De nieuwe pensioenwet - Vno Ncw
De nieuwe pensioenwet - Vno Ncw
De nieuwe pensioenwet - Vno Ncw
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
VNO-NCW<br />
Postbus 93002, 2509 aa <strong>De</strong>n Haag<br />
Telefoon 070 349 03 49<br />
Fax 070 349 03 00<br />
Ledennummer 070 349 03 66<br />
(telefonische vraagbaak voor leden)<br />
Internet http://www.vno-ncw.nl<br />
Werkgeversvereniging AWVN<br />
Postbus 568, 2003 rn Haarlem<br />
Telefoon 023 510 11 05<br />
Fax 023 510 11 00<br />
Internet http://www.awvn.nl<br />
Praktijkwijzer van vnO-nCw/awvn<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong><br />
<strong>pensioenwet</strong><br />
Wat werkgevers moeten weten
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong><br />
<strong>pensioenwet</strong><br />
Wat werkgevers moeten weten
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
VNO-NCW<br />
vno-ncw is de grootste centrale ondernemingsorganisatie van Nederland. Zij behartigt de<br />
gemeenschappelijke belangen van 175 brancheverenigingen met hun ruim 115.000 aangesloten<br />
ondernemingen. <strong>De</strong> vijf bij vno-ncw aangesloten regionale werkgeversverenigingen<br />
en Jong Management vertegenwoordigen 8.500 persoonlijke leden.<br />
vno-ncw representeert 90 procent van de werkgelegenheid in de marktsector.<br />
Werkgeversvereniging AWVN<br />
awvn behartigt de belangen van en adviseert werkgevers in de marktsector op sociaaleconomisch<br />
gebied. Namens 850 leden-ondernemingen en 65 bedrijfstakorganisaties is<br />
awvn betrokken bij de totstandkoming van 500 cao’s in de industrie, commerciële dienstverlening,<br />
handel en not-for-profitsector.<br />
© vno-ncw, awvn<br />
Oktober 2006<br />
ISBN-10: 90-5771-123-0<br />
ISBN-13: 978-90-5771-123-7<br />
Hoewel bij de samenstelling van deze brochure grote zorgvuldigheid is betracht, kunnen de<br />
samenstellers geen aansprakelijkheid aanvaarden voor schade, van welke aard ook, die het<br />
directe of indirecte gevolg is van handelingen en/of beslissingen die (mede) gebaseerd zijn<br />
op de informatie in deze brochure.
Inhoud<br />
1. Inleiding 5<br />
2. Werkingssfeer 7<br />
3. <strong>De</strong> pensioenovereenkomst 13<br />
4. <strong>De</strong> uitvoeringsovereenkomst 23<br />
5. <strong>De</strong> pensioenuitvoerder 27<br />
6. Medezeggenschap en Goed Pensioenfondsbestuur 33<br />
7. Financieel Toetsingskader (FTk) 39<br />
8. Informatieverplichtingen 43<br />
9. Toezicht en toezichthouder(s) 49<br />
10. Overgangsrecht 51<br />
11. Praktische gevolgen voor de werkgever 53<br />
12. Pensioenfonds of verzekeraar: Belangrijke verschillen voor de werkgever 55<br />
Bijlage 1 Voorbeeld Startbrief 57<br />
Bijlage 2 Voorbeeld populaire versie van een pensioenregeling 58<br />
Bijlage 3 Overzicht van de door de Tweede kamer aangenomen moties 73
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn
1 Inleiding<br />
<strong>De</strong> oude Pensioen- en Spaarfondsenwet wordt vervangen door een <strong>nieuwe</strong> Pensioenwet. Het<br />
is de bedoeling dat deze <strong>nieuwe</strong> wet gefaseerd wordt ingevoerd vanaf 1 januari 2007. <strong>De</strong>ze<br />
brochure biedt u een overzicht van de belangrijkste wijzigingen die de Pensioenwet met zich<br />
meebrengt. Daarbij zullen met name die onderwerpen de aandacht krijgen die de verantwoordelijkheid<br />
van de werkgever raken.<br />
<strong>De</strong> oude Pensioen- en Spaarfondsenwet (psw) is in 1952 in werking getreden. Sinds die tijd is<br />
de Nederlandse samenleving fors veranderd. <strong>De</strong> psw is herhaaldelijk gewijzigd om de wetgeving<br />
aan te laten sluiten op de veranderende samenleving. Zo bestaat er inmiddels recht op<br />
waardeoverdracht bij verandering van werkgever, er is recht op uitruil van partnerpensioen<br />
in ouderdompensioen en er zijn bepalingen in de psw opgenomen die gelijke behandeling<br />
voorschrijven.<br />
<strong>De</strong> Pensioen- en Spaarfondsenwet was door al deze wijzigingen minder overzichtelijk geworden.<br />
Een grondige herziening en modernisering werd daarom noodzakelijk geacht.<br />
Sommige onderwerpen zijn daarbij simpelweg overgeheveld van de psw naar de <strong>nieuwe</strong><br />
Pensioenwet (pw). Zo blijven sociale partners verantwoordelijk voor de inhoud van de pensioenregeling.<br />
Andere onderwerpen komen niet meer terug in de pw, zoals de directeur-<br />
grootaandeelhouder (dga). Sommige zaken zijn nieuw ten opzichte van de oude Pensioen- en<br />
Spaarfondsenwet. <strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> Pensioenwet schrijft voor dat een pensioenregeling geen toetredingsleeftijd<br />
mag kennen die hoger is dan 21 jaar. In samenhang hiermee krijgen pensioenuitvoerders<br />
het recht om twee jaar na beëindiging van de deelneming pensioenaanspraken<br />
die een bepaalde grens niet overschrijden, af te kopen. Verder worden de voorlichtingseisen<br />
ten aanzien van gewezen deelnemers, vrijwillige pensioenregelingen en het toeslagbeleid,<br />
aangescherpt. Het Financieel Toetsingskader, waarin de financiële normen staan waaraan een<br />
pensioenfonds zich dient te houden, is opgenomen in de Pensioenwet. Ook zijn de afspraken<br />
die sociale partners en het Coµrdinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (cso)<br />
hebben gemaakt ten aanzien van medezeggenschap verankerd in de Pensioenwet. Bovendien<br />
is de verplichting tot naleving van principes voor goed pensioenfondsbestuur (‘pension fund<br />
governance’) in de Pensioenwet opgenomen.<br />
<strong>De</strong> Pensioenwet is op 26 november j.l. met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen.<br />
Mede op grond hiervan mag worden verwacht dat de Eerste Kamer de Wet tijdig
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
voor 1 januari 2007 zal afhandelen, zodat de Pensioenwet vanaf 1 januari 2007 gefaseerd kan<br />
worden ingevoerd, te beginnen met de bepalingen die betrekking hebben op het Financieel<br />
Toetsingskader (ftk), de medezeggenschap van gepensioneerden en Pension Fund Governance.<br />
<strong>De</strong> inwerkingtreding van de Pensioenwet is overigens nader geregeld in een afzonderlijke<br />
Invoeringwet, die thans bij de Tweede Kamer in behandeling is. Er wordt vanuit gegaan dat<br />
ook die wet ruim voor 1 januari 2007 in het Staatsblad zal worden gepubliceerd.
2 Werkingssfeer<br />
2.1 <strong>De</strong>finitie van pensioen<br />
Het begrip pensioen wordt in de Pensioenwet gedefinieerd als de opsomming van pensioensoorten:<br />
ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen (partner- en wezenpensioen) en arbeidsongeschiktheidspensioen.<br />
<strong>De</strong> elementen die essentieel zijn om te kunnen spreken van<br />
pensioen in de zin van de Pensioenwet zijn:<br />
• de koppeling aan de arbeidsrelatie<br />
• het geldelijk vastgesteld zijn van de uitkering<br />
• een uitkering ter zake van ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid die persoonsgebonden<br />
is.<br />
Als één van de drie genoemde elementen ontbreekt, is er geen sprake van pensioen in de zin<br />
van de Pensioenwet.<br />
Hierna worden de drie elementen nader uitgewerkt.<br />
koppeling aan de arbeidsrelatie<br />
Met pensioen in de zin van de Pensioenwet wordt gedoeld op de arbeidsvoorwaarde pensioen,<br />
zoals werkgever en werknemer die overeenkomen in het kader van de arbeidsovereenkomst.<br />
Een uitkering op grond van de aow en een lijfrenteverzekering zijn bijvoorbeeld geen pensioen<br />
in de zin van de Pensioenwet. <strong>De</strong>ze vormen van oudedagsvoorziening zijn niet afhankelijk<br />
van een werkgever-werknemer-relatie. Iedereen die rechtmatig in Nederland woont,<br />
is in beginsel verzekerd voor de aow. Een lijfrente is een individueel verzekeringsproduct,<br />
waarmee een persoon kan besluiten een oudedagsvoorziening op te bouwen, ongeacht of hij<br />
werknemer is of niet. Als het in deze brochure over pensioen gaat, dan hebben we het over de<br />
pensioenregeling zoals die is overeengekomen tussen werkgever en werknemer in het kader<br />
van de arbeidsovereenkomst.<br />
Geldelijk vastgestelde uitkering<br />
Er is alleen sprake van pensioen in de zin van de Pensioenwet indien het een uitkering in<br />
geld betreft ter zake van ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid. Overeenkomsten<br />
die leiden tot een uitkering in beleggingseenheden of daarop zijn gebaseerd vallen niet onder<br />
de Pensioenwet. <strong>De</strong>ze overeenkomsten kennen een zo grote onzekerheid wat betreft de
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
hoogte van de uitkering op de pensioendatum, dat ze niet worden beschouwd als pensioenovereenkomst.<br />
Let op, hiermee bedoelen we niet de beschikbare premieregeling waarbij een<br />
bepaalde premie wordt toegezegd die wordt belegd, al dan niet met keuzemogelijkheden ten<br />
aanzien van de belegging. In dat geval wordt op de pensioendatum een uitkering in euro’s<br />
aangekocht. <strong>De</strong> beschikbare premieregeling valt wel onder de Pensioenwet.<br />
P.M.: het begrip “pensioenovereenkomst” wordt nader uitgewerkt in hoofdstuk 2.<br />
Ook indien de werkgever met zijn werknemer een oudedagsvoorziening in natura overeenkomt,<br />
bijvoorbeeld een woning, is er geen sprake van pensioen in de zin van de Pensioenwet.<br />
Dit is in lijn met de uitvoeringspraktijk van de oude Pensioen- en Spaarfondsenwet.<br />
Ouderdomspensioen<br />
Het ouderdomspensioen moet levenslang zijn. Het ouderdomspensioen moet derhalve<br />
voortduren totdat de gepensioneerde overlijdt. Er mag dus geen tijdelijk pensioen of een eenmalig<br />
pensioen worden overeengekomen. Een tijdelijk ouderdomspensioen is alleen toegestaan<br />
voor zover het gevolgd wordt door een uitkering op grond van de aow of een levenslang<br />
ouderdomspensioen. Een zogenaamde hoog-laag constructie waarbij de pensioenuitkering<br />
in de eerste jaren hoger is dan in latere jaren is wel mogelijk. <strong>De</strong> vaststelling van de uitkering<br />
dient in euro’s plaats te vinden.<br />
VUT-regelingen en Levensloopregelingen<br />
vut-regelingen vallen niet onder de Pensioenwet indien zij de volgende drie kenmerken<br />
hebben:<br />
• de uitkering eindigt uiterlijk bij het bereiken van de ingangsdatum van de aow-uitkering<br />
of bij het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen<br />
• het gaat om een regeling die maximaal 5 jaar geldig is<br />
• er bestaat alleen aanspraak op een uitkering voor degenen die tijdens de looptijd van de<br />
regeling een bepaalde leeftijd hebben bereikt<br />
Indien vut-regelingen niet voldoen aan bovengenoemde omschrijving, dan worden deze<br />
beschouwd als pensioen in de zin van de Pensioenwet. Ook de psw was op vut-regelingen<br />
niet van toepassing, alleen was het hierin niet expliciet bepaald.<br />
Bovenstaande geldt alleen voor <strong>nieuwe</strong> vut-regelingen die, ondanks de fiscale ontmoediging,<br />
na de invoering van de Pensioenwet worden ingevoerd. Op de datum van invoering<br />
van de Pensioenwet reeds bestaande vut-regelingen hoeven niet te worden gewijzigd indien<br />
zij niet voldoen aan bovenstaande vut-definitie. <strong>De</strong>ze regelingen worden gelijkgesteld<br />
met vut-regelingen op grond van de Pensioenwet.
Een uitkering in het kader van de levensloopregeling is ook geen pensioen, ook niet als<br />
de werknemer ervoor kiest het tegoed direct voorafgaand aan pensionering op te nemen.<br />
Belangrijkste reden hiervoor is dat het sparen in de levensloopregeling een individueel<br />
wettelijk recht is van de werknemer (geen solidariteit) en geen arbeidsvoorwaarde die tot<br />
stand komt tussen werkgever en werknemer.<br />
Toetredingsleeftijd uiterlijk op 21 jaar<br />
In de psw was de leeftijd waarop werknemers met het verwerven van pensioenaanspraken<br />
begonnen vrij. <strong>De</strong>ze leeftijd werd nader door sociale partners ingevuld in de pensioenregeling.<br />
In de Pensioenwet is bepaald dat uiterlijk vanaf 21 jaar begonnen wordt met verwerving<br />
van pensioenaanspraken. Eerder mag altijd, maar later is niet meer toegestaan.<br />
<strong>De</strong> wetgever heeft een overgangstermijn gegeven van één jaar. Per 1 januari 2008 moeten<br />
alle pensioenregelingen zijn aangepast in die zin dat de toetredingsleeftijd niet later mag<br />
liggen dan de 21-jarige leeftijd. Er is uitdrukkelijk bepaald dat deze bepaling geen terugwerkende<br />
kracht heeft. Dit betekent dat een werknemer die op 1 januari 2008 24 jaar is,<br />
niet alsnog met terugwerkende kracht drie opbouwjaren krijgt.<br />
Met een toetredingsleeftijd van 21 jaar sluit de Nederlandse wetgeving aan bij de leeftijd<br />
die wordt gehanteerd in de ontwerprichtlijn van de Europese Unie inzake grensoverschrijdende<br />
waardeoverdracht (“portability”).<br />
Nabestaandenpensioen<br />
Onder het begrip nabestaandenpensioen wordt zowel het pensioen voor de achtergebleven<br />
partner verstaan (het partnerpensioen) als het pensioen voor het achtergebleven kind van<br />
de deelnemer (het wezenpensioen). In de Pensioenwet worden nadere eisen gesteld aan het<br />
partnerpensioen. Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een nabestaandenpensioen<br />
voor een partner (niet zijnde echtgenoot of geregistreerde partner) dan moet dit nabestaandenpensioen<br />
wat betreft rechten en plichten hetzelfde zijn als het nabestaandenpensioen<br />
voor een gehuwde of geregistreerde partner. Een pensioenovereenkomst hoeft niet te voorzien<br />
in een nabestaandenpensioen voor een partner, ook niet indien er wel een nabestaandenpensioen<br />
is voor gehuwden en geregistreerde partners. Gehuwden en geregistreerde<br />
partners zijn volgens de wet gelijk gesteld. Dit betekent dat zij dezelfde rechten en plichten<br />
hebben. Samenwonenden (ook samenwonenden met een notarieel samenlevingscontract)<br />
mogen dus worden uitgesloten voor de toezegging van het nabestaandenpensioen. Echter als<br />
de toezegging wordt gedaan, moet deze identiek zijn aan de toezegging van nabestaandenpensioen<br />
voor een gehuwde of geregistreerd partner.<br />
Indien er een nabestaandenpensioen op risicobasis is, dan behoudt de deelnemer, die na de<br />
beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet,<br />
gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen ten
10<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
behoeve van zijn partner. Tijdens periodes van onbetaald verlof, tot een maximum van 18<br />
maanden, wordt de dekking van het nabestaandenpensioen voortgezet. <strong>De</strong>ze op zich nogal<br />
onduidelijke bepaling is door de Tweede Kamer bij amendement aan artikel 50 van de Pensioenwet<br />
toegevoegd. Aan het ministerie is gevraagd dit punt te verduidelijken.<br />
Aan de wet is door de Tweede Kamer voorts bij amendement een nieuw artikel 50a toegevoegd,<br />
waarin is bepaald, dat de dekking voor nabestaandenpensioen gedurende ten hoogste<br />
18 maanden doorloopt tijdens perioden van onbetaald verlof. In die situaties loopt ook het<br />
dienstverband veelal gewoon door.<br />
Recht op uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen<br />
<strong>De</strong> psw kende reeds het recht op uitruil van partnerpensioen in een hoger of eerder ingaand<br />
ouderdomspensioen. <strong>De</strong> Pensioenwet introduceert daarnaast een recht op uitruil<br />
van (een deel van het) ouderdomspensioen in partnerpensioen. <strong>De</strong>ze bepaling schept de<br />
mogelijkheid om een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in partnerpensioen,<br />
zodat de partner verzekerd is van een partnerpensioen in het geval de deelnemer komt te<br />
overlijden.<br />
Dit uitruilrecht is vooral van belang voor deelnemers in pensioenregelingen zonder partnerpensioen<br />
of een klein partnerpensioen dan wel pensioenregelingen met een partnerpensioen<br />
op risicobasis, dat slechts loopt tot de pensioendatum. Er is minimaal één moment,<br />
veelal het moment waarop het ouderdomspensioen ingaat, waarop de deelnemer<br />
de keuze kan maken om een deel van zijn ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen.<br />
Indien de (gewezen) deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde<br />
termijn reageert op de uitruilmogelijkheid geboden op het moment waarop het<br />
ouderdomspensioen ingaat, gaat de pensioenuitvoerder over tot uitruil van ouderdomspensioen<br />
in nabestaandenpensioen indien:<br />
• <strong>De</strong> pensioenovereenkomst niet voorziet in een nabestaandenpensioen vanaf de datum<br />
waarop het ouderdomspensioen ingaat<br />
en<br />
• <strong>De</strong> (gewezen) deelnemer gehuwd is of een geregistreerde partner heeft<br />
Gaarne extra aandacht voor dit punt dat door de Tweede Kamer bij amendement aan artikel<br />
55 van de wet is toegevoegd. Het simpele feit dat de deelnemer niet binnen de termijn<br />
reageert dwingt de uitvoerder om – indien aan de voorwaarden is voldaan – tot verplichte<br />
uitruil over te gaan, ook als de deelnemer dat eigenlijk liever niet wil.<br />
Van belang is nog om te vermelden dat voor de uitruil van Nabestaandenpensioen in Ouderdomspensioen<br />
de schriftelijke instemming van de partner is vereist. Dit is niet het geval<br />
bij uitruil van Ouderdomspensioen in Nabestaandenpensioen, tenzij de Wet Verevening<br />
pensioenrechten bij scheiding op dit punt beperkende regels stelt.<br />
Arbeidsongeschiktheidspensioen<br />
Er is eerst sprake van een arbeidsongeschiktheidspensioen indien het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen<br />
ontstaat na afloop van:
a. de wettelijk verplichte loondoorbetaling bij ziekte (104 weken)<br />
b. de Ziektewetuitkering voor vrouwen in geval van bevallingsverlof en uitzendkrachten.<br />
Bij pensioen gaat het namelijk altijd om uitkeringen met een meer structureel karakter. Een<br />
arbeidsongeschiktheidspensioen dekt in bepaalde mate de risico’s van arbeidsongeschiktheid<br />
door te voorzien in een uitkering. Daarnaast bestaat de mogelijkheid van het (gedeeltelijk)<br />
premievrij voortzetten van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. In de startbrief<br />
(zie hoofdstuk 3.5) moet worden aangegeven wat de gevolgen zijn voor pensioenopbouw bij<br />
arbeidsongeschiktheid. Daarbij wordt vermeld of een deelnemer zich moet melden bij een<br />
pensioenuitvoerder. Als de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid niet collectief is geregeld,<br />
kan de deelnemer op grond van die informatie besluiten dit risico voor eigen rekening<br />
zelf te verzekeren bij een particuliere verzekeraar.<br />
Toeslag is pensioen<br />
Elke afspraak in de pensioenovereenkomst over een toeslag, al dan niet voorwaardelijk<br />
overeengekomen, valt onder het begrip pensioen. Voorwaardelijke toeslagverlening leidt<br />
op het moment van daadwerkelijke toekenning tot een geldelijk, vastgestelde uitkering<br />
en voldoet hiermee aan de definitie van ouderdomspensioen. Vanaf dat moment wordt de<br />
toeslag onderdeel van de pensioenaanspraak en krijgt het derhalve een onvoorwaardelijk<br />
karakter. Bij een onvoorwaardelijke toeslag, is de toeslag op het moment van opbouwen al<br />
onderdeel van de pensioenaanspraak.<br />
Het gevolg van het feit dat toeslagen pensioen zijn in de zin van de Pensioenwet is, dat de<br />
financiering van de toeslagen buiten de onderneming, bij een pensioenuitvoerder, moet<br />
zijn ondergebracht. Hieruit vloeit voort dat toeslagfondsen die niet zijn ondergebracht bij<br />
een pensioenuitvoerder, niet langer zijn toegestaan.<br />
2.2 Op wie is de wet van toepassing?<br />
Personele reikwijdte<br />
<strong>De</strong> <strong>pensioenwet</strong> is van toepassing op werkgevers en werknemers. Werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers<br />
in de bedrijfstak kunnen afspreken dat naast werknemers ook andere<br />
personen onder de werkingssfeer vallen. Hierbij kan het onder andere gaan om zelfstandigen.<br />
<strong>De</strong>ze personen vallen vervolgens ook onder de Pensioenwet.<br />
<strong>De</strong> directeur-grootaandeelhouder (DGA)<br />
In tegenstelling tot de psw valt de directeur-grootaandeelhouder niet onder de reikwijdte<br />
van de Pensioenwet.<br />
Evenals onder de oude psw wordt onder een dga verstaan:<br />
• Persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste<br />
kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen<br />
11
1<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
• Indirect persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste<br />
kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen<br />
• Houder van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor<br />
waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd<br />
is, welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap<br />
vertegenwoordigen<br />
<strong>De</strong> belangrijkste reden voor de wetgever om de dga niet onder de Pensioenwet te brengen, is<br />
dat een dga de feitelijke macht heeft in de onderneming en als eigenaar beschouwd kan worden.<br />
<strong>De</strong> dga heeft de bescherming van de Pensioenwet niet nodig. <strong>De</strong> Wet Verevening Pensioenrechten<br />
bij Scheiding blijft wel van toepassing op de dga. <strong>De</strong> bestaande mogelijkheden<br />
voor fiscaal gefacilieerde pensioenopbouw voor een dga als zodanig blijven wel gehandhaafd.<br />
Er geldt een overgangsbepaling voor dga’s die reeds bij invoering van de Pensioenwet dga<br />
zijn en hun pensioenaanspraken hebben ondergebracht of alsnog willen onderbrengen bij<br />
een pensioenuitvoerder. Bestaande dga’s krijgen een jaar de tijd om een keuze te maken of<br />
zij hun pensioen ofwel laten meelopen in de pensioenregeling van hun werkgever, ofwel<br />
in eigen beheer houden, dan wel zelf een pensioen regelen bij een bank of verzekeraar.<br />
Daarna is er geen mogelijkheid meer om te switchen van deelnemen in de pensioenregeling<br />
van de werkgever, naar eigen beheer of zelf onderbrengen en andersom.<br />
ZZP’ers:<br />
Voor zzp’ers (Zelfstandigen Zonder Personeel) zijn de mogelijkheden voor pensioenopbouw<br />
in de Pensioenwet daarentegen verruimd. Bij amendering heeft de Tweede Kamer<br />
aan artikel 49 toegevoegd, dat een gewezen deelnemer die aansluitend aan de beëindiging<br />
van de dienstbetrekking winst uit onderneming gaat genieten als bedoeld in artikel 3.8<br />
van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001, nog 10 jaar de pensioenopbouw in de oude<br />
regeling op vrijwillige basis kan voortzetten.<br />
Territoriale reikwijdte<br />
Het Europees Verdrag over verbintenissen uit overeenkomst (het evo) bepaalt dat een werknemer<br />
die in Nederland werkt, ongeacht nationaliteit van de werknemer, ongeacht in welk<br />
land hij woont en ongeacht de vestigingsplaats van de werkgever, onder de beschermende<br />
werking van de Pensioenwet valt. Met andere woorden: het werklandbeginsel is van toepassing.<br />
Ook als een werknemer die gewoonlijk in Nederland werkt, tijdelijk in het buitenland werkt,<br />
blijft de Pensioenwet op hem van toepassing.<br />
Het begrip tijdelijk is (nog) niet in het evo uitgewerkt. In Nederland (ook in fiscale regelgeving)<br />
wordt er vanuit gegaan dat het gaat om een periode van 5 jaar.
