04.05.2013 Views

De nieuwe pensioenwet - Vno Ncw

De nieuwe pensioenwet - Vno Ncw

De nieuwe pensioenwet - Vno Ncw

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

VNO-NCW<br />

Postbus 93002, 2509 aa <strong>De</strong>n Haag<br />

Telefoon 070 349 03 49<br />

Fax 070 349 03 00<br />

Ledennummer 070 349 03 66<br />

(telefonische vraagbaak voor leden)<br />

Internet http://www.vno-ncw.nl<br />

Werkgeversvereniging AWVN<br />

Postbus 568, 2003 rn Haarlem<br />

Telefoon 023 510 11 05<br />

Fax 023 510 11 00<br />

Internet http://www.awvn.nl<br />

Praktijkwijzer van vnO-nCw/awvn<br />

<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong><br />

<strong>pensioenwet</strong><br />

Wat werkgevers moeten weten


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong><br />

<strong>pensioenwet</strong><br />

Wat werkgevers moeten weten


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

VNO-NCW<br />

vno-ncw is de grootste centrale ondernemingsorganisatie van Nederland. Zij behartigt de<br />

gemeenschappelijke belangen van 175 brancheverenigingen met hun ruim 115.000 aangesloten<br />

ondernemingen. <strong>De</strong> vijf bij vno-ncw aangesloten regionale werkgeversverenigingen<br />

en Jong Management vertegenwoordigen 8.500 persoonlijke leden.<br />

vno-ncw representeert 90 procent van de werkgelegenheid in de marktsector.<br />

Werkgeversvereniging AWVN<br />

awvn behartigt de belangen van en adviseert werkgevers in de marktsector op sociaaleconomisch<br />

gebied. Namens 850 leden-ondernemingen en 65 bedrijfstakorganisaties is<br />

awvn betrokken bij de totstandkoming van 500 cao’s in de industrie, commerciële dienstverlening,<br />

handel en not-for-profitsector.<br />

© vno-ncw, awvn<br />

Oktober 2006<br />

ISBN-10: 90-5771-123-0<br />

ISBN-13: 978-90-5771-123-7<br />

Hoewel bij de samenstelling van deze brochure grote zorgvuldigheid is betracht, kunnen de<br />

samenstellers geen aansprakelijkheid aanvaarden voor schade, van welke aard ook, die het<br />

directe of indirecte gevolg is van handelingen en/of beslissingen die (mede) gebaseerd zijn<br />

op de informatie in deze brochure.


Inhoud<br />

1. Inleiding 5<br />

2. Werkingssfeer 7<br />

3. <strong>De</strong> pensioenovereenkomst 13<br />

4. <strong>De</strong> uitvoeringsovereenkomst 23<br />

5. <strong>De</strong> pensioenuitvoerder 27<br />

6. Medezeggenschap en Goed Pensioenfondsbestuur 33<br />

7. Financieel Toetsingskader (FTk) 39<br />

8. Informatieverplichtingen 43<br />

9. Toezicht en toezichthouder(s) 49<br />

10. Overgangsrecht 51<br />

11. Praktische gevolgen voor de werkgever 53<br />

12. Pensioenfonds of verzekeraar: Belangrijke verschillen voor de werkgever 55<br />

Bijlage 1 Voorbeeld Startbrief 57<br />

Bijlage 2 Voorbeeld populaire versie van een pensioenregeling 58<br />

Bijlage 3 Overzicht van de door de Tweede kamer aangenomen moties 73


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn


1 Inleiding<br />

<strong>De</strong> oude Pensioen- en Spaarfondsenwet wordt vervangen door een <strong>nieuwe</strong> Pensioenwet. Het<br />

is de bedoeling dat deze <strong>nieuwe</strong> wet gefaseerd wordt ingevoerd vanaf 1 januari 2007. <strong>De</strong>ze<br />

brochure biedt u een overzicht van de belangrijkste wijzigingen die de Pensioenwet met zich<br />

meebrengt. Daarbij zullen met name die onderwerpen de aandacht krijgen die de verantwoordelijkheid<br />

van de werkgever raken.<br />

<strong>De</strong> oude Pensioen- en Spaarfondsenwet (psw) is in 1952 in werking getreden. Sinds die tijd is<br />

de Nederlandse samenleving fors veranderd. <strong>De</strong> psw is herhaaldelijk gewijzigd om de wetgeving<br />

aan te laten sluiten op de veranderende samenleving. Zo bestaat er inmiddels recht op<br />

waardeoverdracht bij verandering van werkgever, er is recht op uitruil van partnerpensioen<br />

in ouderdompensioen en er zijn bepalingen in de psw opgenomen die gelijke behandeling<br />

voorschrijven.<br />

<strong>De</strong> Pensioen- en Spaarfondsenwet was door al deze wijzigingen minder overzichtelijk geworden.<br />

Een grondige herziening en modernisering werd daarom noodzakelijk geacht.<br />

Sommige onderwerpen zijn daarbij simpelweg overgeheveld van de psw naar de <strong>nieuwe</strong><br />

Pensioenwet (pw). Zo blijven sociale partners verantwoordelijk voor de inhoud van de pensioenregeling.<br />

Andere onderwerpen komen niet meer terug in de pw, zoals de directeur-<br />

grootaandeelhouder (dga). Sommige zaken zijn nieuw ten opzichte van de oude Pensioen- en<br />

Spaarfondsenwet. <strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> Pensioenwet schrijft voor dat een pensioenregeling geen toetredingsleeftijd<br />

mag kennen die hoger is dan 21 jaar. In samenhang hiermee krijgen pensioenuitvoerders<br />

het recht om twee jaar na beëindiging van de deelneming pensioenaanspraken<br />

die een bepaalde grens niet overschrijden, af te kopen. Verder worden de voorlichtingseisen<br />

ten aanzien van gewezen deelnemers, vrijwillige pensioenregelingen en het toeslagbeleid,<br />

aangescherpt. Het Financieel Toetsingskader, waarin de financiële normen staan waaraan een<br />

pensioenfonds zich dient te houden, is opgenomen in de Pensioenwet. Ook zijn de afspraken<br />

die sociale partners en het Coµrdinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (cso)<br />

hebben gemaakt ten aanzien van medezeggenschap verankerd in de Pensioenwet. Bovendien<br />

is de verplichting tot naleving van principes voor goed pensioenfondsbestuur (‘pension fund<br />

governance’) in de Pensioenwet opgenomen.<br />

<strong>De</strong> Pensioenwet is op 26 november j.l. met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen.<br />

Mede op grond hiervan mag worden verwacht dat de Eerste Kamer de Wet tijdig


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

voor 1 januari 2007 zal afhandelen, zodat de Pensioenwet vanaf 1 januari 2007 gefaseerd kan<br />

worden ingevoerd, te beginnen met de bepalingen die betrekking hebben op het Financieel<br />

Toetsingskader (ftk), de medezeggenschap van gepensioneerden en Pension Fund Governance.<br />

<strong>De</strong> inwerkingtreding van de Pensioenwet is overigens nader geregeld in een afzonderlijke<br />

Invoeringwet, die thans bij de Tweede Kamer in behandeling is. Er wordt vanuit gegaan dat<br />

ook die wet ruim voor 1 januari 2007 in het Staatsblad zal worden gepubliceerd.


2 Werkingssfeer<br />

2.1 <strong>De</strong>finitie van pensioen<br />

Het begrip pensioen wordt in de Pensioenwet gedefinieerd als de opsomming van pensioensoorten:<br />

ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen (partner- en wezenpensioen) en arbeidsongeschiktheidspensioen.<br />

<strong>De</strong> elementen die essentieel zijn om te kunnen spreken van<br />

pensioen in de zin van de Pensioenwet zijn:<br />

• de koppeling aan de arbeidsrelatie<br />

• het geldelijk vastgesteld zijn van de uitkering<br />

• een uitkering ter zake van ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid die persoonsgebonden<br />

is.<br />

Als één van de drie genoemde elementen ontbreekt, is er geen sprake van pensioen in de zin<br />

van de Pensioenwet.<br />

Hierna worden de drie elementen nader uitgewerkt.<br />

koppeling aan de arbeidsrelatie<br />

Met pensioen in de zin van de Pensioenwet wordt gedoeld op de arbeidsvoorwaarde pensioen,<br />

zoals werkgever en werknemer die overeenkomen in het kader van de arbeidsovereenkomst.<br />

Een uitkering op grond van de aow en een lijfrenteverzekering zijn bijvoorbeeld geen pensioen<br />

in de zin van de Pensioenwet. <strong>De</strong>ze vormen van oudedagsvoorziening zijn niet afhankelijk<br />

van een werkgever-werknemer-relatie. Iedereen die rechtmatig in Nederland woont,<br />

is in beginsel verzekerd voor de aow. Een lijfrente is een individueel verzekeringsproduct,<br />

waarmee een persoon kan besluiten een oudedagsvoorziening op te bouwen, ongeacht of hij<br />

werknemer is of niet. Als het in deze brochure over pensioen gaat, dan hebben we het over de<br />

pensioenregeling zoals die is overeengekomen tussen werkgever en werknemer in het kader<br />

van de arbeidsovereenkomst.<br />

Geldelijk vastgestelde uitkering<br />

Er is alleen sprake van pensioen in de zin van de Pensioenwet indien het een uitkering in<br />

geld betreft ter zake van ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid. Overeenkomsten<br />

die leiden tot een uitkering in beleggingseenheden of daarop zijn gebaseerd vallen niet onder<br />

de Pensioenwet. <strong>De</strong>ze overeenkomsten kennen een zo grote onzekerheid wat betreft de


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

hoogte van de uitkering op de pensioendatum, dat ze niet worden beschouwd als pensioenovereenkomst.<br />

Let op, hiermee bedoelen we niet de beschikbare premieregeling waarbij een<br />

bepaalde premie wordt toegezegd die wordt belegd, al dan niet met keuzemogelijkheden ten<br />

aanzien van de belegging. In dat geval wordt op de pensioendatum een uitkering in euro’s<br />

aangekocht. <strong>De</strong> beschikbare premieregeling valt wel onder de Pensioenwet.<br />

P.M.: het begrip “pensioenovereenkomst” wordt nader uitgewerkt in hoofdstuk 2.<br />

Ook indien de werkgever met zijn werknemer een oudedagsvoorziening in natura overeenkomt,<br />

bijvoorbeeld een woning, is er geen sprake van pensioen in de zin van de Pensioenwet.<br />

Dit is in lijn met de uitvoeringspraktijk van de oude Pensioen- en Spaarfondsenwet.<br />

Ouderdomspensioen<br />

Het ouderdomspensioen moet levenslang zijn. Het ouderdomspensioen moet derhalve<br />

voortduren totdat de gepensioneerde overlijdt. Er mag dus geen tijdelijk pensioen of een eenmalig<br />

pensioen worden overeengekomen. Een tijdelijk ouderdomspensioen is alleen toegestaan<br />

voor zover het gevolgd wordt door een uitkering op grond van de aow of een levenslang<br />

ouderdomspensioen. Een zogenaamde hoog-laag constructie waarbij de pensioenuitkering<br />

in de eerste jaren hoger is dan in latere jaren is wel mogelijk. <strong>De</strong> vaststelling van de uitkering<br />

dient in euro’s plaats te vinden.<br />

VUT-regelingen en Levensloopregelingen<br />

vut-regelingen vallen niet onder de Pensioenwet indien zij de volgende drie kenmerken<br />

hebben:<br />

• de uitkering eindigt uiterlijk bij het bereiken van de ingangsdatum van de aow-uitkering<br />

of bij het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen<br />

• het gaat om een regeling die maximaal 5 jaar geldig is<br />

• er bestaat alleen aanspraak op een uitkering voor degenen die tijdens de looptijd van de<br />

regeling een bepaalde leeftijd hebben bereikt<br />

Indien vut-regelingen niet voldoen aan bovengenoemde omschrijving, dan worden deze<br />

beschouwd als pensioen in de zin van de Pensioenwet. Ook de psw was op vut-regelingen<br />

niet van toepassing, alleen was het hierin niet expliciet bepaald.<br />

Bovenstaande geldt alleen voor <strong>nieuwe</strong> vut-regelingen die, ondanks de fiscale ontmoediging,<br />

na de invoering van de Pensioenwet worden ingevoerd. Op de datum van invoering<br />

van de Pensioenwet reeds bestaande vut-regelingen hoeven niet te worden gewijzigd indien<br />

zij niet voldoen aan bovenstaande vut-definitie. <strong>De</strong>ze regelingen worden gelijkgesteld<br />

met vut-regelingen op grond van de Pensioenwet.


Een uitkering in het kader van de levensloopregeling is ook geen pensioen, ook niet als<br />

de werknemer ervoor kiest het tegoed direct voorafgaand aan pensionering op te nemen.<br />

Belangrijkste reden hiervoor is dat het sparen in de levensloopregeling een individueel<br />

wettelijk recht is van de werknemer (geen solidariteit) en geen arbeidsvoorwaarde die tot<br />

stand komt tussen werkgever en werknemer.<br />

Toetredingsleeftijd uiterlijk op 21 jaar<br />

In de psw was de leeftijd waarop werknemers met het verwerven van pensioenaanspraken<br />

begonnen vrij. <strong>De</strong>ze leeftijd werd nader door sociale partners ingevuld in de pensioenregeling.<br />

In de Pensioenwet is bepaald dat uiterlijk vanaf 21 jaar begonnen wordt met verwerving<br />

van pensioenaanspraken. Eerder mag altijd, maar later is niet meer toegestaan.<br />

<strong>De</strong> wetgever heeft een overgangstermijn gegeven van één jaar. Per 1 januari 2008 moeten<br />

alle pensioenregelingen zijn aangepast in die zin dat de toetredingsleeftijd niet later mag<br />

liggen dan de 21-jarige leeftijd. Er is uitdrukkelijk bepaald dat deze bepaling geen terugwerkende<br />

kracht heeft. Dit betekent dat een werknemer die op 1 januari 2008 24 jaar is,<br />

niet alsnog met terugwerkende kracht drie opbouwjaren krijgt.<br />

Met een toetredingsleeftijd van 21 jaar sluit de Nederlandse wetgeving aan bij de leeftijd<br />

die wordt gehanteerd in de ontwerprichtlijn van de Europese Unie inzake grensoverschrijdende<br />

waardeoverdracht (“portability”).<br />

Nabestaandenpensioen<br />

Onder het begrip nabestaandenpensioen wordt zowel het pensioen voor de achtergebleven<br />

partner verstaan (het partnerpensioen) als het pensioen voor het achtergebleven kind van<br />

de deelnemer (het wezenpensioen). In de Pensioenwet worden nadere eisen gesteld aan het<br />

partnerpensioen. Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een nabestaandenpensioen<br />

voor een partner (niet zijnde echtgenoot of geregistreerde partner) dan moet dit nabestaandenpensioen<br />

wat betreft rechten en plichten hetzelfde zijn als het nabestaandenpensioen<br />

voor een gehuwde of geregistreerde partner. Een pensioenovereenkomst hoeft niet te voorzien<br />

in een nabestaandenpensioen voor een partner, ook niet indien er wel een nabestaandenpensioen<br />

is voor gehuwden en geregistreerde partners. Gehuwden en geregistreerde<br />

partners zijn volgens de wet gelijk gesteld. Dit betekent dat zij dezelfde rechten en plichten<br />

hebben. Samenwonenden (ook samenwonenden met een notarieel samenlevingscontract)<br />

mogen dus worden uitgesloten voor de toezegging van het nabestaandenpensioen. Echter als<br />

de toezegging wordt gedaan, moet deze identiek zijn aan de toezegging van nabestaandenpensioen<br />

voor een gehuwde of geregistreerd partner.<br />

Indien er een nabestaandenpensioen op risicobasis is, dan behoudt de deelnemer, die na de<br />

beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet,<br />

gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen ten


10<br />

<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

behoeve van zijn partner. Tijdens periodes van onbetaald verlof, tot een maximum van 18<br />

maanden, wordt de dekking van het nabestaandenpensioen voortgezet. <strong>De</strong>ze op zich nogal<br />

onduidelijke bepaling is door de Tweede Kamer bij amendement aan artikel 50 van de Pensioenwet<br />

toegevoegd. Aan het ministerie is gevraagd dit punt te verduidelijken.<br />

Aan de wet is door de Tweede Kamer voorts bij amendement een nieuw artikel 50a toegevoegd,<br />

waarin is bepaald, dat de dekking voor nabestaandenpensioen gedurende ten hoogste<br />

18 maanden doorloopt tijdens perioden van onbetaald verlof. In die situaties loopt ook het<br />

dienstverband veelal gewoon door.<br />

Recht op uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen<br />

<strong>De</strong> psw kende reeds het recht op uitruil van partnerpensioen in een hoger of eerder ingaand<br />

ouderdomspensioen. <strong>De</strong> Pensioenwet introduceert daarnaast een recht op uitruil<br />

van (een deel van het) ouderdomspensioen in partnerpensioen. <strong>De</strong>ze bepaling schept de<br />

mogelijkheid om een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in partnerpensioen,<br />

zodat de partner verzekerd is van een partnerpensioen in het geval de deelnemer komt te<br />

overlijden.<br />

Dit uitruilrecht is vooral van belang voor deelnemers in pensioenregelingen zonder partnerpensioen<br />

of een klein partnerpensioen dan wel pensioenregelingen met een partnerpensioen<br />

op risicobasis, dat slechts loopt tot de pensioendatum. Er is minimaal één moment,<br />

veelal het moment waarop het ouderdomspensioen ingaat, waarop de deelnemer<br />

de keuze kan maken om een deel van zijn ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen.<br />

Indien de (gewezen) deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde<br />

termijn reageert op de uitruilmogelijkheid geboden op het moment waarop het<br />

ouderdomspensioen ingaat, gaat de pensioenuitvoerder over tot uitruil van ouderdomspensioen<br />

in nabestaandenpensioen indien:<br />

• <strong>De</strong> pensioenovereenkomst niet voorziet in een nabestaandenpensioen vanaf de datum<br />

waarop het ouderdomspensioen ingaat<br />

en<br />

• <strong>De</strong> (gewezen) deelnemer gehuwd is of een geregistreerde partner heeft<br />

Gaarne extra aandacht voor dit punt dat door de Tweede Kamer bij amendement aan artikel<br />

55 van de wet is toegevoegd. Het simpele feit dat de deelnemer niet binnen de termijn<br />

reageert dwingt de uitvoerder om – indien aan de voorwaarden is voldaan – tot verplichte<br />

uitruil over te gaan, ook als de deelnemer dat eigenlijk liever niet wil.<br />

Van belang is nog om te vermelden dat voor de uitruil van Nabestaandenpensioen in Ouderdomspensioen<br />

de schriftelijke instemming van de partner is vereist. Dit is niet het geval<br />

bij uitruil van Ouderdomspensioen in Nabestaandenpensioen, tenzij de Wet Verevening<br />

pensioenrechten bij scheiding op dit punt beperkende regels stelt.<br />

Arbeidsongeschiktheidspensioen<br />

Er is eerst sprake van een arbeidsongeschiktheidspensioen indien het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen<br />

ontstaat na afloop van:


a. de wettelijk verplichte loondoorbetaling bij ziekte (104 weken)<br />

b. de Ziektewetuitkering voor vrouwen in geval van bevallingsverlof en uitzendkrachten.<br />

Bij pensioen gaat het namelijk altijd om uitkeringen met een meer structureel karakter. Een<br />

arbeidsongeschiktheidspensioen dekt in bepaalde mate de risico’s van arbeidsongeschiktheid<br />

door te voorzien in een uitkering. Daarnaast bestaat de mogelijkheid van het (gedeeltelijk)<br />

premievrij voortzetten van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. In de startbrief<br />

(zie hoofdstuk 3.5) moet worden aangegeven wat de gevolgen zijn voor pensioenopbouw bij<br />

arbeidsongeschiktheid. Daarbij wordt vermeld of een deelnemer zich moet melden bij een<br />

pensioenuitvoerder. Als de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid niet collectief is geregeld,<br />

kan de deelnemer op grond van die informatie besluiten dit risico voor eigen rekening<br />

zelf te verzekeren bij een particuliere verzekeraar.<br />

Toeslag is pensioen<br />

Elke afspraak in de pensioenovereenkomst over een toeslag, al dan niet voorwaardelijk<br />

overeengekomen, valt onder het begrip pensioen. Voorwaardelijke toeslagverlening leidt<br />

op het moment van daadwerkelijke toekenning tot een geldelijk, vastgestelde uitkering<br />

en voldoet hiermee aan de definitie van ouderdomspensioen. Vanaf dat moment wordt de<br />

toeslag onderdeel van de pensioenaanspraak en krijgt het derhalve een onvoorwaardelijk<br />

karakter. Bij een onvoorwaardelijke toeslag, is de toeslag op het moment van opbouwen al<br />

onderdeel van de pensioenaanspraak.<br />

Het gevolg van het feit dat toeslagen pensioen zijn in de zin van de Pensioenwet is, dat de<br />

financiering van de toeslagen buiten de onderneming, bij een pensioenuitvoerder, moet<br />

zijn ondergebracht. Hieruit vloeit voort dat toeslagfondsen die niet zijn ondergebracht bij<br />

een pensioenuitvoerder, niet langer zijn toegestaan.<br />

2.2 Op wie is de wet van toepassing?<br />

Personele reikwijdte<br />

<strong>De</strong> <strong>pensioenwet</strong> is van toepassing op werkgevers en werknemers. Werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers<br />

in de bedrijfstak kunnen afspreken dat naast werknemers ook andere<br />

personen onder de werkingssfeer vallen. Hierbij kan het onder andere gaan om zelfstandigen.<br />

