04.05.2013 Views

De oudere zorgvrager

De oudere zorgvrager

De oudere zorgvrager

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>De</strong> <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong><br />

© Plantyn<br />

85


© Plantyn


A Wie is de <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong>?<br />

Doelstellingen<br />

Als je dit thema hebt afgewerkt, verwachten we van jou dat je:<br />

> de verschillende werkterreinen van de verzorgende kunt opnoemen;<br />

> a.d.h.v. cijfermateriaal het verschijnsel vergrijzing kunt verklaren;<br />

> de gevolgen van de bevolkingsveroudering kunt opnoemen en bespreken;<br />

> de verschillen in de leefwereld van <strong>oudere</strong> en jonge mensen kunt<br />

beschrijven;<br />

> de verschillende fasen in de ouderdom kunt omschrijven;<br />

> weet hoe het bestuderen van de ouder wordende mens gebeurt;<br />

> het verschil tussen kalenderleeftijd, biologische en psychologische leeftijd<br />

kunt aangeven;<br />

> positieve aspecten van ouder worden kunt illustreren met voorbeelden.<br />

1 <strong>De</strong> <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong> in verschillende settings<br />

Om optimale zorg te bieden, is het<br />

belangrijk dat je een goed beeld hebt<br />

van de <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong>. Je kunt in<br />

verschillende settings in contact komen<br />

met <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong>s:<br />

> diensten voor gezins- en bejaardenhulp<br />

> woonzorgcentra<br />

> dienstencentra voor bejaarden<br />

> servicefl ats<br />

> ziekenhuizen<br />

Afhankelijk van de setting spreekt men over bewoner, cliënt of patiënt.<br />

Een pasklaar beeld schetsen van de <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong> is niet vanzelfsprekend.<br />

Elke <strong>zorgvrager</strong> is immers verschillend. Elke persoon wordt op een<br />

eigen, unieke manier ouder en gaat daar op een persoonlijke manier mee<br />

om. <strong>De</strong> gezondheid en gemoedstoestand van de <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong> kunnen<br />

dus niet algemeen beschreven worden. Het is de taak van de verzorgende<br />

om elke persoon op een individuele manier te benaderen en te leren kennen,<br />

zodat hij de gepaste zorg kan bieden.<br />

© Plantyn<br />

87


88<br />

2 Vergrijzing*<br />

2.1 <strong>De</strong> bevolking veroudert<br />

In Europa zal in 2050 de helft van de bevolking jonger zijn dan 48 jaar en de<br />

andere helft ouder dan 48 jaar.<br />

In 2000 waren 201 884 Belgen 80 jaar of ouder. In 2050 zal het aantal naar<br />

schatting 1 252 507 bedragen. Opvallend is de zogenaamde ‘vergrijzing binnen<br />

de vergrijzing’: de stijging van het aantal <strong>oudere</strong>n dat 80 jaar en ouder is.<br />

2007 2010 2020 2030 2040 2050<br />

80-plussers in België 4,6 % 4,9 % 5,5 % 6,5 % 8,5 % 10,1 %<br />

Bron: Bevolkingsvooruitzichten 2007 – 2050 (Federaal Planbureau, augustus 2008)<br />

Indien de vooruitzichten uitkomen, krijgen we in België ongeveer een<br />

verdubbeling van het aantal 80-plussers tegen 2050.<br />

In 2009 bedroeg de gemiddelde levensverwachting voor Belgische vrouwen<br />

82,8 jaar en voor mannen 77,3 jaar. <strong>De</strong> levensverwachting van de Belg ligt<br />

daarmee iets hoger dan het Europese gemiddelde.<br />

2.2 Van drie naar vijf generaties<br />

Bron: <strong>De</strong>mografi erapport van de Europese Commissie en Eurostat (2009)<br />

Rond het jaar 1900 bedroeg de gemiddelde levensverwachting van de<br />

mens ongeveer 50 jaar. In die tijd leefden dus doorgaans niet meer dan drie<br />

generaties op hetzelfde moment. Het was toen gebruikelijk dat deze drie<br />

generaties samenwoonden.<br />

1900 – voorbeeld van een driegeneratie*<br />

52 jaar Grootouder<br />

27 jaar Ouder<br />

2 jaar Kind<br />

Bron: <strong>De</strong> Cock, ‘Eeuwig jong’<br />

<strong>De</strong> tijden zijn veranderd; nu bereiken steeds meer mensen een hogere leeftijd<br />

en is een honderdjarige geen uitzondering meer. Er ontstaan families waarin<br />

tot vijf generaties op hetzelfde moment in leven zijn.<br />

© Plantyn


2003 – voorbeeld van een vijfgeneratie*<br />

102 jaar Betovergrootouder Vereist meer zorg en aandacht.<br />

77 jaar Overgrootouder Op hoge leeftijd mogelijk belast met de zorg<br />

voor de ouders.<br />

52 jaar Grootouder – Geconfronteerd met de zorg voor ouders<br />

en grootouders.<br />

– Zelf op middelbare leeftijd.<br />

– Geconfronteerd met kind en kleinkind.<br />

27 jaar Ouder Oefent een beroep uit.<br />

2 jaar Kind<br />

Bron: <strong>De</strong> Cock, ‘Eeuwig jong’<br />

Zoals bovenstaande cartoon illustreert, worden vijftigers vaak ‘geplet’ tussen de zorg<br />

voor het eigen kroost en de zorg voor de ouders. Daarom spreekt men ook van de sandwichgeneratie.<br />

©<br />

Plantyn<br />

89


90<br />

2.3 Oorzaken van de vergrijzing<br />

> Dalend geboortecijfer<br />

Belgische vrouwen geboren in 1940 hadden gemiddeld ruim 2 kinderen<br />

op het einde van hun vruchtbare periode. Het gemiddelde van nu is drastisch<br />

gedaald in vergelijking met 1980.<br />

Het aantal kinderen per vrouw per geboortejaar:<br />

1940 1950 2001 2008<br />

BELGIË 2,16 1,83 1,65 1,85<br />

Bron: Eurostat, <strong>De</strong>mographic Statistics 2008<br />

> Toenemende levensverwachting<br />

Een tweede oorzaak van de vergrijzing is de toenemende levensverwachting.<br />

Het aantal <strong>oudere</strong>n in Vlaanderen in 1996, 2020 en 2050:<br />

Leeftijdsklasse 1996 2020 2050 Procentuele<br />

stijging<br />

60-64 329 426 419 273 339 313 +27 -20<br />

65-69 299 569 363 604 335 319 +21 -8<br />

70-74 257 891 316 275 315 079 +23 -0,4<br />

75-79 145 361 220 347 299 641 +52 +36<br />

80-84 123 741 175 431 265 119 +42 +51<br />

85 en + 93 563 167 349 323 257 +79 +93<br />

TOTAAL 1 249 551 1 662 279 1 877 828 +33 +3<br />

Bron: NIS, bevolkingsvooruitzichten 1995-2020<br />

<strong>De</strong>ze toenemende levensverwachting kan verklaard worden door ontwikkelingen<br />

op de volgende vlakken:<br />

> Geneeskunde: de geneeskunde heeft de laatste decennia enorme vooruitgang<br />

geboekt.<br />

> Hygiëne en comfort: de hygiëne is sterk vooruitgegaan. Iedereen heeft<br />

een badkamer, een toilet binnenshuis, stromend water ...<br />

> Voeding: onze voeding is gevarieerd en betaalbaar voor iedereen.<br />

> Sociale voorzieningen: als iemand niet voor zichzelf kan instaan, kan hij<br />

een beroep doen op sociale instanties.<br />

2.4 Gevolgen van de vergrijzing<br />

> Financiële last<br />

Personen die niet actief zijn op de arbeidsmarkt (bv. kinderen, gepensioneerden,<br />

zieken) kosten geld aan de actieve bevolking: via pensioenen en<br />

verzorgingskosten krijgen zij immers een loon om te kunnen voorzien in de<br />

levensbehoeften. Op dit moment zijn er in België per 100 actieve mensen<br />

35 non-actieve mensen. <strong>De</strong>ze verhouding is echter aan het verschuiven.<br />

© Plantyn


In 2025 zullen er naar schatting slechts 50 actieve mensen zijn per 35 nonactieve<br />

mensen. <strong>De</strong>ze verschuiving is onder meer het gevolg van ...<br />

– het stijgende aantal <strong>oudere</strong>n (de vergrijzing);<br />

– het feit dat mensen vlugger op brugpensioen gaan;<br />

– het stijgende werklozenaantal;<br />

– het feit dat jongeren steeds langer studeren en pas op latere leeftijd<br />

actief worden op de arbeidsmarkt.<br />

Om de groeiende fi nanciële last voor het stijgende aandeel non-actieven<br />

te kunnen dragen, gaat de regering op zoek naar oplossingen, zoals alternatieve<br />

pensioensvormen en een aangepast werkloosheidsbeleid.<br />

> Afname van familiale zorg<br />

– Het aantal huisvrouwen daalt. <strong>De</strong> werkende vrouw is minder geneigd<br />

om haar job (tijdelijk) stop te zetten voor de zorg voor het gezin.<br />

– In de gezinnen waar beide partners uit werken gaan, worden de<br />

taken meer gemeenschappelijk door de partners uitgevoerd. In veel<br />

gezinnen blijft de vrouw de eindverantwoordelijkheid dragen voor<br />

het huishouden en de opvoeding van de kinderen. <strong>De</strong>ze vrouwen<br />

staan bloot aan een hoge druk, met stress als gevolg.<br />

– Minder vrouwen zullen de zorg voor de eigen ouders nog kunnen/<br />

willen dragen in de toekomst.<br />

– Bovendien zal de buitenshuis werkende vrouw, eens ze op pensioen<br />

is, geconfronteerd worden met twee vormen van zorg: die voor de<br />

zorgbehoevende ouders en die voor de kleinkinderen. Dit is de sandwichgeneratie.<br />

Het gevolg van al deze factoren is dat<br />

de familiale zorg afneemt. Ouderen en<br />

kleine kinderen van wie de ouders uit<br />

werken gaan, worden dus steeds meer<br />

afhankelijk van zorginstellingen zoals<br />

woon- en verzorgings tehuizen en kinderopvang.<br />

<strong>De</strong> overheid heeft al een maatregel genomen om de niet-medische kosten<br />

van zwaar zorgbehoevenden te dekken: de zorgverzekering.<br />

> Nood aan aangepaste woningen<br />

Ouderen willen zo lang mogelijk zelfstandig functioneren. Daarom blijven<br />

de meeste thuis wonen tot de hulpvraag te groot wordt.<br />

Mogelijke aanpassingen van de woning zijn:<br />

– toilet op gelijkvloers<br />

– slaapkamer op gelijkvloers<br />

– handgrepen in badkamer<br />

– hellende vlakken i.p.v. drempels<br />

– verbrede deuren<br />

– domotica© Plantyn<br />

91


92<br />

> Nieuwe woonvormen<br />

Servicefl at Een servicefl at is speciaal ontworpen voor <strong>oudere</strong>n.<br />

Maaltijddienst, wasserette, winkel en schoonmaakdienst<br />

zijn doorgaans aanwezig. <strong>De</strong>ze diensten zijn<br />

beschikbaar maar niet verplicht en er is een permanentie<br />

waarop men in geval van nood 24 uur op 24<br />

een beroep kan doen.<br />

Kangoeroewonen Kangoeroewonen is een woonformule waarbij een<br />

<strong>oudere</strong> of een ouder echtpaar het gelijkvloers van een<br />

woning betrekt; daarboven woont een jong gezin,<br />

dat niet noodzakelijk familie is. Een interfoon laat toe<br />

om noodsituaties onmiddellijk te melden en hulp<br />

te vragen. Het jonge gezin verhoogt het gevoel van<br />

veiligheid en kan zo nodig hulp bieden. Soms maken<br />

kangoeroewoningen deel uit van een sociaal wooncomplex,<br />

maar de meeste kangoeroewoningen zijn<br />

gebouwd op initiatief van particulieren.<br />

Duplexwonen <strong>De</strong> zorgbehoevende persoon woont in een gedeelte<br />

van of een annex bij een bestaande woning. Vaak is<br />

dit het resultaat van verbouwingswerken, die tot doel<br />

hebben aan de zorgbehoevende persoon een eigen<br />

woongedeelte te geven met een aparte toegang, en<br />

toch in de nabijheid van de verzorgers. Maar soms<br />

bouwen jonge mensen ook een woning die de mogelijkheid<br />

biedt om samen en toch apart te wonen met<br />

(een van) de ouders of een hulpbehoevend familielid.<br />

Groepswonen <strong>De</strong> bewoners hebben een volwaardige zelfstandige<br />

woning, daarnaast zijn er gemeenschappelijke<br />

ruimten. Diensten zijn soms gezamenlijk geregeld,<br />

zorg nooit. Vaak zoeken <strong>oudere</strong>n met dezelfde achtergrond<br />

elkaar op, zoals kunstenaars of allochtonen met<br />

hetzelfde vaderland.<br />

Zo wordt wederzijdse hulp en ondersteuning mogelijk.<br />

Sommige groepswoningen krijgen bovendien begeleiding<br />

van professionele hulpverleners.<br />

Abbeyfi eldhuizen Dit is een speciale vorm van groepswonen. Hier<br />

beschikken de bewoners over een beschermde,<br />

zelfstandige maar kleine wooneenheid binnen een<br />

grotere, gemeenschappelijke woning. Een huishoudster<br />

zorgt voor de organisatie van het gemeenschappelijk<br />

huishouden. Vrijwilligers nemen er de hulpverlening<br />

op zich.<br />

Aanleunwoning <strong>De</strong> woning is speciaal ontworpen voor het comfort en<br />

de veiligheid van de <strong>oudere</strong> personen. Een aanleunwoning<br />

kan naast de woning van een mantelzorger,<br />

maar ook bij een woon- en zorgcentrum worden<br />

gebouwd. Zo is de noodzakelijke hulp steeds in de<br />

buurt.<br />

© Plantyn


Nood aan meer geschoold personeel voor de<br />

verzorgingssector<br />

Aangezien veel <strong>oudere</strong>n ervoor kiezen om<br />

langer thuis te blijven wonen, doen zij steeds<br />

vaker een beroep op thuishulp. Als verzorgende<br />

in de thuishulp wordt van je verwacht dat je<br />

je werk zelfstandig uitvoert en voldoet aan de<br />

verwachtingen van de <strong>zorgvrager</strong>s.<br />

Doordat steeds meer <strong>oudere</strong>n heel oud worden<br />

(90-plussers zijn geen uitzondering meer) is er<br />

ook een stijging van het aantal zwaar hulpbehoevenden.<br />

Ook het aantal dementerenden<br />

neemt toe. Het takenpakket van de verzorgende<br />

wordt dus zwaarder en complexer.<br />

> Meer vrijetijdsbesteding voor bejaarden<br />

Voor de generatie van rond de eerste wereldoorlog<br />

betekende werken leven en leven<br />

werken. Met pensioen gaan betekende dan ook<br />

‘op rust gaan’. <strong>De</strong> huidige generatie bejaarden<br />

heeft tijdens het beroepsleven al kunnen<br />

genieten van vrije tijd. Kinderen opvoeden,<br />

het huishouden doen en gaan werken zijn niet<br />

meer de enige dagvullende bezigheden. Ook<br />

wanneer de kinderen zich zelfstandig hebben<br />

gevestigd en wanneer de beroepsloopbaan is<br />

afgesloten, vallen er nog vele dingen te doen:<br />

sport, vrijwilligerswerk, cultuur … Kortom,<br />

ouderdom staat niet gelijk met rust; ouderdom<br />

staat gelijk met anders-actief zijn.<br />

Voorbeelden: Zenith: platform voor de actieve 50-plusser, Expo 60+.<br />

> Vraag naar meer inspraak voor bejaarden<br />

<strong>De</strong> grote groep bejaarden wil inspraak in belangrijke beslissingen. Ook<br />

participatie aan het politieke leven, in de vorm van deelname aan het<br />

lokale bestuur via ouderraden, staat op het programma van de <strong>oudere</strong>.<br />

© Plantyn<br />

93


94<br />

3 <strong>De</strong> leefwereld van jongeren en <strong>oudere</strong>n<br />

3.1 Beeldvorming van de <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong><br />

Jongeren die geen goed contact hebben met <strong>oudere</strong>n, hebben vaak een<br />

eerder negatief beeld van hen. Ze denken aan oudjes die voorovergebogen<br />

lopen met een wandelstok, die een nors gezicht vol rimpels hebben en een<br />

saai, weinig actief leven leiden. Hun houding en uitingen tegenover <strong>oudere</strong><br />

personen zijn dan ook vrij negatief. Jongeren met een frisse oma of opa daarentegen<br />

hebben een veel positiever beeld van <strong>oudere</strong> mensen.<br />

In onderstaande tabel wordt dit bevestigd:<br />

1= percentage jongeren die regelmatig in contact komen met <strong>oudere</strong>n<br />

2= percentage jongeren die weinig in contact komen met <strong>oudere</strong>n<br />

1 2<br />

Ik ervaar contact met <strong>oudere</strong>n als positief. 82,9 56,8<br />

Ik wil meer contact met <strong>oudere</strong>n. 63,7 42,5<br />

Ik vind <strong>oudere</strong>n lief. 81,5 60,9<br />

Ik sta recht voor <strong>oudere</strong>n op een tram. 95,1 84,7<br />

Ik vind dat <strong>oudere</strong>n goed omgaan met kinderen. 73,1 54,1<br />

Ik vind <strong>oudere</strong>n saai. 4,3 19,8<br />

Ik vind dat de meeste <strong>oudere</strong>n optimistisch zijn. 32,3 18,5<br />

Ik vind dat er een grote afstand is tussen jongeren en<br />

<strong>oudere</strong>n.<br />

64,8 78,4<br />

Ik vind het vervelend als <strong>oudere</strong>n tegen mij praten. 21,1 38,6<br />

Ik wil graag oud worden. 22,9 14,9<br />

Ik denk dat de meeste <strong>oudere</strong>n eenzaam zijn. 25,2 37,7<br />

Ik denk dat 55- tot 70-jarigen vaak ziek zijn. 29,1 40,3<br />

Ik denk dat 70-plussers vaak ziek zijn. 40,3 57,1<br />

Ik denk dat 70-plussers vaak last hebben van geheugenverlies.<br />

31,8 42,9<br />

Ik denk dat 70-plussers de jeugd slecht vinden. 25,3 38,6<br />

Bron: http://www.vub.ac.be/wetenschapswinkel/publicaties/2006-2007/thesis_<br />

LTaelemans_CGGZ.pdf<br />

Hoe komt het dat zo veel mensen een negatief beeld hebben van onze<br />

<strong>oudere</strong> medemens? Dit is te wijten aan verschillende zaken. We noemen er<br />

enkele:<br />

> Arbeid is de dag van vandaag een heel belangrijke waarde. Wie niet<br />

meer werkt, wordt daarom als minderwaardig gezien.<br />

> Wie werkt maakt zich niet alleen nuttig, maar onderhoudt ook sociale<br />

contacten en verwerft prestige. Wie niet werkt, verliest deze troeven en<br />

wordt daardoor als minder interessant beschouwd.<br />

© Plantyn


Bejaarden wonen soms in minder goed onderhouden of minder<br />

moderne huizen (bv. met enkel glas). Dit wordt geassocieerd met aftakeling<br />

en verval.<br />

> Men stelt vast dat de oudste bejaarden hulpbehoevend zijn en breidt<br />

dit onterecht uit naar de hele groep bejaarden.<br />

> Het negatieve maatschappelijke beeld van ouderdom heeft tot gevolg<br />

dat <strong>oudere</strong>n zich ernaar gaan gedragen en het verdere leven zinloos<br />

vinden.<br />

Als verzorgende is het belangrijk dat je stilstaat bij hoe jij over bejaarden<br />

denkt. Is je beeld van deze bevolkingsgroep eerder negatief of positief? Wat<br />

wil je uitstralen om een aangepaste totaalzorg te bieden aan deze mensen?<br />

Hoe kun je dat doen? Refl ecteer regelmatig over je eigen visie, houding en<br />

uitstraling en over welke invloed die hebben op de <strong>zorgvrager</strong>.<br />

Om positieve beeldvorming* van de <strong>oudere</strong> medemens te bevorderen,<br />

worden regelmatig projecten georganiseerd waarbij kleuters, kinderen of<br />

jongeren in contact gebracht worden met bejaarden.<br />

Enkele voorbeelden:<br />

> Kleuters gaan op bezoek in een<br />

bejaardentehuis om een handje<br />

toe te steken bij het koffiemoment.<br />

> Leerlingen kunstonderwijs gaan<br />

een week naar een woonzorgcentrum<br />

om de muren te beschilderen<br />

met eigen werk.<br />

> Kinderen uit de lagere school<br />

organiseren een opa- en omafeest<br />

op hun school.<br />

© Plantyn<br />

95


96<br />

4 Praten over oud worden<br />

4.1 Enkele termen<br />

<strong>De</strong> meest gehanteerde terminologie is de volgende:<br />

> 50-plussers: Personen die 50 en ouder zijn.<br />

> Vijftigers: Leeftijdsgroep tussen 50 en 59 jaar. Ook de benamingen zestigers,<br />

zeventigers, tachtigers en negentigers worden gebruikt.<br />

> Senioren: <strong>De</strong>ze benaming omvat de leeftijdsgroep van 50 tot 80 jaar.<br />

We onderscheiden:<br />

– jonge senioren: 50 – 65 jaar<br />

– <strong>oudere</strong> senioren: 65 – 80 jaar<br />

> Bejaarden: Personen die 65 en ouder zijn.<br />

> Hoogbejaarden: Personen die 80 en ouder zijn.<br />

> Honderdjarigen of eeuwelingen: Personen die 100 jaar geworden zijn.<br />

> Superhonderdjarigen: Personen die 110 jaar geworden zijn.<br />

> Buitencategorie: <strong>De</strong> maximale levensgrens van de mens werd bij 120 jaar<br />

gelegd. Alleen Jeanne Calment overschreed deze grens. Zij werd 122 jaar.<br />

4.2 Studie van de ouder wordende mens<br />

4.2.1 Gerontologie<br />

Gerontologie* is de tak van de wetenschap die het ouder worden bestudeert,<br />

zowel op lichamelijk, maatschappelijk als geestelijk vlak.<br />

> Lichamelijk: bv. diabetes.<br />

> Maatschappelijk: bv. de invloed van het overlijden van de partner.<br />

> Geestelijk: bv. dementie.<br />

4.2.2 Geriatrie<br />

Geriatrie* is een medische specialiteit die gericht is op meerdere aandoeningen<br />

tegelijkertijd. Vaak gaat het om een combinatie van lichamelijke,<br />

psychische en sociale problemen.<br />

Sociale geriatrie is de medische zorg voor thuiswonende <strong>oudere</strong>n. <strong>De</strong> zorg<br />

wordt verleend door sociaal geriaters, die verbonden zijn aan een instelling<br />

voor geestelijke gezondheid.<br />

Klinische geriatrie is het medisch specialisme voor de kwetsbare <strong>oudere</strong><br />

<strong>zorgvrager</strong> in het ziekenhuis. Veel voorkomende klachten zijn incontinentieproblemen<br />

en geheugenstoornissen.<br />

4.2.3 Gerontagogiek<br />

© Plantyn<br />

Vanuit de gerontagogiek* worden er methoden aangeboden om het functioneren<br />

van de <strong>oudere</strong>n te behouden en/of te verbeteren. Zo worden er<br />

bijvoorbeeld hulpmiddelen aangeboden die ervoor zorgen dat de <strong>zorgvrager</strong><br />

zich zelfstandig kan aan- en uitkleden, koken, poetsen ...


4.3 Oud zijn of zich oud voelen?<br />

Een leeftijd in jaren hoeft niets te zeggen over de gezondheidstoestand en<br />

de manier van leven van een persoon. Daarom spreken we van verschillende<br />

soorten leeftijden:<br />

> Chronologische leeftijd*: Dit is de werkelijke leeftijd.<br />

> Biologische leeftijd*: Hierbij houdt men rekening met de achteruitgang<br />

van lichaamsfuncties. Bv. een gezonde vijftiger heeft een andere biologische<br />

leeftijd dan een vijftiger met MS.<br />

> Psychologische leeftijd*: <strong>De</strong>ze leeftijd geeft weer hoe oud de persoon<br />

zich voelt. Bv. Maria is 80 maar ze voelt zich 60.<br />

<strong>De</strong> biologische en de psychologische leeftijd zijn fl exibel en beïnvloedbaar.<br />

© Plantyn<br />

Wanneer gerontologen kijken naar aanwijzingen om het tempo van de psychologische<br />

veroudering vast te stellen, kijken ze naar de zaken in de onderstaande<br />

tabel. <strong>De</strong> eerste vijf factoren in beide kolommen hebben de grootste impact<br />

op vertraging of versnelling van het proces van veroudering.<br />

97


98<br />

Negatieve factoren, die veroudering<br />

versnellen<br />

Positieve factoren, die veroudering<br />

vertragen<br />

depressiviteit een gelukkige relatie<br />

het ontbreken van een dagelijkse<br />

levensroutine<br />

voldoening in het werk<br />

gebrek aan voldoening in het werk een gevoel van persoonlijk geluk<br />

onvermogen om emoties te uiten een regelmatige dagelijkse routine<br />

gevoel van machteloosheid om zichzelf<br />

of anderen te veranderen<br />

het vermogen gemakkelijk te lachen<br />

alleen wonen een bevredigend seksleven<br />

eenzaamheid het vermogen om intieme vrienden te<br />

maken en te houden<br />

een werkweek die veel te vol zit ten minste eenmaal per jaar vakantie<br />

fi nanciële lasten en schulden het gevoel het persoonlijk leven onder<br />

controle te hebben<br />

regelmatige zware zorgen plezierige vrijetijdsbesteding<br />

spijt over in het verleden gebrachte het vermogen om zijn gevoelens te<br />

offers<br />

uiten<br />

prikkelbaarheid optimisme over de toekomst<br />

kritiek op zichzelf en anderen een gevoel van fi nanciële stabiliteit<br />

Hieruit kan men besluiten dat de psychologische leeftijd afhangt van hoe<br />

goed men zich voelt op lichamelijk, sociaal en psychisch vlak.<br />

4.4 Positieve aspecten van het<br />

ouder worden<br />

> Ouder worden wil ook zeggen<br />

‘wijzer worden’. <strong>De</strong> <strong>oudere</strong> persoon<br />

heeft levenservaring, mensenkennis,<br />

vakkennis ...<br />

> Het ‘moeten werken voor de kost’ zit<br />

erop. <strong>De</strong> <strong>oudere</strong> persoon woont in zijn<br />

eigen huis. Nu kan hij tijd maken voor<br />

hobby’s zoals reizen, klussen, tuinieren,<br />

bakken, aan cultuur doen, vrijwilligerswerk<br />

doen ...<br />

> Men kan volop genieten van zijn familie.<br />

Ouderen zorgen trouwens voor een<br />

verrijking van het gezin en geven een<br />

schat aan levenservaring en kennis door<br />

aan hun kinderen en kleinkinderen.<br />

© Plantyn


B Inzicht in de levensgeschiedenis<br />

Doelstellingen<br />

Als je dit thema hebt afgewerkt, verwachten we van jou dat je:<br />

> het belang van de levensgeschiedenis in eigen woorden kunt weergeven;<br />

> inziet dat elke bejaarde een uniek persoon is met een eigen levensstijl en<br />

levensloop;<br />

> kunt uitleggen dat kennis van de levensgeschiedenis de basis is voor een<br />

goede relatie;<br />

> verschillende werkvormen kunt toelichten als hulpmiddel om de levensgeschiedenis<br />

te leren kennen.<br />

1 Elke levensgeschiedenis* is uniek<br />

1.1 <strong>De</strong> impact* van de levensgeschiedenis op het gedrag<br />

Elke <strong>zorgvrager</strong> draagt zijn eigen verleden met zich mee. Dit verleden bepaalt<br />

voor een groot deel zijn gedrag, emoties en problemen. Als je als verzorgende<br />

inzicht hebt in dit verleden, ben je beter in staat om de gepaste zorg<br />

te bieden. ©<br />

Plantyn<br />

99


100<br />

<strong>De</strong> invloed van het verleden uit zich op verschillende manieren:<br />

A Biologische kenmerken<br />

<strong>De</strong> vorming van je persoonlijkheid begint bij wat je bij de geboorte als<br />

bagage meekrijgt: een eigen geaardheid en begripsvermogen, lichamelijke<br />

kenmerken, bepaalde omstandigheden thuis enz. Je levensloop wordt onder<br />

meer gevormd door je erfelijke eigenschappen.<br />

Enkele voorbeelden:<br />

> Een opvallend talent op het gebied van sport of leervermogen kan je leven<br />

beslissend beïnvloeden.<br />

> Een lichamelijke of psychische handicap geeft weer andere perspectieven.<br />

B Socio-culturele invloeden<br />

Er zijn ook invloeden van socio-culturele* aard, zoals de waarden en normen<br />

die op een bepaald moment gelden in de maatschappij.<br />

Enkele voorbeelden:<br />

> Vroeger hoorde een meisje thuis op de huishoudschool.<br />

> Vroeger namen katholieke waarden een centrale plaats in in onze maatschappij.<br />

Naar de kerk gaan, bidden, niet vloeken ... In de meeste gezinnen<br />

werden deze zaken aangemoedigd en gerespecteerd door ouders en<br />

kinderen.<br />

C Belangrijke historische gebeurtenissen of perioden<br />

Belangrijke historische gebeurtenissen of perioden kunnen ook een grote<br />

invloed uitoefenen op de vorming van een persoonlijkheid.<br />

Enkele voorbeelden:<br />

> Wie de oorlog heeft meegemaakt, blijft de invloed daarvan voelen. <strong>De</strong>ze<br />

generatie wordt gekenmerkt door een drang naar zuinigheid, veiligheid<br />

en zekerheid. <strong>De</strong>ze personen zullen geen eten wegsmijten, geen water<br />

verspillen, ervoor zorgen dat ze geld kunnen sparen voor het geval hen<br />

iets overkomt ...<br />

> <strong>De</strong> invloed van de jaren zestig is ook niet weg te denken. <strong>De</strong>ze woelige<br />

periode werd gekenmerkt door een verlangen naar vrijheid en ongeremdheid<br />

op alle vlakken: geloof, seksualiteit, politiek, cultuur ... Senioren<br />

hebben vast heel wat te vertellen over deze periode in hun leven, al waren<br />

zij toen al van middelbare leeftijd.<br />

D Het eigen levensverloop<br />

Elke persoon heeft zijn eigen levensverloop. Dit is een verhaal van slagen en<br />

mislukken, van vreugde en verdriet. Trouwen, kinderen krijgen, het overlijden<br />

van ouders, kind of partner meemaken, zijn gebeurtenissen die ingrijpende<br />

gevolgen hebben. Dit verhaal bepaalt hoe de <strong>zorgvrager</strong> zich nu gedraagt.<br />

© Plantyn


1.2 Belang van inzicht in de levensgeschiedenis<br />

Er wordt vanzelfsprekend veel waarde gehecht aan persoonlijke contacten<br />

in de zorgrelatie. Van de verzorgende wordt verwacht dat hij de <strong>zorgvrager</strong><br />

benadert met respect en begrip. Een goede verstandhouding, waarbij de<br />

verzorgende regelmatig tijd maakt voor een persoonlijk gesprek, draagt bij<br />

tot het algemene welzijn van de <strong>zorgvrager</strong>.<br />

Taak van de verzorgende<br />

Een correcte benadering houdt in: een vriendelijk en respectvol<br />

contact, waarbij de eigenheid van de <strong>zorgvrager</strong> gerespecteerd<br />

wordt.<br />

Bv. Oswald praat heel graag over zijn boerderij: de koeien, de kalfjes, de<br />

boerenstiel … <strong>De</strong> verzorgende luistert steeds met veel interesse.<br />

Dit vraagt van de verzorgende dat hij zich verplaatst in de belevingswereld<br />

van de <strong>zorgvrager</strong>. Een correcte benadering schept een sfeer van wederzijds<br />

vertrouwen. Vooral het eerste contact is vaak bepalend voor het verdere<br />

verloop van de zorgrelatie.<br />

In een sfeer van vertrouwen zal de <strong>zorgvrager</strong> veel vlotter over zijn verleden<br />

praten. Door het maken van een persoonlijke anamnese* zul je de <strong>zorgvrager</strong><br />

sneller leren kennen en kun je hem de zorg bieden waar hij recht op heeft. Je<br />

kunt hem iets aanbieden dat afgestemd is op zijn persoonlijke verleden.<br />

© Plantyn<br />

101


102<br />

Hierbij kun je gebruikmaken van reminiscentie*. Dit is een techniek waarbij<br />

mensen vanuit een positief gestemde attitude ertoe worden gestimuleerd om<br />

zich gebeurtenissen, belevenissen en belevingen uit hun levensloop te herinneren<br />

en ze te delen met anderen.<br />

Herinneringen ophalen is goed om twee redenen:<br />

> Enerzijds zijn er hartverwarmende gebeurtenissen die deugd doen voor<br />

zowel de <strong>zorgvrager</strong> als de verzorgende. Ga daarom vooral op zoek naar<br />

positieve herinneringen.<br />

> Anderzijds zorgt het er ook voor dat het hoofd fi t blijft. Door herinneringen<br />

op te halen worden mentale processen gestimuleerd.<br />

Voorbeeld:<br />

In woonzorgcentrum Avondlicht hebben de bewoners tijdens een namiddagactiviteit<br />

gepokerd. Als Evy bewoonster Christa (81) naar haar kamer begeleidt<br />

na de activiteit, begint Christa honderduit te vertellen over haar jonge<br />

jaren, waarin zij met vrienden regelmatig afsprak om samen te pokeren. Als<br />

ze op de kamer aankomen, gaat Evy nog even zitten om verder te luisteren<br />

naar de enthousiaste verhalen van Christa. Ze hebben een fi jn gesprek en als<br />

Christa zich de week nadien even niet zo goed voelt, begint Evy nog eens<br />

over de pokernamiddag. Het humeur van Christa klaart dan meteen op.<br />

1.3 <strong>De</strong> tijdsgeest van de <strong>zorgvrager</strong><br />

Bejaarden zijn opgegroeid in een heel andere tijdsgeest. Het gezins- en<br />

sociale leven was helemaal anders. <strong>De</strong> invloed van de katholieke kerk mag<br />

hierbij niet onderschat worden.<br />

Elke <strong>zorgvrager</strong> heeft zijn eigen levensloop, maar er is sprake van een<br />

gemeenschappelijk verleden. <strong>De</strong> rustoordbewoners zijn van dezelfde generatie.<br />

Zij zijn tijdgenoten. Ze hebben dezelfde maatschappelijke ontwikkelingen<br />

meegemaakt.<br />

© Plantyn


Geboren vóór 1945<br />

‘Wij werden geboren vóór de televisie, de penicilline, de polioprikken,<br />

het diepvriesvoedsel, de fotokopie, het plastiek, en … dé pil.<br />

Wij werden geboren vóór de radar, de creditcards, de atoomsplitsing,<br />

de laserstralen, de ballpoints, de panty’s, de afwasmachines, de droogzwierders,<br />

de elektrische dekens, de airconditioning, en voor de mens<br />

op de maan wandelde.<br />

Wij trouwden eerst en woonden dan samen!<br />

Hoe ouderwets tegenwoordig ...<br />

Wij werden geboren toen er nog huisvrouwen en geen huismannen<br />

waren.<br />

Vóór de computerspelletjes, computerhuwelijken, duobanen.<br />

Vóór er kinderdagverblijven, onthaalmoeders, groepstherapie en<br />

speciale verpleeghuizen waren.<br />

In onze jeugd waren kevers een soort insecten en geen auto’s.<br />

Een muis was een klein knaagdiertje in plaats van een computeronderdeel,<br />

en een ontsteking had niets te maken met elektronica maar<br />

meestal met een pijnlijk oor, tandvlees of iets dergelijks.<br />

Wij hadden nog nooit gehoord van tl-lampen, cd’s, FM, VHF, gsm’s,<br />

video’s, tapedecks, magnetrons, toetsenborden, faxen, kunstharten,<br />

kunstnieren, tekstverwerkers, printers, draadloze telefoons, booreilanden,<br />

gezondheidswinkels en jongens met oorringen, hippies,<br />

junkies, Hells Angels, vips en bomvrouwen.<br />

Wij waren er vóór de btw, de MUG, het ecosysteem, VTM, IJsboerke en<br />

Bobbejaanland.<br />

In die tijd betekende ‘made in Japan’ gewoonweg rommel.<br />

Wij hadden nog nooit gehoord van pizza’s, McDonald’s, hotdogs en<br />

BBQ.<br />

Een nieuwe auto kostte niet zo veel, maar niemand kon er een kopen.<br />

In die tijd stond sigaretten roken chic en interessant.<br />

‘Pot’, dat was iets om in te koken, ‘gras’ betekende gras en ‘aids’ was<br />

Engels voor helpers.<br />

Een relatie had te maken met zakendoen en niet met een bed,<br />

Latrelaties kenden we niet.<br />

<strong>De</strong> roze kleur had iets te maken met baby’s en homo betekende ‘mens’.<br />

We waren er niet voordat het onderscheid tussen de seksen werd<br />

ontdekt maar wel vóór het kunnen veranderen van die seksen.<br />

Wij zijn de laatste generatie die nog dacht dat je een man moest<br />

hebben om een baby te kunnen krijgen.<br />

Zo zijn er nog talloze, voor ons onbekende zaken.<br />

Te veel om op te noemen.<br />

Geen wonder dat wij soms in de war zijn en dat er een generatiekloof is.’<br />

© Plantyn<br />

Bron: www.animators.be<br />

103


104<br />

Zoals je kunt lezen in de tekst ‘Geboren vóór 1945’ zijn de normen en waarden<br />

gewijzigd tegenover vroeger.<br />

Enkele voorbeelden:<br />

> Samenwonen mocht alleen als je trouwde.<br />

> <strong>De</strong> vrouw bleef thuis en zorgde voor het gezin.<br />

> Kinderen kwamen binnen het huwelijk.<br />

Taak van de verzorgende<br />

In het werk als verzorgende is het belangrijk dat je de waarden en<br />

normen van anderen respecteert en dat je er rekening mee houdt dat<br />

ze door de levensgeschiedenis vaak afwijken van jouw waarden en<br />

normen.<br />

1.4 <strong>De</strong> levensgeschiedenis leren kennen<br />

Om een optimale zorg te bieden, is het belangrijk dat de <strong>zorgvrager</strong> zo veel<br />

mogelijk de kans krijgt om zijn eigen levensstijl verder te zetten. Dit kan alleen<br />

als we voldoende informatie over de <strong>zorgvrager</strong> hebben. Iedere hulpverlener<br />

zou hem moeten beschouwen als een persoon met een unieke levensloop, een<br />

vertegenwoordiger van levenswaarden en een auteur van een levensverhaal.<br />

Mogelijke werkvormen:<br />

> Levensloopfi che*<br />

Een levensloopfi che is een informatiefi che die bestaat uit allerlei vragen.<br />

<strong>De</strong> vragen hebben betrekking op het fysisch, psychisch, sociaal en zingevend<br />

vlak.<br />

<strong>De</strong>ze vragenlijst kan bij de opname ingevuld worden. Dit noemt men een<br />

intakegesprek. ©<br />

Plantyn


Ook al zijn we bereid om de levensgeschiedenis te leren kennen bij de<br />

opname, sommige situaties bemoeilijken het verzamelen van gegevens.<br />

Enkele voorbeelden:<br />

– <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> is dement.<br />

– <strong>De</strong> nieuwe bewoner wil de omgeving beter leren kennen alvorens zijn<br />

verhaal te doen.<br />

– <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> heeft tijd nodig om het personeel te vertrouwen.<br />

> Vertelvorm<br />

<strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> vertelt over zijn verleden. Dit kan zowel individueel als in<br />

groep.<br />

Hierbij wordt een specifi ek onderwerp besproken: de schooltijd, het huwelijk<br />

...<br />

> Discussievorm<br />

Vanuit de vertelvorm kun je dieper ingaan op elkaars verhalen en commentaar<br />

geven op de gedeelde ervaringen.<br />

> Ontspanningsvorm<br />

Bv. samen naar een fi lm of oude foto’s kijken.<br />

> Levensloopspel*<br />

Aan de hand van een spel worden er vragen over verschillende thema’s<br />

gesteld, zoals school, werken of ouderlijk huis.<br />

> Levensboeken*<br />

Een levensboek bevat foto’s, teksten en afbeeldingen over gebeurtenissen<br />

en voorvallen uit iemands leven. Levensboeken geven <strong>oudere</strong>n de kans<br />

om alleen of met anderen terug te kijken op hun leven.<br />

© Plantyn<br />

105


106<br />

C Fysieke veranderingen<br />

Doelstellingen<br />

Als je dit thema hebt afgewerkt, verwachten we van jou dat je:<br />

> de lichamelijke veranderingen bij het ouder worden beknopt kunt<br />

omschrijven;<br />

> de kenmerken van de ouderdomsmotoriek kunt omschrijven;<br />

> de oorzaken van de ouderdomsmotoriek kunt omschrijven;<br />

> de gevolgen van de ouderdomsmotoriek kunt omschrijven;<br />

> de voordelen van regelmatig bewegen kunt toelichten;<br />

> tips kunt opnoemen om de <strong>zorgvrager</strong> te stimuleren om te bewegen;<br />

> je kunt inleven in de belangrijkste gezichtsproblemen van de <strong>zorgvrager</strong>;<br />