3 <strong>De</strong> Pensioenovereenkomst<br />
Er bestaat geen pensioenplicht in Nederland. In beginsel zijn werkgever en werknemer vrij<br />
om al dan niet afspraken te maken over pensioen. Als er een afspraak tot stand komt dan is er<br />
volgens de Pensioenwet sprake van een pensioenovereenkomst.<br />
3.1 Pensioenovereenkomst in plaats van pensioentoezegging<br />
<strong>De</strong> Pensioenwet introduceert een nieuw begrip: de pensioenovereenkomst. Het begrip ‘pensioenovereenkomst’<br />
vervangt het in de psw gehanteerde begrip ‘pensioentoezegging’. <strong>De</strong> wetgever<br />
heeft geen inhoudelijke wijziging ten opzichte van de psw beoogd met de introductie<br />
van het begrip pensioenovereenkomst in plaats van pensioentoezegging. <strong>De</strong> term pensioenovereenkomst<br />
verdient volgens de wetgever de voorkeur omdat deze beter uitdrukt dat pensioen<br />
een arbeidsvoorwaarde is die werkgever en werknemer samen overeenkomen. Voor<br />
de totstandkoming van de pensioenovereenkomst is aanvaarding van de kant van de werknemer<br />
vereist. Hier is geen verschil met het begrip pensioentoezegging. <strong>De</strong> pensioenovereenkomst<br />
is vormvrij en kan mondeling of schriftelijk tot stand komen. <strong>De</strong> aanvaarding kan<br />
blijken uit een of meer gedragingen, bijvoorbeeld uit het feit dat de werknemer accepteert dat<br />
op zijn loon pensioenpremies worden ingehouden. Om misverstanden te voorkomen, raden<br />
wij werkgevers aan om de aanvaarding van het aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst<br />
door werknemers schriftelijk te laten geschieden. In de meeste gevallen gebeurt dit<br />
al door een verwijzing in de arbeidsovereenkomst naar de van toepassing zijnde pensioenregeling.<br />
Dit is in beginsel voldoende om een pensioenovereenkomst tot stand te brengen.<br />
<strong>De</strong> werkgever moet zich daarnaast houden aan de voorschriften omtrent informatie over de<br />
pensioenregeling die aan de werknemer moet worden verstrekt (zie hoofdstuk 8).<br />
Beperking handelingsvrijheid werkgever<br />
Ondanks dat we in Nederland geen pensioenplicht kennen, is een werkgever niet altijd<br />
vrij in zijn handelen bij het sluiten van een pensioenovereenkomst. Hij kan op verschillende<br />
manieren gebonden zijn, waarbij de volgende situaties zich kunnen voordoen:<br />
• Voor het introduceren, wijzigen of beëindigen van de pensioenregeling kan instemming<br />
van de Ondernemingsraad vereist zijn<br />
• Het is mogelijk dat onderhandelen met de vakbonden over de pensioenregeling noodzakelijk<br />
is<br />
1
1<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
• <strong>De</strong> werkgever, partij bij de cao, moet de pensioenregeling zoals overeengekomen met<br />
de bonden aanbieden aan alle werknemers<br />
• <strong>De</strong> werkgever is lid van een werkgeversvereniging, die met vakbonden een bedrijfstakpensioenregeling<br />
is overeengekomen. In dat geval moet de werkgever deze bedrijfstakpensioenregeling<br />
aanbieden aan alle werknemers<br />
• Voor de werkgever geldt een verplicht gestelde bedrijfstakpensioenregeling. Werkgevers<br />
en werknemers in de betreffende bedrijfstak zijn verplicht aan deze pensioenregeling<br />
deel te nemen<br />
• Werkgever moet de pensioenregeling aanbieden conform afspraken met de verzekeraar<br />
ARBEIDSVOORWAARDE PENSIOEN<br />
PSW PW<br />
• Pensioentoezegging: aanbod en<br />
aanvaarding<br />
• Aanvaarding werknemer van aanbod<br />
vereist<br />
• Geen vormvoorschriften;<br />
advies: schriftelijk vastleggen<br />
• Pensioenovereenkomst: aanbod en aanvaarding<br />
(geen inhoudelijke wijziging t.o.v. psw)<br />
• Aanvaarding werknemer van aanbod vereist<br />
• Geen vormvoorschriften;<br />
advies: schriftelijk vastleggen<br />
3.2 Aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst<br />
Vóór de inwerkingtreding van de Pensioenwet was de werkgever verplicht om binnen een<br />
maand na indiensttreding aan de werknemer mee te delen of hij ging deelnemen aan een pensioenregeling.<br />
Als er geen pensioenregeling was, dan hoefde de werkgever niets te doen. Dit<br />
voorschrift is in de pw aangescherpt in die zin, dat de werkgever binnen een maand na indiensttreding<br />
schriftelijk moet aangeven of aan de werknemer een aanbod tot het sluiten van een<br />
pensioenovereenkomst wordt gedaan of niet. Dus ook als er geen pensioenregeling is, moet de<br />
werkgever de werknemer hierover informeren. Ook moet de werkgever aangeven wie de pensioenuitvoerder<br />
is. Als de werknemer nog niet kan deelnemen aan de pensioenregeling (bijvoorbeeld<br />
omdat hij jonger is dan 21 jaar of omdat er een wachttijd is) dan moet de werkgever<br />
aangeven wat de voorwaarden zijn om te zijner tijd wel aan de regeling te kunnen deelnemen.<br />
<strong>De</strong> maximale wacht- en drempeltijd voor het ouderdomspensioen is verlaagd tot 2 maanden.<br />
Voor nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen mag geen wacht- of drempelperiode<br />
worden gehanteerd.<br />
Indien de werkgever zich niet houdt aan genoemde voorschriften dan wordt de werknemer<br />
geacht te behoren tot de groep werknemers binnen de onderneming die al een pensioenregeling<br />
heeft. Met andere woorden dan heeft de werknemer automatisch het recht om deel te<br />
nemen aan de pensioenregeling. Er moet dan uiteraard wel reeds een pensioenregeling binnen<br />
de onderneming bestaan.
3.3 Pensioensysteem moet expliciet benoemd worden<br />
Op grond van de Pensioenwet moeten werkgever en werknemersvertegenwoordigers expliciet<br />
overeenkomen wat het karakter is van de pensioenregeling. Is er bijvoorbeeld sprake van<br />
een eindloon- of middelloonregeling (defined benefit regelingen of db-regelingen) of van een<br />
beschikbare premieregeling (defined contribution regelingen of dc-regelingen). In de praktijk<br />
zijn er mengvormen ontstaan waardoor het voor de werknemer niet altijd duidelijk is<br />
welke risico’s er voor hem aan de pensioenregeling vastzitten. <strong>De</strong> wetgever vindt het noodzakelijk,<br />
dat daarover duidelijkheid wordt verschaft. Daarom dient in de pensioenovereenkomst<br />
te worden aangegeven wat het karakter is van de pensioenregeling.<br />
<strong>De</strong> traditionele tweedeling tussen defined benefit regelingen (db) en defined contribution<br />
regelingen (dc) wordt in de pw vervangen door een driedeling:<br />
de Uitkeringsovereenkomst:<br />
deze geeft aanspraak op een periodieke uitkering (db-regeling; bijvoorbeeld een middelloon-<br />
of eindloonregeling)<br />
de kapitaalovereenkomst:<br />
deze geeft aanspraak op een verzekerd kapitaal dat op de pensioendatum wordt omgezet in<br />
een periodieke uitkering (een zogenaamde streefregeling)<br />
de Premieovereenkomst:<br />
deze geeft aanspraak op een premie (dc-regeling)<br />
Er bestaan drie soorten premieovereenkomsten:<br />
- ‘zuivere premieregeling’: de premie wordt belegd in beleggingsfondsen<br />
- premieregeling waarbij de premie onmiddellijk omgezet wordt in een aanspraak op kapitaal<br />
- premieregeling waarbij de premie meteen na het beschikbaar stellen, omgezet wordt in<br />
een aanspraak op een uitkering<br />
PENSIOENSYSTEMEN<br />
PSW PW<br />
• <strong>De</strong>fined benefit (eindloon / middelloonregeling)<br />
• <strong>De</strong>fined contribution (beschikbare premieregeling)<br />
• Streefregeling (bijvoorbeeld beoogd<br />
eindloon)<br />
• Uitkeringsovereenkomst<br />
• Premieovereenkomst<br />
• Kapitaalovereenkomst<br />
1
1<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
Binnen een jaar na invoering van de Pensioenwet zal de pensioenovereenkomst moeten worden<br />
gekarakteriseerd als één van de bovengenoemde systemen. <strong>De</strong> karakterbepaling geldt<br />
dan alleen voor de in de toekomst op te bouwen rechten en niet voor aanspraken die reeds<br />
zijn opgebouwd.<br />
3.4 Collectief beschikbare premieregelingen<br />
(Collectief <strong>De</strong>fined Contributionregelingen – CDC)<br />
<strong>De</strong> laatste jaren zien we een <strong>nieuwe</strong> variant ontstaan die een brug slaat tussen db-regelingen<br />
en dc-regelingen en die wordt aangeduid met de term Collectief <strong>De</strong>fined Contributionregeling<br />
= cdc-regeling. <strong>De</strong> interesse van de werkgever voor deze cdc-regelingen ligt met name<br />
in de kostenbeheersing van de pensioenregeling en het voorkomen van negatieve gevolgen<br />
voor de pensioenwaardering op de ondernemingsbalans. Dit laatste is een direct gevolg van<br />
de invoering van ias 19 of rj 271 per 1 januari 2005 in het kader van <strong>nieuwe</strong> internationale verslagleggingsregels<br />
– ifrs. <strong>De</strong>ze <strong>nieuwe</strong> verslagleggingsregels dwingen ondernemingen om de<br />
pensioenverplichtingen te waarderen tegen de geldende marktrente. Bij de meer traditionele<br />
db-regelingen moeten hierbij ook toekomstige ontwikkelingen zoals salarisstijgingen en indexatiebeleid<br />
worden meegenomen. Als er een tekort is tussen de pensioenverplichtingen en<br />
het daar tegenover staande pensioenvermogen, dan moet er op de ondernemingsbalans een<br />
voorziening worden getroffen. Een db-regeling kan door deze wijze van verslaglegging voor<br />
behoorlijke fluctuaties op de ondernemingsbalans zorgen. Een dergelijke ontwikkeling is vanuit<br />
bedrijfseconomisch oogpunt voor veel ondernemingen onwenselijk. In een cdc-regeling<br />
behoudt de werknemer zijn toegezegde aansprakenregeling (als ware het een db-regeling),<br />
maar tegelijk spreekt de werkgever in de pensioenovereenkomst van tevoren af welke prijs<br />
(premie) daarvoor betaald gaat worden en voor hoelang. <strong>De</strong> premie wordt dusdanig vastgesteld<br />
dat deze voldoende moet zijn om de toezegging van de uitkeringen en de indexatie te<br />
kunnen betalen (de zogenaamde kostprijsdekkende premie). Echter, mocht op enig moment<br />
blijken dat deze premie niet voldoende is, dan kan het pensioenfonds c.q. de pensioenuitvoerder<br />
niet de onderneming c.q. de werkgever aanspreken om het tekort aan te vullen. In dit geval<br />
zullen alle actieve en gepensioneerde deelnemers gezamenlijk (collectief) het tekort dragen<br />
door een verlaging van bijvoorbeeld de indexatie of de pensioentoezegging. In het uiterste<br />
geval kan ook gekort worden op de reeds opgebouwde rechten (het z.g. “afstempelen”).<br />
Een belangrijk verschil tussen de tot voor kort gangbare db-regelingen en de <strong>nieuwe</strong> cdcregelingen<br />
is derhalve dat de pensioenrisico’s (met name het inflatie-, het rente-, het beleggings-<br />
en het lang-leven-risico) verschuiven naar het collectief van alle actieve en gepensioneerde<br />
deelnemers. In de praktijk zien we vaak dat de deelnemers in gezamenlijkheid alleen<br />
dan bereid zijn deze risico’s over te nemen als de werkgever daarvoor een opslag op de kostendekkende<br />
premie betaalt.<br />
Of een dergelijke opslag wordt betaald en zo ja wat daarvan de hoogte is, is afhankelijk van de<br />
onderhandelingen daarover tussen de werkgever en de werknemers.
