Download pdf - Textualscholarship.nl
Download pdf - Textualscholarship.nl Download pdf - Textualscholarship.nl
Inleiding 81 sel gelokaliseerd worden. Alleen hand 6 gedraagt zich enigszins afwijkend. Deze kopiist, die slechts enkele relatief korte prozateksten in kolom 108rb tot en met 109vb schreef, is het sterkst Oost-Vlaams getint; bij hem ontbreken de te verwachten Brabantse kenmerken. Zijn idioom past daarom bij het centrale gedeelte van Vlaanderen (oostelijk West- en westelijk Oost- Vlaanderen). Hij is dus helemaal aan de westelijke rand van onze driehoek te situeren, maar vormt in zoverre nog geen buitenbeentje binnen de groep. Een West-Vlaming in het gezelschap Hand 9 is verantwoordelijk voor de binionen 12 tot 14 in het laatste gedeelte van de codex (zie tabel 2 op p. 28). Zijn taal verschilt in talrijke opzichten van die van de andere handen. Hij is bijvoorbeeld de enige kopiist die niet consequent is in het foneem h (zie bijvoorbeeld tekst 52 r. 3 thoude testament, 153-54 Gheeft goede exemple in hu werke). Hij gebruikt bij gelegenheid ook het typische vrouwelijke pronomen soe (bijvoorbeeld in 48-49 In de maniere dat twijf haer besiet inden spieghel of soe iet heeft in hare aensichte dat haren brudegoem mochte vernoyen, en tekst 56 r. 219- 220 so hevet soe soe grote joye in hare, dat soe se ne can ghespreken noch gheswighen). Hij laat spontane palatalisatie zien bij de o: spurte i.p.v. sporte (sport van een ladder, tekst 52 r. 2, 30, 37 etc.) en vul i.p.v. vol (tekst 57 r. 29, 39, 72, 127, 189). Hij vertoont de typische ingweoonse ontronding van de ü in tekst 57 r. 75 stic en de bekende Vlaamse ou-spelling voor oe: gheprouft (tekst 52 r. 97; 55 r. 42), droufheyt (tekst 57 r. 81), ghenouch (140, 246). Hij kent de varianten commen voor comen, blomme voor bloeme, toghen voor tonen, ic bem voor ic ben en, last but not least, lachame voor lichame (128 naast 114, 124 lichame). Deze opsomming van kenmerken is genomen uit diverse teksten van zijn hand. Ze kunnen waarschijnlijk niet aan de legger worden toegeschreven. De genoemde kenmerken zijn West-Vlaams, de variant lachame is zuidelijk West-Vlaams resp. Frans-Vlaams. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat hand 9 een West-Vlaming is. Men kan echter ook vaststellen dat hij moeite doet om zijn teksten aan de geplogenheid van zijn collega’s aan te passen; dat wil zeggen, hij probeert een schrijftaalvariëteit te bereiken die kenmerken vertoont van de Vlaams/Brabantse grensregio. Het ligt daarom voor de hand om aan te nemen dat hij eveneens tot de kerngroep gerekend moet worden, al is hij duidelijk van andere herkomst dan zijn collega’s. Een complete buitenstaander Hand 4, die de Berijmde dialoog (tekst 33) op f. 93-104 afschreef, staat volledig buiten de Oost-Vlaams/Brabantse groep. Zijn taal vertoont talrijke kenmerken die naar het noordwesten verwijzen, en een enkele keer een exclusief Hollands element: de uitgang -ste bij de tweede persoon enkelvoud, zoals in 300-301 En waer oftu niet en hatste gedaen die boete die du had-