> kunt omschrijven hoe je blinden en slechtzienden aangepast begeleidt;<br />

> je kunt inleven in slechthorigheid en doofheid;<br />

> aandachtspunten kunt formuleren in het omgaan met slechthorenden en<br />

doven;<br />

> kunt omschrijven hoe je slechthorende of dove <strong>zorgvrager</strong>s aangepast<br />

begeleidt bij dagelijkse activiteiten;<br />

> hulpmiddelen kunt opnoemen voor slechthorenden en doven;<br />

> de gevaren van een verminderde werking van de tast-, smaak- en reukzin<br />

kunt aanduiden;<br />

> de vicieuze cirkel waarin het bewegen van <strong>oudere</strong>n terechtkomt, kunt<br />

uitleggen;<br />

> de vicieuze cirkel aan de hand van voorbeelden kunt illustreren.<br />

Fit oud worden, voor velen is dit een droom. Door gezond te leven<br />

en ons lichaam goed te verzorgen, hopen we op latere leeftijd nog<br />

vitaal en fi t voor de dag te komen. Dankzij de stijgende welvaart<br />

en de grotere aandacht voor gezondheid en verzorging wordt deze<br />

droom voor een deel werkelijkheid. <strong>De</strong> levensverwachting stijgt en<br />

heel wat mensen kunnen langer genieten van een gezonde oude<br />

dag. Toch ontsnapt niemand aan de fysieke veranderingen die<br />

gepaard gaan met het ouder worden. <strong>De</strong> uiterlijke verschijning verandert,<br />

het lichaam wordt minder soepel en de zintuigen gaan onvermijdelijk<br />

achteruit. Bovendien vergroot de kans op typische ouderdomskwaaltjes<br />

en -aandoeningen bij het stijgen van de leeftijd.<br />

©<br />

Voor de verzorgende is er een belangrijke taak weggelegd om<br />

<strong>oudere</strong>n die hulpbehoevend zijn op te vangen. Daarbij is het belangrijk<br />

om goed in te schatten welke impact fysieke veranderingen<br />

hebben op het functioneren van <strong>oudere</strong>n. In dit hoofdstuk overlopen<br />

we typische fysieke veranderingen die voorkomen bij het ouder<br />

worden.<br />

Plantyn


1 Lichamelijke veranderingen<br />

Bij het ouder worden verandert het lichamelijk functioneren:<br />

1.1 Lichamelijk functioneren<br />

Bij het ouder worden, treden er uiterlijke veranderingen op die bij iedereen<br />

vroeg of laat waarneembaar zijn. Enkele voorbeelden:<br />

> Het haar wordt dunner.<br />

> <strong>De</strong> lichaamsbeharing wordt grijs.<br />

> Er verschijnen rimpels en pigmentvlekken in de huid.<br />

> Er is een toename van haargroei in de neus en oren.<br />

> Het tandvlees wijkt wat terug, zodat de tanden minder zichtbaar worden<br />

In onze westerse cultuur wordt veel<br />

belang gehecht aan een verzorgd en<br />

jeugdig uiterlijk. Daarom besteden<br />

heel wat <strong>oudere</strong> mensen veel<br />

aandacht aan het wegwerken van<br />

ouderdomsverschijnselen. Ze willen<br />

er jong blijven uitzien en hebben<br />

daar veel voor over.<br />

© Plantyn<br />

Als verzorgende kun je <strong>zorgvrager</strong>s<br />

een groot plezier doen door hen een complimentje te geven over hun uiterlijk.<br />

Dit maakt soms hun hele dag goed. Doe dit wel met mate, zodat het<br />

geloofwaardig blijft.<br />

107


108<br />

Als verzorgende sta je <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong>s bij in de zorg voor hun uiterlijk.<br />

Bekijk hiervoor de verzorgingsfi ches in Naslagwerk verzorgingstechnieken.<br />

<strong>De</strong> algemene weerstand vermindert langzaam en alle organen gaan trager<br />

werken. Dit geldt ook voor de stofwisseling en uitscheidingsorganen. Het<br />

lichaam kan steeds moeilijker zijn afvalstoffen kwijt, waardoor een opeenhoping<br />

ontstaat. Dit verklaart waarom sommige ziekten bij senioren vaker voorkomen.<br />

Reumatische klachten bijvoorbeeld zijn een rechtstreeks gevolg van<br />

een opeenhoping van urinezuur.<br />

Je vindt hierover meer informatie in Naslagwerk aandoeningen observeren<br />

en herkennen.<br />

1.2 Lichaamsbouw en -houding<br />

<strong>De</strong> lichaamsbouw van <strong>oudere</strong> mensen verandert: de lengte neemt tussen je<br />

dertigste en tachtigste met ongeveer 10 cm af. Het gewicht neemt bij het<br />

ouder worden gewoonlijk ook wat af.<br />

Ook de lichaamshouding van <strong>oudere</strong> mensen verandert: ze krijgen de neiging<br />

om meer voorover gebogen te lopen. Dit vergroot de kans op vallen. Uit<br />

verschillende studies over thuiswonende <strong>oudere</strong>n blijkt dat in de leeftijdscategorie<br />

boven de 65 jaar ongeveer 33 % minstens eenmaal gevallen is in<br />

het afgelopen jaar. Bij personen boven 80 jaar loopt dit cijfer op tot 50 %.<br />

Daarom is het noodzakelijk dat je als verzorgende weet hoe je valpartijen<br />

kunt voorkomen.<br />

© Plantyn


2 Motorische veranderingen*<br />

Sporten, dansen, fi etsen ... Voor de meeste jongeren is het evident dat ze dit<br />

kunnen. Maar hoe zou jij je voelen als je dit niet meer goed kon? Of erger<br />

nog, wat zou je doen als je bijvoorbeeld helemaal niet meer kon stappen?<br />

Bij het ouder worden treden er veranderingen op motorisch vlak op. Zowel<br />

de fi jne motoriek als de grove motoriek gaan achteruit.<br />

2.1 Kenmerken van de ouderdomsmotoriek*<br />

A Verminderde spierkracht<br />

<strong>De</strong> spiermassa vermindert door het afnemen van de spiervezels. Daardoor<br />

vermindert ook de spierkracht. <strong>De</strong> <strong>oudere</strong> gaat gebogen lopen.<br />

Bv. Maria kan haar voeten minder opheffen. Als er een oneffenheid is, struikelt<br />

ze gemakkelijk.<br />

B Minder soepele gewrichten<br />

Er treedt artrose op, waardoor de gewrichten verstijven en vervormen.<br />

Artrose kan erg pijnlijk zijn en de beweging heel sterk beperken en zelfs<br />

onmogelijk maken.<br />

Bv. Louisa kan haar arm niet meer omhoog doen om haar haar te kammen.<br />

C Minder gevoel voor evenwicht<br />

> Oudere mensen hebben meer tijd nodig om hun evenwicht te vinden,<br />

nadat ze van lichaamshouding veranderd zijn.<br />

> Het valpatroon verandert met het ouder worden.<br />

a<br />

b<br />

Bron: Geriatrie dagelijkse praktijk Pfi zer<br />

© Plantyn<br />

109


110<br />

Wanneer men traag stapt (b), heeft men meer kans om achteruit op de heup<br />

te vallen dan bij een snelle stap (a). Ouderen vallen dus achteruit.<br />

D Verminderde combinatiemotoriek<br />

Ouderen kunnen moeilijk twee handelingen tegelijkertijd doen.<br />

Bv. Tegelijk wandelen en praten verloopt moeilijk.<br />

2.2 Gevolgen van de ouderdomsmotoriek<br />

A <strong>De</strong> <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong> beweegt moeilijker<br />

> Ouderen hebben vaak de neiging om voorover te buigen. Dit is zeker<br />

het geval bij personen met osteoporose, bij wie de kromming van de rug<br />

toeneemt.<br />

> Er is een versterkte buiging van de knieën en de ellebogen. <strong>De</strong> bejaarde<br />

beweegt stapje voor stapje. Het staptempo en de lengte van de passen<br />

nemen af.<br />

B <strong>De</strong> bejaarde krijgt een ander bewegingspatroon<br />

a b<br />

Bron: Geriatrie dagelijkse praktijk Pfi zer<br />

<strong>De</strong> karakteristieke veranderingen in het gangpatroon bij <strong>oudere</strong>n:<br />

> <strong>De</strong> stappen worden kleiner (b). Daarmee verkleint het steunvlak.<br />

> Onze handen helpen ons om ons evenwicht te houden (a). Bij <strong>oudere</strong>n zijn<br />

de handen dicht bij het lichaam, waardoor ze sneller uit evenwicht raken (b)<br />

> Het bovenlichaam buigt naar voren, wat een verminderd evenwicht geeft (b)<br />

C <strong>De</strong> bewegingen worden eenvormiger<br />

<strong>De</strong> bewegingen zullen steeds hetzelfde patroon hebben.<br />

Bv. Een bejaarde loopt niet meer naar de telefoon, maar beweegt zich er<br />

trager en rustiger naartoe.<br />

D <strong>De</strong> bejaarde beweegt minder<br />

Bv. Vroeger ging <strong>De</strong>lphine zelf naar het winkeltje van het rustoord. Het duurde<br />

een half uur voor ze terug was. Daarna moest ze een uur rusten. Zo moe was<br />

ze hiervan. Nu vraagt ze het aan haar kleindochter.<br />

© Plantyn


2.3 Omgaan met motorische veranderingen<br />

Wie fi t en lenig is, kan een val beter voorkomen of opvangen. Bewegen is<br />

daarom een belangrijke manier om een val te voorkomen.<br />

Heel wat personen ondervinden op hoge leeftijd beperkingen op het vlak<br />

van hun mobiliteit. Door aandoeningen zoals osteoporose, artrose en spieratrofi<br />

e wordt bewegen pijnlijk. Toch is lichaamsbeweging noodzakelijk om fi t<br />

te blijven, zowel lichamelijk als geestelijk. Wie de hele dag stilzit of ligt, zal<br />

naast van de reeds bestaande klachten ook last krijgen van spiercontracties,<br />

doorligwonden, verveling en eenzaamheid.<br />

<strong>De</strong> overheid dringt erop aan om voldoende<br />

bewegingsanimatie voor de bewoners van rustoorden<br />

te organiseren. Zorgverstrekkers moeten<br />

zich ervan bewust zijn dat een vriendelijk aangeboden<br />

rolstoel minstens even vaak een straf is als<br />

een zegen.<br />

Beweging kan ingebouwd worden in de dagelijkse<br />

activiteiten (bv. korte wandeling naar de<br />

winkel of met de hond). Ouderen kunnen ook<br />

deelnemen aan georganiseerde bewegingsactiviteiten<br />

in groepsverband en onder begeleiding.<br />

Op die manier wordt ook het sociaal contact<br />

gestimuleerd.<br />

Voordelen van regelmatig bewegen:<br />

> grotere spierkracht doordat de spiermassa behouden blijft (valpreventie);<br />

> meer soepelheid in de spieren en pezen;<br />

> minder stramme en minder pijnlijke gewrichten;<br />

> verbeterde coördinatie, waardoor de stabiliteit verhoogt en je minder<br />

valt;<br />

> groter uithoudingsvermogen, betere conditie;<br />

> betere toestand van hart- en bloedvaten: geen cholesterol en geen<br />

daling van elasticiteit. <strong>De</strong> hartslag blijft lager;<br />

> lagere bloeddruk;<br />

> betere controle van het gewicht;<br />

> sterkere botten, doordat beweging de aanmaak van calcium in de<br />

beenderen stimuleert;<br />

> beter evenwicht;<br />

> minder kans op ziekte;<br />

> beter psychosociaal welzijn:<br />

– het zelfbeeld verbetert<br />

– het zelfvertrouwen neemt toe<br />

– de kans op depressie vermindert<br />

– men voelt zich goed<br />

– men heeft meer plezier in het leven<br />

© Plantyn<br />

111


112<br />

Tips om de <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong> te stimuleren om meer te bewegen:<br />

> Neem de tijd om nu en dan korte afstanden te stappen met de <strong>zorgvrager</strong>.<br />

Voer ondertussen een gesprekje en maak er een ontspannend<br />

moment van.<br />

> Geef de <strong>zorgvrager</strong> een doel om te bewegen. Laat hem bijvoorbeeld<br />

zelf iets halen waar hij zin in heeft.<br />

> Zoek samen met de <strong>zorgvrager</strong> hoe hij zich kan aanpassen aan de<br />

verminderde mogelijkheden. Bespreek mogelijke oplossingen voor<br />

zijn beperkingen.<br />

> Stel voor om te bewegen in groepsverband. Het sociale aspect maakt<br />

de activiteit aantrekkelijker en is goed voor de geestelijke gezondheid.<br />

© Plantyn


3 Sensorische veranderingen*<br />

3.1 Het gezichtsvermogen<br />

A Achteruitgang van het gezichtsvermogen<br />

Bij de meeste mensen gaat het gezichtsvermogen* bij het ouder worden<br />

enigszins achteruit. Personen die voordien al verziend waren, slagen er steeds<br />

minder goed in om nabijgelegen objecten scherp te zien. Enkele oogaandoeningen<br />

die typisch zijn voor het verouderingsproces zijn cataract en glaucoom.<br />

B Signalen die wijzen op problemen met betrekking tot het gezichtsvermogen:<br />

> Voorwerpen zien er vervormd uit.<br />

> Er is meer licht nodig om te lezen.<br />

> <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> heeft problemen om woorden te herkennen bij het lezen.<br />

> <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> krijgt vlekken voor de ogen.<br />

DOE ZELF DE TEST<br />

> Houd het rooster op 30 cm van je gezicht (met je bril of lenzen als je<br />

er draagt).<br />

> Bedek een van je ogen met je hand.<br />

> Kijk met het andere oog strak naar het middelpunt van het rooster.<br />

> Herhaal de test met het andere oog.<br />

© Plantyn<br />

113


114<br />

vervormingen van rechte lijnen vlekken in het centrale gezichtsveld<br />

C Omgaan met blinden/slechtzienden<br />

> Hulp aanbieden<br />

– Als je hulp wilt bieden aan een<br />

blinde of slechtziende, vraag<br />

dan eerst of hij wel hulp nodig<br />

heeft en hoe je hem het best kunt<br />

helpen.<br />

– Als je een blinde of slechtziende<br />

de weg wilt wijzen, vraag dan hoe<br />

je hem het best kunt helpen: is<br />

het bijvoorbeeld genoeg om aan<br />

de persoon te vertellen welke<br />

kant hij uit moet of kun je beter<br />

meelopen? Op welke manier kun<br />

je de persoon begeleiden?<br />

– Vermijd nietszeggende woorden<br />

zoals ‘hier’ en ‘daar’ en vermijd<br />

wijzen en ander gebruik van<br />

lichaamstaal.<br />

– Als een visueel gehandicapte<br />

persoon je aanbod om te helpen<br />

afslaat, dring dan niet aan.<br />

> Begeleiden<br />

– <strong>De</strong> meest gebruikte techniek van begeleiden, is wanneer de blinde<br />

of slechtziende jouw elleboog met de hand vastneemt, zodat hij iets<br />

achter je loopt. Zo kan hij je goed volgen.<br />

– Als je een blinde of slechtziende begeleidt en jullie moeten een trap<br />

op of af, sta dan even stil voordat je de trap op- of afgaat.<br />

– Zeg liever niet hoeveel treden de trap heeft (je kunt namelijk verkeerd<br />

tellen). In plaats daarvan waarschuw je het best even als je aan het<br />

einde van de trap komt.<br />

– Als je aan een blinde of slechtziende wilt duidelijk maken waar een<br />

deurknop, stoel of ander voorwerp zich bevindt, leg je het best zijn<br />

hand even op het voorwerp. Het is niet nodig en vaak irritant om hem<br />

in de stoel te duwen; de persoon kan prima zelf gaan zitten.<br />

© Plantyn


Een gesprek voeren<br />

– Spreek de persoon rechtstreeks aan. Het komt neerbuigend over als<br />

je via iemand met hem praat.<br />

– Noem de blinde of slechtziende bij naam als je hem of haar aanspreekt.<br />

Zo weet de persoon dat je het tegen hem hebt.<br />

– Stel jezelf voor als je een gesprek met een blinde of slechtziende<br />

begint. Ga er niet automatisch van uit dat hij je stem zal herkennen.<br />

– Het is volstrekt onnodig om extra luid tegen een visueel gehandicapte<br />

te spreken. Hij heeft meestal geen gehoorprobleem.<br />

– Gebruik gerust woorden zoals ‘zien’ en ‘kijken’ zoals je die bij<br />

normaal zienden ook zou gebruiken. <strong>De</strong>ze begrippen behoren tot de<br />

normale taal en een blinde begrijpt waarover je het hebt.<br />

– Reageer met woorden, niet alleen door te knikken of nee te schudden<br />

of iets dergelijks. <strong>De</strong> kans is groot dat de blinde of slechtziende persoon<br />

je lichaamstaal niet opmerkt.<br />

– Sommige blinden en slechtzienden willen liever niet over hun handicap<br />

praten, terwijl andere het geen probleem vinden om vragen te beantwoorden.<br />

Het is beleefd om de betreffende persoon te vragen of hij<br />

het erg vindt als je vragen over zijn blindheid stelt.<br />

– Zeg het duidelijk als je weggaat, zodat de blinde of slechtziende<br />

persoon niet verder praat tegen de lucht, alsof je nog aanwezig bent.<br />

> Eten en drinken<br />

– Sommige blinden en slechtzienden willen graag dat je vertelt wat er<br />

op hun bord ligt. Vaak wordt gedaan alsof het bord een klok is: bv.<br />

aardappels op 9 uur (= helemaal aan de linkerkant van het bord) en<br />

groente op 6 uur.<br />

– Als je een glas drank of iets dergelijks aanbiedt, zeg dan waar je het<br />

neerzet of raak met de onderkant van het glas even de hand van de<br />

blinde persoon aan, zodat hij het glas kan aannemen.<br />

– Als je uit eten bent, is het beleefd om aan te bieden om de menukaart<br />

voor te lezen.<br />

> Andere tips<br />

– Laat deuren en ramen helemaal open of helemaal dicht; halfopen<br />

ramen en deuren worden niet altijd met een blindenstok gevoeld en<br />

de slechtziende kan ze waarschijnlijk niet zien.<br />

– Leg spullen terug op hun plaats nadat je ze gebruikt hebt. Veel<br />

blinden en slechtzienden geven dingen namelijk een vaste plek,<br />

zodat ze ze makkelijker kunnen terugvinden.<br />

– Sommige slechtzienden lezen of schrijven langzamer dan goedzienden.<br />

Houd daar rekening mee.<br />

– Aai geen blindengeleidehonden of geef hen geen speciale aandacht.<br />

<strong>De</strong>ze honden zijn aan het werk en beschermen de veiligheid van de<br />

baas.<br />

© Plantyn<br />

Meer tips? Surf naar www.kimbols.be.<br />

115


116<br />

D Taak van de verzorgende<br />

Als verzorgende is het belangrijk om respectvol om te gaan met de <strong>zorgvrager</strong>.<br />

Stimuleer hem om zo veel mogelijk zelf te doen, maar forceer hem in<br />

geen geval. Je zult versteld staan van wat de <strong>zorgvrager</strong> nog allemaal zelf kan.<br />

E Hulpmiddelen en voorzieningen voor blinden en slechtzienden<br />

Het belangrijkste hulpmiddel is een bril. Voor personen die ook met bril<br />

niet goed kunnen zien, zijn er andere hulpmiddelen. Het uitzoeken van het<br />

geschikte hulpmiddel kan het best gebeuren in samenspraak met de oogarts<br />

of opticien. Bij <strong>oudere</strong>n wordt het succes van het hulpmiddel voor een groot<br />

deel bepaald door persoonlijke motivatie, doorzettingsvermogen en het<br />

vermogen om zich aan te passen aan de beperkingen die elk hulpmiddel<br />

stelt.<br />

Enkele voorbeelden van hulpmiddelen en voorzieningen voor blinden en<br />

slechtzienden:<br />

> boeken of tijdschriften in brailleschrift;<br />

> groteletterboeken;<br />

> gesproken boek: een geluidsopname van een voorgelezen boek;<br />

> telefoonring: extra vet gedrukte cijfers die los op de telefoon geplaatst<br />

kunnen worden;<br />

> speciale speelkaarten met reliëf of grote letters;<br />

> dominostenen met dikke punten en dobbelstenen met uithollingen;<br />

> witte stok voor blinden, gele stok voor slechtzienden;<br />

> braillehorloge, waarop men kan voelen hoe laat het is;<br />

> sprekende wekker of klok: met een druk op de toets wordt het uur gezegd;<br />

> kousensamenhouder: dit dient om de kousen samen te houden tijdens de<br />

was, zodat de blinde of slechtziende gelijke sokken achteraf samen kan<br />

opbergen;<br />

> braille-etiket: dit etiket wordt in de kleren genaaid. Er staat in braille in<br />

geborduurd welke kleur het kledingstuk heeft.<br />

Surf eens op http://www.integra-belgium.com/. Hier vind je vele hulpmiddelen<br />

die zowel door jonge als <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong>s gebruikt kunnen worden.<br />

© Plantyn


3.2 Het gehoor<br />

A Achteruitgang van het gehoor*<br />

Het vermogen om hoge tonen te horen neemt af bij het<br />

ouder worden. Als iemand niet meer in staat is om een<br />

normaal gesprek te volgen of als hij het geluid van de<br />

radio of televisie zo hard zet dat anderen erover klagen,<br />

dan is het aanbevolen een arts te raadplegen.<br />

B Omgaan met doven en slechthorenden<br />

> Kijk de slechthorende altijd aan<br />

Zorg dat je gezicht en mond goed zichtbaar zijn. Probeer licht op je gezicht<br />

te laten vallen in plaats van met je rug naar het licht te gaan staan of zitten.<br />

Spreek altijd in de richting van de slechthorende (vooral in gezelschap),<br />

zodat hij van je gezicht en mond kan afl ezen (liplezen) wat je zegt. Het<br />

is niet nodig om overdreven bewegingen te maken met de mond. Trek<br />

indien nodig eerst de aandacht als je begint te spreken. Houd je hand niet<br />

voor je mond als je spreekt en eet en rook niet terwijl je een slechthorende<br />

aanspreekt.<br />

> Ga gerust wat dichter staan<br />

Spreek een slechthorende of dove niet toe van op een grote afstand.<br />

Je spreekt beter wat stiller en van op een kleine afstand (ongeveer een<br />

meter). Let er wel op dat je gezicht altijd zichtbaar blijft.<br />

> Gebruik intonantie en leg accenten<br />

Spreek rustig, maar behoud je natuurlijke spreekritme. Leg de nodige<br />

accenten en pauzes. Iemand die lipleest, haalt veel informatie uit het ritme,<br />

de toon, de melodie en de accenten. Als je te traag spreekt, wordt het<br />

voor de slechthorende eentonig en moeilijk om het ritme en de melodie<br />

te horen. Articuleer duidelijk maar overdrijf niet. Als je te grote mondbewegingen<br />

maakt, kan een slechthorende niet meer liplezen.<br />

> Herhaal met andere woorden<br />

Heb geduld en blijf kalm als je een zin verschillende keren moet herhalen.<br />

Herhaal de zin eens met andere, betere begrijpbare woorden.<br />

> Schreeuw nooit tegen een slechthorende<br />

Hard roepen is voor mensen met een hoortoestel geen oplossing en kan<br />

zelfs storingen veroorzaken.<br />

> Vermijd omgevingslawaai<br />

Zet de radio of het geluid van de televisie uit. Voor hardhorenden is een<br />

dergelijk achtergrondgeluid erg storend. Praat ook niet met twee door<br />

elkaar.<br />

© Plantyn<br />

117


118<br />

> Toon respect voor de slechthorende<br />

Heb respect als een slechthorende te moe is om een gesprek te blijven<br />

volgen. Actief luisteren en liplezen vergen namelijk heel wat concentratie.<br />

Zorg dat een slechthorende ook in gezelschap kan mee lachen. Lach een<br />

slechthorende niet uit als hij blundert.<br />

> Schrijf belangrijke informatie op<br />

Doe dit niet constant en enkel als je hiermee misverstanden kunt vermijden.<br />

C Hulpmiddelen voor doven of slechthorenden<br />

> telefoons waarvan het volume aangepast kan worden aan de behoefte van<br />

de <strong>zorgvrager</strong>;<br />

> waarschuwingssystemen wanneer er problemen zijn bij het horen van de<br />

deurbel, telefoon, rookmelder of babyfoon: bij een slechthorende kan<br />

men het geluid versterken, bij doven kan men gebruikmaken van een lichtsignaleringssysteem;<br />

> een gehoorapparaat.<br />

Surf ook eens naar www.gehoor.be.<br />

3.3 <strong>De</strong> tastzin<br />

A Achteruitgang van de tastzin*<br />

Er zitten heel wat verschillende soorten zenuwuiteinden vlak onder de huid.<br />

Via die zenuwuiteinden worden verschillende signalen opgevangen en naar<br />

de hersenen gestuurd. Zo merken we het verschil op tussen warmte en<br />

koude, kunnen we aanrakingen en pijn voelen, voelen we wat zacht en hard<br />

is, voelen we drukverschillen ... Bij het ouder worden is er een achteruitgang<br />

van deze signaalfunctie van de huid.<br />

Oudere <strong>zorgvrager</strong>s zijn minder gevoelig voor koude en warme temperaturen<br />

en pijn. Enkele gevolgen hiervan zijn:<br />

> Ze verbranden zich makkelijker (bv. door badwater, fornuis).<br />

> Ze kwetsen zich sneller (bv. door snijwonden) en merken het minder snel<br />

op.<br />

> Ze hebben minder gevoel in de voetzolen (en soms in de handen). Daardoor<br />

voelen ze minder goed hoe ze precies op de grond staan en verliezen<br />

ze sneller hun evenwicht.<br />

> Er treden soms tintelingen op in voeten en handen.<br />

> Diabetespatiënten hebben een verminderde tastzin aan de voeten.<br />

Enkele voorbeelden:<br />

> Je ziet dat het been van Maria bloedt. Wanneer je vraagt hoe dit komt,<br />

schrikt ze op. Ze weet helemaal niet dat ze zich bezeerd heeft.<br />

> Aan het bad van Paul heb je een thermostatische kraan laten installeren.<br />

Paul voelt zelf niet goed aan of het water te koud of te warm is.<br />

© Plantyn


B Taak van de verzorgende<br />

<strong>De</strong> verzorgende ziet toe op de veiligheid<br />

van de <strong>zorgvrager</strong>. Enkele hulpmiddelen<br />

en technieken zijn:<br />

> thermostatische kraan;<br />

> comfortabele schoenen;<br />

> vuur met knop die oplicht zolang<br />

het warm is;<br />

> goede voetverzorging (door pedicure);<br />

> de <strong>zorgvrager</strong> wijzen op mogelijke<br />

gevaren.<br />

3.4 <strong>De</strong> reuk- en smaakzin<br />

A Achteruitgang van reuk- en smaakzin<br />

Ook de smaak- en reukzin* van de <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong> gaan achteruit. <strong>De</strong>ze<br />

zintuigen werken samen. <strong>De</strong> tong is bedekt met duizenden kleine smaakpapillen,<br />

die de smaken van voedsel en drank opnemen. <strong>De</strong> neus zit vol met<br />

dunne haartjes en zenuwen. <strong>De</strong> haartjes vangen geuren op en de zenuwen<br />

sturen boodschappen over de reuk naar je hersenen. Als je in een appel bijt,<br />

ruikt je neus dus de geur en proeft je tong het lekkers.<br />

Doordat er een verminderde signaalfunctie van deze zintuigen is, neemt de<br />

<strong>zorgvrager</strong> minder smaken en geuren waar (hij merkt bijvoorbeeld niet op dat<br />

voedsel bedorven is).<br />

B Taak van de verzorgende<br />

<strong>De</strong> verzorgende ziet toe op de veiligheid van de <strong>zorgvrager</strong>. Enkele mogelijke<br />

technieken zijn:<br />

> de versheidsdatum nakijken;<br />

> eten op de eetbare temperatuur opdienen;<br />

> hete dranken vooraf afkoelen;<br />

> de <strong>zorgvrager</strong> wijzen op mogelijke gevaren.<br />

© Plantyn<br />

119


120<br />

4 Sensomotorische veranderingen<br />

Ouderdom komt met gebreken. Er is zowel op sensorisch vlak als op motorisch<br />

vlak achteruitgang merkbaar. <strong>De</strong> achteruitgang van de zintuigen en<br />

het stroever worden van de spieren en gewrichten hebben tot gevolg dat<br />

<strong>oudere</strong>n trager worden in hun lichamelijke reacties. Soms reageren ze te<br />

traag, wat de kans op vallen vergroot.<br />

Voorbeeld:<br />

Lena (83) kijkt strak naar de grond als ze over straat wandelt. Ze is bang dat ze<br />

over iets zal struikelen en kijkt dus goed waar ze stapt. Gisteren kwam een<br />

spelend jongetje van opzij op haar afgelopen. Lena had hem door haar<br />

gehoorprobleem niet gehoord en ze had hem ook niet gezien, doordat ze<br />

naar haar voeten aan het kijken was. Toen de jongen tegen haar aanliep,<br />

schrok ze zo dat ze achteruitdeinsde en haar evenwicht verloor. Zo is ze<br />

achteruit op straat gevallen. Ze had geluk dat de val niet te ernstig was, maar<br />

een volgende keer kan het minder goed afl open ...<br />

Heel wat <strong>oudere</strong>n worden met dit soort<br />

problemen geconfronteerd. Ze reageren langzamer<br />

en hun houdingen zijn minder stabiel.<br />

Incidenten zoals dat met Lena leiden tot een<br />

grote onzekerheid. Het gevolg is dat heel wat<br />

<strong>oudere</strong>n schrik krijgen om buiten te komen en<br />

liever in hun veilige omgeving thuis of in het<br />

WZC blijven. <strong>De</strong> sensomotorische achteruitgang<br />

kan dus leiden tot een negatieve vicieuze<br />

cirkel. Doordat de <strong>zorgvrager</strong>s minder<br />

bewegen, worden de spieren en gewrichten<br />

steeds stroever, waardoor bewegen nog moeilijker<br />

wordt. Zo kunnen de bewegingsmogelijkheden<br />

op korte tijd sterk achteruitgaan.<br />

Voorbeeld:<br />

Lena vertelt de volgende dag aan haar thuisverzorgster dat ze niet meer te<br />

voet naar de winkel durft, omdat ze bang is om nog eens te vallen. Ze vraagt<br />

of de verzorgster haar boodschappen wil doen. Ze vindt het veiliger om<br />

voortaan binnen te blijven.<br />

© Plantyn


In schema stellen we dit proces als volgt voor:<br />

stroeve gewrichten en<br />

stijve spieren<br />

bewegen wordt moeilijker achteruitgang zintuigen<br />

minder bewegen<br />

Taken van de verzorgende:<br />

> Zowel in de thuiszorg als in een WZC is het<br />

belangrijk om de <strong>zorgvrager</strong> te stimuleren<br />

om aan lichaamsbeweging te doen.<br />

> Praat met de <strong>zorgvrager</strong> over zijn angsten<br />

en probeer hem stap voor stap te overtuigen<br />

om weer handelingen zelf uit te<br />

voeren.<br />

> Bied ondersteuning als de <strong>zorgvrager</strong> te<br />

onzeker is om een handeling uit te voeren.<br />

Zo zal het zelfvertrouwen groeien en zal er<br />

vooruitgang mogelijk zijn.<br />

> Neem zeker niet alles uit handen van de<br />

<strong>zorgvrager</strong>. Zorgvragers die in zekere mate<br />

zelfredzaam zijn, voelen zich doorgaans<br />

gelukkiger dan <strong>zorgvrager</strong>s die voor alles<br />

afhankelijk zijn van anderen.<br />

© Plantyn<br />

121


122<br />

D Psychische veranderingen bij het ouder<br />

worden<br />

Doelstellingen<br />

Als je dit thema hebt afgewerkt, verwachten we van jou dat je:<br />

> de verschillende stappen in het verwerken van informatie kunt weergeven;<br />

> problemen op gebied van de waarneming kunt herkennen;<br />

> problemen op gebied van de waarneming kunt benoemen;<br />

> de taak van de verzorgende in de begeleiding van <strong>zorgvrager</strong>s tijdens<br />

dagelijkse activiteiten kunt omschrijven;<br />

> de werking van het geheugen kunt omschrijven;<br />

> kunt omschrijven op welke manier het geheugen van <strong>oudere</strong>n achteruitgaat;<br />

> tips kunt opnoemen om het geheugen te oefenen;<br />

> het geheugen kunt stimuleren in het dagelijks gebeuren;<br />

> de kenmerken van het denken van <strong>oudere</strong> mensen kunt omschrijven;<br />

> kunt beschrijven hoe je het denken van <strong>oudere</strong>n kunt stimuleren;<br />

> kenmerken van het taalgebruik van <strong>oudere</strong>n kunt beschrijven;<br />

> het taalgebruik kunt stimuleren;<br />

> kunt omschrijven wat leren bevordert bij <strong>oudere</strong> mensen;<br />

> kunt omschrijven wat leren bemoeilijkt bij <strong>oudere</strong> mensen;<br />

> kunt omschrijven hoe je het leren kunt stimuleren;<br />

> voorbeelden kunt geven van wisselende stemmingen;<br />

> de vervlakking van het gevoelsleven kunt verklaren;<br />

> kunt opnoemen op welke wijze de <strong>zorgvrager</strong> aan rolverlies kan lijden;<br />

> de taak van de verzorgende i.v.m. rolverlies kunt omschrijven;<br />

> de signalen van eenzaamheid kunt omschrijven;<br />

> concrete tips kunt geven om de eenzaamheid van bejaarden te voorkomen<br />

of te doorbreken;<br />

> het onderscheid kunt aanduiden tussen afhankelijk zijn en zich afhankelijk<br />

gedragen;<br />

> kunt omschrijven wat een positieve omgangshouding ten aanzien van<br />

afhankelijk gedrag inhoudt;<br />

> de seksualiteit in zijn verschillende aspecten kunt omschrijven;<br />

> een gepaste houding ten aanzien van seksualiteit bij <strong>oudere</strong>n kunt benoemen;<br />

> de taken van de verzorgende i.v.m. seksualiteit kunt verduidelijken.<br />

Bij <strong>oudere</strong>n gaan de cognitieve vermogens achteruit. <strong>De</strong> cognitieve<br />

vermogens hebben te maken met het waarnemen, het denken, het<br />

geheugen, de taal, de spraak, het bewustzijn en de creativiteit. Daarnaast<br />

verandert er ook veel op emotioneel vlak. Ouderen worden op<br />

verschillende domeinen geconfronteerd met rolverlies. Verlieservaringen,<br />

eenzaamheid en het gevoel van afhankelijkheid grijpen in op de emotionele<br />

beleving van <strong>oudere</strong> mensen.<br />

Geestelijke activiteit is de beste manier om het proces van achteruitgang<br />

zo beperkt mogelijk te houden of te vertragen.<br />

© Plantyn


1 Cognitieve aspecten van het ouder worden<br />

1.1 <strong>De</strong> verwerking van informatie<br />

Het informatieverwerkingsproces verloopt als volgt:<br />

A Informatie verzamelen<br />

In de eerste fase vangen de zintuigen informatie uit de omgeving op. <strong>De</strong>ze<br />

fase speelt zich af in het zintuiglijk geheugen.<br />

Je hoort bepaalde klanken.<br />

B Informatie onthouden<br />

In een tweede fase komt deze informatie in het kortetermijngeheugen*(KTG).<br />

Hier moet de keuze gemaakt worden: ofwel niets doen met de informatie en<br />

deze verloren laten gaan, ofwel de informatie behouden en in het geheugen<br />

vastleggen. Wanneer je voor dit laatste kiest, moet de informatie van het<br />

kortetermijngeheugen (KTG) naar het langetermijngeheugen* (LTG) worden<br />

overgebracht.<br />

Je vormt met de klanken een telefoonnummer. Je kan het voldoende lang<br />

onthouden om er een nummer mee te vormen.<br />

C Informatie combineren = denken<br />

In een derde fase wordt de overgebrachte informatie opgeslagen in het<br />

langetermijngeheugen (LTG) om daar duurzaam en in principe levenslang te<br />

worden bewaard. Wanneer we de vastgelegde informatie willen oproepen,<br />

wordt die uit het langetermijngeheugen (LTG) gehaald en weer overgebracht<br />

naar het kortetermijngeheugen (KTG).<br />

Als je het telefoonnummer wilt onthouden, zal je het regelmatig moeten<br />

herhalen.<br />

D Informatie uiten<br />

We moeten de informatie kunnen overbrengen. Dit gebeurt via de taal.<br />

Bv. Je neemt je gsm en belt naar je vriendin.<br />

1.2 <strong>De</strong> waarneming<br />

<strong>De</strong> zintuigen (gezicht, gehoor, smaak, tast en reuk) vangen informatie uit de<br />

omgeving op. <strong>De</strong>ze informatie wordt door de hersenen omgezet in herkenbare<br />

gegevens. Men spreekt hier over het zintuiglijk geheugen.<br />

Bv. Je voelt dat de kookplaat warm is en je trekt je hand weg.<br />

Zintuigen vangen<br />

informatie<br />

op<br />

© Plantyn<br />

Info wordt<br />

omgezet in de<br />

hersenen<br />

Herkenbare<br />

tekens<br />

123


124<br />

1.2.1 Kenmerken van de waarneming* bij <strong>oudere</strong>n<br />

> Achteruitgang van de zintuigen<br />

In het hoofdstuk over fysieke veranderingen<br />

hebben we gezien dat de<br />

zintuigen achteruitgaan bij het ouder<br />

worden. Heel wat <strong>oudere</strong>n hebben<br />

bijvoorbeeld een bril nodig of zijn<br />

afhankelijk van een gehoorapparaat.<br />

Door de verminderde werking van de<br />

zintuigen komt het opnemen van informatie<br />

en daarmee ook het vastleggen<br />

ervan in het geheugen in het gedrang.<br />

Ouderen proberen de achteruitgang<br />

van een zintuig te compenseren door<br />

meer informatie op te vangen met<br />

andere zintuigen.<br />

Bv. Als de slechtziende Harry over straat loopt, staat zijn gehoor voortdurend<br />

op scherp: hij vangt constant geluiden op van voorbijkomende voertuigen<br />

en voetgangers en probeert zo in te schatten waar hij wel en niet<br />

kan lopen.<br />

> Minder snelle reacties<br />

Bejaarden reageren minder snel. Ze hebben meer tijd nodig om de prikkels<br />

die via de zintuigen binnenkomen te verwerken. Daarom zullen ze<br />

selectiever te werk gaan. Geluiden die aansluiten bij hun belevingswereld<br />

zullen ze vlugger opmerken dan andere geluiden.<br />

Bv. Oudere <strong>zorgvrager</strong>s spitsen de oren als er gepraat wordt over het<br />

verleden. Ze hebben minder interesse in gesprekken die gaan over het<br />

hier en nu.<br />

Verder zien we ook dat het waarnemingspatroon bij <strong>oudere</strong>n vooral gericht<br />

is op zichzelf en minder op wat er in de directe omgeving gebeurt.<br />

Bv. Elza lost een kruiswoordpuzzel op. Ze is heel geconcentreerd bezig en<br />

merkt niet dat de verzorgster haar kamer is binnengekomen om de avondmaaltijd<br />

te brengen. Als de verzorgster het plateau op tafel schuift, schrikt<br />

ze zich een hoedje.<br />

> Beperkte waarnemingen<br />

In de thuiszorg kunnen we geconfronteerd worden met <strong>zorgvrager</strong>s die<br />

chronisch ziek zijn en daardoor gebonden zijn aan huis. Er zijn minder<br />

sociale en omgevingsstimuli dan gewoonlijk. Zij dreigen daardoor te<br />

vereenzamen en depressief te worden. Hun waarnemingen zijn beperkt en<br />

©<br />

het oordeel over de eigen situatie kan vertekend zijn door het gemis aan<br />

juiste informatie.<br />

Bv. Marleen durft niet meer alleen de straat op. <strong>De</strong> laatste keer dat ze naar<br />

buiten was gegaan om boodschappen te doen in de buurtwinkel, werd ze<br />

omvergelopen door enkele jongeren. Nu is ze ervan overtuigd dat haar<br />

straat onveilig is en dat het een groot gevaar is om alleen de straat op te<br />

gaan. Daarom blijft ze binnen en laat ze haar boodschappen doen door de<br />

verzorgende.<br />

Plantyn


Verminderde aandacht en concentratie<br />

Dit komt doordat <strong>oudere</strong>n vlugger vermoeid zijn.<br />

Bv. Dries kan geen fi lm meer volgen: hij vindt de plot altijd te complex en<br />

slaat de personages door elkaar.<br />

> Moeite met ingewikkelde of nieuwe<br />

situaties<br />

Doordat de waarneming en verwerking<br />

van informatie achteruitgaan, hebben<br />

<strong>oudere</strong>n moeite om ingewikkelde en<br />

nieuwe situaties te overzien. Hierdoor<br />

voelen ze zich onzeker en proberen ze<br />

deze situaties te vermijden, waardoor ze<br />

minder actief worden.<br />

Bv. Maria’s kinderen kwamen altijd Nieuwjaar bij haar vieren. Ze maakte<br />

ieder jaar een lekker menu. Dit jaar ziet ze het niet meer zitten om voor<br />

een warme maaltijd te zorgen.<br />

> Snel afl eidbaar<br />

Ouderen zijn verhoogd afl eidbaar: ze reageren sneller op geluiden van<br />

buitenaf.<br />

Bv. In de fi lm rinkelt een telefoon. Maria denkt dat het haar telefoon is en<br />

veert op.<br />

1.2.2 Taken van de verzorgende bij dagelijkse activiteiten<br />

> Zorg voor aangepaste hulpmiddelen. Bv. aangepaste bril, hoorapparaat …<br />

> Stimuleer het gebruik van alle zintuigen. Hoe meer zintuigen je gebruikt<br />

om iets waar te nemen, hoe beter je die informatie zult onthouden.<br />

– Tijdens de dagelijkse verzorging.<br />

Bv. ‘Is het eten niet te zout?’<br />

– In de omgang.<br />

Bv. ‘Je hebt mooie bloemen gekregen. Wat ruiken ze lekker, vind je ook<br />

niet?’<br />

– Bij groepsactiviteiten.<br />

Bv. Activiteit rond vergeten groenten, waarbij de <strong>zorgvrager</strong>s mogen<br />

proeven.<br />

© Plantyn<br />

125


126<br />

> Werk belevingsgericht. <strong>De</strong> activiteiten moeten aansluiten bij de leefwereld<br />

van de <strong>zorgvrager</strong>.<br />

Bv. Muziek van toen laten horen.<br />

> Wees geduldig en duidelijk. Zeg concreet wat je van de bejaarde verwacht.<br />

Houd daarbij rekening met de veranderingen in het waarnemen.<br />

Bv. Zeg tijdens een wandeling klaar en duidelijk dat er een opstapje is.<br />

1.2.3 Het geheugen<br />

Nadat de informatie via het zintuiglijk geheugen is gepasseerd, komt ze aan<br />

in het kortetermijngeheugen (KTG) of werkgeheugen*. Hier wordt de informatie<br />

bewerkt vooraleer ze permanent wordt opgeslagen in het langetermijngeheugen.<br />

Het langetermijngeheugen beschikt over een onbeperkte opslagruimte<br />

waarin de informatie bijna eindeloos wordt bewaard. Het raakt dus nooit<br />

vol, hoe oud men ook wordt, en de informatie wordt ook niet uitgewist. Het<br />

langetermijngeheugen kun je vergelijken met een boekenkast. Per tien jaar<br />

‘schrijft’ men een boek. Alleen de belangrijkste en nuttigste feiten komen<br />

hierin. <strong>De</strong>ze gegevens kun je terug oproepen. Dit noemt men reproduceren.<br />