<strong>De</strong> cdc-regeling is een mengvorm van een db-regeling en een dc-regeling, hetgeen wil zeggen<br />
dat er enerzijds aan de werknemer een pensioenuitkering wordt toegezegd (het db-component),<br />
terwijl er anderzijds voor de werkgever een vaste premie geldt voor een aantal jaren.<br />
Een cdc-regeling mag alleen als uitkeringsovereenkomst worden gekwalificeerd, indien deze<br />
overeenkomst met een voldoende mate van zekerheid nagekomen kan worden.<br />
Omdat bij cdc-regelingen de bijdrage van de onderneming zich beperkt tot betaling van de<br />
afgesproken pensioenpremie en de onderneming in een cdc-systeem niet kan worden aangesproken<br />
op het aanvullen van eventuele tekorten, is het verslagleggingregime zoals dat<br />
geldt voor db-regelingen niet van toepassing in geval van een cdc-regeling. <strong>De</strong> verplichting<br />
van de werkgever gaat bij een cdc-regeling immers niet verder dan het betalen van de vooraf<br />
afgesproken premie. <strong>De</strong>rhalve mag de jaarverslaglegging van de ondernemingen met betrekking<br />
tot pensioenverplichtingen worden ingericht volgens de regels van dc-accounting.<br />
Voorwaarde hiervoor is uiteraard wel, dat in de overeenkomst tussen de onderneming en het<br />
pensioenfonds c.q. de uitvoerder duidelijk is vastgelegd dat:<br />
a. de verplichtingen van de werkgever zijn beperkt en gemaximeerd en gedurende welke<br />
periode;<br />
b. dat er bij een tekort derhalve geen enkele verplichting is tot bijstorting of nabetaling;<br />
c. dat er evenmin enig recht bestaat op terugstorting of premiekorting;<br />
d. dat er over een en ander heel helder met de deelnemers is gecommuniceerd.<br />
Pensioenwet dwingt tot duidelijkheid over het karakter van de regeling<br />
Ingevolge de Pensioenwet dient in de pensioenovereenkomst duidelijk te zijn omschreven<br />
wat het karakter is van de pensioenregeling die wordt toegezegd. Is het:<br />
a. een uitkeringsovereenkomst<br />
b. een kapitaalovereenkomst<br />
c. een premieovereenkomst<br />
<strong>De</strong> Pensioenwet dwingt sociale partners zich te bekennen tot één van deze drie pensioensystemen.<br />
Sociale partners hebben de volledige vrijheid om de inhoud van de pensioenregeling<br />
te bepalen. <strong>De</strong> toezichthouder (dnb) zal beoordelen of het karakter dat aan de pensioenovereenkomst<br />
is gegeven in overeenstemming is met de inhoud en financiering daarvan.<br />
3.5 <strong>De</strong> startbrief<br />
<strong>De</strong> werknemer heeft ingevolge de Pensioenwet binnen drie maanden nadat hij is gaan deelnemen<br />
in de pensioenregeling recht op een startbrief. <strong>De</strong> startbrief moet alle voor de werknemer<br />
relevante informatie over zijn pensioenregeling bevatten. Dit houdt in dat de werknemer<br />
in heldere en begrijpelijke bewoordingen moet worden geïnformeerd over de inhoud van de<br />
pensioenregeling, zijn rechten en plichten en over de risico’s die voor zijn rekening komen.<br />
<strong>De</strong> startbrief is een gedeelde verantwoordelijkheid van werkgever en pensioenuitvoerder,<br />
maar uiteindelijk is de werkgever voor de verzending daarvan eindverantwoordelijk. In beginsel<br />
moet de pensioenuitvoerder de startbrief aan de werknemer verstrekken. <strong>De</strong> werk-<br />
1
1<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
gever moet er op toezien dat de pensioenuitvoerder dit ook daadwerkelijk doet. Gelet op<br />
de gedeelde verantwoordelijkheid kan de werkgever er op aangesproken worden indien de<br />
werknemer de startbrief niet binnen de gestelde termijn ontvangt. <strong>De</strong> werkgever dient er<br />
in dat geval voor te zorgen dat de startbrief alsnog wordt verstuurd. <strong>De</strong> verplichting om een<br />
startbrief te sturen zal een jaar na inwerkingtreding van de Pensioenwet ingaan.<br />
In de startbrief moet in ieder geval de volgende informatie worden opgenomen:<br />
• <strong>De</strong> inhoud van de pensioenregeling<br />
- <strong>De</strong> ingangsdatum van de pensioenovereenkomst<br />
- <strong>De</strong> pensioenvormen (ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen)<br />
- Het karakter van de pensioenovereenkomst: uitkeringsovereenkomst, kapitaalovereenkomst<br />
of premieovereenkomst (zie hoofdstuk 3.3)<br />
- <strong>De</strong> wijze waarop de pensioenaanspraken worden vastgesteld<br />
- <strong>De</strong> ingangsdatum van het pensioen en de duur van de uitkering<br />
- <strong>De</strong> gevolgen van beëindiging van de deelneming voor de hoogte van de pensioenaanspraken,<br />
waarbij wordt aangegeven welke pensioenaanspraken op risicobasis zijn<br />
- Een eventueel betalingsvoorbehoud van de werkgever<br />
- <strong>De</strong> keuzemogelijkheden die er zijn ten aanzien van uitruilmogelijkheden (bijvoorbeeld:<br />
uitruil van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen)<br />
- <strong>De</strong> informatieverplichtingen van de werknemer jegens de werkgever en de pensioenuitvoerder:<br />
bijvoorbeeld de verplichting van de werknemer om aan te geven dat hij getrouwd<br />
is of een kind heeft gekregen<br />
- <strong>De</strong> eventuele mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling na beëindiging<br />
van de deelname<br />
- Informatie over het wettelijk recht op waardeoverdracht<br />
- <strong>De</strong> informatie die op verzoek van de deelnemer wordt verstrekt zoals de jaarrekening, het<br />
jaarverslag van de pensioenuitvoerder en de uitvoeringsovereenkomst (zie hoofdstuk 8)<br />
- <strong>De</strong> bij de pensioenuitvoerder geldende klachtenregeling<br />
• Het toeslagbeleid<br />
- Het ambitieniveau en de voorwaarden die gelden bij toeslagverlening; ook als er geen<br />
toeslagbeleid is, dient dit te worden gemeld<br />
- <strong>De</strong> wijze van financiering van voorwaardelijke toeslagverlening<br />
- <strong>De</strong> verwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagverlening<br />
- <strong>De</strong> toeslagverlening over de afgelopen drie jaar waarbij wordt aangegeven of dit in<br />
overeenstemming met het gepresenteerde toeslagenbeleid is<br />
• Het recht van de werknemer om het pensioenreglement bij de pensioenuitvoerder op te<br />
vragen<br />
• Het eventuele bestaan van een vrijwillige pensioenregeling (bijvoorbeeld een bijspaarmodule<br />
waarmee een werknemer extra pensioen kan opbouwen) en het karakter van deze<br />
vrijwillige pensioenregeling
• Informatie over het functioneren en de financiële positie van de pensioenuitvoerder. Het<br />
gaat hierbij bijvoorbeeld om het al dan niet actueel zijn van een korte- of langetermijnherstelplan.<br />
<strong>De</strong> werknemer heeft deze informatie nodig indien hij waardeoverdracht<br />
overweegt<br />
• <strong>De</strong> mogelijkheid tot een verzoek voor een berekening van de effecten van uitruil op de pensioenaanspraken<br />
Aangezien de startbrief in heldere en begrijpelijke bewoordingen moet zijn geformuleerd,<br />
kan de pensioenuitvoerder niet volstaan met toezending van het pensioenreglement. Alle genoemde<br />
informatie behoeft niet in de startbrief zelf te worden opgenomen. Een goede oplossing<br />
kan zijn om aan de startbrief als bijlage een populaire versie van de pensioenregeling toe<br />
te voegen. Alle benodigde informatie, met name wat betreft de inhoud van de regeling, kan in<br />
de populaire versie worden verwerkt. <strong>De</strong>ze populaire versie wordt geacht deel uit te maken<br />
van de startbrief. Op deze wijze kan iedere werknemer begrijpen wat zijn arbeidsvoorwaarde<br />
pensioen inhoudt, zowel wat betreft de rechten als wat betreft de risico’s.<br />
In de bijlagen van deze brochure is een voorbeeld opgenomen van een korte startbrief en een<br />
voorbeeld van een populaire versie van een pensioenreglement. In deze voorbeelden wordt<br />
uitgegaan van een middelloonregeling met:<br />
a. pensioenleeftijd 65 jaar<br />
b. een betrekkelijke lage franchise<br />
c. een jaarlijkse opbouw van 2%<br />
d. een gestaffeld arbeidsongeschiktheidspensioen<br />
e. een kapitaalgedekt nabestaandenpensioen<br />
f. keuzemogelijkheden, waaronder een hoog-laag-constructie<br />
g. uitruilmogelijkheden<br />
h. een voorwaardelijke toeslagverlening<br />
Voor premieovereenkomsten (dc-regelingen) zijn er aanvullende informatieverplichtingen<br />
gesteld in verband met de risico’s van deze pensioenovereenkomst voor de werknemer. Zo<br />
moet in de startbrief of in de bijlage worden aangegeven hoe het verloop van de premies is.<br />
Voor een werknemer is het van belang om te weten of de beschikbare premie gelijk blijft, in<br />
de loop der tijd stijgt met de leeftijd, of eventueel een ander verloop heeft. Daarnaast moet<br />
aangegeven worden welk deel van de premie bedoeld is voor de opbouw van pensioen en<br />
welk deel van de premie gebruikt wordt voor kosten van de uitvoering.<br />
Voorts moet aangegeven worden of de op te bouwen aanspraken op basis van kapitaaldekking<br />
of op risicobasis worden gefinancierd en welke deel van de premie hiervoor beschikbaar<br />
is gesteld.<br />
1
0<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
Verschil nabestaandenpensioen op risicobasis versus nabestaandenpensioen op basis van<br />
kapitaaldekking<br />
Als de pensioenregeling een nabestaandenpensioen op risicobasis bevat, dan betekent dit<br />
dat een werknemer alleen gedurende het dienstverband verzekerd is voor het risico dat<br />
hij komt te overlijden. In dat geval komt/komen zijn nabestaande(n) in aanmerking voor<br />
een nabestaandenpensioen. Er is geen sprake van opbouw van nabestaandenpensioen. Dat<br />
wil zeggen dat er geen recht op nabestaandenpensioen bestaat in het geval het overlijden<br />
plaatsvindt na pensionering. Het betekent eveneens, dat er bij tussentijds vertrek naar een<br />
andere werkgever geen nabestaandenpensioen is dat – in het kader van waardeoverdracht –<br />
kan worden meegenomen naar de <strong>nieuwe</strong> werkgever c.q. pensioenuitvoerder. Omdat bij<br />
een nabestaandenpensioen op risicobasis geen waarde wordt opgebouwd is ook de mogelijkheid<br />
van uitruil van nabestaandenpensioen in extra ouderdomspensioen op pensioendatum<br />
niet aan de orde.<br />
Het gemis aan nabestaandenpensioen in geval van overlijden na pensioendatum kan<br />
(deels) worden goedgemaakt door op pensioendatum gebruik te maken van het recht op<br />
uitruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen. Het is daarnaast ook altijd mogelijk,<br />
dat de werknemer het gemis aan risicodekking in geval van overlijden na pensioendatum<br />
individueel en voor eigen rekening verzekert bij een commerciële verzekeraar.<br />
Bij een nabestaandenpensioen op basis van kapitaaldekking wordt er wel een nabestaandenpensioen<br />
opgebouwd. Daaruit kan ook een nabestaandenpensioen worden uitgekeerd<br />
indien het overlijden plaatsvindt na pensionering. Bij tussentijds vertrek kan de opgebouwde<br />
waarde worden overgedragen naar de <strong>nieuwe</strong> werkgever c.q. de <strong>nieuwe</strong> pensioenuitvoerder.<br />
Uit de startbrief moet blijken of er een nabestaandenpensioen op risicobasis of<br />
op basis van kapitaaldekking is.<br />
3.6 Twee opeenvolgende dienstverbanden bij dezelfde werkgever<br />
Indien een werknemer na 6 maanden of minder, een nieuw contract krijgt bij dezelfde werkgever<br />
hoeft niet opnieuw een startbrief verstrekt te worden. Informatie die sinds het vorige<br />
dienstverband is gewijzigd moet wel worden gegeven.
INDIENSTTREDING NIEUWE WERkNEMER<br />
PSW PW<br />
• ‘Pensioentoezegging’ • ‘Pensioenovereenkomst’<br />
• Geen minimale toetredingsleeftijd; het • Minimale toetredingsleeftijd 21 jaar<br />
is aan sociale partners om die te bepalen<br />
• Als er een pensioentoezegging geldt, dan • Binnen 1 maand na indiensttreding<br />
moet de werkgever binnen 1 maand na aangeven of er al dan niet een aanbod komt<br />
de werknemer hierover informeren (bw) tot sluiten indiensttreding van pensioen<br />
overeenkomst<br />
- Als er geen aanbod komt:<br />
werkgever moet aangeven waarom niet<br />
(geen pensioenregeling, werknemer is jonger<br />
dan 21 jaar, salaris is lager dan franchise<br />
etc.) en wat de voorwaarden zijn om te<br />
zijner tijd wel deel te kunnen nemen<br />
- Als er wel een aanbod komt:<br />
werkgever zorgt dat er een startbrief komt<br />
en neemt daartoe contact op met de pensioenuitvoerder<br />
• Toezending pensioenreglement door • Binnen 3 maanden nadat de werknemer is<br />
gaan pensioenuitvoerder op verzoek deelnemen in de pensioenregeling moet<br />
hij de startbrief van de pensioenuitvoerder<br />
ontvangen. Startbrief moet schriftelijk<br />
zijn en moet in heldere en begrijpelijke<br />
bewoordingen zijn opgesteld. Werkgever is<br />
eindverantwoordelijk voor toezending van<br />
de startbrief door de pensioenuitvoerder.<br />
1
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn
4 <strong>De</strong> uitvoeringsovereenkomst<br />
<strong>De</strong> werkgever is verplicht de uitvoering van de pensioenovereenkomst onder te brengen bij<br />
een pensioenuitvoerder (een pensioenfonds of een verzekeraar). Dit wordt onderbrengingplicht<br />
genoemd. Doel van de onderbrengingplicht is de voor pensioen bestemde gelden af<br />
te scheiden van het vermogen van de onderneming. Op die manier wordt gewaarborgd dat<br />
deze gelden niet voor andere doeleinden worden gebruikt of verloren gaan, bijvoorbeeld in<br />
geval van faillissement van de onderneming. Door de onderbrengingplicht ontstaan er, naast<br />
de rechtsverhouding tussen de werknemer en de werkgever, nog twee rechtsverhoudingen:<br />
die tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder en die tussen de werknemer en de pensioenuitvoerder.<br />
Er is geen sprake van nieuw beleid in de Pensioenwet als het gaat om de<br />
onderbrengingplicht.<br />
uitvoeringsovereenkomst<br />
werkgever<br />
pensioenovereenkomst<br />
pensioenuitvoerder werknemer<br />
pensioenregelement<br />
(startbrief)<br />
<strong>De</strong> Pensioenwet schrijft voor dat werkgever en pensioenuitvoerder een uitvoeringsovereenkomst<br />
moeten sluiten. Het doel van de uitvoeringsovereenkomst is dat de afspraken tussen<br />
werkgever en pensioenuitvoerder over de uitvoering van de pensioenovereenkomst transparant<br />
zijn, bijvoorbeeld ook voor de toezichthouder en de deelnemers. Op die manier wordt<br />
duidelijk waar de verantwoordelijkheden liggen. <strong>De</strong> uitvoeringsovereenkomst vervangt de<br />
financieringsovereenkomst en is uitgebreider wat betreft de inhoud.
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
4.1 Verplichte onderdelen van de uitvoeringsovereenkomst<br />
<strong>De</strong> Pensioenwet bepaalt dat in ieder geval aan de volgende aspecten in de uitvoeringsovereenkomst<br />
aandacht moet worden besteed:<br />
• <strong>De</strong> procedures voor omzetting van de pensioenovereenkomst in het pensioenreglement<br />
• <strong>De</strong> financiële relatie tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder waaronder<br />
- de wijze waarop de premie wordt vastgesteld<br />
- de betaling van de premie<br />
- de procedures die gelden bij het niet betalen van de premie door de werkgever<br />
• Het toeslagbeleid en de daaraan gestelde voorwaarden<br />
• <strong>De</strong> procedures die gevolgd worden in geval van vermogenstekorten en -overschotten, dan<br />
wel winstdeling<br />
• <strong>De</strong> informatieverstrekking van de werkgever aan de pensioenuitvoerder<br />
• <strong>De</strong> voorwaarden die gelden bij beëindiging van een met een verzekeraar gesloten uitvoeringsovereenkomst.<br />
4.2 “Als-dan” onderdelen van de uitvoeringsovereenkomst<br />
<strong>De</strong> volgende onderwerpen zijn niet verplicht. Het staat werkgever en pensioenuitvoerder vrij<br />
om hier al dan niet afspraken over te maken, maar als er afspraken over worden gemaakt, dan<br />
moeten deze in de uitvoeringsovereenkomst worden opgenomen.<br />
• Een voorbehoud van de werkgever tot het verlagen of stopzetten van de premie<br />
• Hoe wordt omgegaan met eventuele kortingen op de premie<br />
• Een eventuele bijstortingsverplichting voor de werkgever en de voorwaarden waaronder<br />
de werkgever moet bijstorten<br />
• Vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling<br />
• Vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds<br />
• Rechten en plichten met betrekking tot vrijwillige pensioenregelingen<br />
Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de werkgever of de pensioenuitvoerder de uitvoeringsovereenkomst<br />
gaat gebruiken voor de voorlichting van de deelnemers. <strong>De</strong> uitvoeringsovereenkomst<br />
kan de startbrief niet vervangen. <strong>De</strong> uitvoeringsovereenkomst is wel opvraagbaar<br />
door deelnemers.<br />
Bedrijfstakpensioenfondsen<br />
<strong>De</strong> uitvoeringsovereenkomst geldt niet voor bedrijfstakpensioenfondsen. <strong>De</strong> binding<br />
tussen werkgever en bedrijfstakpensioenfonds ontstaat hier via de wettelijke verplichtstelling<br />
tot deelname of (bij niet-verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen) via het<br />
lidmaatschap van de werkgeversorganisatie.
4.3 C-polis<br />
<strong>De</strong> C-polis komt in de Pensioenwet te vervallen. Het is niet langer mogelijk de werknemer als<br />
verzekeringnemer te laten optreden bij de onderbrenging van de pensioenovereenkomst bij<br />
een verzekeraar. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de werkgever verantwoordelijk is voor<br />
de onderbrenging van de uitvoering van de pensioenovereenkomst bij een pensioenuitvoerder.<br />
Een mantelcontract met individuele invulling voor de werknemer blijft wel mogelijk, zolang de<br />
werkgever maar verzekeringnemer is. Bestaande C-polissen mogen blijven bestaan.<br />
4.4 Premiebetaling<br />
Eén van de onderwerpen waarover werkgever en pensioenuitvoerder verplicht afspraken<br />
moeten maken in de uitvoeringsovereenkomst is de premiebetaling. <strong>De</strong> werkgever blijft verantwoordelijk<br />
voor de afdracht van de gehele premie aan de pensioenuitvoerder. <strong>De</strong> termijn<br />
waarbinnen de werkgever de premie uiterlijk aan de pensioenuitvoerder moet afdragen is<br />
ten opzichte van de psw verruimd: van 10 dagen na afloop van een kalenderkwartaal naar een<br />
maand na afloop van het kalenderkwartaal.<br />
<strong>De</strong> plicht tot melding aan betrokkenen van een betalingsachterstand van de werkgever rust<br />
in de Pensioenwet op de pensioenuitvoerder en niet, zoals in de psw, op de werkgever.<br />
<strong>De</strong> consequenties van een betalingsachterstand werken anders uit voor een pensioenregeling<br />
ondergebracht bij een pensioenfonds dan een pensioenregeling ondergebracht bij een<br />
verzekeraar. Indien de werkgever de premies niet betaalt, kan een pensioenfonds als ultimum<br />
remedium de reeds opgebouwde aanspraken en rechten van de deelnemers en gepensioneerden<br />
verlagen. <strong>De</strong> verzekeraar kan de pensioenverzekeringen in dat geval premievrij<br />
maken, of in geval van verzekeringen op risicobasis, laten vervallen. <strong>De</strong> verzekeraar kan de<br />
reeds opgebouwde aanspraken en rechten echter niet verlagen (zie ook hoofdstuk 12).<br />
Een <strong>nieuwe</strong> regel in de Pensioenwet is dat een pensioenuitvoerder betrokkenen vooraf moet<br />
informeren voordat aanspraken en rechten door een pensioenfonds worden gekort of de verdere<br />
opbouw van pensioenverzekeringen en de dekking op grond van risicoverzekeringen<br />
door een verzekeraar worden gestaakt. Bovendien dienen verzekeraars zich aantoonbaar in<br />
te spannen om achterstallige premie alsnog binnen krijgen. Op grond van de psw kon het<br />
voorkomen dat de verzekeraar de pensioenopbouw staakte, en verzekeringen op risicobasis<br />
liet vervallen zonder dat betrokkenen daarvan af wisten omdat de werkgever hen nog niet<br />
had geïnformeerd.<br />
Terugstorten van premie aan de werkgever is alleen nog toegestaan indien:<br />
• Vaststaat dat aan alle pensioenverplichtingen is voldaan<br />
• <strong>De</strong> voorwaardelijke toeslagen over de afgelopen 10 jaar zijn verleend<br />
• Een mogelijke korting op pensioenaanspraken en pensioenrechten in de afgelopen 10 jaar<br />
is gecompenseerd
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
4.5 Geen premie: wel of geen recht op pensioenopbouw?<br />
<strong>De</strong> Pensioenwet staat niet toe dat een pensioenfonds uitgaat van het principe ‘geen premie –<br />
geen recht’. <strong>De</strong> relatie tussen werkgever en pensioenfonds heeft in principe een ombeperkte<br />
duur. Pensioenfondsen kunnen de premie aanpassen wanneer dat nodig is binnen de grenzen<br />
van de uitvoeringsovereenkomst. Voor de werknemer betekent dit dat zijn aanspraak<br />
jegens het pensioenfonds in principe los staat van de vraag of de premie is voldaan. Zolang<br />
de financiële situatie van het pensioenfonds het toestaat, heeft het pensioenfonds de plicht<br />
om de pensioenopbouw voort te zetten en de reeds opgebouwde rechten ongewijzigd te laten.<br />
Slechts in uiterste gevallen worden reeds opgebouwde rechten verlaagd, meestal worden<br />
eerst andere maatregelen genomen zoals een hogere premie of versobering van de pensioenregeling.<br />
Alleen in evidente gevallen van boze opzet bij werkgever en werknemer of bijvoorbeeld<br />
in geval van vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw waarbij de werknemer de<br />
premie niet betaalt, is het voor te stellen dat een pensioenfonds het principe geen premiegeen<br />
recht wel hanteert.<br />
Een verzekeraar hanteert wel het principe geen premie-geen recht: indien de werkgever geen<br />
premie meer betaalt, zal de verzekeraar de pensioenverzekering premievrij maken en risicoverzekeringen<br />
laten vervallen. Reeds opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenuitkeringen<br />