82 Het Wiesbadense handschrift ste onfaen. Dit hoeft ons niet te verwonderen, want het codicologisch onderzoek heeft uitgewezen dat het betreffende perkamenten katern ooit een op zichzelf staand handschrift vormde dat naderhand in de codex is ge - integreerd. De hand is die van een professionele schrijver, die al eerder ge - identificeerd werd als een van de kopiisten van een zeer fragmentarisch overgeleverd Spiegel historiael-handschrift in vier kolommen. Volgens De - schamps is deze kolossale codex omstreeks 1400 in Holland tot stand gekomen. 127 Hand 5 Deze schrijver schreef de Questien (tekst 34) af, waarvoor hij aan het enkelkaternhandschrift f. 93-104, met de berijmde dialoog, de perkamenten binio f. 105-108 toevoegde. Hij bekleedt hierdoor op het eerste gezicht samen met kopiist 4 een geïsoleerde positie. Niettemin is zijn taal helemaal in overeenstemming met die van de kerngroep van de codex, al moet eraan toegevoegd worden dat zijn afschrift wel een grotere diversiteit aan varianten laat zien dan de rest van het handschrift. Hij kent bijvoorbeeld ook de variant lude (i.p.v. liede), die eigenlijk niet binnen de omschreven driehoek past en die nauwelijks te verenigen valt met de variant vier (nnl. vuur) in dezelfde kolom 107ra (362; 352 luden). Toch is er geen aanleiding om dit als een relict uit de legger te beschouwen. Het tekstgedeelte van hand 5 wijkt wel wat de beschrijfstof, maar niet wat de taal betreft af van het aandeel van de kerngroep van de Wiesbadense codex. Als de binio van hand 5 als import beschouwd moet worden, dan toch wel uit de onmiddellijke omgeving. 3. Herkomst van de leggers Met uitzondering van de hand van het oorspronkelijke enkelkaternhandschrift f. 93-104 richten de kopiisten die aan het Wiesbadense handschrift meegewerkt hebben, zich allemaal naar schrijftradities die kenmerkend zijn voor de driehoek Aalst-Oudenaarde-Brussel. Er is echter ook een aantal teksten waarin een sterker geprononceerde substraatlaag aanwezig is, die niet zonder meer tot die mengtaal gerekend kan worden. Wij tellen zeven teksten waarin dit vrij duidelijk het geval is. Wech van salicheit en Gersons Miroir de l’ame in het Middelnederlands De twee grote teksten die door hand 1 geschreven zijn in de eerste vier katernen, bevatten naast de Vlaamse kenmerken die in de Oost-Vlaams/Brabantse grensstreek aan te treffen zijn, ook enkele karakteristieken die uit- 127 Zie boven, p. 41.
- Page 32 and 33: Inleiding 31 Afb. 2 f. 3r (detail).
- Page 34 and 35: Inleiding 33 3’, 47 en de z (met
- Page 36 and 37: Inleiding 35 hand 7 voor een r noga
- Page 38 and 39: Inleiding 37 Afb. 6 f. 62r (detail)
- Page 40 and 41: Inleiding 39 Afb. 10 f. 97r (detail
- Page 42 and 43: Inleiding 41 Eenheid IIb Deze eenhe
- Page 44 and 45: Inleiding 43 (tekst 35), waarna een
- Page 46 and 47: Inleiding 45 gebleven ruimte boven
- Page 48 and 49: Inleiding 47 Afb. 13 f. 110r (detai
- Page 50 and 51: Inleiding 49 kens zijn meestal schu
- Page 52 and 53: Inleiding 51 lijkt erg veel op dat
- Page 54 and 55: Inleiding 53 Tabel 3. Overzicht van
- Page 56 and 57: Inleiding 55 Afb. 17 f. 45r (detail
- Page 58 and 59: Inleiding 57 Afb. 24 f. 25r (detail
- Page 60 and 61: Inleiding 59 bara, die op f. 118v g
