze eenmaal de meerderheid hebben, kun je ook hier van alles<br />

verwachten en kunnen we als tolerante vrijzinnigen wel inpakken. Het<br />

is eerder te laat dan men denkt!"<br />

Dan kwam er een brief binnen van een vrijzinnig gemeen telid:<br />

66


"Het is te wenschen dat uw keus valt in een goede orthodoxe predikant.<br />

In tegenovergestelde rigting is er genoeg, dat ziet u in het<br />

kerkgaan bij dr. van de Bergh en dr. Kamp. Veelal lege stoelen en<br />

banken. Dat brengt niets in de zak. Die lui van die rigting zijn niet<br />

voor de kerkgetrouwheid. Vandaar de scheuring van dolerenden.<br />

Er is hier behoefte aan een streng orthodoxe predikant. De tijdgeest<br />

wijst u de weg vanzelfs als gij 2 kerkbeurten bijwoont van tegenovergestelde<br />

rigting, dan twijfel ik niet of gij zult mij gelijk geven.<br />

En dan blijft onze protestantse gemeente meer bij elkaar, daar nu<br />

de dolerende veel personen trekt. Dan zou die gemeente een soort<br />

van strop krijgen. Schoon ik mij gaarne in en aan die liberale beginselen<br />

schaar en daar ook niet van afwijk, moet ik toch zeggen dat<br />

hier een keus gedaan moet worden in bovengenoemde rigting."<br />

Een lid der gemeente<br />

Deze man redeneerde zoals de kerkvoogden: "Als er behoefte aan is,<br />

beroep dan een derde orthodox predikant. Het is goed voor de financiën<br />

en het doet afbreuk aan de "dolerenden" (waarmee we in de volgende<br />

paragraaf kennis zullen maken).<br />

En nu de kerkeraad. Ook daar was de discussie lang niet mals. Vooral<br />

ds. Van den Bergh en ds. De Haan zaten elkaar hier geducht in de haren.<br />

Het was wel duidelijk dat de heren de strijd niet via een kiescollege<br />

wilden spelen. Beiden zagen in, dat de hartstochten dan te hoog<br />

zouden oplopen. Van den Bergh gaf toe, dat de vrijzinnigen geen mankracht<br />

meer behoefden, gezien de opkomst bij kerkdiensten en catechisaties.<br />

Maar een orthodoxe collega wilden ze niet, want dat zou de<br />

rechtse vleugel maar versterken en dan was het uiteindelijk met de vrijheid<br />

gedaan. De vrijzinnige vleugel zag zichzelf duidelijk als hoedster<br />

van de tolerantie. De enige oplossing was dus een man van het midden:<br />

een z.g. evangelisch predikant. Het aantal mensen dat zich tot die<br />

groep rekende, was weliswaar niet groot, maar alles was beter dan een<br />

echte rechtse en wie weet namen vele rechtzinnigen nog wel genoegen<br />

met dit compromis. Op die titel werd ds. N. Jolles beroepen en in 1895<br />

deed hij zijn intrede.<br />

En hiermede was het beeld van de Zwolse Hervormde Gemeente bepaald<br />

tot het midden van de 20e eeuw, ook nadat in 1940 een rechtse<br />

meerderheid in de kerkeraad ontstond.<br />

Drie stromingen die elkaar maar nauwelijks vertrouwden, maar toch<br />

niet de neiging hadden de verschillen op het scherp van de snede uit te<br />

vechten, doch hun eigen gang gingen. Bij de orthodoxie ontbrak het<br />

begrip voor de moeilijke strijd van de z.g. modernen, die vaak vergeefs<br />

trachtten hun geloof in overeenstemming met de wetenschap te<br />

houden en als resultaat alleen maar een afbrokkeling van hun aanhang<br />

67


zagen. De rechtzinnigheid leefde in voordurende angst, dat een kritische<br />

bijbelbenadering hun geloof zou aantasten. Een echt gesprek<br />

hierover was nog niet mogelijk, laat staan het samen zoeken naar een<br />

antwoord. Het beeld dat prof. Kramer later schilderde van de z.g.<br />

"Hotel-kerk" (een gemeenschappelijk onderdak, maar ieder zijn eigen<br />

kamer) ging voor de Zwolse gemeente volledig op. Toch was deze<br />

situatie oneindig beter dan de bittere strijd die elders vaak is gevoerd.<br />

In zijn eerder aangehaald rapport schreef Gunning, dat de vrees van<br />

de modernen voor een orthodoxe overheersing hersenschimmig is. Alleen<br />

het uitsterven der modernen kan de Zwolse orthodoxie aan een<br />

meerderheid helpen. En zo is het ook 80 jaar later gebeurd, zij het dat<br />

die orthodoxen toen ook zelf geëmancipeerd waren en dat was in 1894<br />

nog lang niet het geval.<br />

Van het in leven houden van de Evangelische stroming (met een vrij<br />

geringe aanhang) hoefde overigens de kerkeraad geen spijt te hebben.<br />

Ds. Jolles deed veel aan sociaal werk; een lijn die op een onnavolgbare<br />

wijze door zijn opvolger De Jonge is doorgetrokken. En dat bepaalde<br />

ook mede het gezicht van de Hervormde Gemeente van Zwolle.<br />

De doleantie in Zwolle (een revolutionaire beweging)<br />

Hoe geheel anders verliepen de zaken vergeleken met de afscheiding<br />

van 1834. Het verschil was zo groot, dat ze tot op heden nog drie verschillende<br />

kerken nalaat. Zoals bij vele revolutionaire bewegingen was<br />

't ook in het westen en met name in Amsterdam, dat het vuur ontstoken<br />

werd en wel in 1886 door de beroemde Abraham Kuyper, een geniaal<br />

en veelzijdig man, ook wel genoemd "de klokkenist der kleine luiden"<br />

(J. Romein).<br />

In 1887 begon de beweging in Zwolle en het verloop alhier levert genoeg<br />

informatie op om de achtergrond te schetsen.<br />

Op 1 april 1887 schreven drie Hervormde gemeenteleden aan de kerkeraad<br />

een brief. Het waren F.J. de Vries, een beurtschipper aan de Binnenkant,<br />

J.W. Bomhof, een slager-kruidenier in de Molenstraat en H.<br />

Tulp, eigenaar van een kleine drukkerij aan de Blijmarkt 13 .<br />

Zij schreven uit naam van vele anderen en stelden vast dat het gezag<br />

van de synode de eigenlijke verkondiging van het evangelie in de weg<br />

stond. Lang hebben ze dit lijdelijk aangezien, maar ze zijn overtuigd<br />

dat het synodale juk moet worden afgeworpen. Ze verzoeken de kerkeraad<br />

dan ook om dit ter hand te nemen en zich te houden aan de z.g.<br />

Dordtse Kerkordening (de organisatiestructuur, die van 1619 tot 1816<br />

ten dele in de kerk geldig was geweest) en zich verder te houden aan de<br />

Gereformeerde Kerkleer, zoals die ook in 1619 was vastgesteld in de<br />

z.g. drie formulieren van enigheid (t.w. de Nederlandse geloofsbelijdenis,<br />

de Heidelbergse Catechismus en de Leerregels tegen de Re-<br />

68


monstranten).<br />

Als de kerkeraad dit naliet, voelden ze zich geroepen om krachtens<br />

"het ambt der gelovigen" de zaak zelf ter hand te nemen. Of de kerkeraad<br />

maar voor 15 april wilde antwoorden. Gezien het korte tijdsbestek<br />

konden zij vermoedelijk het antwoord van de overwegend vrijzinnige<br />

kerkeraad wel indenken. In zijn boek "Geschiedenis van<br />

Zwolle" (deel 2) schrijft Thom. de Vries, dat men zijn hoop gevestigd<br />

had op ds. Vermeer. Hiervoor zijn geen aanwijzingen in de officiële<br />

stukken te vinden, maar denkbaar was het wel. Vermeer had grote<br />

aanhang en gezag en vermoedelijk zal er wel een beroep op hem zijn<br />

gedaan. In het herdenkingsboekje dat bij zijn dood werd uitgegeven,<br />

werd ook aangehaald dat deze jaren erg moeilijk voor hem waren .<br />

De bijzondere kerkeraad (predikanten en ouderlingen) van de Herv.<br />

Gemeente besloot in zijn vergadering van 6 april eenparig, dat de brief<br />

voor kennisgeving werd aangenomen, Hierbij waren dus ook Vermeer<br />

en Welter en hun vier rechtzinnige ouderlingen. Dit antwoord werd<br />

aan de heer De Vries verzonden.<br />

Op 26 mei schreven de drie heren weer terug, dat het hun smartte dat<br />

de kerkeraad zo tegen Gods ordinantién inging. Ze konden dan ook<br />

niet langer deze kerkeraad als wettig erkennen. De Dordtse kerkorde<br />

van 1619 was nooit met instemming der gemeenten afgeschaft en die<br />

kerkorde steunde toch op Gods woord. Bovendien vonden ze dat verschillende<br />

predikanten de hoofdwaarheden van het Christendom ontkenden<br />

en dat de kerk hier geen maatregelen tegen nam. Ze waren nu<br />

verplicht zelf handelend op te treden, nu de kerkeraad in gebreke<br />

bleef. Deze brief werd op 13 juni behandeld. Ds. Poortman stelde nog<br />

voor om een broederlijk gesprek aan te gaan en de mannen te waarschuwen,<br />

maar dit werd verworpen. De brief bleef onbeantwoord.<br />

De actie<br />

Ondertussen lieten de actievoerders er geen gras over groeien. Nog in<br />

mei werd een oproep gedaan aan de volwassen leden van de Herv. gemeente<br />

om een brief te tekenen. In deze brief erkende men schuld, dat<br />

men zo lang de zaken had aangezien, maar dat ze nu genoeg hadden<br />

van het synodale juk en bereid waren mede te werken om de kerk nogmaals<br />

te reformeren.<br />

Hier kwamen 41 reacties op, getekend door 67 personen. Deze mensen<br />

vergaderden en deden alsof ze de wettige vertegenwoording waren van<br />

de gemeente en... kozen een nieuwe kerkeraad. Hun eerste daad was<br />

twee brieven te schrijven. Eén aan de burgemeester en één aan de Koning.<br />

Ze gaven kennis dat ze het synodale juk hadden afgegooid en dat<br />

ze nu de wettige kerkeraad waren van de Nederduits Hervormde Gemeente.<br />

Verder verwachtte men dat de "afgezette kerkeraad" nu maar<br />

69


de zaak zou overgeven: boeken, gelden, gebouwen etc.<br />

Daar was natuurlijk geen sprake van. Deze zaak stond niet alleen,<br />

maar werd zo overal in het land gespeeld en ook deze Zwolse affaire<br />

was van buitenaf "geregisseerd".<br />

Men deed alsof men de oorspronkelijke kerk was: hetzelfde kerkzegel<br />

werd gebruikt, z.g. "duplicaat boeken" werden aangelegd, maar<br />

noodgedwongen moest men elders kerken ("Odeon"was het eerste onderdak).<br />

Achter hun naam voegden ze "dolerend" toe, omdat ze<br />

treurden over het feit, dat de goederen in handen van de Hervormden<br />

bleven. Hoe langzaam kerkelijke molens ook maalden bij deze revolutie<br />

werd direct alert gereageerd. De synode had al laten weten dat de<br />

opstandigen onmiddelijk vervallen moesten worden verklaard van hun<br />

lidmaatschap van de Herv. Kerk. En reeds begin juni werd door de synode<br />

aan de kerkeraad bericht, dat onderleiding van de heer K. Fernhout<br />

uit Zwartsluis op 3 juni 1887 in Zwolle een kerkeraad was geinstitueerd,<br />

die zich als de wettige beschouwde. Zij die hieraan meewerkten,<br />

moesten onmiddellijk worden geroyeerd. Weer was het ds. Poortman<br />

die zich afvroeg of de kerkeraad nu handelend moest optreden.<br />

De predikanten v.d. Bergh en Welter zeiden: "wij moeten, hoe ongaarne<br />

ook."<br />

70<br />

"Aan den Kerkenraad der Nederl. Ger. Kerk (dolerende) te<br />

Zwolle.<br />

De ondergeteekende, die ongeveinsdelijk bekent, dat de leer die<br />

in het Oude en het Nieuwe Testament en in de artikelen des<br />

Christelijken geloofs begrepen is en in de Christelijke kerk alhier<br />

geleerd wordt, de waarachtige en volkomene leer der zaligheid<br />

is, brengt ter kentnisse van den Kerkenraad, die door Godsgenade<br />

de Reformatie der Ned. Herv. Gemeente terhand nam, dat<br />

hij zich in de reformatie der Kerk van harte verheugt, en met den<br />

Kerkenraad begeert zich wederom onder het juk Christi onzes<br />

Heeren te begeeven; dat hij daarom niet geacht wil worden zich<br />

van de gemeente onzes Heeren waartoe hij behoort, af te scheiden,<br />

en mitsdien den Kerkenraad verzoekt ook zijnen naam te<br />

willen opnemen in het duplicaat-lidmatenboek der Nederduitsche<br />

Gereformeerde Kerk (thans dolerende) ".<br />

(moest getekend worden door allen die tot het<br />

H. A vondmaal werden toegelaten en alle<br />

meerderjarigen die nog geen toegang tot het<br />

H. Avondmaal hadden verkregen.)


Wie waren de revolutionairen?<br />

De volgende beroepen komen op de lijst van lidmaten voor 38 :<br />

kleermaker winkelier<br />

arbeider timmerman<br />

wagenmaker klerk<br />

schoenmaker aanspreker<br />

bakker koopman<br />

letterzetter horlogemaker<br />

meubelmaker behanger<br />

landbouwer dienstbode<br />

slager ladingmeester<br />

In de kerkeraad waren een boekdrukker, slager, timmerman/<br />

aannemer, timmermansknecht, smid en een beurtschipper.<br />

Ze woonden overwegend in Assendorp en verdienden van f 800,<br />

tot ƒ 1.200,- per jaar, sommigen van f 600,- tot ƒ 800,-.<br />

Ze behoorden dus tot de geschoolde arbeiders en de kleine middenstand.<br />

Op de achtergrond echter stond de vermogende heer<br />

L.C. Cnopius uit Ittersum, die er voor zorgde dat binnen twee<br />

jaar een eigen predikant en een kerkgebouw ter beschikking<br />

stonden. Ook de beurtschipper F. J. de Vries beschikte over enig<br />

kapitaal.<br />

De balans<br />

We kunnen het wel en wee van de nieuwe groep binnen het kader van<br />

deze beschrijving niet volgen. In 1892 verenigde de nieuw ontstane<br />

kerk zich met een deel van de afgescheidenen van 1835.<br />

Na de gebruikelijke aanloopmoeilijkheden beleefden ze tot 1944 een<br />

bloeiperiode. Opvallend is, dat het totaal der groepen die de Herv.<br />

Kerk in de 19e eeuw verlieten, in Zwolle achterbleef bij het landelijk<br />

gemiddelde van 9,1%. In 1896 telden de afgescheidenen nl. samen<br />

4,5% van de Zwolse bevolking, maar in 1939 was dit 12%, hetgeen<br />

veel hoger was dan het landelijk gemiddelde van 9,7%. Vermoedelijk<br />

is dit niet alleen door werfkracht gekomen (hoewel er verschillende<br />

briefjes melding maakten van een overgang), maar ook door import<br />

en een veel hoger geboortecijfer.<br />

In deze kringen was, in tegenstelling tot de Hervormden en onkerkelijken,<br />

het grote gezin "in". Hoewel dus in 1887 de aderlating kwantitatief<br />

niet groot was, betekende het toch voor de Hervormde Kerk een<br />

groot verlies, omdat het hier mensen betrof, die én geestelijk én financieel<br />

veel voor de kerk over hadden.<br />

71


Hoe moeten we honderd jaar later de revolte van 1887 waarderen? Objectief<br />

gezien hadden de voormannen van de doleantie juridisch geen<br />

been om op te staan, zoals ook uit de vele rechterlijke uitspraken<br />

bleek. De Hervormde Kerk is organisatorisch één geheel (landelijk<br />

"kerk" en plaatselijk "gemeente"). Een plaatselijke gemeente kan<br />

zich niet onttrekken aan de kerk, ongeacht hoeveel leden dit zouden<br />

willen. Zoals bij de splitsing van 1835 is opgemerkt, was de organisatie<br />

van 1816 niet ideaal, maar wel juridisch wettig. Bovendien is het toch<br />

een vreemde gedachte, dat in een gemeente van 17000 zielen, 70 mensen<br />

zomaar de macht konden overnemen en daarbij alle bezittingen<br />

konden opeisen. Maar daarmee doen we geen recht aan de opstandige<br />

groep, hoe klein ze ook was. Ze wilden de kerk niet verlaten, maar reformeren.<br />