blijven wel in stand.<br />
OVEREENkOMST TUSSEN WERkGEVER-PENSIOENUITVOERDER<br />
PSW PW<br />
• Financieringsovereenkomst’ • ‘Uitkeringsovereenkomst’<br />
• Bepalingen over financiering • Uitvoeringsovereenkomst is uitgebreider:<br />
- bepalingen over de financiële relatie,<br />
- procedures voor omzetting van de pensioenovereenkomst<br />
in een pensioenreglement,<br />
- toeslagbeleid, beleid inzake vermogensoverschot-<br />
en tekorten en winstdeling,<br />
- informatieverstrekking van werkgever aan<br />
pensioenuitvoerder.<br />
Verder: ‘als-dan’ onderdelen<br />
• Premiebetaling door werkgever<br />
uiterlijk 10 dagen na afloop kalenderkwartaal<br />
• Werkgever heeft verplichting tot<br />
melding betalingsachterstand aan<br />
belanghebbenden<br />
• Premiebetaling door werkgever uiterlijk een<br />
maand na afloop kalenderkwartaal<br />
• Pensioenuitvoerder heeft verplichting tot<br />
melding betalingsachterstand aan belanghebbenden
5 <strong>De</strong> pensioenuitvoerder<br />
Net als de psw kent de Pensioenwet twee soorten pensioenuitvoerders: pensioenfondsen en<br />
verzekeraars. Pensioenfondsen kunnen onderverdeeld worden in ondernemingspensioenfondsen,<br />
bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenfondsen. Voorheen waren de bepalingen<br />
die betrekking hadden op uitvoering van een pensioenregeling door pensioenfondsen<br />
opgenomen in de psw en bepalingen met betrekking tot de uitvoering door verzekeraars in<br />
de Regelen psw. Om meer overzichtelijkheid te creëren en tot vereenvoudiging te komen,<br />
zijn de bepalingen betreffende de uitvoering van pensioenregelingen voor zowel pensioenfondsen<br />
als verzekeraars zoveel mogelijk geïntegreerd in de Pensioenwet.<br />
Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de pensioenovereenkomst, ook<br />
nadat de uitvoering van de pensioenovereenkomst is ondergebracht bij de pensioenuitvoerder.<br />
Pensioenuitvoerders zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van hetgeen werkgever en<br />
werknemer zijn overeengekomen, rekening houdend met de afspraken die hierover in de uitvoeringsovereenkomst<br />
zijn gemaakt. Pensioenuitvoerders zijn verplicht een pensioenreglement<br />
op te stellen. Het pensioenreglement is een weergave van de pensioenovereenkomst en<br />
heeft betrekking op de relatie werknemer – pensioenuitvoerder. In het pensioenreglement<br />
zijn de rechten en plichten van de deelnemers en de pensioenuitvoerder opgenomen.<br />
5.1 Afkoop<br />
Afkoop is in beginsel verboden. <strong>De</strong> oude psw kende twee uitzonderingen waarbij afkoop wel<br />
werd toegestaan:<br />
• In het pensioenreglement kon de bepaling worden opgenomen dat een deelnemer die<br />
minder dan een jaar aan de regeling heeft deelgenomen, de door hem betaalde premies<br />
terugkrijgt (premierestitutie) in plaats van een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen<br />
• Het recht op afkoop op de pensioendatum indien het pensioen een bepaald grensbedrag niet<br />
te boven gaat<br />
In de <strong>nieuwe</strong> Pensioenwet worden deze twee bepalingen vervangen door de bepaling dat pensioenuitvoerders<br />
eenzijdig het recht krijgen, om op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van<br />
de deelname aan de regeling, pensioenaanspraken die een bepaalde grens niet overstijgen<br />
(kleine pensioenaanspraken) af te kopen. Voor deze afkoop is geen toestemming van de ge-
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
wezen deelnemer nodig. <strong>De</strong> pensioenuitvoerder die over wil gaan tot afkoop informeert de<br />
gewezen deelnemer over zijn besluit binnen 6 maanden na afloop van de periode van twee<br />
jaar en gaat over tot uitbetaling binnen die termijn van 6 maanden. Er is wel toestemming nodig<br />
indien de pensioenuitvoerder wil afkopen op het moment dat de deelneming al langer geleden<br />
is beëindigd dan 2 jaar en 6 maanden. Het doel van deze bepaling is om de administratieve<br />
lasten voor pensioenuitvoerders te beperken. Kleine pensioenaanspraken brengen voor<br />
pensioenuitvoerders relatief hoge administratieve lasten met zich mee. Kleine pensioenaanspraken<br />
zijn aanspraken die op de pensioendatum, zonder gebruikmaking van vervroeging<br />
of uitstel van het pensioen, kleiner zijn dan 400 euro per jaar. Het recht op afkoop van kleine<br />
pensioenen geldt ook voor partnerpensioen. <strong>De</strong> pensioenuitvoerder kan geen gebruik maken<br />
van het recht op afkoop van kleine pensioenen als de gewezen deelnemer tijdig (binnen de<br />
genoemde 2 jaar) heeft gemeld dat hij een procedure tot waardeoverdracht is gestart.<br />
Naast bovengenoemd recht van de pensioenuitvoerder tot afkoop van kleine pensioenen<br />
heeft de pensioenuitvoerder ook het recht om op pensioendatum het eventueel aanwezige<br />
fiscaal bovenmatige deel van de opgebouwde pensioenaanspraken af te kopen.<br />
5.2 Bescherming deelnemer bij premieovereenkomsten met<br />
beleggingsvrijheid<br />
Pensioenuitvoerders die premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid uitvoeren, krijgen<br />
een zorgplicht. Dit is het geval indien de premieovereenkomst vrijheid biedt aan de deelnemer<br />
om keuzes te maken in beleggingen. <strong>De</strong> zorgplicht houdt in dat pensioenuitvoerders de<br />
(gewezen) deelnemer de mogelijkheid bieden de verantwoordelijkheid voor de beleggingen<br />
over te nemen. Indien de (gewezen) deelnemer aangeeft zelf te willen beleggen, kan hij dat<br />
doen. Wel moet de pensioenuitvoerder de deelnemer begeleiden door middel van het verstrekken<br />
van advies en informatie. <strong>De</strong> adviesplicht wordt vormgegeven op basis van de adviesverplichtingen<br />
volgens de Wet Financiele Dienstverlening. <strong>De</strong> pensioenuitvoerder heeft<br />
de plicht minstens éénmaal per jaar de ontwikkeling binnen de beleggingsmix van deelnemers<br />
met beleggingsvrijheid te analyseren en op basis van deze analyse de deelnemer te voorzien<br />
in informatie en advies.<br />
5.3 Ondernemingen aangesloten bij een eigen<br />
ondernemingspensioenfonds<br />
Een ondernemingspensioenfonds is een pensioenfonds verbonden aan een onderneming of<br />
een groep van ondernemingen. Onder het woord ‘groep’ kunnen de volgende rechtspersonen<br />
vallen: coµperaties, verenigingen, onderlinge waarborgmaatschappijen, stichtingen, naamloze<br />
vennootschappen en besloten vennootschappen. Ondernemingen waartussen geen enkele<br />
juridische, economische, organisatorische of feitelijke band bestaat horen niet thuis bij<br />
één ondernemingspensioenfonds. Nieuw in deze wet is dat wanneer een onderdeel van de
groep zich losmaakt uit de groep en als zelfstandig bedrijf verder gaat, de aansluiting bij het<br />
ondernemingspensioenfonds niet hoeft te worden beëindigd. <strong>De</strong> historische band tussen het<br />
bedrijf en de groep waaruit het bedrijf voortkomt, rechtvaardigt ingevolge de Pensioenwet<br />
dat deze aansluiting in stand blijft.<br />
5.4 Waardeoverdracht<br />
<strong>De</strong> regels rond waardeoverdracht zijn in de Pensioenwet grotendeels gelijk aan die in de psw.<br />
Nieuw zijn de bepalingen rond internationale waardeoverdracht. <strong>De</strong> bepalingen over internationale<br />
waardeoverdracht zijn grotendeels in lijn met de bepalingen over waardeoverdracht<br />
binnen Nederland. Zo krijgt een individuele werknemer die bij een werkgever gaat werken<br />
die de pensioenovereenkomst heeft ondergebracht bij een pensioenuitvoerder in de EU, een<br />
vergelijkbaar recht op waardeoverdracht als hij bij een Nederlandse pensioenuitvoerder zou<br />
hebben gehad. Verder zijn de volgende bepalingen van belang.<br />
Recht op waardeoverdracht bij wisseling van pensioenregeling bij dezelfde werkgever<br />
Naast het recht op waardeoverdracht indien de werknemer van werkgever verandert (het verzoek<br />
moet uiterlijk binnen 6 maanden na het begin van de <strong>nieuwe</strong> pensioenovereenkomst<br />
worden ingediend), krijgt ook de werknemer die gaat deelnemen in een andere pensioenregeling<br />
bij dezelfde werkgever, bijvoorbeeld omdat hij promotie maakt, een wettelijk recht<br />
op waardeoverdracht. Een dergelijke overdracht zal moet geschieden op basis van actuariële<br />
gelijkwaardigheid en sekseneutraliteit.<br />
Melding collectieve waardeoverdracht bij DNB<br />
Onder de psw diende een pensioenfonds een uitgaande collectieve waardeoverdracht drie<br />
maanden van tevoren te melden bij de Nederlandsche Bank (dnb). <strong>De</strong>ze meldingsplicht gaat<br />
onder de Pensioenwet ook gelden voor verzekeraars. Verder worden pensioenuitvoerders<br />
verplicht om ook inkomende collectieve waardeoverdrachten drie maanden van tevoren bij<br />
dnb te melden. dnb toetst of de financiële toestand het toelaat dat de overdracht plaatsvindt.<br />
Een pensioenuitvoerder (zowel pensioenfonds als verzekeraar) kan een verzoek van de werkgever<br />
om collectieve waardeoverdracht weigeren (bijvoorbeeld in geval van wijziging van<br />
pensioenuitvoerder of in geval van overgang van onderneming). Het verbod kan zowel worden<br />
toegepast door de pensioenuitvoerder vanuit waar de waardeoverdracht plaatsvindt (uitgaande<br />
waardeoverdracht) als door de pensioenuitvoerder waar naartoe de waardeoverdracht<br />
plaatsvindt (inkomende waardeoverdracht). Een verzoek van een groep om waarde naar een<br />
andere pensioenuitvoerder over te dragen, kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van collectief ontslag,<br />
maar het kan ook toeval zijn dat een grote groep individuen een verzoek tot waardeoverdracht<br />
doet. <strong>De</strong> achterliggende reden hiervan is dat zowel uitgaande als inkomende waardeoverdrachten<br />
nadelig kunnen zijn voor achterblijvende respectievelijk <strong>nieuwe</strong> deelnemers,<br />
gewezen deelnemers en overige belanghebbenden.
0<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
5.5 Vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds<br />
Een bedrijfstakpensioenfonds is een pensioenfonds ten behoeve van één of meer bedrijfstakken.<br />
<strong>De</strong> werkingssfeer wordt bepaald door sociale partners en omschreven op basis van<br />
de bedrijfstakwerkzaamheden. In de praktijk komt het voor dat bedrijven die niet of alleen<br />
zijdelings tot de werkingssfeer behoren, op vrijwillige basis willen deelnemen. Vrijwillige<br />
aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds is ingevolge de Pensioenwet mogelijk indien<br />
het bedrijf een aantoonbare relatie heeft met de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds.<br />
Hiervan is sprake in de volgende twee gevallen:<br />
• <strong>De</strong> arbeidsvoorwaarden van het bedrijf dat zich vrijwillig wil aansluiten moeten qua<br />
loonontwikkeling minimaal dezelfde ontwikkeling volgen als die van de bedrijfstak én het<br />
bedrijf moet deelnemen in de sociale fondsen die in de bedrijfstak aanwezig zijn<br />
Of:<br />
• Er moet sprake zijn van een groepsverhouding tussen een bedrijf dat onder de werkingssfeer<br />
van het bedrijfstakpensioenfonds valt en een bedrijf dat zich wil aansluiten. Het kan<br />
zijn dat onderdelen van een groep onder een bedrijfstakpensioenfonds vallen en andere<br />
onderdelen gelet op de bedrijfsactiviteiten niet. In dat geval is het mogelijk dat de onderdelen<br />
die niet onder de werkingssfeer vallen zich vrijwillig aansluiten. Als een bedrijf zich<br />
eenmaal op deze manier vrijwillig heeft aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds,<br />
dan kan die aansluiting voor de toekomst in stand blijven, ook al zou het betreffende bedrijfsonderdeel<br />
alsnog los komen te staan van de groep. <strong>De</strong> historische band met de groep<br />
rechtvaardigt in zo’n geval de aansluiting bij het bedrijfstakpensioenfonds<br />
Vrijwillige aansluiting is daarnaast mogelijk voor een bedrijf dat wel bij een bedrijfstakpensioenfonds<br />
was aangesloten, maar na aanpassing van de werkingssfeer niet meer onder de<br />
werkingssfeer valt. <strong>De</strong> historische band met de groep rechtvaardigt volgens de wetgever ook<br />
in zo’n geval de aansluiting bij het bedrijfstakpensioenfonds. Dit is ook het geval indien een<br />
deel van het bedrijf dat onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds valt, verzelfstandigt.<br />
Indien het <strong>nieuwe</strong> bedrijf na de verzelfstandiging niet meer onder het bedrijfstakpensioenfonds<br />
valt, dan is het op grond van de historische band mogelijk om een vrijwillige<br />
aansluiting te krijgen.<br />
Een bedrijfstakpensioenfonds bepaalt zelf of het vrijwillige aansluiting al dan niet mogelijk<br />
wil maken. Indien de mogelijkheid van vrijwillige aansluiting er is, dan moet dit expliciet<br />
in de statuten van het bedrijfstakpensioenfonds worden opgenomen. Het bedrijfstakpensioenfonds<br />
moet de bovengenoemde criteria hanteren voor vrijwillige aansluiting. <strong>De</strong> criteria<br />
mogen worden aangescherpt of aangevuld met extra criteria. Een versoepeling van de<br />
regels op grond waarvan een bedrijf zich vrijwillig mag aansluiten is dus niet mogelijk.
Situatie 1:<br />
VRIjWILLIGE AANSLUITING BIj EEN BEDRIjFSTAkPENSIOENFONDS (BPF)<br />
IS IN 4 SITUATIES MOGELIjk<br />
Loonontwikkeling van vrijwillige aansluiter is minimaal gelijk aan die van<br />
de bedrijfstak én deelname sociale fondsen in de bedrijfstak.<br />
Situatie 2: roepsverhouding tussen bedrijf dat onder de werkingssfeer van een bpf valt<br />
en de vrijwillige aansluiter.<br />
Situatie 3: Bedrijf was eerst (vrijwillig) aangesloten bij bpf, na wijziging werkingssfeer<br />
viel het bedrijf niet meer onder bpf: vrijwillige aansluiting is mogelijk op<br />
basis van historische band.<br />
Situatie 4: Na verzelfstandiging van een deel van een bedrijf dat onder bpf valt of na<br />
losmaking uit een groep die onder bpf valt: vrijwillige aansluiting is mogelijk<br />
op basis van historische band.<br />
1
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn
6 Medezeggenschap en Goed<br />
Pensioenfondsbestuur<br />
6.1 Medezeggenschap bij pensioenfondsen<br />
<strong>De</strong> psw maakte het mogelijk dat gepensioneerden zitting hebben in een pensioenfondsbestuur<br />
of in een deelnemersraad. Een deelnemersraad is een medezeggenschapsorgaan dat de<br />
wettelijke bevoegdheid heeft om het bestuur van een pensioenfonds over bepaalde zaken te<br />
adviseren. Pensioenfondsen waren alleen verplicht een deelnemersraad in te stellen als minimaal<br />
5% van de deelnemers daarom vroeg.<br />
<strong>De</strong> sociale partners in de Stichting van de Arbeid (star) en het Coµrdinatieorgaan Samenwerkende<br />
Ouderenorganisaties (cso) vonden dat er nog weinig gebruik werd gemaakt van deze wettelijke<br />
mogelijkheid. Daarom hebben deze partijen in 1998 een eerste convenant gesloten ter<br />
verbetering van de medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen.<br />
In 2003 hebben zij een tweede en vernieuwd medezeggenschapsconvenant gesloten.<br />
Het cso en de star hebben vervolgens de wetgever verzocht de aanbevelingen uit het tweede<br />
medezeggenschapsconvenant te verankeren in de Pensioenwet, hetgeen inmiddels bij Nota van<br />
wijziging is gebeurd. Hiermee krijgt de naleving en invulling van de aanbevelingen zoals in het<br />
2e Convenant waren opgenomen een verplichtend karakter. Een ander gevolg van de wettelijke<br />
verankering is, dat de naleving van de aanbevelingen valt onder het toezicht van de dnb.<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> wettelijke regeling van de medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering<br />
van pensioenregelingen in de Pensioenwet houdt in, dat bedrijfstakpensioenfondsen<br />
worden verplicht een deelnemersraad in te stellen. Ondernemingspensioenfondsen kunnen<br />
kiezen tussen vertegenwoordiging in het bestuur door gepensioneerden of voor instelling<br />
van een deelnemersraad. Zij zijn verplicht deze keuze te maken indien:<br />
• Het aantal pensioengerechtigden minimaal 10% bedraagt van de som van het aantal deelnemers<br />
en het aantal pensioengerechtigden en waarvan het aantal pensioengerechtigden<br />
ten minste 25 personen bedraagt<br />
• Het aantal pensioengerechtigden minimaal 1000 is
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
Het fondsbestuur moet schriftelijk aan de gepensioneerden voorleggen of zij zich willen laten<br />
vertegenwoordigen door een deelnemersraad of bestuursvertegenwoordiging. Raadpleging<br />
is niet nodig als er sprake is van zowel bestuursvertegenwoordiging als een deelnemersraad<br />
of als de deelnemers al in een eerder stadium gekozen hebben. In de Pensioenwet wordt<br />
verder geregeld dat in geval er wordt gekozen voor bestuursparticipatie:<br />
- gepensioneerden onderdeel uitmaken van de werknemersgeleding<br />
- er sprake moet zijn van een evenredige zetelverdeling tussen gepensioneerden en werknemers.<br />
Dat wil zeggen dat de zetelverdeling plaatsvindt op basis van de verhouding tussen het<br />
aantal werknemers en het aantal pensioengerechtigden<br />
- in het bestuur van een ondernemingspensioenfonds de werknemersvertegenwoordigers<br />
en de vertegenwoordigers van gepensioneerden tenminste evenveel zetels bezetten als de<br />
werkgeversvertegenwoordigers<br />
Het vervullen van vacatures voor gepensioneerden in het bestuur of in de deelnemersraad<br />
vindt plaats langs de weg van verkiezing. Organisaties van gepensioneerden hebben daarbij<br />
het recht om voordrachten te doen. Verkiezing is alleen nodig als het aantal vacatures kleiner<br />
is dan het aantal voorgedragen kandidaten. Met deze voordrachts- en verkiezingsprocedure<br />
wordt beoogd de medezeggenschap van gepensioneerden een representatief karakter te geven,<br />
zodat de gepensioneerden zich door hun eigen afgevaardigden vertegenwoordigd voelen.<br />
<strong>De</strong> positie van de deelnemersraad wordt door de Pensioenwet in die zin versterkt dat de uitvoeringsovereenkomst<br />
voor advies aan de deelnemersraad moet worden voorgelegd, evenals<br />
een beslissing van het pensioenfonds om tot premiekorting of terugstorting van de premies<br />
over te gaan.<br />
Pensioenfondsen die menen de medezeggenschap van gepensioneerden te hebben geregeld<br />
doen er goed aan te controleren of de medezeggenschap voldoet aan alle kwalitatieve eisen, o.a.<br />
wat betreft de representativiteit en de evenredigheid. Uit een door de ser in 2005 gehouden<br />
quick-scan blijkt, dat dat lang niet altijd het geval is. Bedrijfstakpensioenfondsen kunnen daartoe<br />
het beste contact opnemen met de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (www.vb.nl)<br />
en Ondernemingspensioenfondsen met de Stichting opf (www.opf.nl). Het Coµrdinatieorgaan<br />
Samenwerkende Ouderenorganisaties (cso) heeft op de website een scan opgenomen, die kan<br />
worden gebruikt om de eigen medezeggenschap te toetsen (www.ouderenorganisaties.nl).<br />
6.2 Medezeggenschap bij de uitvoering door verzekeraars<br />
<strong>De</strong> medezeggenschap van gepensioneerden die vallen onder een pensioenregeling die door<br />
een verzekeraar wordt uitgevoerd vielen wel onder het eerste Medezeggenschapsconvenant,<br />
maar niet onder het tweede Medezeggenschapsconvenant. <strong>De</strong> convenantspartijen gingen ervan<br />
uit dat de medezeggenschap in deze situatie bij wet zou worden geregeld. Dit gebeurt nu
door het opnemen van op deze situatie toegespitste bepalingen in de Pensioenwet.<br />
Een belangrijke reden voor een andere benadering is, dat de verantwoordelijk voor de medezeggenschap<br />
bij verzekerde regelingen primair ligt bij de werkgever en niet bij de pensioenuitvoerder<br />
in casu de verzekeraar. Zo kan het zijn, dat bij pensioenregelingen die worden<br />
uitgevoerd door een verzekeraar, het niet de verzekeraar, maar de werkgever is die in<br />
samenspraak met werknemers ((vertegenwoordigers) de beslissing neemt over het verlenen<br />
van toeslagen. Hierbij kunnen de belangen van de gepensioneerden in het geding zijn. Het<br />
instellen van een deelnemersraad om het bestuur te adviseren of deelname van gepensioneerden<br />
in het bestuur van het fonds is bij rechtstreeks verzekerde regelingen niet aan de<br />
orde, simpelweg omdat er geen bestuur is.<br />
Om deze redenen bepaalt de Pensioenwet nu, dat de werkgever een voorgenomen besluit<br />
over de indexatie van pensioenrechten moet voorleggen aan een vereniging van gepensioneerden.<br />
Het horen van een vereniging van gepensioneerden is alleen verplicht als het gaat<br />
om verzekeringscontracten van een zekere omvang. Er is gekozen voor een ondergrens van<br />
minimaal 250 werknemers en gepensioneerden. Een vereniging van gepensioneerden moet<br />
volledige rechtsbevoegdheid bezitten en ten minste 10% van alle gepensioneerden die in<br />
dienst zijn geweest bij de werkgever moet lid zijn van de vereniging. <strong>De</strong> vereniging van gepensioneerden<br />
heeft het recht op alle informatie die het voor het vormen van een oordeel<br />
nodig heeft. <strong>De</strong> werkgever moet deze informatie tijdig verstrekken.<br />
<strong>De</strong> Pensioenwet verplicht de werkgever noch de verzekeraar tot het oprichten van een vereniging<br />
van gepensioneerden. Dus is het voorleggen van een voorgenomen besluit over de<br />
toeslagregeling en hoorrecht alleen aan de orde als er een dergelijke vereniging van gepensioneerden<br />
bestaat en 250 of meer deelnemers (actieven en gepensioneerden) heeft. Wel<br />
adviseren we de werkgever bij een verzekerde regeling met 250 deelnemers om daar waar<br />
er nog geen vereniging van gepensioneerden bestaat te stimuleren dat een dergelijke vereniging<br />
met volledige bevoegdheden wordt opgericht. Dit is in overeenstemming met de<br />
beginselen van ‘good governance’ die gelden voor pensioenregelingen ondergebracht bij een<br />
verzekeraar (zie hoofdstuk 6.3).