<strong>De</strong>ze personen vallen vervolgens ook onder de Pensioenwet.<br />

<strong>De</strong> directeur-grootaandeelhouder (DGA)<br />

In tegenstelling tot de psw valt de directeur-grootaandeelhouder niet onder de reikwijdte<br />

van de Pensioenwet.<br />

Evenals onder de oude psw wordt onder een dga verstaan:<br />

• Persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste<br />

kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen<br />

11


1<br />

<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

• Indirect persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste<br />

kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen<br />

• Houder van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor<br />

waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd<br />

is, welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap<br />

vertegenwoordigen<br />

<strong>De</strong> belangrijkste reden voor de wetgever om de dga niet onder de Pensioenwet te brengen, is<br />

dat een dga de feitelijke macht heeft in de onderneming en als eigenaar beschouwd kan worden.<br />

<strong>De</strong> dga heeft de bescherming van de Pensioenwet niet nodig. <strong>De</strong> Wet Verevening Pensioenrechten<br />

bij Scheiding blijft wel van toepassing op de dga. <strong>De</strong> bestaande mogelijkheden<br />

voor fiscaal gefacilieerde pensioenopbouw voor een dga als zodanig blijven wel gehandhaafd.<br />

Er geldt een overgangsbepaling voor dga’s die reeds bij invoering van de Pensioenwet dga<br />

zijn en hun pensioenaanspraken hebben ondergebracht of alsnog willen onderbrengen bij<br />

een pensioenuitvoerder. Bestaande dga’s krijgen een jaar de tijd om een keuze te maken of<br />

zij hun pensioen ofwel laten meelopen in de pensioenregeling van hun werkgever, ofwel<br />

in eigen beheer houden, dan wel zelf een pensioen regelen bij een bank of verzekeraar.<br />

Daarna is er geen mogelijkheid meer om te switchen van deelnemen in de pensioenregeling<br />

van de werkgever, naar eigen beheer of zelf onderbrengen en andersom.<br />

ZZP’ers:<br />

Voor zzp’ers (Zelfstandigen Zonder Personeel) zijn de mogelijkheden voor pensioenopbouw<br />

in de Pensioenwet daarentegen verruimd. Bij amendering heeft de Tweede Kamer<br />

aan artikel 49 toegevoegd, dat een gewezen deelnemer die aansluitend aan de beëindiging<br />

van de dienstbetrekking winst uit onderneming gaat genieten als bedoeld in artikel 3.8<br />

van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001, nog 10 jaar de pensioenopbouw in de oude<br />

regeling op vrijwillige basis kan voortzetten.<br />

Territoriale reikwijdte<br />

Het Europees Verdrag over verbintenissen uit overeenkomst (het evo) bepaalt dat een werknemer<br />

die in Nederland werkt, ongeacht nationaliteit van de werknemer, ongeacht in welk<br />

land hij woont en ongeacht de vestigingsplaats van de werkgever, onder de beschermende<br />

werking van de Pensioenwet valt. Met andere woorden: het werklandbeginsel is van toepassing.<br />

Ook als een werknemer die gewoonlijk in Nederland werkt, tijdelijk in het buitenland werkt,<br />

blijft de Pensioenwet op hem van toepassing.<br />

Het begrip tijdelijk is (nog) niet in het evo uitgewerkt. In Nederland (ook in fiscale regelgeving)<br />

wordt er vanuit gegaan dat het gaat om een periode van 5 jaar.


3 <strong>De</strong> Pensioenovereenkomst<br />

Er bestaat geen pensioenplicht in Nederland. In beginsel zijn werkgever en werknemer vrij<br />

om al dan niet afspraken te maken over pensioen. Als er een afspraak tot stand komt dan is er<br />

volgens de Pensioenwet sprake van een pensioenovereenkomst.<br />

3.1 Pensioenovereenkomst in plaats van pensioentoezegging<br />

<strong>De</strong> Pensioenwet introduceert een nieuw begrip: de pensioenovereenkomst. Het begrip ‘pensioenovereenkomst’<br />

vervangt het in de psw gehanteerde begrip ‘pensioentoezegging’. <strong>De</strong> wetgever<br />

heeft geen inhoudelijke wijziging ten opzichte van de psw beoogd met de introductie<br />

van het begrip pensioenovereenkomst in plaats van pensioentoezegging. <strong>De</strong> term pensioenovereenkomst<br />

verdient volgens de wetgever de voorkeur omdat deze beter uitdrukt dat pensioen<br />

een arbeidsvoorwaarde is die werkgever en werknemer samen overeenkomen. Voor<br />

de totstandkoming van de pensioenovereenkomst is aanvaarding van de kant van de werknemer<br />

vereist. Hier is geen verschil met het begrip pensioentoezegging. <strong>De</strong> pensioenovereenkomst<br />

is vormvrij en kan mondeling of schriftelijk tot stand komen. <strong>De</strong> aanvaarding kan<br />

blijken uit een of meer gedragingen, bijvoorbeeld uit het feit dat de werknemer accepteert dat<br />

op zijn loon pensioenpremies worden ingehouden. Om misverstanden te voorkomen, raden<br />

wij werkgevers aan om de aanvaarding van het aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst<br />

door werknemers schriftelijk te laten geschieden. In de meeste gevallen gebeurt dit<br />

al door een verwijzing in de arbeidsovereenkomst naar de van toepassing zijnde pensioenregeling.<br />

Dit is in beginsel voldoende om een pensioenovereenkomst tot stand te brengen.<br />

<strong>De</strong> werkgever moet zich daarnaast houden aan de voorschriften omtrent informatie over de<br />

pensioenregeling die aan de werknemer moet worden verstrekt (zie hoofdstuk 8).<br />

Beperking handelingsvrijheid werkgever<br />

Ondanks dat we in Nederland geen pensioenplicht kennen, is een werkgever niet altijd<br />

vrij in zijn handelen bij het sluiten van een pensioenovereenkomst. Hij kan op verschillende<br />

manieren gebonden zijn, waarbij de volgende situaties zich kunnen voordoen:<br />

• Voor het introduceren, wijzigen of beëindigen van de pensioenregeling kan instemming<br />

van de Ondernemingsraad vereist zijn<br />

• Het is mogelijk dat onderhandelen met de vakbonden over de pensioenregeling noodzakelijk<br />

is<br />

1


1<br />

<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

• <strong>De</strong> werkgever, partij bij de cao, moet de pensioenregeling zoals overeengekomen met<br />

de bonden aanbieden aan alle werknemers<br />

• <strong>De</strong> werkgever is lid van een werkgeversvereniging, die met vakbonden een bedrijfstakpensioenregeling<br />

is overeengekomen. In dat geval moet de werkgever deze bedrijfstakpensioenregeling<br />

aanbieden aan alle werknemers<br />

• Voor de werkgever geldt een verplicht gestelde bedrijfstakpensioenregeling. Werkgevers<br />

en werknemers in de betreffende bedrijfstak zijn verplicht aan deze pensioenregeling<br />

deel te nemen<br />

• Werkgever moet de pensioenregeling aanbieden conform afspraken met de verzekeraar<br />

ARBEIDSVOORWAARDE PENSIOEN<br />

PSW PW<br />

• Pensioentoezegging: aanbod en<br />

aanvaarding<br />

• Aanvaarding werknemer van aanbod<br />

vereist<br />

• Geen vormvoorschriften;<br />

advies: schriftelijk vastleggen<br />

• Pensioenovereenkomst: aanbod en aanvaarding<br />

(geen inhoudelijke wijziging t.o.v. psw)<br />

• Aanvaarding werknemer van aanbod vereist<br />

• Geen vormvoorschriften;<br />

advies: schriftelijk vastleggen<br />

3.2 Aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst<br />

Vóór de inwerkingtreding van de Pensioenwet was de werkgever verplicht om binnen een<br />

maand na indiensttreding aan de werknemer mee te delen of hij ging deelnemen aan een pensioenregeling.<br />

Als er geen pensioenregeling was, dan hoefde de werkgever niets te doen. Dit<br />

voorschrift is in de pw aangescherpt in die zin, dat de werkgever binnen een maand na indiensttreding<br />

schriftelijk moet aangeven of aan de werknemer een aanbod tot het sluiten van een<br />

pensioenovereenkomst wordt gedaan of niet. Dus ook als er geen pensioenregeling is, moet de<br />

werkgever de werknemer hierover informeren. Ook moet de werkgever aangeven wie de pensioenuitvoerder<br />

is. Als de werknemer nog niet kan deelnemen aan de pensioenregeling (bijvoorbeeld<br />

omdat hij jonger is dan 21 jaar of omdat er een wachttijd is) dan moet de werkgever<br />

aangeven wat de voorwaarden zijn om te zijner tijd wel aan de regeling te kunnen deelnemen.<br />

<strong>De</strong> maximale wacht- en drempeltijd voor het ouderdomspensioen is verlaagd tot 2 maanden.<br />

Voor nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen mag geen wacht- of drempelperiode<br />

worden gehanteerd.<br />

Indien de werkgever zich niet houdt aan genoemde voorschriften dan wordt de werknemer<br />

geacht te behoren tot de groep werknemers binnen de onderneming die al een pensioenregeling<br />

heeft. Met andere woorden dan heeft de werknemer automatisch het recht om deel te<br />

nemen aan de pensioenregeling. Er moet dan uiteraard wel reeds een pensioenregeling binnen<br />

de onderneming bestaan.


3.3 Pensioensysteem moet expliciet benoemd worden<br />

Op grond van de Pensioenwet moeten werkgever en werknemersvertegenwoordigers expliciet<br />

overeenkomen wat het karakter is van de pensioenregeling. Is er bijvoorbeeld sprake van<br />

een eindloon- of middelloonregeling (defined benefit regelingen of db-regelingen) of van een<br />

beschikbare premieregeling (defined contribution regelingen of dc-regelingen). In de praktijk<br />

zijn er mengvormen ontstaan waardoor het voor de werknemer niet altijd duidelijk is<br />

welke risico’s er voor hem aan de pensioenregeling vastzitten. <strong>De</strong> wetgever vindt het noodzakelijk,<br />

dat daarover duidelijkheid wordt verschaft. Daarom dient in de pensioenovereenkomst<br />

te worden aangegeven wat het karakter is van de pensioenregeling.<br />

<strong>De</strong> traditionele tweedeling tussen defined benefit regelingen (db) en defined contribution<br />

regelingen (dc) wordt in de pw vervangen door een driedeling:<br />

de Uitkeringsovereenkomst:<br />

deze geeft aanspraak op een periodieke uitkering (db-regeling; bijvoorbeeld een middelloon-<br />

of eindloonregeling)<br />

de kapitaalovereenkomst:<br />

deze geeft aanspraak op een verzekerd kapitaal dat op de pensioendatum wordt omgezet in<br />

een periodieke uitkering (een zogenaamde streefregeling)<br />

de Premieovereenkomst:<br />

deze geeft aanspraak op een premie (dc-regeling)<br />

Er bestaan drie soorten premieovereenkomsten:<br />

- ‘zuivere premieregeling’: de premie wordt belegd in beleggingsfondsen<br />

- premieregeling waarbij de premie onmiddellijk omgezet wordt in een aanspraak op kapitaal<br />

- premieregeling waarbij de premie meteen na het beschikbaar stellen, omgezet wordt in<br />

een aanspraak op een uitkering<br />

PENSIOENSYSTEMEN<br />

PSW PW<br />

• <strong>De</strong>fined benefit (eindloon / middelloonregeling)<br />

• <strong>De</strong>fined contribution (beschikbare premieregeling)<br />

• Streefregeling (bijvoorbeeld beoogd<br />

eindloon)<br />

• Uitkeringsovereenkomst<br />

• Premieovereenkomst<br />

• Kapitaalovereenkomst<br />

1


1<br />

<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

Binnen een jaar na invoering van de Pensioenwet zal de pensioenovereenkomst moeten worden<br />

gekarakteriseerd als één van de bovengenoemde systemen. <strong>De</strong> karakterbepaling geldt<br />

dan alleen voor de in de toekomst op te bouwen rechten en niet voor aanspraken die reeds<br />

zijn opgebouwd.<br />

3.4 Collectief beschikbare premieregelingen<br />

(Collectief <strong>De</strong>fined Contributionregelingen – CDC)<br />

<strong>De</strong> laatste jaren zien we een <strong>nieuwe</strong> variant ontstaan die een brug slaat tussen db-regelingen<br />

en dc-regelingen en die wordt aangeduid met de term Collectief <strong>De</strong>fined Contributionregeling<br />

= cdc-regeling. <strong>De</strong> interesse van de werkgever voor deze cdc-regelingen ligt met name<br />

in de kostenbeheersing van de pensioenregeling en het voorkomen van negatieve gevolgen<br />

voor de pensioenwaardering op de ondernemingsbalans. Dit laatste is een direct gevolg van<br />

de invoering van ias 19 of rj 271 per 1 januari 2005 in het kader van <strong>nieuwe</strong> internationale verslagleggingsregels<br />

– ifrs. <strong>De</strong>ze <strong>nieuwe</strong> verslagleggingsregels dwingen ondernemingen om de<br />

pensioenverplichtingen te waarderen tegen de geldende marktrente. Bij de meer traditionele<br />

db-regelingen moeten hierbij ook toekomstige ontwikkelingen zoals salarisstijgingen en indexatiebeleid<br />

worden meegenomen. Als er een tekort is tussen de pensioenverplichtingen en<br />

het daar tegenover staande pensioenvermogen, dan moet er op de ondernemingsbalans een<br />

voorziening worden getroffen. Een db-regeling kan door deze wijze van verslaglegging voor<br />

behoorlijke fluctuaties op de ondernemingsbalans zorgen. Een dergelijke ontwikkeling is vanuit<br />

bedrijfseconomisch oogpunt voor veel ondernemingen onwenselijk. In een cdc-regeling<br />

behoudt de werknemer zijn toegezegde aansprakenregeling (als ware het een db-regeling),<br />

maar tegelijk spreekt de werkgever in de pensioenovereenkomst van tevoren af welke prijs<br />

(premie) daarvoor betaald gaat worden en voor hoelang. <strong>De</strong> premie wordt dusdanig vastgesteld<br />

dat deze voldoende moet zijn om de toezegging van de uitkeringen en de indexatie te<br />

kunnen betalen (de zogenaamde kostprijsdekkende premie). Echter, mocht op enig moment<br />

blijken dat deze premie niet voldoende is, dan kan het pensioenfonds c.q. de pensioenuitvoerder<br />

niet de onderneming c.q. de werkgever aanspreken om het tekort aan te vullen. In dit geval<br />

zullen alle actieve en gepensioneerde deelnemers gezamenlijk (collectief) het tekort dragen<br />

door een verlaging van bijvoorbeeld de indexatie of de pensioentoezegging. In het uiterste<br />

geval kan ook gekort worden op de reeds opgebouwde rechten (het z.g. “afstempelen”).<br />

Een belangrijk verschil tussen de tot voor kort gangbare db-regelingen en de <strong>nieuwe</strong> cdcregelingen<br />

is derhalve dat de pensioenrisico’s (met name het inflatie-, het rente-, het beleggings-<br />

en het lang-leven-risico) verschuiven naar het collectief van alle actieve en gepensioneerde<br />

deelnemers. In de praktijk zien we vaak dat de deelnemers in gezamenlijkheid alleen<br />

dan bereid zijn deze risico’s over te nemen als de werkgever daarvoor een opslag op de kostendekkende<br />

premie betaalt.<br />

Of een dergelijke opslag wordt betaald en zo ja wat daarvan de hoogte is, is afhankelijk van de<br />

onderhandelingen daarover tussen de werkgever en de werknemers.


<strong>De</strong> cdc-regeling is een mengvorm van een db-regeling en een dc-regeling, hetgeen wil zeggen<br />

dat er enerzijds aan de werknemer een pensioenuitkering wordt toegezegd (het db-component),<br />

terwijl er anderzijds voor de werkgever een vaste premie geldt voor een aantal jaren.<br />

Een cdc-regeling mag alleen als uitkeringsovereenkomst worden gekwalificeerd, indien deze<br />

overeenkomst met een voldoende mate van zekerheid nagekomen kan worden.<br />

Omdat bij cdc-regelingen de bijdrage van de onderneming zich beperkt tot betaling van de<br />

afgesproken pensioenpremie en de onderneming in een cdc-systeem niet kan worden aangesproken<br />

op het aanvullen van eventuele tekorten, is het verslagleggingregime zoals dat<br />

geldt voor db-regelingen niet van toepassing in geval van een cdc-regeling. <strong>De</strong> verplichting<br />

van de werkgever gaat bij een cdc-regeling immers niet verder dan het betalen van de vooraf<br />

afgesproken premie. <strong>De</strong>rhalve mag de jaarverslaglegging van de ondernemingen met betrekking<br />

tot pensioenverplichtingen worden ingericht volgens de regels van dc-accounting.<br />

Voorwaarde hiervoor is uiteraard wel, dat in de overeenkomst tussen de onderneming en het<br />

pensioenfonds c.q. de uitvoerder duidelijk is vastgelegd dat:<br />

a. de verplichtingen van de werkgever zijn beperkt en gemaximeerd en gedurende welke<br />

periode;<br />

b. dat er bij een tekort derhalve geen enkele verplichting is tot bijstorting of nabetaling;<br />

c. dat er evenmin enig recht bestaat op terugstorting of premiekorting;<br />

d. dat er over een en ander heel helder met de deelnemers is gecommuniceerd.<br />

Pensioenwet dwingt tot duidelijkheid over het karakter van de regeling<br />

Ingevolge de Pensioenwet dient in de pensioenovereenkomst duidelijk te zijn omschreven<br />

wat het karakter is van de pensioenregeling die wordt toegezegd. Is het:<br />

a. een uitkeringsovereenkomst<br />

b. een kapitaalovereenkomst<br />

c. een premieovereenkomst<br />

<strong>De</strong> Pensioenwet dwingt sociale partners zich te bekennen tot één van deze drie pensioensystemen.<br />

Sociale partners hebben de volledige vrijheid om de inhoud van de pensioenregeling<br />

te bepalen. <strong>De</strong> toezichthouder (dnb) zal beoordelen of het karakter dat aan de pensioenovereenkomst<br />

is gegeven in overeenstemming is met de inhoud en financiering daarvan.<br />

3.5 <strong>De</strong> startbrief<br />

<strong>De</strong> werknemer heeft ingevolge de Pensioenwet binnen drie maanden nadat hij is gaan deelnemen<br />

in de pensioenregeling recht op een startbrief. <strong>De</strong> startbrief moet alle voor de werknemer<br />

relevante informatie over zijn pensioenregeling bevatten. Dit houdt in dat de werknemer<br />

in heldere en begrijpelijke bewoordingen moet worden geïnformeerd over de inhoud van de<br />

pensioenregeling, zijn rechten en plichten en over de risico’s die voor zijn rekening komen.<br />

<strong>De</strong> startbrief is een gedeelde verantwoordelijkheid van werkgever en pensioenuitvoerder,<br />

maar uiteindelijk is de werkgever voor de verzending daarvan eindverantwoordelijk. In beginsel<br />

moet de pensioenuitvoerder de startbrief aan de werknemer verstrekken. <strong>De</strong> werk-<br />

1


1<br />

<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

gever moet er op toezien dat de pensioenuitvoerder dit ook daadwerkelijk doet. Gelet op<br />

de gedeelde verantwoordelijkheid kan de werkgever er op aangesproken worden indien de<br />

werknemer de startbrief niet binnen de gestelde termijn ontvangt. <strong>De</strong> werkgever dient er<br />

in dat geval voor te zorgen dat de startbrief alsnog wordt verstuurd. <strong>De</strong> verplichting om een<br />

startbrief te sturen zal een jaar na inwerkingtreding van de Pensioenwet ingaan.<br />

In de startbrief moet in ieder geval de volgende informatie worden opgenomen:<br />