Bv. <strong>De</strong> meeste <strong>oudere</strong>n weten nog perfect wanneer ze getrouwd zijn en hoe<br />

het trouwfeest verlopen is.<br />

A Kenmerken van het geheugen bij <strong>oudere</strong>n<br />

> Een verminderde waarneming leidt ertoe dat er minder informatie opgeslagen<br />

wordt.<br />

> Bij het ouder worden krimpt de beschikbare ruimte in het werkgeheugen.<br />

Het langetermijngeheugen daarentegen blijft behouden.<br />

Bv. Leon (87 jaar) weet niet meer wat hij gisteren gegeten heeft, maar<br />

over het menu dat hij op zijn twintigste verjaardag op restaurant<br />

gekregen heeft, kan hij uitvoerig vertellen.<br />

> Lichamelijke aandoeningen (hoge bloeddruk, schildklieraandoeningen,<br />

hart- en vaatziekten), geneesmiddelen en alcohol kunnen ook de oorzaak<br />

zijn van het slecht functioneren van de hersenen. Hierdoor zal de <strong>oudere</strong><br />

de informatie ook minder snel registreren en dus vlugger iets vergeten.<br />

> Er is minder ruimtelijk inzicht.<br />

Bv. Erna (79 jaar) gaat elke zondag op bezoek bij haar dochter. Haar<br />

dochter komt haar halen met de auto. Door een wegomlegging moeten<br />

ze vandaag een andere weg nemen. Erna kan zich helemaal niet oriënteren<br />

en weet niet waar ze is.<br />

> Bij het ouder worden is vergeten normaal. Vooral het kortetermijngeheugen<br />

werkt minder goed. Ouderen zijn erg bedachtzaam op tekenen<br />

van vergeten. Men heeft schrik dat dit de eerste tekenen van dementie<br />

zijn. Niet elke vorm van vergeten is alarmerend. Je kunt bejaarden steunen<br />

en geruststellen door ze aanwijzingen te geven, zodat ze zich bepaalde<br />

zaken weer herinneren.<br />

Bv. Ouderen hoor je vaak letterlijk aan anderen vragen: ‘Toe, help me,<br />

mijn geheugen laat me weer in de steek, hoe begon dat ook alweer?’<br />

> Psychische problemen (depressie en spanning) kunnen ook de oorzaak zijn<br />

van vergeetachtigheid.<br />

© Plantyn


Het waarnemings- en/of concentratievermogen<br />

verminderen.<br />

Bv. Lea doet mee aan de knutselnamiddag.<br />

<strong>De</strong> bejaarden gaan wenskaarten<br />

maken. <strong>De</strong> ergotherapeute toont hoe<br />

ze de stukjes papier moeten knippen.<br />

Lea heeft het wel gehoord, maar op<br />

het moment dat ze zelf begint, weet ze<br />

het niet meer. Ze vraagt aan de ergotherapeute<br />

om het haar nog eens uit te<br />

leggen.<br />

> Nieuwe indrukken worden moeilijker vastgehouden<br />

= ‘ inprentingsstoornissen’.<br />

Bv. Suzanne heeft een nieuwe telefoon.<br />

Haar zoon heeft haar duidelijk uitgelegd<br />

hoe ze het toestel moet gebruiken. Ze wil<br />

bellen maar ze weet niet meer hoe het<br />

moet.<br />

B Taken van de verzorgende bij dagelijkse activiteiten<br />

> Zoek samen met de <strong>zorgvrager</strong> wat de problemen juist zijn. Sta open voor<br />

zijn angsten en onzekerheden. Wanneer mensen angstig zijn voor tekenen<br />

van geheugenachteruitgang, laat ze dan vertellen, veeg hun angst niet van<br />

tafel, maar vraag eens wat ze vergeten zijn en wanneer.<br />

> Zoek samen met de <strong>zorgvrager</strong> naar oplossingen voor het probleem. Bied<br />

geheugensteuntjes aan:<br />

– Kalender of agenda gebruiken.<br />

– Dingen die je meteen kunt doen, ook meteen uitvoeren.<br />

– Vaste gewoontes aanhouden.<br />

– Vaste dag- en weekindeling handhaven.<br />

– Fotoalbum van familie bijhouden, met namen bij de foto’s<br />

geschreven.<br />

– Iets wat men niet mag vergeten op een speciale plaats leggen.<br />

> Oefen het geheugen:<br />

– door samen de dagelijkse informatie<br />

te bespreken;<br />

– door mensen te laten vertellen over<br />

vroeger en dit te helpen situeren in<br />

de tijd;<br />

– door geheugenspelletjes te spelen.<br />

> Het is van groot belang steunpunten in de<br />

realiteit aan te brengen die aansluiten bij<br />

de leefwereld van de bewoner. Alles wat<br />

duidelijk herkenbaar is, vormt een steun<br />

voor het nog aanwezige coördinatievermogen.<br />

Bv. borden, richtingsaanwijzers, kleuren.<br />

© Plantyn<br />

127


128<br />

1.3 Het denken<br />

1.3.1 Kenmerken van het denken bij <strong>oudere</strong>n<br />

> Het denken verloopt langzamer. Ouderen hebben meer moeite om de<br />

draad van het verhaal weer op te nemen.<br />

Bv. Zinnen worden niet afgemaakt, waardoor het verhaal moeilijk te<br />

begrijpen is.<br />

> Er is minder belangstelling voor zaken waar de <strong>oudere</strong> geen persoonlijk<br />

belang bij heeft. Het denken van de <strong>oudere</strong> persoon is meer op zichzelf<br />

gericht.<br />

Bv. Sociale vraagstukken of politieke kwesties houden de bejaarde niet<br />

bezig.<br />

> <strong>De</strong> <strong>oudere</strong> kan moeilijker een<br />

gesprek volgen, zeker over een<br />

nieuw onderwerp.<br />

Bv. Tijdens het familiefeest<br />

heeft Lucien (85 jaar) het moeilijk<br />

om de gesprekken aan tafel<br />

te volgen. Hij zit erbij en knikt<br />

een beetje. Als hij even later kan<br />

vertellen over zijn ervaringen<br />

tijdens de oorlog, bloeit hij helemaal<br />

open.<br />

> <strong>De</strong> bejaarde kan zich moeilijker concentreren. Hij heeft het moeilijk om van<br />

het ene naar het andere onderwerp over te schakelen.<br />

Bv. Het is moeilijk voor een bejaarde om aan een gesprek met verschillende<br />

personen deel te nemen, omdat er dan te vaak van onderwerp<br />

veranderd wordt.<br />

> Er is een groot verschil tussen <strong>oudere</strong>n.<br />

Bv. Een vroegere onderwijzeres zal meer interesse tonen in het schoolleven<br />

van de stagiaires dan anderen.<br />

1.3.2 Taken van de verzorgende bij de dagelijkse activiteiten<br />

> Zorg dat de bejaarde betrokken wordt bij het gesprek.<br />

Bv. <strong>De</strong> kleindochter van Frans vertelt over haar reis naar Kenia. Ze vraagt<br />

aan haar opa: ‘Ben jij vroeger op reis geweest?’<br />

> Schakel niet te vlug over op een ander onderwerp.<br />

Bv. Gebruik een tussenzin zoals ‘ik moet nog wat vertellen’ om aan te<br />

kondigen dat je het over iets anders gaat hebben.<br />

> Houd rekening met de interesses van de <strong>oudere</strong>n.<br />

Bv. Als de bejaarde geen interesse toont voor politiek, kun je beter over<br />

iets anders beginnen.<br />

> Stimuleer het denken.<br />

– In het dagdagelijkse leven.<br />

Bv. ‘Wanneer komt de kapper?’<br />

– Door puzzels en taalspelletjes.<br />

– Met groepsactiviteiten.<br />

Bv. levensloopspel.<br />

© Plantyn


2 Taal en leren<br />

2.1 <strong>De</strong> taal<br />

‘Bejaarden horen liever dialect’<br />

Taal op de werkvloer<br />

‘In mijn job moet ik geregeld omschakelen van dialect naar omgangstaal<br />

en terug’, vertelt Lieve Van Houtven, stafmedewerker van het<br />

Cultuurcentrum in Lier. ‘Onder collega’s spreken we omgangstaal met<br />

stukjes dialect uit Antwerpen, de Kempen en West-Vlaanderen. Aan<br />

de telefoon spreek ik Standaardnederlands en dat doe ik ook als ik op<br />

het podium sta om een stuk of een concert in te leiden. Tenzij de zaal<br />

vol bejaarden zit. Dan komen die me achteraf zeggen: ‘Je hebt dat<br />

goed gedaan, maar kon dat niet in gewone taal?’ Dialect, bedoelen ze<br />

dan. Ook aan de telefoon willen de meeste bejaarden liever in dialect<br />

converseren. En ja, dat doe ik dan maar.’<br />

Bron: www.taaluniversum.org<br />

2.1.1 Kenmerken van het taalgebruik bij <strong>oudere</strong>n<br />

> Heel wat <strong>oudere</strong>n hebben nooit geleerd om Standaardnederlands te<br />

spreken. Zij praten hun eigen streektaal.<br />

Bv. bijval = toespijs, zocht = gaar.<br />

> Ouderen gebruiken veel Franse woorden.<br />

Bv. een cache pot, een crayon.<br />

> Oudere mensen zijn conservatiever in hun taalgebruik. Ze hebben een<br />

afkeer van nieuwe woorden.<br />

Bv. Verschillende bejaarden hebben een gsm maar ze praten over hun<br />

telefoon.<br />

2.1.2 Taken van de verzorgende bij de dagelijkse activiteiten<br />

> Tracht de streektaal van de <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong> te begrijpen. Vraag eventueel<br />

om verduidelijking.<br />

> Vermijd jongerentaal.<br />

Bv. Mevrouw Elza vraagt aan verzorgende Katrien: ‘Wat ga je vanavond<br />

doen?’ Katrien antwoordt: ‘Eerst wat chatten, en daarna een beetje chillen<br />

in de zetel.’ Beter kan ze zeggen: ‘Eerst ga ik met de computer werken en<br />

daarna rustig in de zetel zitten.’<br />

> Stimuleer het taalgebruik.<br />

Bv. Stel voor om nu en dan een taalspelletje te spelen.<br />

© Plantyn<br />

129


130<br />

2.2 Het leren<br />

Leren is een middel om waarneming, geheugen, denken en taal uit te<br />

bouwen.<br />

<strong>De</strong> huidige jonge en aankomende senioren zijn meer geschoold. Van<br />

sommige senioren die nog lang hun job hebben uitgeoefend, werd de laatste<br />

jaren steeds meer bijscholing en soms herscholing geëist. Hooggeschoolde<br />

senioren blijven gewoonlijk vrij lang doorgaan met hun interesse voor hun<br />

eigen vakgebied, ook na hun pensioen.<br />

In het voorgaande heb je gezien dat alle factoren een achteruitgang kennen<br />

bij het ouder worden. Het is logisch dat deze achteruitgang ook een invloed<br />

heeft op het leren.<br />

2.2.1 Factoren die het leren beïnvloeden<br />

A Wat remt het leren?<br />

> <strong>De</strong> <strong>oudere</strong> heeft schrik voor nieuwe dingen<br />

Oudere mensen nemen vaak nogal een afwachtende of zelfs afwijzende<br />

houding aan tegenover alles wat nieuw is.<br />

Bv. Mevrouw Liza krijgt van haar zoon een gsm voor haar verjaardag. ‘Ik ga<br />

dit nooit kunnen’, zegt ze, ‘met al die knopjes en kleurtjes.’<br />

> <strong>De</strong> inprenting verloopt trager<br />

Zelfs al is de bejaarde bereid om iets nieuws te leren, toch gaat het moeilijker<br />

dan vroeger. Stimuleer de <strong>zorgvrager</strong> in de nieuwe zaken die hij wil<br />

leren. Het zal wat langer duren, maar de bejaarde zal het even goed leren.<br />

Er is gewoon meer oefening en herhaling nodig.<br />

Bv. Mevrouw Virginie heeft een nieuwe wasmachine gekocht. Lore, van thuiszorg,<br />

toont telkens hoe ze de machine op het juiste programma moet instellen.<br />

> <strong>De</strong> <strong>oudere</strong> moet oude gewoonten afl eren<br />

Bv. Mevrouw Julie hoort heel graag muziek. Zij had nog een platenspeler,<br />

maar die is nu stuk. Zo’n platenspeler kun je niet meer kopen. Alle liedjes<br />

staan nu op cd. Haar zoon koopt een cd-speler voor haar. Karen, de verzorgende,<br />

heeft de verschillende stappen op een blad genoteerd. <strong>De</strong> eerste<br />

keren zetten ze samen de cd op.<br />

B Wat stimuleert het leren?<br />

> Vroegere ervaringen<br />

Bv. Jan heeft altijd een elektrozaak gehad. Hierdoor<br />

zal het gebruik van een nieuwe cd-speler<br />

voor hem veel gemakkelijker zijn.<br />

© Plantyn<br />

> Interesse<br />

Wanneer <strong>oudere</strong>n absoluut iets willen leren, is de<br />

kans op succes groter. Ze leggen zich erop toe,<br />

terwijl ze de rest even opzijzetten.


Bv. Marie heeft altijd met veel plezier in de keuken gestaan. Ze heeft zelf<br />

een receptenboekje aangelegd met haar favoriete menu’s. Nu probeert ze<br />

nog altijd graag nieuwe dingen uit.<br />

> Aandacht en tijd<br />

– Als je ergens je aandacht op richt, ben je bezig met informatie te<br />

verwerken. Informatie waaraan je veel aandacht geeft of gebeurtenissen<br />

die veel aandacht hebben getrokken, worden beter opgeslagen<br />

in het geheugen. <strong>De</strong> aandacht en concentratie nemen bij het<br />

ver<strong>oudere</strong>n af. Dit kan het gevolg zijn van het verouderingsproces<br />

op zich, maar ook factoren zoals medicijn- en alcoholgebruik spelen<br />

hierbij een rol.<br />

– Als je meer tijd aan iets besteedt, heb je er meer aandacht voor. Je<br />

kunt het leren beter over verschillende dagen verspreiden, dan alles<br />

op één dag te proberen in je geheugen te stampen.<br />

2.2.2 Taken van de verzorgende tijdens de dagelijkse activiteiten<br />

> Als verzorgende kun je de <strong>zorgvrager</strong> stimuleren om iets nieuws te leren.<br />

Leg iets traag en duidelijk uit. Herhaal indien nodig en heb aandacht voor<br />

vorderingen.<br />

> Heb geduld: nieuwe dingen moet je regelmatig herhalen.<br />

> Stimuleer het leren zowel in de dagelijkse activiteiten als bij groepsactiviteiten.<br />

Bv. Stel voor om een nieuw kaartspel uit te proberen.<br />

© Plantyn<br />

131


132<br />

3 Emotionele* aspecten van het ouder worden<br />

3.1 Veel voorkomende emotionele kenmerken<br />

3.1.1 Veel voorkomende emotionele kenmerken<br />

> Wisselende stemmingen<br />

Veel <strong>oudere</strong>n hebben last van wisselende<br />

stemmingen. Ze hebben hun<br />

gevoelens niet altijd even goed<br />

onder controle. Ze gaan bijvoorbeeld<br />

van huilen over in lachen of<br />

omgekeerd,of worden plots boos.<br />

> Vervlakking van het gevoelsleven<br />

Sommige <strong>oudere</strong>n worden juist<br />

minder snel door iets ontroerd. Gebeurtenissen spreken hen minder snel<br />

aan. <strong>De</strong>ze vervlakking heeft te maken met het kleiner worden van de leefwereld<br />

van de bejaarde. Hierdoor is hij steeds meer met zichzelf bezig en<br />

wordt hij steeds egocentrischer.<br />

> Zelfbeeld<br />

– Ouder worden brengt heel wat veranderingen met zich mee. Dit kan<br />

het gevoel dat mensen over zichzelf hebben ook behoorlijk veranderen.<br />

– Sommige <strong>oudere</strong>n voelen zich minderwaardig of nutteloos. Ze<br />

hebben moeite om te aanvaarden dat ze geen job meer hebben en<br />

zich niet meer nuttig maken in de maatschappij.<br />

> Relaties met anderen<br />

– Sommige <strong>oudere</strong>n hechten zich erg aan hun familie. Hun dag is goed<br />

als ze bezoek hebben gekregen van kinderen of kleinkinderen. Op<br />

andere dagen zitten ze weg te kwijnen op hun kamer.<br />

– Heel wat <strong>oudere</strong>n hebben er moeite mee dat ze afhankelijk zijn van<br />

de hulp van anderen. Soms uiten ze dit door zich te verzetten en alles<br />

zelf te willen doen, ook al levert dit problemen op.<br />

– Ouderen zijn vaak egocentrisch: ze kunnen zich moeilijk verplaatsen<br />

in het standpunt van anderen.<br />

> Houding t.a.v. het leven<br />

– Ouderen praten<br />

©<br />

makkelijker over de dood dan jonge mensen. Ze<br />

beseffen dat er een tijd komt dat ze er niet meer zullen zijn. Dat idee<br />

houdt hen bezig en daarom brengen ze het vaak ter sprake.<br />

– Het toekomstperspectief is veranderd: bejaarden maken voornamelijk<br />

plannen op korte termijn en denken minder na over hun leven op lange<br />

termijn. Hierdoor geven ze soms de indruk niet gemotiveerd te zijn.<br />

– Ouderen worden geconfronteerd met een innerlijke strijd. Ze gaan<br />

aan zichzelf twijfelen bij de vraag of ze het wel goed gedaan hebben<br />

in hun leven.<br />

Plantyn


Rolverlies<br />

<strong>De</strong> ouder wordende mens wordt geconfronteerd met rolverlies*. Mogelijke<br />

oorzaken zijn:<br />

Verlies<br />

van zelfstandigheid<br />

Relaties<br />

Overlijden<br />

Zin van<br />

het leven<br />

• Het einde van de uitoefening van het<br />

beroep met pensionering gevolg.<br />

• Mogelijkheden worden beperkter door<br />

lichamelijke en congnitieve achteruitgang.<br />

• Het verlies van de eigen woning door verhuis<br />

naar een WZC.<br />

• <strong>De</strong> kinderen zijn het huis uit en een<br />

belangrijke taak, het opvoeden, valt weg.<br />

<strong>De</strong> man en vrouw zijn weer alleen, zonder<br />

kinderen en vaak zonder taak. <strong>De</strong>ze periode<br />

noemt men 'empty nest' of 'legenestfase'.<br />

• Ervaren van achteruitgang bij de partner<br />

(bv. de ene partner kan nog thuisblijven,<br />

terwijl de andere opgenomen moet worden<br />

in het rustoord.)<br />

• Overlijden van de partner.<br />

• Overlijden van een ander geliefd persoon.<br />

• Overlijden van kinderen.<br />

• Ervaren van eigen eindigheid. Ouderen<br />

beseffen dat het rustoord hun laatste verblijfplaats<br />

is. Sterven is niet ver weg meer.<br />

• <strong>De</strong> confrontatie met niet vervulde wensen:<br />

'Had ik dit nog maar gedaan!', 'Had ik dat<br />

nog mogen meemaken!'<br />

Wanneer de <strong>oudere</strong> hulpbehoevend en afhankelijk wordt, zien we ineens<br />

een rolomkering*: de <strong>oudere</strong> wordt afhankelijk van zijn kinderen. Hij is zelf<br />

niet meer degene die steun biedt en praktische hulp geeft. Ook wanneer<br />

de partner de rol van zorgverlener op zich moet nemen, is de balans uit<br />

evenwicht en hebben beide partijen vaak moeite met deze rolomkering.<br />

3.1.2 Taken van de verzorgende bij dagelijkse activiteiten<br />

> Heb oog voor tekenen van verdriet. Als je<br />

de <strong>zorgvrager</strong> goed kent, zul je de signalen<br />

beter opvangen en kun je er sneller op<br />

inspelen. Doe dit door in te gaan op<br />

bepaalde uitspraken of afwijkend gedrag.<br />

Vraag wat er scheelt en probeer over de<br />

gevoelens te praten. Sommige <strong>zorgvrager</strong>s<br />

zullen dit sneller doen dan andere.<br />

© Plantyn<br />

133


134<br />

> Vooral bij verlieservaringen is emotionele ondersteuning noodzakelijk.<br />

Negeer het verdriet van de <strong>zorgvrager</strong> niet, maar praat erover.<br />

> Oudere mensen moeten proberen andere hechte relaties en interesses te<br />

zoeken en vinden. Help de bejaarde zoeken naar een nieuwe interesse,<br />

een nieuwe hobby, nieuwe vrienden.<br />

Bv. Opvallend is dat veel alleenstaanden andere alleenstaanden opzoeken.<br />

> Doe een beroep op het sociale netwerk. Spreek de kinderen en medebewoners<br />

aan om de <strong>zorgvrager</strong> te steunen.<br />

3.2 Eenzaamheid<br />

Eenzaamheid is een gevoel dat een<br />

persoon ervaart op een bepaald<br />

moment. Dit gevoel kan veranderen.<br />

Dit kan heel snel gaan maar het kan<br />

ook heel langzaam gebeuren. Heel wat<br />

gebeurtenissen hebben een ingrijpende<br />

invloed op de ervaring van eenzaamheid<br />

en het al dan niet veranderen van<br />

deze ervaring.<br />

Eenzaamheid gaat gepaard met negatieve, bedrukkende gevoelens. Iemand<br />

is pas eenzaam wanneer hij dat zelf zo aanvoelt.<br />

3.2.1 Oorzaken van eenzaamheid<br />

> Te weinig sociale contacten<br />

<strong>De</strong> <strong>oudere</strong> mens verliest vrienden om zich heen, niet alleen door de dood,<br />

maar ook door bijvoorbeeld opnamen in een rusthuis of dementie. <strong>De</strong>rgelijke<br />

verliezen maken de kring van sociale contacten kleiner. <strong>De</strong> <strong>oudere</strong><br />

mens wordt meer en meer aangewezen op dezelfde mensen en zichzelf.<br />

> Beperkte mobiliteit<br />

Voor <strong>zorgvrager</strong>s met beperkte mobiliteit is het moeilijk om sociale<br />

contacten te onderhouden. Ze zijn afhankelijk van de bezoeken van<br />

anderen.<br />

> <strong>De</strong>pressie<br />

Een aanhoudende periode van bedroefdheid en pessimisme wakkert het<br />

gevoel van eenzaamheid bij <strong>oudere</strong>n aan.<br />

3.2.2 Eenzaamheid herkennen<br />

©<br />

Ouderen zullen zelden openlijk zeggen dat ze eenzaam zijn. Het is vaak door<br />

veranderingen in het gedrag dat anderen opmerken dat er iets mis is. Hieraan<br />

merk je nog eens hoe belangrijk het is dat je de <strong>zorgvrager</strong> goed kent. Vroegtijdig<br />

signalen herkennen is belangrijk om eenzaamheid te voorkomen. Want<br />

eenmaal de <strong>zorgvrager</strong> in deze spiraal terechtkomt, is het moeilijk om er<br />

terug uit te geraken.<br />

Plantyn


Volgende factoren kunnen op eenzaamheid duiden:<br />

> Fysieke problemen: hoofdpijn, maagpijn, ademhalingsproblemen,<br />

slaapstoornissen, spierspanningen in de rug, de schouders en de<br />

nekwervels.<br />

> Een verhoogd gebruik van geneesmiddelen.<br />

> Vermijdingsdrang: de bejaarde mijdt nieuwe contacten uit schrik<br />

voor ontgoochelingen.<br />

> Sociale onhandigheid: geen oogcontact maken of de gesprekspartner<br />

aanstaren.<br />

> Claimgedrag*: de <strong>oudere</strong> klampt zich aan je vast en eist je op voor<br />

zichzelf.<br />

> Zelfverwaarlozing: de bejaarde komt zijn bed niet meer uit, verzorgt<br />

zich niet, eet onvoldoende of propt zich vol.<br />

> Verstarde lichaamshouding: er is geen contact met de anderen.<br />

> Typische mimiek: het gezicht vertoont een lichte frons, de ogen zijn<br />

soms wat toegeknepen, staan dof en verdrietig. <strong>De</strong> pupil is klein. <strong>De</strong><br />

stem verandert en de intonatie is minder levendig.<br />

> Leven in het verleden: men praat over het verleden alsof het gisteren<br />

was.<br />

3.2.3 Taken van de verzorgende bij dagelijkse activiteiten<br />

> Aandacht en acceptatie: zorg dat er echt contact is, dat voor beide partijen<br />

leuk is.<br />

> Help de <strong>zorgvrager</strong> om contact te leggen met anderen.<br />

Bv. Je vraagt aan Irma om deel te nemen aan de bingonamiddag.<br />

Sommige <strong>zorgvrager</strong>s zijn met geen stok te bewegen om iets te doen.<br />

Heb hier dan ook begrip voor. Vraag aan deze bewoners wat ze wel graag<br />

zouden doen. Soms blijkt dat we te veel onze eigen ideeën volgen in<br />

plaats van naar de <strong>zorgvrager</strong>s te luisteren.<br />

> Probeer de mogelijkheid te geven om vroegere hobby’s verder uit te<br />

voeren.<br />

Bv. Karel had vroeger een moestuin. In het<br />

WZC krijgt hij een stukje grond dat hij naar<br />

hartenlust mag beplanten.<br />

> Creëer een warme, huiselijke sfeer. Heb extra<br />

aandacht voor nieuwe <strong>zorgvrager</strong>s. Maak een<br />

praatje met hen en pols eens of ze zich thuis<br />

voelen in hun nieuwe omgeving.<br />

> Heb oog<br />

©<br />

voor problemen. Observeer goed,<br />

voer regelmatig gesprekken en probeer attent<br />

te zijn. Op die manier zul je sneller problemen<br />

opmerken.<br />

> Ga samen met de <strong>zorgvrager</strong> op zoek naar<br />

oplossingen. Soms moet je deskundige hulp<br />

inroepen.<br />

Plantyn<br />

135


136<br />

Om signalen van eenzaamheid op te pikken is het belangrijk dat je de<br />

<strong>zorgvrager</strong> kent, zodat je opmerkt dat hij zich anders gedraagt dan<br />

normaal. Sla daarom regelmatig een praatje en toon interesse voor de<br />

leefwereld van de <strong>zorgvrager</strong>.<br />

3.3 Afhankelijkheid<br />

Iedereen wil zijn zelfstandigheid liefst zo lang<br />

mogelijk behouden. <strong>De</strong> mate waarin dit kan,<br />

wordt onder meer bepaald door iemands zelfredzaamheid.<br />

Hoe minder iemand zelf nog kan,<br />

hoe meer hij afhankelijk wordt van anderen.<br />

In de relatie <strong>zorgvrager</strong>/verzorgende is er<br />

sprake van een wederzijdse afhankelijkheid:<br />

> <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong>s zijn (gedeeltelijk) afhankelijk<br />

van de verzorgenden: zij nemen taken<br />

van de <strong>zorgvrager</strong>s over en helpen hen om<br />

hun primaire behoeften te vervullen: eten,<br />

drinken, wassen, toiletgang.<br />

> Verzorgenden zijn ook voor een deel afhankelijk<br />

van de <strong>zorgvrager</strong>s: voor hun levensonderhoud,<br />

hun arbeidsplezier en hun zelfverwezenlijking.<br />

Normaal is deze wederzijdse afhankelijkheid in evenwicht. Het evenwicht in<br />

de afhankelijkheidsrelatie is echter wankel en kan snel verstoord worden.<br />

3.3.1 Afhankelijk zijn*<br />

<strong>De</strong> kans dat <strong>oudere</strong>n de toenemende afhankelijkheid niet of moeilijk kunnen<br />

accepteren, is betrekkelijk groot. Dit kan zich uiten op verschillende manieren:<br />

> Zorgvragers gedragen zich eisend en agressief.<br />

Bv. Lea belt en is kwaad op de verzorgende als ze pas na een tweetal<br />

minuutjes kan komen.<br />

> Zorgvragers willen niemand tot last zijn.<br />

Bv. Marie krijgt haar puddinkje niet open. Ze wil de verzorgende niet<br />

opbellen om om hulp te vragen en laat de pudding dan maar staan.<br />

> Zorgvragers trekken zich terug en voelen zich depressief.<br />

Bv. Marie voelt dat ze naar het toilet moet. Ze belt niet. Ze plast in haar<br />

luier.<br />

3.3.2 Zich afhankelijk gedragen* = claimen<br />

© Plantyn<br />

Zorgvragers die claimgedrag vertonen eisen voortdurend de aandacht<br />

op van de verzorgenden.


Claimen wordt veroorzaakt door somberheid<br />

of angst. Veel <strong>oudere</strong>n maken zich<br />

zorgen over de achteruitgang van hun lichamelijk<br />

functioneren. Als die bezorgdheid<br />

extreem is, kan dit zich uiten door voortdurend<br />

klagen over allerlei ongemakken en<br />

door steeds bepaalde mensen hierover aan<br />

te klampen. Dit wordt door anderen al snel<br />

ervaren als claimen.<br />

Claimen is vaak een teken dat iemand<br />

moeite heeft om weer controle over het<br />

leven te krijgen na grote veranderingen.<br />

> Hoe herken je claimgedrag?<br />

– te pas en te onpas roepen<br />

– vaak bellen<br />

– steeds een gesprek met de verantwoordelijke willen<br />

– familieleden van andere bewoners steeds aanspreken<br />

> Taken van de verzorgende bij claimgedrag<br />

– Probeer de oorzaak van het claimgedrag te achterhalen. Wat heeft<br />

ervoor gezorgd dat deze bewoner begon te claimen?<br />

Bv. Jef stelt zich de laatste week heel eisend op ten opzichte van de<br />

verzorgenden: hij wil zijn maaltijden stipt op tijd krijgen, trekt bij het<br />

minste aan de bel en is zelden tevreden over het werk van de verzorgenden.<br />

Vandaag maak je even tijd om bij hem te zitten en te praten.<br />

Al snel ontdek je dat zijn zoon met zijn gezin voor drie weken op reis<br />

is en dat Jef het daar moeilijk mee heeft. Je licht het andere personeel<br />

hierover in, zodat ze het nodige begrip kunnen tonen voor zijn situatie.<br />

– Stimuleer de zelfzorg. Bekijk hoe je iemand meer controle over zijn<br />

leven kunt geven door hem zelf dingen te laten beslissen of te laten<br />

doen. Als iemand het gevoel heeft dat hij meer vat krijgt op zijn<br />

leven, zal het claimen afnemen.<br />

– Voor sommigen is claimen de enige manier om aandacht te vragen.<br />

Probeer dit signaal juist te interpreteren en ga op zoek naar<br />

manieren om de <strong>zorgvrager</strong> te helpen.<br />

Bv. Virginie verblijft sinds enkele maanden in<br />

WZC <strong>De</strong> wassende maan. Ze heeft hier snel<br />

haar draai gevonden en stelt zich open en<br />

sociaal op. <strong>De</strong> laatste dagen is niets meer te<br />

merken van haar vrolijke karakter: ze vraagt<br />

bij alles om hulp, vit over details en kan<br />

het niet verdragen als de verzorgende haar<br />

kamer wil verlaten. Je praat met haar en<br />

stelt vast dat ze haar dagelijkse wandeling<br />

door de tuin mist, nu het kouder begint te<br />

worden. Je stelt haar voor om deel te nemen<br />

aan de wekelijks cursus bloemschikken en<br />

neemt haar op zachtere dagen toch eens<br />

mee naar buiten. Stilaan komt het vrolijke<br />

humeur van Virginie terug.<br />

© Plantyn<br />

137


138<br />

– Probeer het zelfvertrouwen van de claimer te stimuleren door zijn<br />

positieve kanten te benadrukken.<br />

Bv. ‘Ik vind het tof dat je je tafel al afgeruimd hebt.’<br />

– Stel duidelijke grenzen. Het kan zijn dat je op een bepaald moment<br />

geen tijd hebt om op de vraag van de bewoner in te gaan. Dit mag<br />

je gerust zeggen. Spreek onmiddellijk een ander moment met de<br />

bewoner af.<br />

© Plantyn


4 Seksualiteit* en intimiteit*<br />

Veel mensen staan er niet bij stil dat ook <strong>oudere</strong>n behoefte hebben aan<br />

seksualiteit en liefde. Erover praten is voor velen een taboe.<br />

Je kunt je gemakkelijk voorstellen dat twee energieke jonge mensen met<br />

gezonde mooie lichamen op elkaar verliefd worden, van elkaar houden en<br />

de liefde bedrijven. Maar dat ook oude mensen seksueel actief willen en<br />

kunnen zijn, is voor veel jonge mensen moeilijk te begrijpen. Ze vinden het<br />

niet passend dat opa of oma een nieuwe relatie begint en seksueel actief is.<br />

<strong>De</strong> behoefte aan lichamelijk contact en intimiteit, en seksuele gevoelens zijn<br />

bij <strong>oudere</strong>n echter niet minder geworden of verdwenen.<br />

<strong>De</strong> beleving van seksualiteit kan wel anders geworden zijn. Ouderen hebben<br />

meestal minder seksueel contact, maar de intensiteit is vaak hoger. Veel<br />

<strong>oudere</strong>n gaan op een andere manier met seksualiteit om. Er kunnen medische<br />

redenen zijn waardoor seksualiteit minder voorkomt, maar de gevoelens<br />

zijn er wel degelijk.<br />

Bv. Marie en Jan hebben elkaar leren kennen in het rustoord. Na een tijdje<br />

trekken ze meer en meer met elkaar op. Uiteindelijk stellen ze aan de verantwoordelijke<br />

de vraag of ze samen een kamer mogen delen. In het teamoverleg<br />

wordt dit druk besproken. Sommige verzorgenden zijn absoluut tegen zo’n<br />

‘losbandig’ gedrag, andere vinden het mooi dat twee mensen op leeftijd<br />

elkaar nog in de liefde vinden. Een derde groep vindt de hele probleemstelling<br />

overroepen en stelt dat bejaarden genoeg hebben aan een gezellig<br />

samenzijn; die gemeenschappelijke kamer lijkt hen overbodig.<br />

4.1 Factoren die de seksualiteitsbeleving bij <strong>oudere</strong>n<br />

veranderen<br />

> Veel bejaarden zijn alleenstaand.<br />

> <strong>De</strong> gezondheid en fysieke kracht nemen af.<br />

> Velen hebben last van ziekten, zoals de ziekte van Parkinson of artritis.<br />

> <strong>De</strong> sociale controle houdt hen tegen: in een rustoord ziet iedereen alles<br />

van iedereen.© Plantyn<br />

139


140<br />

> Ze kunnen angst hebben voor afwijzing en om belachelijk over te komen.<br />

> <strong>De</strong> intensiteit van de meeste gevoelens wordt minder hevig: zowel de<br />

negatieve als de positieve gevoelens worden minder sterk.<br />

> <strong>De</strong> nawerking van gevoelens duurt langer en het herstel van grote emotionele<br />

tegenslagen duurt steeds langer.<br />

4.2 Hoe reageert de omgeving op seksualiteit bij <strong>oudere</strong>n?<br />

> Personeel<br />

Bv. Leo heeft bij het ochtendtoilet een erectie. ‘Oei, oei’, zegt hij, ‘hier<br />

is ook al leven!’ <strong>De</strong>ze situatie heeft weinig met seksualiteit te maken.<br />

<strong>De</strong> ochtenderectie is een fysiologisch gegeven waarover de bewoner<br />

weinig controle heeft. <strong>De</strong> prikkel van een volle blaas bij het ontwaken is<br />

al voldoende om die reactie uit te lokken. <strong>De</strong> reactie van Leo komt eerder<br />

voort uit een gevoel van schaamte en is niet bedoeld om de verzorgende<br />

te verleiden. Als verzorgende kun je aan de bewoner uitleggen dat dit een<br />

normale fysiologische situatie is.<br />

Bv. Maria is twee maanden geleden opgenomen in het rustoord. Zij<br />

verblijft op een tweepersoonskamer. Haar man komt dagelijks op bezoek.<br />

Dit koppel kun je de kans op intimiteit/seksualiteit geven, door ...<br />

– tijdens het bezoekuur niet op de kamer te komen;<br />

– een knuffelkamer in te richten;<br />

– de partner te betrekken bij de verzorging.<br />

> Medebewoners<br />

<strong>De</strong> plaats die intimiteit en seksualiteit<br />

in de persoonlijke en relationele<br />

leefsfeer hebben gehad, is bepalend<br />

voor de reacties van de medebewoners.<br />

Vaak wordt er toch met een<br />

negatieve ondertoon gepraat over<br />

seksualiteit en intimiteit. Bewoners<br />

zitten vast aan hun eigen idee. Ze<br />

zijn moeilijk op andere gedachten te<br />

brengen. Ze zijn bang om geassocieerd<br />

te worden met het gedrag van het koppel.<br />

> Familie<br />

<strong>De</strong> kinderen reageren vaak onwennig en afwijzend. Soms ervaren ze<br />

een soort rouwproces wanneer ze hun ouder naar het rustoord brengen.<br />

Kinderen die dan in contact komen met de nieuwe relatie van de ouder,<br />

reageren hier vaak emotioneel op. Bovendien zijn de kinderen soms, als<br />

ze zelf al bejaard zijn, in een tijd opgevoed waarin seksualiteit nog een<br />

taboe was.<br />

© Plantyn


4.3 Taken van de verzorgende met betrekking tot seksualiteit<br />

en intimiteit bij <strong>oudere</strong>n<br />

Voer met de bewoners, familie en teamleden open gesprekken over dit<br />

onderwerp. Een eerste aanzet kan bijvoorbeeld gegeven worden door een<br />

groepsactiviteit te organiseren rond het huwelijk en het seksuele leven van<br />

vroeger, Valentijn … Je zult verrast zijn hoe <strong>oudere</strong>n hierover kunnen praten.<br />

Bv. Nele komt bij Jan, een alleenstaande man van 74 jaar, thuis als verzorgende.<br />

Ze merkt dat hij veel behoefte heeft om te praten. Soms maakt hij<br />

dubbelzinnige opmerkingen: ‘Ik ben maar een oude kerel en jij bent een<br />

jonge meid.’ Wat bedoelt de <strong>zorgvrager</strong> nu precies? Wil hij praten over zijn<br />

behoefte aan intimiteit of heeft hij behoefte aan intimiteit met haar, omdat<br />

zij toevallig in de buurt is? Ze kan van deze opmerkingen schrikken en dichtklappen.<br />

Door erop te reageren en een gesprek aan te gaan, kan ze te weten komen<br />

wat de bedoeling is. Als hij behoefte heeft aan intimiteit met haar, kan ze<br />

duidelijk uitleggen dat zij niet de persoon is die hem dit kan geven. Als ze<br />

merkt dat het zijn bedoeling is om over dit onderwerp te praten omdat het<br />

hem hoog zit, dan kan ze het gesprek gerust aangaan.<br />

© Plantyn<br />

141


142<br />

E Sociale veranderingen<br />

Doelstellingen<br />

Als je dit thema hebt afgewerkt, verwachten we van jou dat je:<br />

> het legenestsyndroom kunt uitleggen;<br />

> de kenmerken van het legenestsyndroom kunt opnoemen;<br />

> tips ter voorkoming van het legenestsyndroom kunt opnoemen;<br />

> de houding t.o.v. pensionering kunt verduidelijken;<br />

> tips voor het invullen van de vrijgekomen tijd kunt opnoemen;<br />

> veranderingen in de relatie met de partner kunt opsommen;<br />

> de invloed van gezondheidsproblemen op sociale contacten kunt<br />

benoemen;<br />

> de impact van een zorgbehoevende thuis kunt verklaren;<br />

> de relatie met de kinderen en kleinkinderen kunt uitleggen;<br />

> de redenen waarom een bewoner naar het woonzorgcentrum komt, kunt<br />

opnoemen;<br />

> de gevoelens die een opname teweegbrengt, kunt verduidelijken;<br />

> de gevoelens die de opnamedag bij de <strong>zorgvrager</strong> teweegbrengt, kunt<br />

uitleggen;<br />

> de gevoelens die de familie heeft bij de opname kunt verduidelijken;<br />

> de taak van de verzorgende bij een opname kunt uitleggen;<br />

> de aanpassingen in het leef- en woongebeuren kunt uitleggen;<br />

> de taak van de verzorgende i.v.m. deze aanpassingen kunt verklaren;<br />

> de veranderingen in de relaties kunt uitleggen;<br />

> de voordelen van werken met aandachtspersonen kunt opnoemen;<br />

> de taken van de aandachtsverzorgende kunt opnoemen;<br />

> de valkuilen van werken met aandachtspersonen kunt opnoemen.<br />

Bij het ouder worden verandert er niet alleen heel wat op fysiek<br />

en psychisch vlak, het ouder worden brengt ook heel wat veranderingen<br />

op sociaal vlak mee. <strong>De</strong> kinderen gaan het huis uit, de kleinkinderen<br />

worden geboren en groeien op, de loopbaan zit erop ...<br />

<strong>De</strong> zogenaamde derde leeftijd, vanaf het vijftigste levensjaar, beslaat<br />

een groot deel van het leven. Het is een periode met zijn eigen<br />

fysieke en psychosociale kenmerken. Sommige zijn lastig, zoals<br />

lichamelijke ongemakken en kwalen, andere plezierig, zoals meer<br />

vrije tijd en minder noodzaak om mee te doen aan het gejaag in<br />

deze maatschappij. Net als elke nieuwe fase gaat de derde levensfase<br />

gepaard met een heroriëntatie op het leven.<br />

Elke <strong>oudere</strong> beleeft het ouder worden anders. Dat is onder meer<br />

afhankelijk van het geslacht, de persoonlijkheid, de levensloop, de<br />

maatschappelijke en materiële positie en de gezondheidstoestand.<br />

Veel senioren gaan op zoek naar een nieuwe zingeving.<br />

© Plantyn


1 Het legenestsyndroom<br />

Het opvoeden en begeleiden van de kinderen is voor de meeste mensen<br />

een zware maar voldoeninggevende taak. Zo’n twintig jaar lang draaide het<br />

grootste deel van hun tijd om de zorg voor de kinderen en het huis. Daaraan<br />

is ineens een einde gekomen. Geen chipskruimels meer op de bank, geen<br />

drukte aan tafel, zelfs geen studenten meer die tijdens het weekend naar huis<br />

komen met hun verhalen (en vuile was). Er is opeens geen kind meer om voor<br />

te zorgen en mee te praten. Vooral als men geen baan heeft, kan men opeens<br />

het gevoel krijgen dat het leven nutteloos geworden is. Vrouwen hebben hier<br />

meestal meer last van dan mannen, maar ook mannen kunnen er problemen<br />

van ondervinden.<br />

1.1 Kenmerken van het legenestsyndroom<br />

<strong>De</strong> klachten die bij het legenestsyndroom een rol spelen, kunnen voor<br />

iedereen anders zijn. Veel voorkomende klachten zijn:<br />

> Fysiek gemis<br />

Gemis van de aanwezigheid van de kinderen, hun verhalen aan tafel, de<br />

gezelligheid van hun vriendenkring.<br />

> Doelloosheid, lusteloosheid<br />

Het kan moeilijk zijn om de zeeën van tijd te vullen die voorheen aan de<br />

kinderen besteed werden; van het rijden naar de sporttraining tot helpen<br />

met huiswerk. Het huis wordt minder vuil en er is minder was.<br />

> Spanningen met de partner<br />

– Bij sommige paren ontstaan relatieproblemen als de kinderen het<br />

huis uit gaan. <strong>De</strong> kinderen waren jarenlang het onderwerp van<br />

gesprek en nu blijft er eigenlijk weinig over wat het paar bindt. Er<br />

kunnen ook spanningen ontstaan omdat de vrouw eindelijk haar<br />

handen<br />

©<br />

vrij heeft en samen leuke dingen wil doen, terwijl de man nog<br />

hard moet werken.<br />

– Nu de kinderen er niet meer zijn, gaan sommigen meer dan vroeger<br />

hun eigen weg. Sommige ouders wachten zelfs tot de kinderen het<br />

huis uit zijn om de jarenlange relatie met de partner te verbreken.<br />

– Relatiecrisissen zijn in deze periode dus niet ongewoon.<br />

– Anderen ervaren echter wat ze al die jaren aan elkaar hebben gehad<br />

en wat ze samen hebben bereikt. <strong>De</strong> affectie wordt bij hen juist<br />

groter.<br />

Plantyn<br />

143


144<br />

> Eenzaamheid<br />

Sommige <strong>oudere</strong>n kunnen hun draai niet meer vinden thuis. Ze hebben de<br />

kracht niet meer om een nieuwe invulling te zoeken voor hun tijd, waardoor<br />

ze zich steeds meer afzonderen.<br />

> <strong>De</strong>pressie<br />

Sommige <strong>oudere</strong>n hebben het zo moeilijk, dat alles nutteloos en uitzichtloos<br />

lijkt. Zij hebben de kracht niet meer om zelf uit deze put te geraken.<br />

Ze hebben professionele hulp nodig.<br />

1.2 Wat kun je doen tegen het legenestsyndroom?<br />

> Nieuwe dingen ondernemen<br />

Sommige personen gebruiken de extra tijd om nieuwe cursussen te volgen<br />

of handvaardigheden te leren.<br />

> Een job zoeken<br />

Men kan terug aan de slag gaan.<br />

> Vrijwilligerswerk doen<br />

In woonzorgcentra, ziekenhuizen ...<br />

> Sociale contacten onderhouden<br />

Ouderen kunnen zich bijvoorbeeld aansluiten bij een club: sporten,<br />

borduren, schilderen, wandelen in groepsverband …<br />

> Bij blijvende lusteloosheid een dokter raadplegen<br />

Een recenter verschijnsel is het opnieuw vollopen van het lege nest. Steeds<br />

meer kinderen scheiden en keren vooral in de eerste fase na de scheiding<br />

naar huis terug, al dan niet met kleinkinderen.<br />

© Plantyn


2 Pensionering<br />

Arbeid neemt in onze maatschappij een belangrijke rol in. Wie werkt, telt<br />

mee in de maatschappij. Met de pensionering verliest men zijn arbeidsrol in<br />

de maatschappij.<br />

2.1 Pensioenleeftijd*<br />

<strong>De</strong> pensioenleeftijd in België is 65 jaar. Toch zijn er velen die door een<br />

bepaald stelsel al na hun vijftigste deeltijds gaan werken of vervroegd op<br />

pensioen gaan.<br />

2.2 Houding tegenover pensionering<br />

Hoe men de pensionering beleeft, hangt af van verschillende factoren:<br />

> Financieel aspect<br />

Personen die weten dat ze kunnen rondkomen met hun pensioen, hebben<br />

een zorg minder. Zelfstandigen of beoefenaars van een vrij beroep krijgen<br />

minder pensioen. Wanneer pensionering gepaard gaat met een duidelijk<br />

fi nancieel verlies, is men minder geneigd om te stoppen.<br />

Bv. Mevrouw Martens heeft steeds bij de overheid gewerkt. Ze heeft recht<br />

op een pensioen van 1500 euro per maand. Meneer Vervloekt is landbouwer<br />

geweest. Wanneer hij op pensioen gaat, krijgt hij 600 euro.<br />

> Maatschappelijke positie*<br />

Er zijn maar weinig mensen die reikhalzend uitzien naar de tijd na hun vijftigste.<br />