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
MEDEZEGGENSChAP IN SChEMA<br />
• Bedrijfstakpensioenfonds • <strong>De</strong>elnemersraad is verplicht<br />
• Ondernemingspensioenfonds • Keuze: vertegenwoordiging van gepensioneerden in<br />
het bestuur of deelnemersraad<br />
• Keuze is verplicht indien:<br />
- minimaal 10% van de deelnemers bestaat uit<br />
gepensioneerden waarvan ten minste 25 gepensioneerden<br />
en/of<br />
- minimaal 1000 gepensioneerden<br />
• Schriftelijke raadpleging gepensioneerden of vertegenwoordiging<br />
in bestuur of deelnemersraad<br />
• Gepensioneerden in bestuur maken onderdeel uit<br />
van de werknemersgeleding<br />
• Evenredige zetelverdeling in bestuur tussen<br />
pensioengerechtigden en actieve deelnemers<br />
• Zonodig verkiezingen organiseren<br />
• Verzekeraar<br />
6.3 Principes voor goed pensioenfondsbestuur<br />
(‘Pension fund governance’)<br />
• Grotere verantwoordelijkheid werkgever<br />
• Verplicht bij contracten met minimaal 250<br />
actieve deelnemers en gepensioneerden indien<br />
er een vereniging van gepensioneerden is<br />
• Hoorrecht van vereniging van gepensioneerden<br />
• Vereniging moet volledige rechtsbevoegdheid bezitten<br />
• Ten minste 10% van de gepensioneerden moet lid<br />
zijn van de vereniging<br />
• <strong>De</strong> vereniging heeft recht op alle benodigde informatie,<br />
welke tijdig door de werkgever moet worden<br />
verstrekt<br />
Op 16 december 2005 is een breed akkoord gesloten over “Pension Fund Governance”. Bij dit<br />
akkoord waren behalve de sociale partners zoals verenigd in de Stichting van de Arbeid ook de<br />
pensioenkoepels opf en vb alsmede het Verbond van Verzekeraars en het Coµrdinatieorgaan<br />
Samenwerkende Ouderenorganisaties (cso) betrokken. <strong>De</strong> Unie van Beroepspensioenfondsen<br />
(UvB) heeft zich daar later bij aangesloten. <strong>De</strong>ze partijen hebben de wetgever verzocht de<br />
verplichting tot naleving van de in acht te nemen principes in de Pensioenwet op te nemen.<br />
Dit is inmiddels gebeurd bij Nota van wijziging. Hiermee heeft de naleving geen vrijblijvend,<br />
maar een verplichtend karakter en valt de naleving onder het toezicht van de dnb.
In de principes is rekening gehouden met de verschillen tussen pensioenregelingen die zijn<br />
ondergebracht bij pensioenfondsen en regelingen die zijn ondergebracht bij verzekeraars,<br />
o.a. ten aanzien van de manier waarop de verantwoording en het intern toezicht moet worden<br />
geregeld.<br />
<strong>De</strong> principes met betrekking tot goed pensioenfondsbestuur houden onder andere in dat het<br />
bestuur van een pensioenfonds verantwoording moet afleggen aan alle betrokkenen, waaronder<br />
de aanspraak- en pensioengerechtigden en dat er intern toezicht is. Het pensioenfonds<br />
moet zijn organisatie derhalve zodanig gaan inrichten dat goed pensioenfondsbestuur is<br />
gewaarborgd. Andere belangrijke onderdelen van het pfg-akkoord zijn het werken aan een<br />
grotere transparantie, een betere communicatie, open klachtenprocedures e.d. <strong>De</strong>sgewenst<br />
kan een samenwerking tussen de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan worden<br />
gerealiseerd om een ongewenste stapeling van organen te voorkomen. <strong>De</strong> volledige tekst van<br />
het pfg-akkoord is te vinden op de websites van de Stichting van de Arbeid en van vno-ncw.<br />
Ook bij rechtstreeks verzekerde regelingen is ‘good governance’ van belang. Ook daarover<br />
zijn in het pfg-akkoord van december 2005 afspraken gemaakt. Hierbij is wel van belang dat<br />
de positie van de verzekeraar op een aantal punten verschilt met die van het pensioenfonds,<br />
onder andere omdat – evenals bij medezeggenschap – de verantwoordelijkheid van de werkgever<br />
in deze situaties groter is vanwege het gegeven dat er geen paritair pensioenfondsbestuur<br />
is waaraan zaken kunnen worden overgelaten.<br />
In 2008 zal een evaluatie van het pfg-akkoord plaatsvinden die zal uitwijzen op welke manier<br />
decentraal vorm en inhoud is gegeven aan de principes. Gelet op de samenhang tussen medezeggenschap<br />
en governance is besloten de looptijd van het medezeggenschapsconvenant<br />
met één jaar te verlengen. Hierdoor kan de samenloop van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan<br />
beter aan de orde komen en kunnen beide evaluaties in 2008 gecombineerd<br />
plaatsvinden.
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn
7 Financieel Toetsingskader<br />
(FTK)<br />
Een werkgever en een werknemer, van wie de pensioenovereenkomst bij een pensioenfonds<br />
is ondergebracht, moeten er met een hoge mate van zekerheid op kunnen vertrouwen dat<br />
het pensioenfonds het pensioen ook daadwerkelijk kan uitkeren. In de Pensioenwet zijn de<br />
financiële normen opgenomen waaraan een pensioenfonds zich dient te houden. <strong>De</strong>ze financiële<br />
normen worden het Financieel Toetsingskader genoemd. Het financieel toetsingskader<br />
voor verzekeraars wordt niet in de Pensioenwet geregeld maar in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf<br />
1993.<br />
7.1. Toeslagen<br />
Pensioenfondsen moeten hun deelnemers duidelijk informeren over het toeslagbeleid. Voor<br />
pensioenfondsen zijn de regels nader uitgewerkt in het Financieel Toetsingskader. Een toeslag<br />
is alleen voorwaardelijk als in de pensioenovereenkomst, de uitvoeringsovereenkomst,<br />
het pensioenreglement en in alle informatie die door de werkgever en het pensioenfonds<br />
aan rechthebbenden wordt verstrekt een voorwaardelijkheidsverklaring is opgenomen. In<br />
de praktijk wordt dit ook wel een “disclaimer” genoemd. Gebeurt dit niet dan wordt de toeslagverlening<br />
als onvoorwaardelijk beschouwd en moet een technische voorziening worden<br />
getroffen. <strong>De</strong> wetgever wil daarmee voorkomen dat bij deelnemers verkeerde verwachtingen<br />
worden gewekt. <strong>De</strong> precieze inhoud van de voorwaardelijkheidsverklaring wordt in een ministeriële<br />
regeling vastgelegd (deze zal vermoedelijk pas rond<br />
1 december 2006 beschikbaar zijn). Dit geldt ook voor de wijze waarop met de deelnemers<br />
over de toekomstige indexatieverwachting moet worden gecommuniceerd. Zowel de voorwaardelijkheidsverklaring<br />
als de wijze van communicatie over de indexatie maakt onderdeel<br />
uit van de z.g. indexatiematrix. <strong>De</strong>ze matrix bevat verschillende manieren waarop het voorwaardelijke<br />
toeslagbeleid kan worden vormgegeven. Zodra de indexatiematrix is gepubliceerd<br />
zal deze op de websites van vno-ncw en awvn worden gezet.
0<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
7.2 Technische voorzieningen<br />
Een pensioenfonds moet toereikende technische voorzieningen aanhouden. Onder technische<br />
voorzieningen wordt verstaan de contante waarde van de toekomstige verplichtingen.<br />
Dat wil zeggen dat de technische voorzieningen toereikend moeten zijn om aan de<br />
pensioenverplichtingen te kunnen voldoen. Nieuw ten opzichte van de psw is dat ouderdomspensioen<br />
op basis van kapitaaldekking moet worden gefinancierd. Nabestaanden- en<br />
arbeidsongeschiktheidspensioen mogen ook op risicobasis worden gefinancierd. <strong>De</strong> technische<br />
voorzieningen die horen bij kapitaalgedekte pensioenen zijn aanzienlijk hoger dan bij<br />
risicogefinancierde pensioenen. Pensioenfondsen moeten technische voorzieningen treffen<br />
voor de financiering van alle onvoorwaardelijke pensioenaanspraken. Voorwaardelijke toezeggingen,<br />
zoals de toeslagverlening, kunnen ook op andere wijzen worden gefinancierd,<br />
bijvoorbeeld uit een premieopslag, uit eigen vermogen of uit overrendementen.<br />
7.3 Eigen vermogen pensioenfonds<br />
Pensioenfondsen beleggen en omdat beleggen risico’s met zich mee brengt, worden in de<br />
Pensioenwet eisen gesteld aan de omvang van de buffer. In de Pensioenwet heet dit het eigen<br />
vermogen. Indien het eigen vermogen lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen van<br />
5% van de technische voorzieningen, is er sprake van een dekkingstekort. Daarnaast moet<br />
het pensioenfonds het zogenaamd vereist eigen vermogen zodanig vaststellen dat met een<br />
zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het binnen een jaar over minder vermogen beschikt<br />
dan de hoogte van de technische voorzieningen. Dit betekent, dat voor een standaardpensioenfonds<br />
(50% in aandelen belegd) de vereiste dekkingsgraad ongeveer 130 moet zijn.<br />
<strong>De</strong> dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen enerzijds de waarde van de technische<br />
voorzieningen (= de contante waarde van de verplichtingen) en het vereist eigen vermogen<br />
anderzijds. Naarmate een pensioenfonds risicovoller belegt, moet het vereist eigen vermogen<br />
groter zijn. Naarmate het minder risicovol belegt, kleiner.<br />
7.4 Langetermijn- en kortetermijnherstelplan<br />
Als een pensioenfonds niet meer voldoet aan de normen voor het minimaal vereist vermogen<br />
en het vereist eigen vermogen, moet het een herstelplan opstellen. Bij het niet meer voldoen<br />
aan het minimaal vereist eigen vermogen (105%) dient een kortetermijnherstelplan te worden<br />
gemaakt. Bij het niet meer voldoen aan het vereist eigen vermogen (130% voor een standaardpensioenfonds)<br />
moet een langetermijnherstelplan worden opgesteld. Het lange- en<br />
kortetermijnherstelplan moeten ter instemming aan de toezichthouder worden voorgelegd.<br />
Als de toezichthouder geen instemming geeft, moet een nieuw plan worden opgesteld.
Als een pensioenfonds minder vermogen heeft dan het vereist eigen vermogen, moet het dit<br />
onverwijld melden aan de toezichthouder. Het pensioenfonds heeft maximaal 15 jaar de tijd om<br />
de dekkingsgraad weer ten minste op het niveau van het vereist eigen vermogen te krijgen.<br />
Wanneer een pensioenfonds minder vermogen heeft dan het minimaal vereist eigen vermogen<br />
heeft het drie jaar de tijd om het weer op niveau te krijgen. <strong>De</strong> toezichthouder kan<br />
in individuele gevallen de termijn van drie jaar bij een kortetermijnherstelplan verlengen.<br />
Daarnaast kan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in uitzonderlijke gevallen<br />
(bijvoorbeeld bij een ernstige beurscrisis) collectief voor alle pensioenfondsen de hersteltermijnen<br />
verlengen.<br />
In de psw is toepassing van de kortingsregel mogelijk wanneer de financiële toestand van het<br />
pensioenfonds daartoe aanleiding geeft. <strong>De</strong> kortingsregel houdt in dat pensioenaanspraken en<br />
-rechten mogen worden gekort in geval van financiële problemen van het pensioenfonds. <strong>De</strong><br />
wetgever vindt dit te ruim en wil dat de kortingsregel als noodmaatregel fungeert. Onder de<br />
Pensioenwet mag de kortingsregel slechts in uiterste gevallen en onder voorwaarden worden<br />
ingezet. Zo moeten alle belanghebbenden en de toezichthouder worden geïnformeerd over een<br />
voorgenomen korting van de pensioenaanspraken en pensioenrechten (zie ook hoofdstuk 4.4).<br />
7.5 Kostendekkende premie<br />
<strong>De</strong> werkgever is verplicht de gehele premie af te dragen aan de pensioenuitvoerder. <strong>De</strong> premie<br />
die wordt geheven bij de werkgever ter financiering van de pensioenverplichtingen en de aangroei<br />
hiervan, moeten in beginsel op kostendekkend niveau worden vastgesteld. <strong>De</strong> volgende<br />
elementen moeten in elk geval worden meegenomen in de kostendekkende premie:<br />
• <strong>De</strong> actuarieel benodigde premie die nodig is in verband met de pensioenverplichtingen<br />
• Opslag in verband met het aan te houden vereist eigen vermogen<br />
• Opslag voor de uitvoeringskosten<br />
• Eventuele opslag die nodig is voor het financieren van een voorwaardelijke toeslagverlening<br />
7.6 Herverzekering<br />
Uitgangspunt volgens de psw was dat de pensioenverplichtingen door een pensioenfonds<br />
moeten worden herverzekerd of overgedragen, tenzij de toezichthouder geen bezwaar<br />
maakt tegen eigen beheer. Dit uitgangspunt past niet meer bij de zelfstandige positie van<br />
pensioenfondsen. In de Pensioenwet is eigen beheer het uitgangspunt. Daarmee is de z.g.<br />
herverzekeringsplicht zoals die gold onder de psw vervallen. Wel kan de toezichthouder in<br />
twee uitzonderingen op grond van de wet eisen dat het pensioenfonds al zijn verplichtingen<br />
herverzekert, overdraagt aan een verzekeraar of onderbrengt bij een ander pensioenfonds.<br />
<strong>De</strong>ze uitzonderingen zijn:<br />
1
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
• <strong>De</strong> deskundigheid en betrouwbaarheid van een bestuur van een pensioenfonds voldoen<br />
niet meer aan de gestelde eisen<br />
• <strong>De</strong> financiële positie van een pensioenfonds is zo slecht dat de belangen van de deelnemers<br />
beter gewaarborgd zijn bij herverzekering, overdracht naar een verzekeraar of onderbrenging<br />
bij een ander pensioenfonds
8 Informatieverplichtingen<br />
<strong>De</strong> informatieverplichtingen richting alle betrokkenen bij een pensioenregeling te weten<br />
deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen partners zijn aangescherpt.<br />
Het uitgangspunt is dat de pensioengerechtigde een financiële planning moet kunnen<br />
maken op basis van de voorlichting. <strong>De</strong> informatie moet dus de meest essentiële elementen<br />
bevatten. Pensioenuitvoerders moeten betrokkenen rechtstreeks informeren, de<br />
informatieverstrekking mag dus niet via de werkgever lopen. <strong>De</strong> informatie mag ook elektronisch<br />
verstuurd worden mits de belanghebbende hier schriftelijk mee ingestemd heeft.<br />
8.1 Recht op informatie<br />
Eerder in deze brochure is aangegeven, dat de werknemer recht heeft op:<br />
a. een aanbod van de werkgever met betrekking tot het wel of niet gaan deelnemen aan een<br />
pensioenregeling binnen 1 maand na indiensttreding (zie paragraaf 3.2)<br />
b. een startbrief, te verstrekken door de pensioenuitvoerder waarin alle relevante informatie<br />
over de inhoud van de van toepassing zijnde pensioenregeling staat vermeld (zie paragraaf<br />
3.5).<br />
Daarnaast heeft de werknemer/deelnemer het recht om bij de pensioenuitvoerder een pensioenreglement<br />
op te vragen. Het pensioenreglement geeft weer wat de rechten en plichten<br />
zijn van de werknemer ten opzichte van de pensioenuitvoerder. <strong>De</strong> toezending van het pensioenreglement<br />
moet in alle gevallen kosteloos zijn. Het reglement mag ook elektronisch<br />
worden verstuurd.<br />
In dit hoofdstuk gaat het vooral over de informatie die de pensioenuitvoerder periodiek moet<br />
verstrekken aan de deelnemers en over de informatie waarop een gewezen deelnemer recht<br />
heeft bij het beëindigen van de deelname aan de regeling en over de informatie waarop een<br />
gepensioneerde recht heeft bij het ingaan van het pensioen.<br />
8.2 Informatieverstrekking aan deelnemers jaarlijks<br />
<strong>De</strong> pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer jaarlijks onder andere:<br />
• Een opgave van de verworven pensioenaanspraken<br />
• Een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
• Informatie over toeslagverlening<br />
In de Pensioenwet is bepaald dat de gezamenlijke pensioenuitvoerders een uniform pensioenoverzicht<br />
zullen opstellen , waarin genoemde informatie wordt verwerkt. <strong>De</strong> koepels van pensioenuitvoerders<br />
(opf, vb en Verbond van Verzekeraars) hebben inmiddels een dergelijk Uniform<br />
Pensioen Overzicht (upo) ontwikkeld. Dat zal voor het eerst in 2007 worden gebruikt en<br />
informatie bevatten over de pensioensituatie van de deelnemer per ultimo 2006.<br />
Opgave reeds verworven aanspraken<br />
Nieuw ten opzichte van de psw is de verplichting voor pensioenuitvoerders in de jaaropgave<br />
informatie te geven over de hoogte van de reeds verworven aanspraken. Er moet vermeld<br />
worden of er sprake is van pensioenaanspraken op risico- of opbouwbasis en welke gevolgen<br />
dat heeft. Dit onderscheid is met name van belang bij een partnerpensioen. Een deelnemer<br />
moet weten of er na beëindiging van deelname aan de pensioenregeling nog een partnerpensioen<br />
is. Bij een partnerpensioen op risicobasis is het risico van overlijden alleen tijdens het<br />
dienstverband gedekt. Bij tussentijdse beëindiging van het dienstverband of bij pensionering<br />
echter niet meer. <strong>De</strong> deelnemer moet zich hiervan goed bewust zijn.<br />
Opgave reglementair te bereiken aanspraken<br />
Onder reglementair te bereiken pensioenaanspraken wordt verstaan: de pensioenaanspraken<br />
die bereikt zullen worden wanneer iemand tot de pensioendatum in dienst blijft. Bij<br />
premieovereenkomsten is een aanspraak op de beschikbaarstelling van een bepaalde premie<br />
overeengekomen. <strong>De</strong> beschikbaar gestelde premie kan vervolgens op drie manieren worden<br />
aangewend (zie hoofdstuk 3.3): de premie wordt belegd, direct omgezet in een kapitaalverzekering<br />
of direct omgezet in een verzekering voor een periodieke uitkering. In de laatste<br />
twee gevallen moet een indicatie worden gegeven van de hoogte van het te bereiken kapitaal<br />
c.q. de hoogte van de periodieke uitkering. Indien de premie wordt belegd (de ‘zuivere’<br />
premieovereenkomst) hoeft geen indicatie te worden gegeven van het mogelijk te bereiken<br />
kapitaal op de pensioendatum. Een dergelijke indicatie is met grote onzekerheden omgeven<br />
en een flinke uitvoeringslast voor pensioenuitvoerders. Een deelnemer kan wel een indicatie<br />
op verzoek krijgen.<br />
Toeslagbeleid<br />
<strong>De</strong> pensioenuitvoerder informeert de deelnemer in de jaaropgave over de toeslagverlening.<br />
Hierbij gaat het om:<br />
• Het ambitieniveau en de voorwaarden die gelden bij toeslagverlening, ook als er geen<br />
toeslagbeleid is, dient dit te worden gemeld<br />
• <strong>De</strong> wijze van financiering van voorwaardelijke toeslagverlening<br />
• <strong>De</strong> verwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagverlening<br />
• <strong>De</strong> toeslagverlening over de afgelopen drie jaar, waarbij wordt aangegeven of dit in overeenstemming<br />
met het gepresenteerde toeslagenbeleid is
Pensioenuitvoerders zijn verplicht de voorwaardelijkheidsverklaring te gebruiken (de z.g.<br />
“disclaimer”; zie hoofdstuk 7.1). Hoe de voorwaardelijkheidsverklaring luidt, hangt af van wat<br />
is overeengekomen over toeslagverlening en hoe de toeslagverlening is gefinancierd.<br />
8.3 Informatieverstrekking aan gewezen deelnemers<br />
Grotendeels nieuw zijn de informatieverplichtingen van de pensioenuitvoerder aan de gewezen<br />
deelnemers. Een onderscheid moet worden gemaakt tussen de informatie die gegeven<br />
moet worden als een deelnemer gewezen deelnemer wordt, en informatie wanneer iemand<br />
gewezen deelnemer is.<br />
Informatieverstrekking bij beëindiging deelname aan pensioenregeling<br />
Bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling verstrekt de pensioenuitvoerder<br />
onder andere de volgende informatie aan de deelnemer:<br />
• Een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken<br />
• Informatie over toeslagverlening<br />
• Informatie over de toestand van de pensioenuitvoerder (is er een korte- of langetermijnherstelplan<br />
actueel)<br />
• <strong>De</strong> mogelijkheden van waardeoverdracht<br />
• Het recht van de pensioenuitvoerder om twee jaar na beëindiging van de deelname aan<br />
de pensioenregeling, pensioenaanspraken van minder dan 400 euro per jaar af te kopen,<br />
tenzij de betrokkene kan aantonen dat hij een procedure tot waardeoverdracht is gestart<br />
• <strong>De</strong> mogelijkheid van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid<br />
• Er moet expliciet vermeld worden dat in geval er een nabestaandenpensioen op risicobasis<br />
is, de dekking van het risico van overlijden vervalt bij beëindiging van de deelneming.<br />
Informatieverstrekking aan gewezen deelnemers periodiek<br />
<strong>De</strong> pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer tenminste een keer in de vijf jaar:<br />
• Een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken<br />
• Informatie over toeslagverlening<br />
Nieuw ten opzichte van de psw is dat pensioenuitvoerders gewezen deelnemers dienen te informeren<br />
over de hoogte van de ontwikkeling van hun pensioenaanspraak. Dit is van belang<br />
in het kader van het maken van een financiële planning. Hiervoor is goed zicht nodig op alle<br />
pensioenaanspraken, ook als die bij verschillende pensioenuitvoerders zijn ondergebracht.<br />
Voor wat betreft de informatie over toeslagverlening, wordt aangesloten bij de informatie die<br />
aan deelnemers moet worden gegeven (zie hoofdstuk 3.5 en 8.2).