• <strong>De</strong> inhoud van de pensioenregeling<br />

- <strong>De</strong> ingangsdatum van de pensioenovereenkomst<br />

- <strong>De</strong> pensioenvormen (ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen)<br />

- Het karakter van de pensioenovereenkomst: uitkeringsovereenkomst, kapitaalovereenkomst<br />

of premieovereenkomst (zie hoofdstuk 3.3)<br />

- <strong>De</strong> wijze waarop de pensioenaanspraken worden vastgesteld<br />

- <strong>De</strong> ingangsdatum van het pensioen en de duur van de uitkering<br />

- <strong>De</strong> gevolgen van beëindiging van de deelneming voor de hoogte van de pensioenaanspraken,<br />

waarbij wordt aangegeven welke pensioenaanspraken op risicobasis zijn<br />

- Een eventueel betalingsvoorbehoud van de werkgever<br />

- <strong>De</strong> keuzemogelijkheden die er zijn ten aanzien van uitruilmogelijkheden (bijvoorbeeld:<br />

uitruil van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen)<br />

- <strong>De</strong> informatieverplichtingen van de werknemer jegens de werkgever en de pensioenuitvoerder:<br />

bijvoorbeeld de verplichting van de werknemer om aan te geven dat hij getrouwd<br />

is of een kind heeft gekregen<br />

- <strong>De</strong> eventuele mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling na beëindiging<br />

van de deelname<br />

- Informatie over het wettelijk recht op waardeoverdracht<br />

- <strong>De</strong> informatie die op verzoek van de deelnemer wordt verstrekt zoals de jaarrekening, het<br />

jaarverslag van de pensioenuitvoerder en de uitvoeringsovereenkomst (zie hoofdstuk 8)<br />

- <strong>De</strong> bij de pensioenuitvoerder geldende klachtenregeling<br />

• Het toeslagbeleid<br />

- Het ambitieniveau en de voorwaarden die gelden bij toeslagverlening; ook als er geen<br />

toeslagbeleid is, dient dit te worden gemeld<br />

- <strong>De</strong> wijze van financiering van voorwaardelijke toeslagverlening<br />

- <strong>De</strong> verwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagverlening<br />

- <strong>De</strong> toeslagverlening over de afgelopen drie jaar waarbij wordt aangegeven of dit in<br />

overeenstemming met het gepresenteerde toeslagenbeleid is<br />

• Het recht van de werknemer om het pensioenreglement bij de pensioenuitvoerder op te<br />

vragen<br />

• Het eventuele bestaan van een vrijwillige pensioenregeling (bijvoorbeeld een bijspaarmodule<br />

waarmee een werknemer extra pensioen kan opbouwen) en het karakter van deze<br />

vrijwillige pensioenregeling


• Informatie over het functioneren en de financiële positie van de pensioenuitvoerder. Het<br />

gaat hierbij bijvoorbeeld om het al dan niet actueel zijn van een korte- of langetermijnherstelplan.<br />

<strong>De</strong> werknemer heeft deze informatie nodig indien hij waardeoverdracht<br />

overweegt<br />

• <strong>De</strong> mogelijkheid tot een verzoek voor een berekening van de effecten van uitruil op de pensioenaanspraken<br />

Aangezien de startbrief in heldere en begrijpelijke bewoordingen moet zijn geformuleerd,<br />

kan de pensioenuitvoerder niet volstaan met toezending van het pensioenreglement. Alle genoemde<br />

informatie behoeft niet in de startbrief zelf te worden opgenomen. Een goede oplossing<br />

kan zijn om aan de startbrief als bijlage een populaire versie van de pensioenregeling toe<br />

te voegen. Alle benodigde informatie, met name wat betreft de inhoud van de regeling, kan in<br />

de populaire versie worden verwerkt. <strong>De</strong>ze populaire versie wordt geacht deel uit te maken<br />

van de startbrief. Op deze wijze kan iedere werknemer begrijpen wat zijn arbeidsvoorwaarde<br />

pensioen inhoudt, zowel wat betreft de rechten als wat betreft de risico’s.<br />

In de bijlagen van deze brochure is een voorbeeld opgenomen van een korte startbrief en een<br />

voorbeeld van een populaire versie van een pensioenreglement. In deze voorbeelden wordt<br />

uitgegaan van een middelloonregeling met:<br />

a. pensioenleeftijd 65 jaar<br />

b. een betrekkelijke lage franchise<br />

c. een jaarlijkse opbouw van 2%<br />

d. een gestaffeld arbeidsongeschiktheidspensioen<br />

e. een kapitaalgedekt nabestaandenpensioen<br />

f. keuzemogelijkheden, waaronder een hoog-laag-constructie<br />

g. uitruilmogelijkheden<br />

h. een voorwaardelijke toeslagverlening<br />

Voor premieovereenkomsten (dc-regelingen) zijn er aanvullende informatieverplichtingen<br />

gesteld in verband met de risico’s van deze pensioenovereenkomst voor de werknemer. Zo<br />

moet in de startbrief of in de bijlage worden aangegeven hoe het verloop van de premies is.<br />

Voor een werknemer is het van belang om te weten of de beschikbare premie gelijk blijft, in<br />

de loop der tijd stijgt met de leeftijd, of eventueel een ander verloop heeft. Daarnaast moet<br />

aangegeven worden welk deel van de premie bedoeld is voor de opbouw van pensioen en<br />

welk deel van de premie gebruikt wordt voor kosten van de uitvoering.<br />

Voorts moet aangegeven worden of de op te bouwen aanspraken op basis van kapitaaldekking<br />

of op risicobasis worden gefinancierd en welke deel van de premie hiervoor beschikbaar<br />

is gesteld.<br />

1


0<br />

<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

Verschil nabestaandenpensioen op risicobasis versus nabestaandenpensioen op basis van<br />

kapitaaldekking<br />

Als de pensioenregeling een nabestaandenpensioen op risicobasis bevat, dan betekent dit<br />

dat een werknemer alleen gedurende het dienstverband verzekerd is voor het risico dat<br />

hij komt te overlijden. In dat geval komt/komen zijn nabestaande(n) in aanmerking voor<br />

een nabestaandenpensioen. Er is geen sprake van opbouw van nabestaandenpensioen. Dat<br />

wil zeggen dat er geen recht op nabestaandenpensioen bestaat in het geval het overlijden<br />

plaatsvindt na pensionering. Het betekent eveneens, dat er bij tussentijds vertrek naar een<br />

andere werkgever geen nabestaandenpensioen is dat – in het kader van waardeoverdracht –<br />

kan worden meegenomen naar de <strong>nieuwe</strong> werkgever c.q. pensioenuitvoerder. Omdat bij<br />

een nabestaandenpensioen op risicobasis geen waarde wordt opgebouwd is ook de mogelijkheid<br />

van uitruil van nabestaandenpensioen in extra ouderdomspensioen op pensioendatum<br />

niet aan de orde.<br />

Het gemis aan nabestaandenpensioen in geval van overlijden na pensioendatum kan<br />

(deels) worden goedgemaakt door op pensioendatum gebruik te maken van het recht op<br />

uitruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen. Het is daarnaast ook altijd mogelijk,<br />

dat de werknemer het gemis aan risicodekking in geval van overlijden na pensioendatum<br />

individueel en voor eigen rekening verzekert bij een commerciële verzekeraar.<br />

Bij een nabestaandenpensioen op basis van kapitaaldekking wordt er wel een nabestaandenpensioen<br />

opgebouwd. Daaruit kan ook een nabestaandenpensioen worden uitgekeerd<br />

indien het overlijden plaatsvindt na pensionering. Bij tussentijds vertrek kan de opgebouwde<br />

waarde worden overgedragen naar de <strong>nieuwe</strong> werkgever c.q. de <strong>nieuwe</strong> pensioenuitvoerder.<br />

Uit de startbrief moet blijken of er een nabestaandenpensioen op risicobasis of<br />

op basis van kapitaaldekking is.<br />

3.6 Twee opeenvolgende dienstverbanden bij dezelfde werkgever<br />

Indien een werknemer na 6 maanden of minder, een nieuw contract krijgt bij dezelfde werkgever<br />

hoeft niet opnieuw een startbrief verstrekt te worden. Informatie die sinds het vorige<br />

dienstverband is gewijzigd moet wel worden gegeven.


INDIENSTTREDING NIEUWE WERkNEMER<br />

PSW PW<br />

• ‘Pensioentoezegging’ • ‘Pensioenovereenkomst’<br />

• Geen minimale toetredingsleeftijd; het • Minimale toetredingsleeftijd 21 jaar<br />

is aan sociale partners om die te bepalen<br />

• Als er een pensioentoezegging geldt, dan • Binnen 1 maand na indiensttreding<br />

moet de werkgever binnen 1 maand na aangeven of er al dan niet een aanbod komt<br />

de werknemer hierover informeren (bw) tot sluiten indiensttreding van pensioen<br />

overeenkomst<br />

- Als er geen aanbod komt:<br />

werkgever moet aangeven waarom niet<br />

(geen pensioenregeling, werknemer is jonger<br />

dan 21 jaar, salaris is lager dan franchise<br />

etc.) en wat de voorwaarden zijn om te<br />

zijner tijd wel deel te kunnen nemen<br />

- Als er wel een aanbod komt:<br />

werkgever zorgt dat er een startbrief komt<br />

en neemt daartoe contact op met de pensioenuitvoerder<br />

• Toezending pensioenreglement door • Binnen 3 maanden nadat de werknemer is<br />

gaan pensioenuitvoerder op verzoek deelnemen in de pensioenregeling moet<br />

hij de startbrief van de pensioenuitvoerder<br />

ontvangen. Startbrief moet schriftelijk<br />

zijn en moet in heldere en begrijpelijke<br />

bewoordingen zijn opgesteld. Werkgever is<br />

eindverantwoordelijk voor toezending van<br />

de startbrief door de pensioenuitvoerder.<br />

1


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn


4 <strong>De</strong> uitvoeringsovereenkomst<br />

<strong>De</strong> werkgever is verplicht de uitvoering van de pensioenovereenkomst onder te brengen bij<br />

een pensioenuitvoerder (een pensioenfonds of een verzekeraar). Dit wordt onderbrengingplicht<br />

genoemd. Doel van de onderbrengingplicht is de voor pensioen bestemde gelden af<br />

te scheiden van het vermogen van de onderneming. Op die manier wordt gewaarborgd dat<br />

deze gelden niet voor andere doeleinden worden gebruikt of verloren gaan, bijvoorbeeld in<br />

geval van faillissement van de onderneming. Door de onderbrengingplicht ontstaan er, naast<br />

de rechtsverhouding tussen de werknemer en de werkgever, nog twee rechtsverhoudingen:<br />

die tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder en die tussen de werknemer en de pensioenuitvoerder.<br />

Er is geen sprake van nieuw beleid in de Pensioenwet als het gaat om de<br />

onderbrengingplicht.<br />

uitvoeringsovereenkomst<br />

werkgever<br />

pensioenovereenkomst<br />

pensioenuitvoerder werknemer<br />

pensioenregelement<br />

(startbrief)<br />

<strong>De</strong> Pensioenwet schrijft voor dat werkgever en pensioenuitvoerder een uitvoeringsovereenkomst<br />

moeten sluiten. Het doel van de uitvoeringsovereenkomst is dat de afspraken tussen<br />

werkgever en pensioenuitvoerder over de uitvoering van de pensioenovereenkomst transparant<br />

zijn, bijvoorbeeld ook voor de toezichthouder en de deelnemers. Op die manier wordt<br />

duidelijk waar de verantwoordelijkheden liggen. <strong>De</strong> uitvoeringsovereenkomst vervangt de<br />

financieringsovereenkomst en is uitgebreider wat betreft de inhoud.


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

4.1 Verplichte onderdelen van de uitvoeringsovereenkomst<br />

<strong>De</strong> Pensioenwet bepaalt dat in ieder geval aan de volgende aspecten in de uitvoeringsovereenkomst<br />

aandacht moet worden besteed:<br />

• <strong>De</strong> procedures voor omzetting van de pensioenovereenkomst in het pensioenreglement<br />

• <strong>De</strong> financiële relatie tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder waaronder<br />

- de wijze waarop de premie wordt vastgesteld<br />

- de betaling van de premie<br />

- de procedures die gelden bij het niet betalen van de premie door de werkgever<br />

• Het toeslagbeleid en de daaraan gestelde voorwaarden<br />

• <strong>De</strong> procedures die gevolgd worden in geval van vermogenstekorten en -overschotten, dan<br />

wel winstdeling<br />

• <strong>De</strong> informatieverstrekking van de werkgever aan de pensioenuitvoerder<br />

• <strong>De</strong> voorwaarden die gelden bij beëindiging van een met een verzekeraar gesloten uitvoeringsovereenkomst.<br />

4.2 “Als-dan” onderdelen van de uitvoeringsovereenkomst<br />

<strong>De</strong> volgende onderwerpen zijn niet verplicht. Het staat werkgever en pensioenuitvoerder vrij<br />

om hier al dan niet afspraken over te maken, maar als er afspraken over worden gemaakt, dan<br />

moeten deze in de uitvoeringsovereenkomst worden opgenomen.<br />

• Een voorbehoud van de werkgever tot het verlagen of stopzetten van de premie<br />

• Hoe wordt omgegaan met eventuele kortingen op de premie<br />

• Een eventuele bijstortingsverplichting voor de werkgever en de voorwaarden waaronder<br />

de werkgever moet bijstorten<br />

• Vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling<br />

• Vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds<br />

• Rechten en plichten met betrekking tot vrijwillige pensioenregelingen<br />

Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de werkgever of de pensioenuitvoerder de uitvoeringsovereenkomst<br />

gaat gebruiken voor de voorlichting van de deelnemers. <strong>De</strong> uitvoeringsovereenkomst<br />

kan de startbrief niet vervangen. <strong>De</strong> uitvoeringsovereenkomst is wel opvraagbaar<br />

door deelnemers.<br />

Bedrijfstakpensioenfondsen<br />

<strong>De</strong> uitvoeringsovereenkomst geldt niet voor bedrijfstakpensioenfondsen. <strong>De</strong> binding<br />

tussen werkgever en bedrijfstakpensioenfonds ontstaat hier via de wettelijke verplichtstelling<br />

tot deelname of (bij niet-verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen) via het<br />

lidmaatschap van de werkgeversorganisatie.


4.3 C-polis<br />

<strong>De</strong> C-polis komt in de Pensioenwet te vervallen. Het is niet langer mogelijk de werknemer als<br />

verzekeringnemer te laten optreden bij de onderbrenging van de pensioenovereenkomst bij<br />

een verzekeraar. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de werkgever verantwoordelijk is voor<br />

de onderbrenging van de uitvoering van de pensioenovereenkomst bij een pensioenuitvoerder.<br />

Een mantelcontract met individuele invulling voor de werknemer blijft wel mogelijk, zolang de<br />

werkgever maar verzekeringnemer is. Bestaande C-polissen mogen blijven bestaan.<br />

4.4 Premiebetaling<br />

Eén van de onderwerpen waarover werkgever en pensioenuitvoerder verplicht afspraken<br />

moeten maken in de uitvoeringsovereenkomst is de premiebetaling. <strong>De</strong> werkgever blijft verantwoordelijk<br />

voor de afdracht van de gehele premie aan de pensioenuitvoerder. <strong>De</strong> termijn<br />

waarbinnen de werkgever de premie uiterlijk aan de pensioenuitvoerder moet afdragen is<br />

ten opzichte van de psw verruimd: van 10 dagen na afloop van een kalenderkwartaal naar een<br />

maand na afloop van het kalenderkwartaal.<br />

<strong>De</strong> plicht tot melding aan betrokkenen van een betalingsachterstand van de werkgever rust<br />

in de Pensioenwet op de pensioenuitvoerder en niet, zoals in de psw, op de werkgever.<br />

<strong>De</strong> consequenties van een betalingsachterstand werken anders uit voor een pensioenregeling<br />

ondergebracht bij een pensioenfonds dan een pensioenregeling ondergebracht bij een<br />

verzekeraar. Indien de werkgever de premies niet betaalt, kan een pensioenfonds als ultimum<br />

remedium de reeds opgebouwde aanspraken en rechten van de deelnemers en gepensioneerden<br />

verlagen. <strong>De</strong> verzekeraar kan de pensioenverzekeringen in dat geval premievrij<br />

maken, of in geval van verzekeringen op risicobasis, laten vervallen. <strong>De</strong> verzekeraar kan de<br />

reeds opgebouwde aanspraken en rechten echter niet verlagen (zie ook hoofdstuk 12).<br />

Een <strong>nieuwe</strong> regel in de Pensioenwet is dat een pensioenuitvoerder betrokkenen vooraf moet<br />

informeren voordat aanspraken en rechten door een pensioenfonds worden gekort of de verdere<br />

opbouw van pensioenverzekeringen en de dekking op grond van risicoverzekeringen<br />

door een verzekeraar worden gestaakt. Bovendien dienen verzekeraars zich aantoonbaar in<br />

te spannen om achterstallige premie alsnog binnen krijgen. Op grond van de psw kon het<br />

voorkomen dat de verzekeraar de pensioenopbouw staakte, en verzekeringen op risicobasis<br />

liet vervallen zonder dat betrokkenen daarvan af wisten omdat de werkgever hen nog niet<br />

had geïnformeerd.<br />

Terugstorten van premie aan de werkgever is alleen nog toegestaan indien:<br />

• Vaststaat dat aan alle pensioenverplichtingen is voldaan<br />

• <strong>De</strong> voorwaardelijke toeslagen over de afgelopen 10 jaar zijn verleend<br />

• Een mogelijke korting op pensioenaanspraken en pensioenrechten in de afgelopen 10 jaar<br />

is gecompenseerd


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

4.5 Geen premie: wel of geen recht op pensioenopbouw?<br />

<strong>De</strong> Pensioenwet staat niet toe dat een pensioenfonds uitgaat van het principe ‘geen premie –<br />

geen recht’. <strong>De</strong> relatie tussen werkgever en pensioenfonds heeft in principe een ombeperkte<br />

duur. Pensioenfondsen kunnen de premie aanpassen wanneer dat nodig is binnen de grenzen<br />

van de uitvoeringsovereenkomst. Voor de werknemer betekent dit dat zijn aanspraak<br />

jegens het pensioenfonds in principe los staat van de vraag of de premie is voldaan. Zolang<br />

de financiële situatie van het pensioenfonds het toestaat, heeft het pensioenfonds de plicht<br />

om de pensioenopbouw voort te zetten en de reeds opgebouwde rechten ongewijzigd te laten.<br />

Slechts in uiterste gevallen worden reeds opgebouwde rechten verlaagd, meestal worden<br />

eerst andere maatregelen genomen zoals een hogere premie of versobering van de pensioenregeling.<br />

Alleen in evidente gevallen van boze opzet bij werkgever en werknemer of bijvoorbeeld<br />

in geval van vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw waarbij de werknemer de<br />

premie niet betaalt, is het voor te stellen dat een pensioenfonds het principe geen premiegeen<br />

recht wel hanteert.<br />

Een verzekeraar hanteert wel het principe geen premie-geen recht: indien de werkgever geen<br />

premie meer betaalt, zal de verzekeraar de pensioenverzekering premievrij maken en risicoverzekeringen<br />

laten vervallen. Reeds opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenuitkeringen<br />

blijven wel in stand.<br />

OVEREENkOMST TUSSEN WERkGEVER-PENSIOENUITVOERDER<br />

PSW PW<br />

• Financieringsovereenkomst’ • ‘Uitkeringsovereenkomst’<br />

• Bepalingen over financiering • Uitvoeringsovereenkomst is uitgebreider:<br />

- bepalingen over de financiële relatie,<br />

- procedures voor omzetting van de pensioenovereenkomst<br />

in een pensioenreglement,<br />

- toeslagbeleid, beleid inzake vermogensoverschot-<br />

en tekorten en winstdeling,<br />

- informatieverstrekking van werkgever aan<br />

pensioenuitvoerder.<br />

Verder: ‘als-dan’ onderdelen<br />

• Premiebetaling door werkgever<br />

uiterlijk 10 dagen na afloop kalenderkwartaal<br />

• Werkgever heeft verplichting tot<br />

melding betalingsachterstand aan<br />

belanghebbenden<br />

• Premiebetaling door werkgever uiterlijk een<br />

maand na afloop kalenderkwartaal<br />

• Pensioenuitvoerder heeft verplichting tot<br />

melding betalingsachterstand aan belanghebbenden


5 <strong>De</strong> pensioenuitvoerder<br />

Net als de psw kent de Pensioenwet twee soorten pensioenuitvoerders: pensioenfondsen en<br />

verzekeraars. Pensioenfondsen kunnen onderverdeeld worden in ondernemingspensioenfondsen,<br />

bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenfondsen. Voorheen waren de bepalingen<br />

die betrekking hadden op uitvoering van een pensioenregeling door pensioenfondsen<br />

opgenomen in de psw en bepalingen met betrekking tot de uitvoering door verzekeraars in<br />

de Regelen psw. Om meer overzichtelijkheid te creëren en tot vereenvoudiging te komen,<br />

zijn de bepalingen betreffende de uitvoering van pensioenregelingen voor zowel pensioenfondsen<br />

als verzekeraars zoveel mogelijk geïntegreerd in de Pensioenwet.<br />

Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de pensioenovereenkomst, ook<br />

nadat de uitvoering van de pensioenovereenkomst is ondergebracht bij de pensioenuitvoerder.<br />