Jong zijn is de norm, <strong>oudere</strong>n zijn maatschappelijk niet in trek. Op<br />

het werk worden ze vaak verdrongen door de jongere generatie. En al<br />

komt hierin de laatste jaren verandering, toch worden <strong>oudere</strong> mensen nog<br />

vaak in beeld gebracht als ‘zielige hulpvragers’ in plaats van als zelfstandige<br />

mensen met levenservaring.<br />

> Gezondheidstoestand<br />

Mensen met een minder goede gezondheidstoestand zien gewoonlijk<br />

weinig op tegen het pensioen.<br />

Bv. Meneer Willems heeft reeds enkele jaren last van artrose. Hij is blij dat<br />

hij op pensioen kan, zodat zijn gewrichten eindelijk wat rust krijgen.<br />

> Aard van beroep<br />

Het soort werk dat iemand verricht, bepaalt mee de houding ten opzichte<br />

van pensionering. Mensen kijken dikwijls verlangend uit naar de laatste<br />

werkdag bij een belastende job. Mensen die genieten van een hoge status<br />

door hun beroep zijn minder geneigd om dit op te geven.<br />

Bv. Heel wat ministers werken tot 70 jaar en ouder.<br />

© Plantyn<br />

145


146<br />

> Arbeidssituatie<br />

Jarenlange confl icten met werkgever of collega’s nodigen meestal niet uit<br />

om langer te werken. Vroeger werd er naar de <strong>oudere</strong> werknemers opgekeken<br />

als wijze, deskundige personen. Vaak moeten <strong>oudere</strong>n nu plaats<br />

maken voor jongeren, die minder kosten en meer op de hoogte zijn van<br />

de laatste technologieën.<br />

> Gezinssituatie<br />

Voor sommigen is het werk een vlucht uit een onbevredigende gezinssituatie<br />

of uit de leegte van het alleen-zijn. Koppels met een goede relatie zijn<br />

vaker tevreden met hun pensionering.<br />

2.3 Invullen van vrijgekomen tijd<br />

Het is belangrijk om vooraf doelen te stellen. Wat wil men nog bereiken?<br />

Enkele voorbeelden:<br />

> reizen<br />

> nieuwe hobby’s<br />

> meer tijd doorbrengen met de kinderen/kleinkinderen<br />

> vrijwilligerswerk<br />

© Plantyn


3 Sociale contacten<br />

Mensen zijn sociale wezens. <strong>De</strong> meeste mensen hebben behoefte aan<br />

contacten met anderen. Zowel gezins- en familieleden als vrienden zijn waardevolle<br />

schakels in het sociale netwerk*.<br />

Dat netwerk is niet alleen belangrijk omdat het ondersteuning kan bieden,<br />

het is ook een buffer tegen eenzaamheid en hulpeloosheid. Over het algemeen<br />

hebben <strong>oudere</strong>n een sociaal netwerk van vijf tot vijftien personen.<br />

3.1 Relatie met de partner<br />

Met het ouder worden, treden er veranderingen<br />

op en vallen er doelen weg: de kinderen verlaten<br />

het huis of de professionele activiteit loopt ten<br />

einde. Zoals je in het deel over het legenestsyndroom<br />

kunt lezen, kan de confrontatie met elkaar<br />

en de veranderde situatie irritatie opwekken.<br />

Belangrijk is dat beide partners dit bespreken en<br />

samen naar een oplossing zoeken.<br />

Enkele tips om de relatie te verbeteren:<br />

> Elkaar ruimte geven door elk voldoende tijd te besteden aan eigen activiteiten.<br />

> Elkaars keuzes respecteren en verschillen aanvaarden.<br />

> Samen tijd maken om leuke, ontspannende dingen te doen.<br />

3.2 Relaties bij gezondheidsproblemen<br />

3.2.1 Mogelijke impact op sociale contacten<br />

> Naarmate mensen ouder worden, wordt<br />

de kans groter dat een van de partners<br />

ziek wordt. Het lichaam wil niet meer<br />

mee of de geest laat hen in de steek.<br />

Bv. <strong>De</strong> partner begint te dementeren<br />

of wordt getroffen door een CVA. <strong>De</strong><br />

taakverdeling die vooraf door beiden<br />

gedragen werd, komt nu op de schouders<br />

van één partner terecht. Daarbij<br />

komt ook nog de zorg voor de zieke.<br />

> Ziekte van een van de partners heeft ook vaak tot gevolg dat het moeilijker<br />

wordt om het sociale netwerk te onderhouden. Uitstapjes worden<br />

moeilijker, bezoek ontvangen is soms te vermoeiend ... Dit kan leiden tot<br />

vereenzaming.<br />

© Plantyn<br />

> Wanneer een van beide partners ziek of gehandicapt wordt, kan het evenwicht<br />

in de relatie grondig verstoord worden. <strong>De</strong> zieke partner wordt<br />

geconfronteerd met zijn afhankelijkheid en reageert frustraties soms af op<br />

147


148<br />

de partner. Hij heeft het gevoel dat de gezonde partner niet begrijpt wat<br />

hij doormaakt. <strong>De</strong> gezonde partner richt zijn eigen leven in naar de noden<br />

en behoeften van de ander. Eigen wensen, verlangens en verwachtingen<br />

worden daardoor genegeerd of uitgesteld.<br />

3.2.2 Impact op thuisverzorging<br />

In Vlaanderen zorgen naar schatting meer dan 290.000 gezinnen voor een<br />

ziek, gehandicapt of zorgbehoevend familielid. Veel families zijn vandaag dus<br />

nog steeds bereid om voor thuiszorg in te staan. <strong>De</strong> impact van deze keuze is<br />

echter niet te onderschatten:<br />

> Moeheid<br />

<strong>De</strong> thuisverzorger is niet alleen moe van de intense zorgverlening of het<br />

regelmatig opstaan ’s nachts. Thuisverzorgers zijn ook moe omdat ze<br />

steeds maar weer moeten bewijzen dat hun zorgverlening kwaliteitsvol is,<br />

en moeten motiveren waarom ze het willen blijven doen.<br />

> Gevoelens van angst en machteloosheid<br />

Heel wat thuisverzorgers ervaren een gevoel van angst en machteloosheid<br />

met betrekking tot de reactie van de omgeving. Ze zijn bang dat men zal<br />

verhinderen dat de zorgbehoevende persoon mee naar huis gaat of dat ze<br />

hun bedoelingen niet zullen kunnen waarmaken.<br />

> Ongerustheid over de zieke<br />

Er is onzekerheid, onrust en bezorgdheid met betrekking tot de zorgbehoevende<br />

persoon zelf. Wat zal er met hem gebeuren? Hoe zal de ziekte<br />

evolueren? Zal de pijn draaglijk zijn? Zal hij nog gelukkig zijn?<br />

Ook praktische problemen baren zorgen. Zullen we de thuiszorg wel<br />

aankunnen? Is het haalbaar? Hoe zullen we dit praktisch organiseren?<br />

> Veeleisendheid<br />

Thuisverzorgers zijn in hun zorg vaak erg veeleisend. Enkel de beste zorg<br />

is goed genoeg. Anderzijds zullen ze andere aspecten in hun leven makkelijker<br />

relativeren dan niet-thuisverzorgers.<br />

Bv. Fons, zelf gepensioneerd, zorgt voor zijn dementerende vrouw en zegt:<br />

‘Ik heb liever te zeggen dat het me niet gelukt is, dan dat ik het niet heb<br />

geprobeerd.’<br />

> Gevoel van onmacht<br />

Thuisverzorgers voelen onmacht omdat ze vrezen dat de <strong>zorgvrager</strong> de<br />

aftakeling niet aankan, lichamelijk of geestelijk, en omdat normale communicatie<br />

niet altijd meer mogelijk is.<br />

©<br />

> Schuldgevoelens<br />

Thuisverzorgers voelen in de eerste plaats schuldgevoelens tegenover<br />

de zorgbehoevende persoon, bijvoorbeeld omdat ze uit onwetendheid<br />

verkeerde handelingen hebben gesteld of omdat ze hun geduld wel eens<br />

verloren.<br />

Plantyn


Ook tegenover de eigen gezinsleden voelen ze zich soms schuldig: wanneer<br />

bijvoorbeeld een van de ouders komt inwonen, vraagt dit veel tijd en<br />

aandacht. Worden de partner of de kinderen dan niet te veel benadeeld?<br />

Ten slotte zien we ook schuldgevoelens bovenkomen bij een opname<br />

in een instelling. Veel thuisverzorgers hebben dan het gevoel dat ze zelf<br />

tekortschoten. <strong>De</strong>ze schuldgevoelens kunnen tot lang na het overlijden<br />

van de zorgbehoevende persoon blijven bestaan: ‘Had ik maar ...’<br />

> Vereenzaming*<br />

Wie zich aan thuiszorg wijdt, spendeert vaak heel wat tijd in de woning van<br />

de zorgbehoevende persoon. Dit kan leiden tot vereenzaming of gevoelens<br />

van geïsoleerd-zijn. <strong>De</strong> thuisverzorger heeft geen tijd meer voor<br />

sociale contacten, de communicatiemogelijkheden met de zorgbehoevende<br />

persoon zijn soms erg beperkt, vrienden en kennissen blijven weg.<br />

> Leegtegevoel<br />

Bij het overlijden van de zorgbehoevende persoon blijft de thuisverzorger<br />

met een intens leegtegevoel achter. Men is moe en leeg van al die jaren<br />

zorg. Reacties van buitenaf, die dikwijls goed bedoeld zijn maar zeer pijnlijk<br />

overkomen, kunnen het leegtegevoel nog versterken. ‘Wees blij dat je<br />

nu weer tijd hebt voor jezelf’ of ‘t Is toch beter zo. Hij besefte toch niets<br />

meer’ zijn daar enkele voorbeelden van.<br />

Alle hulpverleners die misschien jarenlang aan huis kwamen, vallen van<br />

de ene dag op de andere weg. Soms had men met hen meer en beter<br />

contact dan met vrienden of kennissen. Ook zij laten een enorme leegte<br />

achter. <strong>De</strong> nazorg is dan ook erg belangrijk. Thuisverzorgers waarderen<br />

het wanneer hulpverleners ook na het overlijden nog eens binnenspringen<br />

of wanneer ze de begrafenis bijwonen.<br />

3.3 Relatie met kinderen en kleinkinderen<br />

Kinderen verlaten het huis. Voor sommige<br />

<strong>oudere</strong>n is dit moeilijk te accepteren, omdat<br />

zijzelf vroeger (in het driegeneratiegezin) dicht<br />

bij hun ouders en grootouders bleven wonen,<br />

om voor hen te zorgen. Nu ontstaat ongerustheid<br />

over wie voor hen zal zorgen als het<br />

nodig is.<br />

<strong>De</strong> contacten tussen de ouders en de kinderen worden voor een groot deel<br />

bepaald door de vroegere verstandhouding.<br />

Bv. Jan en Ria hadden met hun dochter een goede, stabiele en bevredigende<br />

relatie. Zij respecteerden de partnerkeuze van hun dochter. Dat ze alleen ging<br />

wonen, was de normale gang van zaken.<br />

Bv. <strong>De</strong> ouders van Fiona hebben het steeds moeilijk gehad om haar los<br />

te laten. Ze eisten dat ze haar kinderen zou opvoeden zoals zij dit gedaan<br />

hadden. Dit leidde vaak tot confl icten met Fiona en haar partner. Het gevolg<br />

van deze wankele relatie is dat Fiona steeds minder bij haar ouders langskomt.<br />

© Plantyn<br />

149


150<br />

Vaak ziet men dat de relatie met kinderen en kleinkinderen beter wordt,<br />

omdat men meer tijd krijgt voor hen. Men kan op de kleinkinderen passen en<br />

heeft veel tijd om leuke dingen met ze te doen, zoals naar de dierentuin gaan<br />

en pretparken bezoeken.<br />

Een groot probleem in onze maatschappij vormen de <strong>oudere</strong>n die kinderloos<br />

gebleven zijn. Op hoge leeftijd raken zij geïsoleerd, doordat hun vrienden en<br />

familieleden zelf ook zorgbehoevend zijn geworden of overleden zijn. Er zijn<br />

geen jongere generaties waarop ze een beroep kunnen doen.<br />

3.4 Verlies van vrienden, kennissen en partner<br />

Naarmate mensen ouder worden, neemt de kans toe dat ze met het verlies<br />

van een levenspartner, familieleden of vrienden te maken krijgen. Door deze<br />

verliezen krimpt hun sociale netwerk in. Omdat vrouwen gemiddeld genomen<br />

ouder worden dan mannen, hebben ze een aanzienlijke kans een aantal jaren<br />

als weduwe door het leven te gaan.<br />

Sommige <strong>oudere</strong>n gaan na het overlijden van hun partner nog een nieuwe<br />

relatie aan. Dit is niet voor elke <strong>oudere</strong> vanzelfsprekend. Het verloop van<br />

een nieuwe relatie kan door meerdere factoren al dan niet positief beïnvloed<br />

worden:<br />

> <strong>De</strong> mate van de fl exibiliteit van de <strong>oudere</strong>.<br />

Wanneer men al verschillende jaren alleen is, is het niet evident om zich<br />

aan te passen aan de nieuwe situatie met twee. Leven met twee betekent<br />

dat men bepaalde routines, gewoonten moet opgeven. <strong>De</strong> mate waarin<br />

de <strong>oudere</strong> hiertoe bereid is, hangt af van zijn soepelheid.<br />

> Zijn communicatieve vaardigheden.<br />

Vaak durven <strong>oudere</strong>n anderen niet aanspreken uit schrik om een ‘neen’ te<br />

krijgen en ontgoocheld te worden.<br />

Een andere factor die niet verwaarloosd mag worden, zijn de meningen en<br />

gevoelens van de kinderen. Voor hen is zo’n nieuwe relatie niet altijd vanzelfsprekend.<br />

Een goed gesprek tussen alle partijen kan nuttig zijn om meer<br />

duidelijkheid te scheppen en begrip voor elkaar op te brengen.<br />

3.5 Gevolgen van een verhuis door verminderde<br />

zelfredzaamheid<br />

<strong>De</strong> voorbije decennia zijn er heel wat inspanningen geleverd om een goede<br />

thuiszorg uit te bouwen. Er wordt niet alleen professionele zorg aangeboden,<br />

er is ook een uitgebreid netwerk van vrijwilligers.<br />

Toch is dit niet altijd voldoende. Als de <strong>oudere</strong> thuis niet meer opgevangen<br />

kan worden, is een verhuis naar dagopvang of naar een servicefl at of WZC<br />

vaak de enige oplossing. Het gevolg is vaak dat deze <strong>oudere</strong>n verder van hun<br />

kennissenkring wonen. Door deze verliezen en veranderingen in hun sociale<br />

omstandigheden kunnen <strong>oudere</strong>n vereenzamen.<br />

© Plantyn


4 Wonen in een instelling<br />

4.1 <strong>De</strong> situatie in België<br />

In België verblijft gemiddeld 8 % van de 65-plussers en 42 % van de 85-plussers<br />

in een voorziening.<br />

21 % van de 80-plussers woont in een voorziening. Een meerderheid van de<br />

80-plussers verblijft dus nog thuis, soms met behulp van diensten voor thuishulp<br />

en gezinszorg.<br />

Het is opvallend dat de laatste tien jaar het totaal aantal bejaarden die in<br />

een woonzorgcentrum verblijven, niet zo sterk is gestegen. Volgens cijfers<br />

van het Riziv: 109 392 in 1999 en 122 857 in 2007, wat een stijging van 12 %<br />

betekent. Daarnaast is de samenstelling gewijzigd: de gemiddelde leeftijd is<br />

gestegen, er zijn meer 85-plussers dan vroeger.<br />

Het profi el van de bejaarden die in een woonzorgcentrum verblijven, is gewijzigd.<br />

<strong>De</strong> huidige bewoners hebben meer nood aan zorg, ze zijn meer afhankelijk<br />

en hebben vaak meerdere gezondheidsproblemen.<br />

4.2 <strong>De</strong> opname<br />

Het moment waarop familie en dienstverlening<br />

niet langer voldoende steun kunnen<br />

bieden, komt steeds dichterbij. <strong>De</strong> keuze<br />

om het eigen huis te verlaten en zich te laten<br />

opnemen in een woonzorgcentrum is niet<br />

evident. Dit mag dan ook niet onvoorbereid<br />

gebeuren en het is aan te raden om verschillende<br />

centra te bezoeken.<br />

4.2.1 <strong>De</strong> manier van opname<br />

Het feit of de bejaarde vrijwillig of gedwongen wordt opgenomen, speelt een<br />

rol in zijn aanpassings- en verwerkingsproces.<br />

> Geheel vrijwillige verhuizing*<br />

<strong>De</strong> <strong>oudere</strong> kiest volledig zelfstandig, zonder enige dwang of druk van<br />

buitenaf, om naar een woonzorgcentrum te verhuizen.<br />

Bv. Leon kan zijn tuin en zijn huis niet meer zelf onderhouden. Hij neemt de<br />

beslissing om te verhuizen. Hij ziet er namelijk tegenop om in de toekomst<br />

anderen in te schakelen voor het onderhoud van zijn tuin en huis.<br />

> Gedeeltelijk vrijwillige verhuizing*<br />

Er zijn ongewenste omstandigheden die de beslissing om te verhuizen in<br />

de hand werken.<br />

Bv. Mevrouw Windels heeft moeite om nog zelf boodschappen te doen.<br />

<strong>De</strong> winkel ligt een aantal kilometer verderop en ze kan geen gebruik meer<br />

maken van de fi ets, waardoor ze een beroep moet doen op anderen. Haar<br />

dochter springt regelmatig in, maar mevrouw Windels beseft dat dit een<br />

zware belasting voor haar is. Daarom beslist ze om te verhuizen naar een<br />

WZC, al ziet ze er wel tegenop om haar huis te verlaten.<br />

© Plantyn<br />

151


152<br />

> Gedeeltelijk gedwongen verhuizing*<br />

Iemand wordt door een bepaalde situatie gedwongen om zijn huis te<br />

verlaten. <strong>De</strong> persoon in kwestie begrijpt wel dat het de beste oplossing<br />

is, maar het gebeurt uiteindelijk toch buiten de eigen wil om. <strong>De</strong> persoon<br />

heeft wel de nodige inspraak bij de verhuizing.<br />

Bv. Mevrouw Van <strong>De</strong>r Linden krijgt het steeds moeilijker om zelfstandig te<br />

wonen. Ze is niet meer goed te been en is voor veel zaken afhankelijk van<br />

hulp van anderen. <strong>De</strong> hulp die thuiszorg biedt, blijkt onvoldoende, want<br />

tussendoor merkt mevrouw Van <strong>De</strong>r Linden steeds meer dat ze zich hulpeloos<br />

voelt in haar eigen huis. Na lange gesprekken met de verzorgenden<br />

van de thuiszorgdienst en haar kinderen, ziet ze in dat er geen andere<br />

oplossing is dan te verhuizen naar een WZC.<br />

> Geheel gedwongen verhuizing*<br />

Er valt niets te betwisten en de <strong>oudere</strong> moet dringend worden opgenomen.<br />

<strong>De</strong> situatie is dikwijls onhoudbaar en de familieleden en thuiszorgdiensten<br />

kunnen de zorg niet meer aan. <strong>De</strong> <strong>oudere</strong> beslist niet zelf om te<br />

verhuizen, maar anderen doen dat in zijn plaats.<br />

Bv. Robert heeft een hersenbloeding gehad. Hij verblijft reeds vijf weken<br />

in het ziekenhuis. Sindsdien kan hij zichzelf niet meer behelpen. Hij wordt<br />

in bed gewassen en aangekleed. Stappen kan hij nauwelijks. Naar huis<br />

gaan lukt niet meer, volgens zijn kinderen. Hij moet naar een zorgcentrum.<br />

4.2.2 Gevoelens bij een opname<br />

Een opname in het woonzorgcentrum gaat gepaard met verschillende<br />

gevoelens:<br />

> Afscheid nemen van het leven thuis<br />

– Er wordt afscheid genomen van<br />

het huis waar men zo hard voor<br />

heeft moeten werken, waar zo<br />

veel herinneringen aan vastzitten,<br />

waar de kinderen zijn grootgebracht,<br />

waar het geliefde huisdier<br />

rondloopt … Maar men moet ook<br />

afscheid nemen van de gekende<br />

omgeving en de sociale contacten die hieraan vastzitten. Voor de<br />

<strong>oudere</strong> is de verhuis naar een woonzorgcentrum een nieuw hoofdstuk<br />

in zijn leven.<br />

– Voor de familie kan het afscheid net zo emotioneel zijn als voor de<br />

<strong>oudere</strong>. Ook voor hen had het huis een sentimentele waarde. Zo<br />

kunnen er ook voor hen herinneringen verbonden zijn aan het huis en<br />

verliezen ze een plek waar ze zich thuis voelden.<br />

– Bij het afscheid nemen van het huis is het belangrijk dat iedereen iets<br />

te doen heeft.<br />

Bv. nog één keer de trap opgaan, in het lege huis rondstappen …<br />

© Plantyn


– Vaak zijn deze laatste momenten de momenten die het krachtigste<br />

zijn en die veel betekenis hebben voor de <strong>oudere</strong> en zijn familie. Zo<br />

horen we ook vaak <strong>oudere</strong>n in het woonzorgcentrum herinneringen<br />

ophalen van hun vroegere huis. Het is zeer belangrijk om te blijven<br />

praten over de verhuis, zowel voor de <strong>oudere</strong> als voor de familie. Het<br />

is zo dat ze hun gevoelens kunnen ventileren.<br />

– Hoe men dit verlies ervaart, is afhankelijk van hoe sterk een persoon<br />

in het verleden met verandering omging. Vaak is dit niet het eerste<br />

verlies dat de <strong>oudere</strong> en zijn familie meemaken.<br />

> Verlies van zelfstandigheid<br />

– Hierdoor voelt men zich afhankelijk van anderen. Emotioneel kan dit<br />

heel zwaar zijn. Iemand die zijn hele leven zelfstandig heeft geleefd<br />

en opeens afhankelijk is van anderen, kan dit ervaren als verlies.<br />

– Hoewel de meeste <strong>oudere</strong>n hun familie en verzorgende dankbaar zijn<br />

voor de steun die ze krijgen, blijft het emotioneel zeer zwaar en kan<br />

de <strong>oudere</strong> het soms moeilijk plaatsen. Het verlies van zelfstandigheid<br />

is permanent. Er is geen weg meer terug. Eenmaal afhankelijk als<br />

<strong>oudere</strong>, altijd afhankelijk.<br />

> Verlies van materiële zaken<br />

Wanneer een <strong>zorgvrager</strong> naar het woonzorgcentrum gaat, moet hij<br />

alles achterlaten. <strong>De</strong> eetkamer die hij gekregen heeft bij de trouw, de<br />

mooie vaas, schilderijen, beeldjes … Ze kunnen slechts enkele spulletjes<br />

meenemen naar hun kamer in het WZC.<br />

> Verlies van zelfvertrouwen<br />

Ouderen voelen zich soms waardeloos omdat ze afhankelijk zijn van<br />

anderen.<br />

Hoe iemand op het verlies van zelfstandigheid reageert, is afhankelijk van<br />

hoe hij op vroegere verlieservaringen heeft gereageerd. Het verwerken<br />

van verlies is geen eenvoudige opdracht, ook niet voor <strong>oudere</strong>n. Vaak<br />

denken we dat <strong>oudere</strong>n al veel hebben meegemaakt en hierdoor het<br />

verlies van hun zelfstandigheid, hun thuis … sneller kunnen verwerken.<br />

Niets is minder waar. Elk nieuw verlies is pijnlijk en emotioneel, zowel voor<br />

jong als oud.<br />

> Aanpassing aan het leven in groep<br />

<strong>De</strong> <strong>oudere</strong> heeft waarschijnlijk zijn leven lang met een partner en eventueel<br />

met kinderen gewoond. Het kan ook zijn dat de <strong>oudere</strong> zijn leven<br />

als alleenstaande heeft doorgebracht. Wanneer de <strong>oudere</strong> in een woonzorgcentrum<br />

verblijft, moet hij zich aanpassen aan het leven in groep, wat<br />

een hele verandering voor hem is. Hij is het immers gewoon dat hij op een<br />

zelfstandige wijze door het leven gaat en dit is nu niet meer mogelijk.<br />

© Plantyn<br />

> Een gevoel van in de steek te worden gelaten<br />

Als de <strong>oudere</strong> niet zelf beslist om naar een woonzorgcentrum te gaan,<br />

voelt hij zich in de steek gelaten door zijn familie en vrienden. Zij hebben<br />

immers de beslissing in zijn plaats genomen. Het valt hem dan ook enorm<br />

zwaar om de stap naar het woonzorgcentrum te zetten.<br />

153


154<br />

> Aanpassing aan de leefomgeving<br />

<strong>De</strong> <strong>oudere</strong> moet zich aanpassen aan zijn nieuwe leefomgeving. Voor<br />

sommige <strong>zorgvrager</strong>s is dit een pijnlijk en moeizaam proces. Ze vinden hun<br />

draai niet, missen de ruimte van hun huis, missen de kennissen, vrienden<br />

en buren.<br />

> Financiële zorgen<br />

Aan het wonen in een woonzorgcentrum is ook een prijskaartje verbonden.<br />

<strong>De</strong> prijs van het woonzorgcentrum wordt uitgedrukt in een dagprijs. <strong>De</strong>ze<br />

dagprijs is opgenomen in de overeenkomst tussen de bejaarde en de<br />

instelling. <strong>De</strong> dagprijs dient om de zogenaamde hotelkosten in het woonzorgcentrum<br />

te betalen, zoals de kamer, de maaltijden, het onderhoud en<br />

de administratie.<br />

<strong>De</strong> gemiddelde prijs van een zorgcentrum in Vlaanderen bedraagt 1326<br />

euro/maand. Het gemiddeld pensioen bedraagt 850 tot 900 euro. Je ziet<br />

dat vele bewoners moeten bijleggen van hun spaarcenten.<br />

<strong>De</strong> familie speelt vaak een belangrijke<br />

rol in de beslissing tot opname. Ook<br />

voor hen is deze beslissing geen gemakkelijke<br />

opgave. Het zijn vaak zij die vaststellen<br />

dat de <strong>oudere</strong> niet meer in staat is<br />

om zelfstandig te wonen en die op zoek<br />

gaan naar een geschikt WZC. Zo hoor je<br />

de familie weleens zeggen: ‘Het kan niet<br />

meer zo, het is onverantwoordelijk’. Voor<br />

de <strong>oudere</strong> kunnen deze woorden als een bedreiging klinken, terwijl de familie<br />

de opname overweegt uit bezorgdheid voor de <strong>oudere</strong>. Ze willen dat de<br />

<strong>oudere</strong> goed verzorgd wordt en op hulp kan rekenen als er iets zou gebeuren.<br />

4.2.3 Het begin van een nieuw leven:<br />

de opnamedag<br />

Het afscheid van het huis is nog maar net<br />

genomen, of de <strong>oudere</strong> wordt alweer<br />

verwelkomd in een nieuwe omgeving.<br />

<strong>De</strong> opnamedag is vaak een ingrijpende<br />

gebeurtenis voor de <strong>oudere</strong> en zijn familie.<br />

Voor de nieuwe bewoner is deze dag een<br />

nieuwe mijlpaal in zijn Plantyn<br />

leven. Hij heeft<br />

voorgoed afscheid genomen van zijn<br />

vertrouwde omgeving en is klaar voor<br />

een nieuw begin en een nieuw leven. <strong>De</strong><br />

opnamedag is voor de <strong>oudere</strong> een zeer<br />

emotionele gebeurtenis.©


A Positieve ervaringen van de <strong>zorgvrager</strong><br />

> Opluchting en blijheid omdat ze in het woonzorgcentrum mogen intrekken.<br />

> Een gevoel van veiligheid. Ze weten dat ze op elk moment van de dag de<br />

hulp kunnen krijgen die ze nodig hebben.<br />

> Een nieuw gevoel van zelfstandigheid: ze zijn niet meer afhankelijk van<br />

familie, vrienden, kennissen, buren voor de noodzakelijke zorg. Ze hebben<br />

het gevoel dat ze deze mensen niet meer tot last zijn.<br />

B Negatieve ervaringen van de <strong>zorgvrager</strong><br />

> <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> heeft nog geen streep kunnen trekken achter het afscheid<br />

van zijn thuis.<br />

> <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> met partner heeft het moeilijk om de partner achter te laten.<br />

Wanneer een echtpaar naar een woonzorgcentrum verhuist, voelen ze zich<br />

niet zo alleen en zal de aanpassing aan de nieuwe omgeving ook gemakkelijker<br />

verlopen.<br />

Als een koppel samen kiest voor een opname in een woonzorgcentrum,<br />

kunnen ze deze stap op hun eigen tempo voorbereiden en moeten ze<br />

geen overhaaste beslissingen nemen. Ze hebben de tijd om aan dat idee<br />

te wennen en het is voor hen dan ook de ideale situatie.<br />

> Een gevoel van angst: het woonzorgcentrum is voor hen een onbekende<br />

plaats en er gelden nieuwe gewoontes.<br />

C Ervaringen van de familie<br />

Vaak heeft de familie een dubbel gevoel:<br />

> Opluchting<br />

<strong>De</strong> dagelijkse zorg wordt overgenomen. Hierdoor moeten ze zich niet<br />

meer druk maken over de huishoudelijke taken en is het gedaan met ’s<br />

avonds te piekeren over het feit dat vader of moeder alleen is.<br />

> Schuld<br />

<strong>De</strong> familie heeft vaak het gevoel dat ze de rug naar hun ouder toekeren en<br />

ze de zorg overlaten aan verpleegkundigen en verzorgenden die ze nog<br />

niet eens kennen. Voor hen is het heel belangrijk om zich bij de dagelijkse<br />

zorg van de ouder te betrekken.<br />

<strong>De</strong> opnamedag kan ook een invloed hebben op de rollen binnen de familie.<br />

Die kunnen een drastische verandering ondergaan.<br />

Bv. Wie gaat de verantwoordelijkheid nemen over de zorg van de moeder,<br />

die alleen achterblijft thuis? Wie gaat wanneer op bezoek bij vader?<br />

<strong>De</strong>ze vragen kunnen binnen een familie aanleiding geven tot confl icten.<br />

Andere families hebben hier geen probleem mee. Hoe een familie hierop<br />

reageert, is afhankelijk van de banden die de familieleden onderling hebben.<br />

© Plantyn<br />

155


156<br />

4.2.4 Taken van de verzorgende<br />

<strong>De</strong> relatie met de bewoner start vanaf de<br />

kennismakingsgesprekken en/of de voorafgaande<br />

opnames of het voorafgaand<br />

kortverblijf. Toch blijft het zeer belangrijk<br />

om die eerste dagen op de afdeling<br />

extra aandacht te geven aan de nieuwe<br />

bewoner.<br />

> Zorg ervoor dat de opname gebeurt door een persoon die de bewoner al<br />

ontmoet heeft, bv. de dienstverantwoordelijke.<br />

> Maak tijd voor de vragen en zorgen van de nieuwe bewoner.<br />

> Laat via een kleine attentie merken dat je de bewoner verwacht, bv. hang<br />

een kaartje met ‘welkom’ op de deur.<br />

> Overlaad de bewoner niet met bergen informatie. Probeer te doseren:<br />

geef eerst de informatie die echt noodzakelijk is en breng hem pas later<br />

op de hoogte van zaken die minder belangrijk zijn.<br />

Zorg dat de <strong>zorgvrager</strong> zelf informatie kan opzoeken als het nodig is.<br />

Bv. Zorg voor een informatiebord met daarop de foto’s en namen van alle<br />

mensen die beroepshalve met de afdeling te maken hebben.<br />

Vaak durven nieuwe bewoners zelf niet om deze informatie te vragen,<br />

omdat ze weten dat het al verschillende keren gezegd is. Als je ouder<br />

wordt, onthoud je echter niet meer zo snel. Het zijn kleine inspanningen,<br />

maar voor de bewoners kunnen ze een groot verschil maken.<br />

> Herhaal de eerste dagen de belangrijkste informatie.<br />

> Toon begrip voor de gevoelens van verdriet die aanwezig zijn bij de <strong>zorgvrager</strong>.<br />

> Begeleid de kennismaking met de andere bewoners. Stel de nieuwe<br />

bewoner bijvoorbeeld voor tijdens het koffi emoment.<br />

> Vergezel de bewoner naar activiteiten. <strong>De</strong> aanwezigheid van iemand<br />

vertrouwd geeft meer moed om nieuwe uitdagingen aan te gaan. Vaak is<br />

de nieuwe bewoner al die drukte niet meer gewoon, omdat hij al lang niet<br />

meer buiten kwam.<br />

> Plan een aantal werkzaamheden samen met de nieuwe bewoner.<br />

Bv. Samen zijn naam toevoegen aan het bord met bewoners.<br />

4.3 Aanpassingen aan de nieuwe situatie<br />

Wanneer men in een woonzorgcentrum gaat wonen, komt men in een heel<br />

andere omgeving terecht. Zowel privacy als autonomie* zullen door bepaalde<br />

factoren bedreigd worden.<br />

4.3.1 Het verlies van privacy<br />

© Plantyn<br />

Het verlies van privacy is merkbaar op drie verschillende domeinen: de<br />

persoonlijke ruimte, de persoonlijke tijd en de persoonlijke levenssfeer.