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
8.4 Informatieverstrekking aan pensioengerechtigden<br />
Ook bij informatieverstrekking aan pensioengerechtigden kan een onderscheid worden gemaakt<br />
tussen de informatie die gegeven moet worden op het moment dat het pensioen ingaat,<br />
en informatie wanneer iemand met pensioen is.<br />
Informatieverstrekking bij pensioeningang<br />
<strong>De</strong> pensioenuitvoerder verstrekt de pensioengerechtigde de volgende informatie op het moment<br />
van ingang:<br />
• Een opgave van zijn pensioenrecht<br />
• Een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen, wanneer de pensioenregeling<br />
daarin voorziet<br />
• Informatie over toeslagverlening<br />
Informatieverstrekking aan pensioengerechtigden periodiek<br />
<strong>De</strong> informatie die pensioenuitvoerder jaarlijks aan de pensioengerechtigde dient te geven is<br />
gelijk aan de informatie die gegeven moet worden bij pensioeningang.<br />
8.5 Informatieverstrekking bij vrijwillige pensioenregelingen<br />
Vrijwillige pensioenregelingen zijn regelingen die bestaan naast de basispensioenregeling<br />
maar waaraan deelname niet verplicht is. Een voorbeeld van een vrijwillige pensioenregeling<br />
is een bijspaarregeling die de mogelijkheid geeft om extra pensioen op te bouwen. Vaak heeft<br />
een vrijwillige pensioenregeling het karakter van een premieovereenkomst (dc-regeling).<br />
Uitgangspunt is dat een pensioenuitvoerder de deelnemer die overweegt deel te nemen in<br />
de vrijwillige pensioenregeling op vergelijkbare wijze informeert als hetgeen gebeurt in de<br />
startbrief (zie hoofdstuk 3.5). Er moet onder andere aangegeven worden wat de pensioensoorten<br />
zijn, wat het karakter van de pensioenovereenkomst is (uitkerings-, kapitaal- of premieovereenkomst)<br />
en welke risico’s door de deelnemer gedragen worden.<br />
Voorts moet aangegeven worden of er toeslagverlening plaatsvindt en onder welke voorwaarden<br />
dit gebeurt. Voor het overige is de informatieverstrekking gelijk aan die voor basispensioenregelingen<br />
(zie paragrafen hiervoor).<br />
<strong>De</strong> voorlichting met betrekking tot de ‘zuivere’ premieovereenkomst (dc-regeling) bevat een<br />
extra component. In dat geval moet de pensioenuitvoerder een indicatie geven van het te bereiken<br />
kapitaal op pensioendatum. <strong>De</strong> toezichthouder (afm) heeft de opdracht gekregen om<br />
nadere regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop de indicatie wordt berekend. <strong>De</strong><br />
indicatie moet op basis van drie scenario’s worden berekend: een midden, een pessimistisch<br />
en een optimistisch rendementsscenario. Dit geeft volgens de wetgever voldoende inzicht in<br />
de risico’s die gepaard gaan met een premieovereenkomst.
8.6 Informatieverstrekking op verzoek<br />
<strong>De</strong>elnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en de pensioengerechtigden hebben<br />
het recht om bij de pensioenuitvoerder informatie op te vragen. Het gaat hierbij onder andere<br />
om het pensioenreglement, het jaarverslag en de jaarrekening en informatie over de<br />
financiële situatie van het pensioenfonds.<br />
8.7 Indexatielabel<br />
<strong>De</strong> pensioensector heeft de opdracht gekregen de informatie over toeslagverlening binnen<br />
1 jaar uit te drukken in een kwantitatieve en beeldende maatstaf, een zogenaamd indexatielabel.<br />
Het indexatielabel moet inzicht geven in de verwachting dat de pensioenregeling<br />
meegroeit met de inflatie. Het label geeft een indicatie van de toekomstige toeslagverlening.<br />
Het zegt derhalve niets over de rest van de regeling of over de prijs daarvan. Inmiddels is uit<br />
onderzoek gebleken dat het ontwikkelen van een dergelijk label een zeer complexe en ook<br />
omstreden zaak is. Het is derhalve zeer onzeker of het hier bedoelde label binnen de gestelde<br />
termijn kan worden gerealiseerd.<br />
8.8 Pensioenregister<br />
<strong>De</strong> pensioenuitvoerders moeten een pensioenregister oprichten dat uiterlijk op 1 januari<br />
2011 operationeel is. Het pensioenregister moet het voor iedere deelnemer, gewezen deelnemer<br />
en gewezen partner mogelijk maken om via één ingang een overzicht te krijgen van<br />
alle door hem opgebouwde pensioenaanspraken, ook als de aanspraken bij verschillende<br />
pensioenuitvoerders zijn opgebouwd alsmede de aanspraken in het kader van de Algemene<br />
Ouderdomswet.
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn
9 Toezicht en<br />
Toezichthouder(s)<br />
Het toezicht op de naleving van de Pensioenwet wordt ondergebracht bij de afm en bij dnb.<br />
dnb krijgt de taak het prudentiële en het materiële toezicht uit te voeren. <strong>De</strong> afm krijgt de<br />
taak het gedragstoezicht uit te voeren. Dit houdt het volgende in:<br />
• Het toezicht op de naleving van de Pensioenwet wordt ondergebracht bij dnb, met uitzondering<br />
van het gedragstoezicht<br />
• Het gedragstoezicht door de afm op pensioenuitvoerders omvat:<br />
- Toezicht op informatieverstrekking aan deelnemers, gewezen deelnemers, nabestaanden<br />
en pensioengerechtigden. Hierbij controleert de afm de communicatie op tijdigheid,<br />
juistheid en toegankelijkheid. <strong>De</strong> afm toetst alle communicatie richting belanghebbenden<br />
aan wat hierover in het reglement van pensioenuitvoerders is bepaald. Indien<br />
de communicatie niet in lijn is met het reglement, dan wordt de pensioenuitvoerder<br />
verzocht om hier alsnog voor te zorgen<br />
- Het toezicht op pensioenuitvoerders om de beleggingsvrijheid bij premieovereenkomsten<br />
met beleggingsvrijheid te begrenzen
0<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn
10 Overgangsrecht<br />
<strong>De</strong> Pensioenwet treedt naar alle waarschijnlijkheid op 1 januari 2007 in werking. Voor een<br />
groot aantal bepalingen wordt echter een overgangstermijn van een jaar gehanteerd. Hieronder<br />
is een overzicht opgenomen van de meest belangrijke artikelen die onmiddellijk (1 januari<br />
2007) of na een jaar (1 januari 2008) in werking treden.<br />
PENSIOENWET<br />
Inwerkingtreding:<br />
Onmiddellijk (O) of uitgesteld (U)<br />
per 1-1-2007 per 1-1-2008<br />
<strong>De</strong>finities en toepassingen<br />
• <strong>De</strong>finities O<br />
• dga buiten reikwijdte Pensioenwet<br />
Pensioenovereenkomst<br />
U<br />
• Informatie bij indiensttreding (zie hoofdstuk 3.2) O<br />
• Toetredingsleeftijd 21 jaar U<br />
• Vaststellen van het karakter van de pensioenregeling<br />
(uitkerings-, kapitaal-, premieovereenkomst)<br />
U<br />
• Toeslagbeleid U<br />
• Startbrief U<br />
• Hoorrecht gepensioneerden bij uitvoering door verzekeraar<br />
Uitvoeringsovereenkomst<br />
O<br />
• Sluiten van uitvoeringsovereenkomsten U<br />
• Melding door verzekeraar bij premieachterstand<br />
Pensioenuitvoerder<br />
U<br />
• Opstellen pensioenreglement in overeenstemming met de<br />
pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst<br />
U<br />
• Informatieverstrekking door pensioenuitvoerder aan<br />
belanghebbenden<br />
U<br />
• Informatie op verzoek O<br />
• Zorgplicht pensioenuitvoerder bij premieovereenkomsten met<br />
beleggingsvrijheid<br />
U<br />
• Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen O<br />
1
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
• Voorwaardelijkheidsverklaring in geval van voorwaardelijke U<br />
toeslagverlening<br />
Medezeggenschap en Pension Fund Governance<br />
• Instelling deelnemersraad bij bedrijfstakpensioenfonds O<br />
• Instelling deelnemersraad of vertegenwoordiging van O<br />
gepensioneerden in bestuur ondernemingspensioenfonds<br />
• Invoering hoorrecht bij verzekerde regelingen O<br />
• Invulling uitgangspunten goed pensioenfondsbestuur O<br />
Financiering<br />
• Financieel Toetsingskader O
11 Praktische gevolgen<br />
voor de werkgever<br />
Door de invoering van de Pensioenwet zullen werkgevers die een pensioenregeling hebben,<br />
moeten nagaan welke acties zij dienen te ondernemen. Hieronder worden in een schema de<br />
belangrijkste acties aangegeven die de werkgever moet ondernemen.<br />
PRAkTISChE GEVOLGEN VOOR DE WERkGEVER<br />
Onderwerp Actie Wanneer<br />
Informatie bij<br />
indiensttreding<br />
Informatie bij deelname<br />
aan de regeling<br />
Karakter van de<br />
pensioenregeling<br />
(uitkerings-, kapitaal-,<br />
premieovereenkomst)<br />
Binnen 1 maand na indiensttreding moet de werkgever<br />
aangeven of de werknemer wel of niet gaat deelnemen in<br />
een pensioenregeling<br />
Ingeval van geen deelname:<br />
werkgever moet aangeven waarom niet (geen pensioenregeling,<br />
werknemer is jonger dan 21 jaar, salaris is lager dan<br />
franchise etc.) en wat de voorwaarden zijn om te zijner tijd<br />
wel deel te kunnen nemen<br />
de maximale wacht- en drempeltijd voor het ouderdomspensioen<br />
bedraagt 2 maanden. Voor nabestaandenpensioen<br />
en arbeidsongeschiktheidspensioen mag geen<br />
wacht- of drempelperiode worden gehanteerd<br />
Ingeval van wel deelname:<br />
de werkgever zorgt dat er een startbrief komt en neemt<br />
daartoe contact op met de pensioenuitvoerder<br />
Startbrief:<br />
- Binnen 3 maanden nadat de werknemer is gaan deelnemen<br />
in de pensioenregeling moet hij de startbrief van de pensioenuitvoerder<br />
ontvangen. Startbrief moet schriftelijk zijn en in<br />
heldere en begrijpelijke bewoordingen zijn opgesteld (zie<br />
3.5)<br />
- <strong>De</strong> werkgever is verantwoordelijk en moet er op toezien<br />
dat de pensioenuitvoerder de startbrief tijdig verzendt<br />
Vaststellen van het karakter van de pensioenregeling<br />
(uitkerings- kapitaal-, premieovereenkomst)<br />
Verwerken van <strong>nieuwe</strong> terminologie in alle relevante<br />
documenten (startbrief, pensioenreglement, pensioenovereenkomst,<br />
uitvoeringsreglement etc.)<br />
Per 1-1-2007<br />
Per 1-1-2007<br />
Per 1-1-2008<br />
Per 1-1-2007<br />
Per 1-1-2008<br />
Per 1-1-2008
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
Toetredingsleeftijd<br />
21 jaar<br />
<strong>De</strong>elnemers moeten uiterlijk vanaf 21 jaar beginnen met<br />
de opbouw van pensioen. Indien er een hogere leeftijd is<br />
opgenomen in het pensioenreglement, moet het reglement<br />
hierop worden aangepast. Er is geen sprake van terugwerkende<br />
kracht.<br />
Toeslagbeleid • Informeren van belanghebbenden over het toeslagbeleid<br />
- Beoordelen eigen toeslagbeleid<br />
- Voorwaardelijkheidsverklaring (de z.g.<br />
disclaimer) opnemen in alle informatie die aan belanghebbenden<br />
wordt verstrekt (pensioenreglement, startbrief etc.)<br />
Hoorrecht gepensioneerden<br />
bij uitvoering<br />
door verzekeraar<br />
Uitvoeringsovereenkomst<br />
Uitruil ouderdomspensioen<br />
in partnerpensioen<br />
Wordt de pensioenregeling uitgevoerd door een verzekeraar?<br />
Zijn er in totaal 250 of meer deelnemers en gepensioneerden?<br />
Beslist de werkgever (samen met werknemers) over het<br />
verlenen van toeslagen?<br />
Bestaat er een vereniging van gepensioneerden?<br />
Zo ja, dan vereniging van gepensioneerden horen (hoorrecht)<br />
Werkgever moet een uitvoeringsovereenkomst sluiten met<br />
de pensioenuitvoerder<br />
In geval van bedrijfstakpensioenfonds hoeft geen uitvoeringsovereenkomst<br />
te worden gesloten<br />
<strong>De</strong>elnemers moeten de mogelijkheid hebben om ouderdomspensioen<br />
uit te ruilen in nabestaandenpensioen<br />
Informatieverstrekking aan deelnemers<br />
Aanpassing pensioenreglement<br />
Nabestaandenpensioen Indien de pensioenovereenkomst voorziet in een partnerpensioen,<br />
dan moet dit partnerpensioen gelijk zijn aan het<br />
nabestaandenpensioen voor gehuwden en geregistreerde<br />
partners<br />
Indien er een nabestaandenpensioen op risicobasis is, dan<br />
wordt de dekking, gedurende de periode dat de deelnemer<br />
aansluitend aan de beëindiging van de deelneming een<br />
ww-uitkering ontvangt, voortgezet.<br />
Tijdens periodes van onbetaald verlof, tot een maximum van<br />
18 maanden, wordt de dekking van het nabestaandenpensioen<br />
voortgezet.<br />
Informatieverplichtingen<br />
c.q. zorgplicht<br />
bij premieregelingen<br />
met beleggingsvrijheid<br />
van ondernemingspensioenfonds<br />
of verzekeraar<br />
Werkgever moet er op toezien dat pensioenfonds of verzekeraar<br />
zich op correcte wijze kwijten van informatieverplichtingen<br />
en zorgplicht<br />
Per 1-1-2008<br />
Per 1-1-2008<br />
Per 1-1-2007<br />
Per 1-1-2008<br />
Per 1-1-2007<br />
Per 1-1-2008<br />
Per 1-1-2008<br />
Per 1-1-2008<br />
Per 1-1-2008
12 Pensioenfonds of<br />
verzekeraar: Belangrijke<br />
verschillen voor werkgevers<br />
Een werkgever met voor zijn werknemers een eigen (excedent)pensioenregeling kan de uitvoering<br />
daarvan in handen geven van een ondernemingspensioenfonds of van een verzekeraar.<br />
In onderstaand schema worden de belangrijkste verschillen voor de werkgever tussen<br />
deze 2 situaties aangegeven.<br />
Premieachterstand<br />
Financiële<br />
regels<br />
BELANGRIjkE VERSChILLEN VOOR WERkGEVERS<br />
Pensioenfonds Verzekeraar<br />
Pensioenfonds informeert<br />
Verzekeraar informeert<br />
Het pensioenfonds informeert elk kwartaal <strong>De</strong> verzekeraar informeert de<br />
schriftelijk de deelnemersraad, en bij het<br />
deelnemers en de werkgever<br />
ontbreken daarvan alle belanghebbenden bij wanneer een premieachterstand<br />
een premieachterstand van 5% van de totale het noodzakelijk maakt om de<br />
jaarpremie<br />
pensioenregeling premievrij te<br />
Een ondernemingspensioenfonds informeert maken c.q. risicoverzekeringen te<br />
tevens de or<br />
laten vervallen<br />
In geval van vermindering van aanspraken infor- Verzekeraar moet zich aantoonbaar<br />
meert het pensioenfonds de belanghebbenden hebben ingespannen om premie te<br />
innen voordat hij deze mededeling<br />
kan doen<br />
Verzekeraars mogen één maand<br />
nadat belanghebbenden zijn<br />
geïnformeerd, de pensioenopbouw<br />
beëindigen, met maximaal 5 maanden<br />
terugwerkende kracht<br />
• Financieel Toetsingskader in de Pensioenwet Financiële regels in de Wet toezicht<br />
verzekeringsbedrijf 1993, maar ook<br />
eisen in de Pensioenwet (wordt<br />
vervangen door Wet Financieel<br />
Toezicht)
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
Medezeggenschap<br />
Pension Fund<br />
Governance<br />
Verantwoordelijkheid ligt meer bij pensioenfonds<br />
Een bedrijfstakpensioenfonds stelt een deelnemersraad<br />
in<br />
Een ondernemingspensioenfonds stelt een<br />
deelnemersraad in of zorgt voor vertegenwoordigers<br />
van pensioengerechtigden indien:<br />
- minimaal 10% van de deelnemers bestaat<br />
uit gepensioneerden waarvan ten minste<br />
25 gepensioneerden<br />
en/of<br />
- minimaal 1000 gepensioneerden<br />
Een ondernemingspensioenfonds raadpleegt<br />
voor deze keuze de pensioengerechtigden<br />
Adviesrecht van deelnemersraad is uitgebreider<br />
dan het hoorrecht van vereniging van gepensioneerden<br />
bij direct verzekerde regelingen<br />
<strong>De</strong>elnemersraad heeft recht op beroep bij de<br />
Ondernemingskamer<br />
Verantwoordelijkheid ligt meer bij het bestuur<br />
van het pensioenfonds. Het bestuur draagt<br />
onder andere zorg voor:<br />
Transparantie, openheid en communicatie<br />
<strong>De</strong>skundigheid en functioneren van het<br />
bestuur<br />
Afleggen van verantwoording aan het verantwoordingsorgaan<br />
<strong>De</strong> organisatie van transparant, intern toezicht<br />
Taakafbakening <strong>De</strong> Pensioenwet en de Wet bpf 2000 bevatten<br />
regels waaraan een pensioenfonds moet voldoen<br />
ter voorkoming van oneerlijke concurrentie<br />
Productafbakening: o.a. basispensioenregeling<br />
moet solidariteitselementen bevatten<br />
(bijv. doorsneepremie, 10% werkgevers-<br />
bijdrage bij vrijwillige producten)<br />
Domein: welke werkgevers mogen zich bij<br />
een fonds aansluiten<br />