Pensioenuitvoerders zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van hetgeen werkgever en<br />

werknemer zijn overeengekomen, rekening houdend met de afspraken die hierover in de uitvoeringsovereenkomst<br />

zijn gemaakt. Pensioenuitvoerders zijn verplicht een pensioenreglement<br />

op te stellen. Het pensioenreglement is een weergave van de pensioenovereenkomst en<br />

heeft betrekking op de relatie werknemer – pensioenuitvoerder. In het pensioenreglement<br />

zijn de rechten en plichten van de deelnemers en de pensioenuitvoerder opgenomen.<br />

5.1 Afkoop<br />

Afkoop is in beginsel verboden. <strong>De</strong> oude psw kende twee uitzonderingen waarbij afkoop wel<br />

werd toegestaan:<br />

• In het pensioenreglement kon de bepaling worden opgenomen dat een deelnemer die<br />

minder dan een jaar aan de regeling heeft deelgenomen, de door hem betaalde premies<br />

terugkrijgt (premierestitutie) in plaats van een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen<br />

• Het recht op afkoop op de pensioendatum indien het pensioen een bepaald grensbedrag niet<br />

te boven gaat<br />

In de <strong>nieuwe</strong> Pensioenwet worden deze twee bepalingen vervangen door de bepaling dat pensioenuitvoerders<br />

eenzijdig het recht krijgen, om op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van<br />

de deelname aan de regeling, pensioenaanspraken die een bepaalde grens niet overstijgen<br />

(kleine pensioenaanspraken) af te kopen. Voor deze afkoop is geen toestemming van de ge-


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

wezen deelnemer nodig. <strong>De</strong> pensioenuitvoerder die over wil gaan tot afkoop informeert de<br />

gewezen deelnemer over zijn besluit binnen 6 maanden na afloop van de periode van twee<br />

jaar en gaat over tot uitbetaling binnen die termijn van 6 maanden. Er is wel toestemming nodig<br />

indien de pensioenuitvoerder wil afkopen op het moment dat de deelneming al langer geleden<br />

is beëindigd dan 2 jaar en 6 maanden. Het doel van deze bepaling is om de administratieve<br />

lasten voor pensioenuitvoerders te beperken. Kleine pensioenaanspraken brengen voor<br />

pensioenuitvoerders relatief hoge administratieve lasten met zich mee. Kleine pensioenaanspraken<br />

zijn aanspraken die op de pensioendatum, zonder gebruikmaking van vervroeging<br />

of uitstel van het pensioen, kleiner zijn dan 400 euro per jaar. Het recht op afkoop van kleine<br />

pensioenen geldt ook voor partnerpensioen. <strong>De</strong> pensioenuitvoerder kan geen gebruik maken<br />

van het recht op afkoop van kleine pensioenen als de gewezen deelnemer tijdig (binnen de<br />

genoemde 2 jaar) heeft gemeld dat hij een procedure tot waardeoverdracht is gestart.<br />

Naast bovengenoemd recht van de pensioenuitvoerder tot afkoop van kleine pensioenen<br />

heeft de pensioenuitvoerder ook het recht om op pensioendatum het eventueel aanwezige<br />

fiscaal bovenmatige deel van de opgebouwde pensioenaanspraken af te kopen.<br />

5.2 Bescherming deelnemer bij premieovereenkomsten met<br />

beleggingsvrijheid<br />

Pensioenuitvoerders die premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid uitvoeren, krijgen<br />

een zorgplicht. Dit is het geval indien de premieovereenkomst vrijheid biedt aan de deelnemer<br />

om keuzes te maken in beleggingen. <strong>De</strong> zorgplicht houdt in dat pensioenuitvoerders de<br />

(gewezen) deelnemer de mogelijkheid bieden de verantwoordelijkheid voor de beleggingen<br />

over te nemen. Indien de (gewezen) deelnemer aangeeft zelf te willen beleggen, kan hij dat<br />

doen. Wel moet de pensioenuitvoerder de deelnemer begeleiden door middel van het verstrekken<br />

van advies en informatie. <strong>De</strong> adviesplicht wordt vormgegeven op basis van de adviesverplichtingen<br />

volgens de Wet Financiele Dienstverlening. <strong>De</strong> pensioenuitvoerder heeft<br />

de plicht minstens éénmaal per jaar de ontwikkeling binnen de beleggingsmix van deelnemers<br />

met beleggingsvrijheid te analyseren en op basis van deze analyse de deelnemer te voorzien<br />

in informatie en advies.<br />

5.3 Ondernemingen aangesloten bij een eigen<br />

ondernemingspensioenfonds<br />

Een ondernemingspensioenfonds is een pensioenfonds verbonden aan een onderneming of<br />

een groep van ondernemingen. Onder het woord ‘groep’ kunnen de volgende rechtspersonen<br />

vallen: coµperaties, verenigingen, onderlinge waarborgmaatschappijen, stichtingen, naamloze<br />

vennootschappen en besloten vennootschappen. Ondernemingen waartussen geen enkele<br />

juridische, economische, organisatorische of feitelijke band bestaat horen niet thuis bij<br />

één ondernemingspensioenfonds. Nieuw in deze wet is dat wanneer een onderdeel van de


groep zich losmaakt uit de groep en als zelfstandig bedrijf verder gaat, de aansluiting bij het<br />

ondernemingspensioenfonds niet hoeft te worden beëindigd. <strong>De</strong> historische band tussen het<br />

bedrijf en de groep waaruit het bedrijf voortkomt, rechtvaardigt ingevolge de Pensioenwet<br />

dat deze aansluiting in stand blijft.<br />

5.4 Waardeoverdracht<br />

<strong>De</strong> regels rond waardeoverdracht zijn in de Pensioenwet grotendeels gelijk aan die in de psw.<br />

Nieuw zijn de bepalingen rond internationale waardeoverdracht. <strong>De</strong> bepalingen over internationale<br />

waardeoverdracht zijn grotendeels in lijn met de bepalingen over waardeoverdracht<br />

binnen Nederland. Zo krijgt een individuele werknemer die bij een werkgever gaat werken<br />

die de pensioenovereenkomst heeft ondergebracht bij een pensioenuitvoerder in de EU, een<br />

vergelijkbaar recht op waardeoverdracht als hij bij een Nederlandse pensioenuitvoerder zou<br />

hebben gehad. Verder zijn de volgende bepalingen van belang.<br />

Recht op waardeoverdracht bij wisseling van pensioenregeling bij dezelfde werkgever<br />

Naast het recht op waardeoverdracht indien de werknemer van werkgever verandert (het verzoek<br />

moet uiterlijk binnen 6 maanden na het begin van de <strong>nieuwe</strong> pensioenovereenkomst<br />

worden ingediend), krijgt ook de werknemer die gaat deelnemen in een andere pensioenregeling<br />

bij dezelfde werkgever, bijvoorbeeld omdat hij promotie maakt, een wettelijk recht<br />

op waardeoverdracht. Een dergelijke overdracht zal moet geschieden op basis van actuariële<br />

gelijkwaardigheid en sekseneutraliteit.<br />

Melding collectieve waardeoverdracht bij DNB<br />

Onder de psw diende een pensioenfonds een uitgaande collectieve waardeoverdracht drie<br />

maanden van tevoren te melden bij de Nederlandsche Bank (dnb). <strong>De</strong>ze meldingsplicht gaat<br />

onder de Pensioenwet ook gelden voor verzekeraars. Verder worden pensioenuitvoerders<br />

verplicht om ook inkomende collectieve waardeoverdrachten drie maanden van tevoren bij<br />

dnb te melden. dnb toetst of de financiële toestand het toelaat dat de overdracht plaatsvindt.<br />

Een pensioenuitvoerder (zowel pensioenfonds als verzekeraar) kan een verzoek van de werkgever<br />

om collectieve waardeoverdracht weigeren (bijvoorbeeld in geval van wijziging van<br />

pensioenuitvoerder of in geval van overgang van onderneming). Het verbod kan zowel worden<br />

toegepast door de pensioenuitvoerder vanuit waar de waardeoverdracht plaatsvindt (uitgaande<br />

waardeoverdracht) als door de pensioenuitvoerder waar naartoe de waardeoverdracht<br />

plaatsvindt (inkomende waardeoverdracht). Een verzoek van een groep om waarde naar een<br />

andere pensioenuitvoerder over te dragen, kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van collectief ontslag,<br />

maar het kan ook toeval zijn dat een grote groep individuen een verzoek tot waardeoverdracht<br />

doet. <strong>De</strong> achterliggende reden hiervan is dat zowel uitgaande als inkomende waardeoverdrachten<br />

nadelig kunnen zijn voor achterblijvende respectievelijk <strong>nieuwe</strong> deelnemers,<br />

gewezen deelnemers en overige belanghebbenden.


0<br />

<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

5.5 Vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds<br />

Een bedrijfstakpensioenfonds is een pensioenfonds ten behoeve van één of meer bedrijfstakken.<br />

<strong>De</strong> werkingssfeer wordt bepaald door sociale partners en omschreven op basis van<br />

de bedrijfstakwerkzaamheden. In de praktijk komt het voor dat bedrijven die niet of alleen<br />

zijdelings tot de werkingssfeer behoren, op vrijwillige basis willen deelnemen. Vrijwillige<br />

aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds is ingevolge de Pensioenwet mogelijk indien<br />

het bedrijf een aantoonbare relatie heeft met de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds.<br />

Hiervan is sprake in de volgende twee gevallen:<br />

• <strong>De</strong> arbeidsvoorwaarden van het bedrijf dat zich vrijwillig wil aansluiten moeten qua<br />

loonontwikkeling minimaal dezelfde ontwikkeling volgen als die van de bedrijfstak én het<br />

bedrijf moet deelnemen in de sociale fondsen die in de bedrijfstak aanwezig zijn<br />

Of:<br />

• Er moet sprake zijn van een groepsverhouding tussen een bedrijf dat onder de werkingssfeer<br />

van het bedrijfstakpensioenfonds valt en een bedrijf dat zich wil aansluiten. Het kan<br />

zijn dat onderdelen van een groep onder een bedrijfstakpensioenfonds vallen en andere<br />

onderdelen gelet op de bedrijfsactiviteiten niet. In dat geval is het mogelijk dat de onderdelen<br />

die niet onder de werkingssfeer vallen zich vrijwillig aansluiten. Als een bedrijf zich<br />

eenmaal op deze manier vrijwillig heeft aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds,<br />

dan kan die aansluiting voor de toekomst in stand blijven, ook al zou het betreffende bedrijfsonderdeel<br />

alsnog los komen te staan van de groep. <strong>De</strong> historische band met de groep<br />

rechtvaardigt in zo’n geval de aansluiting bij het bedrijfstakpensioenfonds<br />

Vrijwillige aansluiting is daarnaast mogelijk voor een bedrijf dat wel bij een bedrijfstakpensioenfonds<br />

was aangesloten, maar na aanpassing van de werkingssfeer niet meer onder de<br />

werkingssfeer valt. <strong>De</strong> historische band met de groep rechtvaardigt volgens de wetgever ook<br />

in zo’n geval de aansluiting bij het bedrijfstakpensioenfonds. Dit is ook het geval indien een<br />

deel van het bedrijf dat onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds valt, verzelfstandigt.<br />

Indien het <strong>nieuwe</strong> bedrijf na de verzelfstandiging niet meer onder het bedrijfstakpensioenfonds<br />

valt, dan is het op grond van de historische band mogelijk om een vrijwillige<br />

aansluiting te krijgen.<br />

Een bedrijfstakpensioenfonds bepaalt zelf of het vrijwillige aansluiting al dan niet mogelijk<br />

wil maken. Indien de mogelijkheid van vrijwillige aansluiting er is, dan moet dit expliciet<br />

in de statuten van het bedrijfstakpensioenfonds worden opgenomen. Het bedrijfstakpensioenfonds<br />

moet de bovengenoemde criteria hanteren voor vrijwillige aansluiting. <strong>De</strong> criteria<br />

mogen worden aangescherpt of aangevuld met extra criteria. Een versoepeling van de<br />

regels op grond waarvan een bedrijf zich vrijwillig mag aansluiten is dus niet mogelijk.


Situatie 1:<br />

VRIjWILLIGE AANSLUITING BIj EEN BEDRIjFSTAkPENSIOENFONDS (BPF)<br />

IS IN 4 SITUATIES MOGELIjk<br />

Loonontwikkeling van vrijwillige aansluiter is minimaal gelijk aan die van<br />

de bedrijfstak én deelname sociale fondsen in de bedrijfstak.<br />

Situatie 2: roepsverhouding tussen bedrijf dat onder de werkingssfeer van een bpf valt<br />

en de vrijwillige aansluiter.<br />

Situatie 3: Bedrijf was eerst (vrijwillig) aangesloten bij bpf, na wijziging werkingssfeer<br />

viel het bedrijf niet meer onder bpf: vrijwillige aansluiting is mogelijk op<br />

basis van historische band.<br />

Situatie 4: Na verzelfstandiging van een deel van een bedrijf dat onder bpf valt of na<br />

losmaking uit een groep die onder bpf valt: vrijwillige aansluiting is mogelijk<br />

op basis van historische band.<br />

1


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn


6 Medezeggenschap en Goed<br />

Pensioenfondsbestuur<br />

6.1 Medezeggenschap bij pensioenfondsen<br />

<strong>De</strong> psw maakte het mogelijk dat gepensioneerden zitting hebben in een pensioenfondsbestuur<br />

of in een deelnemersraad. Een deelnemersraad is een medezeggenschapsorgaan dat de<br />

wettelijke bevoegdheid heeft om het bestuur van een pensioenfonds over bepaalde zaken te<br />

adviseren. Pensioenfondsen waren alleen verplicht een deelnemersraad in te stellen als minimaal<br />

5% van de deelnemers daarom vroeg.<br />

<strong>De</strong> sociale partners in de Stichting van de Arbeid (star) en het Coµrdinatieorgaan Samenwerkende<br />

Ouderenorganisaties (cso) vonden dat er nog weinig gebruik werd gemaakt van deze wettelijke<br />

mogelijkheid. Daarom hebben deze partijen in 1998 een eerste convenant gesloten ter<br />

verbetering van de medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen.<br />

In 2003 hebben zij een tweede en vernieuwd medezeggenschapsconvenant gesloten.<br />

Het cso en de star hebben vervolgens de wetgever verzocht de aanbevelingen uit het tweede<br />

medezeggenschapsconvenant te verankeren in de Pensioenwet, hetgeen inmiddels bij Nota van<br />

wijziging is gebeurd. Hiermee krijgt de naleving en invulling van de aanbevelingen zoals in het<br />

2e Convenant waren opgenomen een verplichtend karakter. Een ander gevolg van de wettelijke<br />

verankering is, dat de naleving van de aanbevelingen valt onder het toezicht van de dnb.<br />

<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> wettelijke regeling van de medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering<br />

van pensioenregelingen in de Pensioenwet houdt in, dat bedrijfstakpensioenfondsen<br />

worden verplicht een deelnemersraad in te stellen. Ondernemingspensioenfondsen kunnen<br />

kiezen tussen vertegenwoordiging in het bestuur door gepensioneerden of voor instelling<br />

van een deelnemersraad. Zij zijn verplicht deze keuze te maken indien:<br />

• Het aantal pensioengerechtigden minimaal 10% bedraagt van de som van het aantal deelnemers<br />

en het aantal pensioengerechtigden en waarvan het aantal pensioengerechtigden<br />

ten minste 25 personen bedraagt<br />

• Het aantal pensioengerechtigden minimaal 1000 is


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

Het fondsbestuur moet schriftelijk aan de gepensioneerden voorleggen of zij zich willen laten<br />

vertegenwoordigen door een deelnemersraad of bestuursvertegenwoordiging. Raadpleging<br />

is niet nodig als er sprake is van zowel bestuursvertegenwoordiging als een deelnemersraad<br />

of als de deelnemers al in een eerder stadium gekozen hebben. In de Pensioenwet wordt<br />

verder geregeld dat in geval er wordt gekozen voor bestuursparticipatie:<br />

- gepensioneerden onderdeel uitmaken van de werknemersgeleding<br />

- er sprake moet zijn van een evenredige zetelverdeling tussen gepensioneerden en werknemers.<br />

Dat wil zeggen dat de zetelverdeling plaatsvindt op basis van de verhouding tussen het<br />

aantal werknemers en het aantal pensioengerechtigden<br />

- in het bestuur van een ondernemingspensioenfonds de werknemersvertegenwoordigers<br />

en de vertegenwoordigers van gepensioneerden tenminste evenveel zetels bezetten als de<br />

werkgeversvertegenwoordigers<br />

Het vervullen van vacatures voor gepensioneerden in het bestuur of in de deelnemersraad<br />

vindt plaats langs de weg van verkiezing. Organisaties van gepensioneerden hebben daarbij<br />

het recht om voordrachten te doen. Verkiezing is alleen nodig als het aantal vacatures kleiner<br />

is dan het aantal voorgedragen kandidaten. Met deze voordrachts- en verkiezingsprocedure<br />

wordt beoogd de medezeggenschap van gepensioneerden een representatief karakter te geven,<br />

zodat de gepensioneerden zich door hun eigen afgevaardigden vertegenwoordigd voelen.<br />

<strong>De</strong> positie van de deelnemersraad wordt door de Pensioenwet in die zin versterkt dat de uitvoeringsovereenkomst<br />

voor advies aan de deelnemersraad moet worden voorgelegd, evenals<br />

een beslissing van het pensioenfonds om tot premiekorting of terugstorting van de premies<br />

over te gaan.<br />

Pensioenfondsen die menen de medezeggenschap van gepensioneerden te hebben geregeld<br />

doen er goed aan te controleren of de medezeggenschap voldoet aan alle kwalitatieve eisen, o.a.<br />

wat betreft de representativiteit en de evenredigheid. Uit een door de ser in 2005 gehouden<br />

quick-scan blijkt, dat dat lang niet altijd het geval is. Bedrijfstakpensioenfondsen kunnen daartoe<br />

het beste contact opnemen met de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (www.vb.nl)<br />

en Ondernemingspensioenfondsen met de Stichting opf (www.opf.nl). Het Coµrdinatieorgaan<br />

Samenwerkende Ouderenorganisaties (cso) heeft op de website een scan opgenomen, die kan<br />

worden gebruikt om de eigen medezeggenschap te toetsen (www.ouderenorganisaties.nl).<br />

6.2 Medezeggenschap bij de uitvoering door verzekeraars<br />

<strong>De</strong> medezeggenschap van gepensioneerden die vallen onder een pensioenregeling die door<br />

een verzekeraar wordt uitgevoerd vielen wel onder het eerste Medezeggenschapsconvenant,<br />

maar niet onder het tweede Medezeggenschapsconvenant. <strong>De</strong> convenantspartijen gingen ervan<br />

uit dat de medezeggenschap in deze situatie bij wet zou worden geregeld. Dit gebeurt nu


door het opnemen van op deze situatie toegespitste bepalingen in de Pensioenwet.<br />

Een belangrijke reden voor een andere benadering is, dat de verantwoordelijk voor de medezeggenschap<br />

bij verzekerde regelingen primair ligt bij de werkgever en niet bij de pensioenuitvoerder<br />

in casu de verzekeraar. Zo kan het zijn, dat bij pensioenregelingen die worden<br />

uitgevoerd door een verzekeraar, het niet de verzekeraar, maar de werkgever is die in<br />

samenspraak met werknemers ((vertegenwoordigers) de beslissing neemt over het verlenen<br />

van toeslagen. Hierbij kunnen de belangen van de gepensioneerden in het geding zijn. Het<br />

instellen van een deelnemersraad om het bestuur te adviseren of deelname van gepensioneerden<br />

in het bestuur van het fonds is bij rechtstreeks verzekerde regelingen niet aan de<br />

orde, simpelweg omdat er geen bestuur is.<br />

Om deze redenen bepaalt de Pensioenwet nu, dat de werkgever een voorgenomen besluit<br />

over de indexatie van pensioenrechten moet voorleggen aan een vereniging van gepensioneerden.<br />

Het horen van een vereniging van gepensioneerden is alleen verplicht als het gaat<br />

om verzekeringscontracten van een zekere omvang. Er is gekozen voor een ondergrens van<br />

minimaal 250 werknemers en gepensioneerden. Een vereniging van gepensioneerden moet<br />

volledige rechtsbevoegdheid bezitten en ten minste 10% van alle gepensioneerden die in<br />

dienst zijn geweest bij de werkgever moet lid zijn van de vereniging. <strong>De</strong> vereniging van gepensioneerden<br />

heeft het recht op alle informatie die het voor het vormen van een oordeel<br />

nodig heeft. <strong>De</strong> werkgever moet deze informatie tijdig verstrekken.<br />

<strong>De</strong> Pensioenwet verplicht de werkgever noch de verzekeraar tot het oprichten van een vereniging<br />

van gepensioneerden. Dus is het voorleggen van een voorgenomen besluit over de<br />

toeslagregeling en hoorrecht alleen aan de orde als er een dergelijke vereniging van gepensioneerden<br />

bestaat en 250 of meer deelnemers (actieven en gepensioneerden) heeft. Wel<br />

adviseren we de werkgever bij een verzekerde regeling met 250 deelnemers om daar waar<br />

er nog geen vereniging van gepensioneerden bestaat te stimuleren dat een dergelijke vereniging<br />

met volledige bevoegdheden wordt opgericht. Dit is in overeenstemming met de<br />

beginselen van ‘good governance’ die gelden voor pensioenregelingen ondergebracht bij een<br />

verzekeraar (zie hoofdstuk 6.3).