De volgende overwegingen moeten daarbij in acht genomen worden.<br />

/ De moderne wetenschap ging in de tweede helft van de 19e eeuw<br />

met sprongen vooruit. Hierbij kwam het tot een grote botsing met<br />

het traditionele geloof van vele eeuwen. Eenzelfde effect had zich<br />

ook al in 1600 voorgedaan toen Galilei beweerde, dat de aarde om<br />

de zon draaide.<br />

Het geruchtmakende boek van Strauss is al genoemd met de hierop<br />

volgende kritisch-historische herwaardering van de Bijbel. Charles<br />

Darwin legde de grondslag voor de evolutie-theorie, waar sommige<br />

Christenen in onze dagen nog moeite mee hebben. Later volgde<br />

Freud nog eens (1900) met zijn onderzoekingenin het zieleleven van<br />

de mens en hij wilde niets weten van iets boven of na dit leven.<br />

De filosoof Feuerbach had in 1841 al laten weten, dat Godsdienst<br />

een projectie is.<br />

Een soort wensdroom van de mens.<br />

2 Wie namen deze theorieën gretig op? Het was de "verlichte" burgerij,<br />

die door meer tijd en ontwikkeling deze zaken kon bestuderen,<br />

aangemoedigd door vele predikanten, die de nieuwe inzichten<br />

niet onder de kerkbanken staken. Maar eigenlijk wist men zich met<br />

deze dingen geen raad. Verschillende predikanten verlieten dan ook<br />

hun ambt. Men zag wel duidelijk wat men niet moest geloven, maar<br />

wat er voor in de plaats kwam reikte niet veel verder dan een burgelijk<br />

moralisme. Duidelijk komt dit naar voren bij een klacht dat een<br />

kind gedoopt zou zijn, dat voor het huwelijk was geboren. De kerkeraad<br />

vond, dat in zo'n geval de moeder eerst schuld moest belijden,<br />

omdat beschaafde kringen een voorechtelijke geboorte ook afwijzen.<br />

Een verwijzing naar Bijbelse normen, wat "rechts" graag<br />

deed, roept al vraagtekens op, maar als een kerk als norm de "beschaafde<br />

kringen" gaat gebruiken, is ze wel heel ver van haar basis.<br />

72


Oude geloofswaarden en formuleringen werden terzijde gesteld. Er<br />

werd gedoopt in naam van "geloof, hoop en liefde", of Jezus werd<br />

voorgesteld als een gewoon mens, wiens goede voorbeeld men diende<br />

te volgen. Zo werd er een bezwaarschrift ingediend tegen ds.<br />

Van der Kamp, die in een preek de hemelvaart van Jezus geloochend<br />

zou hebben. De schrijver wilde hem niet meer erkennen<br />

als herder en leraar.<br />

De synode trad hier niet tegenop. Dat kon ze ook niet, want de moderne<br />

predikanten hadden hierin de meerderheid. Men liet de zaak<br />

dus maar lopen of men gaf zo ruim mogelijke interpretatie aan oude<br />

regels. In 1859 werd de verplichte namiddagprediking over de<br />

catechismus afgeschaft. Toen hier klachten over kwamen, antwoordde<br />

het synodaal bestuur lakoniek, dat de afschaffing geen<br />

verbod inhield. Als men er behoefte aan gevoelde, dan mocht er gerust<br />

's middags uit de catechismus gepreekt worden.<br />

De onderste sociale laag maakte zich hier niet druk over. Deze<br />

groep kwam wel niet meer in de kerk, maar bedanken deden ze ook<br />

niet. Maar wie kwamen wel in verzet? Dat waren kleine burgermensen<br />

met een vrij geringe ontwikkeling,-maar met potentiële mogelijkheden<br />

(ze vormden de komende middenklasse). Ze rebelleerden<br />

tegen de grote heren, die hun het geloof ontnamen zonder er iets tegenover<br />

te kunnen stellen. Ze voelden zich erfgenamen van de oude<br />

Vaderlandse kerk. De waarheden, waarvoor hun voorouders<br />

gestreden hadden, werden achteloos terzijde gesteld.<br />

De massa konden ze wel niet meekrijgen, maar toch probeerden ze<br />

de macht in handen te krijgen om opnieuw de kerk te reformeren.<br />

Hier ligt het essentiële verschil met 1835. Toen liepen de mensen<br />

geslagen weg, meewarrig nagekeken door de Kerk en vervolgd door<br />

de beledigde overheid.<br />

Een kleine groep nam het nu niet langer, maar in Zwolle kreeg ze<br />

geen.grote aantallen mee. De kleine man zag hier nog te veel op tegen<br />

de grote heren. "De verhouding tussen patroon en arbeiders<br />

ligt hier nog goed", schreef de Hervormde Kerkeraad later aan het<br />

synodaal bestuur. De geschoolde arbeider en de kleine middenstander<br />

wilden op enkelen na geen revolte en vergenoegden zich met<br />

gunsten die de liberale heren hun toestonden: één en later twee orthodoxe<br />

predikanten. En vooral bij Vermeer vonden ze hun toevlucht<br />

en konden ze hun eigen leven leiden. En Vermeer was zeker<br />

geen revolutionair ("nooit was hij polemisch, maar afkerig als hij<br />

was van twist, vermaande hij tot liefde", schreef een collega bij<br />

zijn dood). Vermeer schreef steeds uiterst vriendelijke en onderdanige<br />

dankbriefjes aan de heren kerkvoogden voor hun welwillen-<br />

73


heid om de Grote Kerk ter beschikking te stellen voor de jaarlijkse<br />

week der gebeden, die het rechtzinnig deel van de gemeente had ingesteld.<br />

Het is dan ook typerend, dat een min of meer "buitenstaander"<br />

als L.C. Cnopius de eerste besprekingen belegde op<br />

zijn buitengoed "Berkenhof" te Ittersum. Cnopius was wel in<br />

Zwolle geboren (1831), maar kwam uit een familie in IJsselstein,<br />

verbleef lange tijd elders en was gehuwd met een adelijke dame<br />

(mevr. van Swinderen). Zijn gezag heeft de doleantie bevorderd.<br />

Zelf hield hij zich eerst buiten schot, maar al als de z.g. dolerende<br />

kerk gestalte krijgt, treedt hij op als een soort "presidentkerkvoogd"<br />

en financieerde grotendeels uit eigen middelen de<br />

bouw van de Oosterkerk. Tot zijn dood in 1904 bleef hij in de Gereformeerde<br />

Kerk een belangrijke rol spelen.<br />

De mensen, die hij meekreeg konden het niet meer uithouden in een<br />

voor hen te verdraagzame kerk, waar iedereen terecht kon o.l.v. liberale<br />

heren. Wat hun voor ogen stond was een kerk, waar ieder<br />

volledig bij betrokken was en de oude waarden in tact werden gelaten.<br />

En een ieder die dit niet aanstond kon vertrekken. Al waren ze<br />

juridisch in het ongelijk gesteld, moreel voelden ze zich de voortzetting<br />

van de kerk uit de 17e eeuw.<br />

Heel duidelijk bleek dit uit een correspondentie in maart 1890, toen<br />

de Hervormde Kerkeraad graag wilde weten welke lidmaten overgelopen<br />

waren naar de dolerende gemeente. Verbaasd schreef men<br />

terug, dat er niemand overgelopen was. Ieder was al lid van de oude<br />

Gereformeerde Kerk. Ze waren niet weggelopen, ze kerkten alleen<br />

maar elders! Geen namen dus.<br />

De diakonie weer op eigen benen (1901)<br />

74<br />

Zwolle, 4 aug. 1888<br />

"Wij hebben de eer U bericht te geven, dat de ten behoeve der<br />

armen van onze gemeente ingestelde godsdienstoefening welke<br />

zondag om half één werd gehouden, heeft opgehouden te<br />

bestaan.x)<br />

In plaats daarvan is thans deze regeling gekomen, dat de bedeelden<br />

de morgenbeurt en de verpleegden in het Oude mannen- en<br />

vrouwenhuis de middagbeurt zullen moeten bezoeken in de<br />

Groote Kerk.<br />

Het gemengd Armbestuur der Ned. Herv. Gemeente."<br />

x) Deze vond de laatste 7 jaar plaats in de Broerenkerk, in het<br />

koor, de z.g. bijkerk.


Zoals eerder reeds is opgemerkt, werd in 1832 de diakonie onder druk<br />

van de gouverneur door het Gemengd Hervormd Armbestuur, een samenwerkingsorgaan<br />

van overheid en diakonie, opgeslokt. Langzamerhand<br />

werd dit van beide zijden "een abnormale toestand" geacht, die<br />

onder deze benaming dan ook steeds vermeld werd. Van de zijde van<br />

de overheid was er na 1853 iets veranderd. Thorbecke was onverwacht<br />

afgetreden en daarmee verdween ook het plan om de armenzorg geheel<br />

aan de staat te trekken (dit zou pas in 1965 ten uitvoer worden gebracht!).<br />

Zijn opvolgers creëerden de Armenwet van 1854, waarbij de<br />

armenzorg primair aan de kerken en particulieren werd overgelaten en<br />

de staat alleen nog maar bijsprong, indien dit noodzakelijk was en dan<br />

nog zo minimaal mogelijk. De gemeente Zwolle vond het aanvankelijk<br />

niet nodig om dit voorschrift te volgen, maar door de hogere organen<br />

werd erop gewezen, dat er een scheiding moest komen. Vanuit de kerk<br />

werd in het synodale reglement voor de diakonieën bepaald, dat samenwerking<br />

met de overheid verboden was en zo dit door vroegere<br />

beslissingen het geval was, het teruggedraaid moest worden.<br />

In de jaren 1855, 1866 en 1867 werden er tussen de diakonie en de burgelij<br />

ke gemeente onderhandelingen gevoerd. Het struikelblok was de<br />

verdeling van het kapitaal, dat nog uit de-middeleeuwen stamde en mede<br />

was aangegroeid door stedelijke belastingen. De diakonie kon alleen<br />

terugkrijgen wat zij in 1832 had ingebracht (f 17.648,86Vi). Dit<br />

werd geweigerd en nu en dan kwam de kwestie weer op het tapijt zonder<br />

tot een oplossing te komen.<br />

Maar de Hervormde gemeente kwam toch tot het hernieuwde besef<br />

(zij het onder invloed van de synode) dat één van de taken van de kerk<br />

is om haar eigen minderbedeelden te verzorgen. De beweegreden van<br />

de burgerlijke gemeente was minder ideëel maar meer praktisch: men<br />

was bang dat de inkomsten van de eleëmosenier-fondsen niet meer toereikend<br />

zouden zijn om de uitgaven te dekken en de burgerlijke gemeente<br />

dus in de tekorten zou moeten bijpassen.<br />

In 1895 werd door de diakonie het principe-besluit genomen om tot<br />

scheiding van de armenzorg over te gaan. Maar het zou nog wel even<br />

duren, eer één en ander een feit was. De eerstvolgende jaren zou er hevig<br />

worden gediscussieerd over het probleem van de verdeling van de<br />

eleemosenier-fondsen tussen kerk en gemeente. Maar eindelijk had de<br />

Commissie, die uit het Gemengd Armbestuur was benoemd, toch een<br />

voorstel. Het was inmiddels 1901 geworden alsvorens alles in kannen<br />

en kruiken was. Op 1 juli 1901 ging de scheiding in.<br />

De vergadering van de diakonie van 12 juli 1901 werd met een toepasselijk<br />

woord van de voorzitter geopend, waarbij hij wees 6<br />

"op den nieuwen toestand, die nu is ingetreden en die o.a. ook van<br />

invloed kan zijn op de toekomst van de kinderen van bedeelden en<br />

(hij) hoopt, dat in de eerste plaats deze den arme ten goede zal komen".<br />

75


Wat behelsde de verdeling van de eleëmosenierfondsen nu? 8 De gemeente<br />

verkreeg / 60.000,- obligaties op de stad Zwolle, terwijl aan de<br />

diakonie alle overige waarden werden overgedragen, met de op de dag<br />

der scheiding bestaande schulden.<br />

Deze waarden hielden o.m. in:<br />

het oude mannen- en vrouwenhuis met de bijbehorende tuin en inventaris;<br />

18 huisjes gelegen aan de Kamperpoort op de Hoogstraat en voor<br />

de Sassenpoort, aan de Assendorperstraat enige stukjes grond. Deze<br />

onroerende goederen werden getaxeerd op circa / 45.000,-.<br />

Voorts een aantal obligaties op de stad Zwolle en op de provincie<br />

<strong>Overijssel</strong> (nominale waarde ƒ 90.000,-) en een groot aantal hypothecaire<br />

vorderingen tot een totaal bedrag van ca. / 82.000,-.<br />

Al met al voor die tijd een aanzienlijk vermogen, maar daar tegenover<br />

waren er ook heel wat uitgaven.<br />

Allereerst moesten grote kosten worden gemaakt voor stoffering en<br />

vloerbedekking van het oude mannen- en vrouwenhuis. In de vergadering<br />

van 12 juli 1901 werd een bedrag genoemd van meer dan ƒ 300,-.<br />

De vergaderingen van de diakonie worden nu weer interessanter. Ten<br />

tijde van het Gemengd Armbestuur was de taak van de diakonie praktisch<br />

alleen beperkt tot het regelen van collecte-beurten. Immers, de<br />

ondersteuningen werden behandeld in de vergaderingen van het Gemengd<br />

Armbestuur (waarin ook diakenen zitting hadden), dat tevens<br />

de uitbetaling verzorgde. Nu kwam een groot deel weer terug bij de dia<br />

konie. Geheel in de geest van die tijd werd er bij de beslissing op een<br />

aanvraag om ondersteuning of verzorging gelet op:<br />

kerkelijke gezindte (bij gemengde huwelijken werd de niethervormde<br />

partner verwezen naar haar of zijn kerkgenootschap);<br />

kerkbezoek;<br />

handel en wandel van betrokkene; aan onmaatschappelijke personen<br />

werd soms onderstand geweigerd of alleen verleend als men<br />

zijn leven beterde (b.v. niet meer uit bedelen gaan. Ook drankzucht<br />

werd nauwgezet in de gaten gehouden).<br />

De ondersteuning werd, naast in geld, uitgekeerd in natura (hoofdzakelijk<br />

brood en 's winters turf), maar ook werden personen (b.v. kinderen,<br />

ongehuwde moeders) uitbesteed in pleeggezinnen of "gestichten";<br />

zonodig werden medicijnen of ziekenhuisverpleging betaald.<br />

De bejaarden werden opgenomen in het oude mannen- en vrouwenhuis.<br />

De vraag rijst of na zoveel jaren van "Gemengd armbestuur" de dia-<br />

76


konale taken nog leefden in de kerkelijke gemeente. Dit liet kennelijk<br />

wat te wensen over.<br />

In een verslag uit 1910 werd de vraag gesteld: 9<br />

"Weet de gemeente eigenlijk wel voldoende, hoe groot het aantal<br />

dergenen is, die onze hulp behoeven, en op hoeveel verschillende<br />

wijzen door ons dien steun gebracht wordt, daar rijst vanzelf de<br />

vraag: is het niet noodig, dat door een alleszins ruime verspreiding<br />

van dit verslag, velen die niet anders kennen dan van onze<br />

collecteer-beurten in de godsdienstoefeningen, ook van nabij eens<br />

te weten komen op welke wijze de door ons ontvangen middelen<br />

besteed worden?"<br />

In het verslag is verder te lezen dat in de periode 1 juli 1909 -1 juli 1910<br />

aan "bedeeling" in geld en natura, aan uitbesteding bij derden, alsmede<br />

voor de kosten van het oude mannen- en vrouwenhuis in totaal<br />

ruim ƒ 27.000,- werd betaald.<br />

Het tekort sinds 1901 bedroeg ƒ 7.200,-, een aanzienlijk bedrag.<br />

Het verslag eindigt dan ook met:<br />

"U allen die ons nog niet door deze collecte bij inschrijving steunden,<br />

de bede: voegt Uwe gaven, die gij ons anders om de 14 dagen<br />

zoudt willen geven, bij elkaar (uw liefdadigheids-, ja uw verantwoordelijkheidsgevoel<br />

behoeft toch niet iedere 14 dagen een opwekking)<br />

en laat ze ons ééns per jaar, of wilt gij liever ééns per<br />

kwartaal, bij U ophalen de hieropvolgende staat van ontvangsten<br />

en uitgaven zegt meer dan duidelijk, dat versterking onzer<br />

inkomsten zóó dringend noodzakelijk is."<br />

Het einde van de periode Vermeer<br />

In 1899 werd ds. Vermeer ernstig ziek. Hij was toen nog maar 51 jaar.<br />

Niemand had gedacht dat hij het zou halen, maar op 27 augustus 1899<br />

kon hij zijn werk weer hervatten, al was het nog maar voor enkele jaren.<br />

De laatste dienst die hij vervulde was 14 dagen voor zijn dood in<br />

1904. Hij overleed op 19 januari.<br />

Dit gaf een hele schok in de Hervormde Gemeente. Aan het begin van<br />

zijn loopbaan werd één van zijn vrijzinnige collega's geciteerd en als<br />

slot wordt een typering van een rechtzinnige collega (ds. A. de Haan)<br />

aangehaald 22 .<br />

"Hij was verdraagzaam in de waren zin van het woord. In zijn hart<br />

was plaats voor allen, tot welke richting zij ook behoorden. Daar-<br />

11


10. Het graf van ds. Vermeer op de begraafplaats Bergklooster.<br />

78<br />

om is er thans geween bij allen. Nooit stelde hij zich op den voorgrond,<br />

liefst werkte hij in stilte voort en had een afkeer van de reclamegeest<br />

onzer dagen. Hij zocht zichzelve niet. Veel is door hem<br />

gewerkt, waarvan de gemeente weinig bemerkte, waarvoor velen<br />

ook geen oog en geen waardeering hebben en dat toch van groot belang<br />

is voor kerk en gemeente. Ik bedoel zijn werkzaamheid in verschillende<br />

besturen onzer kerk.<br />

Het meest zal hij in onze gemeente blijven voortleven als de bij velen<br />

geliefde prediker. Hij zocht zijn kracht niet in wat men noemt<br />

"mooie"preeken. Het kenmerkende van zijn prediking is te vinden<br />

in het echt gemoedelijke. Hij sprak altijd eenvoudig en voor iedereen<br />

verstaanbaar. En dan zijn gebed. Hij vergat niets en niemand.<br />

Zijn prediking droeg in den regel een vertroostend karakter. Nooit<br />

was hij polemisch, maar afkeerig als hij was van twist, vermaande<br />

hij tot liefde en evenzeer tot heiligen wandel. En dit kon ook niet<br />

anders. Zijn woord was een woord uit het hart. Wat hij predikte<br />

had hij doorleefd, was zijn eigendom.<br />

Nooit leverde hij dorre beschouwingen, hij gaf geen leer buiten het<br />

hart om, zijn leer was leven."