A Persoonlijke ruimte<br />

Een opmerkelijk verlies is dat van de persoonlijke ruimte*. Dit is een plaats<br />

waar je even jezelf kunt zijn, waar je op adem kunt komen en waar je nieuwe<br />

energie kunt opdoen. Iedereen heeft graag een stek waar hij kan doen en<br />

laten wat hij wil, zonder dat er elk moment iemand kan binnenkomen. Dit is<br />

in het woonzorgcentrum moeilijker, vooral als de bewoner op een tweepersoonskamer<br />

ligt. <strong>De</strong>ze bewoners beschikken over geen enkele ruimte waar ze<br />

eens tot zichzelf kunnen komen en alleen kunnen zijn. Maar ook de bejaarde<br />

die een kamer alleen heeft, moet rekening houden met het feit dat op er<br />

ieder moment iemand kan binnenkomen. Zo kan de bejaarde moeilijk iets<br />

doen waarvoor hij zich schaamt of wat hij liever voor zichzelf houdt en niet<br />

met anderen wil delen, zoals een persoonlijk gesprek voeren.<br />

B Persoonlijke tijd<br />

<strong>De</strong> persoonlijke tijd* bestaat uit de momenten die men voor zichzelf houdt,<br />

wanneer men even kan rusten, zonder dat men gestoord wordt door<br />

anderen. <strong>De</strong> persoonlijke ruimte is de meest geschikte plek om persoonlijke<br />

tijd in door te brengen. Persoonlijke tijd in de persoonlijke ruimte is echter<br />

niet vanzelfsprekend, omdat de persoonlijke ruimte vaak betreden wordt. <strong>De</strong><br />

praktijk toont echter aan dat bewoners van een woonzorgcentrum er ook in<br />

slagen persoonlijke tijd door te brengen in gemeenschappelijke ruimten. <strong>De</strong><br />

beleving van de persoonlijke tijd vormt bijgevolg geen echt probleem in het<br />

woonzorgcentrum.<br />

C Persoonlijke levenssfeer<br />

Als je eens kijkt naar het dagelijks leven in het woonzorgcentrum, zie je dat de<br />

verschillende personeelsleden veel te weten kunnen komen over de bewoner<br />

en de familie, gewild of ongewild.<br />

Bv. Katrien, de poetsvrouw, ziet een brief liggen over de problematische<br />

fi nanciële situatie van een bewoner.<br />

Personeelsleden moeten deze informatie steeds voor zich houden. Ze moeten<br />

het beroepsgeheim steeds naleven.<br />

D Taken van de verzorgende met betrekking tot de privacy van de <strong>zorgvrager</strong><br />

> Heb aandacht voor de privacy van de bewoner.<br />

Dit kun je doen door te kloppen voor je de kamer betreedt en door<br />

toestemming te vragen bij bepaalde taken (bv. linnen in de kleerkast<br />

leggen, tafel afruimen ...).<br />

> Respecteer persoonlijke bezittingen van de bewoner.<br />

Snuffel niet in papieren of foto’s die op tafel liggen, leg zaken die je<br />

verplaatst hebt bij het opruimen op de juiste plaats terug.<br />

> Respecteer de privacy van de bewoner tijdens gesprekken.<br />

Vraag bijvoorbeeld niet door over onderwerpen waar de <strong>zorgvrager</strong> zich<br />

ongemakkelijk bij voelt. Als hij weinig uitleg geeft bij bepaalde zaken,<br />

begin je beter over iets anders.<br />

© Plantyn<br />

157


158<br />

4.3.2 Het verlies van autonomie<br />

Wanneer mensen naar het woonzorgcentrum gaan, verliezen ze een stuk van<br />

hun autonomie*.<br />

A Vormen van autonomie<br />

> Uitvoeringsautonomie*<br />

Dit heeft betrekking op het zelf beslissen wat<br />

je gaat doen en dit zelfstandig uitvoeren. Dit<br />

veronderstelt een mate van zelfredzaamheid<br />

en vrijheid.<br />

Bv. Louise staat ’s morgens om 10 uur op. Ze<br />

beslist om niet naar het ontbijt te gaan. Ze<br />

wast zich en gaat naar de wekelijkse markt,<br />

dicht bij het woonzorgcentrum. Louise beslist<br />

zelf om deze dingen te doen en ze voert ze<br />

op eigen houtje uit. Ze is zelfredzaam: ze kan<br />

zichzelf nog wassen en aankleden en kan nog<br />

naar de markt gaan.<br />

> Beslissingsautonomie*<br />

Sommige bewoners zijn niet zelfredzaam genoeg om zelfstandig bepaalde<br />

handelingen uit te voeren. Ze kunnen wel nog zelfstandig beslissen wat ze<br />

willen doen.<br />

Bv. Anna beslist bij het opstaan dat ze naar de markt wil. Ze kan dit niet<br />

meer zelfstandig doen, want ze is niet meer goed te been. Een verzorgende<br />

moet haar helpen om op te staan en de animator gaat even naar<br />

de markt met haar in de rolstoel.<br />

Het is belangrijk dat de personeelsleden de bewoners zo veel mogelijk<br />

keuzes laten. Zorgverleners mogen ook niet zwart-wit denken. Het is dus<br />

niet zo dat ofwel de bewoner beslist, ofwel de zorgverlener. <strong>De</strong> zorgverlener<br />

kan immers ook vragen wat de bewoner wenst of hij kan enkele voorstellen<br />

aandragen.<br />

Bv. <strong>De</strong> animator vraagt aan Anna of ze naar de markt wil gaan of liever in<br />

het woonzorgcentrum blijft.<br />

> Gedelegeerde autonomie*<br />

Als de bewoner niet meer in staat is om zelf te beslissen of handelingen<br />

zelfstandig uit te voeren, zal het personeel van het WZC veel beslissingen<br />

en taken overnemen.<br />

Bv. Aimé is zwaar dementerend. Bij het opstaan heeft hij het plan opgevat<br />

om de trein te nemen naar Zuid-Frankrijk om er zijn vader te bezoeken.<br />

Zijn vader is echter al twintig jaar geleden gestorven. <strong>De</strong> verzorgende stelt<br />

voor om naar het ontbijt te gaan en daarna samen met enkele andere<br />

bewoners en personeelsleden naar de markt te gaan. Tijdens het bezoek<br />

aan de markt houdt het personeel Aimé goed in de gaten en regelen ze<br />

ook de betaling van enkele producten die hij wil kopen.<br />

© Plantyn


B Verlies van autonomie<br />

> Bij een opname is de <strong>zorgvrager</strong> onzeker<br />

Als de <strong>zorgvrager</strong> pas in het woonzorgcentrum is, voelt hij zich vaak kwetsbaar.<br />

Je hebt al gezien dat de bejaarde alles heeft moeten achterlaten en<br />

zich onzeker voelt bij de nieuwe woonvorm. <strong>De</strong> nieuwe bewoner zal bijgevolg<br />

makkelijker doen wat er van hem gevraagd wordt.<br />

Bv. Hubert kan zich nog zelf wassen. Toch laat hij dit door de verzorgende<br />

doen als zij dit voorstelt.<br />

> Afhankelijke <strong>zorgvrager</strong><br />

<strong>De</strong> bewoner wordt op die manier in de rol van afhankelijke <strong>zorgvrager</strong><br />

geduwd. Er komt bijgevolg geen reactie meer als de zorgverlener de<br />

bewoner helpt en de bewoner komt vast te zitten in een vaststaand<br />

patroon. <strong>De</strong> verschillende activiteiten die de bejaarde vroeger nog wel<br />

uitoefende, voert hij nu niet meer zelfstandig uit en hij zal ze na verloop<br />

van tijd verleren. Uiteindelijk moet de bewoner toegeven dat hij nog maar<br />

weinig kan. Vanuit die kwetsbaarheid en onzekerheid zal de bejaarde<br />

vlugger doen wat er van hem gevraagd wordt. Dit proces is een vicieuze<br />

cirkel waar de bewoner moeilijk uit geraakt.<br />

> Onderschatte mogelijkheden<br />

<strong>De</strong> mogelijkheden van de residenten worden vaak onderschat. Het beeld<br />

dat men heeft over <strong>oudere</strong>n is negatief. Ze worden gezien als afhankelijk,<br />

passief, als personen met sterk verminderde mogelijkheden. Dit beeld<br />

wordt nog versterkt door de dagelijkse confrontatie met verschillende<br />

<strong>oudere</strong>n die zorgbehoevend zijn. Het gevaar is dat bepaalde handelingen,<br />

hoe simpel ze ook mogen zijn voor de bewoner, overgenomen worden<br />

door de verzorgenden. <strong>De</strong> zorgverleners handelen te vaak vanuit hun<br />

eigen overtuiging en niet vanuit de behoefte van de bejaarde.<br />

Bv. Het openen van een pakje boter, het kammen van het haar …<br />

> <strong>De</strong> zorg wordt georganiseerd<br />

Alle zorg wordt gepland volgens een welomschreven schema. Dit heeft tot<br />

gevolg dat alle bewoners op dezelfde manier behandeld worden, ongeacht<br />

hun mogelijkheden en beperkingen. Alles moet vlug gebeuren – door<br />

de tijdsdruk – en de zorgverstrekkers nemen daarbij zonder na te denken<br />

heel wat taken van de <strong>zorgvrager</strong> over die hij nog perfect zelf kan uitvoeren.<br />

C Taken van de verzorgende met betrekking tot de autonomie van de <strong>zorgvrager</strong><br />

> Geef de <strong>zorgvrager</strong> inspraak.<br />

Als de <strong>zorgvrager</strong> inspraak krijgt, zal hij het gevoel hebben dat hij controle<br />

heeft over het eigen leven en dit zal het welbevinden verhogen.<br />

> Laat de <strong>zorgvrager</strong>, indien mogelijk, zelf keuzes maken.<br />

<strong>De</strong> bewoners moeten het gevoel krijgen dat ze zelf keuzes kunnen maken.<br />

Bv. Louis is slecht te been. Daardoor geraakt hij moeilijk bij zijn buur. Maar<br />

als hij het aan Frederik, de verzorgende, vraagt, brengt die hem wel tot<br />

daar. ©<br />

Plantyn<br />

159


160<br />

> Bespreek welke mogelijkheden de bewoner heeft om eigen gebruiken<br />

verder te zetten binnen de muren van het rustoord.<br />

Bv. Mevrouw Willens is het gewoon om vroeg op te staan. Daarom wordt<br />

haar ontbijt al om 7 uur gebracht.<br />

> Laat de bewoner nog zo veel mogelijk zelf doen.<br />

Bv. Mevrouw Laurys maakt elke dag zelf haar bed op.<br />

> Laat bewoners indien zij dit wensen huishoudelijke taken vervullen op<br />

de afdeling.<br />

Bv. Elke namiddag komt mevrouw Van Elzen de tassen in de gemeenschappelijke<br />

keuken afwassen. Dit doet haar denken aan thuis en dankzij<br />

deze kleine taak kan ze zich nog altijd nuttig maken.<br />

> Betrek de bewoners bij het decoreren van de afdeling.<br />

Sommige bewoners zijn nog actief en creatief, andere vinden het gewoon<br />

fi jn om aanwezig te zijn bij de activiteiten.<br />

Bv. Miekes vingers zijn krom door de reuma. Er is niet veel dat ze nog<br />

kan met haar handen. Toch is ze elke donderdag aanwezig bij de creanamiddag.<br />

<strong>De</strong> gezellige sfeer, de vlotte babbels en het geplaag van de<br />

animatoren zijn dingen waar ze elke keer weer naar uitkijkt.<br />

> Informeer de bewoner over de werking van het rustoord.<br />

Bewoners worden graag op de hoogte gebracht van allerlei wijzigingen bij<br />

directie, verbouwingen en personeelswissels.<br />

Bv. Er wordt een nieuw toilet geplaatst. Dit zorgt voor heel wat lawaaihinder.<br />

> Als de dagelijkse routine door omstandigheden verstoord wordt, dan<br />

is het wenselijk om de bewoners te verwittigen.<br />

Bv. Er was een elektriciteitspanne, waardoor men in de keuken niet kon<br />

starten met de bereiding van het middagmaal. Alle bewoners werden<br />

persoonlijk verwittigd.<br />

4.4 Veranderingen in de relaties<br />

4.4.1 Levensloopgebonden relaties*<br />

<strong>De</strong>ze relaties heeft de bewoner al een hele tijd. Hij heeft ze opgebouwd voor<br />

hij naar het woonzorgcentrum kwam.<br />

A Vriendschapsrelaties<br />

Hechte vriendschappen vallen bij een<br />

opname niet weg, maar ze krijgen wel een<br />

andere invulling.<br />

Bv. Leona ging toen ze thuis was geregeld<br />

op stap met haar buurvrouw Marie-Claire.<br />

Ze gingen samen naar de tearoom, op<br />

zondag naar de markt, naar het park om te<br />

© Plantyn


wandelen ... Nu ze in het woonzorgcentrum verblijft, kunnen ze deze uitjes<br />

nog moeilijk samen delen. Wanneer Marie-Claire op bezoek komt, mag ze op<br />

Leona haar kamer. Aan de deur hangt Leona het bordje ‘Ik heb bezoek’. <strong>De</strong><br />

verzorgenden komen dan niet binnen. Zo krijgt Leona voldoende privacy.<br />

Vriendschapsrelaties zijn vooral gericht op persoonlijke betrokkenheid en<br />

vertrouwen. Ze hebben een positief effect op het zelfwaardegevoel van de<br />

bewoner.<br />

B Familierelaties<br />

Voor familieleden treedt er vaak een serieuze taakverschuiving op. Ze komen<br />

niet naar het woonzorgcentrum om de <strong>oudere</strong> te verzorgen, zoals ze deden<br />

toen de <strong>oudere</strong> nog thuis woonde, maar om hem een bezoekje te brengen.<br />

Voor de <strong>oudere</strong> is dit contact zeer belangrijk. <strong>De</strong> familie speelt een belangrijke<br />

rol bij de emotionele ondersteuning van de <strong>oudere</strong> als hij een moeilijk<br />

moment heeft.<br />

C Andere informele relaties<br />

Daarnaast zijn er nog andere relaties van vroeger, bijvoorbeeld kennissen of<br />

buren. <strong>De</strong>ze personen zullen in het begin redelijk veel op bezoek komen.<br />

Na verloop van tijd zullen deze bezoeken echter verminderen. Sommige<br />

contacten die kenmerkend waren voor de vroegere leefsituatie, zullen<br />

verdwijnen.<br />

Bv. Wanneer mevrouw Bauwens nog thuis woonde, maakte ze elke morgen<br />

een praatje met de postbode.<br />

D Taak van de verzorgende<br />

In woonzorgcentra wordt het contact met familie, vrienden en kennissen<br />

gestimuleerd, omdat het bijdraagt tot het welbevinden van de bewoner.<br />

Zo zijn er in veel woonzorgcentra cafetaria’s, waar men terechtkan met de<br />

familie, medebewoners en vrienden om gezellig iets te drinken. Ook worden<br />

er verschillende activiteiten georganiseerd waaraan bezoekers kunnen deelnemen,<br />

zodat ze ook andere bewoners leren kennen. Vaak zijn er in woonzorgcentra<br />

geen bezoekuren zoals in ziekenhuizen. Dit maakt de stap om op<br />

bezoek te gaan bij de <strong>oudere</strong> een stuk kleiner.<br />

Als verzorgende besteed je ook aandacht aan de contacten met bezoekers.<br />

Je maakt regelmatig een praatje met hen en probeert hen te betrekken bij de<br />

activiteiten die georganiseerd worden. Dit verbetert het persoonlijk contact<br />

met de bewoner en zijn omgeving.<br />

4.4.2 Woonzorggebonden relaties*<br />

A Relaties met het personeel van het woonzorgcentrum<br />

© Plantyn<br />

Het personeel bouwt een bepaalde band op met de bewoners. Daarbij<br />

gelden twee aspecten:<br />

161


162<br />

> Een goede band verbetert het welbevinden<br />

Een goede relatie tussen het personeel en de bewoner werpt zijn vruchten<br />

af. <strong>De</strong> bewoner voelt zich beter in zijn omgeving. Dit is ook logisch, omdat<br />

het personeel elke dag met de bewoners in contact komt.<br />

> Voldoende afstand is noodzakelijk<br />

<strong>De</strong> relatie moet niet uitgroeien tot een diepere band, het kan louter functioneel<br />

blijven. Het is belangrijk dat het personeel een bepaalde afstand<br />

houdt van de bewoner. Als er te nauwe contacten zijn, komt dit de hulpverlening<br />

niet altijd ten goede.<br />

<strong>De</strong> band die er kan ontstaan, is zowel afhankelijk van de bewoner als van het<br />

personeel:<br />

> Bewoners die een gesloten karakter hebben en niet zo sociaal ingesteld<br />

zijn, zullen het in het woonzorgcentrum moeilijker hebben om een goede<br />

relatie op te bouwen met het personeel. Hierdoor zal de verzorgende<br />

minder snel inzicht krijgen in de behoeften van de bewoner. Het contact<br />

verloopt oppervlakkiger en de zorg is beperkt tot de lichamelijke noden.<br />

> Je ziet dat er op de afdeling soms bewoners zijn die zich extreem afhankelijk<br />

opstellen. Door ziekte of tegenslag ontstaat het gevoel dat ze zelf<br />

niets meer kunnen. <strong>De</strong>ze bewoners doen geen inspanningen meer om<br />

hun eigen welbevinden te verbeteren en steunen voor alles op de verzorgenden.<br />

Dit weegt zwaar op de relatie met het personeel.<br />

Tips voor de verzorgende:<br />

> Geef bewoners met een gesloten karakter meer aandacht, want ook zij<br />

hebben nood aan een omgeving waarin ze zich thuis voelen.<br />

> Als bewoners zich extreem afhankelijk opstellen, geef je niet toe aan hun<br />

claimgedrag. Probeer op een vlotte, vriendelijke manier de bewoner ertoe<br />

te brengen een aantal taken zelf terug op te nemen.<br />

> <strong>De</strong> personeelsleden laten dikwijls kansen liggen om een beter contact<br />

met de bewoner op te bouwen, doordat ze zich voornamelijk concentreren<br />

op het verzorgend aspect. Als je voor langere tijd de zorgen voor<br />

een bepaalde bewoner uitvoert, kun je tijdens de fysieke verzorging<br />

ook werken aan een dieper contact. In sommige instellingen maakt men<br />

gebruik van aandachtspersonen: zie 4.5 Werken met aandachtspersonen.<br />

B Relaties met vrijwilligers<br />

<strong>De</strong> vrijwilligers kunnen helpen bij grote feesten, bij animatieactiviteiten, in de<br />

keuken en de cafetaria, op de afdelingen, bij de maaltijden. Ze komen dus<br />

regelmatig in contact met de bewoners en kunnen een belangrijke bijdrage<br />

leveren aan het welbevinden van de bewoners. Ze geven de bewoners een<br />

extra kans om sociale contacten te leggen.<br />

© Plantyn


C Relaties tussen de bewoners<br />

Sommige bejaarden zien in de verhuis naar het woonzorgcentrum een nieuwe<br />

kans om sociale contacten aan te gaan. Onderzoek heeft echter uitgewezen<br />

dat meer dan de helft van de bewoners weinig sociale contacten onderhoudt<br />

met medebewoners. Meer zelfs: hoe langer men in een woonzorgcentrum<br />

verblijft, hoe minder contacten men doorgaans heeft met medebewoners.<br />

Redenen waarom bejaarden geen contact (meer) zoeken met andere bewoners:<br />

> Minder sociale vaardigheden<br />

Ouderen hebben steeds geleerd om te luisteren en te zwijgen. Hun<br />

mening was vaak ondergeschikt aan die van anderen. Dit maakt dat ze hun<br />

mening minder vlug kwijt willen. Het is voor hen zo altijd geweest. Soms<br />

kan er zelfs angst optreden om hun mening te geven.<br />

> Angst om hechte contacten weer te verliezen<br />

Sommige <strong>oudere</strong>n hebben angst om duurzame relaties aan te gaan,<br />

omdat ze zich ervan bewust zijn dat de dood voor velen nadert. Ze investeren<br />

liever niet in nieuwe contacten, omdat ze vrezen dat deze contacten<br />

snel weer kunnen wegvallen en zij zullen achterblijven met verdriet.<br />

> Fysieke beperkingen<br />

<strong>De</strong> beperkingen op het vlak van gehoor, zicht, spraak en mobiliteit brengen<br />

heel wat drempels met zich mee om een gesprek te beginnen met een<br />

andere bewoner. Die andere bewoner kampt bovendien met gelijkaardige<br />

problemen. Bewoners die nog mobiel zijn, gaan sneller een praatje maken<br />

met medebewoners.<br />

> Tegenzin om zich aan te sluiten bij andere bejaarden<br />

Sommige mensen hebben een negatief beeld over <strong>oudere</strong>n. <strong>De</strong> oude dag<br />

wordt gezien als een tijd van ziekte en achteruitgang. Maar ook bij de<br />

<strong>oudere</strong>n leeft dit beeld, terwijl ze zelf bejaard zijn. In een woonzorgcentrum<br />

wordt dit beeld nog eens versterkt. <strong>De</strong> bejaarde wil niet in die groep<br />

van <strong>oudere</strong>n gaan zitten, hij wil niet tot die groep behoren en wil niet<br />

inzien dat hij ook oud is. <strong>De</strong> bewoner ziet niet in dat hij ook zorgbehoevend<br />

en bejaard is. Hij zoekt liever contact met personen buiten het woonzorgcentrum.<br />

Het kan zelfs zover gaan dat bepaalde bewoners een betuttelende<br />

houding aannemen tegenover hun medebewoners, wat uiteraard<br />

een hechte en affectieve relatie in de weg staat.<br />

© Plantyn<br />

163


164<br />

Taken van de verzorgende:<br />

> Geef minder mobiele bewoners de kans om ook regelmatig<br />

‘op bezoek’ te gaan bij medebewoners.<br />

> Stel bewoners aan elkaar voor. Doe dit zeker met<br />

nieuwe bewoners.<br />

> Het woonzorgcentrum organiseert gemeenschappelijke<br />

activiteiten voor de bewoners. Probeer meer<br />

teruggetrokken bewoners te overtuigen om daaraan<br />

deel te nemen.<br />

4.5 Werken met aandachtspersonen<br />

Werken met aandachtspersonen* betekent dat de bewoner een vertrouwenspersoon<br />

krijgt toegewezen. Dit kan elke persoon zijn die iets te<br />

maken heeft met de zorg voor de <strong>oudere</strong>. Tot deze categorie behoren:<br />

verpleegkundigen, verzorgenden, ergotherapeuten, animatoren, kinesisten<br />

...<br />

Elk personeelslid krijgt enkele (twee tot vier) personen toegewezen voor wie<br />

hij extra zorg moet dragen. Er blijft uiteraard een verantwoordelijkheid voor<br />

alle bewoners van de afdeling, maar het betrokken personeelslid volgt enkele<br />

bewoners van dichterbij op.<br />

Het werken met aandachtspersonen vraagt een persoonlijk engagement van<br />

beide partijen. Elke bewoner kiest de verzorgende bij wie hij zich het best<br />

voelt. Op zijn beurt heeft de verzorgende de opdracht om speciale aandacht<br />

te schenken aan de bewoners die aan hem zijn toegewezen. Dit zijn zijn<br />

aandachtspersonen. Het gaat erom een warme, menselijke relatie tot stand te<br />

brengen en de menselijkheid in het rusthuis te vergroten.<br />

4.5.1 Taken van de aandachtsverzorgende<br />

> Op vlak van relaties<br />

– Contact met de <strong>oudere</strong><br />

Bv. Regelmatig eens binnenspringen bij<br />

de <strong>oudere</strong>, tijd vrijmaken voor een babbel,<br />

troost bieden, nabijheid tonen, informatie<br />

verlenen, bereid zijn om te luisteren, zich<br />

inleven, aandacht hebben voor onrust,<br />

aandacht hebben voor verdriet, haalbare wensen inwilligen, aandacht<br />

hebben voor de behoeften en wensen van de <strong>oudere</strong>, delen in vreugdevolle<br />

momenten …<br />

© Plantyn<br />

– Contact met de familie<br />

<strong>De</strong> vertrouwenspersoon is naast de hoofdverpleegkundige een<br />

aanspreekpunt voor de familie. Dit betekent dat informatie of onge-


noegen via de vertrouwenspersoon kan worden doorgegeven. Dit wil<br />

niet zeggen dat de aandachtsverzorgende het probleem zelf moet<br />

oplossen.<br />

Een gesprek met de familie om te informeren naar de levensloop en<br />

gewoontes van de <strong>oudere</strong> kan heel zinvol en verhelderend zijn.<br />

Voor de familie kan het ook een blijk van steun zijn als de aandachtsverzorgende<br />

aanwezig is op de begrafenis van de <strong>oudere</strong>.<br />

> Op vlak van lichamelijke zorg<br />

– <strong>De</strong> aandachtsverzorgende heeft aandacht voor wat de <strong>oudere</strong> zelfstandig<br />

kan en communiceert hierover met collega’s.<br />

– In overleg met de collega’s kan men ervoor zorgen dat de vertrouwenspersoon<br />

zijn aandachtspersonen kan helpen bij het ochtendtoilet<br />

en de maaltijd.<br />

– <strong>De</strong> aandachtsverzorgende signaleert problemen van zijn aandachtspersonen<br />

aan de hoofdverpleegkundige en in het team.<br />

– <strong>De</strong> aandachtsverzorgende heeft aandacht voor het comfort van de<br />

aandachtspersoon, bv. door te zorgen voor aangename zit- en lighoudingen<br />

door middel van kussens.<br />

– Als het nodig is, voorziet de aandachtsverzorgende hulpmiddelen<br />

voor de <strong>zorgvrager</strong>.<br />

– Er gaat speciale aandacht naar de algemene lichamelijke verzorging,<br />

zoals kapsel, sieraden, make-up, kledij, bril, hoorapparaat ...<br />

> Op vlak van het dagelijks leven<br />

– <strong>De</strong> aandachtsverzorgende stimuleert de zelfredzaamheid en houdt<br />

rekening met de mogelijkheden en beperkingen van de <strong>zorgvrager</strong>.<br />

– Hij schenkt aandacht aan de persoonlijke voorkeuren en wensen van<br />

de <strong>oudere</strong>.<br />

– Hij kan eventueel wat extraatjes trachten in te lassen in het werkprogramma,<br />

zoals een wandeling of een praatje maken, de krant voorlezen,<br />

de actualiteit samen bespreken, de kasten samen op orde brengen ...<br />

– <strong>De</strong> aandachtsverzorgende helpt de contacten met de buitenwereld<br />

onderhouden.<br />

– Hij helpt feestdagen, verjaardagen, familiegebeurtenissen ... bijhouden.<br />

– Hij spoort interesses op en geeft informatie door aan het team.<br />

> Op vlak van informatie en administratie<br />

– <strong>De</strong> aandachtsverzorgende houdt het zorgplan bij en heeft specifi eke<br />

aandacht voor de aandachtspunten van zijn aandachtspersonen.<br />

– Het diensthoofd wordt steeds betrokken bij beslissingen, zodat hij op<br />

de hoogte blijft van wat er gebeurt.<br />

– <strong>De</strong> aandachtsverzorgende houdt de verslaggeving rond anamnese*<br />

over zijn aandachtspersonen bij.<br />

– Als hij na enkele dagen verlof weer op de dienst komt, heeft de<br />

aandachtsverzorgende specifi ek even aandacht voor die informatie<br />

die er over de aandachtspersonen is genoteerd.<br />

© Plantyn<br />

165


166<br />

4.5.2 Voordelen van het werken met aandachtspersonen<br />

> Voordelen voor de aandachtspersoon<br />

– <strong>De</strong> bewoner zal zich open opstellen ten opzichte van de verzorgende<br />

die hij heeft uitgekozen. Hij kan met zijn problemen, verhalen<br />

of wensen bij één iemand terecht. Dit is beter dan telkens opnieuw<br />

zomaar iemand aan te spreken, want dan is er niemand die een<br />

totaalbeeld heeft van de <strong>zorgvrager</strong> en gaat zijn verhaal snel verloren.<br />

Bovendien vertellen we in ons dagelijks leven toch ook niet zomaar<br />

alles aan iedereen, dus waarom zouden we dit van de bewoners in<br />

een rusthuis wel verwachten?<br />

Bv. Mevrouw Dubois heeft problemen met haar dochter. Gelukkig heeft<br />

ze Lucia, de aandachtsverzorgende, bij wie ze af en toe haar hart kan<br />

luchten.<br />

– Er ontstaat een vertrouwensrelatie met een personeelslid, waarin<br />

geborgenheid, waardering en veiligheid vooropstaan. Een zorgverlener<br />

die aandacht heeft voor het verdriet van mensen betekent<br />

doorgaans meer voor hen dan hij zelf denkt. In moeilijke situaties<br />

hebben mensen immers vooral een luisterend oor nodig. Ze hebben<br />

nood aan iemand bij wie zij zich begrepen voelen en aan wie ze<br />

kunnen vertellen wat er precies in hen omgaat.<br />

– Er wordt meer ingespeeld op de individuele behoeften van de <strong>zorgvrager</strong><br />

en de aanpak is persoonlijker. Daardoor voelt de bewoner zich<br />

sneller thuis en is hij minder eenzaam.<br />

– Er wordt aandacht geschonken aan het lichamelijke, materiële,<br />

psychologische, sociale en geestelijke welbevinden.<br />

– Er is ook aandacht voor <strong>zorgvrager</strong>s die minder sociaal zijn en moeilijker<br />

contacten leggen.<br />

© Plantyn


Voordelen voor de verzorgende<br />

– <strong>De</strong> verzorgende voelt zich meer betrokken. Er ontstaat een vertrouwensrelatie<br />

met de <strong>zorgvrager</strong>.<br />

– Er ontstaat een beter contact met de familie, met wie de verzorgende<br />

ook contact opneemt.<br />

– <strong>De</strong> verzorgende wordt sterker betrokken bij zijn werk en creëert zo<br />

een meer kwaliteitsvolle totaalzorg.<br />

– <strong>De</strong> zorgverlener haalt voldoening uit deze manier van werken en de<br />

verantwoordelijkheden die hij krijgt.<br />

Bv. Rosita is verzorgster en heeft drie aandachtspersonen. Zij vertelt<br />

hierover: ‘Ik ken Marie, Louise en Roger nu veel beter dan vroeger. Ik<br />

weet wat ze fi jn vinden. Roger heeft heel graag dat ik hard wrijf als ik<br />

zijn rug was. Louise fl eurt op als ik haar uitgebreide kroost bewonder.<br />

Zij geniet ook erg van een extra voetbadje tussendoor. Marie is eerder<br />

somber van aard en de meeste verzorgenden vinden haar een grote<br />

zaag. Ik begrijp nu veel beter dan vroeger dat ze nog altijd veel verdriet<br />

heeft om haar zoon, die op 25-jarige leeftijd overleden is. Ze heeft<br />

zijn plotse dood niet kunnen verwerken. Ik moet mijn collega’s daar af<br />

en toe aan herinneren. Wat ik een grote verbetering vind, is dat ik zo<br />

veel mogelijk mijn aandachtspersonen mag verzorgen ’s morgens. <strong>De</strong><br />

verantwoordelijke houdt er rekening mee bij de werkverdeling. Ik vind<br />

het in elk geval veel leuker werken dan vroeger, elke dag ontdek je<br />

weer nieuwe dingen die je dichter bij de <strong>zorgvrager</strong>s brengen.’<br />

> Voordelen voor de instelling<br />

– Er kan bewonersgericht gewerkt worden. Dit wil zeggen dat er maximaal<br />

kan worden ingespeeld op de individuele noden, rekening<br />

houdend met de wensen van de <strong>zorgvrager</strong> en de mogelijkheden<br />

binnen de voorziening.<br />

– Er is meer arbeidsvreugde. Het personeel presteert beter en heeft<br />

meer zin in het werk.<br />

– <strong>De</strong> instelling krijgt een beter imago.<br />

– Door kennis en inzicht in de levensgeschiedenis kan er continuïteit<br />

in het levenspatroon van de <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong> nagestreefd worden.<br />

Daarvoor is het belangrijk dat de zorgverlener zo veel mogelijk gegevens<br />

van de bewoner verzamelt.<br />

– Het bevordert de samenwerking tussen collega’s. Tijdens overlegmomenten<br />

bespreekt elke zorgverlener zijn <strong>zorgvrager</strong>s. Tussendoor<br />

kunnen collega’s bij elkaar terecht met vragen over elkaars aandachtspersonen.<br />

4.5.3 Valkuilen bij het werken met aandachtspersonen<br />

© Plantyn<br />

> Valkuilen voor de aandachtsverzorgende<br />

– Afschuiven van verantwoordelijkheid<br />

Bv. <strong>De</strong> familie van mevrouw Verbeek komt bij Elien, een personeelslid.<br />

Mevrouw Verbeek mist weer een jurk. Elien antwoordt: ‘Sandy is<br />

167


168<br />

haar aandachtsverzorgende. Zij is nu niet aanwezig. Volgende week<br />

maandag is ze terug. Geef het aan haar door’.<br />

– Alleen oog hebben voor de eigen aandachtspersoon<br />

Bv. Els investeert al haar tijd en energie in haar drie aandachtspersonen.<br />

Daardoor heeft ze steeds minder tijd om een praatje te maken met<br />

andere <strong>zorgvrager</strong>s, die haar onvriendelijk en nors noemen.<br />

– Begrenzing van het takenpakket<br />

<strong>De</strong> zorg/aandacht moet voor elke aandachtspersoon dezelfde zijn.<br />

Bv. Evelyne heeft schuimwijn en taart meegebracht om de verjaardag<br />

van Leon, een van haar aandachtspersonen, te vieren. Ze vraagt aan<br />

collega’s om die namiddag enkele taken van haar over te nemen, zodat<br />

ze er een gezellig moment van kan maken met Leon. <strong>De</strong> hoofdverzorgende<br />

tikt haar op de vingers en laat weten dat het organiseren van dit<br />

soort feestjes niet tot haar takenpakket behoort.<br />

– Concurrentie onder de verzorgenden<br />

Het is niet de bedoeling dat er een concurrentiestrijd ontstaat tussen<br />

het personeel om de beste aandachtsverzorgende te zijn. Iedereen<br />

zorgt vanuit zijn eigen persoonlijkheid, maar binnen het afgelijnde<br />

takenpakket, voor de hem toegewezen aandachtspersonen.<br />

> Valkuilen voor de bewoners<br />

– Jaloersheid<br />

Bv. Rita vertelt: ‘Vera, mijn aandachtsverzorgende, komt slechts twee<br />

keer per week langs. Ik merk dat andere aandachtsverzorgenden meer<br />

tijd doorbrengen met hun aandachtspersoon. Ik zou daarom graag<br />

veranderen van aandachtsverzorgende.’<br />

© Plantyn<br />

– Opeisen van de aandachtsverzorgende<br />

Bv. Maria moet naar het toilet. Sandra komt haar helpen. Maria zegt:<br />

‘Neen, Rosita, mijn aandachtsverzorgende, moet komen. Zij alleen weet<br />

hoe ik geholpen moet worden.’


F Omgaan met de <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong><br />

Doelstellingen<br />

Als je dit thema hebt afgewerkt, verwachten we van jou dat je:<br />

> de driehoek van welbevinden kunt uitleggen;<br />

> tips voor het omgaan met de <strong>zorgvrager</strong> in de thuissituatie kunt geven;<br />

> animatieve grondhouding kunt uitleggen;<br />

> algemene regels i.v.m. een groepsactiviteit kunt opnoemen;<br />

> groepsactiviteiten kunt illustreren met voorbeelden;<br />

> het stappenplan voor een activiteit kunt geven;<br />

> algemene tips in het omgaan met chronische zieken kunt verwoorden;<br />

> dementie kunt defi niëren;<br />

> het verschil tussen ouderdomsvergeetachtigheid en dementie kunt formuleren;<br />

> de verschillende fasen in dementie kunt beschrijven;<br />

> de verschillende symptomen van dementie kunt opnoemen;<br />

> tips in het omgaan met de dementerende <strong>zorgvrager</strong> kunt opnoemen;<br />

> aandachtspunten bij het aanbieden van activiteiten aan dementerenden<br />

kunt opnoemen;<br />

> reminiscentie kunt verklaren;<br />

> snoezelen kunt uitleggen;<br />

> ROT kunt uitleggen;<br />

> aromatherapie kunt uitleggen;<br />

> geheugentraining kunt uitleggen;<br />

> validation kunt verklaren;<br />

> de structuur van een slechtnieuwsgesprek kunt geven;<br />

> tips voor het omgaan met agressieve reacties tijdens een slechtnieuwsgesprek<br />

kunt opnoemen;<br />

> de vier rouwtaken kunt defi niëren;<br />

> de taak van de verzorgende t.o.v. de rouwenden kunt uitleggen;<br />

> de reacties bij rouw kunt uitleggen;<br />

> palliatieve zorg kunt verklaren;<br />

> de houding van de verzorgende tegenover de terminale <strong>zorgvrager</strong> kunt<br />

uitleggen;<br />

> tips voor het omgaan met agressie kunt opnoemen;<br />

> tips voor het omgaan met vrees en angst kunt opnoemen;<br />

> tips voor het omgaan met depressie kunt opnoemen;<br />

> tips voor het omgaan met achterdocht kunt opnoemen;<br />

> tips voor het omgaan mat afasie kunt opnoemen;<br />

> tips voor het omgaan met agnosie kunt opnoemen;<br />

> tips voor het omgaan met apraxie kunt opnoemen;<br />

> kenmerken van de allochtone <strong>oudere</strong> kunt opnoemen;<br />

> tips voor het omgaan met taalproblemen bij de allochtone <strong>oudere</strong> kunt<br />

opnoemen.© Plantyn<br />

169


170<br />

1 <strong>De</strong> driehoek van welbevinden<br />

Hulpverlening kan worden gezien als een continue interactie tussen drie<br />

partijen: de <strong>zorgvrager</strong>, de familie en de hulpverleners. <strong>De</strong> kwaliteit van deze<br />

interacties heeft een grote invloed op het welbevinden van de betrokken<br />

partijen. Men noemt dit de driehoek van welbevinden.<br />

Dit kan men schematisch als volgt voorstellen:<br />

Zorgvrager<br />

Familie Hulpverlener<br />

Voorbeeld:<br />

Leona is 76 jaar en woont nog alleen. Zij is nog mobiel,<br />

maar een beginnende dementering brengt haar zelfstandigheid<br />

in gedrang. Haar jongste zoon besluit om<br />

zijn moeder in huis in te nemen.<br />

Leona komt soms agressief uit de hoek. Dit zorgt<br />

voor spanningen in het gezin. <strong>De</strong> 15-jarige kleindochter<br />

heeft het moeilijk met de situatie. Zij kan zich<br />

niet meer concentreren op haar studies. Haar slechte<br />

rapport gaf dan ook weer de nodige strubbelingen<br />

thuis. <strong>De</strong>ze confl icten hebben dan weer een invloed<br />

op Leona.<br />

Voor de hulpverlener – de zoon – is zowel het welzijn<br />

van zijn moeder als dat van zijn dochter van belang.<br />

Goede zorg is alleen mogelijk als de drie betrokken partijen het eens<br />

zijn over wat goede zorg voor deze <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong> is en over hoe<br />

deze zorg aangeboden kan worden.<br />

Om te kunnen begrijpen wat er zich afspeelt in de driehoek ‘<strong>zorgvrager</strong> –<br />

familie – hulpverlener’ is het aangewezen om zicht te krijgen op de geschiedenis<br />

van de betrokken familie. In deze geschiedenis zijn er gebeurtenissen<br />

of perioden aan te duiden die belangrijk zijn om de evolutie van de familie en<br />

de huidige toestand (beslissingen, confl icten, knelpunten enz.) te begrijpen.<br />

© Plantyn


2 Omgaan met de individuele <strong>zorgvrager</strong><br />

2.1 In de thuissituatie<br />

Vaak hebben thuisverzorgers en<br />

zorgbehoevende personen al een<br />

lange weg afgelegd wanneer een<br />

hulpverlener of vrijwilliger bij hen<br />

aan huis komt. Ze hebben zelf al<br />

naar oplossingen gezocht voor<br />

hun moeilijkheden en ze hebben<br />

geleerd met vallen en opstaan. Als<br />

je als zorgverlener in een thuissituatie<br />

terechtkomt, is het dan ook<br />

belangrijk dat je respect toont<br />

voor de inspanningen die de thuisverzorgers al geleverd hebben. Als je<br />

als hulpverlener zoekt naar oplossingen voor bepaalde problemen, mag je<br />

daarbij de ervaring van de thuisverzorger ook zeker niet negeren.<br />

> Gun de zorgbehoevende persoon, de mantelzorger en het gezin<br />

voldoende tijd om je te leren kennen en omgekeerd. Durf uitleg te vragen.<br />

> Behandel de <strong>zorgvrager</strong> en de mantelzorger als volwaardige personen met<br />

hun eigen mogelijkheden en beperkingen.<br />

> Betrek de <strong>zorgvrager</strong> en de mantelzorger in het gesprek en in de dagelijkse<br />

activiteiten.<br />

> Elk gezin is verschillend, heeft een eigen verleden, eigen normen en<br />

waarden. Respecteer dit en wees je tegelijk bewust van je eigen geschiedenis<br />

en levensvisie.<br />

> Baken duidelijk de grenzen van je hulp af. Overschat jezelf niet, maak<br />

goede en duidelijke afspraken.<br />

> Besef dat de centrale thuisverzorger de eindverantwoordelijke is en blijft.<br />

Erken dan ook zijn ervaringsdeskundigheid en betrek hem steeds bij je<br />

activiteiten. Hij kent de zorgbehoevende persoon het best. Breng suggesties<br />

enkel in vragende zin aan.<br />

> Heb steeds oog voor het geheel van de zorg.<br />

> Respecteer het loyaliteitsgevoel binnen het gezin.<br />

> Durf overleg te plegen en feedback te vragen aan het gezin.<br />

2.2 In het woonzorgcentrum<br />

In het woonzorgcentrum hanteer je dezelfde omgangsvormen. Je benadert<br />

de <strong>zorgvrager</strong> vanuit een holistische* mensvisie. Dit kun je doen door een<br />

animatieve grondhouding aan te nemen.<br />

2.2.1 Animatieve grondhouding<br />

A Wat is animatie?<br />

© Plantyn<br />

Animatie helpt de <strong>oudere</strong>n om zich thuis te voelen in een voorziening, zich<br />

aangesproken te voelen en zin te hebben in het dagelijkse leven.<br />

171


172<br />

Animatie gaat verder dan enkele geïsoleerde activiteiten. In principe spelen<br />

de hulpverleners continu in op de gebeurtenissen in het WZC. Ze hebben<br />

hierbij oog voor een evenwicht tussen enerzijds een groepsgerichte en anderzijds<br />

een individuele benadering.<br />

B Doelstellingen van animatie<br />

> Bewoners begeleiden in hun nieuwe woon- en leefomgeving, waarbij<br />

interesse en respect getoond wordt voor de persoonlijke voorkeur en het<br />

levensverhaal.<br />

> <strong>De</strong> vrijwilligers als een meerwaarde optimaal integreren binnen de werking<br />

van het WZC.<br />

> <strong>De</strong> drempel van en naar de buitenwereld verkleinen.<br />

C Enkele praktische richtlijnen<br />

> Door middel van een goede programmatie en organisatie moeten individuele<br />

en collectieve activiteiten op maat van de bewoners worden aangeboden.<br />

> Het animatieteam en het afdelingsteam moeten in samenspraak een<br />

animatief plan opstellen.<br />

> Men moet werken met kleinere groepen, binnen een welomschreven<br />

afdeling.<br />

> <strong>De</strong> bewoners en medewerkers moeten de werking systematisch evalueren.<br />

D Animatieve grondhouding<br />

Een animatieve grondhouding* is<br />

het scheppen van een thuisklimaat<br />

waarin de bewoner zijn levensverhaal<br />

verder kan ‘be-leven’. Dit tracht men<br />

te bereiken door:<br />

> Het erkennen en respecteren van<br />

de organisatie als de ‘leef-omgeving’<br />

van de bewoner. Een open<br />

visie op <strong>oudere</strong>n en zorg kan je<br />

hierbij helpen.<br />

> In elk contact de bewoner als uniek te beschouwen, met respect voor<br />

zijn eigenheid, wensen en ideeën, mogelijkheden en kwetsbaarheden,<br />

morele, politieke, religieuze en existentiële waarden, levensloop en<br />

levensverhaal.<br />

> Via een open en geïnteresseerde omgang met familie en het stimuleren<br />

van hun actieve inbreng, hen te erkennen als een volwaardige partner in<br />

zorg.<br />

> Elkaar positief te stimuleren, in een enthousiaste en respectvolle samenwerking.<br />

<strong>De</strong>ze houding is fundamenteel aanwezig in de omgang van alle<br />

medewerkers met de bewoners, hun familie en collega-medewerkers.<br />

© Plantyn


<strong>De</strong>ze visie op zorgverlening betekent een omslag in het denken van alle partners<br />

in het zorgproces:<br />

Voor de <strong>oudere</strong> Patiënt → bewoner<br />

Object → subject<br />

Voor de familie en de omgeving Bezoeker → partner in de samenwerking<br />

Voor de zorgverleners Zorgverlener/expert → luisterende<br />

zorgverlener<br />

Voor de voorziening Aanbod → vraaggerichte* voorziening<br />

Op deze manier is animatie een opdracht van alle medewerkers en gebeurt<br />

animatie tijdens het ochtendtoilet, het ontbijt, de namiddagactiviteit, het<br />

bezoek van kinderen en kleinkinderen, de bedeling van de avondmedicatie ...<br />

© Plantyn<br />

173


174<br />

3 Omgaan met bewoners<br />

3.1 Groepsactiviteiten<br />

3.1.1 Enkele richtlijnen<br />

> Organiseer activiteiten die de bewoners leuk vinden, niet jij.<br />

> Laat de bewoner vrij in de keuze of hij wel of niet aan de activiteit wil deelnemen.<br />