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

MEDEZEGGENSChAP IN SChEMA<br />

• Bedrijfstakpensioenfonds • <strong>De</strong>elnemersraad is verplicht<br />

• Ondernemingspensioenfonds • Keuze: vertegenwoordiging van gepensioneerden in<br />

het bestuur of deelnemersraad<br />

• Keuze is verplicht indien:<br />

- minimaal 10% van de deelnemers bestaat uit<br />

gepensioneerden waarvan ten minste 25 gepensioneerden<br />

en/of<br />

- minimaal 1000 gepensioneerden<br />

• Schriftelijke raadpleging gepensioneerden of vertegenwoordiging<br />

in bestuur of deelnemersraad<br />

• Gepensioneerden in bestuur maken onderdeel uit<br />

van de werknemersgeleding<br />

• Evenredige zetelverdeling in bestuur tussen<br />

pensioengerechtigden en actieve deelnemers<br />

• Zonodig verkiezingen organiseren<br />

• Verzekeraar<br />

6.3 Principes voor goed pensioenfondsbestuur<br />

(‘Pension fund governance’)<br />

• Grotere verantwoordelijkheid werkgever<br />

• Verplicht bij contracten met minimaal 250<br />

actieve deelnemers en gepensioneerden indien<br />

er een vereniging van gepensioneerden is<br />

• Hoorrecht van vereniging van gepensioneerden<br />

• Vereniging moet volledige rechtsbevoegdheid bezitten<br />

• Ten minste 10% van de gepensioneerden moet lid<br />

zijn van de vereniging<br />

• <strong>De</strong> vereniging heeft recht op alle benodigde informatie,<br />

welke tijdig door de werkgever moet worden<br />

verstrekt<br />

Op 16 december 2005 is een breed akkoord gesloten over “Pension Fund Governance”. Bij dit<br />

akkoord waren behalve de sociale partners zoals verenigd in de Stichting van de Arbeid ook de<br />

pensioenkoepels opf en vb alsmede het Verbond van Verzekeraars en het Coµrdinatieorgaan<br />

Samenwerkende Ouderenorganisaties (cso) betrokken. <strong>De</strong> Unie van Beroepspensioenfondsen<br />

(UvB) heeft zich daar later bij aangesloten. <strong>De</strong>ze partijen hebben de wetgever verzocht de<br />

verplichting tot naleving van de in acht te nemen principes in de Pensioenwet op te nemen.<br />

Dit is inmiddels gebeurd bij Nota van wijziging. Hiermee heeft de naleving geen vrijblijvend,<br />

maar een verplichtend karakter en valt de naleving onder het toezicht van de dnb.


In de principes is rekening gehouden met de verschillen tussen pensioenregelingen die zijn<br />

ondergebracht bij pensioenfondsen en regelingen die zijn ondergebracht bij verzekeraars,<br />

o.a. ten aanzien van de manier waarop de verantwoording en het intern toezicht moet worden<br />

geregeld.<br />

<strong>De</strong> principes met betrekking tot goed pensioenfondsbestuur houden onder andere in dat het<br />

bestuur van een pensioenfonds verantwoording moet afleggen aan alle betrokkenen, waaronder<br />

de aanspraak- en pensioengerechtigden en dat er intern toezicht is. Het pensioenfonds<br />

moet zijn organisatie derhalve zodanig gaan inrichten dat goed pensioenfondsbestuur is<br />

gewaarborgd. Andere belangrijke onderdelen van het pfg-akkoord zijn het werken aan een<br />

grotere transparantie, een betere communicatie, open klachtenprocedures e.d. <strong>De</strong>sgewenst<br />

kan een samenwerking tussen de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan worden<br />

gerealiseerd om een ongewenste stapeling van organen te voorkomen. <strong>De</strong> volledige tekst van<br />

het pfg-akkoord is te vinden op de websites van de Stichting van de Arbeid en van vno-ncw.<br />

Ook bij rechtstreeks verzekerde regelingen is ‘good governance’ van belang. Ook daarover<br />

zijn in het pfg-akkoord van december 2005 afspraken gemaakt. Hierbij is wel van belang dat<br />

de positie van de verzekeraar op een aantal punten verschilt met die van het pensioenfonds,<br />

onder andere omdat – evenals bij medezeggenschap – de verantwoordelijkheid van de werkgever<br />

in deze situaties groter is vanwege het gegeven dat er geen paritair pensioenfondsbestuur<br />

is waaraan zaken kunnen worden overgelaten.<br />

In 2008 zal een evaluatie van het pfg-akkoord plaatsvinden die zal uitwijzen op welke manier<br />

decentraal vorm en inhoud is gegeven aan de principes. Gelet op de samenhang tussen medezeggenschap<br />

en governance is besloten de looptijd van het medezeggenschapsconvenant<br />

met één jaar te verlengen. Hierdoor kan de samenloop van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan<br />

beter aan de orde komen en kunnen beide evaluaties in 2008 gecombineerd<br />

plaatsvinden.


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn


7 Financieel Toetsingskader<br />

(FTK)<br />

Een werkgever en een werknemer, van wie de pensioenovereenkomst bij een pensioenfonds<br />

is ondergebracht, moeten er met een hoge mate van zekerheid op kunnen vertrouwen dat<br />

het pensioenfonds het pensioen ook daadwerkelijk kan uitkeren. In de Pensioenwet zijn de<br />

financiële normen opgenomen waaraan een pensioenfonds zich dient te houden. <strong>De</strong>ze financiële<br />

normen worden het Financieel Toetsingskader genoemd. Het financieel toetsingskader<br />

voor verzekeraars wordt niet in de Pensioenwet geregeld maar in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf<br />

1993.<br />

7.1. Toeslagen<br />

Pensioenfondsen moeten hun deelnemers duidelijk informeren over het toeslagbeleid. Voor<br />

pensioenfondsen zijn de regels nader uitgewerkt in het Financieel Toetsingskader. Een toeslag<br />

is alleen voorwaardelijk als in de pensioenovereenkomst, de uitvoeringsovereenkomst,<br />

het pensioenreglement en in alle informatie die door de werkgever en het pensioenfonds<br />

aan rechthebbenden wordt verstrekt een voorwaardelijkheidsverklaring is opgenomen. In<br />

de praktijk wordt dit ook wel een “disclaimer” genoemd. Gebeurt dit niet dan wordt de toeslagverlening<br />

als onvoorwaardelijk beschouwd en moet een technische voorziening worden<br />

getroffen. <strong>De</strong> wetgever wil daarmee voorkomen dat bij deelnemers verkeerde verwachtingen<br />

worden gewekt. <strong>De</strong> precieze inhoud van de voorwaardelijkheidsverklaring wordt in een ministeriële<br />

regeling vastgelegd (deze zal vermoedelijk pas rond<br />

1 december 2006 beschikbaar zijn). Dit geldt ook voor de wijze waarop met de deelnemers<br />

over de toekomstige indexatieverwachting moet worden gecommuniceerd. Zowel de voorwaardelijkheidsverklaring<br />

als de wijze van communicatie over de indexatie maakt onderdeel<br />

uit van de z.g. indexatiematrix. <strong>De</strong>ze matrix bevat verschillende manieren waarop het voorwaardelijke<br />

toeslagbeleid kan worden vormgegeven. Zodra de indexatiematrix is gepubliceerd<br />

zal deze op de websites van vno-ncw en awvn worden gezet.


0<br />

<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

7.2 Technische voorzieningen<br />

Een pensioenfonds moet toereikende technische voorzieningen aanhouden. Onder technische<br />

voorzieningen wordt verstaan de contante waarde van de toekomstige verplichtingen.<br />

Dat wil zeggen dat de technische voorzieningen toereikend moeten zijn om aan de<br />

pensioenverplichtingen te kunnen voldoen. Nieuw ten opzichte van de psw is dat ouderdomspensioen<br />

op basis van kapitaaldekking moet worden gefinancierd. Nabestaanden- en<br />

arbeidsongeschiktheidspensioen mogen ook op risicobasis worden gefinancierd. <strong>De</strong> technische<br />

voorzieningen die horen bij kapitaalgedekte pensioenen zijn aanzienlijk hoger dan bij<br />

risicogefinancierde pensioenen. Pensioenfondsen moeten technische voorzieningen treffen<br />

voor de financiering van alle onvoorwaardelijke pensioenaanspraken. Voorwaardelijke toezeggingen,<br />

zoals de toeslagverlening, kunnen ook op andere wijzen worden gefinancierd,<br />

bijvoorbeeld uit een premieopslag, uit eigen vermogen of uit overrendementen.<br />

7.3 Eigen vermogen pensioenfonds<br />

Pensioenfondsen beleggen en omdat beleggen risico’s met zich mee brengt, worden in de<br />

Pensioenwet eisen gesteld aan de omvang van de buffer. In de Pensioenwet heet dit het eigen<br />

vermogen. Indien het eigen vermogen lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen van<br />

5% van de technische voorzieningen, is er sprake van een dekkingstekort. Daarnaast moet<br />

het pensioenfonds het zogenaamd vereist eigen vermogen zodanig vaststellen dat met een<br />

zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het binnen een jaar over minder vermogen beschikt<br />

dan de hoogte van de technische voorzieningen. Dit betekent, dat voor een standaardpensioenfonds<br />

(50% in aandelen belegd) de vereiste dekkingsgraad ongeveer 130 moet zijn.<br />

<strong>De</strong> dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen enerzijds de waarde van de technische<br />

voorzieningen (= de contante waarde van de verplichtingen) en het vereist eigen vermogen<br />

anderzijds. Naarmate een pensioenfonds risicovoller belegt, moet het vereist eigen vermogen<br />

groter zijn. Naarmate het minder risicovol belegt, kleiner.<br />

7.4 Langetermijn- en kortetermijnherstelplan<br />

Als een pensioenfonds niet meer voldoet aan de normen voor het minimaal vereist vermogen<br />

en het vereist eigen vermogen, moet het een herstelplan opstellen. Bij het niet meer voldoen<br />

aan het minimaal vereist eigen vermogen (105%) dient een kortetermijnherstelplan te worden<br />

gemaakt. Bij het niet meer voldoen aan het vereist eigen vermogen (130% voor een standaardpensioenfonds)<br />

moet een langetermijnherstelplan worden opgesteld. Het lange- en<br />

kortetermijnherstelplan moeten ter instemming aan de toezichthouder worden voorgelegd.<br />

Als de toezichthouder geen instemming geeft, moet een nieuw plan worden opgesteld.


Als een pensioenfonds minder vermogen heeft dan het vereist eigen vermogen, moet het dit<br />

onverwijld melden aan de toezichthouder. Het pensioenfonds heeft maximaal 15 jaar de tijd om<br />

de dekkingsgraad weer ten minste op het niveau van het vereist eigen vermogen te krijgen.<br />

Wanneer een pensioenfonds minder vermogen heeft dan het minimaal vereist eigen vermogen<br />

heeft het drie jaar de tijd om het weer op niveau te krijgen. <strong>De</strong> toezichthouder kan<br />

in individuele gevallen de termijn van drie jaar bij een kortetermijnherstelplan verlengen.<br />

Daarnaast kan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in uitzonderlijke gevallen<br />

(bijvoorbeeld bij een ernstige beurscrisis) collectief voor alle pensioenfondsen de hersteltermijnen<br />

verlengen.<br />

In de psw is toepassing van de kortingsregel mogelijk wanneer de financiële toestand van het<br />

pensioenfonds daartoe aanleiding geeft. <strong>De</strong> kortingsregel houdt in dat pensioenaanspraken en<br />

-rechten mogen worden gekort in geval van financiële problemen van het pensioenfonds. <strong>De</strong><br />

wetgever vindt dit te ruim en wil dat de kortingsregel als noodmaatregel fungeert. Onder de<br />

Pensioenwet mag de kortingsregel slechts in uiterste gevallen en onder voorwaarden worden<br />

ingezet. Zo moeten alle belanghebbenden en de toezichthouder worden geïnformeerd over een<br />

voorgenomen korting van de pensioenaanspraken en pensioenrechten (zie ook hoofdstuk 4.4).<br />

7.5 Kostendekkende premie<br />

<strong>De</strong> werkgever is verplicht de gehele premie af te dragen aan de pensioenuitvoerder. <strong>De</strong> premie<br />

die wordt geheven bij de werkgever ter financiering van de pensioenverplichtingen en de aangroei<br />

hiervan, moeten in beginsel op kostendekkend niveau worden vastgesteld. <strong>De</strong> volgende<br />

elementen moeten in elk geval worden meegenomen in de kostendekkende premie:<br />

• <strong>De</strong> actuarieel benodigde premie die nodig is in verband met de pensioenverplichtingen<br />

• Opslag in verband met het aan te houden vereist eigen vermogen<br />

• Opslag voor de uitvoeringskosten<br />

• Eventuele opslag die nodig is voor het financieren van een voorwaardelijke toeslagverlening<br />

7.6 Herverzekering<br />

Uitgangspunt volgens de psw was dat de pensioenverplichtingen door een pensioenfonds<br />

moeten worden herverzekerd of overgedragen, tenzij de toezichthouder geen bezwaar<br />

maakt tegen eigen beheer. Dit uitgangspunt past niet meer bij de zelfstandige positie van<br />

pensioenfondsen. In de Pensioenwet is eigen beheer het uitgangspunt. Daarmee is de z.g.<br />

herverzekeringsplicht zoals die gold onder de psw vervallen. Wel kan de toezichthouder in<br />

twee uitzonderingen op grond van de wet eisen dat het pensioenfonds al zijn verplichtingen<br />

herverzekert, overdraagt aan een verzekeraar of onderbrengt bij een ander pensioenfonds.<br />

<strong>De</strong>ze uitzonderingen zijn:<br />

1


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

• <strong>De</strong> deskundigheid en betrouwbaarheid van een bestuur van een pensioenfonds voldoen<br />

niet meer aan de gestelde eisen<br />

• <strong>De</strong> financiële positie van een pensioenfonds is zo slecht dat de belangen van de deelnemers<br />

beter gewaarborgd zijn bij herverzekering, overdracht naar een verzekeraar of onderbrenging<br />

bij een ander pensioenfonds


8 Informatieverplichtingen<br />

<strong>De</strong> informatieverplichtingen richting alle betrokkenen bij een pensioenregeling te weten<br />

deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen partners zijn aangescherpt.<br />

Het uitgangspunt is dat de pensioengerechtigde een financiële planning moet kunnen<br />

maken op basis van de voorlichting. <strong>De</strong> informatie moet dus de meest essentiële elementen<br />

bevatten. Pensioenuitvoerders moeten betrokkenen rechtstreeks informeren, de<br />

informatieverstrekking mag dus niet via de werkgever lopen. <strong>De</strong> informatie mag ook elektronisch<br />

verstuurd worden mits de belanghebbende hier schriftelijk mee ingestemd heeft.<br />

8.1 Recht op informatie<br />

Eerder in deze brochure is aangegeven, dat de werknemer recht heeft op:<br />

a. een aanbod van de werkgever met betrekking tot het wel of niet gaan deelnemen aan een<br />

pensioenregeling binnen 1 maand na indiensttreding (zie paragraaf 3.2)<br />

b. een startbrief, te verstrekken door de pensioenuitvoerder waarin alle relevante informatie<br />

over de inhoud van de van toepassing zijnde pensioenregeling staat vermeld (zie paragraaf<br />

3.5).<br />

Daarnaast heeft de werknemer/deelnemer het recht om bij de pensioenuitvoerder een pensioenreglement<br />

op te vragen. Het pensioenreglement geeft weer wat de rechten en plichten<br />

zijn van de werknemer ten opzichte van de pensioenuitvoerder. <strong>De</strong> toezending van het pensioenreglement<br />

moet in alle gevallen kosteloos zijn. Het reglement mag ook elektronisch<br />

worden verstuurd.<br />

In dit hoofdstuk gaat het vooral over de informatie die de pensioenuitvoerder periodiek moet<br />

verstrekken aan de deelnemers en over de informatie waarop een gewezen deelnemer recht<br />

heeft bij het beëindigen van de deelname aan de regeling en over de informatie waarop een<br />

gepensioneerde recht heeft bij het ingaan van het pensioen.<br />

8.2 Informatieverstrekking aan deelnemers jaarlijks<br />

<strong>De</strong> pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer jaarlijks onder andere:<br />

• Een opgave van de verworven pensioenaanspraken<br />

• Een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

• Informatie over toeslagverlening<br />

In de Pensioenwet is bepaald dat de gezamenlijke pensioenuitvoerders een uniform pensioenoverzicht<br />

zullen opstellen , waarin genoemde informatie wordt verwerkt. <strong>De</strong> koepels van pensioenuitvoerders<br />

(opf, vb en Verbond van Verzekeraars) hebben inmiddels een dergelijk Uniform<br />

Pensioen Overzicht (upo) ontwikkeld. Dat zal voor het eerst in 2007 worden gebruikt en<br />

informatie bevatten over de pensioensituatie van de deelnemer per ultimo 2006.<br />

Opgave reeds verworven aanspraken<br />

Nieuw ten opzichte van de psw is de verplichting voor pensioenuitvoerders in de jaaropgave<br />

informatie te geven over de hoogte van de reeds verworven aanspraken. Er moet vermeld<br />

worden of er sprake is van pensioenaanspraken op risico- of opbouwbasis en welke gevolgen<br />

dat heeft. Dit onderscheid is met name van belang bij een partnerpensioen. Een deelnemer<br />

moet weten of er na beëindiging van deelname aan de pensioenregeling nog een partnerpensioen<br />

is. Bij een partnerpensioen op risicobasis is het risico van overlijden alleen tijdens het<br />

dienstverband gedekt. Bij tussentijdse beëindiging van het dienstverband of bij pensionering<br />

echter niet meer. <strong>De</strong> deelnemer moet zich hiervan goed bewust zijn.<br />

Opgave reglementair te bereiken aanspraken<br />

Onder reglementair te bereiken pensioenaanspraken wordt verstaan: de pensioenaanspraken<br />

die bereikt zullen worden wanneer iemand tot de pensioendatum in dienst blijft. Bij<br />

premieovereenkomsten is een aanspraak op de beschikbaarstelling van een bepaalde premie<br />

overeengekomen. <strong>De</strong> beschikbaar gestelde premie kan vervolgens op drie manieren worden<br />

aangewend (zie hoofdstuk 3.3): de premie wordt belegd, direct omgezet in een kapitaalverzekering<br />

of direct omgezet in een verzekering voor een periodieke uitkering. In de laatste<br />

twee gevallen moet een indicatie worden gegeven van de hoogte van het te bereiken kapitaal<br />

c.q. de hoogte van de periodieke uitkering. Indien de premie wordt belegd (de ‘zuivere’<br />

premieovereenkomst) hoeft geen indicatie te worden gegeven van het mogelijk te bereiken<br />

kapitaal op de pensioendatum. Een dergelijke indicatie is met grote onzekerheden omgeven<br />

en een flinke uitvoeringslast voor pensioenuitvoerders. Een deelnemer kan wel een indicatie<br />

op verzoek krijgen.<br />

Toeslagbeleid<br />

<strong>De</strong> pensioenuitvoerder informeert de deelnemer in de jaaropgave over de toeslagverlening.<br />

Hierbij gaat het om:<br />

• Het ambitieniveau en de voorwaarden die gelden bij toeslagverlening, ook als er geen<br />

toeslagbeleid is, dient dit te worden gemeld<br />

• <strong>De</strong> wijze van financiering van voorwaardelijke toeslagverlening<br />

• <strong>De</strong> verwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagverlening<br />

• <strong>De</strong> toeslagverlening over de afgelopen drie jaar, waarbij wordt aangegeven of dit in overeenstemming<br />

met het gepresenteerde toeslagenbeleid is


Pensioenuitvoerders zijn verplicht de voorwaardelijkheidsverklaring te gebruiken (de z.g.<br />

“disclaimer”; zie hoofdstuk 7.1). Hoe de voorwaardelijkheidsverklaring luidt, hangt af van wat<br />

is overeengekomen over toeslagverlening en hoe de toeslagverlening is gefinancierd.<br />

8.3 Informatieverstrekking aan gewezen deelnemers<br />

Grotendeels nieuw zijn de informatieverplichtingen van de pensioenuitvoerder aan de gewezen<br />

deelnemers. Een onderscheid moet worden gemaakt tussen de informatie die gegeven<br />

moet worden als een deelnemer gewezen deelnemer wordt, en informatie wanneer iemand<br />

gewezen deelnemer is.<br />

Informatieverstrekking bij beëindiging deelname aan pensioenregeling<br />

Bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling verstrekt de pensioenuitvoerder<br />

onder andere de volgende informatie aan de deelnemer:<br />

• Een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken<br />

• Informatie over toeslagverlening<br />

• Informatie over de toestand van de pensioenuitvoerder (is er een korte- of langetermijnherstelplan<br />

actueel)<br />

• <strong>De</strong> mogelijkheden van waardeoverdracht<br />

• Het recht van de pensioenuitvoerder om twee jaar na beëindiging van de deelname aan<br />

de pensioenregeling, pensioenaanspraken van minder dan 400 euro per jaar af te kopen,<br />

tenzij de betrokkene kan aantonen dat hij een procedure tot waardeoverdracht is gestart<br />

• <strong>De</strong> mogelijkheid van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid<br />

• Er moet expliciet vermeld worden dat in geval er een nabestaandenpensioen op risicobasis<br />

is, de dekking van het risico van overlijden vervalt bij beëindiging van de deelneming.<br />

Informatieverstrekking aan gewezen deelnemers periodiek<br />

<strong>De</strong> pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer tenminste een keer in de vijf jaar:<br />

• Een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken<br />

• Informatie over toeslagverlening<br />

Nieuw ten opzichte van de psw is dat pensioenuitvoerders gewezen deelnemers dienen te informeren<br />

over de hoogte van de ontwikkeling van hun pensioenaanspraak. Dit is van belang<br />

in het kader van het maken van een financiële planning. Hiervoor is goed zicht nodig op alle<br />

pensioenaanspraken, ook als die bij verschillende pensioenuitvoerders zijn ondergebracht.<br />

Voor wat betreft de informatie over toeslagverlening, wordt aangesloten bij de informatie die<br />

aan deelnemers moet worden gegeven (zie hoofdstuk 3.5 en 8.2).