Uit een nieuwjaarsdienst van ds. Vermeer op 1 jan. 1898.<br />

De structuur van de dienst was uiterst sober van opzet. Na het<br />

votum werd een lied gezongen. Dan volgde de schriftlezing en<br />

het gebed.<br />

Vervolgens kwam er een lange inleiding voor de eigenlijke<br />

preek: een soort motivatie van de tekst. Dan "ter verlevendiging<br />

van de aandacht" weer een lied en daarna volgde de eigenlijke<br />

preek van 35 a 40 minuten. De afsluiting was weer een lied, een<br />

gebed en een slotzang.<br />

De nadruk lag dus geheel op het gesproken woord, praktisch<br />

zonder wat we "liturgie" noemen. Maar dit was ook in de vrijzinnigheid<br />

niet te vinden. De 19e eeuw had geen aandacht voor<br />

deze zijde van de eredienst.<br />

Uit de inleiding lichten we nu als proeve de volgende zinnen:<br />

"Dat de geloovigen meermalen struikelen, weinig vorderen,<br />

vreesachtig en droefgeestig zijn, vindt zijn oorzaak in 't vergeten<br />

van 's Heeren Woord:<br />

"Zonder Mij kunt ge niets doen" (Joh. 15 : 56).<br />

Ziet, die uitspraak is wel wat vernederend voor ons hoovaardig<br />

harte, we meenen somtijds zooveel te vermogen en alles te kunnen,<br />

maar dan komt de Heere ons tegen en moeten wij ondervinden,<br />

dat wij buiten de waard gerekend hadden toen wij op eigen<br />

kracht steunden.<br />

Hij heeft geen lust aan de sterkte des paards, hij heeft geen welgevallen<br />

aan de beenen des mans, de Heere heeft een welgevallen<br />

aan hen, die op zijne goedertierenheid hopen.<br />

Moge dat welgevallen in dit nieuwe jaar ten einde toe op ons<br />

rusten.<br />

Des Heeren oog gedurig over ons geopend, maar dan ook ons<br />

oog bestendig op Hem gevestigd: ziet daar de gedachte waardoor<br />

de keuze van mijn tekstwoord werd bepaald."<br />

Uit dit kleine citaat proeven wij iets van de vrees van de kleine<br />

burgerman, die hoofdschuddend de ongeremde "vooruitgang"<br />

aanschouwt van de liberale wereld van zijn dagen en bij zichzelf<br />

denkt: "dat kan nooit goed gaan."<br />

Het jaar 1914 zou hem overigens geen ongelijk geven.<br />

79


De begrafenis<br />

Deze was volgens de Provinciale <strong>Overijssel</strong>se en Zwolse Krant een indrukwekkende<br />

plechtigheid met honderden mensen langs de weg, die<br />

een stoet van 30 rijtuigen aan zich voorbij zagen gaan. Ook de commissaris<br />

van de Koningin en de burgemeester waren op de begraafplaats<br />

'Bergklooster' aanwezig.<br />

De periode Vermeer was ten einde en tien jaar later was ook in feite de<br />

19e eeuw ten einde, toe de Ie wereldoorlog in 1914 uitbrak. Hoewel<br />

Nederland buiten de strijd bleef, kon ons land zich natuurlijk niet onttrekken<br />

aan de geestelijke veranderingen die zich vooral na die tijd<br />

zouden voordoen. Dat zou ook de Hervormde Gemeente Zwolle ontdekken.<br />

In de periode 1907 - 1939 slonk haar aanhang van 64,4% tot<br />

47% en de onkerkelijkheid steeg van 1,2% tot 15%.<br />

Terugblik op de 2e helft van de 19e eeuw<br />

Ook in deze periode blijft de Hervormde Gemeente nominaal nog een<br />

"aanzienlijke gemeente", maar de veelbegeerde "rust" uit de vorige<br />

periode is volkomen verdwenen. De kerk is weliswaar sinds 1852 geen<br />

staatskerk meer, maar ze blijft toch wel het odium houden van de kerk<br />

der heersende klasse.<br />

Noodgedwongen moet de gegoede burger echter een plaatsje inruimen<br />

voor de geschoolde arbeider en de kleine middenstand. Godsdienstig<br />

vertaald door ruimte te geven aan de opkomende orthodoxie. Deze<br />

kan zich o.l.v. vooral ds. A. Vermeer dan goed ontplooien.<br />

De leidende klasse wil de teugels zeer beslist niet uit handen geven en<br />

de lagere sociale lagen staan nog niet te dringen om "macht".-De<br />

strijd die men voert, blijft legitiem en is meer gericht op organische<br />

groei, die hen eens de meerderheid zal geven. Een uitzondering vormt<br />

een groep, die gaat rebelleren en hierdoor de aanzet geeft voor een<br />

kerk der "kleine luiden", die in Zwolle aanvankelijk nominaal klein<br />

is. Het voortschrijdende modernisme, dat blijft steken in een burgerlijke<br />

moraal, veroorzaakt een latente groep van de latere onkerkelijken.<br />

Eerst later gaat deze stroming enig weerwerk geven (1907).<br />

Het sociale vraagstuk begint aan het einde van de 19e eeuw binnen het<br />

gezichtsveld van de kerk te komen. Hoe dit zich zal ontwikkelen komt<br />

in het tweede deel aan de orde. Door de gematigde opstelling van de<br />

orthodoxie en door het liberalisme van de vrijzinnigheid komt het in<br />

Zwolle niet tot een felle strijd, maar er is een aanzet tot een "driestromenland",<br />

waarin de richtingen hun eigen leven trachten te leiden en<br />

de twisten beperkt worden tot grensincidenten.<br />

De volksaard en het ontbreken van grote industrie (bewust door het<br />

gemeentebestuur geweerd) zijn hier vermoedelijk ook debet aan. Deze<br />

situatie was uniek in den lande.<br />

80


Bijlage A<br />

Uit de jaarrekeningen van 1839 t.e.m. 1845 van de kerkvoogdij der<br />

Herv. Gemeente te Zwolle<br />

ontvangsten (gemiddeld per jaar)<br />

opbrengst kerkelijke fondsen<br />

en eigendommen<br />

zitplaatsenhuur<br />

inkomsten uit begrafenissen<br />

collekten<br />

totaal gemiddeld per jaar<br />

uitgaven<br />

Onderhoud kerk- en andere gebouwen,<br />

orgels<br />

kosten van de erediensten<br />

aanvulling predikantstractementen<br />

tractementen overig personeel<br />

(ziekenbezoekers, godsdienstonderwijzers,<br />

kosters, voorzangers, organisten en kerkelijke<br />

bedienden)<br />

administratie<br />

diverse kosten colleges<br />

aflossing op schulden en interest<br />

gemiddeld batig saldo<br />

totaal<br />

f. 5487,-<br />

- 4343,--<br />

- 268,-<br />

- 1052,-<br />

/. 11150,--<br />

/. 2789,--<br />

- 1445,--<br />

- 2147,-<br />

- 2852,--<br />

- 573,--<br />

540,--<br />

544,--<br />

260,--<br />

/. 11150,-<br />

81


Vergelijking van de opbrengsten van het z.g. "levend geld" in de jaren<br />

1839/1845 en 1883/1894 (gemiddeld)<br />

zitplaatsenhuur /. 4446,-- ƒ• 4515,—<br />

kollekten - 1052,-- - 1121,--<br />

hoofdelijke omslag — - 4749,--<br />

totaal ƒ. 5498,- ƒ. 10385,-<br />

(een verdubbeling dus van het levende geld)<br />

N.B. De verschillen tussen 1885 en enkele jaren later (de doleantie!)<br />

zijn nauwelijks te merken. De groep uitgetredenen was niet erg<br />

kapitaalkrachtig. Wel is duidelijk na 1892 de toenemende onkerkelij<br />

kheid te bespeuren van gezeten families (minder hoofdelijke<br />

omslag en minder zitplaatsenhuur).<br />

82


Bijlage B<br />

Ontvangsten<br />

JAARREKENING DIACONIE<br />

1831 1832<br />

t/m<br />

half mei<br />

Voordelig saldo uit vorig jaar /. 829,- /. 101,-<br />

Huis-aan-huis collecte<br />

Collecten en giften<br />

Renten<br />

Buitengewone ontvangsten<br />

Vermogensontvangsten<br />

Belegd<br />

Uitgaven<br />

Wekelijkse bedelingen,<br />

verstrekkingen in natura,<br />

geneesmiddelen<br />

Schoolbehoeften en onderwijs<br />

Diversen<br />

Overschot<br />

f.<br />

f.<br />

955,-<br />

2973,-<br />

2725,-<br />

2846,-<br />

- 3928,-<br />

- 901,-<br />

- 760,-<br />

ƒ. 6418,-<br />

- 121,-<br />

ƒ. 6297,-<br />

ƒ. 5805,-<br />

- 67,-<br />

- 324,-<br />

/. 6196,-<br />

- 101,-<br />

/. 6297,-<br />

- 1476,-<br />

- 378,-<br />

/. 1955,-<br />

- 796,-<br />

ƒ. 2751,-<br />

ƒ. 2640,-<br />

- 21,-<br />

5,~<br />

ƒ. 2666,-<br />

85,-<br />

/. 2751,-<br />

83


Bijlage C<br />

E<br />

E<br />

E<br />

V<br />

E<br />

V<br />

V<br />

R<br />

E<br />

R<br />

R<br />

V<br />

V<br />

84<br />

LIJST VAN PREDIKANTEN<br />

die de Herv. Gemeente Zwolle gediend hebben van<br />

1832 - 1926<br />

Jan Samuël Wor<br />

Gerhard Heinrich<br />

van Senden<br />

Hendrik Bleijenberg<br />

Louis Vroom<br />

Henricus Stephanus<br />

Johannes Hugenholtz<br />

Gerardus Laurentius<br />

van Loon<br />

Teunis Poortman<br />

Johannes Gerrit<br />

van Rijn<br />

Henricus Brouwer<br />

Hendrik Carel<br />

Bervoets<br />

Jan Vermeer<br />

Johannes van Loenen<br />

Martinet<br />

Isaac van den Bergh<br />

1832<br />

Gorinchem<br />

1832<br />

Middelbert<br />

1834<br />

Engelbert<br />

1839<br />

Almelo<br />

1853<br />

Feldhausen (W.Dld.)<br />

1854<br />

Edam<br />

1855<br />

Leerdam<br />

1858<br />

Amersfoort<br />

1863<br />

Veendam<br />

1865<br />

Hattem<br />

1868<br />

Vlissingen<br />

1871<br />

West Zaandam<br />

1881<br />

Veendam<br />

1871<br />

emeritaat<br />

1851<br />

t<br />

1852<br />

1881<br />

1855<br />

Emmen<br />

1893<br />

1891<br />

emeritaat<br />

1863<br />

geschorst<br />

1884<br />

Oirschot<br />

1867<br />

Utrecht.<br />

1904<br />

1886<br />

Santpoort<br />

1908<br />

emeritaat


R<br />

V<br />

R<br />

V<br />

R<br />

E<br />

V<br />

E<br />

R<br />

Willem Leonard<br />

Welter<br />

Aart Willem van<br />

Wijk<br />

Adolf Frederik<br />

Adriani<br />

Adolf Frederik Kamp<br />

Adriaan de Haan<br />

Nicolaas Jolles<br />

= Vrijzinnig<br />

= Evangelisch (middengroep)<br />

= Rechtzinnig<br />

1885<br />

Heemstede<br />

1886<br />

Delden<br />

1888<br />

Renswoude<br />

1892<br />

Heerenveen<br />

1894<br />

Ophemert<br />

1895<br />

Smallingerland<br />

De vetgedrukte namen zijn in dit deel min of meer uitvoerig<br />

besproken.<br />

1888<br />

Arnhem<br />

1916<br />

emeritaat<br />

1894<br />

Amsterdam<br />

1910<br />

emeritaat<br />

1926<br />

emeritaat<br />

1902<br />

Hees<br />

85


Archief van de Herv. Gemeente Zwolle<br />

BRONVERMELDING<br />

1. Handelingen en notulen van de brede, sinds mei 1852 algemene kerkeraad van<br />

1831 - 1905.<br />

2. Handelingen en notulen van de gewone, sinds mei 1852 bijzondere kerkeraad 1838 -<br />

1905.<br />

3. Ingekomen stukken van de brede, sinds mei 1852 algemene kerkeraad 1830 -1905.<br />

4. Ingekomen stukken van de algemene en bijzondere kerkeraad 1903 - 1905.<br />

5. Ingekomen stukken van de gewone, sinds mei 1852 bijzondere kerkeraad 1830 -<br />

1902.<br />

6. Notulen van de diakonie van 1824 - 1905.<br />

7. Jaarrekening van de diakonie (wijnkas) van 1839 - 1848.<br />

8. Acte van scheiding tussen de stad Zwolle en de Herv. Gemeente betreffende het<br />

Gemengd Armbestuur d.d. 31 okt. 1901.<br />

9. Jaarverslag diakonie 1909 en 1910.<br />

10. Notulen van de kerkvoogdij van 1827 - 1905.<br />

11. Hoofdadministratie van de kerkvoogdij van 1827 - 1905.<br />

12. Jaarrekeningen en begroting van de kerkvoogdij van 1880 - 1887.<br />

Archief van de gemeente Zwolle<br />

13. Adresboek van Zwolle, de edities 1891 - 1905.<br />

14. Alph. register op het kohier der hoofdelijke omslag 1871 - 1885.<br />

15. Verslagen van de toestand der gemeente Zwolle 1853 - 1905.<br />

Lektuur<br />

16. Alg. Geschiedenis der Nederlanden, dl. 11 en 12, Haarlem 1983.<br />

17. J.N. Bakhuizen van den Brink, Handboek der Kerkgeschiedenis den Haag, 1942.<br />

18. F. Berkevelder, Zo was Zwolle rond 1900, z.j.<br />

19. W.A. Elberts, Hist. wandelingen in en rondom Zwolle, herdr. 1973, Zwolle.<br />

20. Henri A. Ett, Holland in rep en roer, Amsterdam, 1951.<br />

21. R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam, dl. V, Baarn 1978.<br />

22. In Memoriam ds. J. Vermeer Azn, Zwolle 1904.<br />

23. Lexicon (Biografische) van de geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme,<br />

deel 1, Kampen, 1984.<br />

24. J. de Jongh, Verhalen over radicalen, Kampen 1984.<br />

25. J. Kuyper, Gemeenteatlas van <strong>Overijssel</strong>, herdr. 1971.<br />

26. L.T. Oost, De afscheiding in Zwolle, scriptie april 1982.<br />

27. G.H. van Senden, De Hervorming van den tegenwoordigen staat der Nederl.<br />

Herv. Kerk, Zwolle, 1833.<br />

28. ld. Iets en over J.L. Nijhof, Zwolle, 1833.<br />

29. ld. Uren van Godsdienst, Zwolle, 1833.<br />

30. ld. Nagelaten leerredenen, Zwolle, 1852.<br />

31. T. Stigter, Geschiedenis onzer Vaderlandse Kerk, Wageningen 1938.<br />

32. Van scheurmakers, onruststokers en geheime opruiers, Zwolle 1984.<br />

33. Thom. de Vries, Geschiedenis van Zwolle, deel II, Zwolle 1984.<br />

34. V.U. Magazine, okt. 1984, "De onbedoelde revolutie van Anthonie Brummelkamp".<br />

35. J. Wesseling, De afscheiding van 1834, Groningen, 1984.<br />

86


36. Zwolle en zijn Hervormde Gemeente (Uit deel IV van het handboek voor Pastorale<br />

Psychologie), den Haag, 1957.<br />

37. De Zwolsche Courant van 1832, 1880.<br />

Archief van de Gereformeerde Kerk in Zwolle<br />

38. Archief van de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente van 1887 - 1897.<br />

Ingekomen stukken en minuten, staten, houdende opgaaf van de tot de gemeente<br />