> Duur: afhankelijk van de doelgroep, van 30 minuten tot 1 uur.<br />

Het concentratievermogen van de bewoners neemt na een half uur meestal<br />

af. Langdurige activiteiten zijn voor de bewoners vaak te belastend.<br />

> Zorg voor een goed verlichte en verluchte ruimte.<br />

> Zorg voor voldoende ruimte.<br />

> Zorg voor afwisseling. Let bij de keuze van de activiteiten op het afwisselen<br />

van spanning en ontspanning. Wissel af tussen actieve en minder<br />

actieve activiteiten en activiteiten die meer gericht zijn op het lichaam of<br />

meer op de geest.<br />

> Zorg dat het in je activiteit niet alleen om winnen en verliezen gaat. Er<br />

kunnen ook meerdere winnaars zijn.<br />

3.1.2 Doelstellingen<br />

Probeer de bewoner op een natuurlijke manier zo veel mogelijk te stimuleren<br />

om deel te nemen aan een activiteit. Door middel van activiteiten kun je<br />

bepaalde doelstellingen bereiken, zoals:<br />

> Het sociaal contact bevorderen: zowel met een individuele activiteit (eenop-eenrelatie)<br />

als met een groepsactiviteit (interactie met medebewoners).<br />

> Het zelfwaardegevoel van de bewoner verbeteren: doordat ze het gevoel<br />

hebben nuttig bezig te zijn en iets te kunnen, stijgt hun zelfvertrouwen.<br />

> Onrust doen afnemen: activiteiten kunnen afl eiding bieden voor de<br />

bewoner, waardoor mogelijke onrust afneemt. Bovendien zorgt het stereotiepe<br />

karakter van een aantal activiteiten (zoals de was plooien) ervoor dat<br />

de bewoner opnieuw rust vindt.<br />

3.1.3 Tips bij de begeleiding<br />

> Spreek traag en duidelijk.<br />

> Doe de oefening voor.<br />

> Stimuleer de <strong>zorgvrager</strong>s positief (zie wat je <strong>zorgvrager</strong> kan en zeg het<br />

hem ook).<br />

> Wees creatief met je materiaal. Wat kun je allemaal gebruiken?<br />

> Plaats de <strong>zorgvrager</strong>s in kringvorm op een stoel.<br />

© Plantyn


3.1.4 Enkele suggesties<br />

A Beweging<br />

> bewegingsoefeningen met de bal: gooien,<br />

voetballen, doorgeven …<br />

> (ochtend)gymnastiek: oefeningen uitvoeren<br />

die de begeleider toont<br />

> wandelen<br />

> stoelgymnastiek: dit is een vorm van turnen<br />

op en rond een stoel. <strong>De</strong> stoel maakt de<br />

oefeningen minder belastend. <strong>De</strong> mobielere<br />

<strong>zorgvrager</strong> kan op de stoel leunen en hem<br />

gebruiken voor rustpauzes. <strong>De</strong> immobiele<br />

<strong>zorgvrager</strong> kan de oefeningen al zittend doen.<br />

> bewegen op muziek<br />

– dansen in de rolstoel, de rolstoelgebruiker<br />

kan zelf nog actief of gedeeltelijk<br />

de rolstoel gebruiken<br />

– dansen in een rolstoel met codanser (staande partner)<br />

– dansen met een rollator<br />

– dansen zittend op een stoel, of stilstaand in een rolstoel<br />

> relaxatieoefeningen<br />

B Volksspelen en gezelschapsspelen<br />

> sjoelbakken<br />

> eggeschieten<br />

> kegelspel<br />

> prentenlotto<br />

> lotto-abc<br />

> kaartspelen<br />

> vijfantwoordenspel<br />

> vier op een rij<br />

C Huishoudelijke activiteiten<br />

> afwassen en afdrogen<br />

> groenten snijden<br />

> fruitsla maken<br />

> koper poetsen<br />

> koffi e malen/maken<br />

> bakken/koken<br />

> couverts maken<br />

> bloemen planten<br />

D Zingeving<br />

© Plantyn<br />

Eucharistievieringen op maat van de bewoners.<br />

<strong>De</strong> misvieringen worden georganiseerd ter<br />

gelegenheid van feestdagen (zoals Kerstmis,<br />

Allerzielen en Pasen), maar kunnen ook tijdens<br />

het jaar plaatsvinden.<br />

175


176<br />

E Reminiscentie<br />

Aan de hand van foto’s, voorwerpen,<br />

verhalen of fi lms worden er samen met<br />

de bewoners herinneringen opgehaald<br />

aan de ‘goeie ouwe tijd’. Meestal wordt<br />

reminiscentie aan een klein groepje<br />

bewoners gegeven. Dit geeft de bewoners<br />

een geborgen, veilig gevoel,<br />

zodat ze niet bang zijn om te vertellen.<br />

<strong>De</strong> reminiscentieactiviteiten worden<br />

in een apart deeltje van de leefruimte<br />

gehouden, waar er geen stoorzenders<br />

zijn zoals radio of televisie.<br />

F Crea-activiteiten<br />

> schilderen<br />

> tekenen<br />

> bloemschikken<br />

> werken met papier-maché<br />

> werken met papier (knippen, kleven)<br />

> seizoensdecoratie maken<br />

G Andere activiteiten<br />

> verjaardagsviering<br />

> optredens<br />

> verwennamiddag<br />

> fi lmnamiddag<br />

> voorlezen uit boek/krant<br />

> samen fotoalbums bekijken<br />

> modeshow<br />

> seniorenweek<br />

> dag van de rusthuisbewoner<br />

> bezoek van de sint<br />

3.1.5 Stappenplan<br />

A Wat?<br />

> Welke mogelijkheden wil je oefenen?<br />

> Welke mogelijkheden heeft de <strong>zorgvrager</strong>?<br />

> Welke voorkeur heeft de <strong>zorgvrager</strong>?<br />

B Wanneer?<br />

Welk tijdstip is het meest geschikt?<br />

C Waar?<br />

Welke eisen stel je aan het lokaal?<br />

D Wie?<br />

Welke doelgroep?<br />

© Plantyn


4 Omgaan met chronisch zieken<br />

A Neem niet alles uit handen<br />

Iemand met een chronische ziekte* is in veel gevallen aangewezen op<br />

anderen, maar therapieën en trainingen kunnen de zelfredzaamheid van de<br />

patiënt verhogen. Daarom is hulp, hoe goedbedoeld ook, niet altijd welkom<br />

bij een chronisch zieke <strong>zorgvrager</strong>. Zolang mensen zichzelf kunnen behelpen,<br />

grijp je als verzorgende beter niet in. Bespreek met de <strong>zorgvrager</strong> waar je het<br />

best wel en niet bij helpt.<br />

B Houd rekening met het verwerkingsproces van de <strong>zorgvrager</strong><br />

Als iemand verneemt dat hij een chronische ziekte heeft, zal dit aankomen<br />

als een zware klap. Het betekent immers een streep door de toekomst, het<br />

afzien van gemaakte plannen, het einde van een carrière, de overgang van<br />

een actief naar een receptief* leven. <strong>De</strong> persoon gaat door een soort rouwproces.<br />

Als verzorgende is het belangrijk om begrip te tonen.<br />

Enkele chronische ziekten zijn MS (multiple sclerose), aids, dementie, COPD<br />

(chronische obstructieve longziekte), CVA (cerebrovasculair accident).<br />

4.1 <strong>De</strong>mentie<br />

4.1.1 Wat is dementie?<br />

<strong>De</strong>mentie is een syndroom* waarbij de verwerking van informatie in de<br />

hersenen is verstoord.<br />

A Situatie in Vlaanderen<br />

Op dit moment, in 2012, leven in Vlaanderen naar schatting 100 000<br />

mensen met dementie. <strong>De</strong> meeste (70 %) verblijven thuis, veelal verzorgd<br />

door de partner, soms door de kinderen, bijgestaan door thuishulp. Een<br />

minderheid verblijft in een WZC dat al dan niet is aangepast aan de bijzondere<br />

noden. Omwille van de vergrijzing zal het aantal dementerende<br />

<strong>oudere</strong>n sterk toenemen: tegen 2020 voorspelt men een toename van<br />

30 % t.o.v. 2012.<br />

B Oorzaken<br />

<strong>De</strong> belangrijkste oorzaak van dementie is de ziekte van Alzheimer (65 %),<br />

maar er zijn ook andere oorzaken, zoals aderverkalking van bloedvaten in de<br />

hersenen, jarenlang alcoholmisbruik of een aantasting van de voorste hersenkwab.<br />

Mensen met alzheimerdementie (de grootste groep) leven gemiddeld<br />

nog zeven jaar vanaf het begin van de ziekte.<br />

C Syndroom<br />

© Plantyn<br />

Men spreekt van een syndroom. Dit wil zeggen dat er steeds een aantal<br />

symptomen tegelijk aanwezig zijn:<br />

177


178<br />

> Geheugenstoornissen<br />

In het hoofdstuk over psychische veranderingen bij het ouder worden, lees<br />

je hoe het geheugen werkt. Bij dementerenden is deze werking verstoord.<br />

> Cognitieve stoornissen<br />

Een of meer van de volgende cognitieve stoornissen: afasie, apraxie,<br />

agnosie, stoornis in het denken. <strong>De</strong>ze termen worden later in dit hoofdstuk<br />

uitgelegd.<br />

> Belemmeringen<br />

Belemmering in het sociaal en beroepsmatig functioneren: er is een duidelijke<br />

beperking ten opzichte van het functioneren vroeger.<br />

D <strong>De</strong>mentie ≠ ouderdomsvergeetachtigheid<br />

Ouderdomsvergeetachtigheid <strong>De</strong>mentie<br />

overkomt bijna iedereen 5-7 % van alle mensen boven 65 jaar<br />

gezond, niet abnormaal ziekte, wel abnormaal<br />

is lastig, maar maakt niet hulpbehoevend maakt hulpbehoevend<br />

alleen geheugen meer dan alleen geheugen<br />

details van gebeurtenissen kwijt gebeurtenis zelf kwijt<br />

komt achteraf wel terug echt kwijt in het geheugen<br />

probleem is het terugzoeken probleem is het opslaan<br />

4.1.2 Fasen in dementie<br />

Bron: Ponds & Verhey, ‘Zorgwijzer geheugen’<br />

Het verloop van dementie kunnen we schetsen in drie fasen:<br />

A Beginnende dementie* of ‘het bedreigde ik’<br />

©<br />

> <strong>De</strong> persoon beseft zelf dat zijn geheugen hem in de steek laat. Hij weet dat<br />

er iets fout is en probeert dit zo goed mogelijk te verbergen voor anderen.<br />

> <strong>De</strong> persoon ervaart inwendige spanningen, wat ervoor kan zorgen dat hij<br />

bijvoorbeeld angstig, depressief of agressief wordt. Elke persoon reageert<br />

anders.<br />

Plantyn


Beginnende dementerenden hebben te maken met verlieservaringen: ze<br />

verliezen herinneringen en worden geconfronteerd met geheugenstoornissen<br />

en mentale achteruitgang. Ze maken dus een rouwproces door.<br />

> Ze hebben vooral nood aan troost en steun door familie, vrienden en hulpverleners.<br />

B Matige dementie* of ‘het verdwaalde ik’<br />

> <strong>De</strong> typische kenmerken van dementie zijn steeds duidelijker aanwezig.<br />

> Matig dementerende <strong>oudere</strong>n verliezen de herinnering aan de laatste<br />

fasen uit hun leven.<br />

> Ze hebben de situaties niet meer door en verliezen dus de controle. Niets<br />

is meer voorspelbaar. Dat geeft een groot gevoel van onzekerheid: ‘wat<br />

gaat er nu gebeuren?’ Er ontstaat een toenemende angst.<br />

> Het is belangrijk om de wereld van de dementerende voorspelbaar te<br />

maken. Ze hebben houvast nodig op vlak van personen, situaties, rituelen<br />

en voorwerpen. Een vast dagschema kan bijvoorbeeld de nodige structuur<br />

geven.<br />

C Ernstige dementie* of ‘het verzonken ik’<br />

> <strong>De</strong> lichamelijke toestand gaat achteruit. Alles draait rond het vervullen<br />

van de basisbehoeften: eten, drinken, rusten, geborgenheid, veiligheid en<br />

warmte.<br />

> Ernstig dementerende <strong>oudere</strong>n raken het contact met hun omgeving en<br />

met zichzelf kwijt.<br />

> In deze fase is de taal bijna verdwenen. Er zijn haast uitsluitend repeterende<br />

handelingen en woorden.<br />

> Vaak zie je in deze fase roepgedrag van de dementerende. Door dit<br />

gedrag kan hij zichzelf nog ervaren.<br />

> Het is belangrijk om contact te maken op het gebied van het affectief<br />

lichamelijke. Werk met zintuiglijke prikkels.<br />

4.1.3 Symptomen van dementie<br />

A Stoornissen die steeds aanwezig zijn bij dementie:<br />

> Stoornissen in het kortetermijngeheugen<br />

<strong>De</strong> dementerende persoon kan zich feiten uit het recente verleden niet<br />

meer herinneren. Door deze uitval hangt zijn gesprek vaak met horten en<br />

stoten aan elkaar.<br />

Bv. Louis weet niet meer wat hij deze middag gegeten heeft.<br />

> Stoornissen in het langetermijngeheugen<br />

Naarmate het dementieproces vordert, begint de persoon met dementie<br />

ook gebeurtenissen uit een verder verleden te vergeten.<br />

Bv. Hélène is haar trouwdatum vergeten en kon vorige week niet op de<br />

naam van haar jongste kleindochter komen.<br />

Ouderen kunnen dit goed verdoezelen. <strong>De</strong> stoornis lijkt de ene keer<br />

ernstiger dan de andere keer. Opvallend is wel dat de <strong>zorgvrager</strong> steeds<br />

meer vergeet.© Plantyn<br />

179


180<br />

Voorbeeld:<br />

Phil is 78 jaar wanneer er bij hem dementie wordt vastgesteld. Gedurende<br />

zijn volledige leven heeft hij herinneringen opgebouwd, jaar na jaar, dag<br />

na dag. <strong>De</strong> lades van de kast zijn als het ware gevuld met herinneringen.<br />

Door het dementieproces raken de lades van de kast stilaan allemaal leeg.<br />

Eerst wordt de lade met de herinneringen van zijn 77ste levensjaar geledigd.<br />

<strong>De</strong>ze herinneringen is hij kwijt. Daarna worden ook de lades van<br />

zijn 76ste, 75ste, 74ste … geledigd. Hierdoor raakt hij stilaan alle herinneringen<br />

kwijt. Hij keert als het ware terug in de tijd. Na een bepaalde<br />

periode heeft hij enkel nog de herinneringen uit zijn kindertijd. In deze<br />

periode zal Phil vaak vragen om zijn vader of moeder. In de laatste fase<br />

heeft hij enkel nog zijn vroegkinderlijke ervaringen (kleutertijd, peutertijd).<br />

Op dat moment is hij volledig in zichzelf gekeerd. <strong>De</strong> taal bestaat dan<br />

meestal slechts uit het uiten van klanken of brabbelwoorden.<br />

> <strong>De</strong>soriëntatie in tijd en ruimte<br />

<strong>De</strong> persoon weet niet meer welk<br />

moment van de dag het is. Dit hangt<br />

sterk samen met het verlies van het<br />

kortetermijngeheugen.<br />

Bv. Robert weet niet meer dat hij net<br />

heeft ontbeten, bijgevolg weet hij<br />

niet dat het ochtend is. Voor hem kan<br />

het evengoed middag of avond zijn.<br />

<strong>De</strong> persoon heeft ook steeds meer moeite om zich te oriënteren en raakt<br />

snel de weg kwijt, ook in vertrouwde omgevingen. Wanneer de persoon<br />

met dementie wordt opgenomen in het woonzorgcentrum, is het belangrijk<br />

om aan de hand van foto’s of pictogrammen duidelijk te maken waar<br />

bijvoorbeeld het toilet zich bevindt of waar zijn kamer is.<br />

Bv. Lea vindt het toilet niet meer terug in haar eigen woning.<br />

> <strong>De</strong>soriëntatie in persoon<br />

<strong>De</strong> persoon met dementie herkent<br />

bepaalde personen niet meer. Soms<br />

herkent hij de persoon nog wel,<br />

maar weet hij niet meer welke rol die<br />

persoon in zijn leven speelt.<br />

Bv. Caroline, de buurvrouw van<br />

Leonard, komt op bezoek. Leonard<br />

denkt dat het zijn vrouw is en doet erg<br />

familiair.<br />

Meestal weet de persoon met<br />

dementie wel goed wie voor hem<br />

zorgt, zonder dat hij echt weet wie<br />

het is. In een later stadium herkent de<br />

persoon zichzelf niet meer. Wanneer<br />

hij zichzelf in de spiegel ziet, denkt hij<br />

dat het iemand anders is. Wanneer de<br />

spiegel zich in het toilet bevindt, zal de<br />

bewoner bijgevolg niet naar binnen<br />

willen aangezien het al ‘bezet’ is.<br />

© Plantyn


Afasie*<br />

Dit is een stoornis in het taalcentrum in de hersenen, waardoor <strong>zorgvrager</strong>s<br />

moeite hebben om voorwerpen te benoemen, terwijl ze wel weten<br />

waarvoor die voorwerpen dienen.<br />

Bv. Berta ziet een telefoon, weet hoe ze moet bellen, maar zegt i.p.v.<br />

telefoon ‘koelkast’.<br />

> Apraxie*<br />

<strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> kan eenvoudige, dagdagelijkse handelingen niet meer<br />

uitvoeren.<br />

Bv. Marie weet niet meer hoe ze haar tanden moet poetsen. Ze weet helemaal<br />

niet hoe ze hieraan moet beginnen of in welke stappen de activiteit verloopt.<br />

> Agnosie*<br />

<strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> herkent een bepaald voorwerp, een bepaalde geur …<br />

niet meer. Bijgevolg weet men niet wat men ermee kan doen of hoe men<br />

moet reageren. Doordat men het niet herkent, kan men het meestal niet<br />

benoemen.<br />

Bv. Gilbert ziet een afstandsbediening en denkt dat het een telefoon is. Hij<br />

probeert met de afstandsbediening te telefoneren.<br />

Agnosie kan vooral in thuissituaties gevaarlijk zijn. Zo kan een persoon gas<br />

ruiken maar de geur niet herkennen, waardoor hij geen acties onderneemt.<br />

> Stoornissen in de uitvoerende functies<br />

<strong>De</strong> persoon kan geen complexe handelingen meer uitvoeren. Hij kan niet<br />

meer plannen of organiseren.<br />

Bv. Yvonne kan geen soep meer maken. <strong>De</strong>ze activiteit is te complex<br />

geworden.<br />

B Secundaire symptomen of symptomen die daarnaast kunnen voorkomen<br />

> Confabulaties*<br />

Het verzinnen van verhalen om de gaten in het geheugen op te vullen.<br />

Bv. Je vraagt aan Clement: ‘Wat heb je gisteren gedaan?’ Hij antwoordt:<br />

‘Ik ben naar de markt geweest’, terwijl je zeker weet dat hij de volledige<br />

dag is thuisgebleven.<br />

> Preserveren*<br />

Constant hetzelfde vragen, zeggen of doen. Bijvoorbeeld constant<br />

hetzelfde woord herhalen of over de tafel wrijven.<br />

> <strong>De</strong>corumverlies*<br />

Het verlies van fatsoen.<br />

Bv. Lisette doet haar kledij uit in het openbaar.<br />

> Persoonlijkheidsveranderingen<br />

Bepaalde karaktertrekken kunnen worden versterkt of er worden nieuwe<br />

karaktertrekken zichtbaar. Zo kan iemand die vroeger heel gesloten was<br />

opeens heel open worden.<br />

Bv. Simonne was een heel voorname dame. Nu ze dement is, vloekt ze<br />

steeds en gebruikt ze scheldwoorden tegen de verzorgenden.<br />

© Plantyn<br />

181


182<br />

> Stemmingswisselingen<br />

Personen met dementie worden vaak overspoeld door emoties, waardoor<br />

hun stemming erg kan schommelen.<br />

Bv. Marcella is eerst heel blij en begint daarna onophoudelijk te huilen.<br />

> Gevoelens<br />

<strong>De</strong> persoon met dementie ervaart heel wat gevoelens, zoals angst, ontreddering,<br />

agressie en moedeloosheid. <strong>De</strong>ze gevoelens zijn het gevolg van<br />

het rouwproces waarmee de persoon wordt geconfronteerd na de diagnose<br />

van dementie.<br />

> Veranderingen in het gedrag<br />

Typische uitingen zijn: plotse verzamelwoede, het krijgen van tics, hallucineren,<br />

interesseverlies.<br />

Voorbeelden:<br />

– Jef neemt overal dessertlepels mee.<br />

– Roland wrijft steeds over de tafel.<br />

– Annette wordt soms overvallen door een hevige schrik, omdat ze<br />

denkt dat het oorlog is en er bommen vallen.<br />

Het is belangrijk te weten dat elke persoon met dementie anders is. Er zijn<br />

ook verschillende soorten dementie, elk met hun typische kenmerken. Dit<br />

is slechts een opsomming van mogelijk herkenbare eigenschappen.<br />

4.1.4 Omgaan met dementerenden<br />

A Communiceren met dementerende bejaarden<br />

> Zorg dat het gesprek niet hoeft<br />

te concurreren met achtergrondgeluiden,<br />

zoals van een radio of<br />

tv. Het kost de dementerende<br />

<strong>oudere</strong> extra moeite om zich te<br />

concentreren op het gesprek.<br />

> Sta zelf niet onder tijdsdruk of<br />

spanning. Zorg ervoor dat je<br />

de dementerende persoon alle<br />

aandacht kunt geven.<br />

> Vermijd om te fl uisteren tegen de dementerende persoon.<br />

> Houd het eenvoudig in de communicatie. Gebruik geen lange of complexe<br />

mededelingen en gebruik geen dubbelekeuzemogelijkheden in een vraag.<br />

– Vraag iets net voor het tijdstip dat het gedaan moet worden zodat de<br />

persoon niet vergeet dat hij het moet doen.<br />

– Vraag iets in de omgeving of situatie waarin het gewenste gedrag<br />

plaats moet vinden.<br />

– Ga na of de dementerende <strong>oudere</strong> de boodschap, de vraag of het<br />

verzoek begrepen heeft.<br />

– Toon steeds wat je bedoelt of wat de dementerende persoon dient te<br />

doen.<br />

– Vermijd ja/neen-discussies zo veel mogelijk en maak je niet druk om<br />

zaken die er niet echt toe doen.<br />

© Plantyn


– Vermijd testsituaties, bv. ‘Hoe oud ben je?’. <strong>De</strong> dementerende wordt<br />

hier onzeker van.<br />

– Corrigeer de dementerende persoon zo onopvallend mogelijk<br />

wanneer dit nodig blijkt en doe dit met het nodige respect en tact.<br />

– Vermijd vragen over zaken die pas gebeurd zijn. Wil je toch een gesprek<br />

hierover beginnen, zeg dan zelf de belangrijkste informatie voor.<br />

– Vertel wat je zelf hebt meegemaakt. Ook al zullen ze niet alles<br />

begrijpen, dementerende <strong>oudere</strong>n kunnen genieten van de lichaamstaal<br />

en intonatie die gebruikt worden.<br />

– Spreek op een rustige en vriendelijke toon.<br />

– Houd zo veel mogelijk oogcontact en zit met het lichaam naar de<br />

dementerende <strong>oudere</strong> gericht.<br />

– Blijf binnen hun gezichtsveld wanneer je hen toespreekt.<br />

– Leg steeds uit wat er gebeurt.<br />

– Praat over zaken die de dementerende <strong>oudere</strong> tegelijkertijd kan<br />

horen, ruiken, zien, voelen of smaken.<br />

– Sluit gesprekken aan bij vroegere gewoontes, interesses, voorkeuren en<br />

ervaringen van de dementerende <strong>oudere</strong>.<br />

– Neem hun gevoelens serieus. Bv. Als een <strong>zorgvrager</strong> verdrietig is, ga<br />

erop in. Probeer hem nadien af te leiden.<br />

– <strong>De</strong> dementerende houdt van vaste structuren. Houd alles op zijn<br />

vaste plaats.<br />

B Omgaan met emoties<br />

> In het beginstadium is de dementerende<br />

mens soms paniekerig, achterdochtig,<br />

beschuldigend en soms zelfs<br />

gewelddadig, omdat hij zich realiseert<br />

dat er iets mis is met hem. Nachtelijke<br />

onrust komt daardoor vaak voor.<br />

– Blijf kalm en tracht de precieze<br />

oorzaak te achterhalen. Spreek<br />

erover met de huisarts.<br />

– Probeer de bewoner te bedaren door zachte aanrakingen, een vriendelijke<br />

gelaatsuitdrukking en gepaste gebaren. Geef veiligheid als hij<br />

angstig is en troost als hij verdrietig is.<br />

– Bedenk dat het vaak de mensen zijn die het dichtst bij de bejaarde<br />

staan die de volle lading krijgen.<br />

– Bv. Wanneer Valerie bij Simon, haar dementerende man, op bezoek<br />

komt, roept hij haar verwijten toe: ‘Dief, wat kom je hier doen! Maak<br />

dat je weg bent!’<br />

> In gezelschap durft de dementerende soms onfatsoenlijk gedrag te<br />

vertonen. Dit komt gewoon doordat hij niet meer weet wat er gepast is en<br />

wat niet. Reageer niet te fel en steek onopvallend een handje toe.<br />

> In zijn chaotische wereld schuift de dementerende soms de schuld door<br />

naar zijn omgeving. Verzorgers en familieleden worden beschuldigd. <strong>De</strong><br />

dementerende mens probeert gewoon een verklaring te vinden. Probeer<br />

het onderliggende gevoel van angst of onrust onder woorden te brengen.<br />

Hierdoor voelt de dementerende persoon zich begrepen.<br />

© Plantyn<br />

183


184<br />

> Uit schroom of praktisch ongemak worden dementerende mensen vaak<br />

thuis (in het rusthuis) gelaten. Contact houden met de buitenwereld is<br />

belangrijk. Geef de dementerende persoon de kans om herinneringen op<br />

te halen en van gezelschap te genieten zonder woorden.<br />

> <strong>De</strong> dementerende mens is heel gevoelig voor lichaamscontact en nabijheid.<br />

Durf hem eens vast te nemen en te knuffelen. Houd oogcontact.<br />

C Omgaan met de verschillende familieleden<br />

> Het dementeringsproces kent een grillig verloop, waardoor de familieleden<br />

op verschillende tijdstippen een ander beeld krijgen en hier ook<br />

verschillend op reageren.<br />

> Elke familie heeft eigen gewoonten. Niet iedereen zal zijn erkenning voor<br />

je werk als verzorgende uitspreken, maar dat wil niet zeggen dat die er niet<br />

is. Let op de lichaamstaal van de familie, daaruit kun je heel wat afl eiden.<br />

4.1.5 Aandachtspunten bij het aanbieden van activiteiten aan<br />

dementerende <strong>oudere</strong>n<br />

Verschillende factoren kunnen een belangrijke rol spelen bij het al of niet<br />

slagen van een activiteit die gegeven wordt aan een dementerende <strong>oudere</strong>:<br />

> Het is belangrijk dat de hulpverlener zelf het initiatief neemt om een activiteit<br />

te organiseren. Vaak kan de dementerende <strong>oudere</strong> dit zelf niet meer.<br />

> Activiteiten worden het best gepland op dat moment van de dag waarop<br />

de dementerende <strong>oudere</strong> de meeste energie heeft en er zelf ook voor<br />

openstaat.<br />

> Concentreer je enkel op datgene wat de dementerende <strong>oudere</strong> ook nog<br />

zelf kan. Anders bestaat het risico dat hij te veel geconfronteerd wordt met<br />

zijn beperkingen.<br />

> Verminder het aantal geluiden rondom de dementerende <strong>oudere</strong> of zorg<br />

ervoor dat er zich geen andere afl eidende factoren bevinden in de leefruimte.<br />

<strong>De</strong> dementerende heeft vaak aandachts- en concentratiestoornissen.<br />

Die kunnen op deze manier verminderd worden.<br />

> Kies activiteiten die geschikt zijn voor volwassenen, omdat de dementerende<br />

<strong>oudere</strong> zich anders beledigd of beschaamd kan voelen.<br />

> Wanneer een activiteit onrust veroorzaakt bij de dementerende <strong>oudere</strong>, is<br />

het belangrijk om de activiteit direct te staken.<br />

> Werk voornamelijk activiteiten uit die de dementerende <strong>oudere</strong> vroeger al<br />

graag deed.<br />

> Bied hulp aan bij een activiteit, maar neem deze niet over. Anders krijgt de<br />

dementerende <strong>oudere</strong> het gevoel dat hij het zelf niet meer kan en wordt<br />

hij opnieuw met zijn verminderde cognitieve vermogens geconfronteerd.<br />

> <strong>De</strong>el activiteiten op in kleinere deelstappen. <strong>De</strong> dementerende <strong>oudere</strong><br />

heeft namelijk moeite met complexe handelingen, maar kan wel vaak nog<br />

één bepaalde deelstap uit de gehele handeling op zich uitvoeren.<br />

> Houd altijd toezicht wanneer de dementerende <strong>oudere</strong> werkt met scharen,<br />

naalden, verf … Sommige herkennen deze voorwerpen niet en kunnen ze<br />

bijvoorbeeld in hun mond steken.<br />

© Plantyn


Onderneem verschillende korte activiteiten. <strong>De</strong> dementerende <strong>oudere</strong> kan<br />

zijn aandacht vaak niet lang vasthouden.<br />

> Vermijd activiteiten waarbij beslissingen genomen moeten worden. <strong>De</strong>ze<br />

veroorzaken vaak stress bij de dementerende <strong>oudere</strong>.<br />

Reminiscentie bij dementerenden<br />

Wat is reminiscentie?<br />

Reminiscentie* is een manier om<br />

bewust en gestructureerd herinneringen<br />

van vroeger op te halen.<br />

Dat gebeurt aan de hand van oude<br />

muziek, foto’s, voorwerpen of gerichte<br />

vragen die verband houden met het<br />

leven van vroeger. <strong>De</strong> dementerende<br />

<strong>oudere</strong> kan opnieuw aangenaam in<br />

het verleden vertoeven door op een<br />

gevoelsmatige wijze stil te staan bij<br />

zijn verleden..<br />

Doel van reminiscentie<br />

Reminisceren is een methode om (on)verwerkte herinneringen op te<br />

halen, met als belangrijkste doelstellingen:<br />

> Het langetermijngeheugen stimuleren.<br />

> Opnieuw communiceren en in contact komen met de dementerende<br />

<strong>oudere</strong>.<br />

> Aansluiting vinden op en op de hoogte blijven van de belevingswereld<br />

van de dementerende <strong>oudere</strong>.<br />

> Het gevoel van eigenwaarde bij de dementerende <strong>oudere</strong> vergroten.<br />

> <strong>De</strong> kans geven om mogelijk onopgeloste problemen en/of confl icten<br />

uit het verleden te verwerken.<br />

> Een gevoel van welzijn creëren bij de dementerende persoon.<br />

> Een zinvolle, ontspannende activiteit aanbieden.<br />

> <strong>De</strong> <strong>oudere</strong> stimuleren tot het leggen van sociaal contact.<br />

> Een beeld krijgen over hoe de <strong>oudere</strong> vroeger was.<br />

Personen met dementie kunnen geen nieuwe informatie meer opslaan,<br />

maar ze hebben wel nog hun herinneringen van vroeger. Ze vinden het<br />

dan ook fi jn om hierover te kunnen vertellen.<br />

Welke activiteiten zijn mogelijk?<br />

> Fotoalbum doorbladeren.<br />

> Praten rond een specifi ek onderwerp van vroeger, door hier gerichte<br />

vragen over te stellen: doop, plechtige communie, huwelijk, oorlog …<br />

> Liedjes of liedjesteksten van vroeger laten beluisteren en deze laten<br />

meezingen.<br />

> Foto’s of voorwerpen tonen die herinneringen aan vroeger kunnen<br />

oproepen en van daaruit een groepsgesprek starten.<br />

© Plantyn<br />

185


186<br />

Snoezelen of zintuigactivering<br />

Wat is snoezelen of zintuigactivering?<br />

Snoezelen* is een samentrekking van de woorden snuffelen, snoezen<br />

en doezen. Het is een methode waarbij de zintuigen geprikkeld worden<br />

door gebruik te maken van verschillende materialen, in een rustige en<br />

geluidsarme omgeving.<br />

Door de zintuigen te prikkelen wordt het mogelijk om in contact te komen<br />

met dementerende <strong>oudere</strong>n die zich in het laatste stadium van dementie<br />

bevinden. Hun verbaal en cognitief functioneren is vaak zodanig sterk<br />

verminderd dat het onmogelijk is geworden om nog andere activiteiten<br />

aan te bieden. Vaak hebben ze enkel nog baat bij lichamelijk contact.<br />

Wat is het doel van snoezelen?<br />

Snoezelen zorgt ervoor dat er een band kan ontstaan tussen de hulpverlener/omgeving<br />

en de dementerende <strong>oudere</strong>. Door deze benaderingsvorm<br />

kan de sfeer van veiligheid en geborgenheid gecreëerd worden<br />

waar dementerende <strong>oudere</strong>n zo veel nood aan hebben.<br />

Andere belangrijke doelstellingen zijn:<br />

> Gevoel van geborgenheid en veiligheid creëren bij diep dementerende<br />

<strong>oudere</strong>n.<br />

> Gevoel van eigenwaarde verhogen.<br />

> Onrust en probleemgedrag bij de dementerende <strong>oudere</strong> voorkomen,<br />

door hen te laten ontspannen en tot rust te laten komen.<br />

> Wisselwerking tussen de dementerende <strong>oudere</strong> en de omgeving<br />

herstellen.<br />

> Prettig moment aanbieden en de leefwereld waarin de dementerende<br />

<strong>oudere</strong> zich prettig kan voelen verruimen.<br />

> Prikkels die aangeboden worden beter leren plaatsen en verwerken.<br />

Voor wie is snoezelen bedoeld?<br />

Snoezelen is voornamelijk bedoeld<br />

voor personen met een ernstige tot<br />

diepe dementie. Bij beginnend of<br />

matig dementerende <strong>oudere</strong>n kan<br />

het negatieve reacties uitlokken,<br />

omdat ze dit als kinderachtig of<br />

bedreigend kunnen ervaren.<br />

Hoe kan snoezelen toegepast<br />

worden?<br />

Snoezelen kan zowel individueel<br />

als groepsgewijs aangeboden<br />

worden. Door mee te gaan in de<br />

beleving van de dementerende<br />

<strong>oudere</strong> kan er een band ontstaan<br />

met de hulpverlener/omgeving,<br />

waarin wederzijds vertrouwen<br />

aanwezig is. Op deze manier kan<br />

een gevoel van geborgenheid en<br />

veiligheid gecreëerd worden bij de<br />

diep dementerende <strong>oudere</strong>.<br />

© Plantyn


Daarnaast kan een snoezelruimte ingericht worden, met een rustige<br />

en gedempte atmosfeer. <strong>De</strong>ze wordt bereikt met lichteffecten, kleuren<br />

en rustgevende muziek. Verder zijn er ook materialen aanwezig die het<br />

prikkelen van de zintuigen kunnen stimuleren:<br />

> Reuk: parfums, bloemen, wierook, fruit …<br />

> Smaak: koekjes, verschillende soorten drankjes, snoepgoed …<br />

> Zicht: lampen met verschillende lichteffecten, spiegels, glinsterende<br />

of gekleurde voorwerpen …<br />

> Tast: voelkussens, knuffels, poppen, zand …<br />

> Gehoor: rustgevende of natuurmuziek, de stem van een vertrouwd<br />

iemand …<br />

Realiteitsoriëntatietraining (ROT-training)<br />

Wat is realiteitsoriëntatietraining?<br />

Realiteitsoriëntatietraining (ROT)* richt zich op het verminderen en<br />

vertragen van de desoriëntatie in tijd, plaats of persoon die vaak bij<br />

dementerende <strong>oudere</strong>n voorkomt.<br />

Dit wordt gedaan door voortdurend en herhaaldelijk juiste informatie<br />

aan te bieden, verkeerde uitspraken en/of handelingen systematisch te<br />

verbeteren en de dementerende <strong>oudere</strong> te stimuleren tot zelfstandig<br />

gedrag en zelforiëntatie. <strong>De</strong>zelfde basisinformatie wordt regelmatig<br />

aangeboden, waarna er herhaaldelijk beroep op gedaan wordt. <strong>De</strong><br />

dementerende <strong>oudere</strong> wordt dus zo veel mogelijk met de realiteit<br />

geconfronteerd.<br />

Realiteitsoriëntatietraining kan worden toegepast in groepsverband en<br />

individueel (= 24-uurs-ROT). Bij groeps-ROT worden de deelnemers in<br />

kleine, vaste groepen getraind in het verbeteren van hun oriëntatie en<br />

het heraanleren van vaardigheden. Bij 24-uurs-ROT wordt de training<br />

uitgebreid tot volledige dagen. <strong>De</strong> dementerende krijgt daarbij gedurende<br />

de hele dag informatie in verband met tijd, persoon en plaats.<br />

Doelstellingen<br />

> <strong>De</strong> dementerende <strong>oudere</strong> helpen met reïntegratie in de dagelijkse<br />

realiteit.<br />

> Zelfredzaamheid van de dementerende <strong>oudere</strong> stimuleren.<br />

> Angst verminderen.<br />

> Het zelfvertrouwen vergroten.<br />

> <strong>De</strong> dementerende persoon stimuleren en activeren om zijn verloren<br />

contact met de werkelijkheid terug te vinden.<br />

> <strong>De</strong> dementerende <strong>oudere</strong> stimuleren om de mogelijkheden die hij<br />

nog heeft zo veel mogelijk te blijven gebruiken.<br />

> Verdere sociale achteruitgang beperken door groepsgericht te<br />

werken.<br />

© Plantyn<br />

Voor wie is realiteitsoriëntatietraining bedoeld?<br />

Realiteitsoriëntatietraining kan nuttig zijn bij personen die zich nog in<br />

het beginstadium van hun dementie bevinden.<br />

187


188<br />

Voorwaarden<br />

> Het kan enkel toegepast worden bij dementerende <strong>oudere</strong>n die<br />

niet in paniek raken wanneer er een beroep gedaan wordt op hun<br />

vermogen om zich bepaalde informatie te herinneren.<br />

> Iedereen dient het consequent toe te passen op elk moment van de<br />

dag, omdat het anders geen nut heeft.<br />

> Men moet werken met wat de dementerende <strong>oudere</strong> nog kan, en<br />

niet méér van hem verwachten.<br />

> Anders kan hij minder zelfvertrouwen krijgen of zelfs depressief<br />

worden.<br />

> <strong>De</strong> beleving van de dementerende persoon dient continu in het oog te<br />

worden gehouden:<br />

> Is de beleving positief: ROT verder toepassen.<br />

> Is de beleving negatief: stoppen met ROT en een andere benaderingswijze<br />

zoeken.<br />

Mogelijke werkwijzen in realiteitsoriëntatietraining<br />

> Aanpassingen in de omgeving:<br />

– Een grote klok ophangen.<br />

– Een duidelijke en zichtbare kalender ophangen.<br />

– Etiketten plaatsen op deuren of op kasten waarin bepaalde<br />

spullen opgeborgen zijn.<br />

– Foto’s neerzetten van bepaalde personen, waaronder hun naam<br />

staat<br />

– Zorgen voor een herkenbare omgeving waarin zo weinig mogelijk<br />

veranderd wordt.<br />

– ROT-borden ophangen waarop de dag, de datum, het jaargetijde<br />

en/of andere bijzonderheden vermeld staan<br />

– Spiegels ophangen.<br />

– Zorgen voor een vast dag- en weekprogramma.<br />

– <strong>De</strong> omgeving zodanig organiseren dat de <strong>oudere</strong> zichzelf kan<br />

oriënteren, zoals door het plaatsen van wegwijzers.<br />

– <strong>De</strong> <strong>oudere</strong> regelmatig wijzen op de wegwijzers, zodat hij ze na<br />

verloop van tijd herkent.<br />

– Het leven in de instelling zo veel mogelijk laten lijken op het<br />

leven buiten de instelling.<br />

> Gerichte activiteiten aanbieden:<br />

– Thema’s zoeken in activiteiten rond het seizoen van dat moment<br />

of rond bepaalde feestdagen.<br />

– Geheugenspelen: memory.<br />

– Gesprekken: <strong>zorgvrager</strong> zo onopvallend mogelijk verbeteren<br />

wanneer hij iets fout zegt.<br />

– ...<br />

© Plantyn


Aromatherapie<br />

Wat is aromatherapie*?<br />

Dit is een holistische therapievorm<br />

waarbij gebruik gemaakt wordt van<br />

etherische of essentiële geuroliën.<br />

<strong>De</strong>ze oliën kunnen een versterkend<br />

effect hebben op de geest en het<br />

lichaam. Hierdoor kan de dementerende<br />

persoon zich lichamelijk<br />

en geestelijk rustiger voelen. Door<br />

het ruiken van bepaalde geuren is<br />

het ook mogelijk dat ze associaties<br />

leggen met gebeurtenissen of<br />

voorwerpen uit hun verleden.<br />

Hoe kan aromatherapie toegepast worden?<br />

> bij massages<br />

> tijdens de lichaamsverzorging<br />

> bij het baden<br />

> in een geurige snoezelruimte<br />

Muziektherapie<br />

Wat is muziektherapie?<br />

Muziektherapie is een positieve en prettige<br />

manier om aan de hand van muzikale middelen<br />

de nog aanwezige vaardigheden van een<br />

dementerende <strong>oudere</strong> in stand te houden.<br />

Door het structurerende aspect van muziek,<br />

kunnen dementerende <strong>oudere</strong>n opnieuw hun<br />

aandacht leren richten en hun concentratie<br />

beter vasthouden. Muziek kan ervoor zorgen<br />

dat er herinneringen en emoties van vroeger<br />

terugkomen. Zo kan een therapeutische relatie<br />

opgebouwd worden tussen de hulpverlener en/<br />

of de omgeving en de dementerende <strong>oudere</strong>.<br />

Muzikale middelen<br />

Er kunnen muzikale elementen gebruikt worden, zoals maat, ritme,<br />

melodie, harmonie en klank. Verder kunnen muziekinstrumenten en de<br />

menselijke stem ook gebruikt worden in muziektherapie.<br />

Welke muziekactiviteiten zijn mogelijk?<br />

> Muziek van nu en vroeger beluisteren en/of meezingen.<br />

> Percussiesessies.<br />

> Dansen op muziek.<br />

> Muziekinstrumenten gebruiken en bespelen tijdens het beluisteren<br />

van liederen.<br />

© Plantyn<br />

189


190<br />

Geheugentraining<br />

Wat is geheugentraining?<br />

Geheugentraining doet beroep op de<br />

nog aanwezige geheugen- en inprentingsvaardigheden<br />

van de dementerende<br />

<strong>oudere</strong>. Het geheugen van de dementerende<br />

<strong>oudere</strong> kan hiermee niet verbeterd<br />

worden en het dementeringsproces kan<br />

niet afgeremd worden.<br />

Geheugentraining verschilt sterk van<br />

reminiscentie. Tijdens reminiscentie<br />

wordt specifi ek gewerkt aan het stimuleren<br />

van het langetermijngeheugen,<br />

om dit nog zo lang mogelijk in stand<br />

te houden. Bij geheugentraining is het<br />

echter niet de bedoeling om het kortetermijngeheugen<br />

te verbeteren, maar<br />

wel om de <strong>oudere</strong>n om te leren gaan met hun geheugenproblemen en<br />

hen aangepaste activiteiten op maat aan te bieden. Op deze manier<br />

ervaren ze het gevoel dat ze wel degelijk nog iets kunnen.<br />

Eenvoudige oefeningen kunnen zijn:<br />

> de dagen van de week opnoemen<br />

> belangrijke feestdagen opnoemen<br />

> dieren/planten/steden opnoemen<br />

> voorwerpen/gezichten/… herkennen<br />

> memory spelen<br />

> een aangepaste quiz doen<br />

> puzzels maken<br />

Nut van geheugentraining<br />

Door middel van een individuele geheugentraining is het mogelijk om<br />

het geheugen van de dementerende <strong>oudere</strong> te blijven stimuleren en<br />

gericht te werken aan de problemen die hij zelf ervaart.<br />

Validation<br />

Wat betekent validation?<br />

Validation* betekent letterlijk bevestiging/waardering. Naomi Feil, grondlegster<br />

van Validation, heeft deze term gekozen voor een benadering<br />

gericht op de beleving van dementerende <strong>oudere</strong>n. In plaats van hen<br />

te corrigeren en te proberen hen terug te halen in onze werkelijkheid, is<br />

validation erop gericht de belevings- en gevoelswereld van de dementerende<br />

<strong>oudere</strong> te bevestigen. Met behulp van validation kun je contact<br />