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

8.4 Informatieverstrekking aan pensioengerechtigden<br />

Ook bij informatieverstrekking aan pensioengerechtigden kan een onderscheid worden gemaakt<br />

tussen de informatie die gegeven moet worden op het moment dat het pensioen ingaat,<br />

en informatie wanneer iemand met pensioen is.<br />

Informatieverstrekking bij pensioeningang<br />

<strong>De</strong> pensioenuitvoerder verstrekt de pensioengerechtigde de volgende informatie op het moment<br />

van ingang:<br />

• Een opgave van zijn pensioenrecht<br />

• Een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen, wanneer de pensioenregeling<br />

daarin voorziet<br />

• Informatie over toeslagverlening<br />

Informatieverstrekking aan pensioengerechtigden periodiek<br />

<strong>De</strong> informatie die pensioenuitvoerder jaarlijks aan de pensioengerechtigde dient te geven is<br />

gelijk aan de informatie die gegeven moet worden bij pensioeningang.<br />

8.5 Informatieverstrekking bij vrijwillige pensioenregelingen<br />

Vrijwillige pensioenregelingen zijn regelingen die bestaan naast de basispensioenregeling<br />

maar waaraan deelname niet verplicht is. Een voorbeeld van een vrijwillige pensioenregeling<br />

is een bijspaarregeling die de mogelijkheid geeft om extra pensioen op te bouwen. Vaak heeft<br />

een vrijwillige pensioenregeling het karakter van een premieovereenkomst (dc-regeling).<br />

Uitgangspunt is dat een pensioenuitvoerder de deelnemer die overweegt deel te nemen in<br />

de vrijwillige pensioenregeling op vergelijkbare wijze informeert als hetgeen gebeurt in de<br />

startbrief (zie hoofdstuk 3.5). Er moet onder andere aangegeven worden wat de pensioensoorten<br />

zijn, wat het karakter van de pensioenovereenkomst is (uitkerings-, kapitaal- of premieovereenkomst)<br />

en welke risico’s door de deelnemer gedragen worden.<br />

Voorts moet aangegeven worden of er toeslagverlening plaatsvindt en onder welke voorwaarden<br />

dit gebeurt. Voor het overige is de informatieverstrekking gelijk aan die voor basispensioenregelingen<br />

(zie paragrafen hiervoor).<br />

<strong>De</strong> voorlichting met betrekking tot de ‘zuivere’ premieovereenkomst (dc-regeling) bevat een<br />

extra component. In dat geval moet de pensioenuitvoerder een indicatie geven van het te bereiken<br />

kapitaal op pensioendatum. <strong>De</strong> toezichthouder (afm) heeft de opdracht gekregen om<br />

nadere regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop de indicatie wordt berekend. <strong>De</strong><br />

indicatie moet op basis van drie scenario’s worden berekend: een midden, een pessimistisch<br />

en een optimistisch rendementsscenario. Dit geeft volgens de wetgever voldoende inzicht in<br />

de risico’s die gepaard gaan met een premieovereenkomst.


8.6 Informatieverstrekking op verzoek<br />

<strong>De</strong>elnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en de pensioengerechtigden hebben<br />

het recht om bij de pensioenuitvoerder informatie op te vragen. Het gaat hierbij onder andere<br />

om het pensioenreglement, het jaarverslag en de jaarrekening en informatie over de<br />

financiële situatie van het pensioenfonds.<br />

8.7 Indexatielabel<br />

<strong>De</strong> pensioensector heeft de opdracht gekregen de informatie over toeslagverlening binnen<br />

1 jaar uit te drukken in een kwantitatieve en beeldende maatstaf, een zogenaamd indexatielabel.<br />

Het indexatielabel moet inzicht geven in de verwachting dat de pensioenregeling<br />

meegroeit met de inflatie. Het label geeft een indicatie van de toekomstige toeslagverlening.<br />

Het zegt derhalve niets over de rest van de regeling of over de prijs daarvan. Inmiddels is uit<br />

onderzoek gebleken dat het ontwikkelen van een dergelijk label een zeer complexe en ook<br />

omstreden zaak is. Het is derhalve zeer onzeker of het hier bedoelde label binnen de gestelde<br />

termijn kan worden gerealiseerd.<br />

8.8 Pensioenregister<br />

<strong>De</strong> pensioenuitvoerders moeten een pensioenregister oprichten dat uiterlijk op 1 januari<br />

2011 operationeel is. Het pensioenregister moet het voor iedere deelnemer, gewezen deelnemer<br />

en gewezen partner mogelijk maken om via één ingang een overzicht te krijgen van<br />

alle door hem opgebouwde pensioenaanspraken, ook als de aanspraken bij verschillende<br />

pensioenuitvoerders zijn opgebouwd alsmede de aanspraken in het kader van de Algemene<br />

Ouderdomswet.


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn


9 Toezicht en<br />

Toezichthouder(s)<br />

Het toezicht op de naleving van de Pensioenwet wordt ondergebracht bij de afm en bij dnb.<br />

dnb krijgt de taak het prudentiële en het materiële toezicht uit te voeren. <strong>De</strong> afm krijgt de<br />

taak het gedragstoezicht uit te voeren. Dit houdt het volgende in:<br />

• Het toezicht op de naleving van de Pensioenwet wordt ondergebracht bij dnb, met uitzondering<br />

van het gedragstoezicht<br />

• Het gedragstoezicht door de afm op pensioenuitvoerders omvat:<br />

- Toezicht op informatieverstrekking aan deelnemers, gewezen deelnemers, nabestaanden<br />

en pensioengerechtigden. Hierbij controleert de afm de communicatie op tijdigheid,<br />

juistheid en toegankelijkheid. <strong>De</strong> afm toetst alle communicatie richting belanghebbenden<br />

aan wat hierover in het reglement van pensioenuitvoerders is bepaald. Indien<br />

de communicatie niet in lijn is met het reglement, dan wordt de pensioenuitvoerder<br />

verzocht om hier alsnog voor te zorgen<br />

- Het toezicht op pensioenuitvoerders om de beleggingsvrijheid bij premieovereenkomsten<br />

met beleggingsvrijheid te begrenzen


0<br />

<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn


10 Overgangsrecht<br />

<strong>De</strong> Pensioenwet treedt naar alle waarschijnlijkheid op 1 januari 2007 in werking. Voor een<br />

groot aantal bepalingen wordt echter een overgangstermijn van een jaar gehanteerd. Hieronder<br />

is een overzicht opgenomen van de meest belangrijke artikelen die onmiddellijk (1 januari<br />

2007) of na een jaar (1 januari 2008) in werking treden.<br />

PENSIOENWET<br />

Inwerkingtreding:<br />

Onmiddellijk (O) of uitgesteld (U)<br />

per 1-1-2007 per 1-1-2008<br />

<strong>De</strong>finities en toepassingen<br />

• <strong>De</strong>finities O<br />

• dga buiten reikwijdte Pensioenwet<br />

Pensioenovereenkomst<br />

U<br />

• Informatie bij indiensttreding (zie hoofdstuk 3.2) O<br />

• Toetredingsleeftijd 21 jaar U<br />

• Vaststellen van het karakter van de pensioenregeling<br />

(uitkerings-, kapitaal-, premieovereenkomst)<br />

U<br />

• Toeslagbeleid U<br />

• Startbrief U<br />

• Hoorrecht gepensioneerden bij uitvoering door verzekeraar<br />

Uitvoeringsovereenkomst<br />

O<br />

• Sluiten van uitvoeringsovereenkomsten U<br />

• Melding door verzekeraar bij premieachterstand<br />

Pensioenuitvoerder<br />

U<br />

• Opstellen pensioenreglement in overeenstemming met de<br />

pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst<br />

U<br />

• Informatieverstrekking door pensioenuitvoerder aan<br />

belanghebbenden<br />

U<br />

• Informatie op verzoek O<br />

• Zorgplicht pensioenuitvoerder bij premieovereenkomsten met<br />

beleggingsvrijheid<br />

U<br />

• Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen O<br />

1


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

• Voorwaardelijkheidsverklaring in geval van voorwaardelijke U<br />

toeslagverlening<br />

Medezeggenschap en Pension Fund Governance<br />

• Instelling deelnemersraad bij bedrijfstakpensioenfonds O<br />

• Instelling deelnemersraad of vertegenwoordiging van O<br />

gepensioneerden in bestuur ondernemingspensioenfonds<br />

• Invoering hoorrecht bij verzekerde regelingen O<br />

• Invulling uitgangspunten goed pensioenfondsbestuur O<br />

Financiering<br />

• Financieel Toetsingskader O


11 Praktische gevolgen<br />

voor de werkgever<br />

Door de invoering van de Pensioenwet zullen werkgevers die een pensioenregeling hebben,<br />

moeten nagaan welke acties zij dienen te ondernemen. Hieronder worden in een schema de<br />

belangrijkste acties aangegeven die de werkgever moet ondernemen.<br />

PRAkTISChE GEVOLGEN VOOR DE WERkGEVER<br />

Onderwerp Actie Wanneer<br />

Informatie bij<br />

indiensttreding<br />

Informatie bij deelname<br />

aan de regeling<br />

Karakter van de<br />

pensioenregeling<br />

(uitkerings-, kapitaal-,<br />

premieovereenkomst)<br />

Binnen 1 maand na indiensttreding moet de werkgever<br />

aangeven of de werknemer wel of niet gaat deelnemen in<br />

een pensioenregeling<br />

Ingeval van geen deelname:<br />

werkgever moet aangeven waarom niet (geen pensioenregeling,<br />

werknemer is jonger dan 21 jaar, salaris is lager dan<br />

franchise etc.) en wat de voorwaarden zijn om te zijner tijd<br />

wel deel te kunnen nemen<br />

de maximale wacht- en drempeltijd voor het ouderdomspensioen<br />

bedraagt 2 maanden. Voor nabestaandenpensioen<br />

en arbeidsongeschiktheidspensioen mag geen<br />

wacht- of drempelperiode worden gehanteerd<br />

Ingeval van wel deelname:<br />

de werkgever zorgt dat er een startbrief komt en neemt<br />

daartoe contact op met de pensioenuitvoerder<br />

Startbrief:<br />

- Binnen 3 maanden nadat de werknemer is gaan deelnemen<br />

in de pensioenregeling moet hij de startbrief van de pensioenuitvoerder<br />

ontvangen. Startbrief moet schriftelijk zijn en in<br />

heldere en begrijpelijke bewoordingen zijn opgesteld (zie<br />

3.5)<br />

- <strong>De</strong> werkgever is verantwoordelijk en moet er op toezien<br />

dat de pensioenuitvoerder de startbrief tijdig verzendt<br />

Vaststellen van het karakter van de pensioenregeling<br />

(uitkerings- kapitaal-, premieovereenkomst)<br />

Verwerken van <strong>nieuwe</strong> terminologie in alle relevante<br />

documenten (startbrief, pensioenreglement, pensioenovereenkomst,<br />

uitvoeringsreglement etc.)<br />

Per 1-1-2007<br />

Per 1-1-2007<br />

Per 1-1-2008<br />

Per 1-1-2007<br />

Per 1-1-2008<br />

Per 1-1-2008


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

Toetredingsleeftijd<br />

21 jaar<br />

<strong>De</strong>elnemers moeten uiterlijk vanaf 21 jaar beginnen met<br />

de opbouw van pensioen. Indien er een hogere leeftijd is<br />

opgenomen in het pensioenreglement, moet het reglement<br />

hierop worden aangepast. Er is geen sprake van terugwerkende<br />

kracht.<br />

Toeslagbeleid • Informeren van belanghebbenden over het toeslagbeleid<br />

- Beoordelen eigen toeslagbeleid<br />

- Voorwaardelijkheidsverklaring (de z.g.<br />

disclaimer) opnemen in alle informatie die aan belanghebbenden<br />

wordt verstrekt (pensioenreglement, startbrief etc.)<br />

Hoorrecht gepensioneerden<br />

bij uitvoering<br />

door verzekeraar<br />

Uitvoeringsovereenkomst<br />

Uitruil ouderdomspensioen<br />

in partnerpensioen<br />

Wordt de pensioenregeling uitgevoerd door een verzekeraar?<br />

Zijn er in totaal 250 of meer deelnemers en gepensioneerden?<br />

Beslist de werkgever (samen met werknemers) over het<br />

verlenen van toeslagen?<br />

Bestaat er een vereniging van gepensioneerden?<br />

Zo ja, dan vereniging van gepensioneerden horen (hoorrecht)<br />

Werkgever moet een uitvoeringsovereenkomst sluiten met<br />

de pensioenuitvoerder<br />

In geval van bedrijfstakpensioenfonds hoeft geen uitvoeringsovereenkomst<br />

te worden gesloten<br />

<strong>De</strong>elnemers moeten de mogelijkheid hebben om ouderdomspensioen<br />

uit te ruilen in nabestaandenpensioen<br />

Informatieverstrekking aan deelnemers<br />

Aanpassing pensioenreglement<br />

Nabestaandenpensioen Indien de pensioenovereenkomst voorziet in een partnerpensioen,<br />

dan moet dit partnerpensioen gelijk zijn aan het<br />

nabestaandenpensioen voor gehuwden en geregistreerde<br />

partners<br />

Indien er een nabestaandenpensioen op risicobasis is, dan<br />

wordt de dekking, gedurende de periode dat de deelnemer<br />

aansluitend aan de beëindiging van de deelneming een<br />

ww-uitkering ontvangt, voortgezet.<br />

Tijdens periodes van onbetaald verlof, tot een maximum van<br />

18 maanden, wordt de dekking van het nabestaandenpensioen<br />

voortgezet.<br />

Informatieverplichtingen<br />

c.q. zorgplicht<br />

bij premieregelingen<br />

met beleggingsvrijheid<br />

van ondernemingspensioenfonds<br />

of verzekeraar<br />

Werkgever moet er op toezien dat pensioenfonds of verzekeraar<br />

zich op correcte wijze kwijten van informatieverplichtingen<br />

en zorgplicht<br />

Per 1-1-2008<br />

Per 1-1-2008<br />

Per 1-1-2007<br />

Per 1-1-2008<br />

Per 1-1-2007<br />

Per 1-1-2008<br />

Per 1-1-2008<br />

Per 1-1-2008<br />

Per 1-1-2008


12 Pensioenfonds of<br />

verzekeraar: Belangrijke<br />

verschillen voor werkgevers<br />

Een werkgever met voor zijn werknemers een eigen (excedent)pensioenregeling kan de uitvoering<br />

daarvan in handen geven van een ondernemingspensioenfonds of van een verzekeraar.<br />

In onderstaand schema worden de belangrijkste verschillen voor de werkgever tussen<br />

deze 2 situaties aangegeven.<br />

Premieachterstand<br />

Financiële<br />

regels<br />

BELANGRIjkE VERSChILLEN VOOR WERkGEVERS<br />

Pensioenfonds Verzekeraar<br />

Pensioenfonds informeert<br />

Verzekeraar informeert<br />

Het pensioenfonds informeert elk kwartaal <strong>De</strong> verzekeraar informeert de<br />

schriftelijk de deelnemersraad, en bij het<br />

deelnemers en de werkgever<br />

ontbreken daarvan alle belanghebbenden bij wanneer een premieachterstand<br />

een premieachterstand van 5% van de totale het noodzakelijk maakt om de<br />

jaarpremie<br />

pensioenregeling premievrij te<br />

Een ondernemingspensioenfonds informeert maken c.q. risicoverzekeringen te<br />

tevens de or<br />

laten vervallen<br />

In geval van vermindering van aanspraken infor- Verzekeraar moet zich aantoonbaar<br />

meert het pensioenfonds de belanghebbenden hebben ingespannen om premie te<br />

innen voordat hij deze mededeling<br />

kan doen<br />

Verzekeraars mogen één maand<br />

nadat belanghebbenden zijn<br />

geïnformeerd, de pensioenopbouw<br />

beëindigen, met maximaal 5 maanden<br />

terugwerkende kracht<br />

• Financieel Toetsingskader in de Pensioenwet Financiële regels in de Wet toezicht<br />

verzekeringsbedrijf 1993, maar ook<br />

eisen in de Pensioenwet (wordt<br />

vervangen door Wet Financieel<br />

Toezicht)


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

Medezeggenschap<br />

Pension Fund<br />

Governance<br />

Verantwoordelijkheid ligt meer bij pensioenfonds<br />

Een bedrijfstakpensioenfonds stelt een deelnemersraad<br />

in<br />

Een ondernemingspensioenfonds stelt een<br />

deelnemersraad in of zorgt voor vertegenwoordigers<br />

van pensioengerechtigden indien:<br />

- minimaal 10% van de deelnemers bestaat<br />

uit gepensioneerden waarvan ten minste<br />

25 gepensioneerden<br />

en/of<br />

- minimaal 1000 gepensioneerden<br />

Een ondernemingspensioenfonds raadpleegt<br />

voor deze keuze de pensioengerechtigden<br />

Adviesrecht van deelnemersraad is uitgebreider<br />

dan het hoorrecht van vereniging van gepensioneerden<br />

bij direct verzekerde regelingen<br />

<strong>De</strong>elnemersraad heeft recht op beroep bij de<br />

Ondernemingskamer<br />

Verantwoordelijkheid ligt meer bij het bestuur<br />

van het pensioenfonds. Het bestuur draagt<br />

onder andere zorg voor:<br />

Transparantie, openheid en communicatie<br />

<strong>De</strong>skundigheid en functioneren van het<br />

bestuur<br />

Afleggen van verantwoording aan het verantwoordingsorgaan<br />

<strong>De</strong> organisatie van transparant, intern toezicht<br />

Taakafbakening <strong>De</strong> Pensioenwet en de Wet bpf 2000 bevatten<br />

regels waaraan een pensioenfonds moet voldoen<br />

ter voorkoming van oneerlijke concurrentie<br />

Productafbakening: o.a. basispensioenregeling<br />

moet solidariteitselementen bevatten<br />

(bijv. doorsneepremie, 10% werkgevers-<br />

bijdrage bij vrijwillige producten)<br />

Domein: welke werkgevers mogen zich bij<br />

een fonds aansluiten<br />

Grotere verantwoordelijkheid<br />

werkgever<br />

<strong>De</strong> werkgever stelt een vereniging<br />

van gepensioneerden – als die<br />

bestaat – in staat een oordeel uit<br />

te spreken over een voorgenomen<br />

besluit dat van invloed is op de<br />

uitvoering of de hoogte van hun<br />

pensioenrechten<br />

Verplicht (hoorrecht) bij contracten<br />

met minimaal 250 actieve deelnemers<br />

en gepensioneerden en als er<br />

een vereniging van gepensioneerden<br />

bestaat<br />

Advies: Als er geen vereniging<br />

van gepensioneerden bestaat is<br />

het advies aan werkgevers om de<br />

oprichting daarvan te stimuleren<br />

Grotere verantwoordelijkheid<br />

werkgever<br />

Werkgever legt verantwoording af<br />

aan or en vertegenwoordigers van<br />

gepensioneerden over bijvoorbeeld<br />

toeslagbeleid<br />

Werkgever stelt or en vertegenwoordigers<br />

in gelegenheid te<br />

adviseren over uitvoeringsovereenkomst<br />

en serviceverlening<br />

verzekeraar<br />

In de 2e pijler mogen pensioenfondsen<br />

en verzekeraars – onder voorwaarden<br />

– met elkaar concurreren<br />

<strong>De</strong> 3e pijler is het exclusieve terrein<br />

van de verzekeraars


Bijlage 1<br />

VOORBEELD STARTBRIEF<br />

Dit voorbeeld van een startbrief is gebaseerd op de tekst van artikel 2 van de Concept –<br />