behorende gezinnen, tevens instemming betuigende met de Doleantie.<br />

87


JOODSE ONDERDUIKERS<br />

IN P.C. HOOFTSTRAAT 18 TE ZWOLLE<br />

door N.C. Noordhof<br />

In de vele publikaties over de Tweede Wereldoorlog is vrijwel geen<br />

aandacht geschonken aan de unieke verzetsdaden van het Zwolse echtpaar<br />

Noordhof. Adriana Frederika (Atie) Bartel (6-6-1904 - 22-8-1983)<br />

en Nicolas Corneille Noordhof (12-12-1900 - 16-11-1953) hebben in<br />

een normale burgerwoning tot 14 Joodse landgenoten een veilig onderdak<br />

geboden.<br />

Over de gebeurtenissen in deze periode heeft de heer Noordhof een<br />

verslag geschreven, waarbij hij geput heeft uit de brieven die hij 1945<br />

aan zijn broer in Amerika schreef. In dit verslag vertelt hij o.a. summier<br />

over de ontsnapping van vier Zwollenaren uit het kamp Westerbork.<br />

Eén van deze mannen heeft over de ontsnapping uitgebreid geschreven<br />

in één van de drie afleveringen van "Houdt-Moed", huiskrant<br />

van de onderduikers ten huize van de familie Noordhof. Dit verhaal<br />

is in deze bundel afgedrukt na het verslag van N. C Noordhof.<br />

Het is aan de heer H.J.H. Knoester te danken dat kopieën van bovengenoemde<br />

documenten bewaard worden in de collectie van de Gemeentelijke<br />

Archiefdienst Zwolle.<br />

De teksten zijn in oorspronkelijke spelling, ongewijzigd overgenomen.<br />

De redaktie.<br />

Onderstaande regelen vormen het grootste gedeelte van een reeks<br />

brieven, die ik onmiddelijk na onze bevrijding in 1945 aan mijn broer,<br />

sinds 1941 in Amerika wonende, schreef.<br />

Het ontbranden van den tweeden wereldoorlog zal wel voor geen<br />

enkelen Europeaan een verrassing zijn geweest. Wat evenwel wel een<br />

verrassing was - en wel een zeer onaangename - was de verraderlijke<br />

wijze, waarop ons land op 10 mei 1940 aangevallen werd. Nog herinner<br />

ik me een uitlating van Hitler, welke ongeveer als volgt luidde: "Het<br />

zou even adsurd zijn te denken, dat Duitschland de maan zou veroveren<br />

als te gelooven, dat Duitschland Holland zou aanvallen". Het was niet<br />

de eerste keer, dat Hitler zijn woord niet hield! Nooit zal een waarachtig<br />

Nederlander dezen dag kunnen vergeten, die, hoe helder de zon ook<br />

scheen, de donkerste dag van ons leven beteekende. De stemming, die<br />

in onze omgeving heerschte, kan ik in één woord weergeven: verslagenheid.<br />

Toen ik op mijn bureau kwam ontving men juist een telefonisch<br />

bericht uit Enschede, waarin werd medegedeeld, dat de Duitschers En-<br />

88


11. Duitse soldaten marcheren de Luttikestraat in, 10 mei 1940.<br />

schede waren binnengetrokken. En spoedig daarna kwamen gelijkluidende<br />

berichten binnen uit Hengelo, Almelo en Hellendoorn. Des middags<br />

om drie uur arriveerden de Duitschers in onze stad Zwolle. De ontvangst<br />

was niet hartelijk; iedereen keek somber, uitgezonderd de NSBers,<br />

die de indringers toejuichten. Eiken dag luisterden we met een angstig<br />

hart naar de Radio-berichten. Onze gedachten waren steeds bij<br />

onze soldaten, die een wel zeer ongelijken strijd met den vijand moesten<br />

aanbinden.<br />

Des Zondags 12 Mei kregen we inkwartiering van een jongen Duitschen<br />

soldaat, ongeveer 19 jaar oud. Uit een gesprek met hem bleek al<br />

gauw, dat hij alleen over oorlog en wapenen kon praten en alles wat<br />

Hitler zei domweg geloofde. Verder praten was nutteloos. Ik heb hem<br />

echter nog wel gezegd, dat hij na den oorlog wel andere gedachten zou<br />

hebben. Den volgenden ochtend, toen we opstonden, was hij verdwenen.<br />

Gelukkig kwam hij niet terug. Maandagavonds laat luisterden we<br />

nog even naar de Radio; een treurig relaas van de oorlogshandelingen,<br />

waaruit ondanks de pogingen om de luisteraars op te beuren, wel heel<br />

duidelijk bleek hoe slecht de zaken er voor ons voorstonden. We<br />

voelden toen al dat de capitulatie een kwestie van uren was. Het bericht,<br />

dat de Koningin naar Engeland vertrokken was, verblijdde ons<br />

eigenlijk, omdat ze nu niet meer in handen kon vallen van de aanranders<br />

van onze vrijheid. Het bombardement van Rotterdam wekte hier,<br />

evenals elders, de woede van de bevolking op. En de stemming werd er<br />

niet beter op, toen de Duitschers na de capitulatie van het Hollandsche<br />

leger zingend door Zwolle's straten marcheerden.<br />

89


Daarna volgen andere "vriendschapsbetuigingen": allerlei verbodsbepalingen<br />

en bovendien de verplichting om alle koperen en tinnen<br />

voorwerpen in te leveren. We vonden een veilige bergplaats voor ons<br />

koper en tin.<br />

Al spoedig begonnen de Duitschers ons op kinderachtige wijze te<br />

sarren, vooral toen ze bemerkten, dat de Nederlanders niet los gemaakt<br />

konden worden van "Oranje". Op de verjaardag van Ireentje, 5<br />

Augustus, maakten de Duitschers jacht op hen, die op de een of andere<br />

wijze oranje ten toon spreidden. Bij een buurtbewoner stond een tuinparasol<br />

in den tuin, welke parasol groene en oranje banen had. De man<br />

mocht blij zijn, dat hij er zo genadig afkwam; hij moest onmiddellijk<br />

de parasol binnenhalen. Maar op een goeden dag liep in de hoofdstraat<br />

van Zwolle een Duitsch officier, versierd met een oranje sjerp, die<br />

hem, zonder dat hij het merkte, door een meisje op zijn rug was<br />

gespeld. Het meisje stak haar daad niet onder stoelen of banken en het<br />

gevolg hiervan was, dat ze twee dagen en nachten op het politiebureau<br />

moest doorbrengen.<br />

Vanzelfsprekend volgde iedereen met enorme belangstelling de<br />

oorlogsgebeurtenissen. Er waren velen, waaronder ook wij, die wat de<br />

uitslag van de oorlog betrof, optimistisch gestemd waren. Dat optimisme<br />

werd later vooral gevoed door de weigering van Engeland om op<br />

voorstel van Hitler tot overgave, in te gaan. In het dagelijksche leven<br />

van den gewone man was in 1940 niet veel verandering gekomen, ofschoon<br />

we ons gruwelijk ergerden aan de propaganda van de Duitschers.<br />

Het jaar 1941 zou ons echter leeren, wat een Duitsche bezetting<br />

beteekende.<br />

Op 1 januari van dat jaar steunde Hitler ons in ons optimisme door<br />

in een radiorede te beweren, dat hij ervan overtuigd was, dat het recht<br />

zou zegevieren! Eén van de weinige keeren, dat Hitler de waarheid<br />

sprak.<br />

Op 26 April zou in Zwolle een zoogenaamde Winterhulpmaaltijd<br />

gehouden worden ten bate van arme gezinnen. De geheele winterhulpactie<br />

was in het leven geroepen door de N.S.B., zoodat iedereen er afwijzend<br />

tegenover stond. De houding van de groote massa werd er niet<br />

beter op, toen die edele instelling zich te buiten ging aan afpersing om<br />

op die wijze aan de benodigde gelden te komen.<br />

Niettemin achtte de Commissaris der Koningin het niet beneden<br />

zijn waardigheid om ons, provinciale ambtenaren, te verzoeken die<br />

maaltijd bij te wonen op zijn kosten. Dus liefdadigheid betrachten op<br />

andermans kosten. Nadat wij geweigerd hadden aan zijn onredelijk<br />

verzoek te voldoen, beval hij ons de maaltijd bij te wonen, waarbij hij<br />

verkapte dreigementen uitsprak. Enkelen gingen, de rest was toevallig<br />

verhinderd.<br />

90


12. Winterhulpmaaltijden.<br />

Langzamerhand kwamen de eerste maatregelen tegen de Joden. Ze<br />

waren nog min of meer van onschuldigen aard, ofschoon reeds onbillijk<br />

en tegen alle rechtsgevoel indruischend. Eén daarvan was het inleveren<br />

van radiotoestellen. Nu hadden we een Joodschen vriend, genaamd<br />

Arie Brandon, getrouwd met een Christenvrouw. Hij moest zijn<br />

toestel inleveren, wat hem erg speet. Maar dat was het ergste niet. Hij<br />

mocht ook geen radiotoestel in zijn huis aanwezig hebben, ook zelfs<br />

niet als dat toestel het eigendom van een ander was. Die maatregel<br />

bracht hem in groote moeilijkheden, want hij was radioreparateur en<br />

vroeger werkzaam geweest bij Radio-Holland, waar hij ontslagen was,<br />

omdat hij Jood was. Nu verdiende hij zijn brood met radio-toestellen<br />

repareren. Hij vroeg aan de Duitsche autoriteiten om zijn werkzaamheden<br />

thuis te mogen voortzetten, hetgeen hem natuurlijk geweigerd<br />

werd. Toen vroeg hij mij het gebruik van één onzer kamers, waartegen<br />

wij vanzelfsprekend geen bezwaar hadden. En Arie repareerde weer,<br />

dat het een lust was! De heele dag gilden de toestellen. Alle reparaties<br />

hadden hetzelfde doel: de toestellen geschikt maken voor ultra-korte -<br />

golfontvangst. Aangezien in dien tijd de lange en korte golven te zeer<br />

gestoord werden, was iedereen vezot op het bezit van een toestel geschikt<br />

voor het ontvangen van ultra korte golven. Natuurlijk ging het<br />

hier om de ontvangst van de Engelsche berichten.<br />

In dien zomer hadden hier ter stede de eerste razzia's op Joden<br />

plaats, die voor den vijand geen resultaat opleverden. Alle Joden waren<br />

namelijk bijtijds gewaarschuwd en dus niet thuis.<br />

Langzamerhand werden onze levensmiddelenrantsoenen kariger,<br />

91


zoodat we er op uittrokken en een boer vonden, die bereid was ons<br />

melk en aardappelen te leveren. Deze boer, Harm van der Stege, komt<br />

in dit verhaal meer voor. Hij heeft een belangrijk aandeel gehad in onze<br />

latere voedselvoorziening.<br />

In October vonden opnieuw razzia's plaats; enkele Joden werden<br />

gearresteerd. Dé Zwolsche politie was niet van de te houden razzia op<br />

de hoogte geweest en had de Joden niet kunnen waarschuwen. Nu zochten<br />

verscheidenen een veilige schuilplaats. Zoo gingen twee Joodsche<br />

jongens uit onze buurt naar Staphorst; veertien dagen later wist heel<br />

Staphorst waar ze zaten. Ze verhuisden dan ook spoedig. Men vroeg<br />

ons één van de jongens in huis te nemen. Er viel niet lang over te praten:<br />

les Danneboom kwam. Kort daarop kwam er zich nog één melden, Gerard<br />

Caneel. We kenden hem reeds eenige jaren. Met dit tweetal deden<br />

we onze eerste ervaringen op in het verbergen van Joden, ervaringen,<br />

waar we later veel nut van hebben gehad. De winter trad in en bracht<br />

veel, heel veel sneeuw. Tweemaal per week ging ik naar Harm, die 6 km<br />

buiten Zwolle woonde, om melk te halen. Toen fietsen niet meer mogelijk<br />

was door de hevige sneeuwval ging ik loopen met een slede achter<br />

me. Zoo bracht ik eens 20 liter melk mee. Later werd het belangrijk<br />

rhinder omdat er te veel klanten waren. Eens kocht ik een schaap in een<br />

weide. Ik bekeek en betastte het dier alsof ik nooit anders gedaan had<br />

en voor/. 65,-- was het mijn eigendom. Later bleek nota bene nog, dat<br />

het goedkoop was geweest. Ons vleeschrantsoen was weer eenigen tijd<br />

gegarandeerd. Veel later heb ik nog wel eens schapenvleesch gekocht bij<br />

den slager, die toen mijn schaap geslacht had. Een week daarna werd<br />

hij gesnapt, terwijl zijn bezoekers (koopers) tegelijkertijd gearresteerd<br />

werden. Het geluk had me gediend en vrouwe Fortuna zou me niet meer<br />

verlaten.<br />

Die winter ging overigens rustig voorbij en de drie Joodjes, Arie<br />

inbegrepen, vermaakten zich best. Arie zorgde voor het noodige lawaai<br />

en voor rommel. Orde en vooral "de nieuwe orde" lag hem niet. Maar<br />

deze karaktertrek werd ruimschoots vergoed door zijn hartelijkheid en<br />

prettigen omgang. Inmiddels was het in Zwolle weer rustig geworden en<br />

het scheen er voor de Joden weer veilig te zijn. Gerard en les besloten<br />

overdag thuis te zijn en des nachts in ons huis door te brengen, des morgens<br />