maken met de <strong>oudere</strong> waar hij zich ook bevindt, in het hier en nu of in<br />

zijn eigen innerlijke wereld. In plaats van ruzie over feiten kan een goed<br />

gevoelsmatig contact ontstaan.<br />

© Plantyn


Zelfs voor mensen met wie op het eerste gezicht geen contact meer<br />

mogelijk lijkt te zijn, biedt validation een ingang voor mooie momenten<br />

van nabijheid. Validation biedt concrete handvatten waarmee verzorgenden<br />

in contact kunnen komen met dementerende <strong>oudere</strong>n. <strong>De</strong><br />

dementerende voelt zich begrepen en erkend in een wereld van onbegrip<br />

en angst.<br />

© Plantyn<br />

191


192<br />

5 Omgaan met het levenseinde<br />

5.1 Omgaan met verlies en rouw<br />

Als wij in ons taalgebruik het woord ‘rouw’ hanteren, denken wij direct aan<br />

het verlies van iemand die ons dierbaar is. Maar rouwen heeft ook te maken<br />

met verdriet en afscheid bij handicap, pensioen, werkloosheid, minder goede<br />

gezondheid, scheiding ... Al deze situaties hebben hun eigen problematiek.<br />

Maar toch zit er ook iets gemeenschappelijks in, namelijk verdriet en verlies<br />

van iets dat mensen in hun leven belangrijk vinden.<br />

Als verzorgende kom je zeer dikwijls in contact met mensen die op een of<br />

andere manier in hun leven al met rouwen en verlies te maken hebben gehad.<br />

5.1.1 Slechtnieuwsgesprek<br />

Het brengen van slecht nieuws is geen prettige<br />

bezigheid, ook al is niet alle nieuws even ernstig.<br />

Je krijgt te maken met teleurstellingen, verdriet,<br />

opstandigheid, boosheid en andere gevoelens.<br />

Bv. Je moet Robert ervan op de hoogte brengen<br />

dat het onderzoek vandaag niet doorgaat.<br />

Bv. Je moet de familie van Virginie ervan op de<br />

hoogte brengen dat het slecht gaat met hun<br />

moeder.<br />

> Structuur van het slechtnieuwsgesprek<br />

1. Korte introductie<br />

– Aanspreking, vragen hoe het gaat.<br />

2. Klap uitdelen<br />

– Je brengt het slechte nieuws.<br />

– Het slechte nieuws wordt gevolgd door een korte motivering. Doe<br />

dit in expliciete, concrete bewoordingen.<br />

3. Opvangen van emoties<br />

– Help de ontvanger om stoom af te blazen.<br />

– Maak nu en dan een samenvatting van hoe je denkt (ziet) dat de<br />

ontvanger zich voelt.<br />

4. Eventuele argumenten toelichten<br />

– Wees niet te lang aan het woord.<br />

– Kijk en luister goed hoe de ontvanger reageert.<br />

– Ga niet in discussie.<br />

5. Hoe verder?<br />

– Je kunt meedenken over mogelijke oplossingen (als die er zijn).<br />

– Ga zelf niet snel en ijverig oplossingen bedenken en aandragen.<br />

Zorg dat de ontvanger zelf gaat zoeken naar verdere mogelijkheden.<br />

– Stel vooral open vragen.<br />

© Plantyn


Omgaan met agressieve reacties tijdens het slechtnieuwsgesprek<br />

Dit doe je beter niet:<br />

– Argumenteren: argumenteren met iemand die boos is, is olie op het<br />

vuur gooien. Er wordt niets opgelost en vaak neemt de boosheid toe.<br />

– <strong>De</strong> ander vertellen hoe hij moet denken, voelen of zijn. Niemand vindt<br />

het leuk om ‘doe eens rustig’ te horen, vooral als men boos is. Vermijd<br />

uitspraken zoals ‘je moet dat zo niet zien’ of ‘doe niet zo onredelijk’.<br />

Door zulke opmerkingen hoort iemand je zeggen dat wat hij is en<br />

denkt en voelt, fout is.<br />

– Ongevraagd advies geven of een oplossing voorstellen.<br />

– Neigen naar een veroordeling. ‘Je had het toch wel kunnen weten?’<br />

kan je een onschuldige opmerking lijken, maar het kan nog meer<br />

kwaadheid oproepen.<br />

– Reageren op dezelfde manier. Als je zelf kwaad reageert, zal de situatie<br />

escaleren.<br />

Dit kun je wel doen:<br />

– Blijf kalm.<br />

– Neem emotioneel afstand van de spanning van de agressie. Besef dat<br />

dit niet voor jou persoonlijk bedoeld is.<br />

– Laat de ander stoom afblazen.<br />

– Onderbreek hem niet om commentaar te geven op wat hij zegt.<br />

– Laat de ander aan het woord om uit te leggen hoe hij zich voelt. Hoe<br />

meer je zelf praat, hoe minder de ander de kans krijgt om zijn hart te<br />

luchten.<br />

– Erken de situatie. Gebruik opmerkingen als: ‘Ik kan zien hoe frustrerend<br />

dat is’.<br />

– Toon medeleven en begrip voor de emotie, maar toon geen instemming<br />

met agressief gedrag.<br />

– Toon luisterbereidheid door vragen te stellen bij wat de ander zegt.<br />

– Stel vragen over hoe en wat en wacht op het antwoord. <strong>De</strong> stilte van<br />

het wachten werkt kalmerend.<br />

– Stel grenzen vast. Soms zal de persoon kalmeren als hij ziet dat je luistert<br />

en hem begrijpt.<br />

Maar soms ook niet. Soms worden er echt grenzen overschreden en<br />

dan is het nodig dat je duidelijk stelt wat wel en niet kan. Benoem in dat<br />

geval het onaanvaardbare gedrag.<br />

Bv. Armand begint na het horen van het slechte nieuws hard op tafel<br />

te slaan en luid te roepen. Je zegt: ‘Stop daarmee, Armand. Ik wil wel<br />

luisteren naar wat je te zeggen hebt, maar probeer rustig te blijven en ik<br />

wil niet dat je zo hard op tafel slaat.’<br />

5.1.2 Rouwtaken<br />

© Plantyn<br />

Rouwen is een proces, maar het is geen passief proces. Het is niet iets<br />

wat men ondergaat en wat vanzelf overgaat. Rouwen vergt inspanningen<br />

en dit valt niet te onderschatten. Men spreekt over rouwtaken*: taken die<br />

193


194<br />

de rouwende moet volbrengen. Alhoewel de taken elkaar niet noodzakelijk<br />

opvolgen in tijd, maar door elkaar lopen, is er toch een zekere logische volgorde<br />

in aan te brengen.<br />

<strong>De</strong>ze rouwtaken herken je in elke vorm van verlies:<br />

> Eerste taak: de realiteit van het verlies ervaren<br />

Na de eerste schok leeft men vaak in een toestand van onwerkelijkheid.<br />

Men heeft de neiging om de feiten te ontkennen. Men houdt vast aan<br />

vroegere gewoonten, ook al hebben die geen zin meer.<br />

Bv. <strong>De</strong> vrouw van Julien is vorige maand overleden aan kanker, na een<br />

langdurig verblijf in het ziekenhuis. Julien gaat nu nog elke dag naar het<br />

ziekenhuis om er iets te drinken in de cafetaria of een praatje te maken<br />

met de verpleegsters. Het lijkt alsof hij hoopt dat zijn vrouw er op een dag<br />

weer zal zijn.<br />

> Tweede taak: de pijn van het verdriet ervaren<br />

<strong>De</strong> meeste mensen willen de pijn en het verdriet dat het verlies veroorzaakt<br />

heeft zo veel mogelijk vermijden. Toch moet men er doorheen: men<br />

kan niet rouwen zonder pijn en verdriet. Als de rouwende de pijn en het<br />

verdriet begint toe te laten, heeft hij een grote stap gezet in het verwerkingsproces.<br />

Bv. Amandine heeft de harde diagnose gekregen dat ze terminaal ziek is. In<br />

het begin laat ze deze gedachte niet toe: ze maakt nog volop plannen om<br />

uitstapjes en reisjes te maken met haar man. Op een ochtend zit ze echter<br />

met rode ogen door het raam naar buiten te staren. Voor het eerst sinds<br />

ze het slechte nieuws gekregen heeft, laat ze toe dat haar man haar troost.<br />

> <strong>De</strong>rde taak: zich aanpassen aan de nieuwe situatie<br />

<strong>De</strong>ze taak staat vooral na enkele weken tot maanden centraal. <strong>De</strong><br />

rouwende moet de draad weer oppikken en leren functioneren in de<br />

nieuwe situatie. Dit is vaak een heel zware opdracht. Er moeten nieuwe<br />

vaardigheden aangeleerd worden en de rouwende moet soms een nieuwe<br />

rol opnemen. Dit is vaak een moeizaam en langdurig proces. Met vallen en<br />

opstaan, slaagt de rouwende erin zich te schikken naar de nieuwe situatie.<br />

Bv. Paula heeft jarenlang thuis voor haar dementerende man gezorgd. Ze<br />

deed dit met veel liefde en overgave en haalde veel voldoening uit de hulp<br />

die ze bood. Enkele maanden geleden is ze gevallen in de douche, met<br />

een heupfractuur tot gevolg. Sindsdien volgt ze een moeizame revalidatie<br />

in een revalidatiecentrum. Haar dochter heeft de zorgen voor haar man<br />

overgenomen. Paula moet aanvaarden dat ze de zorgende rol voor haar<br />

man niet langer kan uitoefenen en moet zich concentreren op haar eigen<br />

herstel. Dit is heel zwaar voor haar: ze is de voldoening die ze uit haar<br />

zorgende rol haalde kwijt en kampt daardoor met depressiegevoelens.<br />

© Plantyn<br />

> Vierde taak: opnieuw investeren in andere relaties<br />

Eens men het verlies en de nieuwe situatie aanvaard heeft, kan men<br />

beginnen te investeren in nieuwe relaties. Voor iemand die een partner<br />

heeft verloren, is dit vaak een heel moeilijke taak, omdat de persoon zich


schuldig voelt ten opzichte van de overledene. Vaak is er veel tijd nodig<br />

vooraleer de rouwende deze vierde taak kan aangaan.<br />

Bv. <strong>De</strong> vrouw van Michel is twee jaar geleden gestorven. Michel kwam<br />

sinds die dag nauwelijks nog buiten. Hij haalde geen of weinig plezier<br />

uit de uitstapjes die hij maakte na lang aandringen van zijn familie en<br />

vrienden. <strong>De</strong> laatste maanden begint het stilaan beter te gaan en keert zijn<br />

levensvreugde beetje bij beetje terug. Hij heeft zich aangesloten bij een<br />

seniorenclub en komt weer wat vaker buiten. Stilaan beginnen de nieuwe<br />

contacten hem weer te interesseren.<br />

Als deze taken vervuld zijn, is het rouwproces voltooid. Nu kan de persoon<br />

weer nadenken over zijn verlies zonder (hevige) pijn. Op bepaalde momenten<br />

(bv. de verjaardag van een overleden persoon) kan het verdriet opnieuw hevig<br />

opfl akkeren. Het verdriet zal altijd sluimerend aanwezig blijven.<br />

5.1.3 Emotionele en mentale reacties bij rouw<br />

Het rouwproces gaat gepaard met gevoelens van verdriet. <strong>De</strong> gevoelens en<br />

reacties gaan echter verder dan dat: we merken een hele waaier aan gevoelens<br />

op bij een rouwende. Hieronder worden de meest voorkomende opgesomd.<br />

> Schuldgevoelens<br />

Schuld omdat men niet meer heeft kunnen doen, maar soms ook schuld<br />

omdat men opluchting of andere positieve gevoelens gewaarwordt na het<br />

verlies.<br />

> Verdriet<br />

Er zijn verschillende soorten verdriet. Het verdriet waarbij de hele dag<br />

tranen vloeien, het vastgesnoerde verdriet dat de keel dichtknijpt, het<br />

opgekropte verdriet dat niet geuit wordt maar wel aanwezig is.<br />

> Angst, paniek<br />

Angst voor de nieuwe situatie waarin men terechtkomt, voor de taken die<br />

de overledene vroeger deed en nu door de rouwende zelf moet gedaan<br />

worden.<br />

> Woede, kwaadheid<br />

Dit is een gevoel dat vaak bij rouwenden voorkomt en waar rouwenden<br />

en hun omgeving het vaak moeilijk mee hebben. Men kan boos zijn op de<br />

omgeving, omdat iedereen gewoon verder leeft. <strong>De</strong> rouwende kan boos<br />

zijn op artsen, op het gerecht, op de maatschappij ...<br />

> Eenzaamheid<br />

Een rouwende voelt zich vaak alleen op de wereld. Het gemis van de overledene<br />

krijgt veel meer aandacht dan de mensen die rond de rouwende staan.<br />

© Plantyn<br />

195


196<br />

> Verlangen<br />

Verlangen naar een persoon die er niet meer is of naar de situatie van<br />

vroeger.<br />

> Schaamte<br />

Wanneer een rouwende schaamte voelt, dan gebeurt dit meestal op<br />

momenten dat de rouwende aan het genieten is, bv. van een wandeling.<br />

<strong>De</strong> rouwende vraagt zich dan af hoe de anderen zouden reageren op het<br />

feit dat hij eventjes aan genieten is.<br />

> Seksuele gevoelens<br />

Een rouwende kan sterke seksuele gevoelens ervaren voor de overleden<br />

partner.<br />

> Opluchting<br />

Dit wordt vaak gevoeld bij nabestaanden van een palliatieve patiënt. Ze<br />

voelen zich opgelucht omdat deze moeilijke situatie eindelijk voorbij is.<br />

Dit gevoel gaat meestal gepaard met schuld en schaamte.<br />

5.1.4 Taken van de verzorgende<br />

> Zorg dat je er bent voor de rouwende<br />

Dit betekent dat de rouwende op<br />

je steun en hulp kan rekenen, dat je<br />

bereid bent om naar hem te luisteren<br />

en om problemen waarmee hij geconfronteerd<br />

wordt te accepteren.<br />

> Luister op een accepterende manier<br />

Probeer om de rouwende niet te veroordelen voor de emoties die hij voelt.<br />

Verder is het ook belangrijk om te blijven luisteren, ook al vertelt men je<br />

voor de zoveelste keer hetzelfde verhaal. Dit is de manier om hetgeen<br />

gebeurd is te kunnen vatten.<br />

> Ga het praten over de overledene niet uit de weg<br />

Vaak is het zo dat je als hulpverlener niet goed weet of de rouwende wel<br />

over de overledene wil praten. Maar doe het toch, noem de overledene bij<br />

zijn naam en vraag iets over hem. Het is juist het stilzwijgen van anderen<br />

dat de rouwverwerking moeilijk kan maken.<br />

> Laat de nabestaande herinneringen delen<br />

Het is niet zo dat de herinneringen vergeten moeten worden opdat het<br />

rouwproces beter zou verlopen. Integendeel, de herinneringen ophalen<br />

en erover praten, kan het proces juist stimuleren. Let wel dat er niet enkel<br />

over goede momenten hoeft gepraat te worden.<br />

© Plantyn<br />

> Accepteer momenten van stilte<br />

Als een rouwende enkele momenten zwijgzaam blijft, laat die stilte dan<br />

even hangen. Dit zijn momenten waarop de rouwende nadenkt en zijn<br />

emoties kan voelen. Dit is belangrijk voor verwerking van het verdriet.


Betrek de boosheid van de rouwende niet op jezelf<br />

Vaak ben je als verzorgende de persoon die het vaakst met de <strong>zorgvrager</strong><br />

spreekt. Het is dan ook erg logisch dat diepe emoties zoals boosheid naar<br />

jou geuit zullen worden. Neem dit niet persoonlijk en ga een gesprek aan<br />

met de <strong>zorgvrager</strong>.<br />

> Besef dat iedereen op zijn eigen manier rouwt<br />

<strong>De</strong> manier waarop iemand rouwt, kan sterk verschillen van wat jij onder<br />

rouwen verstaat. Dit betekent niet dat de persoon op een ‘slechte’ manier<br />

rouwt. Wees ook niet ongerust over zeer sterke reacties kort na het overlijden:<br />

meestal moet er een tijd overgaan vooraleer een rouwende weer<br />

een beetje op zijn plooi komt. Pas na enkele maanden of zelfs jaren kan<br />

men uitspraak doen over het afwijken van een normaal rouwproces.<br />

Even belangrijk zijn de dingen die je juist NIET moet doen bij rouwenden,<br />

hoewel ze goedbedoeld zijn:<br />

> Advies geven<br />

<strong>De</strong> goedbedoelde raad die je soms wilt geven, kan een heel verkeerd<br />

effect hebben. <strong>De</strong> rouwende heeft er geen nood aan en krijgt het gevoel<br />

dat je niet bereid bent te luisteren.<br />

> Aanmoedigen tot herstel<br />

Dit laat vaak een gevoel van onbegrip na bij de rouwende. Het lijkt dan<br />

alsof hij niet mag rouwen. Soms gaat de rouwende op deze aanmoedigingen<br />

in en probeert zijn gevoelens en verdriet te onderdrukken. Dit is<br />

echter niet bevorderlijk voor het rouwproces.<br />

> Verwachtingen scheppen die niet inlosbaar zijn<br />

Dit omvat de raadgevingen in de zin van ‘Als je dit doet, dan zal het<br />

allemaal wel beter gaan’. Dit zijn verwachtingen die soms niet ingelost<br />

worden. Hierdoor ervaart de rouwende extra verdriet, eenzaamheid en<br />

gevoelens van teleurstelling.<br />

> <strong>De</strong> gevoelens minimaliseren<br />

Het risico bestaat dat de rouwende zijn eigen gevoelens probeert weg te<br />

cijferen in plaats van ze een plaatsje te geven.<br />

> Vergelijken<br />

Ergere of veel minder erge verhalen gaan opdissen, geeft de indruk dat<br />

het ene verlies veel pijnlijker is dan het andere en dit kan heel kwetsend<br />

zijn. Voor verdriet bestaat er immers geen weegschaal of meetlat.<br />

> <strong>De</strong>nken en voelen in plaats van de rouwende<br />

Hier heeft de rouwende echt geen boodschap aan. Hij kan agressief<br />

reageren in de zin van ‘Wat weet jij er nou van hoe ik mij voel?’<br />

© Plantyn<br />

197


198<br />

5.2 Omgaan met de terminaal zieken<br />

Wanneer de curatieve (genezende) behandeling niet meer helpt, gaat men<br />

over naar de ‘palliatieve zorg’.<br />

5.2.1 Wat is palliatieve zorg?<br />

Palliatieve zorg* is gespecialiseerde zorg voor<br />

mensen die terminaal* ziek zijn. In de fase waarin<br />

palliatieve zorg wordt verleend, is het bekend<br />

dat er geen kans op genezing meer is. Die fase<br />

kan nog weken, maanden, misschien zelfs jaren<br />

duren, maar het heeft geen zin meer om nieuwe<br />

therapieën te starten, onderzoeken te doen of<br />

operaties te ondergaan, in de hoop dat de <strong>zorgvrager</strong><br />

daardoor zal genezen. Er worden wel<br />

onderzoeken gedaan en eventuele palliatieve<br />

chirurgische ingrepen om pijn te bestrijden.<br />

5.2.2 Houding van de verzorgende<br />

Als hulpverlener zijn er drie basishoudingen die naar de <strong>zorgvrager</strong> toe erg<br />

belangrijk zijn. Dit zijn: empathie, echtheid en onvoorwaardelijk respect.<br />

> Empathie<br />

Het is belangrijk dat je je als verzorgende kunt inleven in de situatie van de<br />

<strong>zorgvrager</strong>. Zo kun je zijn gedrag en uitspraken beter begrijpen. Als je de<br />

<strong>zorgvrager</strong> begrijpt, kun je de gevoelens ook benoemen. Daardoor zal de<br />

<strong>zorgvrager</strong> zich beter begrepen voelen.<br />

> Echtheid<br />

Dit wil zeggen dat je jezelf bent en dat je openstaat voor je eigen gevoelens<br />

en houdingen. Door jezelf te zijn, wordt de afstand tussen jou en de<br />

<strong>zorgvrager</strong> kleiner.<br />

> Onvoorwaardelijk respect<br />

Als verzorgende respecteer je elke beleving van de <strong>zorgvrager</strong>. Dit betekent<br />

absoluut niet dat je ook elk gedrag moet accepteren. Een patiënt kan<br />

bijvoorbeeld agressief reageren, dit gedrag mag je niet accepteren. Het is<br />

beter dat je nadenkt over waarom hij zich zo gedraagt. Die reden kun je<br />

meestal wel respecteren.<br />

Daarnaast houd je als verzorgende het best ook rekening met volgende<br />

zaken:<br />

© Plantyn<br />

> Begrijp de nood aan extra aandacht<br />

In de palliatieve zorg is herstel uitgesloten en dit is voor de <strong>zorgvrager</strong> een<br />

pijnlijk gegeven. <strong>De</strong> verzorgende moet nu nog aandachtiger luisteren naar<br />

de <strong>zorgvrager</strong> en zijn omgeving. Stel je open en probeer je in te beelden<br />

wat de situatie betekent voor de <strong>zorgvrager</strong> en zijn omgeving.


Maak tijd om te praten<br />

Iemand die stervende is, heeft er nood aan om te praten over zijn situatie.<br />

Zorgdragers mogen deze signalen niet negeren. Praten maakt rustig.<br />

Luister zo veel mogelijk naar de wensen, verwachtingen en angsten die<br />

de zorgbehoevende persoon omtrent zijn overlijden uit. Vind je het zelf te<br />

pijnlijk om over het naderend overlijden te praten, geef de stervende dan<br />

de kans om het aan anderen te vertellen.<br />

Als de zorgbehoevende persoon zelf niet wil praten over zijn situatie,<br />

respecteer dit dan en forceer hem niet.<br />

> Neem klachten serieus<br />

<strong>De</strong> waardigheid van de <strong>zorgvrager</strong>s is belangrijk, ook op het einde van het<br />

leven. Signaleer en rapporteer dus alle klachten.<br />

> Betrek familie of vrienden<br />

Het verdriet van familie of vrienden van de <strong>zorgvrager</strong> kan zo groot zijn,<br />

dat ze niet in staat zijn om de <strong>zorgvrager</strong> te helpen in de palliatieve fase.<br />

Als verzorgende kun je een bijdrage leveren door deze mensen een gelegenheid<br />

te geven om hun verdriet te uiten. Ook kun je de belangrijkste<br />

betrokkenen regelmatig uitnodigen voor een gesprek. Op deze manier<br />

betrek je de naasten van de patiënt bij de zorg en ontstaat er duidelijkheid<br />

over het verloop van de ziekte en de mogelijke verwachtingen.<br />

<strong>De</strong> familie wil vaak graag iets actiefs doen voor de <strong>zorgvrager</strong>. Betrek hen zo<br />

veel mogelijk bij de zorgen. <strong>De</strong> mond of het gezicht verfrissen, zijn handelingen<br />

die de familie het gevoel geven iets te betekenen voor hun familielid.<br />

> Laat de <strong>zorgvrager</strong> beslissen<br />

Als hulpverlener neem jij de beslissingen niet in de plaats van de palliatieve<br />

persoon. Voor zover een palliatieve persoon hiertoe nog in staat is,<br />

neemt hij zelf beslissingen op basis van de informatie die hij kreeg van de<br />

arts, verpleegkundigen of andere begeleiders.<br />

> Durf moeilijke gesprekken aan te gaan<br />

Stel moeilijke gesprekken niet uit. Soms leidt uitstel tot afstel. Wanneer<br />

de zorgbehoevende persoon overleden is, blijven de familieleden te vaak<br />

met een schuldgevoel achter: ‘Had ik maar ...’ of ‘Ik had nog willen zeggen<br />

dat ...’. Maak tijd voor elkaar en besteed de weinige tijd die jou en de<br />

<strong>zorgvrager</strong> nog rest op een zinvolle manier.<br />

> Durf het afscheid te beleven<br />

Afscheid nemen gebeurt bij velen geleidelijk, stap voor stap. Bij elke<br />

stap achteruit neemt de zorgbehoevende persoon wat afscheid van zijn<br />

bekwaamheid tot zelfzorg en van het leven. Wees je daarvan bewust. Durf<br />

dit afscheid stap voor stap mee te beleven.<br />

> <strong>De</strong>nk aan praktische zaken<br />

Ten slotte moeten er een aantal praktische zaken geregeld worden. Geef<br />

de zorgbehoevende persoon de kans om fi nanciële regelingen te treffen.<br />

Misschien wenst hij ook een aantal praktische zaken, zoals zijn begrafenis,<br />

te regelen. Wuif dit niet weg: het zou een gemiste kans zijn om aan de<br />

laatste wens van de <strong>zorgvrager</strong> tegemoet te komen.<br />

© Plantyn<br />

199


200<br />

6 Omgaan met afwijkend gedrag<br />

6.1 Agressie<br />

We spreken van agressie* wanneer iemand de grenzen van een ander<br />

overschrijdt, bewust schade berokkent of met woede probeert iets te<br />

bereiken.<br />

Bij het omgaan met agressieve mensen<br />

is de manier van communiceren van<br />

belang, omdat jouw gedrag een reactie<br />

uitlokt bij de ander. Door je eigen manier<br />

van communiceren goed te kennen (en<br />

te kiezen), kun je beter omgaan met<br />

agressieve mensen.<br />

Het is belangrijk dat je duidelijk communiceert,<br />

zodat je boodschap correct<br />

begrepen wordt. Let op de volgende<br />

dingen:<br />

> Sta rechtop en stevig op twee voeten.<br />

Vermijd te veel beweging.<br />

> Houd oogcontact.<br />

> Praat duidelijk, maar zonder stemverheffi ng.<br />

> Zend geen dubbele boodschap uit: liever niet glimlachen dan ‘gemaakt’<br />

glimlachen.<br />

Interesse tonen zorgt ervoor dat de ander zich gehoord voelt. Interesse tonen<br />

doe je verbaal, maar ook non-verbaal:<br />

> Neem een actieve houding aan, zit niet onderuitgezakt of achterovergeleund.<br />

> Luister goed en knik af en toe bevestigend.<br />

> Wees geduldig en niet kortaf.<br />

> Doe geen andere dingen (op een computerscherm kijken, opstaan om<br />

koffi e te pakken).<br />

> Blijf rustig.<br />

> Blijf beleefd.<br />

> Behandel de ander met respect.<br />

> Ga niet in discussie, maar zeg dat je ziet dat de ander boos is.<br />

> Stel een grens aan het gedrag, zonder de persoon aan te vallen.<br />

> Roep indien nodig hulp in van de verantwoordelijke.<br />

6.2 Angst en vrees<br />

© Plantyn<br />

> Angst<br />

Angst* is een onaangenaam gevoel, een gevoel van dreiging bij een<br />

bepaalde situatie. Het is niet duidelijk waar de dreiging vandaan komt.<br />

Angst neemt vaak toe in voor de persoon spannende situaties.


Vrees<br />

Vrees* is een gevoel van angst met een duidelijk aanwijsbare oorsprong.<br />

Zoek met de <strong>zorgvrager</strong> welke prikkel hem angstig maakt en probeer er iets<br />

aan te doen, zoals:<br />

– Bied iets te drinken aan.<br />

– Bied een stoel aan.<br />

– Verwijder personen die met angst geassocieerd worden.<br />

– Blijf zelf rustig, kalm en vriendelijk.<br />

– Leid de aandacht af.<br />

– Controleer de ademhaling (laat de <strong>zorgvrager</strong> langzaam in- en<br />

uitademen met de hand op de buik, dit voorkomt hyperventilatie).<br />

– Probeer een veilige en vertrouwde omgeving te creëren. Op het moment<br />

dat je merkt dat de <strong>zorgvrager</strong> angstig is, kun je proberen hem gerust te<br />

stellen.<br />

6.3 <strong>De</strong>pressie<br />

> Symptomen<br />

– Aanhoudende somberheid.<br />

– Interesseverlies.<br />

– Slechte eetlust en gewichtsverlies.<br />

– Slapeloosheid, overmatig slapen en moeheid.<br />

– Gering gevoel van eigenwaarde.<br />

– Aandachts- en concentratiestoornissen en geheugenproblemen.<br />

– Besluiteloosheid en piekeren.<br />

– Doodsverlangens.<br />

– Soms rusteloosheid, boosheid en snel geïrriteerd raken.<br />

– Soms wanen en psychotische verschijnselen.<br />

– ’s Morgens hebben de <strong>zorgvrager</strong>s het vaak moeilijk, in de namiddag<br />

lukt het beter.<br />

Bij <strong>oudere</strong>n staat vermoeidheid vaak voorop. <strong>De</strong> problemen met denken en<br />

zich concentreren hebben vaak vergeetachtigheid tot gevolg. Hierdoor wordt<br />

soms eerder aan dementie dan aan depressie gedacht. Bij een beginnende<br />

dementie kan ook een depressie voorkomen. <strong>De</strong>pressiviteit bij <strong>oudere</strong>n kan<br />

zich ook uiten in lichamelijke klachten, zoals buikklachten of pijn.<br />

> Advies voor de verzorgende<br />

– Belangrijk is dat je aanwezig bent en luistert.<br />

– Zorg ervoor dat de <strong>zorgvrager</strong> de richtlijnen<br />

van de arts opvolgt (bv. i.v.m. medicatie).<br />

– Geef geen raad, want dit valt meestal niet in<br />

goede aarde.<br />

– Praat over aangename gebeurtenissen van<br />

vroeger.<br />

– Moedig de <strong>zorgvrager</strong> aan om een activiteit<br />

te doen, bv. een wandeling.<br />

© Plantyn<br />

201


202<br />

– Indien de <strong>zorgvrager</strong> spreekt over zelfmoord, vat dit dan niet te licht<br />

op. Verwittig desnoods je verantwoordelijke.<br />

– Overbescherm de <strong>zorgvrager</strong> niet.<br />

– Moedig de <strong>zorgvrager</strong> bij elke vooruitgang aan.<br />

6.4 Achterdocht<br />

> Omschrijving<br />

Achterdocht komt veel voor bij dementerende <strong>zorgvrager</strong>s. Als de<br />

dementie voortschrijdt, verliest de <strong>zorgvrager</strong> steeds meer zijn greep op<br />

de werkelijkheid en op het leven. Hij vergeet dingen en kan bepaalde<br />

dingen niet meer. Hij kan situaties niet meer goed inschatten en kan<br />

gedesoriënteerd raken omdat hij de omgeving en de mensen niet meer<br />

herkent. Het wordt een onzekere wereld waar niets meer vertrouwd is. Dit<br />

leidt vaak tot achterdocht. Soms was iemand al enigszins achterdochtig en<br />

verergert dit door de dementie. Soms is het ook iets dat geheel nieuw is.<br />

> Hoe uit dit zich?<br />

– <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> beschuldigt mensen ervan dat ze iets van hem<br />

gestolen zouden hebben.<br />

– <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> verbergt spullen omdat hij bang is dat anderen ze<br />

zouden afpakken. Als iemand daarbij ook slecht ziet en/of hoort, kan<br />

dit de achterdocht nog erger maken.<br />

> Advies voor de verzorgende<br />

– Straf de <strong>zorgvrager</strong> niet voor het verliezen van voorwerpen of het<br />

verbergen van spullen.<br />

– Probeer erachter te komen wat de favoriete verbergplaats is. Probeer,<br />

indien mogelijk, een tweede exemplaar achter de hand te hebben van<br />

dingen die vaak kwijtraken, bijvoorbeeld sleutels, brillen, portemonnees,<br />

hoorapparaten.<br />

– Probeer begrip op te brengen voor de achterdochtige <strong>zorgvrager</strong>. Soms<br />

kun je iets niet met je verstand begrijpen; probeer het dan met je hart<br />

te begrijpen. Realiseer je dat het gedrag niet voor niets is ontstaan.<br />

Moeilijk gedrag heeft vaak te maken met vroegere pijnlijke ervaringen<br />

waarvan de <strong>zorgvrager</strong> zich misschien zelf niet meer bewust is.<br />

– Wees eerlijk en duidelijk over alles wat je doet met betrekking tot de<br />

<strong>zorgvrager</strong> en zijn bezittingen; doe niets op zijn kamer zonder dat<br />

hij erbij is. Tel samen de was en stop pas iets in de kast nadat de<br />

<strong>zorgvrager</strong> het heeft gezien. Vertel wat je doet, ook al denk je dat de<br />

ander dat nu toch wel weet.<br />

– Probeer vertrouwen op te bouwen. Vertrouwen kan ontstaan als de <strong>zorgvrager</strong><br />

het gevoel heeft dat hij op je kan rekenen. Dus kom je afspraken<br />

na en als dat een keer niet lukt, geef dan een duidelijke uitleg.<br />

– Als je beschuldigd wordt van diefstal, laat dan merken dat je het voor<br />

de <strong>zorgvrager</strong> heel vervelend vindt dat er iets weg is. Je bent op zo’n<br />

moment geneigd om met jezelf bezig te zijn en de <strong>zorgvrager</strong> er vooral<br />

van te overtuigen dat jij zoiets niet doet. Probeer dat achterwege te<br />

laten en je zo neutraal mogelijk op te stellen naar de ander toe.<br />

© Plantyn


– Je mag best zeggen dat je het niet leuk vindt dat de <strong>zorgvrager</strong> geen<br />

vertrouwen in je heeft of dat je er boos of verdrietig van wordt, maar<br />

je hoeft hem niet te overtuigen van je gelijk.<br />

– Bied aan te helpen zoeken en ga dan samen zoeken. Als de <strong>zorgvrager</strong><br />

je hulp niet wil, vraag dan wie hem of haar wel mag helpen,<br />

zodat je je goede wil toont en je hem ook het gevoel geeft dat hij niet<br />

in de steek gelaten wordt.<br />

– Zoek als je beschuldigd bent steun bij collega’s en praat over je<br />

gevoelens met de anderen. Vraag aan hen hoe zij met deze <strong>zorgvrager</strong><br />

omgaan, misschien hebben zij nog tips voor jou.<br />

– Als een collega van jou beschuldigd wordt, neem dan eenzelfde soort<br />

neutrale houding aan. Laat de <strong>zorgvrager</strong> merken dat je het vervelend<br />

vindt dat er iets weg is, maar dat je niet gelooft dat jouw collega<br />

steelt. Je kunt wel vragen wat er gebeurd is waardoor de verdenking<br />

op de collega kwam te liggen.<br />

– Realiseer je dat een woonzorgcentrum bij uitstek een plek is om je<br />

onveilig in te voelen en om achterdochtig te worden. Bedenk maar<br />

wat je allemaal zou kunnen doen als je niet van goede wil was.<br />

– Realiseer je dat achterdochtig gedrag ook kan ontstaan doordat er<br />

lichamelijk iets aan de hand is. Dus luister goed naar wat de ander zelf<br />

zegt over zijn lichamelijk beleven.<br />

© Plantyn<br />

203


204<br />

7 Omgaan met <strong>zorgvrager</strong>s met cognitieve<br />

stoornissen<br />

7.1 Afasie<br />

7.1.1 Wat is afasie?<br />

Afasie is een verworven taalstoornis die veroorzaakt wordt door een<br />

hersenletsel. Er treden stoornissen op bij het spreken, begrijpen, lezen<br />

en/of schrijven.<br />

> <strong>De</strong> stoornis is verworven. Dat wil zeggen dat mensen met afasie vóór<br />

het hersenletsel geen problemen hadden met taal. Ze communiceerden<br />

vroeger zonder enig probleem. Afasie is dus niet iets waarmee je geboren<br />

wordt.<br />

> Afasie is een taalstoornis en geen spraakstoornis of dementie. <strong>De</strong> articulatie<br />

van woorden en de algemene intelligentie zijn normaal. Dit geeft<br />

vaak aanleiding tot grote frustratie bij de getroffene.<br />

> <strong>De</strong> problemen ontstaan na een hersenletsel. Dit is in twee derde van de<br />

gevallen een beroerte (hersenbloeding of herseninfarct) in de linkerhersenhelft.<br />

Maar je kunt afasie ook oplopen op jonge leeftijd, zoals na een<br />

verkeersaccident of bij een hersentumor.<br />

7.1.2 Soorten afasie<br />

Praten Begrijpen<br />

Motorische afasie – niet vloeiend<br />

– woorden worden anders<br />

gevormd<br />

Sensorische afasie – vloeiend<br />

– zinsbouw is afwijkend<br />

Globale afasie – heel beperkt<br />

– steeds terugkerende<br />

woorden of losse lettergrepen<br />

Amnestische afasie – vindt het juiste woord niet<br />

– vloeiende uitspraak<br />

– vrij goed<br />

– persoon is zich zeer<br />

goed bewust van de<br />

moeilijkheden<br />

– zwaar gestoord<br />

– persoon heeft weinig<br />

besef van zijn taalprobleem<br />

– zeer slecht<br />

– intact<br />

© Plantyn


7.1.3 Advies voor de verzorgende in de omgang met<br />

afasiepatiënten<br />

Om correct te communiceren met de <strong>zorgvrager</strong> is het belangrijk om de <strong>zorgvrager</strong><br />

te kennen en te weten wat de oorzaken en de gevolgen van zijn afasie<br />

zijn.<br />

> Algemene richtlijnen<br />

– Spreek de <strong>zorgvrager</strong> aan als een volwassene, maar gebruik eenvoudige<br />

taal.<br />

– Richt de aandacht op de persoon vooraleer je begint te praten.<br />

– Voer het gesprek in een rustige omgeving.<br />

– Ga niet roepen of harder praten.<br />

– Praat over concrete zaken.<br />

– Neem de tijd voor een gesprek.<br />

– Overleg met de logopedist welke communicatiewijzen het meest<br />

geschikt zijn. Houd de gelaatsuitdrukking van de <strong>zorgvrager</strong> goed in<br />

de gaten.<br />

– Vertel aan de <strong>zorgvrager</strong> dat het moeilijk onthouden van namen en<br />

woorden bij dit ziektebeeld hoort.<br />

– Humor is erg belangrijk.<br />

– Gedragsveranderingen kunnen voorkomen.<br />

> Tips om het begrijpen te stimuleren<br />

– Spreek in korte zinnen en benadruk de trefwoorden. Bv. ‘<strong>De</strong> dokter<br />

komt om 10 uur.’<br />

– Breng slechts één idee per zin aan.<br />

– Plaats de belangrijkste woorden aan het einde van de zin.<br />

– Gebruik pauzes (verdeel een langere zin in verschillende ideeën,<br />

pauzeer tussen de zinnen in).<br />

– Gebruik gebaren of beeld iets uit.<br />

– Gebruik geschreven taal/prenten/tekeningen, bv. zakwoordenboek,<br />

communicatiebord.<br />

– Verander niet te snel van onderwerp.<br />

– Houd rekening met het dialect van de persoon.<br />

– Maak gebruik van eenvoudige en enkelvoudige ja/neen-vragen.<br />

– Wacht telkens op de reactie van de persoon.<br />

– Herhaal eventueel de zin.<br />

– Zorg dat er maar één persoon praat.<br />

> Tips om het spreken te stimuleren<br />

– Dwing de persoon niet om te praten.<br />

– Laat vragen beantwoorden met ja/neen.<br />

– Laat zaken aanwijzen/uitbeelden.<br />

– Laat de persoon tekenen of schrijven.<br />

– Herhaal wat je denkt te hebben verstaan.<br />

– Verbeter de persoon niet. Spreek niet in zijn plaats.<br />

– Zorg dat de persoon niet te vermoeid is: vermoeidheid heeft een<br />

negatieve invloed op het begrijpen en spreken.<br />

© Plantyn<br />

205


206<br />

7.2 Agnosie<br />

7.2.1 Wat is agnosie?<br />

Bij agnosie zijn er herkennings -<br />

stoornissen. Iemand neemt<br />

wel waar dát er iets is maar<br />

herkent niet wát het is. Het<br />

probleem zit in dit geval<br />

niet in de zintuigen, maar in<br />

de verwerking van de waarneming<br />

door de hersenen.<br />

<strong>De</strong>ze verwerking is verstoord,<br />

bijvoorbeeld door een CVA.<br />

Meestal betreft het slechts<br />

één zintuigsysteem, bijvoorbeeld<br />

het zicht, het gehoor of<br />

de tast.<br />

7.2.2 Soorten agnosie<br />

> Visuele agnosie<br />

<strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> herkent de voorwerpen die hij ziet niet.<br />

Bv. Iemand ziet een gekleurd papiertje maar herkent dit niet als bankbiljet.<br />

> Auditieve agnosie<br />

<strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> kan geen geluiden correct interpreteren.<br />

Bv. Iemand hoort achter zijn rug een geluid maar herkent dit niet als de<br />

telefoon.<br />

> Tactiele agnosie<br />

<strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> heeft moeite met het herkennen van lichamelijke sensaties.<br />

Bv. Iemand ziet een appel en is niet in staat te zeggen dat hij rood is of om<br />

te herkennen dat het een appel is.<br />

> Heb begrip voor de frustraties van de <strong>zorgvrager</strong>: hij voelt zich machteloos<br />

Plantyn<br />

en ervaart dat hij minder grip heeft op de wereld.<br />

> Agnosie kan depressie veroorzaken. Wees alert voor mogelijke symptomen<br />

(zie depressie).<br />

> Leer de <strong>zorgvrager</strong> omgaan met het verlies aan kennis.<br />

> Reik instrumenten aan die gebruikt kunnen worden voor expressie en<br />

communicatie.<br />

> Heb geduld met de <strong>zorgvrager</strong>.<br />

> onopvallend.©<br />

Help hem<br />

7.2.3 Advies voor de verzorgende in de omgang met<br />

agnosiepatiënten


7.3 Apraxie<br />

7.3.1 Wat is apraxie?<br />

Apraxie is een probleem in het plannen van handelingen. <strong>De</strong> persoon<br />

kan de handeling vaak wel nog spontaan uitvoeren, maar ondervindt<br />

problemen als hij dezelfde handeling op vraag moet uitvoeren. Zowel<br />

mond-, tong- en gelaatsbewegingen als bewegingen van ledematen<br />

kunnen hierdoor moeilijk zijn. <strong>De</strong> meest voorkomende oorzaak van<br />

apraxie is een CVA.<br />

7.3.2 Soorten apraxie<br />

Er bestaan verschillende vormen van apraxie, maar de twee belangrijkste zijn<br />

verbale en orale apraxie.<br />

> Verbale apraxie<br />

– <strong>De</strong> belangrijkste kenmerken zijn het niet-consequent herhalen,<br />

verlengen, vervangen en toevoegen van klanken.<br />

– <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> met apraxie kan bijvoorbeeld de t-klank wel produceren<br />

in het woord ‘tafel’ en niet in het woord ‘thee’. Een tijd later<br />

kan het zijn dat hij het woord ‘tafel’ ook niet meer correct kan produceren.<br />