Algemene Maatregel van Bestuur over de informatieverstrekking, waarin de minimum<br />

vereisten zijn geformuleerd.<br />

Het kan zijn dat hierin tijdens de plenaire behandeling van de Pensioenwet nog wijzigingen<br />

worden aangebracht.<br />

Betreft: startbrief in verband met aan de pensioenregeling<br />

Geachte ,<br />

Als gevolg van uw arbeidsovereenkomst wordt u met ingang van <br />

in de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds abc.<br />

<strong>De</strong> aanspraken waar uw recht op geeft kunt u<br />

lezen in de bijgevoegde ‘Brochure pensioenregeling’. <strong>De</strong> brochure maakt deel uit van deze<br />

startbrief.<br />

Naast de brochure is het officiële pensioenreglement van toepassing. Het officiële pensioenreglement<br />

ontvangt u op uw verzoek van het pensioenfonds.<br />

<strong>De</strong> pensioenregeling van het pensioenfonds betreft een middelloonregeling en wordt gekwalificeerd<br />

als uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. In geval van wijzigingen in<br />

deze pensioenregeling wordt u hierover binnen drie maanden na de wijziging door het pensioenfonds<br />

geïnformeerd. Voor zover de wijziging gevolgen heeft voor uw pensioenregeling,<br />

ontvangt u van ons een gewijzigde brochure die de voorgaande brochure vervangt. Op uw verzoek<br />

ontvangt u tevens het gewijzigde officiële pensioenreglement van het pensioenfonds.<br />

Mocht u naar aanleiding van deze startbrief of de bijlage vragen hebben, dan kunt u contact<br />

opnemen met de heer/mevrouw .....<br />

Met vriendelijke groet,<br />


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

Bijlage 2<br />

VOORBEELD<br />

Brochure pensioenregeling van<br />

<br />

Dit voorbeeld van een populaire versie van een pensioenregeling is gebaseerd op de tekst van<br />

artikel 2 van de Concept – Algemene Maatregel van Bestuur over de informatieverstrekking, waarin<br />

de minimum vereisten zijn geformuleerd.<br />

het kan zijn dat hierin tijdens de plenaire behandeling van de Pensioenwet nog wijzigingen worden<br />

aangebracht.<br />

DEZE BROChURE MAAkT ONDERDEEL UIT VAN DE STARTBRIEF


Inhoud<br />

1. Inleiding<br />

2. Voor wie geldt de pensioenregeling?<br />

3. hoe ziet de pensioenregeling eruit?<br />

.1 Ouderdomspensioen<br />

. Arbeidsongeschiktheidspensioen<br />

. Partnerpensioen voor deelnemers<br />

. Wezenpensioen voor deelnemers<br />

. . Partner- en wezenpensioen voor aspirant deelnemers<br />

. Pensioenaanspraken na beëindiging deelnemerschap<br />

4. keuzemogelijkheden<br />

.1 Vervroegde pensionering<br />

. <strong>De</strong>eltijdpensionering<br />

. Omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen<br />

. Omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen<br />

. Variatie in pensioenuitkeringen<br />

5. Pensioenpremie<br />

.1 Betalingsvoorbehoud<br />

. Vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten<br />

6. Pensioenuitkering<br />

.1 Uitbetaling<br />

. Inhoudingen op uw pensioenuitkering<br />

. Voorwaardelijke toeslagverlening<br />

7. Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid<br />

8. Pensioen en scheiding<br />

.1 Verevening van ouderdomspensioen<br />

. Vaststelling van bijzonder partnerpensioen<br />

9. Vrijwillige voortzetting<br />

10. Waardeoverdracht<br />

10.1 Wel of geen waardeoverdracht<br />

10. Waardeoverdracht aanvragen<br />

11. Informatieverplichting<br />

12. Recht op informatie van het pensioenfonds<br />

13. Nuttige adressen<br />

14. Begrippenlijst


0<br />

<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

1 Inleiding<br />

<strong>De</strong>ze brochure geeft antwoord op de vragen:<br />

• wanneer kan ik met pensioen?<br />

• hoeveel pensioen ontvang ik?<br />

• wat ontvangen mijn partner en kinderen aan pensioen als ik overlijd?<br />

• hoe zit het met mijn pensioenopbouw als ik arbeidsongeschikt word?<br />

• wat gebeurt er met mijn pensioen als ik naar een andere werkgever ga?<br />

Pensioen is uw toekomstige inkomen. Ook is pensioen inkomen voor uw nabestaanden, wanneer<br />

u vóór of na de pensioendatum zou komen te overlijden. Het pensioen zal worden uitgekeerd<br />

omdat u deelneemt in de pensioenregeling van uw werkgever. Om te weten wat de<br />

pensioenregeling voor u betekent, raden wij u aan om deze brochure uitvoerig te lezen. Ook<br />

is het verstandig om deze brochure te bewaren, hij kan in de toekomst nog van pas komen.<br />

Mocht u na het lezen toch nog vragen hebben, dan kunt u uiteraard altijd contact opnemen<br />

met uw werkgever of met het pensioenfonds.<br />

<strong>De</strong> pensioenregeling is ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds .....<br />

<strong>De</strong>ze brochure beschrijft alleen de hoofdlijnen van de pensioenregeling. Bijzondere situaties<br />

zijn hierin niet opgenomen. Ingeval u specifieke vragen heeft, raden wij u aan contact op<br />

te nemen met het pensioenfonds, op telefoonnummer... of via de website van het pensioenfonds<br />

uw vragen te stellen.<br />

2 Voor wie geldt de pensioenregeling?<br />

<strong>De</strong> pensioenregeling geldt voor werknemers van . Werknemers van 21<br />

jaar of ouder worden als deelnemer opgenomen in de pensioenregeling.<br />

Werknemers die jonger zijn dan 21 jaar en een partner en/of kinderen hebben, komen in<br />

aanmerking voor aspirant deelnemerschap.<br />

3 Hoe ziet de pensioenregeling eruit?<br />

<strong>De</strong> pensioenregeling is een middelloonregeling. <strong>De</strong>elnemers hebben aanspraak op:<br />

• een ouderdomspensioen;<br />

• een arbeidsongeschiktheidspensioen;<br />

• een partnerpensioen;<br />

• een wezenpensioen.


Aspirant deelnemers hebben aanspraak op:<br />

• een partnerpensioen;<br />

• een wezenpensioen;<br />

• een arbeidsongeschiktheidspensioen.<br />

3.1 Ouderdomspensioen<br />

Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin u 65 jaar wordt. Dit<br />

pensioen wordt levenslang aan u uitgekeerd. Het pensioen eindigt op de laatste dag van de<br />

maand waarin u komt te overlijden.<br />

<strong>De</strong> hoogte van het ouderdomspensioen is van een aantal zaken afhankelijk. <strong>De</strong> belangrijkste<br />

twee zijn het aantal jaren dat u in de pensioenregeling hebt deelgenomen en het salaris dat<br />

u tijdens de deelname hebt ontvangen. Ieder jaar dat u in de pensioenregeling deelneemt,<br />

bouwt u namelijk een stukje van uw pensioen op.<br />

Op de pensioeningangsdatum bestaat uw totale pensioen uit een optelling van de jaarlijks<br />

opgebouwde (en eventueel verhoogde) pensioenen. Daarnaast ontvangt u vanaf de 65-jarige<br />

leeftijd een aow-uitkering.<br />

<strong>De</strong> hoogte van uw ouderdomspensioen wordt als volgt berekend:<br />

a) het pensioengevend jaarsalaris<br />

Uw pensioengevend jaarsalaris bestaat uit:<br />

....<br />

b) de franchise<br />

Over een deel van uw pensioengevend salaris bouwt u geen pensioen op (en betaalt u geen<br />

pensioenpremie). <strong>De</strong> pensioenregeling houdt er namelijk rekening mee dat u vanaf de 65jarige<br />

leeftijd ook recht heeft op een aow-uitkering van de Sociale Verzekeringsbank (svb).<br />

Daarom wordt voor de berekening van uw pensioen het pensioengevende jaarsalaris met een<br />

bepaald bedrag verlaagd. Dit bedrag, waarover dus geen pensioen wordt opgebouwd, noemen<br />

we de franchise.<br />

Voorbeeld: <strong>De</strong> franchise is voor 2006 vastgesteld op ¤ 11.566, - en dit bedrag wordt jaarlijks<br />

op 1 januari aangepast.<br />

Voor deeltijdwerkers wordt het jaarsalaris eerst berekend op basis van voltijd, vervolgens<br />

wordt de franchise erop in mindering gebracht. <strong>De</strong> dan vast te stellen pensioengrondslag<br />

wordt ten slotte vermenigvuldigd met de geldende deeltijdfactor. <strong>De</strong> deeltijdfactor is de verhouding<br />

tussen het overeengekomen aantal arbeidsuren en het gebruikelijke aantal arbeidsuren<br />

bij de werkgever.<br />

1


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

c) de pensioengrondslag<br />

Jaarlijks bouwt u een percentage van de pensioengrondslag op aan pensioen. <strong>De</strong> pensioengrondslag<br />

bestaat uit het pensioengevende jaarsalaris min de franchise.<br />

Voorbeeld<br />

Pensioengevend jaarsalaris ¤ 35.000, -<br />

Franchise -/- ¤ 11.566, -<br />

Pensioengrondslag ¤ 23.434, -<br />

d) het ouderdomspensioen<br />

Jaarlijks bouwt u 2% van de dan geldende pensioengrondslag op aan pensioen. Het ouderdomspensioen<br />

op uw 65-jarige leeftijd is dus gelijk aan het totaal van de opbouw per jaar.<br />

<strong>De</strong> formule om de jaarlijkse pensioenopbouw te berekenen is:<br />

pensioengrondslag x opbouwpercentage.<br />

Voorbeeld bij een voltijd dienstbetrekking<br />

Pensioengrondslag x opbouwpercentage = pensioenopbouw per jaar<br />

¤ 23.434, - x 2% = ¤ 469, -<br />

3.2 Arbeidsongeschiktheidspensioen<br />

Voor zover het pensioengevende salaris hoger is dan de wia-uitkeringsgrens, heeft u recht<br />

op arbeidsongeschiktheidspensioen gedurende de uitkeringsperiode van de wia, uiterlijk tot<br />

de pensioeningangsdatum. <strong>De</strong> maximale hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen is<br />

70% van het deel van het pensioengevende salaris boven de wia-uitkeringsgrens.<br />

<strong>De</strong> wia-uitkeringsgrens bedraagt voor 2006 ¤ 43.800,-. <strong>De</strong> maximale wia-uitkering bedraagt<br />

70% van dit bedrag (¤ 30.660,-).<br />

Voorbeeld<br />

Pensioengevend jaarsalaris ¤ 45.000, -<br />

wia-uitkeringsgrens -/- ¤ 43.800, -<br />

Verschil ¤ 1.200, -<br />

Maximaal arbeidsongeschiktheidspensioen (70%) ¤ 840, -<br />

<strong>De</strong> hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen is vervolgens afhankelijk van het voor<br />

u geldende arbeidsongeschiktheidspercentage, vastgesteld door het uwv. Daarom wordt het<br />

pensioen vastgesteld op basis van onderstaande tabel.


Percentage Percentage van het arbeidsongeschiktheidsarbeidsongeschiktheid<br />

pensioen bij arbeidsongeschiktheid<br />

80% of meer 100%<br />

65% tot 80% 72,5%<br />

55% tot 65% 60%<br />

45% tot 55% 50%<br />

35% tot 45% 40%<br />

minder dan 35% 0%<br />

Voorbeeld bij 70% arbeidsongeschiktheid<br />

Maximaal x uitkeringspercentage = arbeidsongeschiktheidsarbeidsongeschiktheidspensioen<br />

pensioen<br />

¤ 840, - x 72,5% = ¤ 609,-<br />

3.3 Partnerpensioen voor deelnemers<br />

In de pensioenregeling is ook een partnerpensioen opgenomen. Dit zorgt ervoor dat uw partner<br />

financieel verzorgd achterblijft als u komt te overlijden. Het partnerpensioen gaat in op de eerste<br />

dag van de maand volgend op de maand waarin u overlijdt en bedraagt 70% van het opgebouwde<br />

ouderdomspensioen. Als u voor de pensioeningangsdatum overlijdt, ontvangt uw partner een<br />

partnerpensioen van 70% van het ouderdomspensioen dat u op basis van uw laatst vastgestelde<br />

pensioengrondslag had kunnen bereiken als u tot de leeftijd van 65 jaar in dienst was gebleven.<br />

Het partnerpensioen wordt toegekend aan de gehuwde partner, de bij de burgerlijke stand<br />

geregistreerde partner of de partner met wie u ongehuwd samenwoont en die voldoet aan de<br />

in het pensioenreglement gestelde voorwaarden.<br />

3.4 Wezenpensioen voor deelnemers<br />

In de pensioenregeling is ook een wezenpensioen opgenomen. Als u overlijdt, ontvangen uw<br />

kinderen een wezenpensioen. Dit wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend<br />

op de maand waarin u overlijdt en bedraagt ...% van het opgebouwde ouderdomspensioen.<br />

Als u vóór de pensioeningangsdatum overlijdt, bedraagt het wezenpensioen ...% van het<br />

ouderdomspensioen dat u op basis van uw laatst vastgestelde pensioengrondslag had kunnen<br />

bereiken als u tot de pensioenrichtdatum in dienst was gebleven.<br />

3.5 Partner- ,wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen voor aspirant-deelnemers<br />

Werknemers die de leeftijd van 21 nog niet hebben bereikt zijn aspirant-deelnemer. Aspirantdeelnemers<br />

hebben aanspraak op partner- en wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen<br />

alsof zij al deelnemen in de pensioenregeling.


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

3.6 Pensioenaanspraken na beëindiging deelnemerschap<br />

Na het einde van uw deelnemerschap in de pensioenregeling (anders dan door pensionering),<br />

behoudt u aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen (ook wel premievrije aanspraken<br />

genoemd). <strong>De</strong> hoogte van deze aanspraken is gelijk aan de aanspraken die u tot dat<br />

moment opgebouwd heeft. U ontvangt er een opgave van.<br />

Een nog niet ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen vervalt na beëindiging van het deelnemerschap.<br />

4 Keuzemogelijkheden<br />

In de pensioenregeling is een aantal keuzemogelijkheden opgenomen. Het gebruik maken<br />

van deze keuzemogelijkheden is overigens niet noodzakelijk. Als u hiervan geen gebruik<br />

maakt, gelden de standaardbepalingen uit het pensioenreglement.<br />

<strong>De</strong> keuzemogelijkheden betekenen dat de hoogte van uw ouderdomspensioen wijzigt. <strong>De</strong><br />

gevolgen van de keuzemogelijkheden voor uw ouderdomspensioen kunt u berekenen met<br />

behulp van factoren die opgenomen zijn in de bijlage bij het pensioenreglement.<br />

4.1 Vervroegde pensionering<br />

Voor het ouderdomspensioen geldt een pensioenrichtdatum van 65 jaar. U kunt het pensioenfonds<br />

verzoeken het ouderdomspensioen eerder in te laten gaan. <strong>De</strong> vroegst mogelijke<br />

datum is het moment waarop u de 60-jarige leeftijd bereikt. Bij vervroegde pensionering<br />

wordt uw ouderdomspensioen lager.<br />

<strong>De</strong> hoogte van het partnerpensioen wijzigt niet door vervroegde pensionering.<br />

4.2 <strong>De</strong>eltijdpensionering<br />

Het is mogelijk om gedeeltelijk met pensioen te gaan en gelijktijdig parttime te blijven werken.<br />

Dit heet deeltijdpensioen. <strong>De</strong> periode dat u met deeltijdpensioen gaat moet minimaal<br />

een jaar zijn. Omdat hierdoor een gedeelte van uw ouderdomspensioen eerder ingaat dan de<br />

65-jarige leeftijd, zal dit leiden tot een lager ouderdomspensioen.<br />

4.3 Omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen<br />

U kunt een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen bij pensioeningang gebruiken om<br />

een hoger partnerpensioen te verkrijgen. Na omzetting mag het verhoogde partnerpensioen<br />

niet meer dan 100% van het verlaagde ouderdomspensioen bedragen.<br />

4.4 Omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen<br />

Op het moment van ingang van het ouderdomspensioen kunt u (een deel van) het partnerpensioen<br />

gebruiken om het ouderdomspensioen te verhogen. Na omzetting houdt u geen (of<br />

een lager) partnerpensioen over.


4.5 Variatie in pensioenuitkeringen<br />

<strong>De</strong> pensioenuitkeringen kunnen gedurende een periode van vijf of tien jaar aansluitend op<br />

de pensioeningangsdatum in aanvang hoger zijn dan in de periode daarna. Het hogere pensioen<br />

staat in een vaste verhouding van 100:75 ten opzichte van het lagere pensioen.<br />

<strong>De</strong> hoogte van het partnerpensioen wijzigt niet door de variatie in hoogte van het ouderdomspensioen.<br />

5 Pensioenpremie<br />

Voorbeeld variabel tekstblok: indien geen ‘Collectief dc’ van toepassing<br />

Voor de pensioenregeling betaalt u samen met de werkgever de premie. <strong>De</strong> hoogte van uw premiebijdrage<br />

is ...% van de pensioengrondslag. <strong>De</strong> werkgever neemt de overige kosten voor zijn rekening.<br />

Uw premie voor de pensioenregeling houden wij maandelijks in op uw bruto salaris.<br />

5.1 Betalingsvoorbehoud<br />

Als het bedrijfsbelang dit noodzakelijk maakt als gevolg van ingrijpende wijziging van omstandigheden,<br />

kan de werkgeversbijdrage verminderd of zelfs helemaal gestopt worden.<br />

Als deze situatie zich voordoet zullen de pensioenaanspraken die u nog zou opbouwen<br />

aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast. U zult hiervan onmiddellijk schriftelijk<br />

op de hoogte worden gebracht. <strong>De</strong> pensioenaanspraken die u al heeft opgebouwd<br />

veranderen overigens niet. <strong>De</strong> mogelijke wijziging betreft dus alleen de in de toekomst<br />

nog op te bouwen pensioenaanspraken.<br />

Voorbeeld variabel tekstblok: indien sprake van ‘Collectief dc’/gemaximeerde premie<br />

Voor de pensioenregeling betaalt u samen met de werkgever de premie. <strong>De</strong> hoogte van uw premiebijdrage<br />

is ...% van de pensioengrondslag. <strong>De</strong> werkgever neemt de overige kosten voor zijn rekening. <strong>De</strong><br />

totale premie is echter gefixeerd/gemaximeerd op ...% van de pensioengrondslag.<br />

Uw premie voor de pensioenregeling houden wij maandelijks in op uw bruto salaris.<br />

5.1 Betalingsvoorbehoud<br />

Als het bedrijfsbelang dit noodzakelijk maakt als gevolg van ingrijpende wijziging van omstandigheden,<br />

kan de werkgeversbijdrage verminderd of zelfs helemaal gestopt worden.<br />

Als deze situatie zich voordoet zullen de pensioenaanspraken die u nog zou opbouwen<br />

aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast. U zult hiervan onmiddellijk schriftelijk<br />

op de hoogte worden gebracht. <strong>De</strong> pensioenaanspraken die u al heeft opgebouwd<br />

veranderen overigens niet. <strong>De</strong> mogelijke wijziging betreft dus alleen de in de toekomst


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

nog op te bouwen pensioenaanspraken.<br />

5.2 Vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten<br />

Als op een bepaald moment de totale premie voor de pensioenregeling voor alle (aspirant-)<br />

deelnemers hoger zou worden dan ...% van het totaal van alle pensioengrondslagen, kunnen<br />

de over de toekomst op te bouwen pensioenaanspraken verlaagd worden.<br />

Als er namelijk sprake is van onderdekking bij het pensioenfonds en het herstel van de<br />

financiële positie van het pensioenfonds blijft structureel achter bij het herstel zoals dat<br />

is vastgelegd in een plan van aanpak, kunnen de al opgebouwde pensioenaanspraken van<br />

(gewezen) deelnemers worden verlaagd. In dat geval zult u hiervan onmiddellijk schriftelijk<br />

op de hoogte worden gebracht.<br />

6 Pensioenuitkering<br />

Ieder jaar krijgt u van het pensioenfonds een overzicht van uw pensioenopbouw. In dit overzicht<br />

staat hoeveel pensioen u kunt verwachten op uw 65-jarige leeftijd en wat u tot dan toe<br />

reeds heeft opgebouwd.<br />

6.1 Uitbetaling<br />

Wanneer u met pensioen gaat, krijgt u een opgave van de hoogte van het ouderdomspensioen<br />

en van het nabestaandenpensioen. Het pensioenfonds betaalt het pensioen maandelijks aan<br />

u uit.<br />

6.2 Inhoudingen op uw pensioenuitkering<br />

Op uw pensioenuitkering moet nog loonheffing (belastingen) en een bijdrage voor de Zorgverzekeringswet<br />

(Zvw) worden ingehouden. Het pensioenfonds houdt dit al op uw pensioen<br />

in voordat het fonds het pensioen aan u uitbetaalt. U krijgt elk jaar een opgave waarop precies<br />

staat hoeveel pensioen het pensioenfonds aan u heeft uitgekeerd en wat daarop is ingehouden<br />

aan loonheffing en inkomensafhankelijke premie Zorgverzekeringswet.<br />

6.3 Voorwaardelijke toeslagverlening<br />

Er is geen recht op toekomstige indexaties. <strong>De</strong> indexatie van uw pensioenaanspraak is voorwaardelijk.<br />

Het pensioenfonds probeert uw pensioenaanspraak jaarlijks aan te passen aan<br />

de procentuele stijging van de consumenten prijsindex, zoals vastgesteld door het cbs. <strong>De</strong><br />

indexatie in een jaar wordt vastgesteld door het bestuur van het fonds. Het is niet zeker of en<br />

in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige<br />

indexaties.