vroeg in het donker vertrokken ze en des avonds kwamen ze zich<br />

weer melden. Einde April 1942 vroeg een andere Joodsche kennis me<br />

om een tijdelijk onderdak voor haar neef, een Amsterdamsche jongen,<br />

die uit een werkkamp te Vledder was ontsnapt. Er waren daar strengere<br />

maatregelen aangekondigd, waarvan hij de uitvoering liever niet afwachtte.<br />

Hij, Dries van Loggem, kwam voorloopig en bleef. De beide<br />

anderen gingen voor goed naar huis aangezien er niet het minste gevaar<br />

meer scheen te duchten.x<br />

Mijn vrouw en ik hadden omtrent het lot, dat de Joden te wachten<br />

92


stond, geen optimistische verwachtingen en we berekenden hoeveel<br />

zonen of dochteren van het oude volk we zouden kunnen herbergen.<br />

We kwamen tot een getal van zeven. De huisvesting baarde niet zooveel<br />

zorgen, wel echter de voedselvoorziening. We moesten andere<br />

maatregelen nemen. Ik huurde een volkstuin en sprak eens met Harm<br />

over mijn plannen, wat ik vrijelijk kon doen, omdat hij in hetzelfde<br />

schuitje zat. Hij herbergde namelijk de vader van les. Ik huurde bij<br />

Harm een flink stuk grond en nu kon ik me aan den tuinbouw wijden.<br />

Van het voorjaar tot het najaar was ik bijna eiken avond op mijn<br />

akkers bezig. Behalve allerlei groenten en aardappelen verbouwde ik<br />

dat jaar veel bruine en witte boonen om een flinke voorraad duurzame<br />

levensmiddelen te hebben voor den kwaden dag. Het resultaat was, dat<br />

ik tegen den winter 120 pond bruine en witte boonen had. Toen kocht<br />

ik nog een paar mud rogge en nu konden we met een beetje vertrouwen<br />

de toekomst tegemoet zien. Nooit heb ik zoo van mijn Zondagsrust genoten<br />

als toen.<br />

Een Joodsch kennisje van ons had een verloofde, die in Amsterdam<br />

woonde. Hij wilde zich gaarne verzekeren van een adres, waar hij<br />

ingeval van nood kon onderduiken. Ons viel de eer te beurt. Den 15en<br />

Juli kwam hij ons verrassen; in Amsterdam werd het leven voor hem<br />

ondragelijk. Zoo had dan nummer twee zijn intrede gedaan.<br />

Met Dries en de nieuw aangekomene, Nol van Boele, bespraken we<br />

onze plannen en de daarvoor te nemen maatregelen. Eén der kamers op<br />

de bovenste verdieping moest als zitkamer ingericht worden en daar<br />

vooral moesten de verduisteringsmaatregelen strikt nageleefd worden.<br />

De achterburen behoefden namelijk niet te weten, dat daar eiken avond<br />

licht brandde. Verder maakten ze op den zolder een aantal schuilplaatsen,<br />

waar ze eventueel tegen een oppervlakkig onderzoek een veilige bescherming<br />

zouden kunnen vinden.<br />

Een buurtbewoner kwam me op een goeden dag vragen of ik mijn<br />

persoonsbewijs wilde verliezen ten behoeve van een Jood, die moest<br />

vluchten. Een vriendin van hem, mejuffrouw Bijkerman, had hem dat<br />

gevraagd; zelf durfde hij niet. Ik kwam in contact met mej. B., die me<br />

verzekerde, dat het verliezen in geen geval een huiszoeking tengevolge<br />

zou hebben. Ik verloor het ding en kreeg voor/. 2,- een nieuwe.<br />

Intusschen begonnen de razzia's op Joden opnieuw. De Zwolsche<br />

jonge Joden werden verplicht te gaan werken in St. Johannesga in<br />

Friesland. Gerard Caneel voelde er niets voor en meldde zich weer bij<br />

ons, 24 augustus. Zijn broer Meier Caneel ging wel, omdat hem verteld<br />

was, dat anders zijn oude vader gevaar zou loopen opgepakt te worden.<br />

Maar als er in St. Johannesga gevaar zou dreigen, zou hij alsnog<br />

trachten te ontsnappen om naar Zwolle te gaan. Zoo was de afspraak,<br />

les Danneboom ging om dezelfde redenen naar St. Johannesga. Zijn<br />

vader, die zooals ik vertelde bij Harm was geweest, was weer naar huis<br />

93


teruggekeerd. Den eersten September vertrokken verscheidene<br />

Zwolsche Joden naar St. Johannesga. Dienzelfden dag werd ik des middags<br />

door iemand opgebeld, die me vroeg even op een adres in de<br />

Nieuwstraat te komen. Ik ging er heen en vond daar de verloofde van<br />

Nol van Boele (hierboven reeds genoemd) totaal overstuur. Ze was op<br />

dat adres ondergedoken en haar gastvrouw en gastheer verwachtten om<br />

de een of andere reden elk oogenblik een huiszoeking. Of deze verwachting<br />

al dan niet gegrond was, kon ik niet beoordelen, maar de veiligheid<br />

van mijn Joodsch vriendinnetje bracht mede, dat ik haar mee naar huis<br />

nam. Zoo arriveerde dan nummer vier, Klaartje Koopman. Nu waren<br />

er dus Dries, Nol, Gerard en Klaartje.<br />

2 October 1942. Des middags had ik vrij genomen om te oogsten<br />

op mijn land. Doodmoe kwam ik des avonds thuis. Er was een boodschap<br />

voor me gekomen van Gien Koopman, een zuster van Klaartje,<br />

die een verzoek inhield om haar even op te zoeken. Er was haast bij. Ik<br />

trof haar in een droevige stemming. Haar man was ook naar St. Johannesga<br />

gegaan en nu hadden de familieleden bericht gekregen, dat de Joden<br />

uit St. Johannesga waren overgebracht naar Westerbork. Bovendien<br />

hadden de vrouwen van de Joden uit St. Johannesga aanzegging<br />

gekregen om zich voor vertrek naar Westerbork gereed te maken en<br />

zich 's-avonds te melden in het Stedelijk Gymnasium. Herhaalde malen<br />

had ik haar en haar man aangeraden onder te duiken met hun kleine<br />

zoontje, maar steeds wisten ze niet te kiezen tusschen onderduiken of<br />

naar Duitschland gaan. Ofschoon de politie haar dien avond voldoende<br />

gelegenheid gaf te vluchten, ging ze niet en wenschte naar haar man te<br />

gaan, wat ik me zeer wel kon voorstellen. "Ze krijgen mij er nooit<br />

onder" zei ze en inderdaad was haar geest sterk genoeg om heel veel te<br />

verdragen, 't Was een ellendige tocht, die wandeling 's-avonds in het<br />

donker naar het Gymnasium. Overal zagen we in het duister menschen<br />

loopen, die met dezelfde bestemming op weg waren. Overal huilende<br />

vrouwen en kinderen. Als mijn wensch dien avond in vervulling was gegaan,<br />

zou er nu geen Duitsch probleem meer hebben bestaan. Uren<br />

hebben de stakkers moeten staan of op een harde bank moeten zitten.<br />

Den volgende dag werden ze per veewagen naar Westerbork vervoerd.<br />

Ik had mijn best gedaan. Dikwijls had ik geprobeerd hen te overreden<br />

en hen er toe te brengen onder te duiken. Helaas konden ze den<br />

toestand waarin ze verkeerden niet duidelijk meer zien en ze konden<br />

zich niet voorstellen, dat er menschelijke wezens waren, die zoo wreed<br />

konden zijn hen zonder eenige reden te verdelgen. Ik heb hen niet terug<br />

gezien.<br />

Het kamp in St. Johannesga werd plotseling omsingeld door de<br />

S.S., zoodat Meier Caneel geen kans had te ontvluchten. Hij vertrok<br />

dus ook naar Westerbork. Ik bezocht nu zijn vader en twee zusters.<br />

94


Zijn vader had reeds een adres, waar hij kon onderduiken. Ook voor de<br />

beide meisjes was de toestand niet zoo veilig meer, zoodat ik hen met<br />

eenigen aandrang uitnodigde bij ons te komen. Tenslotte accepteerden<br />

ze ons aanbod. Den 3den October kwamen ze, Froukje en Eva Caneel.<br />

Het aantal onderduikers was dus al gegroeid tot zes.<br />

Er ging een week voorbij, 't was Zaterdag 10 October. Des avonds<br />

negen uur werd er gebeld. Mijn vrouw deed open; ze zag twee donkere<br />

schimmen. Ze hoorde iemand zeggen: "Dag Atie, hier ben ik, Meier<br />

Caneel". En meteen stapte hij binnen, gevolgd door een andere jonge<br />

man. Maup de Leeuw, ook een Zwollenaar, ons welbekend. Ze werden<br />

beiden uitbundig ontvangen. De verloren gewaande was terug!<br />

Niemand van ons had verwacht, dat het Meier gelukken zou uit het<br />

kamp in Westerbork te ontsnappen. Met z'n vieren, Meier, Maüp, en<br />

les en Menno Denneboom hadden ze een ontvluchtingsplan beraamd.<br />

Des Donderdagsavonds - 't was een buitengewoon donkere<br />

regenachtige avond - hadden ze in het kamp een schop weten te bemachtigen,<br />

waarna ze een geul onder het omringende prikkeldraad<br />

groeven. Telkens flitsten de zoeklichten, die rondom het terrein waren<br />

opgesteld over hun hoofden, want ze lieten zich steeds bijtijds in den<br />

modder vallen. Als ze gezien werden, zouden de bij de zoeklichten opgestelde<br />

mitrailleurs stellig hun moordend werk gedaan hebben. Terwijl<br />

de regen neerplensde groeven ze bijna een uur, waarna de onder het<br />

prikkeldraad doorkropen. Daarna passeerden ze twee Duitsche en twee<br />

Hollandsche schildwachten en bovendien nog het huis van den Commandant,<br />

staken de weg over en verdwenen in de duisternis. Ze zaten<br />

onmiddellijk in drassig terrein, sjouwden door modder en slooten en<br />

voelden langzamerhand de vrijheid naderen. Telkens keken ze achterom,<br />

doch niemand volgde hen. Meier Had te voren ongeveer de richting<br />

bepaald, welke ze moesten houden, in een Egyptische duisternis gelukte<br />

het hun koers te houden en den weg naar Ruinerwold te bereiken. Dikwijls<br />

moesten ze zich schuil houden voor passeerende auto's. Ze lieten<br />

zich in de een of andere kuil of greppel vallen, al dan niet met water gevuld.<br />

Het deerde het niet meer; ze waren toch al drijfnat. In de omgeving<br />

van Ruinerwold waren ze verplicht naar een onderdak uit te zien,<br />

want het begon te dagen. Het geluk diende hen; ze vonden een "goede"<br />

boer. In het zuiden van Drenthe woonden namelijk veel NSB-boeren.<br />

Den volgenden avond vervolgden ze hun tocht. Ze liepen via De Wijk -<br />

de veiligste weg, hoewel een omweg - naar Staphorst. Eén van de vier<br />

had z'n voet verstuikt en moest door de anderen worden gesteund.<br />

Doodop kwamen ze in Staphorst aan, waar ze overdag onderdak genoten<br />

bij een hun bekenden boer. 's Avonds gingen ze per autobus naar<br />

Zwolle. Ze konden dat doen, omdat de bus toch niet verlicht was en ze<br />

dus niet herkend konden worden. Zonder gevaar was het echter niet,<br />

maar ze kwamen toch in veilige haven.<br />

95


Inmiddels waren de andere twee ondergebracht op een adres, dat<br />

een week later al weer onveilig bleek te zijn. De gastheer was een excommunist<br />

en werd door de politie gewaarschuwd, dat een aantal communisten<br />

gearresteerd zou worden, waarbij de Duitschers gebruik zouden<br />

maken van tien jaar oude lijsten. De beide jongens, les en Menno<br />

moesten dus onmiddellijk weg. Des Zaterdagsmorgens ging ik in de<br />

vroegte naar Harm, die onmiddellijk bereid was de jongens op te nemen.<br />

Doornat kwam ik thuis. Des middags bracht ik in den stromenden<br />

regen hun bagage weg en kwam weer doornat thuis. En toen ik hen<br />

des avonds naar Harm begeleidde stortregende het weer en voor de derde<br />

keer kwam ik drijfnat thuis. Ik werd dan ook beloond met een wel<br />

verdiende verkoudheid! Eenige weken later zei Harm me, dat hij het<br />

beter vond, dat één van de jongens wegging, waarop in Menno naar<br />

Ammerstol bracht, waar hij reeds eerder een tijdje was geweest. Eenige<br />

maanden later werd het adres, waar hij met nog drie andere lieden van<br />

Joodschen bloed vertoefde, op onverklaarbare wijze verraden. Menno<br />

klom nog net bijtijds over een schutting en zoen een veilig heenkomen.<br />

De andere drie werden gepakt.<br />

Intusschen had Maup de Leeuw ons verlaten; hij was met een<br />

vriendin naar Amsterdam vertrokken. Was hij maar bij ons gebleven!<br />

Later hierover meer. Nu waren er dus weer zeven: het door ons<br />

berekende maximum-aantal.<br />

Het verkrijgen van distributiekaarten leverde ernstige moeilijkheden<br />

op; ze moesten op de zwarte markt gekocht worden tegen hooge<br />

prijzen. Eenige maanden lang hebben we ons met z'n tienen tevreden<br />

moeten stellen met in totaal 5 a 6 distributiekaarten. Het gevolg was,<br />

dat we veel aardappelen aten; elke week sleepte ik een mud piepers naar<br />

huis, natuurlijk in 't donker, ook met het gas verbruik liep het mis. In<br />

twee maanden tijds hadden wë ons rantsoen met 70 m 3 overschreden,<br />

hetgeen met een klein leugentje voor die ééne keer werd goedgepraat.<br />

-We vonden een oplossing voor het gasprobleem door aanschaffing van<br />

een carbidgasinstallatie, welk apparaat de meisjes ontzag inboezemde,<br />

omdat het ding bij teveel gas geven meer leek op een vlammenwerper<br />

dan op een kooktoestel. Spoedig was er geen carbid meer te krijgen.<br />

We namen andere maatregelen en bewaarden het carbid, dat we nog<br />

hadden, voor andere doeleinden. De gasmeter werd nu uitgeschakeld.<br />

De electriciteitsmeter werd door onze electricien Maaskant, een brave<br />

kerel, zoodanig bewerkt, dat we hem elk oogenblik konden stilzetten.<br />

Helaas heeft Maaskant de bevrijding niet mogen beleven; hij werd door<br />

de Duitschers doodgeschoten. Aan één artikel heeft het ons nooit<br />

ontbroken: appels. Elk jaar gelukte het me een mud of negen binnen te<br />

smokkelen.<br />

Op 26 November 's-avonds laat werd er gebeld; de heer Koopman,<br />

de vader van Klaartje, kwam totaal overstuur binnenvallen, hij was<br />

96


lijkbaar in Amsterdam, waar hij ondergedoken was, verraden en was<br />

te elfder ure ontvlucht. Een week later, 4 December, vernam ik bij een<br />

bezoek aan Harm, dat een reizend koopman, die niet al te best bekend<br />

stond, les Denneboom in Harms boerderij had gezien. Er zat niets anders<br />

op dan les mee naar huis te nemen, zoodat het onderduikers aantal<br />

thans negen bedroeg. Den volgenden avond was het groot feest, zij<br />

het dan ook niet luidruchtig, dat tot 3 uur in den nacht duurde. Ondanks<br />

de donkere tijden, een gelukkig St. Nicolaasfeest.<br />

Hoe we met den heer Van Westen in contact zijn gekomen als illegale<br />

werker weet ik niet meer. Ik kende hem trouwens al lang. Maar nu<br />

ontpopte hij zich als medewerker van "Vrij Nederland". Toen hij<br />

hoorde, dat we met distributiemoeilijkneden te kampen hadden, bood<br />

hij onmiddellijk zijn hulp aan en nu was het distributieleed gauw geleden.<br />

Nu kregen we voldoende bonnen, die bij verschillende winkeliers<br />

gehonoreerd moesten worden. We konden die heeren bezwaarlijk aan<br />

de deur laten komen, zoodat mijn vrouw en haar vader eiken morgen<br />

op pad togen om het noodige brood en alle andere artikelen, te halen.<br />

En de Joodjes vermaakten zich met bridge-spelen, Engelsch, Fransch<br />

en Spaansch leeren en met luisteren naar de radio. Vanzelfsprekend<br />

volbrachten ze eerst de huishoudelijke werkzaamheden. Het wekelijks<br />

overzicht op Vrijdagavond werd nimmer overgeslagen. Dan verzamelden<br />

zich allen op onze slaapkamer, waar het toestel in een kast was opgeborgen<br />

en luisterden we naar de ons zoo bekende stem van den overzichtgever.<br />

En zoo naderden dan de Feestdagen, die erg gezellig waren, vooral<br />

des avonds, toen we met de Joden Kerstliederen zongen. De Oudejaarsavond<br />

kon niet zoo vol vreugde zijn, omdat juist dan meer dan anders<br />

de gedachten uitgingen naar hen, die door de Duitschers ontvoerd<br />

waren en voor wie we slechts bange verwachtingen hadden.<br />

Het begin van het jaar 1943 bracht ons onrust. We hoorden van<br />

bevriende zijde, dat Maup in Amsterdam gearresteerd was. Als Maup<br />

"grondig" werd verhoord door de Duitschers, was het niet uitgesloten,<br />

dat hij zijn vroegere onderduikadres zou noemen. In ieder geval<br />

moesten we met die mogelijkheid rekening houden. Onze gasten<br />

moesten dus tijdelijk verdwijnen. We vonden in een paar uur tij ds met<br />

behulp van den heer Van Westen geschikte adressen. Drie dagen later<br />

hoorden we, dat Maup op transport was gesteld. Onze gasten kwamen<br />

onmiddellijk allen terug en waren blij weer bij elkaar te zijn.<br />

28 April is een datum, die geen Zwollenaar vergeten zal: 's Morgens<br />

om acht uur een ontzettende dreun alsof alles om ons heen in<br />

elkaar viel. Honderden ruiten bezweken gelijktijdig. Een minutieschip,<br />

op ongeveer 4 km van de stad gelegen, was beschoten door Engelsche<br />

laag vliegende vliegtuigen. Eén vliegtuig beschoot het schip, het andere<br />

daarachter vliegende werd tengevolge van de explosie tegen den grond<br />

97


gesmakt. Dikke winkelruiten vlogen over de straat. In onze buurt<br />

waren veel ruiten gebroken, maar in ons huis bleef alles heel.<br />

Een paar dagen nadat bovenstaand feit plaats had vroeg de heer<br />

Van Westen de jongens of ze bereid waren wat typewerk voor hem te<br />

doen. Gaarne zegden ze hun medewerking toe. Het begon met brieven<br />

in vijf- of zeshonderd-voud van de Hervormde Jeugdraad, gericht aan<br />

jeugdige arbeiders in Duitschland. Maar al spoedig kwamen er andere<br />

geschriften, welke een duidelijk illegaal karakter droegen. Nadat ik illegaal<br />

contact had gekregen met mijn superieur Ir. Knol, evenals ik werkzaam<br />

bij den Prov. Waterstaat kwam er nog meer type- en cyclostylewerk.<br />

Ir. Knol was medewerker van het N.C.<br />

De reeds eerder genoemde Arie had ons een groot aantal gramofoonplaten,<br />

bevattende de geheele Mattheuspassion in bewaring gegeven.<br />

Op Goeden Vrijdag hebben we de geheele Mattheuspassion gedraaid.<br />

Vooraf had de heer Van Westen een uiteenzetting gegeven over<br />

den inhoud van den tekst, terwijl mijn vrouw ons enkele verklaringen<br />

gaf over de muziek van Bach. Allen hebben we dien dag genoten van<br />

Bach's schepping. Eenige maanden later gaf Dr. Kruyt voor ons een<br />

lezing met lichtbeelden over onze eeuwenlange strijd tegen het water.<br />

Eén onzer was op het idee gekomen een eigen maandblaadje uit te<br />

geven, welke idee inderdaad verwezenlijkt werd. Na drie maanden<br />

werd de uitgifte hiervan gestaakt voornamelijk uit veiligheidsoverwegingen.<br />

Inmiddels was gebleken, dat ons waarschuwingssysteem binnenshuis<br />

te wenschen overliet. Wanneer we namelijk bezoek kregen van<br />

vrienden, die ons van buiten in de woonkamers konden zien zitten,<br />

konden we de onderduikers die zich vaak door het hele huis - met uitzondering<br />

van de woonkamers beneden - verspreid hadden niet tijdig<br />

genoeg waarschuwen. Op alle kamers werden nu electrische zoemers<br />

aangelegd en achter het kapstokkleed bij de voordeur een drukknop,<br />

zoodat we elk oogenblik een waarschuwingssein op alle kamers konden<br />

laten hooren.<br />

Op zekeren dag kregen we plotseling bezoek van een zuster van<br />

me, een brave ziel met het hart op de tong. Twee nachten en een dag<br />

bleef ze en met veel inspanning gelukte het ons haar niets te doen merken.<br />

Ondanks het feit, dat ik onze heele familie had wijsgemaakt, dat<br />

mijn vrouw zenuwziek was en volstrekt geen bezoek mocht hebben, had<br />

een nichtje van ons de brutaliteit haar bezoek telegrafisch aan te kondigen.<br />