Grotere verantwoordelijkheid<br />
werkgever<br />
<strong>De</strong> werkgever stelt een vereniging<br />
van gepensioneerden – als die<br />
bestaat – in staat een oordeel uit<br />
te spreken over een voorgenomen<br />
besluit dat van invloed is op de<br />
uitvoering of de hoogte van hun<br />
pensioenrechten<br />
Verplicht (hoorrecht) bij contracten<br />
met minimaal 250 actieve deelnemers<br />
en gepensioneerden en als er<br />
een vereniging van gepensioneerden<br />
bestaat<br />
Advies: Als er geen vereniging<br />
van gepensioneerden bestaat is<br />
het advies aan werkgevers om de<br />
oprichting daarvan te stimuleren<br />
Grotere verantwoordelijkheid<br />
werkgever<br />
Werkgever legt verantwoording af<br />
aan or en vertegenwoordigers van<br />
gepensioneerden over bijvoorbeeld<br />
toeslagbeleid<br />
Werkgever stelt or en vertegenwoordigers<br />
in gelegenheid te<br />
adviseren over uitvoeringsovereenkomst<br />
en serviceverlening<br />
verzekeraar<br />
In de 2e pijler mogen pensioenfondsen<br />
en verzekeraars – onder voorwaarden<br />
– met elkaar concurreren<br />
<strong>De</strong> 3e pijler is het exclusieve terrein<br />
van de verzekeraars
Bijlage 1<br />
VOORBEELD STARTBRIEF<br />
Dit voorbeeld van een startbrief is gebaseerd op de tekst van artikel 2 van de Concept –<br />
Algemene Maatregel van Bestuur over de informatieverstrekking, waarin de minimum<br />
vereisten zijn geformuleerd.<br />
Het kan zijn dat hierin tijdens de plenaire behandeling van de Pensioenwet nog wijzigingen<br />
worden aangebracht.<br />
Betreft: startbrief in verband met aan de pensioenregeling<br />
Geachte ,<br />
Als gevolg van uw arbeidsovereenkomst wordt u met ingang van <br />
in de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds abc.<br />
<strong>De</strong> aanspraken waar uw recht op geeft kunt u<br />
lezen in de bijgevoegde ‘Brochure pensioenregeling’. <strong>De</strong> brochure maakt deel uit van deze<br />
startbrief.<br />
Naast de brochure is het officiële pensioenreglement van toepassing. Het officiële pensioenreglement<br />
ontvangt u op uw verzoek van het pensioenfonds.<br />
<strong>De</strong> pensioenregeling van het pensioenfonds betreft een middelloonregeling en wordt gekwalificeerd<br />
als uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. In geval van wijzigingen in<br />
deze pensioenregeling wordt u hierover binnen drie maanden na de wijziging door het pensioenfonds<br />
geïnformeerd. Voor zover de wijziging gevolgen heeft voor uw pensioenregeling,<br />
ontvangt u van ons een gewijzigde brochure die de voorgaande brochure vervangt. Op uw verzoek<br />
ontvangt u tevens het gewijzigde officiële pensioenreglement van het pensioenfonds.<br />
Mocht u naar aanleiding van deze startbrief of de bijlage vragen hebben, dan kunt u contact<br />
opnemen met de heer/mevrouw .....<br />
Met vriendelijke groet,<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
Bijlage 2<br />
VOORBEELD<br />
Brochure pensioenregeling van<br />
<br />
Dit voorbeeld van een populaire versie van een pensioenregeling is gebaseerd op de tekst van<br />
artikel 2 van de Concept – Algemene Maatregel van Bestuur over de informatieverstrekking, waarin<br />
de minimum vereisten zijn geformuleerd.<br />
het kan zijn dat hierin tijdens de plenaire behandeling van de Pensioenwet nog wijzigingen worden<br />
aangebracht.<br />
DEZE BROChURE MAAkT ONDERDEEL UIT VAN DE STARTBRIEF
Inhoud<br />
1. Inleiding<br />
2. Voor wie geldt de pensioenregeling?<br />
3. hoe ziet de pensioenregeling eruit?<br />
.1 Ouderdomspensioen<br />
. Arbeidsongeschiktheidspensioen<br />
. Partnerpensioen voor deelnemers<br />
. Wezenpensioen voor deelnemers<br />
. . Partner- en wezenpensioen voor aspirant deelnemers<br />
. Pensioenaanspraken na beëindiging deelnemerschap<br />
4. keuzemogelijkheden<br />
.1 Vervroegde pensionering<br />
. <strong>De</strong>eltijdpensionering<br />
. Omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen<br />
. Omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen<br />
. Variatie in pensioenuitkeringen<br />
5. Pensioenpremie<br />
.1 Betalingsvoorbehoud<br />
. Vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten<br />
6. Pensioenuitkering<br />
.1 Uitbetaling<br />
. Inhoudingen op uw pensioenuitkering<br />
. Voorwaardelijke toeslagverlening<br />
7. Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid<br />
8. Pensioen en scheiding<br />
.1 Verevening van ouderdomspensioen<br />
. Vaststelling van bijzonder partnerpensioen<br />
9. Vrijwillige voortzetting<br />
10. Waardeoverdracht<br />
10.1 Wel of geen waardeoverdracht<br />
10. Waardeoverdracht aanvragen<br />
11. Informatieverplichting<br />
12. Recht op informatie van het pensioenfonds<br />
13. Nuttige adressen<br />
14. Begrippenlijst
0<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
1 Inleiding<br />
<strong>De</strong>ze brochure geeft antwoord op de vragen:<br />
• wanneer kan ik met pensioen?<br />
• hoeveel pensioen ontvang ik?<br />
• wat ontvangen mijn partner en kinderen aan pensioen als ik overlijd?<br />
• hoe zit het met mijn pensioenopbouw als ik arbeidsongeschikt word?<br />
• wat gebeurt er met mijn pensioen als ik naar een andere werkgever ga?<br />
Pensioen is uw toekomstige inkomen. Ook is pensioen inkomen voor uw nabestaanden, wanneer<br />
u vóór of na de pensioendatum zou komen te overlijden. Het pensioen zal worden uitgekeerd<br />
omdat u deelneemt in de pensioenregeling van uw werkgever. Om te weten wat de<br />
pensioenregeling voor u betekent, raden wij u aan om deze brochure uitvoerig te lezen. Ook<br />
is het verstandig om deze brochure te bewaren, hij kan in de toekomst nog van pas komen.<br />
Mocht u na het lezen toch nog vragen hebben, dan kunt u uiteraard altijd contact opnemen<br />
met uw werkgever of met het pensioenfonds.<br />
<strong>De</strong> pensioenregeling is ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds .....<br />
<strong>De</strong>ze brochure beschrijft alleen de hoofdlijnen van de pensioenregeling. Bijzondere situaties<br />
zijn hierin niet opgenomen. Ingeval u specifieke vragen heeft, raden wij u aan contact op<br />
te nemen met het pensioenfonds, op telefoonnummer... of via de website van het pensioenfonds<br />
uw vragen te stellen.<br />
2 Voor wie geldt de pensioenregeling?<br />
<strong>De</strong> pensioenregeling geldt voor werknemers van . Werknemers van 21<br />
jaar of ouder worden als deelnemer opgenomen in de pensioenregeling.<br />
Werknemers die jonger zijn dan 21 jaar en een partner en/of kinderen hebben, komen in<br />
aanmerking voor aspirant deelnemerschap.<br />
3 Hoe ziet de pensioenregeling eruit?<br />
<strong>De</strong> pensioenregeling is een middelloonregeling. <strong>De</strong>elnemers hebben aanspraak op:<br />
• een ouderdomspensioen;<br />
• een arbeidsongeschiktheidspensioen;<br />
• een partnerpensioen;<br />
• een wezenpensioen.
Aspirant deelnemers hebben aanspraak op:<br />
• een partnerpensioen;<br />
• een wezenpensioen;<br />
• een arbeidsongeschiktheidspensioen.<br />
3.1 Ouderdomspensioen<br />
Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin u 65 jaar wordt. Dit<br />
pensioen wordt levenslang aan u uitgekeerd. Het pensioen eindigt op de laatste dag van de<br />
maand waarin u komt te overlijden.<br />
<strong>De</strong> hoogte van het ouderdomspensioen is van een aantal zaken afhankelijk. <strong>De</strong> belangrijkste<br />
twee zijn het aantal jaren dat u in de pensioenregeling hebt deelgenomen en het salaris dat<br />
u tijdens de deelname hebt ontvangen. Ieder jaar dat u in de pensioenregeling deelneemt,<br />
bouwt u namelijk een stukje van uw pensioen op.<br />
Op de pensioeningangsdatum bestaat uw totale pensioen uit een optelling van de jaarlijks<br />
opgebouwde (en eventueel verhoogde) pensioenen. Daarnaast ontvangt u vanaf de 65-jarige<br />
leeftijd een aow-uitkering.<br />
<strong>De</strong> hoogte van uw ouderdomspensioen wordt als volgt berekend:<br />
a) het pensioengevend jaarsalaris<br />
Uw pensioengevend jaarsalaris bestaat uit:<br />
....<br />
b) de franchise<br />
Over een deel van uw pensioengevend salaris bouwt u geen pensioen op (en betaalt u geen<br />
pensioenpremie). <strong>De</strong> pensioenregeling houdt er namelijk rekening mee dat u vanaf de 65jarige<br />
leeftijd ook recht heeft op een aow-uitkering van de Sociale Verzekeringsbank (svb).<br />
Daarom wordt voor de berekening van uw pensioen het pensioengevende jaarsalaris met een<br />
bepaald bedrag verlaagd. Dit bedrag, waarover dus geen pensioen wordt opgebouwd, noemen<br />
we de franchise.<br />
Voorbeeld: <strong>De</strong> franchise is voor 2006 vastgesteld op ¤ 11.566, - en dit bedrag wordt jaarlijks<br />
op 1 januari aangepast.<br />
Voor deeltijdwerkers wordt het jaarsalaris eerst berekend op basis van voltijd, vervolgens<br />
wordt de franchise erop in mindering gebracht. <strong>De</strong> dan vast te stellen pensioengrondslag<br />
wordt ten slotte vermenigvuldigd met de geldende deeltijdfactor. <strong>De</strong> deeltijdfactor is de verhouding<br />
tussen het overeengekomen aantal arbeidsuren en het gebruikelijke aantal arbeidsuren<br />
bij de werkgever.<br />
1
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
c) de pensioengrondslag<br />
Jaarlijks bouwt u een percentage van de pensioengrondslag op aan pensioen. <strong>De</strong> pensioengrondslag<br />
bestaat uit het pensioengevende jaarsalaris min de franchise.<br />
Voorbeeld<br />
Pensioengevend jaarsalaris ¤ 35.000, -<br />
Franchise -/- ¤ 11.566, -<br />
Pensioengrondslag ¤ 23.434, -<br />
d) het ouderdomspensioen<br />
Jaarlijks bouwt u 2% van de dan geldende pensioengrondslag op aan pensioen. Het ouderdomspensioen<br />
op uw 65-jarige leeftijd is dus gelijk aan het totaal van de opbouw per jaar.<br />
<strong>De</strong> formule om de jaarlijkse pensioenopbouw te berekenen is:<br />
pensioengrondslag x opbouwpercentage.<br />
Voorbeeld bij een voltijd dienstbetrekking<br />
Pensioengrondslag x opbouwpercentage = pensioenopbouw per jaar<br />
¤ 23.434, - x 2% = ¤ 469, -<br />
3.2 Arbeidsongeschiktheidspensioen<br />
Voor zover het pensioengevende salaris hoger is dan de wia-uitkeringsgrens, heeft u recht<br />
op arbeidsongeschiktheidspensioen gedurende de uitkeringsperiode van de wia, uiterlijk tot<br />
de pensioeningangsdatum. <strong>De</strong> maximale hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen is<br />
70% van het deel van het pensioengevende salaris boven de wia-uitkeringsgrens.<br />
<strong>De</strong> wia-uitkeringsgrens bedraagt voor 2006 ¤ 43.800,-. <strong>De</strong> maximale wia-uitkering bedraagt<br />
70% van dit bedrag (¤ 30.660,-).<br />
Voorbeeld<br />
Pensioengevend jaarsalaris ¤ 45.000, -<br />
wia-uitkeringsgrens -/- ¤ 43.800, -<br />
Verschil ¤ 1.200, -<br />
Maximaal arbeidsongeschiktheidspensioen (70%) ¤ 840, -<br />
<strong>De</strong> hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen is vervolgens afhankelijk van het voor<br />
u geldende arbeidsongeschiktheidspercentage, vastgesteld door het uwv. Daarom wordt het<br />
pensioen vastgesteld op basis van onderstaande tabel.
Percentage Percentage van het arbeidsongeschiktheidsarbeidsongeschiktheid<br />
pensioen bij arbeidsongeschiktheid<br />
80% of meer 100%<br />
65% tot 80% 72,5%<br />
55% tot 65% 60%<br />
45% tot 55% 50%<br />
35% tot 45% 40%<br />
minder dan 35% 0%<br />
Voorbeeld bij 70% arbeidsongeschiktheid<br />
Maximaal x uitkeringspercentage = arbeidsongeschiktheidsarbeidsongeschiktheidspensioen<br />
pensioen<br />
¤ 840, - x 72,5% = ¤ 609,-<br />
3.3 Partnerpensioen voor deelnemers<br />
In de pensioenregeling is ook een partnerpensioen opgenomen. Dit zorgt ervoor dat uw partner<br />
financieel verzorgd achterblijft als u komt te overlijden. Het partnerpensioen gaat in op de eerste<br />
dag van de maand volgend op de maand waarin u overlijdt en bedraagt 70% van het opgebouwde<br />
ouderdomspensioen. Als u voor de pensioeningangsdatum overlijdt, ontvangt uw partner een<br />
partnerpensioen van 70% van het ouderdomspensioen dat u op basis van uw laatst vastgestelde<br />
pensioengrondslag had kunnen bereiken als u tot de leeftijd van 65 jaar in dienst was gebleven.<br />
Het partnerpensioen wordt toegekend aan de gehuwde partner, de bij de burgerlijke stand<br />
geregistreerde partner of de partner met wie u ongehuwd samenwoont en die voldoet aan de<br />
in het pensioenreglement gestelde voorwaarden.<br />
3.4 Wezenpensioen voor deelnemers<br />
In de pensioenregeling is ook een wezenpensioen opgenomen. Als u overlijdt, ontvangen uw<br />
kinderen een wezenpensioen. Dit wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend<br />
op de maand waarin u overlijdt en bedraagt ...% van het opgebouwde ouderdomspensioen.<br />
Als u vóór de pensioeningangsdatum overlijdt, bedraagt het wezenpensioen ...% van het<br />
ouderdomspensioen dat u op basis van uw laatst vastgestelde pensioengrondslag had kunnen<br />
bereiken als u tot de pensioenrichtdatum in dienst was gebleven.<br />
3.5 Partner- ,wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen voor aspirant-deelnemers<br />
Werknemers die de leeftijd van 21 nog niet hebben bereikt zijn aspirant-deelnemer. Aspirantdeelnemers<br />
hebben aanspraak op partner- en wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen<br />
alsof zij al deelnemen in de pensioenregeling.
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
3.6 Pensioenaanspraken na beëindiging deelnemerschap<br />
Na het einde van uw deelnemerschap in de pensioenregeling (anders dan door pensionering),<br />
behoudt u aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen (ook wel premievrije aanspraken<br />
genoemd). <strong>De</strong> hoogte van deze aanspraken is gelijk aan de aanspraken die u tot dat<br />
moment opgebouwd heeft. U ontvangt er een opgave van.<br />
Een nog niet ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen vervalt na beëindiging van het deelnemerschap.<br />
4 Keuzemogelijkheden<br />
In de pensioenregeling is een aantal keuzemogelijkheden opgenomen. Het gebruik maken<br />
van deze keuzemogelijkheden is overigens niet noodzakelijk. Als u hiervan geen gebruik<br />
maakt, gelden de standaardbepalingen uit het pensioenreglement.<br />
<strong>De</strong> keuzemogelijkheden betekenen dat de hoogte van uw ouderdomspensioen wijzigt. <strong>De</strong><br />
gevolgen van de keuzemogelijkheden voor uw ouderdomspensioen kunt u berekenen met<br />
behulp van factoren die opgenomen zijn in de bijlage bij het pensioenreglement.<br />
4.1 Vervroegde pensionering<br />
Voor het ouderdomspensioen geldt een pensioenrichtdatum van 65 jaar. U kunt het pensioenfonds<br />
verzoeken het ouderdomspensioen eerder in te laten gaan. <strong>De</strong> vroegst mogelijke<br />
datum is het moment waarop u de 60-jarige leeftijd bereikt. Bij vervroegde pensionering<br />
wordt uw ouderdomspensioen lager.<br />
<strong>De</strong> hoogte van het partnerpensioen wijzigt niet door vervroegde pensionering.<br />
4.2 <strong>De</strong>eltijdpensionering<br />
Het is mogelijk om gedeeltelijk met pensioen te gaan en gelijktijdig parttime te blijven werken.<br />
Dit heet deeltijdpensioen. <strong>De</strong> periode dat u met deeltijdpensioen gaat moet minimaal<br />
een jaar zijn. Omdat hierdoor een gedeelte van uw ouderdomspensioen eerder ingaat dan de<br />
65-jarige leeftijd, zal dit leiden tot een lager ouderdomspensioen.<br />
4.3 Omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen<br />
U kunt een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen bij pensioeningang gebruiken om<br />
een hoger partnerpensioen te verkrijgen. Na omzetting mag het verhoogde partnerpensioen<br />
niet meer dan 100% van het verlaagde ouderdomspensioen bedragen.<br />
4.4 Omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen<br />
Op het moment van ingang van het ouderdomspensioen kunt u (een deel van) het partnerpensioen<br />
gebruiken om het ouderdomspensioen te verhogen. Na omzetting houdt u geen (of<br />
een lager) partnerpensioen over.