<strong>De</strong> fouten zijn dus niet consequent.<br />

– Als er meerdere medeklinkers op elkaar volgen, worden meer fouten<br />

gemaakt (bv. school, trap, fi ets).<br />

– <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> maakt meer fouten bij langere woorden (bv. vakantiepark,<br />

krantenwinkel) en bij klanken die minder vaak voorkomen.<br />

– Vaak kunnen woorden of klanken onbewust beter geuit worden dan op<br />

vraag. Automatische reeksen zoals cijferreeksen, liedjes, dagen van de<br />

week, versjes … zullen daarom vaak beter uitgesproken worden.<br />

– <strong>De</strong> spreker is zich bewust van zijn fouten, maar is niet in staat om<br />

erop te anticiperen of ze te corrigeren.<br />

– <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> moet zoeken om lippen en tong in de juiste positie te<br />

brengen om een klank te vormen.<br />

– <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> spreekt soms trager, zonder klemtonen en/of intonatie.<br />

> Orale apraxie<br />

– Orale apraxie komt vaak samen met verbale apraxie voor.<br />

– <strong>De</strong> persoon kan op verzoek geen mond-, tong- en/of gelaatsbewegingen<br />

maken. Men kan op bevel niet fl uiten, hoesten, blazen, de tong<br />

uitsteken ... Als men bijvoorbeeld aan de <strong>zorgvrager</strong> met orale apraxie<br />

vraagt om te blazen, weet hij niet hoe dit moet. Maar zonder dat men<br />

iets vraagt, blaast hij even later zonder problemen een kaars uit.<br />

© Plantyn<br />

207


208<br />

7.3.3 Advies voor de verzorgende in de omgang met<br />

apraxiepatiënten<br />

– Toon begrip voor de gevoelens en de moeilijkheden die de <strong>zorgvrager</strong><br />

ondervindt. Laat duidelijk merken dat je hem tracht te<br />

begrijpen en dat je hem steunt.<br />

– Breng orde en regelmaat in de omgeving en bezigheden aan, zodat<br />

de <strong>zorgvrager</strong> een gevoel van veiligheid en zekerheid krijgt.<br />

– Neem tijd voor een gesprek. Ga zitten en maak oogcontact.<br />

– Blijf de <strong>zorgvrager</strong> behandelen als een volwassene en praat ook niet<br />

over zijn hoofd.<br />

– Wees eerlijk en zeg het openlijk als je de boodschap niet begrepen<br />

hebt.<br />

– Vraag om herhaling.<br />

– Zeg aan de <strong>zorgvrager</strong> wat je denkt te hebben verstaan. Controleer<br />

of dit klopt.<br />

– Als je de boodschap niet hebt begrepen, stel dan ja/neen-vragen.<br />

– Vraag aan de persoon om de boodschap op te schrijven, een gebaar<br />

te maken (dit zal vaak ook moeilijk zijn), te wijzen, traag te praten ...<br />

Houd rekening met zijn persoonlijke mogelijkheden.<br />

– Geef de <strong>zorgvrager</strong> voldoende tijd om te antwoorden.<br />

– Houd rekening met vermoeidheid. Als de <strong>zorgvrager</strong> moe is, zal het<br />

praten moeilijker zijn.<br />

– Herhaal het gedeelte van de boodschap dat je wel begrepen hebt,<br />

zodat de <strong>zorgvrager</strong> niet de hele boodschap moet herhalen.<br />

– Indien aangewezen zal de logopedist al dan niet tijdelijk een ondersteunend<br />

communicatiemiddel, zoals een letterkaart, introduceren.<br />

© Plantyn


8 Omgaan met allochtone <strong>zorgvrager</strong>s<br />

Oudere allochtonen vormen een belangrijk deel van<br />

de grote groep <strong>oudere</strong>n in onze maatschappij en hun<br />

aantal zal in de komende jaren nog toenemen.<br />

<strong>De</strong> meerderheid van de 60-plussers van buitenlandse<br />

herkomst is via arbeidsmigratie vanuit Zuid-Europa<br />

(Italië, Spanje, Griekenland en Portugal), Turkije en<br />

Noord-Afrika (Marokko, Algerije en Tunesië) naar<br />

België gekomen. Naast deze groep zijn er ook de<br />

<strong>oudere</strong>n afkomstig uit de vroegere Belgische kolonies<br />

(o.a. Congo) en <strong>oudere</strong>n die in het kader van gezinshereniging<br />

op latere leeftijd naar België zijn gekomen.<br />

Er verblijven verbazend weinig allochtonen in onze woonzorgcentra. Minder<br />

dan 1 op 200 WZC-bedden wordt ingenomen door een allochtoon. Er zijn<br />

verschillende redenen waarom deze <strong>oudere</strong>n moeilijk hun weg vinden naar<br />

het bestaande aanbod aan gezondheidsdiensten.<br />

8.1 Kenmerken van de <strong>oudere</strong> allochtoon<br />

A Het aantal allochtone <strong>oudere</strong>n stijgt snel<br />

In 1970 telde men in België 35 322 <strong>oudere</strong>n van allochtone afkomst. In 2007<br />

waren dat er 106 567. Het aandeel <strong>oudere</strong>n onder de allochtone bevolking is<br />

gestegen van 5,7 % in 1970 naar 11,8 % in 2007.<br />

B <strong>De</strong> impact van ouderdom laat zich op een jongere leeftijd voelen<br />

Vele allochtone <strong>oudere</strong>n vertonen rond hun vijftigste al aandoeningen<br />

waarmee <strong>oudere</strong>n van Belgische herkomst pas tien jaar later geconfronteerd<br />

worden. <strong>De</strong> reden daarvan is vaak te zoeken bij de stress die voortkomt uit<br />

het migratieverleden, het oud worden in een vreemd land en de lage sociaaleconomische<br />

positie. Voor de mannen speelt daarnaast een moeilijk arbeidsverleden<br />

vaak een rol.<br />

Veel vrouwen zouden in hun land van herkomst meer fysieke taken hebben<br />

uitgevoerd. In België worden ze geconfronteerd met beduidend minder veeleisend<br />

fysiek werk. Een gebrek aan dit soort lichaamsbeweging, gecombineerd<br />

met het behoud van traditionele voedingspatronen, kan ertoe leiden<br />

dat men op latere leeftijd te maken krijgt met ernstige gezondheidproblemen.<br />

C Allochtonen hebben een groter risico op armoede<br />

<strong>De</strong> meerderheid van de allochtone <strong>oudere</strong>n, en dan voornamelijk de <strong>oudere</strong>n<br />

die in het kader van arbeidsmigratie naar België kwamen, heeft lage pensioenen<br />

door de laaggeschoolde arbeid en onvolledige carrières.<br />

© Plantyn<br />

D Ze geloven in een mythe van integrale zorg door familieleden<br />

In sommige culturen maakt men weinig gebruik van professionele hulp. <strong>De</strong><br />

zorg voor <strong>oudere</strong>n wordt er gedragen door de kinderen en de grootfamilie.<br />

209


210<br />

Het is voor hen echter niet altijd vanzelfsprekend om alle zorgtaken voor de<br />

(groot)ouders op te nemen. Zeker wanneer langdurige zorg nodig is, wordt dit<br />

model van familiale zorg moeilijk toepasbaar. <strong>De</strong> jongere generaties moeten<br />

de zorg voor hun <strong>oudere</strong>n dus aanpassen. <strong>De</strong> meesten verlenen nog wel veel<br />

mantelzorg, maar zijn minder beschikbaar om alle zorgtaken op te nemen. <strong>De</strong><br />

integrale zorg door familieleden wordt zo steeds vaker een mythe.<br />

Het probleem is dat deze mythe ook in stand wordt gehouden door de<br />

familie zelf, aangezien dit onderwerp zich in een taboesfeer situeert: kinderen<br />

schamen zich ervoor dat ze niet voor hun ouders kunnen zorgen en de<br />

<strong>oudere</strong>n schamen zich dat ze niet door hun kinderen worden geholpen.<br />

E Allochtonen kampen soms met een terugkeerdilemma<br />

<strong>De</strong> vroegere arbeidsmigranten hadden nooit de bedoeling om zich hier<br />

permanent te vestigen. Zij wilden geld verdienen om dan naar huis terug te<br />

keren. <strong>De</strong> realiteit is echter dat de meerderheid in België is gebleven. Men<br />

spreekt in dit verband weleens van het ‘terugkeerdilemma’ van deze <strong>oudere</strong>n.<br />

Enerzijds hebben ze gevoelens van heimwee en koesteren ze de hoop of de<br />

verwachting om ooit naar hun land van herkomst terug te keren. Anderzijds<br />

kunnen ze om emotionele, familiale en praktische redenen België moeilijk<br />

verlaten.<br />

Oudere immigranten hebben bovendien ook een relatief statisch beeld van<br />

hun thuisland. Ze kennen hun dorp zoals het destijds was, toen zij het verlaten<br />

hebben. Zij willen niet alleen terugkeren ‘naar ginder’, maar ook ‘naar toen’.<br />

Tegelijkertijd weten zij dat hun kinderen en kleinkinderen zo’n terugkeer<br />

veelal niet zien zitten. Terugkeren zou voor de eerste generatie ook de familie<br />

achterlaten betekenen.<br />

F <strong>De</strong> kennis van de landstaal is vaak beperkt<br />

<strong>De</strong> meerderheid van de allochtone <strong>oudere</strong>n spreekt alleen de eigen moedertaal,<br />

ook al woont men hier sinds vele jaren. Hiervoor zijn verschillende verklaringen.<br />

Het feit dat ze onmiddellijk werden ingeschakeld op de arbeidsmarkt,<br />

zonder onthaalbeleid, is een eerste oorzaak. Taallessen voor laaggeschoolde<br />

anderstaligen bestaan immers pas sinds begin jaren negentig. Bovendien<br />

zijn sommigen zelfs analfabeet in eigen taal. Het is zeker voor hen bijzonder<br />

moeilijk om een nieuwe taal te leren. Ook werden ze beschouwdals tijdelijke<br />

gasten (‘gastarbeiders’) en beschouwden ze zichzelf zo. Waarom zouden ze<br />

dan moeite doen om de taal te leren? Tot slot verleerden sommige allochtone<br />

<strong>oudere</strong>n die de landstaal leerden deze bij het ouder worden, bijvoorbeeld<br />

omdat ze na hun pensioen weinig de gelegenheid hadden om deze<br />

te spreken en te onderhouden. Een taal die men op latere leeftijd leert,<br />

vergeet men immers gemakkelijker met het ouder worden of door ziekte.<br />

Ook veel <strong>oudere</strong>n van Belgische afkomst vergeten met de leeftijd vaak hun<br />

tweede taal.<br />

G Het aanbod en de werking van diensten zijn nauwelijks bekend<br />

© Plantyn<br />

Heel wat burgers zijn niet op de hoogte van de mogelijkheden van de dienstverlening<br />

en zijn moeilijk bereikbaar via traditionele informatiecampagnes.<br />

Het grote verschil tussen allochtonen en autochtonen, is dat wanneer deze<br />

laatsten met een hulpvraag geconfronteerd worden, ze al vrij snel iemand


in hun omgeving vinden die zich in het verleden in een gelijkaardige situatie<br />

bevond. Zo bekomen ze de nodige informatie en raad over waar ze met<br />

problemen terechtkunnen. Ook zien kinderen van Belgische afkomst hoe hun<br />

ouders omgaan met de hulpvraag van hun grootouders. Allochtonen hebben<br />

deze voordelen niet. <strong>De</strong> eerste generatie immigranten vervult daarom een<br />

pioniersrol in het ouder worden.<br />

H Ze hebben vooroordelen en wantrouwen tegenover professionele zorg- en<br />

dienstverlening<br />

Sommige migranten hebben een specifi eke opvatting over de manier waarop<br />

Belgen omgaan met veroudering in de samenleving. Men veronderstelt<br />

foutief dat kinderen van Belgische afkomst niet meer voor de ouders zorgen<br />

zodra ze het ouderlijk huis hebben verlaten, of dat zorgbehoevende <strong>oudere</strong>n<br />

automatisch in een woon- en zorgcentrum worden geplaatst.<br />

Mede hierdoor heeft men vooroordelen over de professionele dienst- en<br />

zorgverlening, waardoor men zo weinig mogelijk beroep doet op deze voorzieningen.<br />

Door een dergelijk zwart-wit beeld beseft men onvoldoende dat professionele<br />

zorg geen alternatief is voor mantelzorg, maar net een aanvulling<br />

daarop. <strong>De</strong> rol van de mantelzorgers blijft daarbij van wezenlijk belang. In<br />

deze zorgformule blijven de kinderen en de familie op de eerste plaats staan<br />

en rechtstreeks betrokken.<br />

I Ze bevinden zich tussen de afbrokkelende mantelzorg en een onaangepast<br />

zorgaanbod<br />

<strong>De</strong> vooroordelen ten opzichte van de bestaande voorzieningen, de afbrokkelende<br />

mantelzorg en het onvoldoende aangepast en bekend zorgaanbod<br />

verhogen het risico dat allochtone <strong>oudere</strong>n in een leemte vallen. Bovendien:<br />

waar geen vraag is, bestaat geen aanbod. Er is een moeilijk te doorbreken<br />

vicieuze cirkel van wederzijdse onbekendheid. <strong>De</strong> <strong>oudere</strong>n kennen<br />

het aanbod van de dienst- en zorgvoorzieningen niet of onvoldoende, en de<br />

voorzieningen op hun beurt kennen de noden en behoeften van de allochtone<br />

<strong>oudere</strong>n te weinig. Er is dus nood aan een meer toegankelijk aanbod,<br />

dat ingaat tegen de terughoudendheid van de <strong>oudere</strong>n en dat meer inspeelt<br />

op hun behoeften.<br />

8.2 Omgaan met allochtone <strong>zorgvrager</strong>s<br />

> Houd rekening met hun levensgeschiedenis.<br />

Religieuze achtergronden<br />

zijn heel belangrijk<br />

voor hen.<br />

> Heb eerbied voor hun opvattingen<br />

en overtuigingen.<br />

> Stel je op de hoogte van hun<br />

tradities en gewoontes en geef<br />

indien mogelijk de ruimte om ze<br />

te laten toepassen in het WZC.<br />

© Plantyn<br />

211


212<br />

Omgaan met taalproblemen:<br />

> Stel open vragen, bijvoorbeeld: ‘Wat hebben we afgesproken?’ in plaats<br />

van: ‘Hebt u het begrepen?’<br />

> Controleer of het antwoord op een vraag aansluit bij de vraag van de <strong>zorgvrager</strong>.<br />

Ga ook na of het antwoord voldoende informatie geeft.<br />

> Geef niet te veel informatie in een keer.<br />

> Laat de <strong>zorgvrager</strong> af en toe informatie herhalen, om duidelijkheid te<br />

krijgen of de informatie begrepen wordt.<br />

> Gebruik geen moeilijke woorden en zinsconstructies.<br />

> Blijf zelf correct Nederlands spreken, spreek langzaam en articuleer goed.<br />

> Ga na of de allochtone <strong>zorgvrager</strong> analfabeet is.<br />

> Maak gebruik van visuele middelen en voorbeelden ter ondersteuning van<br />

de mondelinge uitleg.<br />

© Plantyn


Verklarende woordenlijst<br />

Het jonge kind<br />

Actief taalgebruik Praten, zich kunnen uitdrukken met taal.<br />

Allemansvriend Wanneer de baby 6 weken oud is, zal hij beginnen<br />

te glimlachen. Hij glimlacht naar iedereen die<br />

hij leuk vindt en in elke situatie die hij als prettig<br />

ervaart.<br />

Animistisch denken Voor de peuter kan alles leven en hebben alle<br />

objecten menselijke kenmerken.<br />

Bewegingsspel Een spelvorm waarbij de motorische vaardigheden<br />

worden gestimuleerd.<br />

Bilschuiven Sommige baby’s schuiven over de grond op hun<br />

achterwerk of op een bil. Dit is niet schadelijk voor<br />

de gezondheid of de lichamelijke ontwikkeling.<br />

Brabbelen Rond 7 – 8 maanden zal de baby voor de klinkers<br />

die hij oefende bij het vocaliseren, een medeklinker<br />

plaatsen. Bijvoorbeeld: ‘baaaaa’, ‘maaaa’.<br />

CE-label Speelgoed met een CE-label voldoet aan een<br />

aantal normen, die te maken hebben met gezondheid,<br />

milieu en consumentenbescherming.<br />

Cognitieve ontwikkeling <strong>De</strong> ontwikkeling van het geheugen en het denken.<br />

Conservatieproef Een proef die Piaget deed om te bewijzen dat kleuters<br />

nog niet denken als schoolkinderen. Je doet in<br />

twee identieke glazen evenveel limonade. Kleuters<br />

zullen het met je eens zijn dat er evenveel limonade<br />

in beide glazen zit. Je giet voor de ogen van de<br />

kleuters een van de twee glazen over in een derde<br />

glas, dat breder, maar minder is. Het is opmerkelijk<br />

dat de kleuters vinden dat er in het hoge smalle<br />

glas meer limonade zit.<br />

Constructiespel Bij deze spelvorm staat ‘bouwen’ centraal. Dit kan<br />

gaan van een knutselactiviteit tot het maken van<br />

een huisje of een kamp.<br />

<strong>De</strong>nken in het hier en nu Een peuter kan moeilijk vooruitdenken. Hij experimenteert,<br />

probeert en kan de toekomst, noch de<br />

gevolgen inschatten.<br />

Driftbuien Het uiten van frustraties of boosheid door zich op<br />

de grond te laten vallen, in het rond te stampen,<br />

te huilen en te schreeuwen.<br />

Eenwoordzinnen Door middel van intonatie en één woord probeert<br />

de peuter zich uit te drukken.<br />

Eerste vraagperiode ‘Wat is dat?’ <strong>De</strong> peuter is geïnteresseerd in de<br />

betekenis van verschillende voorwerpen.<br />

© Plantyn<br />

213


214<br />

Egocentrisme Vanaf 6 maanden denkt een kind dat hij het middelpunt<br />

van de wereld is. Het kan zich dus nog<br />

niet inleven in de gevoelens en het denken van<br />

anderen.<br />

<strong>De</strong> peuter is ervan overtuigd dat de ander alles<br />

weet, ziet, hoort wat hij zelf weet, ziet en hoort.<br />

Hij is niet in staat om zich in het standpunt van<br />

iemand anders te verplaatsen.<br />

Ook de kleuter is egocentrisch ingesteld.<br />

Embryo Van bij de eerste celdeling van de bevruchte eicel,<br />

tot 12 weken na de bevruchting, spreken we van<br />

een embryo.<br />

Emotionele ontwikkeling <strong>De</strong> ontwikkeling van gevoelens. Het gaat hier<br />

zowel om het bewust ervaren van emoties als om<br />

het benoemen ervan en er grip op krijgen.<br />

Exploratief spel Door middel van spel de wereld om zich heen verkennen.<br />

Ook het verkennen van de eigen mogelijkheden,<br />

voorkeuren en nieuwe materialen horen<br />

bij deze spelvorm.<br />

Exploreren Op verkenning gaan, speelgoed uittesten, kasten<br />

en deuren opentrekken ... Dit gedrag is typisch<br />

voor de nieuwsgierige kleuter.<br />

Fijne motoriek Beweeglijkheid van het lichaam op het vlak van<br />

kleine bewegingen: bv. tekenen, knippen, kralen<br />

rijgen.<br />

Foetus Vanaf de 12de week na de bevruchting spreken we<br />

van een foetus. Vanaf nu ontwikkelt de foetus zich<br />

snel en worden de organen steeds functioneler.<br />

Foetushouding <strong>De</strong> baby ligt opgerold, met zijn beentjes tegen<br />

zijn buik, zoals hij in de baarmoeder lag.<br />

Fysieke ontwikkeling <strong>De</strong> ontwikkeling van het lichaam. Hieronder verstaan<br />

we ook de ontwikkeling van de motoriek.<br />

Gehechtheidsgedrag <strong>De</strong> hechte band tussen de vaste verzorgers (ouders)<br />

en de baby, zorgt ervoor dat de baby steeds<br />

meer gedrag vertoont dat de aandacht van de<br />

verzorger vraagt.<br />

Grijpreflex Als je een vinger in de handpalm van de baby<br />

legt, dan sluit de baby zijn hand.<br />

Grove motoriek Beweeglijkheid van het lichaam op het vlak van<br />

grote bewegingen: bv. kruipen, stappen, zwaaien,<br />

springen.<br />

Identificatie <strong>De</strong> kleuter identificeert zich met de ouder en<br />

andere volwassenen van hetzelfde geslacht. Hij<br />

imiteert de anderen. Niet één kenmerk, maar de<br />

gehele persoon. Daardoor kan de eigenheid van<br />

de kleuter worden afgezet tegen het eigen en het<br />

andere geslacht. <strong>De</strong> identificatie draagt dus bij tot<br />

de persoonlijkheidsontwikkeling van de kleuter.<br />

© Plantyn


Imiteren Nabootsen.<br />

Jaloezie Angst om iets of iemand te verliezen en terwijl de<br />

drang om dat object of die persoon te behouden.<br />

Kijk-voelkind <strong>De</strong> baby van 0 – 3 maanden. <strong>De</strong> pasgeborene kan<br />

nog niet veel. Vooral het zicht en de tastzin van<br />

de baby ontwikkelen zich volop. Vandaar de term<br />

kijk-voelkind.<br />

Kopvoeter Een tekening van een menselijke figuur waarbij de<br />

romp ontbreekt en de voeten (soms ook handen)<br />

rechtstreeks aan het hoofd worden getekend.<br />

Kruiper <strong>De</strong> baby van 6 tot 12 maanden wordt mobieler.<br />

Hij kan zich zelfstandig verplaatsen door te kruipen,<br />

zich voort te slepen of te rollen.<br />

Lichamelijke ontwikkeling Hieronder vallen de groei, uiterlijke veranderingen<br />

en rijpheid van het lichaam.<br />

Magisch denken <strong>De</strong> peuter kent nog geen onderscheid tussen<br />

fantasie en werkelijkheid. <strong>De</strong> verklaringen die hij<br />

verzint voor nieuwe dingen, zijn vaak heel fantasierijk.<br />

Meerwoordzinnen Zinnen die opgebouwd zijn uit een koppeling van<br />

drie tot vijf woorden.<br />

Morele ontwikkeling Begrijpen wat goed of slecht is, wat mag of niet<br />

mag.<br />

Motorische ontwikkeling <strong>De</strong> ontwikkeling van bewegingen. Hier kunnen<br />

we een onderverdeling maken in fijne motoriek<br />

(bewegingen met de vingers of de pols), grove<br />

motoriek (grotere bewegingen) en sensomotoriek<br />

(de samenwerking tussen de zintuigen en de<br />

bewegingen).<br />

Objectpermanentie Het vermogen om een beeld in het geheugen<br />

vast te houden, zonder het te zien. Dit ontwikkelt<br />

een baby tussen 6 en 12 maanden.<br />

Ontwikkeling Het geheel van veranderingen die de mens<br />

doormaakt van de bevruchting tot de dood. Voor<br />

het kind betekent dit het verwerven van nieuwe<br />

mogelijkheden. Voor de bejaarde betekent dit het<br />

verliezen van bepaalde functies of vaardigheden.<br />

Oog-handcoördinatie Met de ogen kijken we naar wat we met de handen<br />

zullen vastnemen.<br />

Parallelspel <strong>De</strong> kruiper speelt meestal naast een ander kind,<br />

terwijl ze al dan niet dezelfde activiteit uitvoeren.<br />

Kruipers kunnen nog niet samenspelen met andere<br />

kinderen.<br />

Passief taalgebruik Het begrijpen van de taal.<br />

© Plantyn<br />

215


216<br />

Persoonlijkheidsontwikkeling<br />

<strong>De</strong> vorming en het leren kennen van het eigen ik.<br />

Dit gaat over de eigen wil, de morele ontwikkeling<br />

(wat is goed? wat is slecht?) en de seksuele ontwikkeling.<br />

Peuterangsten Doordat de peuter experimenteert, op ontdekking<br />

gaat en een grote fantasie heeft, kan hij soms<br />

angstig worden. Bijvoorbeeld: angst voor vreemden,<br />

angst voor vernietiging, angst voor afzondering,<br />

angst voor verandering, angst voor van alles<br />

en nog wat.<br />

Pincetgreep <strong>De</strong> greep waarmee de baby een voorwerp tussen<br />

wijsvinger en duim vastneemt. Ook ‘schaargreep’<br />

genoemd.<br />

Prenatale fase <strong>De</strong> ontwikkelingsfase waarbij de foetus zich ontwikkelt<br />

in de baarmoeder.<br />

Protowoorden Woorden die het kind zelf uitvindt en gebruikt om<br />

iets uit te drukken.<br />

Psychische ontwikkeling <strong>De</strong> ontwikkeling van het bewustzijn en het denken.<br />

Hieronder verstaan we de verstandelijke<br />

ontwikkeling, de taalontwikkeling, de emotionele<br />

ontwikkeling, de psychomotorische ontwikkeling<br />

en de persoonlijkheidsontwikkeling.<br />

Psychomotorische<br />

ontwikkeling<br />

<strong>De</strong> ontwikkeling van alle bewegingen die bewust<br />

door de hersenen gestuurd worden.<br />

Receptief spel Spel waarbij men geniet van de indrukken uit de<br />

omgeving. Hier is geen sprake van een geleid<br />

spel.<br />

Reflex Een ongecontroleerde, automatische beweging.<br />

Reminiscentie Aan de hand van voorwerpen, foto’s etc. probeert<br />

men herinneringen aan vroegere gebeurtenissen<br />

boven te halen. Het is een voorbeeld van een<br />

receptief spel, dat vooral wordt toegepast bij (dementerende)<br />

bejaarden.<br />

Rollenspel Een spelvorm waarbij het kind anderen of situaties<br />

nabootst. Dit noemen we ook fantasiespel: de<br />

fantasie speelt een belangrijke rol.<br />

Scheidingsangst Angst van de baby dat de persoon aan wie hij<br />

gehecht is, niet meer zal terugkomen.<br />

Schoolrijpheid Wanneer de kleuter klaar is om naar de lagere<br />

school te gaan. Hierbij moet hij aan enkele voorwaarden<br />

voldoen, waaronder kunnen samenwerken,<br />

zich kunnen concentreren en de taal beheersen.<br />

Schroefbeweging <strong>De</strong> draaibeweging die we gebruiken om een deur<br />

op slot te doen of een fles te openen.<br />

Sensitief en responsief<br />

reageren<br />

© Plantyn<br />

Op een gevoelige manier en meteen reageren op<br />

het gedrag van het kind.


Sensomotorische<br />

ontwikkeling<br />

<strong>De</strong> ontwikkeling van het vermogen om zintuiglijke<br />

prikkels en bewegingen op elkaar af te stellen.<br />

Bijvoorbeeld: een bal in een doel schoppen.<br />

Sensorische ontwikkeling <strong>De</strong> ontwikkeling van de zintuigen (horen, zien,<br />

proeven, voelen, ruiken).<br />

Slimme fantasie Kleuters gebruiken fantasie om een verklaring te<br />

geven aan zaken die ze niet begrijpen.<br />

Snoezelen Men gebruikt de zintuigen om van de omgeving<br />

te genieten. Dit is een voorbeeld van een receptief<br />

spel. Bijvoorbeeld: verschillende geuren, zachte<br />

en harde materialen, muziek (maken), liggen op<br />

de mat en kijken naar de lichtjes op het plafond.<br />

Sociaal brabbelen Vanaf de tiende maand ongeveer begint de kruiper<br />

taal te gebruiken.<br />

Sociaal spel Bij deze spelvorm spelen kinderen of volwassenen<br />

samen.<br />

Sociale ontwikkeling Het leren omgaan met anderen. Hierbij leert men<br />

sociale vaardigheden, zoals beleefd zijn, delen,<br />

zijn beurt afwachten, respect hebben voor elkaar,<br />

mekaar geen pijn doen.<br />

Solitair spel Het kind speelt alleen.<br />

Tweede vraagperiode Wanneer het kind zo’n vier jaar oud is, stelt hij<br />

geregeld ‘waarom-vragen’.<br />

Tweewoordzinnen Zinnen van twee woorden: het zelfstandig naamwoord<br />

wordt gevolgd door een ander woord, bv.<br />

een werkwoord.<br />

Vocaliseren Het herhalen van langgerekte klinkers. Het zijn als<br />

het ware geluidjes die de baby produceert.<br />

Voel-grijp-mondkind <strong>De</strong> baby van 4 – 6 maanden grijpt naar alles wat<br />

binnen zijn handbereik ligt. Hij zal ook alles in<br />

zijn mondje steken, want het mondje is zijn beste<br />

onderzoeksinstrument.<br />

Vreemdenangst <strong>De</strong> baby krijgt angst voor vreemde mensen. Hij<br />

heeft schrik om de veiligheid die zijn ouders geven,<br />

te verliezen.<br />

Zelfbeeld <strong>De</strong> kleuter leert wie hij is door wat anderen tegen<br />

hem zeggen en hoe anderen zich tegen hem<br />

gedragen.<br />

Zelfredzaamheid Het kind wil en kan bepaalde handelingen zelfstandig<br />

uitvoeren.<br />

Zindelijkheid <strong>De</strong> peuter krijgt controle over zijn blaas en sluitspier,<br />

waardoor hij op het potje of de wc zijn<br />

behoeften kan doen.<br />

Zuigreflex Wanneer iets de lippen van de baby raakt, begint<br />

hij te zuigen.<br />

© Plantyn<br />

217


218<br />

<strong>De</strong> <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong><br />

Aandachtspersoon Persoon die toegewezen is aan een personeelslid.<br />

Aandachtsverzorgende Personeelslid dat speciale aandacht geeft aan<br />

bepaalde <strong>zorgvrager</strong>s.<br />

Afasie Stoornis waarbij patiënten voorwerpen niet meer<br />

kunnen benoemen of niet weten waarvoor ze<br />

dienen.<br />

Afhankelijk gedrag Gedrag waarbij een persoon herhaaldelijk probeert<br />

de ander zover te krijgen dat hij iets voor<br />

hem doet, zelfs al kan hij dit zelf.<br />

Afhankelijk zijn Door afnemende zelfredzaamheid steeds meer<br />

afhangen van de zorg van anderen.<br />

Agnosie Stoornis waarbij de patiënt bepaalde voorwerpen<br />

of geuren niet meer herkent.<br />

Agressie <strong>De</strong> grenzen van een ander overschrijden, bewust<br />

schade berokkenen of met woede iets proberen<br />

te bereiken.<br />

Anamnese Wat de patiënt kan vertellen over de voorgeschiedenis<br />

van een ziekte of aandoening.<br />

Angst Vaag onbehaaglijk, onprettig gevoel, zonder duidelijke<br />

reden.<br />

Animatieve grondhouding Het scheppen van een thuisklimaat waarin de<br />

<strong>zorgvrager</strong> zijn levensverhaal verder kan beleven.<br />

Apraxie Stoornis waarbij de patiënt eenvoudige, dagdagelijkse<br />

handelingen niet meer kan uitvoeren.<br />

Aromatherapie Therapie waarbij men gebruikmaakt van etherische<br />

of essentiële oliën.<br />

Autonomie Zelfstandigheid.<br />

Beeldvorming Het bewust of onbewust vormen van een beeld<br />

over een persoon.<br />

Beginnende dementie <strong>De</strong> eerste fase van de dementie, waarbij de persoon<br />

beseft dat het geheugen hem in de steek<br />

laat.<br />

Beslissingsautonomie <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> kan zelf beslissingen nemen maar<br />

is afhankelijk van anderen om ze uit te voeren.<br />

Biologische leeftijd Inwendige gezondheid, de gezondheidssituatie<br />

op die leeftijd.<br />

BLEG’s Belangrijke levensgebeurtenissen.<br />

Chronische ziekten Alle ziekten die bij de huidige stand van de wetenschap<br />

niet (volledig) te genezen zijn. Ze zijn<br />

onomkeerbaar, zonder uitzicht op volledig herstel<br />

en hebben een gemiddeld lange ziekteduur.<br />

Chronologische leeftijd <strong>De</strong> werkelijke leeftijd.<br />

© Plantyn


Claimen Zich extreem afhankelijk gedragen, de aandacht<br />

van de verzorgende voortdurend opeisen.<br />

Confabulaties Het verzinnen van verhalen om de gaten in het<br />

geheugen op te vullen.<br />

<strong>De</strong>corumverlies Het verlies van fatsoen.<br />

Driegeneratie Drie generaties kennen elkaar: kind, ouders,<br />

grootouders.<br />

Emotioneel Met betrekking tot het gevoelsleven.<br />

Ernstige dementie Fase van dementie waarbij de lichamelijke toestand<br />

achteruit gaat. Er is geen contact meer met<br />

de omgeving.<br />

Gedeeltelijk gedwongen<br />

verhuizing<br />

Gedeeltelijk vrijwillige<br />

verhuizing<br />

Door omstandigheden is de <strong>zorgvrager</strong> verplicht<br />

om naar het woonzorgcentrum te gaan.<br />

<strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> beslist zelf om te verhuizen naar<br />

het woonzorgcentrum, maar er zijn ongewenste<br />

omstandigheden.<br />

Gedelegeerde autonomie Het woonzorgcentrum neemt taken over.<br />

Geheel gedwongen<br />

verhuizing<br />

Geheel vrijwillige<br />

verhuizing<br />

<strong>De</strong> familie of omgeving van een <strong>zorgvrager</strong> beslist<br />

over een opname.<br />

<strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> beslist zelfstandig om te verhuizen<br />

naar een woonzorgcentrum.<br />

Gehoor Het vermogen om te horen.<br />

Geriatrie Medische specialiteit voor de behandeling van<br />

bejaarden.<br />

Gerontagogiek Het ontwikkelen van methoden om het functioneren<br />

van <strong>oudere</strong>n te behouden en/of te verbeteren.<br />

Gerontologie Wetenschap die het ouder worden bestudeert.<br />

Gezichtsvermogen <strong>De</strong> mogelijkheden die de <strong>zorgvrager</strong> heeft op het<br />

vlak van zien.<br />

Hallucineren Dingen zien of horen die er niet zijn.<br />

Holistisch Rekening houdend met zowel lichamelijke, psychische,<br />

sociale als zingevende aspecten.<br />

Impact Invloed, effect.<br />

Intimiteit Grote vertrouwdheid die zich uit in knuffelen,<br />

aanraken.<br />

Kalenderleeftijd Werkelijke leeftijd.<br />

Kortetermijngeheugen Geheugen dat de informatie voor een korte tijd<br />

vasthoudt.<br />

Langetermijngeheugen Als je informatie wilt behouden, moet ze opgeslagen<br />

worden in het langetermijngeheugen.<br />

Legenestsyndroom Gevoelens nadat het laatste kind het huis verlaten<br />

heeft.<br />

© Plantyn<br />

219


220<br />

Levensboeken Boeken die foto’s, teksten en afbeeldingen over<br />

gebeurtenissen uit iemands leven bevatten.<br />

Levensgeschiedenis <strong>De</strong> prettige en minder prettige gebeurtenissen die<br />

de <strong>zorgvrager</strong> tijdens zijn leven heeft meegemaakt.<br />

Levensloopfiche Informatiefiche over de totale <strong>zorgvrager</strong>.<br />

Levensloopgebonden Relaties die men al sinds lang heeft.<br />

relaties<br />

Levensloopspel Spel waarin je vragen stelt aan de bewoners over<br />

verschillende thema’s, zoals school, huwelijk ...<br />

Maatschappelijke positie Manier waarop iemand een bijdrage levert aan de<br />

maatschappij.<br />

Matige dementie <strong>De</strong> kenmerken van dementie zijn steeds duidelijker.<br />

<strong>De</strong> persoon verliest controle.<br />

Motorische veranderingen Veranderingen op het vlak van fijne en grove<br />

motoriek.<br />

Negatieve vicieuze cirkel Door de verminderde beweeglijkheid en het<br />

verminderd gezichts- en gehoorvermogen, gaat<br />

de <strong>zorgvrager</strong> nog minder bewegen, waardoor de<br />

spieren nog stijver worden.<br />

Ouderdomsmotoriek Typische kenmerken van het bewegen bij het<br />

ouder worden.<br />

Palliatieve zorg Gespecialiseerde zorg voor personen die terminaal<br />

ziek zijn.<br />

Pensioenleeftijd Leeftijd waarop men officieel op pensioen mag<br />

gaan.<br />

Persoonlijke ruimte Plaats waar men zich kan terugtrekken.<br />

Persoonlijke tijd Momenten die men voor zichzelf heeft.<br />

Preserveren Constant hetzelfde vragen, zeggen of doen.<br />

Psychologische leeftijd <strong>De</strong> leeftijd hoe iemand zich voelt.<br />

Receptief Ontvankelijk (passief).<br />

Reminiscentie Techniek waarbij je herinneringen uit het verleden<br />

oproept.<br />

Rolomkering <strong>De</strong> <strong>oudere</strong> zorgt niet meer voor zijn kinderen,<br />

maar hij wordt afhankelijk van zijn kinderen.<br />

Rolverlies Verschillende rollen die de <strong>zorgvrager</strong> uitoefende<br />

(echtgenoot, moeder/vader, werknemer …) vallen<br />

weg.<br />

ROT Realiteitsoriëntatietraining.<br />

Rouwtaken Stappen die een rouwende moet doorlopen om<br />

een verlies te verwerken.<br />

Seksualiteit bij <strong>oudere</strong>n Omvat hand vasthouden, zoenen, knuffelen, vrijen<br />

...<br />

© Plantyn


Sensorische veranderin- Veranderingen van de zintuigen.<br />

gen<br />

Smaak- en reukzin Het vermogen om te smaken en te ruiken.<br />

Snoezelen Een methode waarbij de zintuigen geprikkeld<br />

worden door gebruik te maken van verschillende<br />

materialen, in een rustige en geluidsarme omgeving.<br />

Het woord is een samentrekking van de<br />

woorden snuffelen, snoezen en doezen.<br />

Sociaal netwerk Geheel van de sociale contacten: partner, kinderen,<br />

kleinkinderen, familie, kennissen, buren ...<br />

Socio-culturele invloeden Invloeden door waarden en normen van die tijd.<br />

Syndroom Een aantal symptomen zijn die zich tegelijkertijd<br />

manifesteren.<br />

Tastzin Het vermogen om te voelen.<br />

Terminaal In het eindstadium: heeft te maken met het levenseinde.<br />

Uitvoeringsautonomie <strong>De</strong> <strong>zorgvrager</strong> kan zelf uitvoeren wat hij wil doen.<br />

Validation Methode van omgaan met dementerenden waarbij<br />

men hun belevings- en gevoelswereld bevestigt.<br />

Vereenzaming Eenzaam worden.<br />

Vergrijzing <strong>De</strong> groep bejaarden wordt steeds groter. Dit komt<br />

enerzijds door het dalend geboortecijfer, anderzijds<br />

door de toenemende levensverwachting.<br />

Vijfgeneratie Vijf generaties kennen elkaar: kind, ouders, grootouders,<br />

overgrootouders en betovergrootouders.<br />

Vraaggericht Men vertrekt vanuit de vraag van de <strong>zorgvrager</strong>.<br />

Vrees Gevoel van angst met een aanwijsbare oorsprong.<br />

Waarneming Opvangen van signalen met de zintuigen.<br />

Werkgeheugen Kortetermijngeheugen.<br />

Woonzorggebonden Relaties in het woonzorgcentrum.<br />

relaties<br />

© Plantyn<br />

221


222<br />

Bronnen<br />

Boeken<br />

Bogemans, M., <strong>De</strong>spiegelaere, K. & Janssens, S. (2010). <strong>De</strong> <strong>oudere</strong> <strong>zorgvrager</strong>.<br />

Mechelen: Plantyn.<br />

Bogemans, M., <strong>De</strong>spiegelaere, K. & Janssens, S. (2010). Ontwikkeling van het<br />

jonge kind. Mechelen: Plantyn.<br />

Cooreman, S. (2007). Individueel activiteitenaanbod voor matig en diep dementerende<br />

<strong>oudere</strong>n in een dagverzorgingscentrum vertrekkend vanuit een<br />

belevingsgerichte benadering, eindwerk.<br />

<strong>De</strong> Cock, L. (2003). Eeuwig jong. s.l.<br />

<strong>De</strong> psychische ontwikkeling van baby en peuter. VVKSO - LICAP.<br />

Gaens, K. (s.d.) <strong>De</strong> stap naar het woonzorgcentrum: Onderzoek naar het integratieproces<br />

van de <strong>oudere</strong>, eindwerk.<br />

Het grote kinderopvangboek, Kind en Gezin. (2006).<br />

Struyven, K. et.al. (2003). Groot worden: de ontwikkeling van baby tot adolescent.<br />

Handboek voor leerkrachten en opvoeders. Heverlee-Leuven: Lannoo Campus.<br />

Tassoni, P. & Beith, K. (2006). <strong>De</strong> ontwikkeling van kinderen. Amsterdam: Uitgeverij<br />

SWP.<br />

Tassoni, P., Weterings, A. & Batelaan, S. (2006). Het spel van kinderen voor<br />

professionals. Amsterdam: Uitgeverij SWP.<br />

Thomas, C. (s.d.) Hoe breng ik slecht nieuws met zorg?. Zorg-Saam.<br />

Valcke, A., Vanhoecke, P. & Vanovermeire, P. (2010). Sowieso GO!. Mechelen:<br />

Plantyn.<br />

Van Liempd, I. & Hoekstra, E. (2011). Ruimte maken voor nul tot vier jaar. Over<br />

het inrichten van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Amsterdam:<br />

Uitgeverij SWP.<br />

Werkgroep Thuisverzorgers. (2005). Gids in de thuiszorg. s.l.<br />

Artikels<br />

Actiever dan je denkt. (2006). Brieven aan jonge ouders, 24.<br />

Eurostat, <strong>De</strong>mographic Statistics 2008.<br />

NIS, bevolkingsvooruitzichten 1995-2020.<br />

Internetbronnen<br />

wvg.vlaanderen.be/60plusgids/60plusgids2011_pdf/60plus2011_h3_1.pdf<br />

www.afasie.be<br />

www.dementia.nl<br />

www.dreamland.be<br />

©<br />

www.gehoor.be<br />

www.geriater-lambrecht.be<br />

www.integra-belgium.com<br />

www.kbs-frb.be<br />

www.kimbols.be<br />

www.kindengezin.be<br />

Plantyn


www.onthoumens.be<br />

www.<strong>oudere</strong>nhart.be<br />

www.reminiscentie.nl<br />

www.seniorennet.be<br />

www.taaluniversum.org<br />

www.uzleuven.be<br />

www.vspf.org<br />

www.vub.ac.be/wetenschapswinkel/publicaties/2006-2007/thesis_LTaelemans_<br />

CGGZ.pdf<br />

www.wzcpassendale.be<br />

© Plantyn<br />

223

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!