Toen we het telegram ontvingen, was ze al op weg! Mijn vrouw<br />

ging gauw op bed liggen en had weer zoo'n "enorme inzinking". Het<br />

nichtje had veel medelijden met haar en verdween nog denzelfden<br />

avond. Gelukkig bood ze niet aan ons te helpen. Een tijdje later, terwijl<br />

tante een bezoek van eenige uren bracht, kwam de dokter voor één<br />

van de onderduikers. Mijn vrouw speelde weer voor patiënte en verwij-<br />

98


13. Het huis van de heer en mevrouw Noordhof, P.C. Hooftstraat 18.<br />

derde zich met de dokter naar boven. Toen de tante vroeg, wat de dokter<br />

van haar toestand vond, antwoordde ik, dat naar mijn meening het<br />

einde van de oorlog de beterschap zou brengen! We moesten dus steeds<br />

99


op onze hoede zijn om het aantal "insiders" zoo klein mogelijk te houden.<br />

Op 10 juli deed nummer tien zijn intrede in ons huis: Jan Hendrik<br />

van Steensel, alias Maurits Israël, in de wandeling genaamd Jan Hendrik,<br />

die behalve onderwijzer, grapholoog was en die zich moeilijk in<br />

dat groote gezelschap kon schikken. Overigens een fijn, gevoelig<br />

mensch.<br />

Eind Juli vonden in onze omtrek razzia's van de Grüne Polizei<br />

plaats, hetgeen ons weer nieuwe zorgen baarde. Door bijzondere maatregelen<br />

wisten we te bereiken, dat in 1 Vi minuut alle bedden opgeborgen<br />

en de Joden in hun schuilplaatsen verdwenen waren, gelukkig verdween<br />

de Grüne spoedig uit onze omgeving.,<br />

Op 4 November vertrok Jan Hendrik naar Friesland en reeds op 6<br />

November kwam er weer een ander voor in de plaats; Fred (Bernard<br />

Diamant), die onmiddellijk alle harten won. Een vriendelijke goede<br />

zestiger uit Amsterdam, een enthousiast rooker, die voor geen surrogaattabak<br />

terugdeinsde. Eens heeft hij het bestaan onbruikbare gedroogde<br />

boerenkool en zelfs bladeren van een stokroos te rooken.<br />

In October of ongeveer dien tijd kregen we bericht, dat de zuster<br />

van Dries op haar onderduikadres door de Duitschers gepakt was, en<br />

dat ze met vele anderen in een trein gestopt was in Amsterdam. Op het<br />

moment dat de trein zou vertrekken, werd het portier opengerukt en<br />

werd ze door vrienden meegevoerd. Ze werd bij haar ouders gebracht,<br />

die op een boerderij waren ondergedoken. Helaas bleek korten tijd<br />

daarna dit adres te zijn verraden en werden zij en haar ouders, benevens<br />

vele anderen gearresteerd en weggevoerd naar Duitschland, vanwaar ze<br />

nooit terugkeerden. We zagen er erg tegenop deze boodschap aan Dries<br />

over te brengen, maar konden het ook niet over ons hart verkrijgen<br />

hem onkundig te laten van dit voor hem zoo verschrikkelijk nieuws.<br />

Dagenlang was er een zeer gedrukte stemming in ons huis.<br />

Zoo naderde dan weer het einde van het jaar. De gebeurtenissen in<br />

Rusland gaven ons hoop voor het volgende jaar. De gevechten aan de<br />

fronten werden nauwkeurig gevolgd en op verschillende aan de wand<br />

geplakte kaarten met vlaggetjes aangeduid.<br />

In het begin van het nieuwe jaar (1944) werden alle provinciale<br />

ambtenaren bij den nieuwen Commissaris van onze provincie, de NSBer<br />

De Rijke geroepen ter kennismaking. Zijn eerste vraag luidde steeds:<br />

'Bent U anti-Duitsch?'. Ik wenschte van mijn hart geen moordkuil te<br />

maken en antwoordde: 'Ja'. Toen ontspon zich een gesprek, dat 1'/;<br />

uur duurde, waarin ik er voor zorgde geen woord over de Führer<br />

'himself' te zeggen, noch over het Jodenvraagstuk te spreken. Hij daarentegen<br />

vroeg me plotseling of ik wel eens een avond in gezelschap van<br />

een groot aantal Joden had doorgebracht en meteen vervolgde hij:<br />

'Dan zou U voor Uw leven lang antisemiet zijn al was het alleen maar<br />

wegens de stank'. Ik vertelde hem, dat ik den vorigen avond een bezoek<br />

100


had gebracht aan onzen melkboer, die juist bezig was al zijn kleeren te<br />

drogen bij de kachel. 'Die geur kon ik niet waarderen en de man was<br />

toch geen Jood'. Toen lachte hij en sprak over andere dingen, waarover<br />

we het ook niet eens waren. Bij mijn afscheid merkte hij op, dat we niet<br />

veel nader tot elkaar waren gekomen. Met deze uitspraak was ik het<br />

eens!<br />

Toch is deze NSB-Commissaris erin geslaagd het provinciaal personeel<br />

buiten Duitschland te houden. Steeds zorgde hij er voor, dat we<br />

de noodige stempels en 'Ausweise' kregen. Niettemin behoorde hij tot<br />

de club van landverraders, die de NSB toch eigenlijk was.<br />

Den laatsten tijd was gebleken, dat de Zwolsche lucht voor Nol<br />

niet goed was. Hij had last van asthma en deze kwaal werd steeds erger,<br />

zoo erg, dat een langer verblijf in Zwolle noodlottig voor hem kon worden.<br />

In overleg met onzen huisarts besloot hij naar Amsterdam terug te<br />

gaan. In Februari vertrok hij tot ons aller spijt. Inderdaad herstelde hij<br />

in Amsterdam en bleef het geluk aan zijn zijde.<br />

Toen Nol weg was vroegen we aan onzen oudsten onderduiker,<br />

Fred, of hij z'n vrouw graag hier wilde hebben. Zijn heele gezicht was<br />

één en al vreugde. Zijn vrouw was in Amsterdam in pension, waar ze<br />

het niet al te best had en veel geld moest betalen. Er werd een afspraak<br />

met haar gemaakt en een week later vertrok mijn schoonvader om haar<br />

te halen. Toen hij aan het pension aanbelde, kreeg hij te hooren, dat ze<br />

juist den vorigen dag door de Duitschers meegenomen was. Weer moesten<br />

we een droevige tijding aan één onzer onderduikers overbrengen.<br />

De deelneming met den sympathieken Fred was algemeen en ééns te<br />

meer werden we doordrongen van het feit, dat we ons nog steeds in gevaar<br />

bevonden. Verraad loerde overal.<br />

In de omgeving van Zwolle hadden de Duitschers allerlei stellingen<br />

gemaakt. De heer Knol vroeg me hem te helpen deze in kaart te brengen.<br />

Tenslotte ontbraken nog een paar gegevens, die me verstrekt werden<br />

door een vriehdelijken Duitschen soldaat, met wien ik moest wacht<br />

loopen; een aan de burgers van Zwolle opgelegde straf. Later bleken de<br />

gegevens nutteloos te zijn geweest, omdat de operaties anders verliepen.<br />

Arie Brandon, die naar Amsterdam gegaan was, stond opeens<br />

voor onze neus. 't Was hem in Amsterdam te bar geworden. Hij bleef<br />

twee maanden bij ons en ging toen weer naar zijn vrouwtje, zonder dewelke<br />

hij niet leven kon! Eenige weken daarna was de vader van de vier<br />

Caneel's in nood. Zijn onderduikadres was levensgevaarlijk voor hem<br />

geworden. Er was plaats voor hem en dus kwam 'Oom Moos'. Het tiental<br />

was weer compleet. Met ons drieën meegerekend, schenen we steeds<br />

met ons dertienen te moeten zijn. Niemand heeft zich daar trouwens<br />

ongerust over gemaakt.<br />

Langzamerhand nadert een groote dag: D-day, 6 juni, de verjaardag<br />

van m'n vrouw en van Fred. Een dubbele feestdag. Maar de arme<br />

101


Joodjes moesten bijna den geheelen dag op zolder zitten wegens de vele<br />

bezoeken, die mijn vrouw kreeg. Om hen op dien belangrijken dag niet<br />

zonder nieuws te laten, schakelde ik de radio in en de luidspreker uit en<br />

bracht een koptelefoon met lang snoer naar den zolder.<br />

De Duitschers hadden weer wat nieuws uitgevonden om Hollanders<br />

naar Duitschland te zenden: de Z-kaarten procedure. Alle bedrijven<br />

moesten daarop hun personeel invullen. De eenige remedie was de<br />

Duitsche overheid overstelpen met Z-kaarten. De invulling was een<br />

tijdrovend karweitje, maar de Joodjes weerden zich kranig. Ongeveer<br />

achthonderd werden er door ons opgestuurd. Later hoorde ik, dat één<br />

derde van de in Nederland ingezonden Z-kaarten valsch was.<br />

Nu kwam er ook nog werk bij van de L.O., waar ik eveneens contact<br />

mee had gekregen. Aanwijzingen van de topleiding voor de<br />

verschillende groepen; altijd spoedwerk, zoodat de jongens vaak des<br />

nachts werkten.<br />

Dolle Dinsdag kwam en deze dag was voor Zwolle des te doller,<br />

omdat een knokploeg van de L.O. zich gedurende eenige minuten had<br />

meester gemaakt van de Zwolsche Radiodistributie en voor de microfoon<br />

eenige opwekkende en kalmeerende woorden tot de Zwolsche burgerij<br />

had gesproken, hetgeen tot gevolg had, dat sommige mensen<br />

meenden, dat Hilversum al in handen van de Geallieerden was! Verder<br />

waren er nog de vluchtende Duitschers op boerenwagens, die door<br />

Zwolle trokken, waardoor we werkelijk het idee kregen, dat het Duitsche<br />

leger bezig was in te storten. De ontgoocheling was dan ook bitter.<br />

Na dezen dag werd het optreden van de Duitschers vinniger. Het<br />

was zaak zoo weinig mogelijk buiten te komen; mannen werden met of<br />

zonder goede papieren op straat gearresteerd. Bovendien werden de<br />

buitenwegen onveilig gemaakt door de Geallieerde vliegtuigen, die hun<br />

dagelijksche controlevluchten maakten.<br />

En zoo naderde langzamerhand de laatste oorlogswinter, de laatste,<br />

maar ook de moeilijkste. Onze voedselvoorziening baarde nog geen<br />

bijzondere zorg. Dat wil niet zeggen, dat m'n vrouw het gemakkelijk<br />

had om de groote huishouding gaande te houden. Zij en m'n schoonvader,<br />

een krasse oude baas van in de zeventig, trokken er iedere morgen<br />

op uit om proviand te halen in ik weet niet hoeveel winkels. Onder geen<br />

voorwaarde wilden we in één en dezelfde winkel meer dan een voor ons<br />

normaal aantal bonnen inleveren. Soms dacht ik wel eens, dat de heele<br />

binnenshuische organisatie te zwaar op m'n vrouws schouders drukte,<br />

maar als ik er haar naar vroeg, zei ze lachend: 'O, dat kan ik best. Ik<br />

zou er nog wel een paar Engelsche piloten bij willen hebben'. Een<br />

tenger, maar dapper vrouwtje!<br />

M'n buurman, een machinist, was ondergedoken. Er kwamen<br />

nieuwe buren, waarvan we niet wisten of ze hun lippen wel stijf op elkaar<br />

zouden houden, als ze iets merkten. Dus extra oppassen aan die<br />

102


kant.<br />

Onze brandstof fenvoorziening gaf ons nieuwe zorgen. Onze voorraad<br />

was zoodanig, dat we niet voor 1 December konden stoken. Toen<br />

de heer Van Westen weer eens op bezoek kwam, vroeg hij of we bezig<br />

waren Spartanen te worden. Misschien wel, maar toch niet uit vrije wil.<br />

Later, toen het werkelijk koud was konden we gelukkig behoorlijk stoken.<br />

Ook ontstond er een tekort aan kopjes en borden. Broodschalen,<br />

soepterrienen enz. werden als bord gebruikt. Eens had m'n vrouw het<br />

geluk 25 glaasjes mosterd te koopen; de mosterd interesseerde ons niet,<br />

wel de glaasjes, die als kopjes gebruikt konden worden. We konden ons<br />

weer eenigen tijd redden. Onze afwasschers waren echter niet zoo heel<br />

voorzichtig. Dat er nog wel eens wat gebroken werd, deerde ons niet, evenmin<br />

als het feit, dat het huis er verveloos en uitgewoond begon uit te<br />

zien. We hadden maar één doel voor oogen: veilig door dezen gevaarlijken<br />

tijd heen te komen. En daarom was het waarschuwen den ganschen<br />

dag niet van de lucht. Wij konden ons best indenken, dat onze gasten<br />

zich bij ons veilig gevoelden, maar toch bracht het handhaven van de<br />

veiligheid mee, dat van onzen kant den heelen dag een ssst. . . klonk.<br />

Dit veranderde evenwel niets aan de goede verstandhouding, die er<br />

tusschen ons bestond.<br />

Begin December werd in onze stad de gastoevoer afgesneden. We<br />

konden dus niet meer koken. Weer nieuwe moeilijkheden. Onze groenteleverancier<br />

kwam ons te hulp. Hij was belast met de uitdeeling van<br />

voedsel van de Centrale keuken. Hij slaagde er in eiken dag een drietal<br />

emmers voedsel achter te houden, welke wij dan 's avonds in zijn winkel<br />

konden halen.<br />

Kort daarop werd de druk op de waterleiding verminderd, zoodat<br />

we het water in den kelder moesten aftappen. We hadden dat al eerder<br />

gedaan maar dan vóór den meter, om het officieele gebruik normaal te<br />

houden. Erger was, dat de toevoer van electrischen stroom werd stopgezet,<br />

want daardoor was tevens het luisteren naar de radio afgeloopen.<br />

Ik nam m'n toestel mee naar mijn bureau en stelde het daar verdekt op,<br />

zoodat we toch weer berichten hadden. Maar nog erger was, dat ons<br />

waarschuwingssysteem was uitgevallen. Het werkte n.1. op de transformator.<br />

Gelukkig kreeg ik al gauw de beschikking over een paar electrische<br />

zakbatterijen, zoodat ook dat euvel weer verholpen was.<br />

Nu bleek tevens hoe gelukkig de gedachte was geweest om reeds<br />

meer dan een jaar geleden twee carbidlantaarns te koopen. Het halve<br />

vat carbid hadden we nog, zoodat wij en ook anderen hiervan veel profijt<br />

hadden. Bij vele anderen vergeleken hadden we een schitterende<br />

verlichting: één carbidpitje beneden en één boven.<br />

De Duitschers namen bezit van een school vlak bij ons huis. De<br />

soldaten logeerden in de school, maar de onderofficieren werden on-<br />

103


dergebracht in de nabij gelegen huizen. Ze liepen bijna alle huizen door<br />

op zoek naar geschikte kamers. We hadden weer geluk, want juist het<br />

huis van m'n buurman was het laatste huis, dat ze doorzochten. Korten<br />

tijd daarna werden een zevental huizen tegenover ons gevorderd door<br />

de Duitschers en de bewoners moesten er uit. Enkele dagen daarna zat<br />

m'n vrouw in de voorkamer toen ze een tweetal Feldgendarmes zag naderen.<br />

Ze stapten van de fiets juist voor ons huis, maar m'n vrouw<br />

sloop al naar boven. Daar waren de Joodjes juist bezig 'Vrij Nederland',<br />

dat in dien tijd gewestelijk verscheen, af te drukken. Ze pakten<br />

de heele boel vlug op en verdwenen in de schuilplaatsen. Intusschen<br />

stonden de Duitschers op de deuren te bonzen. Toen m'n vrouw beneden<br />

kwam, stonden ze bij de buren. Hun boodschap bleek ongevaarlijk.<br />

Ze wilden weten welke huizen aan den overkant gevorderd waren;<br />

dit was namelijk zonder hun voorkennis gebeurd. De heeren zaten elkaar<br />

weer eens dwars. Een paar dagen later konden onze buurtbewoners<br />

er weer in trekken.<br />

Nauwelijks was dit gevaar verdwenen of een ander daagde al weer<br />

op. Door een NSB-er werd de inkwartiering van S.A.-lieden aangekondigd.<br />

M'n vrouw deed alsof ze niet thuis was en de NSB-er verdween.<br />

Een overbuur, die hetzelfde had gedaan, vernam later van z'n<br />

buurman, dat hét NSB-heerschap had gezegd, dat hij er maar op<br />

rekenen moest, dat hij ook inkwartiering kreeg. Vol spanning wachtten<br />

we enige dagen en jawel, daar verschenen de S.A.-bandieten zingend in<br />

onze straat. Juist voor onze deur stopten ze. Vol verwachting klopte<br />

ons hart. Ze verspreidden zich en zochten hun kwartieren op. Overal<br />

gingen de deuren open, behalve bij ons! Andermaal hadden we geluk<br />

gehad.<br />

Inmiddels hadden we in overleg met de anderen, Fred, wiens uiterlijk<br />

zijn Joodsche afkomst niet verried, de vrijheid hergeven. Hij speelde<br />

de rol van jeugdvriend van m'n schoonvader, die uit Den Haag geëvacueerd<br />

was naar Zwolle. Fred werd dadelijk ingeschakeld in de boodschappendienst.<br />

Het jaar spoedde weer ten einde en de oudejaarsavond werd<br />

gevierd zonder oliebollen, want het kleine beetje olie, dat we kregen,<br />

durfden we niet te gebruiken uit voorzorg voor kwade dagen. Boter,<br />

margarine of vet kregen we allang niet meer, zoodat we het kleine stukje<br />

brood, dat meer op klei dan op brood leek, droog opaten. Klei had<br />

echter nog het voordeel, dat het niet stonk.<br />

Het nieuwe jaar (1945) bracht voor ons allen al spoedig nieuwe<br />

zorgen, zij het dan ook, dat we deze vrijwillig op ons namen. Een<br />

Joodsch echtpaar was ondergedoken op een adres, waar de vrouw des<br />

huizes overspannen was geworden en als gevolg daarvan dreigde ze de<br />

onderduikers te verraden. De mogelijkheid was niet uitgesloten, dat ze<br />

de daad bij het woord zou voegen. De heer Van Westen werd in den<br />

104


*<br />

L<br />

^ l<br />

h-<br />

^<br />

p<br />

JJ<br />

14. Fragment van een brief van de heer Noordhof aan zijn broer.<br />

trr?<br />

w<br />

si<br />

105


arm genomen en deze draafde een tiental adressen af om onderdak voor<br />

het in gevaar zijnde echtpaar te vinden. Alle tien waren moedige mensen;<br />

ze durfden te weigeren. Ten einde raad vroeg Van Westen ons of<br />

wij misschien iemand wisten, die hen kon opnemen. M'n vrouw en ik<br />

keken elkaar eens aan en we vroegen hem of hij beddegoed had. Toen<br />

hij bevestigend antwoordde was de zaak in orde en het echtpaar Mühlfelder<br />

(Kitty en Kürt) kwam nog denzelfden dag.<br />

Enige weken later waren er weer twee in gevaar. Ditmaal twee<br />

meisjes, de één 16 jaar, de ander 17 jaar oud. Ze waren ondergedoken<br />

bij een onderwijzer in onze buurt. Laatstgenoemde had iemand, die ijverig<br />

door de Duitschers gezocht werd, een zekere oom Henk, één dag<br />

in huis gehad. Hiervan hadden de Duitschers lucht gekregen en toevalligerwijze<br />