4.5 Variatie in pensioenuitkeringen<br />
<strong>De</strong> pensioenuitkeringen kunnen gedurende een periode van vijf of tien jaar aansluitend op<br />
de pensioeningangsdatum in aanvang hoger zijn dan in de periode daarna. Het hogere pensioen<br />
staat in een vaste verhouding van 100:75 ten opzichte van het lagere pensioen.<br />
<strong>De</strong> hoogte van het partnerpensioen wijzigt niet door de variatie in hoogte van het ouderdomspensioen.<br />
5 Pensioenpremie<br />
Voorbeeld variabel tekstblok: indien geen ‘Collectief dc’ van toepassing<br />
Voor de pensioenregeling betaalt u samen met de werkgever de premie. <strong>De</strong> hoogte van uw premiebijdrage<br />
is ...% van de pensioengrondslag. <strong>De</strong> werkgever neemt de overige kosten voor zijn rekening.<br />
Uw premie voor de pensioenregeling houden wij maandelijks in op uw bruto salaris.<br />
5.1 Betalingsvoorbehoud<br />
Als het bedrijfsbelang dit noodzakelijk maakt als gevolg van ingrijpende wijziging van omstandigheden,<br />
kan de werkgeversbijdrage verminderd of zelfs helemaal gestopt worden.<br />
Als deze situatie zich voordoet zullen de pensioenaanspraken die u nog zou opbouwen<br />
aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast. U zult hiervan onmiddellijk schriftelijk<br />
op de hoogte worden gebracht. <strong>De</strong> pensioenaanspraken die u al heeft opgebouwd<br />
veranderen overigens niet. <strong>De</strong> mogelijke wijziging betreft dus alleen de in de toekomst<br />
nog op te bouwen pensioenaanspraken.<br />
Voorbeeld variabel tekstblok: indien sprake van ‘Collectief dc’/gemaximeerde premie<br />
Voor de pensioenregeling betaalt u samen met de werkgever de premie. <strong>De</strong> hoogte van uw premiebijdrage<br />
is ...% van de pensioengrondslag. <strong>De</strong> werkgever neemt de overige kosten voor zijn rekening. <strong>De</strong><br />
totale premie is echter gefixeerd/gemaximeerd op ...% van de pensioengrondslag.<br />
Uw premie voor de pensioenregeling houden wij maandelijks in op uw bruto salaris.<br />
5.1 Betalingsvoorbehoud<br />
Als het bedrijfsbelang dit noodzakelijk maakt als gevolg van ingrijpende wijziging van omstandigheden,<br />
kan de werkgeversbijdrage verminderd of zelfs helemaal gestopt worden.<br />
Als deze situatie zich voordoet zullen de pensioenaanspraken die u nog zou opbouwen<br />
aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast. U zult hiervan onmiddellijk schriftelijk<br />
op de hoogte worden gebracht. <strong>De</strong> pensioenaanspraken die u al heeft opgebouwd<br />
veranderen overigens niet. <strong>De</strong> mogelijke wijziging betreft dus alleen de in de toekomst
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
nog op te bouwen pensioenaanspraken.<br />
5.2 Vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten<br />
Als op een bepaald moment de totale premie voor de pensioenregeling voor alle (aspirant-)<br />
deelnemers hoger zou worden dan ...% van het totaal van alle pensioengrondslagen, kunnen<br />
de over de toekomst op te bouwen pensioenaanspraken verlaagd worden.<br />
Als er namelijk sprake is van onderdekking bij het pensioenfonds en het herstel van de<br />
financiële positie van het pensioenfonds blijft structureel achter bij het herstel zoals dat<br />
is vastgelegd in een plan van aanpak, kunnen de al opgebouwde pensioenaanspraken van<br />
(gewezen) deelnemers worden verlaagd. In dat geval zult u hiervan onmiddellijk schriftelijk<br />
op de hoogte worden gebracht.<br />
6 Pensioenuitkering<br />
Ieder jaar krijgt u van het pensioenfonds een overzicht van uw pensioenopbouw. In dit overzicht<br />
staat hoeveel pensioen u kunt verwachten op uw 65-jarige leeftijd en wat u tot dan toe<br />
reeds heeft opgebouwd.<br />
6.1 Uitbetaling<br />
Wanneer u met pensioen gaat, krijgt u een opgave van de hoogte van het ouderdomspensioen<br />
en van het nabestaandenpensioen. Het pensioenfonds betaalt het pensioen maandelijks aan<br />
u uit.<br />
6.2 Inhoudingen op uw pensioenuitkering<br />
Op uw pensioenuitkering moet nog loonheffing (belastingen) en een bijdrage voor de Zorgverzekeringswet<br />
(Zvw) worden ingehouden. Het pensioenfonds houdt dit al op uw pensioen<br />
in voordat het fonds het pensioen aan u uitbetaalt. U krijgt elk jaar een opgave waarop precies<br />
staat hoeveel pensioen het pensioenfonds aan u heeft uitgekeerd en wat daarop is ingehouden<br />
aan loonheffing en inkomensafhankelijke premie Zorgverzekeringswet.<br />
6.3 Voorwaardelijke toeslagverlening<br />
Er is geen recht op toekomstige indexaties. <strong>De</strong> indexatie van uw pensioenaanspraak is voorwaardelijk.<br />
Het pensioenfonds probeert uw pensioenaanspraak jaarlijks aan te passen aan<br />
de procentuele stijging van de consumenten prijsindex, zoals vastgesteld door het cbs. <strong>De</strong><br />
indexatie in een jaar wordt vastgesteld door het bestuur van het fonds. Het is niet zeker of en<br />
in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige<br />
indexaties.
7 Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid<br />
Als u als deelnemer arbeidsongeschikt raakt, heeft u vanaf het moment dat u recht heeft op<br />
een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering (wia), recht op premievrije voortzetting van<br />
uw pensioenopbouw. <strong>De</strong>ze voortzetting van pensioenopbouw vindt volledig of gedeeltelijk<br />
plaats, afhankelijk van uw arbeidsongeschiktheidspercentage (vastgesteld door het uwv). <strong>De</strong><br />
premievrije voortzetting eindigt op de pensioeningangsdatum of eerder, als u minder dan<br />
35% arbeidsongeschikt bent.<br />
<strong>De</strong> mate van voortzetting van de pensioenopbouw is daardoor afhankelijk van het voor u geldende<br />
arbeidsongeschiktheidspercentage volgens de wia. In de tabel kunt u aflezen in hoeverre<br />
de pensioenregeling wordt voortgezet.<br />
Bij een percentage Bedraagt de voortzetting<br />
arbeidsongeschiktheid van pensioenopbouw<br />
80% of meer 100%<br />
65 tot 80% 72,5%<br />
55 tot 65% 60%<br />
45 tot 55% 50%<br />
35 tot 45% 40%<br />
0 tot 35% 0%<br />
8 Pensioen en scheiding<br />
Als u gaat scheiden, heeft uw ex-partner recht op een deel van het pensioen dat u heeft opgebouwd.<br />
Dit recht kan zowel gelden voor het ouderdomspensioen als het partnerpensioen.<br />
8.1 Verevening van ouderdomspensioen<br />
<strong>De</strong>gene met wie u gehuwd bent geweest of met wie u een bij de burgerlijke stand geregistreerd<br />
partnerschap bent aangegaan, heeft recht op de helft van het ouderdomspensioen dat is opgebouwd<br />
tijdens de periode van huwelijk of geregistreerd partnerschap. Het kan overigens zijn<br />
dat u in de huwelijkse- of partnerschapvoorwaarden of in het scheidingsconvenant een andere<br />
verdeling heeft afgesproken. Het verdelen van het ouderdomspensioen noemen we verevening.<br />
Zowel u als uw ex-partner ontvangt een opgave van het ouderdomspensioen na scheiding.<br />
Overigens wordt het ouderdomspensioen ook verevend bij scheiding van tafel en bed. Er<br />
vindt geen verevening plaats bij beëindiging van het ongehuwd samenwonen.<br />
Op het moment dat uw ouderdomspensioen ingaat, krijgt uw ex-partner recht op uitbetaling<br />
van een deel van het ouderdomspensioen. Het pensioenfonds keert het pensioen rechtstreeks<br />
uit aan uw ex-partner. Na het overlijden van uw ex-partner maakt het pensioenfonds weer het<br />
hele ouderdomspensioen aan u zelf over.
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
U kunt afspreken dat u en uw ex-partner beiden een zelfstandig ouderdomspensioen krijgen.<br />
We spreken dan over conversie van het ouderdomspensioen. Daarbij zal ook het reeds opgebouwde<br />
partnerpensioen (als bedoeld onder 8.2) worden betrokken. Bij conversie gaat het verevende<br />
ouderdomspensioen in op het moment dat uw ex-partner dat wil (liggende tussen 60 en<br />
65 jaar). Als uw ex-partner overlijdt, vervalt het verevende ouderdomspensioen definitief.<br />
Mocht u eerder komen te overlijden dan uw ex-partner, dan behoudt hij het verevende ouderdomspensioen.<br />
Het partnerpensioen (zoals aangegeven onder 8.2) is reeds door conversie<br />
komen te vervallen.<br />
Een aanvraag voor verevening of conversie kunt u tot twee jaar na de scheidingsdatum bij<br />
het pensioenfonds indienen. Het formulier voor die aanvraag is verkrijgbaar bij de grotere<br />
postkantoren, Postbus 51 of via uw echtscheidingsadvocaat.<br />
8.2 Vaststelling van bijzonder partnerpensioen<br />
In geval van scheiding heeft uw ex-partner (ook) recht op het partnerpensioen dat is opgebouwd<br />
tot het moment van einde van het huwelijk, geregistreerde partnerschap of de gezamenlijke<br />
huishouding. Ook hiervan kan door u en uw ex-partner zijn afgeweken in huwelijkse-<br />
of partnerschapvoorwaarden of in het echtscheidingsconvenant. Het deel van het<br />
partnerpensioen waarop uw ex-partner recht heeft, wordt een bijzonder partnerpensioen<br />
genoemd.<br />
Ingeval u overlijdt, zal uw ex-partner derhalve het bijzonder partnerpensioen ontvangen.<br />
Mocht uw expartner eerder komen te overlijden dan u, dan komt het bijzonder partnerpensioen ten<br />
gunste van een eventuele <strong>nieuwe</strong> partner.<br />
Bij conversie van het ouderdomspensioen (zie hierover onder 8.1) wordt ook het eventuele<br />
bijzondere partnerpensioen omgezet in ouderdomspensioen ten behoeve van uw ex-partner.<br />
Het komt daarmee te vervallen.<br />
9 Vrijwillige voortzetting<br />
Binnen drie maanden na beëindiging van uw deelnemerschap in de pensioenregeling is het<br />
in bepaalde gevallen mogelijk om uw deelnemerschap gedurende maximaal drie jaar vrijwillig<br />
voort te zetten. <strong>De</strong> voorwaarden op basis waarvan dit mogelijk is kunt u nalezen in het<br />
pensioenreglement.<br />
10 Waardeoverdracht<br />
Als u een <strong>nieuwe</strong> baan heeft, dan zal dit gevolgen hebben voor uw pensioenopbouw. <strong>De</strong> opbouw<br />
bij de huidige werkgever stopt en u wordt deelnemer in de pensioenregeling van uw <strong>nieuwe</strong><br />
werkgever. U kunt ervoor kiezen om het pensioen dat u heeft opgebouwd bij uw huidige werkgever<br />
over te dragen naar de pensioenuitvoerder van de pensioenregeling van uw <strong>nieuwe</strong> werkge-
ver. U verkrijgt dan pensioenaanspraken in de <strong>nieuwe</strong> pensioenregeling. U heeft daardoor geen<br />
recht meer op pensioen van het huidige pensioenfonds. Dit noemen we waardeoverdracht.<br />
Waardeoverdracht helpt om een pensioenbreuk te beperken of te voorkomen. Pensioenuitvoerders<br />
(pensioenfondsen en pensioenverzekeraars) zijn verplicht om mee te werken aan<br />
verzoeken tot waardeoverdrachten met betrekking tot dienstbetrekkingen die zijn beëindigd<br />
op of na 8 juli 1994.<br />
10.1 Wel of geen waardeoverdracht<br />
U kunt waardeoverdracht overwegen als dit naar verwachting financieel voor u voordeliger<br />
is. Om dit te kunnen beoordelen is het relevant te weten hoe de financiële situatie van de<br />
huidige en de <strong>nieuwe</strong> pensioenuitvoerder is, evenals hoe de pensioenregeling van de <strong>nieuwe</strong><br />
werkgever luidt (vooral het type regeling en de toeslagbepaling). Voor meer informatie hierover<br />
kunt u zich wenden tot de huidige of de <strong>nieuwe</strong> pensioenuitvoerder.<br />
Een tweede voordeel van waardeoverdracht is dat uw pensioenaanspraken bij één pensioenuitvoerder<br />
worden ondergebracht. Dit is voor uzelf overzichtelijker en u krijgt te zijner tijd<br />
van een pensioenuitvoerder pensioen uitbetaald.<br />
10.2 Waardeoverdracht aanvragen<br />
Binnen zes maanden nadat u in dienst bent getreden bij uw <strong>nieuwe</strong> werkgever moet u bij<br />
uw <strong>nieuwe</strong> pensioenuitvoerder een verzoek tot waardeoverdracht indienen. Dan vraagt<br />
uw <strong>nieuwe</strong> pensioenuitvoerder een opgave op van uw pensioenaanspraken bij de oude pensioenuitvoerder.<br />
Aan de hand daarvan wordt een offerte opgesteld voor de waardeoverdracht.<br />
Als u hiermee akkoord gaat, wordt de waardeoverdracht in gang gezet.<br />
11 Informatieverplichting<br />
Om de pensioenregeling goed te kunnen uitvoeren, is het van belang dat het pensioenfonds<br />
over voldoende informatie beschikt. Om deze reden bent u verplicht om aan het pensioenfonds<br />
alle gevraagde inlichtingen te verstrekken die voor de pensioenregeling van belang<br />
zijn. Het pensioenreglement geeft aan welke inlichtingen u moet verstrekken.<br />
Ook is het van belang dat u het pensioenfonds zo spoedig mogelijk op de hoogte brengt van<br />
een (nieuw) partnerschap, ontbinding van de partnerrelatie, overlijden van uw partner en<br />
een adreswijziging. Als u een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering (wia) ontvangt,<br />
bent u verplicht het pensioenfonds onmiddellijk op de hoogte te stellen van elke wijziging in<br />
de mate van arbeidsongeschiktheid (door uwv vastgesteld).
0<br />
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
12 Recht op informatie van het pensioenfonds<br />
Het pensioenfonds verstrekt u op verzoek:<br />
- het pensioenreglement;<br />
- een jaarverslag en de jaarrekening;<br />
- de uitvoeringsovereenkomst;<br />
- relevante informatie over beleggingen;<br />
- informatie die specifiek voor u relevant is;<br />
- een opgave van de hoogte van uw opgebouwde pensioenaanspraken.<br />
Verder verstrekt het pensioenfonds u de geldende klachtenregeling.
13 Nuttige adressen<br />
Hieronder is nog een aantal nuttige adressen opgenomen.<br />
Stichting Pensioenfonds .....<br />
.....<br />
.....<br />
.....<br />
Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen<br />
Postbus 93158<br />
2509 ad <strong>De</strong>n Haag<br />
www.opf.nl<br />
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />
Postbus 90801<br />
2509 lv <strong>De</strong>n Haag<br />
070 333 44 44<br />
www.minszw.nl<br />
Sociale Verzekeringsbank<br />
Het districtskantoor is afhankelijk van uw<br />
woonplaats. U kunt dit nalezen op Internet.<br />
www.svb.org<br />
UWV<br />
(Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen)<br />
Het districtskantoor is afhankelijk van uw<br />
woonplaats. U kunt dit nalezen op Internet.<br />
0900 9294<br />
www.uwv.nl<br />
Ombudsman Pensioenen<br />
Bordewijklaan 10<br />
2591 xr <strong>De</strong>n Haag<br />
070 333 89 99<br />
www.ombudsmanpensioenen.nl<br />
1
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
14 Begrippenlijst<br />
AOW<br />
Algemene Ouderdomswet.<br />
Aspirant-deelnemer<br />
Een aspirant deelnemer is een werknemer<br />
van die jonger dan 21<br />
jaar is en een partner en/of kinderen heeft.<br />
<strong>De</strong>elnemer<br />
Een deelnemer is een werknemer van<br />
die 21 jaar of ouder is.<br />
Franchise<br />
Iedere Nederlander bouwt jaarlijks aow op.<br />
Dit wordt uitgekeerd vanaf de 65-jarige leeftijd<br />
en voorziet in een basispensioen. Over<br />
dit deel wordt geen pensioen opgebouwd,<br />
omdat dit al opgenomen is in de aow.<br />
Gewezen deelnemer<br />
Als u geen pensioen meer opbouwt bij het<br />
pensioenfonds maar nog wel pensioenaanspraken<br />
bij het pensioenfonds hebt staan<br />
dan bent u een gewezen deelnemer, ook wel<br />
slaper genoemd.<br />
Loonindex<br />
Het percentage van de algemene loonsverhogingen<br />
bij de werkgever per 1 januari van<br />
het lopende kalenderjaar.<br />
Ouderdomspensioen<br />
<strong>De</strong> uitkering die u ontvangt vanaf de pensioeningangsdatum<br />
tot het moment dat u komt<br />
te overlijden.<br />
Partner<br />
<strong>De</strong>gene met wie u gehuwd bent, bij de<br />
burgerlijke stand een geregistreerd partnerschap<br />
bent aangegaan, of degene met wie u<br />
een gezamenlijke huishouding voert zoals<br />
omschreven in het pensioenreglement.<br />
Partnerpensioen<br />
<strong>De</strong> uitkering die uw partner ontvangt na uw<br />
overlijden.<br />
Pensioenfonds<br />
Stichting Pensioenfonds Model.<br />
Pensioengrondslag<br />
Het deel van uw pensioengevend jaarsalaris<br />
waarover u pensioen opbouwt. Dit is<br />
het pensioengevende jaarsalaris min de<br />
franchise.<br />
Pensioengevend jaarsalaris<br />
Het vaste jaarsalaris plus de vakantietoeslag.<br />
Prijsindex<br />
Het percentage waarmee het consumentenprijsindexcijfer<br />
(alle huishoudens, afgeleid)<br />
over de maand oktober van het voorafgaande<br />
kalenderjaar is gestegen ten opzichte van het<br />
consumentenprijsindexcijfer (alle huishoudens,<br />
afgeleid) over de maand oktober van het<br />
daaraan voorafgaande kalenderjaar.<br />
WIA<br />
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Bijlage 3<br />
Overzicht van de door de Tweede Kamer aangenomen moties<br />
Tijdens de behandeling van de Pensioenwet (kamerstuk nummer 30 413) in de Tweede Kamer<br />
in september 2006 zijn naast een groot aantal amendementen ook verschillende moties in de<br />
behandeling ingebracht. In deze moties wordt aan de Kamer een uitspraak voorgelegd. <strong>De</strong>ze<br />
moties eindigen met een verzoek aan de Regering.<br />
Bij de stemmingen op 26 september 2006 zijn de volgende moties door de Tweede Kamer<br />
aangenomen:<br />
Nummer 68:<br />
Hierin wordt de regering verzocht om ook op het Europees niveau alles in het werk te stellen<br />
om de wezenskenmerken van het Nederlandse pensioenstelsel (collectiviteit en solidariteit)<br />
te behouden, inclusief de daarmee onlosmakelijk verbonden verplichtstelling. Tevens wordt<br />
de regering verzocht om in dat kader de bestuursstructuur tegen het licht te houden om te<br />
bezien of deze voldoende toekomstbestendig is. Tenslotte wordt de regering verzocht de Kamer<br />
uiterlijk op 1 april 2007 op de hoogte te stellen van haar bevindingen en daarbij – indien<br />
nodig – concrete voorstellen te doen voor mogelijke verbeteringen.<br />
Nummer 69:<br />
Hierin wordt de regering verzocht bij de behandeling van de begroting 2007 van het ministerie<br />
van szw een uitgewerkt plan aan de Kamer voor te leggen teneinde aan een bepaalde categorie<br />
mensen van 65 jaar of ouder die zijn gescheiden voor 1981 een eenmalige uitkering te<br />
verstrekken omdat zij geen beroep kunnen doen op een andere voorziening.<br />
Nummer 73:<br />
Hierin wordt de regering verzocht in overleg te treden met de sociale partners en met hen<br />
afspraken te maken over hoe in de pensioensfeer een fatsoenlijke dekking kan worden bereikt<br />
terzake van het arbeidsongeschiktheidsrisico en van het overlijdensrisico, waarbij de<br />
Kamer aangeeft dat daarbij een uniforme dekking op kapitaalsbasis wenselijk is. <strong>De</strong> Kamer<br />
verzoekt voorts om het resultaat van dit overleg in januari 2008 aan haar voor te leggen.
<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />
Nummer 74:<br />
Hierin wordt de regering verzocht om te bewerkstelligen dat de Europese Unie niet overgaat<br />
tot een communautair geregelde opzet van de overdraagbaarheid van aanvullende pensioenen<br />
binnen de Unie (de z.g. portabilityrichtlijn).<br />
Nummer 76:<br />
Hierin wordt de regering verzocht te bevorderen, dat (bij voorkeur door de ser) een maatschappelijk<br />
debat wordt georganiseerd over de toekomst van met name het tweedepijlerpensioen<br />
en over de uitvoering van pensioenregelingen. Het is de bedoeling bij dat debat alle<br />
relevante maatschappelijke groepen en organisaties, zowel nationaal als internationaal, alsmede<br />
de wetenschap te betrekken. Voorts verzoekt de Kamer de regering om haar uiterlijk<br />
eind 2007 over de uitkomst daarvan te informeren, alsmede over de beleidsmatige conclusies<br />
die de regering daaraan verbindt.<br />
Nummer 78:<br />
Hierin wordt de regering verzocht om uiterlijk 1 april 2007 voorstellen te doen ter zake van<br />
een verruiming van de mogelijkheden voor pensioenopbouw door zelfstandigen binnen de<br />
tweede pijler en daarbij tevens de (wettelijke) mogelijkheid te betrekken van een (open) pensioenfonds<br />
voor zelfstandigen.<br />
Nummer 79:<br />
Hierin wordt de regering verzocht, gelet op het feit dat in de Pensioenwet sprake is van twee<br />
toezichthouders (dnb en afm), in de departementale jaarverslagen van de ministeries van<br />
Financiën en van szw o.a. het volgende op te nemen:<br />
- de beleidsdoelen, de toezichtstaak en de geleverde prestaties door de toezichthouders;<br />
- de kosten van de toezichthouders;<br />
- het aantal formatieplaatsen;<br />
- de kosten en bedragen die worden doorberekend aan de onder toezicht gestelden.<br />
Nummer 80:<br />
Hierin wordt de regering verzocht om twee jaar na de inwerkingtreding van de Pensioenwet<br />
het “dubbel” toezicht te laten evalueren door een onafhankelijke commissie.<br />
Nummer 81:<br />
Hierin wordt de regering verzocht om zogenaamde emeritaatsfondsen die niet onder de oude<br />
psw vielen maar wel onder de werkingssfeer van de <strong>nieuwe</strong> Pensioenwet gaan vallen een<br />
royale overgangstermijn te gunnen, zodat voor elk fonds een maatwerkoplossing kan worden<br />
gevonden.