7 Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid<br />

Als u als deelnemer arbeidsongeschikt raakt, heeft u vanaf het moment dat u recht heeft op<br />

een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering (wia), recht op premievrije voortzetting van<br />

uw pensioenopbouw. <strong>De</strong>ze voortzetting van pensioenopbouw vindt volledig of gedeeltelijk<br />

plaats, afhankelijk van uw arbeidsongeschiktheidspercentage (vastgesteld door het uwv). <strong>De</strong><br />

premievrije voortzetting eindigt op de pensioeningangsdatum of eerder, als u minder dan<br />

35% arbeidsongeschikt bent.<br />

<strong>De</strong> mate van voortzetting van de pensioenopbouw is daardoor afhankelijk van het voor u geldende<br />

arbeidsongeschiktheidspercentage volgens de wia. In de tabel kunt u aflezen in hoeverre<br />

de pensioenregeling wordt voortgezet.<br />

Bij een percentage Bedraagt de voortzetting<br />

arbeidsongeschiktheid van pensioenopbouw<br />

80% of meer 100%<br />

65 tot 80% 72,5%<br />

55 tot 65% 60%<br />

45 tot 55% 50%<br />

35 tot 45% 40%<br />

0 tot 35% 0%<br />

8 Pensioen en scheiding<br />

Als u gaat scheiden, heeft uw ex-partner recht op een deel van het pensioen dat u heeft opgebouwd.<br />

Dit recht kan zowel gelden voor het ouderdomspensioen als het partnerpensioen.<br />

8.1 Verevening van ouderdomspensioen<br />

<strong>De</strong>gene met wie u gehuwd bent geweest of met wie u een bij de burgerlijke stand geregistreerd<br />

partnerschap bent aangegaan, heeft recht op de helft van het ouderdomspensioen dat is opgebouwd<br />

tijdens de periode van huwelijk of geregistreerd partnerschap. Het kan overigens zijn<br />

dat u in de huwelijkse- of partnerschapvoorwaarden of in het scheidingsconvenant een andere<br />

verdeling heeft afgesproken. Het verdelen van het ouderdomspensioen noemen we verevening.<br />

Zowel u als uw ex-partner ontvangt een opgave van het ouderdomspensioen na scheiding.<br />

Overigens wordt het ouderdomspensioen ook verevend bij scheiding van tafel en bed. Er<br />

vindt geen verevening plaats bij beëindiging van het ongehuwd samenwonen.<br />

Op het moment dat uw ouderdomspensioen ingaat, krijgt uw ex-partner recht op uitbetaling<br />

van een deel van het ouderdomspensioen. Het pensioenfonds keert het pensioen rechtstreeks<br />

uit aan uw ex-partner. Na het overlijden van uw ex-partner maakt het pensioenfonds weer het<br />

hele ouderdomspensioen aan u zelf over.


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

U kunt afspreken dat u en uw ex-partner beiden een zelfstandig ouderdomspensioen krijgen.<br />

We spreken dan over conversie van het ouderdomspensioen. Daarbij zal ook het reeds opgebouwde<br />

partnerpensioen (als bedoeld onder 8.2) worden betrokken. Bij conversie gaat het verevende<br />

ouderdomspensioen in op het moment dat uw ex-partner dat wil (liggende tussen 60 en<br />

65 jaar). Als uw ex-partner overlijdt, vervalt het verevende ouderdomspensioen definitief.<br />

Mocht u eerder komen te overlijden dan uw ex-partner, dan behoudt hij het verevende ouderdomspensioen.<br />

Het partnerpensioen (zoals aangegeven onder 8.2) is reeds door conversie<br />

komen te vervallen.<br />

Een aanvraag voor verevening of conversie kunt u tot twee jaar na de scheidingsdatum bij<br />

het pensioenfonds indienen. Het formulier voor die aanvraag is verkrijgbaar bij de grotere<br />

postkantoren, Postbus 51 of via uw echtscheidingsadvocaat.<br />

8.2 Vaststelling van bijzonder partnerpensioen<br />

In geval van scheiding heeft uw ex-partner (ook) recht op het partnerpensioen dat is opgebouwd<br />

tot het moment van einde van het huwelijk, geregistreerde partnerschap of de gezamenlijke<br />

huishouding. Ook hiervan kan door u en uw ex-partner zijn afgeweken in huwelijkse-<br />

of partnerschapvoorwaarden of in het echtscheidingsconvenant. Het deel van het<br />

partnerpensioen waarop uw ex-partner recht heeft, wordt een bijzonder partnerpensioen<br />

genoemd.<br />

Ingeval u overlijdt, zal uw ex-partner derhalve het bijzonder partnerpensioen ontvangen.<br />

Mocht uw ex­partner eerder komen te overlijden dan u, dan komt het bijzonder partnerpensioen ten<br />

gunste van een eventuele <strong>nieuwe</strong> partner.<br />

Bij conversie van het ouderdomspensioen (zie hierover onder 8.1) wordt ook het eventuele<br />

bijzondere partnerpensioen omgezet in ouderdomspensioen ten behoeve van uw ex-partner.<br />

Het komt daarmee te vervallen.<br />

9 Vrijwillige voortzetting<br />

Binnen drie maanden na beëindiging van uw deelnemerschap in de pensioenregeling is het<br />

in bepaalde gevallen mogelijk om uw deelnemerschap gedurende maximaal drie jaar vrijwillig<br />

voort te zetten. <strong>De</strong> voorwaarden op basis waarvan dit mogelijk is kunt u nalezen in het<br />

pensioenreglement.<br />

10 Waardeoverdracht<br />

Als u een <strong>nieuwe</strong> baan heeft, dan zal dit gevolgen hebben voor uw pensioenopbouw. <strong>De</strong> opbouw<br />

bij de huidige werkgever stopt en u wordt deelnemer in de pensioenregeling van uw <strong>nieuwe</strong><br />

werkgever. U kunt ervoor kiezen om het pensioen dat u heeft opgebouwd bij uw huidige werkgever<br />

over te dragen naar de pensioenuitvoerder van de pensioenregeling van uw <strong>nieuwe</strong> werkge-


ver. U verkrijgt dan pensioenaanspraken in de <strong>nieuwe</strong> pensioenregeling. U heeft daardoor geen<br />

recht meer op pensioen van het huidige pensioenfonds. Dit noemen we waardeoverdracht.<br />

Waardeoverdracht helpt om een pensioenbreuk te beperken of te voorkomen. Pensioenuitvoerders<br />

(pensioenfondsen en pensioenverzekeraars) zijn verplicht om mee te werken aan<br />

verzoeken tot waardeoverdrachten met betrekking tot dienstbetrekkingen die zijn beëindigd<br />

op of na 8 juli 1994.<br />

10.1 Wel of geen waardeoverdracht<br />

U kunt waardeoverdracht overwegen als dit naar verwachting financieel voor u voordeliger<br />

is. Om dit te kunnen beoordelen is het relevant te weten hoe de financiële situatie van de<br />

huidige en de <strong>nieuwe</strong> pensioenuitvoerder is, evenals hoe de pensioenregeling van de <strong>nieuwe</strong><br />

werkgever luidt (vooral het type regeling en de toeslagbepaling). Voor meer informatie hierover<br />

kunt u zich wenden tot de huidige of de <strong>nieuwe</strong> pensioenuitvoerder.<br />

Een tweede voordeel van waardeoverdracht is dat uw pensioenaanspraken bij één pensioenuitvoerder<br />

worden ondergebracht. Dit is voor uzelf overzichtelijker en u krijgt te zijner tijd<br />

van een pensioenuitvoerder pensioen uitbetaald.<br />

10.2 Waardeoverdracht aanvragen<br />

Binnen zes maanden nadat u in dienst bent getreden bij uw <strong>nieuwe</strong> werkgever moet u bij<br />

uw <strong>nieuwe</strong> pensioenuitvoerder een verzoek tot waardeoverdracht indienen. Dan vraagt<br />

uw <strong>nieuwe</strong> pensioenuitvoerder een opgave op van uw pensioenaanspraken bij de oude pensioenuitvoerder.<br />

Aan de hand daarvan wordt een offerte opgesteld voor de waardeoverdracht.<br />

Als u hiermee akkoord gaat, wordt de waardeoverdracht in gang gezet.<br />

11 Informatieverplichting<br />

Om de pensioenregeling goed te kunnen uitvoeren, is het van belang dat het pensioenfonds<br />

over voldoende informatie beschikt. Om deze reden bent u verplicht om aan het pensioenfonds<br />

alle gevraagde inlichtingen te verstrekken die voor de pensioenregeling van belang<br />

zijn. Het pensioenreglement geeft aan welke inlichtingen u moet verstrekken.<br />

Ook is het van belang dat u het pensioenfonds zo spoedig mogelijk op de hoogte brengt van<br />

een (nieuw) partnerschap, ontbinding van de partnerrelatie, overlijden van uw partner en<br />

een adreswijziging. Als u een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering (wia) ontvangt,<br />

bent u verplicht het pensioenfonds onmiddellijk op de hoogte te stellen van elke wijziging in<br />

de mate van arbeidsongeschiktheid (door uwv vastgesteld).


0<br />

<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

12 Recht op informatie van het pensioenfonds<br />

Het pensioenfonds verstrekt u op verzoek:<br />

- het pensioenreglement;<br />

- een jaarverslag en de jaarrekening;<br />

- de uitvoeringsovereenkomst;<br />

- relevante informatie over beleggingen;<br />

- informatie die specifiek voor u relevant is;<br />

- een opgave van de hoogte van uw opgebouwde pensioenaanspraken.<br />

Verder verstrekt het pensioenfonds u de geldende klachtenregeling.


13 Nuttige adressen<br />

Hieronder is nog een aantal nuttige adressen opgenomen.<br />

Stichting Pensioenfonds .....<br />

.....<br />

.....<br />

.....<br />

Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen<br />

Postbus 93158<br />

2509 ad <strong>De</strong>n Haag<br />

www.opf.nl<br />

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

Postbus 90801<br />

2509 lv <strong>De</strong>n Haag<br />

070 333 44 44<br />

www.minszw.nl<br />

Sociale Verzekeringsbank<br />

Het districtskantoor is afhankelijk van uw<br />

woonplaats. U kunt dit nalezen op Internet.<br />

www.svb.org<br />

UWV<br />

(Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen)<br />

Het districtskantoor is afhankelijk van uw<br />

woonplaats. U kunt dit nalezen op Internet.<br />

0900 9294<br />

www.uwv.nl<br />

Ombudsman Pensioenen<br />

Bordewijklaan 10<br />

2591 xr <strong>De</strong>n Haag<br />

070 333 89 99<br />

www.ombudsmanpensioenen.nl<br />

1


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

14 Begrippenlijst<br />

AOW<br />

Algemene Ouderdomswet.<br />

Aspirant-deelnemer<br />

Een aspirant deelnemer is een werknemer<br />

van die jonger dan 21<br />

jaar is en een partner en/of kinderen heeft.<br />

<strong>De</strong>elnemer<br />

Een deelnemer is een werknemer van<br />

die 21 jaar of ouder is.<br />

Franchise<br />

Iedere Nederlander bouwt jaarlijks aow op.<br />

Dit wordt uitgekeerd vanaf de 65-jarige leeftijd<br />

en voorziet in een basispensioen. Over<br />

dit deel wordt geen pensioen opgebouwd,<br />

omdat dit al opgenomen is in de aow.<br />

Gewezen deelnemer<br />

Als u geen pensioen meer opbouwt bij het<br />

pensioenfonds maar nog wel pensioenaanspraken<br />

bij het pensioenfonds hebt staan<br />

dan bent u een gewezen deelnemer, ook wel<br />

slaper genoemd.<br />

Loonindex<br />

Het percentage van de algemene loonsverhogingen<br />

bij de werkgever per 1 januari van<br />

het lopende kalenderjaar.<br />

Ouderdomspensioen<br />

<strong>De</strong> uitkering die u ontvangt vanaf de pensioeningangsdatum<br />

tot het moment dat u komt<br />

te overlijden.<br />

Partner<br />

<strong>De</strong>gene met wie u gehuwd bent, bij de<br />

burgerlijke stand een geregistreerd partnerschap<br />

bent aangegaan, of degene met wie u<br />

een gezamenlijke huishouding voert zoals<br />

omschreven in het pensioenreglement.<br />

Partnerpensioen<br />

<strong>De</strong> uitkering die uw partner ontvangt na uw<br />

overlijden.<br />

Pensioenfonds<br />

Stichting Pensioenfonds Model.<br />

Pensioengrondslag<br />

Het deel van uw pensioengevend jaarsalaris<br />

waarover u pensioen opbouwt. Dit is<br />

het pensioengevende jaarsalaris min de<br />

franchise.<br />

Pensioengevend jaarsalaris<br />

Het vaste jaarsalaris plus de vakantietoeslag.<br />

Prijsindex<br />

Het percentage waarmee het consumentenprijsindexcijfer<br />

(alle huishoudens, afgeleid)<br />

over de maand oktober van het voorafgaande<br />

kalenderjaar is gestegen ten opzichte van het<br />

consumentenprijsindexcijfer (alle huishoudens,<br />

afgeleid) over de maand oktober van het<br />

daaraan voorafgaande kalenderjaar.<br />

WIA<br />

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.


Bijlage 3<br />

Overzicht van de door de Tweede Kamer aangenomen moties<br />

Tijdens de behandeling van de Pensioenwet (kamerstuk nummer 30 413) in de Tweede Kamer<br />

in september 2006 zijn naast een groot aantal amendementen ook verschillende moties in de<br />

behandeling ingebracht. In deze moties wordt aan de Kamer een uitspraak voorgelegd. <strong>De</strong>ze<br />

moties eindigen met een verzoek aan de Regering.<br />

Bij de stemmingen op 26 september 2006 zijn de volgende moties door de Tweede Kamer<br />

aangenomen:<br />

Nummer 68:<br />

Hierin wordt de regering verzocht om ook op het Europees niveau alles in het werk te stellen<br />

om de wezenskenmerken van het Nederlandse pensioenstelsel (collectiviteit en solidariteit)<br />

te behouden, inclusief de daarmee onlosmakelijk verbonden verplichtstelling. Tevens wordt<br />

de regering verzocht om in dat kader de bestuursstructuur tegen het licht te houden om te<br />

bezien of deze voldoende toekomstbestendig is. Tenslotte wordt de regering verzocht de Kamer<br />

uiterlijk op 1 april 2007 op de hoogte te stellen van haar bevindingen en daarbij – indien<br />

nodig – concrete voorstellen te doen voor mogelijke verbeteringen.<br />

Nummer 69:<br />

Hierin wordt de regering verzocht bij de behandeling van de begroting 2007 van het ministerie<br />

van szw een uitgewerkt plan aan de Kamer voor te leggen teneinde aan een bepaalde categorie<br />

mensen van 65 jaar of ouder die zijn gescheiden voor 1981 een eenmalige uitkering te<br />

verstrekken omdat zij geen beroep kunnen doen op een andere voorziening.<br />

Nummer 73:<br />

Hierin wordt de regering verzocht in overleg te treden met de sociale partners en met hen<br />

afspraken te maken over hoe in de pensioensfeer een fatsoenlijke dekking kan worden bereikt<br />

terzake van het arbeidsongeschiktheidsrisico en van het overlijdensrisico, waarbij de<br />

Kamer aangeeft dat daarbij een uniforme dekking op kapitaalsbasis wenselijk is. <strong>De</strong> Kamer<br />

verzoekt voorts om het resultaat van dit overleg in januari 2008 aan haar voor te leggen.


<strong>De</strong> <strong>nieuwe</strong> <strong>pensioenwet</strong> <strong>Vno</strong>-nCw/AwVn<br />

Nummer 74:<br />

Hierin wordt de regering verzocht om te bewerkstelligen dat de Europese Unie niet overgaat<br />

tot een communautair geregelde opzet van de overdraagbaarheid van aanvullende pensioenen<br />

binnen de Unie (de z.g. portabilityrichtlijn).<br />

Nummer 76:<br />

Hierin wordt de regering verzocht te bevorderen, dat (bij voorkeur door de ser) een maatschappelijk<br />

debat wordt georganiseerd over de toekomst van met name het tweedepijlerpensioen<br />

en over de uitvoering van pensioenregelingen. Het is de bedoeling bij dat debat alle<br />

relevante maatschappelijke groepen en organisaties, zowel nationaal als internationaal, alsmede<br />

de wetenschap te betrekken. Voorts verzoekt de Kamer de regering om haar uiterlijk<br />

eind 2007 over de uitkomst daarvan te informeren, alsmede over de beleidsmatige conclusies<br />

die de regering daaraan verbindt.<br />

Nummer 78:<br />

Hierin wordt de regering verzocht om uiterlijk 1 april 2007 voorstellen te doen ter zake van<br />

een verruiming van de mogelijkheden voor pensioenopbouw door zelfstandigen binnen de<br />

tweede pijler en daarbij tevens de (wettelijke) mogelijkheid te betrekken van een (open) pensioenfonds<br />

voor zelfstandigen.<br />

Nummer 79:<br />

Hierin wordt de regering verzocht, gelet op het feit dat in de Pensioenwet sprake is van twee<br />

toezichthouders (dnb en afm), in de departementale jaarverslagen van de ministeries van<br />

Financiën en van szw o.a. het volgende op te nemen:<br />

- de beleidsdoelen, de toezichtstaak en de geleverde prestaties door de toezichthouders;<br />

- de kosten van de toezichthouders;<br />

- het aantal formatieplaatsen;<br />

- de kosten en bedragen die worden doorberekend aan de onder toezicht gestelden.<br />

Nummer 80:<br />

Hierin wordt de regering verzocht om twee jaar na de inwerkingtreding van de Pensioenwet<br />

het “dubbel” toezicht te laten evalueren door een onafhankelijke commissie.<br />

Nummer 81:<br />

Hierin wordt de regering verzocht om zogenaamde emeritaatsfondsen die niet onder de oude<br />

psw vielen maar wel onder de werkingssfeer van de <strong>nieuwe</strong> Pensioenwet gaan vallen een<br />

royale overgangstermijn te gunnen, zodat voor elk fonds een maatwerkoplossing kan worden<br />

gevonden.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!