was de onderwijzer te weten gekomen, dat hij Duitsch bezoek<br />

zou krijgen. Hij bracht de meisjes naar een kennis en wachtte rustig de<br />

komst van de Duitschers af, wat hij later zeer betreurde, want hij en z'n<br />

vrouw werden gearresteerd. De Duitschers doorzochten zijn geheele<br />

huis, hetgeen de meisjes ook ter oore kwam. Ze schrokken hiervan geweldig.<br />

En toen kwam het hoge woord er uit. Ze hadden dagboek gehouden<br />

in een schrift, dat ze op den zolder hadden laten liggen. Hierin<br />

waren diverse namen vermeld met bijzonderheden omtrent de betreffende<br />

personen, o.a. hun illegale werkzaamheden. Zoo stonden daarin<br />

ook vermeld bovengenoemde Mej. Bijkerman en de menschen, waar ze<br />

op dat moment tijdelijk ondergebracht waren. Mej. Bijkerman vond<br />

het toen gewenscht zelf onder te duiken en op korten termijn moest een<br />

adres voor de meisjes gevonden worden. En weer vond men nergens gehoor!<br />

Na eenig overleg zagen we kans deze twee er nog bij te plaatsen.<br />

En daar kwamen ze dan. Het bleken twee meisjes te zijn, die we in 1942<br />

al eens voor een paar dagen gehuisvest hadden. Saja en Hindle Swartenberg.<br />

Hindle, de oudste, zette ik onmiddellijk alleen in een kamer en<br />

vroeg haar of ze eens rustig wilde nadenken over al hetgeen ze in het<br />

dagboek vermeld had. Voorts vroeg ik haar of ze alle adressen van de<br />

personen, die in het dagboek genoemd waren, wilde opschrijven met<br />

zoo mogelijk alle daarbij vermelde bijzonderheden. Hindle bleek een<br />

goed geheugen te hebben. Vanzelfsprekend hadden we de anderen niet<br />

op de hoogte gebracht met de door de meisjes begane fout.<br />

De goede onderlinge verstandhouding zou daardoor in gevaar kunnen<br />

worden gebracht, wat in die donkere tijden allerminst gewenscht was.<br />

Den volgenden dag heb ik alle genoemde personen kunnen waarschuwen,<br />

waarbij ik de noodige voorzichtigheid wel in acht nam.<br />

En nu hadden we dan tweemaal zooveel onderduikers als we oorspronkelijk<br />

gedacht hadden te kunnen huisvesten.<br />

Het straatbeeld in Zwolle werd eiken dag triester. Honderden<br />

hongerende menschen uit het westen van ons land kwamen door Zwolle.<br />

Op weg naar het platteland in onze provincie om voedsel te halen.<br />

106


Van m'n zuster in Zeist kregen we bericht, dat de voedseltoestand daar<br />

zeer slecht was en hulp dringend gewenscht was. We scharrelden wat<br />

vleesch, rogge en peulvruchten op. We wilden naar Zeist, maar 't ging<br />

niet. Er lag te veel sneeuw. Er deden geruchten de ronde over sluiting<br />

van de IJsselbrug. Dan het voedsel maar per slede brengen bij kennissen<br />

vlak over de IJssel. De oprit naar de IJsselbrug is spiegelglad; zand<br />

wordt er niet gestrooid. Een paar trekkers help ik de brug op; dan weer<br />

terug anderen helpen. Ik kan helaas niet verder helpen. We moeten zelf<br />

ook verder en nog weer terug en bijtijds thuis zijn. 't Is een ellendig gezicht,<br />

die magere stumpers met hun zware karren, die ze onmogelijk alleen<br />

den oprit kunnen opduwen.<br />

Aan den anderen kant van de brug een vrouwtje naast een zwaar beladen<br />

fiets; voetje voor voetje schuifelt ze voort. Ze heeft erg koude voeten.<br />

Ik neem even de fiets van haar over, dan kan zij flink doorloopen<br />

om haar voeten te warmen. Ze kan niet. Den vorigen dag heeft ze 40 km<br />

op haar zomerschoentjes door de sneeuw geloopen. Haar voeten zijn<br />

stuk. Morgenavond denkt de arme ziel in Utrecht aan te komen! Als ze<br />

een plaatsje op een open vrachtauto zou krijgen, zou ze de koning te<br />

rijk zijn. Slecht gekleed, met een leege maag, op een open vrachtauto in<br />

een ijzig kouden wind en je dan nog gelukkig voelen! 't Kan verkeeren<br />

zei Bredero.<br />

Drie vrouwen loopen voor ons, hun handkar is kapot. Eén glijdt<br />

uit en valt. Ik help haar op. Ze heeft zich bezeerd en huilt en dan gilt ze<br />

plotseling: 'Ik wil naar mijn kinderen'. De beide anderen wordt het dan<br />

ook te machtig. We kunnen de ellende niet langer aanzien.<br />

Een dag of wat later gaan we met onze fietsen naar Zeist. Even de<br />

vracht ophalen in Hattemerbroek en dan verder. We durven onderweg<br />

onze boterham haast niet op te eten. De trekkers kijken ons het brood<br />

uit den mond. Eerst nog langs Voorthuizen om een pak havermout af te<br />

leveren aan een maagpatiënt, die zonder dat product niet leven kan. We<br />

hebben te kampen met pech, lekke banden en tegenwind. We merken<br />

dat we onze krachten kwijt zijn als gevolg van de slechte voeding. We<br />

stranden in Scherpenzeel en kunnen alleen overnachten in een evacuatiepost<br />

van het Roode Kruis; een in aanbouw zijnd huis, waar vele trekkers<br />

zijn samengekomen. Ze zijn alle opgewekt, 's Avonds krijgen we<br />

een stukje droog grijs brood, dat we aan een paar Rotterdammers geven.<br />

Ze bedanken er voor als ware het een vorstelijke gave! We slapen<br />

op een beetje stroo, dat uitgespreid is over de vloer. Niemand kan de<br />

slaap vatten. Midden in den nacht hoor ik m'n vrouw met een slaperige<br />

stem roepen, dat ze het koud heeft. Ik ga naar de vrouwenkamer; twee<br />

meisjes nemen haar tusschen zich in om haar te warmen. Maar de<br />

meisjes kunnen niet slapen, omdat de honger hen plaagt. Ik ga wat<br />

brood halen. Nu is er weer rust op de vrouwenafdeeling.<br />

's Morgens staan allen op, koud tot op het gebeente. We krijgen een<br />

107


ord met iets dat warm is, dus is het heerlijk. Daarna vertrekken we in<br />

een stroomenden regen naar Zeist. Een uur later zitten we bij een warme<br />

kachel, terwijl al die anderen in den regen verder ploeteren.<br />

1 Maart wordt de IJsselbrug definitief gesloten. Het doel is duidelijk:<br />

het Westen moet verhongeren. We brengen den 28en Februari nog<br />

wat etenswaren over den IJssel. We zien één lange onafgebroken file<br />

van wagens, handkarren, bakfietsen, gewone fietsen. Drie rijen naast<br />

elkaar. Verkeer in oostelijke richting is onmogelijk. Eén lange, droevige<br />

optocht van ontbering, honger en ellende.<br />

Nu de overtocht over de IJssel onmogelijk is geworden, neemt de<br />

Inter-Kerkelijke Organisatie de jeugd in bescherming. De IKO krijgt<br />

toestemming de jeugd naar het oosten te brengen. Ze worden in Zwolle<br />

tijdelijk ondergebracht in scholen en worden van daaruit verder de provincie<br />

in gezonden onder begeleiding van Zwollenaren. De heer Van<br />

Westen heeft op zich genomen voor de nodige begeleiders te zorgen.<br />

Hij vraagt mij ook. Ik krijg de eerste keer een transport naar Ommen.<br />

Het vervoer van de kinderen en de bagage geschiedt per wagen van Van<br />

Gend en Loos tot halverwege Ommen. De kinderen praten slechts over<br />

eten; iets anders interesseert hen niet op dat oogenblik. Halverwege<br />

worden ze overgenomen door wagens uit Ommen. Het zijn open, platte<br />

wagens. De kinderen wikkelen zich in dekens, die ze bij zich hebben.<br />

Een klein meisje huilt. Haar bagage is hier of daar onderweg zoek geraakt;<br />

zij heeft dus geen dekens. Ze heeft het erg koud. Ik wikkel haar<br />

in mijn overjas en ze lacht weer. Een andere keer ging ik naar Heino<br />

met een kindertransport. Alle bagage met een paar kleine kinderen<br />

gaan op een boerenwagentje; de rest moet wandelen. Eén ventje blijft<br />

achter. Ik ga naar hem toe en vraag of hij moe is. 'Nee, meneer, maar<br />

ik kan niet zoo hard loopen'. En dan vertelt hij, dat hij bij een relletje<br />

in Amsterdam een schot boven in zijn been heeft gekregen. De Duitschers<br />

schoten lukraak op een troepje menschen, waar hij langs liep.<br />

Hij is pas uit het ziekenhuis ontslagen. Ik zet het dappere ventje, die<br />

toch loopen wilde, op den boerenwagen.<br />

Een paar weken gaan voorbij. Nu krijgen we bericht, dat Van<br />

Westen moet onderduiken. De S.D. zoekt hem. Ik neem zijn werk over<br />

en zorg nu voortaan voor de begeleiders der kindertransporten. Op<br />

mijn bureau is niet veel werk, zoodat ik toestemming van m'n chef krijg<br />

om te gaan en te komen wanneer ik wil. Fred werpt zich ook op als begeleider.<br />

Hij is geweldig enthousiast; hij wordt boerenwagenronselaar.<br />

Hij weet met zijn vriendelijke gezicht de boeren te paaien, die steeds<br />

banger worden om zich met hun wagens op den weg te vertoonen. Ze<br />

wenschen hun paarden geen slachtoffer te doen worden van aanvallen<br />

van de geallieerde jagers. Eiken avond om ongeveer zeven uur komen<br />

nieuwe kindertransporten binnen. Voor acht uur moeten de noodige<br />

begeleiders gewaarschuwd worden, want den volgenden morgen ver-<br />

108


trekken ze weer vroeg. Ook moet ik voor acht uur nog zorgen, dat de<br />

met de transporten medegekomen begeleiders uit het westen voor één<br />

nacht onderdak krijgen in Zwolle.<br />

Als ik dan om acht uur, het tijdstip, waarop een ieder binnen moet zijn,<br />

thuis kom, heeft Fred het eten uit de winkel gehaald en kunnen we gaan<br />

eten. De dagen vliegen voorbij.<br />

We kregen plotseling bericht, dat de schrijfmachine van Van Westen<br />

gezocht werd door de S.D. Ik vroeg mevrouw Van Westen mij alle<br />

getypte papieren, die ze thuis kon vinden ter hand te stellen, waarop ik<br />

ze een goede bergplaats gaf. De familie Van Westen dook in haar geheel<br />

onder, waardoor wij onze vijftiende onderduiker kregen: een klein katertje!<br />

Een paar dagen later zochten de S.D.-ers het heele huis van Van<br />

Westen door, vonden niets, maar namen en passant tafelzilver en een<br />

kijker mee. Onze contactman van de L.O. moest ook het veld ruimen.<br />

Spoedig hadden we het contact met Vrij Nederland en de L.O. hersteld.<br />

De koerierster van de L.O. bracht geregeld werk tot de dag voor de bevrijding<br />

zelfs!<br />

Ongeveer drie weken voor onze bevrijding had Ir. Knol, die reeds<br />

langen tijd alle contact met zijn hoofdkwartier kwijt was, zoowaar een<br />

klein karweitje voor me. Bij een vriend van hem was een Hollandsche<br />

parachutist uit een geallieerd vliegtuig neergelaten, die opdracht had in<br />

de buurt van Heino en Raalte te werken. Ir. Knol vroeg me of ik dien<br />

man in contact kon brengen met een illegale groep in één dezer<br />

plaatsen. Een vriend van me, een K.P.-er, had juist dien nacht de commandant<br />

van de K.P. uit Heino te logeeren, zoodat beide heeren den<br />

volgenden morgen een conferentie in ons huis konden houden.<br />

Onze nieuwsvoorziening was opnieuw spaak geloopen. Ook op<br />

mijn bureau was de stroomvoorziening stopgezet. Goede vrienden van<br />

ons zorgden er voor, dat we geabonneerd werden op een plaatselijk illegaal<br />

nieuwsblaadje.<br />

Thuis was het leven er niet gemakkelijker op geworden. Ons ondergoed<br />

kon niet behoorlijk gewasschen worden en wijzelf moesten<br />

maar net als onze poes doen, want zeep was er niet. Eén van de onderduiksters,<br />

Froukje, had reeds geruimen tijd veel last van rheumatische<br />

pijnen, die haar lichaam en geest ondermijnden. We maakten ons ernstig<br />

ongerust over haar toestand.<br />

Gelukkig hadden we een spoedige bevrijding in het vooruitzicht.<br />

De laatste dagen daarvoor zaten we geweldig in spanning. Hoe zouden<br />

we worden bevrijd? Zouden we nog moeten evacueeren?<br />

De geallieerden rukten snel op, trokken een halve cirkel om Zwolle<br />

heen, maar lieten ons toch nog even wachten. We hoorden de laat<br />

De geallieerden rukten snel op, trokken een halve cirkel om Zwolle<br />

heen, maar lieten ons toch nog even wachten. We hoorden de laatste<br />

dagen voor de bevrijding niets dan ontploffingen; de Duitschers bliezen<br />

109


alles op, wat maar op te blazen viel: wissels, spoorrails, locomotieven,<br />

seinhuisjes enz. En den laatsten nacht gingen alle bruggen eraan. De<br />

Duitsche vernielzucht vierde hoogtij! Vrijdagavond, 13 april, 8 uur,<br />

vlogen voor het eerst granaten vlak over ons huis. Op ongeveer 100 meter<br />

afstand sloegen ze in. Wij doken in den kelder. Froukje, de zieke,<br />

had zelfs een ligplaats. Den volgenden morgen om zes uur weer granaatvuur.<br />

Een poos later gejuich op straat.<br />

Eén Canadees was gesignaleerd. Later gingen we kijken. Daar kwamen<br />

de Canadeesche pantserwagens aanrijden, volgepropt met kinderen met<br />

vlaggetjes in de handen. Zoo werd Zwolle veroverd. Het was n.1. bekend<br />

geworden, dat de Duitschers zich allen teruggetrokken hadden<br />

over den IJssel.<br />

75. Bevrijders in de Diezerstraat.<br />

's Middags om 3 uur was het groote oogenblik aangebroken. Het<br />

mooiste moment uit ons leven; nooit zullen we dat vergeten.<br />

Eindelijk dan na al die inspanning en al die gevaren mochten we dan die<br />

gekwelde menschen hun vrijheid teruggeven. En ook wij hadden onze<br />

vrijheid terug. Dankzij de beschermende hand van de Voorzienigheid<br />

waren we veilig tusschen alle gevaarlijke klippen doorgezeild. De geheele<br />

buurt stond plotseling op stelten. Onze naaste buren stonden paf;<br />

nooit hadden ze dat kunnen denken. Den geheelen dag hadden we visite<br />

en moesten we gelukwenschen incasseeren.<br />

Eén omstandigheid temperde onze vreugde. Dat was de ontzettende<br />

toestand, waarin onze landgenooten in het westen verkeerden. Maar<br />

110


gelukkig kwam ook daaraan spoedig een einde.<br />

Ik wil dit verhaal niet eindigen zonder onzen weigemeenden dank<br />

te betuigen aan de dappere mannen van het verzet, die ons in staat stelden<br />

door verstrekking van de zoo hoog noodige distributiebescheiden<br />

ons werk tot een goed einde te brengen. Eveneens wil ik een hartelijk<br />

woord van dank richten tot onze onderduikers, die ondanks de buitengewoon<br />

moeilijke en zenuwsloopende omstandigheden, waaronder zij<br />

leefden, een prettige verstandhouding, zoowel onderling als met ons,<br />

wisten te handhaven.<br />

Tot mijn landgenooten, die te bang waren om Joden te herbergen,<br />

toen deze in doodsgevaar verkeerden, zou ik willen zeggen: 'Dacht U,<br />

dat ook wij niet vaak bang geweest zijn en angsten hebben uitgestaan?'<br />

Doch steeds hebben wij het standpunt gehuldigd, dat onze bangheid<br />

onder geen enkele voorwaarde een reden mocht zijn om onze hoogste<br />

plicht, de plicht der naastenliefde, te verzaken. Ik wijs er hier met nadruk<br />

op, dat wij geen helden waren, noch zijn, maar doodgewone burgers<br />

zonder soldatenhart.<br />

Moge ik dit verhaal besluiten met het brengen van een eerbiedigen<br />

groet aan onze vrienden, die in den verzetsstrijd zijn gevallen.<br />

Uit: Houdt-Moed, nr. 2, mei 1943<br />

Zoals ik U reeds in ons vorig<br />

nummer medegedeeld heb, zal ik<br />

U een overzicht geven van de gebeurtenissen<br />

tijdens onze tocht<br />

van Westerbork naar Zwolle.<br />

8 Oct. 1942. Reeds zaten we al<br />

weer 5 dagen in de hel Westerbork.<br />

Anders kan en wil ik het niet noemen,<br />

daar het vooral in de eerste<br />

dagen na onze aankomst een hel<br />

was. Massa's menschen kwamen<br />

binnenstromen en de chaos was<br />

geweldig. In de barakken lagen<br />

allen door elkaar, op kribben<br />

zonder matrassen en op de vloe-<br />

ren. Hoe zou hierin eenige regelmaat<br />

gebracht kunnen worden?<br />

De geheele dag, was het loopen.<br />

Vooral om onze bagage op te<br />

sporen en om te zorgen dat het<br />

kleine beetje eten, wat ons toegedacht<br />

werd, in ons bezit kwam, al<br />

moesten wij er ook uren voor in<br />

de rij staan. Daarbij kwam nog<br />

de voortdurende dreiging om<br />

doorgezonden te worden naar<br />

Polen, want 3 x per week<br />

vertrok er een transport en kon<br />

het dus ook onze beurt zijn.<br />

les had al direct na aankomst het<br />

plan gemaakt om te ontvluchten,<br />

indien de kans er was. Hij had na<br />

grondige observatie door het geheele<br />

kamp ook reeds een geschikte<br />

plaats gevonden. Op<br />

Donderdagmorgen kwam hij bij<br />

111


Alias gaat voorby<br />

ook dit. Mei 1943. :<br />

10 11*1.<br />

... D»z» datum, welke met vurige ..letters In ieders geheugen g'egrift<br />

' staat .Toert 4ns in gedachten terug naar die mooie morgen in Kei, nu . ; .<br />

drie Jaar geleden, toen de Duitachers ondanks beloften en verdragen ". ,-•;'<br />

.. ons land binnenvielen. '.. • . ,:. ... - -<br />

]. ...i "''.' Drie Jaar geleden ie het, dat Zy Rotterdam bombardeerden en duïzen-<br />

'c.den.onsohuid'igen, mannen.vrouran en kinderen vermoorden, terwyi zy:V;-t—-i<br />

,'. hoog en veilig in hun yliegmachines zaten en net sadistische wellust'". 1 ';.!J[<br />

rasens propten, hoe zy moeders van hun kinderen «n : .:. •.;:",<br />

pannen van. hun vrouvren scheidien, hoe zy dagenlang hun onmen6chelyké •'...' '••'•*<br />

'Jklopjachten organiseerden op hun gemakkelyke prooi, TOlke zich ten^..laatste<br />

murw gemaakt door voortdurende spanning en angst, gelaten naar J<br />

• . Polen lietaa wegvoeren. , • . . ' . : ,•'.'• i<br />

Ket hun stomme , verdwaas*! hersens meenden zy ons "de Hleuwé •".';' .<br />

Orde" te kunnen opdringen. Zy konden niet begrypen , dat een cultuur •' : ff<br />

welke vrye meeningsuiting onmogelyi: mzi gmiaakt , by voorbaat'tot.,.;'• ^<br />

•v ondergang gedoemd is. . ...-';'" '•'•<br />

Kaar thans Is er de kentering. Hun laffe bombardementen op "'. ..<br />

weerlooze steden krygen zy terut en neer dan dat. Afrika en Stallngrad<br />

henben de Dultsche legers voorgoed ven hun stootkracht beroofd. Voor .<br />

t<br />

het Dultsche volk zyn deze namen meer dan nederlagen: Zy vormen een<br />

symbool van dr kokende ondergang. Voor de bewoner3 der onderdrukte<br />

landen, vormen deze namen een symbool v£in de dag der bevrydlng , dé '..;<br />

' dag, waurop de laatste Buitsche DnyVcrlharzen zich in snelle vaart<br />

16. Fragment uit Houdt-Moed.<br />

mij in de barak en vroeg mij, of<br />

ik er iets voor voelde om mee te<br />

gaan, en ik was direct genegen<br />

om het plan uit te voeren. Maup<br />

en Menno zouden het gezelschap<br />

completeeren. les en ik gingen<br />

nog eens op die plek poolshoogte<br />

nemen en het leek mij erg geschikt,<br />

want bij het prikkeldraad,<br />

112<br />

waar we onderdoor zouden gaan,<br />

was reeds een afwateringskanaaltje,<br />

zoodat we hier onze kans het<br />

beste konden nemen. We spraken<br />

daar nog met een arbeider, welke<br />

wij het één en ander over de omgeving<br />

buiten het kamp vroegen<br />

en van welke gelegenheid ik gebruik<br />

maakte een doosje Whiston


voor de geschikte prijs van ... ƒ<br />

25,-- (zegge vijf en twintig gulden)<br />

op de kop te tikken. Maar ik<br />

was er toch mee in mijn schik.<br />

Toen we in de barak terugwaren,<br />

spraken we af dien avond te ontvluchten,<br />

's Middags kwam er<br />

echter een kleine kink in de kabel,<br />

daar we van barak moesten veranderen<br />

en elkaar kwijtraakten.<br />

Doch tegen den avond hadden we<br />

elkaar weer gevonden en konden<br />

we ons gereed maken voor de<br />

tocht. Het was toen 8.30 uur. les<br />

stak de schop, welke hij ergens<br />

weggenomen had, bij zich en toen<br />

verlieten wij de barak. Daar de<br />

deuren gesloten waren, moesten<br />

wij door de ramen naar buiten,<br />

les en ik sprongen eruit, doch de<br />

anderen bleven dralen en begonnen<br />

terug te krabbelen en vonden<br />

het beter een dag te wachten. Wij<br />

voelden daar echter niet veel voor<br />

en gingen na afscheid genomen te<br />

hebben op pad. Het weer was<br />

beestachtig slecht, doch uitermate<br />

goed geschikt voor onze expeditie.<br />

Toen we de hoofdweg bereikten,<br />

voegden zich de anderen<br />

toch weer bij ons en met ons vieren<br />

gingen we verder, en bereikten<br />

spoedig de plek welke door<br />

les was uitgezocht. Nu kwam het<br />

moeilijkste en gevaarlijkste werk.<br />

Het graven onder het prikkeldraad,<br />

terwijl elk oogenblik de<br />

schijnwerpers der gewapende<br />

Duitsche uitkijkposten op ons<br />

konden worden gericht of wij bemerkt<br />

konden worden door de op<br />

wacht staande marechaussee's.<br />

Ook passeerden er veel menschen<br />

met zaklantaarns, daar onze plek<br />

in het centrum dichtbij het registratiegebouw,<br />

het ziekenhuis en<br />

andere belangrijke inrichtingen,<br />

lag. Eerst groeven les en ik,<br />

terwijl Maup mij na een half uur<br />

afloste. Tegen ongeveer 10 uur,<br />

nadat we een uur gewerkt hadden,<br />

was het gat diep genoeg en<br />

zouden we het probeeren. Als<br />

eerste ging les, toen Maup en<br />

daarna ik. Wij bleven in de beschutting<br />

van een keetje staan en<br />

wachtten op Menno, welke echter<br />

eenige minuten op zich liet wachten.<br />

In die paar minuten heb ik<br />

doodsangsten uitgestaan, want<br />

wij zaten daar temidden van onze<br />

vijanden. Aan onze rechterkant<br />

stonden de barakken van de Duitsche<br />

kampwacht, terwijl aan de<br />

linkerkant het huis van de commandant<br />

was. Na énkele oogenblikken<br />

kroop Menno onder het<br />

draad door en kon het avontuur<br />

beginnen. Eerst moesten we het<br />

binnenplein nog over en toen dat<br />

gebeurd was, stapten we met ons<br />

allen tot aan de knieën in een<br />

sloot. Dit vonden we echter niet<br />

zoo erg en na eruit geklauterd te<br />

zijn kwamen we in een stuk veen<br />

terecht. Allemaal water, waar we<br />

ongeveer een uur doorgewaad<br />

hebben. Achteraf bleek dit het<br />

zwaarste gedeelte van de tocht.<br />

Maar aan alle beproevingen komt<br />

een einde en ook aan deze. Toen<br />

we dit achter de rug hadden, kwamen<br />

we aan een stuk, Hetwelk<br />

ontgonnen werd. Niets anders<br />

dan gaten en bulten.<br />

Dat we daar in het donker veel<br />

buitelingen gemaakt hebben, laat<br />

zich begrijpen, maar Vrouwe<br />

113


Fortuna was met ons en zoo<br />

verliep dit ook weer zonder ongelukken<br />

en lieten we het kamp<br />

steeds meer en meer achter ons.<br />

De weg ging thans verder over akkers<br />

en weiden over prikkeldraad<br />

e.a. hindernissen, maar werd echter<br />

een stuk beter. Op ons goede<br />

gesternte vertrouwende gingen we<br />

verder en bereikten een landweg<br />

die naar de groote weg naar Beilen<br />

leidde. Het was inmiddels bijna<br />

middernacht en we hadden<br />

daar een kleine ontmoeting met<br />

een minnend paartje. Verder hebben<br />

we dien nacht weinig menschen<br />

ontmoet. Wel zagen we om<br />

plus minus half twee des nachts in<br />

de verte de koplichten van een auto<br />

en zochten onze dekking op<br />

een stuk weiland. We lieten ons<br />

languit vallen en kwamen terecht<br />

in een flinke hoeveelheid water.<br />

De auto was spoedig verdwenen<br />

en verder ging het weer. De<br />

weersomstandigheden waren erbarmelijk<br />

slecht geworden. Hagelbuien<br />

en slagregens; maar dat<br />

kon ons niet veel hinderen, nu we<br />

zoo mooi opschoten. Nu en dan<br />

moesten we pauzeeren voor les,<br />

welke dien dag te veel erwtensoep<br />

uit blik had gegeten en daarvan<br />

last had gekregen. Bij een dezer<br />

gelegenheden, raakte hij een slip<br />

van zijn hemd kwijt. Wij<br />

maakten van deze gelegenheden<br />

gebruik om een sigaretje te<br />

rooken. 's Morgens om plus<br />

minus 6 uur kwamen we weer een<br />

menschelijk wezen tegen, een<br />

meisje dat naar het land ging om<br />

te melken. Wij informeerden bij<br />

haar naar de omgeving en hoor-<br />

114<br />

den dat wij in de buurt vamRuinen<br />

waren. Het werd langzamerhand<br />

tijd van de groote weg te<br />

verdwijnen, maar waar echter een<br />

plaats te vinden? Na nog even<br />

doorgeloopeh te hebben, stapten<br />

we tegen 7 uur in de morgen een<br />

boerderij binnen. De boer was<br />

reeds op en na eenig gepraat,<br />

stemde hij er, zeer tot onze vreugde<br />

in toe, om ons dien dag onderdak<br />

te verkenen en konden wij<br />

onze vermoeide ledematen in het<br />

stroo uitstrekken. Dat was<br />

geweldig. Tegen tien uur v.m.<br />

bracht onze gastheer ons een<br />

groote pan met koffie en een<br />

stevig ontbijt, hetwelk erin ging<br />

als koek. Het middagmaal mochten<br />

wij in de huiskamer nuttigen,<br />

dit was ook oké.<br />

Onze gastheer zou probeeren iemand<br />

te vinden, die genegen was<br />

om ons met een auto naar Zwolle<br />

te brengen, maar om half tien 's<br />

avonds bracht hij ons de<br />

mededeeling, dat hij niet geslaagd<br />

was. Er zat toen niet anders voor<br />

ons op dan maar weer te gaan tippelen.<br />

Onze gastvrouw verzorgde<br />

voor ons een stevig pak boterhammen<br />

en na met veel woorden<br />

van dank afscheid te hebben genomen<br />

bracht onze vriend ons<br />

een eind op weg. We zouden op<br />

zijn advies de binnenweg, die via<br />

Koekange en de Wijk liep, nemen.<br />

We moesten dienzelfden<br />

nacht het volgende punt, Rouveen,<br />

bereiken. Een moeilijke<br />

tocht wachtte ons, maar welgemoed<br />

gingen we op weg. Het eerste<br />

gedeelte ging tamelijk vlot.<br />

Toen we echter een eind buiten


Koekange waren kwamen de<br />

moeilijkheden. We waren de weg<br />

kwijt en er zat maar één ding op<br />

n.l. teruggaan tot de laatste wegwijzer.<br />

Volgens berekening hadden<br />

we 9 km. voor niks geloopen.<br />

Deze tegenslag deprimeerde ons<br />

geweldig. Bij den wegwijzer sloegen<br />

we op goed geluk een zijweg<br />

in en kwamen echter tot onze<br />

groote verwondering toch goed<br />

terecht en wel in de Wijk. Nu<br />

hadden we weer een leidraad en<br />

vervolgden met nieuwe moed<br />

onze weg. Alleen Maup begon<br />

slechter te loopen, daar hij in zijn<br />

rubberlaarzen, doorgeloopen<br />

voeten had. Om de beurt namen<br />

wij hem onder de arm. Onze<br />

grootste zorg was nu Rouveen<br />

voor den aanvang van den dag te<br />

bereiken, waar les en Menno een<br />

bekende landbouwer wisten. Het<br />

loopen werd hoe langer hoe moeilijker<br />

daar Maup bijna niet meer<br />

mee was te krijgen en de weg leek<br />

wel eindeloos. Echter tegen kwart<br />

voor zeven 's morgens stoomden<br />

we veilige haven binnen en werden<br />

liefdevol opgenomen. We<br />

konden onze vermoeide<br />

ledematen in het geurige hooi uitstrekken.<br />

Ook daar ontbrak het<br />

ons niet aan verzorging. Nu echter<br />

stonden we voor de vraag, hoe<br />

Zwolle te bereiken? Maup kon<br />

geen voet meer verzetten, dus te<br />

voet was onmogelijk. Wij<br />

peinsden en opperden plannen.<br />

Doch ineens zagen wij de bus in<br />

de richting Meppel verdwijnen en<br />

Maup zei ineens: 'Ik ga met de<br />

bus' en les en ik besloten ook om<br />

dit te doen, terwijl Menno met de<br />

fiets zou gaan. Wij zaten nog even<br />

gezellig bij elkaar en namen<br />

tegen 8 uur afscheid en dankten<br />

ook hen voor alle goede zorgen<br />

aan ons besteed. Even daarna<br />

kwam de bus en begon de laatste<br />

etappe. De chauffeur keek ons<br />

wel even aan, doch zei niets. Hij<br />

zal wel gedacht hebben: 'Wat een<br />

stelletje schooiers'. Zonder hindernissen<br />

kwamen we om 8.30<br />

uur 's avonds te Zwolle aan en<br />

stapten aan de Meppelerweg uit.<br />

Hiermede was het einde gekomen<br />

van onze gevaarvolle, moeilijke<br />

reis. Wij drukten elkaar de hand<br />

en gingen naar ons adres. Toen<br />

wij daar binnenkwamen, heerste<br />

er groote consternatie, want ons<br />

hadden zij niet meer verwacht.<br />

Een kop thee stond direct voor<br />

ons klaar en toen kon de schoonmaak<br />

beginnen. Het was een genot<br />

die smerige boel uit te<br />

trekken, ons te scheren enz.;<br />

daarna verschenen we weer als<br />

nette menschen in de salon. Na<br />

een flink bord eten en nog eenige<br />

uren te hebben gepraat, zochten<br />

we ons bed op. Dat we goed geslapen<br />

hebben laat zich begrijpen,<br />

want in geen 3 dagen en 2<br />

nachten waren we uit de kleeren<br />

geweest.<br />

Nu ik dit schrijf, zit ik reeds weer<br />

meer dan 7 maanden te Zwolle en<br />

ik hoop voor ons allemaal, dat<br />

het einde van deze oorlog spoedig<br />

zal komen en wij daarvan allen<br />

getuige kunnen zijn, in goede en<br />

gezonde toestand.<br />

Zwolle, 20 mei 1943.<br />

Emca<br />

115


ILLUSTRATIE VERANTWOORDING<br />

nr. 1, 3, 4, 5, 6, 9, 10, 13, 14, 16 J. Hagedoorn<br />

nr. 2, 7, 8 auteurs<br />

nr. 11, 12, 15 Gemeentelijke fotodienst/<br />

J.P. de Koning<br />

DE SCHRIJVERS<br />

J. ERDTSIECK<br />

was van 1947-1952 werkzaam als catecheet-jeugdwerkleider in<br />

de Herv. Gemeente te Zwolle. Weer terug in Zwolle in 1972 als<br />

bedrij fsmaatsch. werker in dienst van de burgerlijke gemeente<br />

(in 1984 met VUT).<br />

Vanaf 1976 ouderling in de Herv. Gemeente Zwolle (Holtenbroek).<br />

W.FABER<br />

was van 1945 t.e.m. 1984 werkzaam op een tweetal accountantskantoren.<br />

Had vanaf 1958 de controle op de jaarrekeningen<br />

van kerkelijke instellingen. Werd begin 1985 gepensioneerd.<br />

Hij bekleedde in verschillende Hervormde Gemeenten<br />

(Kralingen, Delfshaven, Schiedam) het ambt van notabel, diaken<br />

en ouderling-kerkvoogd.


ZWOLSE HISTORISCHE VERENIGING<br />

De Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging stelt zich ten doel de uitbreiding en<br />

verspreiding van de kennis omtrent de geschiedenis van Zwolle te bevorderen.<br />

Zij publiceert daartoe drie maal per jaar een Tijdschrift en<br />

één maal per jaar een Jaarboek en organiseert lezingen. Voor leden<br />

zijn hieraan geen kosten verbonden. Het lidmaatschap staat open voor<br />

iedereen die zich passief of actief interesseert voor de Zwolse geschiedenis.<br />

De contributie bedraagt ƒ 35,-- per jaar. Studenten, leden jonger<br />

dan 21 of ouder dan 65 jaar belaten / 25,--. Aanmelding kan geschieden<br />

schriftelijk (Postbus 1448 8001 BK Zwolle) of telefonisch<br />

(038-539625).<br />

Bestuur<br />

voorzitter<br />

secretaris<br />

penningmeester/<br />

ledenadministratie<br />

leden<br />

J. Hagedoorn<br />

R. Salet<br />

H. Brassien<br />

R.T. Oost<br />

B.H. Edel<br />

Redactie Tijdschrift en Jaarboek<br />

wnd. hoofdredacteur<br />

Tijdschrift<br />

hoofdredacteur<br />

Jaarboek<br />

leden<br />

Postadres Vereniging<br />

Tyassenbelt 28<br />

Sellekamp 32<br />

Brederostraat 76<br />

Zwolle<br />

Zwolle<br />

Zwolle<br />

P.C. Lindhoud Boddemate 14 Zwolle<br />

N. Lettinck<br />

J.H. Drentje<br />

W.A. Huijsmans<br />

R.T. Oost<br />

I. Wormgoor<br />

H.C.J. Wullink<br />

A. van der Wurff<br />

Postbus 1448 8001 BK Zwolle

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!