- Page 62 and 63: Inleiding 61 de tekeningen geplakt
- Page 64 and 65: Inleiding 63 sneden banderol met, e
- Page 66 and 67: Inleiding 65 Salvator Mundi gelijmd
- Page 68 and 69: Inleiding 67 de drie gebeden (tekst
- Page 70 and 71: Inleiding 69 geleding zijn rode lom
- Page 72 and 73: Inleiding 71 langs de contouren ext
- Page 74 and 75: Inleiding 73 ook voor elk van de vi
- Page 76 and 77: Inleiding 75 Afb. 30 f. 13v-14r
- Page 78 and 79: Inleiding 77 F. 152 en 25 Folium 15
- Page 80 and 81: Inleiding 79 de oostelijker. De opp
- Page 84 and 85: Inleiding 83 gesprokener Kustwestvl
- Page 86 and 87: Inleiding 85 ven te extreem om de t
- Page 88 and 89: Inleiding 87 fragiele zilverstiftfi
- Page 90 and 91: Inleiding 89 ning en het afgewerkte
- Page 92 and 93: Inleiding 91 vraag is natuurlijk of
- Page 94 and 95: Inleiding 93 Tabel 4. Overzicht van
- Page 96 and 97: Inleiding 95 De basis van de compos
- Page 98 and 99: Inleiding 97 ning van de doop van C
- Page 100 and 101: Inleiding 99 passing van de tekenin
- Page 102 and 103: Inleiding 101 Inc.: Om dat god alle
- Page 104 and 105: Inleiding 103 zie Hogenelst, 1997,
- Page 106 and 107: Inleiding 105 30 f. 91va-30: Armoed
- Page 108 and 109: Inleiding 107 43 f. 116vb32-39: Spr
- Page 110 and 111: Inleiding 109 59 f. 135rb4-135vb: O
- Page 112 and 113: Inleiding 111 75 f. 147ra-151rb13:
- Page 114 and 115: Afkortingen 113 [6] 108rb 3me (omme
- Page 116 and 117: Afkortingen 115 [3] *he’n (heren)
- Page 118 and 119: Afkortingen 117 b. bij contractie:
- Page 120 and 121: Afkortingen 119 [2 3 4] Ø [5] 105v
- Page 122 and 123: Afkortingen 121 b. afkorting voor
- Page 124 and 125: Afkortingen 123 (b) ‘anderen’ D
- Page 126 and 127: Afkortingen 125 waracht.../waeracht
- Page 128 and 129: Verantwoording van de editie Editie
- Page 130 and 131: Verantwoording van de editie 129 2.
82 Het Wiesbadense handschrift<br />
ste onfaen. Dit hoeft ons niet te verwonderen, want het codicologisch<br />
onderzoek heeft uitgewezen dat het betreffende perkamenten katern ooit<br />
een op zichzelf staand handschrift vormde dat naderhand in de codex is ge -<br />
integreerd. De hand is die van een professionele schrijver, die al eerder ge -<br />
identificeerd werd als een van de kopiisten van een zeer fragmentarisch<br />
overgeleverd Spiegel historiael-handschrift in vier kolommen. Volgens De -<br />
schamps is deze kolossale codex omstreeks 1400 in Holland tot stand gekomen.<br />
127<br />
Hand 5<br />
Deze schrijver schreef de Questien (tekst 34) af, waarvoor hij aan het enkelkaternhandschrift<br />
f. 93-104, met de berijmde dialoog, de perkamenten<br />
binio f. 105-108 toevoegde. Hij bekleedt hierdoor op het eerste gezicht samen<br />
met kopiist 4 een geïsoleerde positie. Niettemin is zijn taal helemaal in<br />
overeenstemming met die van de kerngroep van de codex, al moet eraan<br />
toegevoegd worden dat zijn afschrift wel een grotere diversiteit aan varianten<br />
laat zien dan de rest van het handschrift. Hij kent bijvoorbeeld ook de<br />
variant lude (i.p.v. liede), die eige<strong>nl</strong>ijk niet binnen de omschreven driehoek<br />
past en die nauwelijks te verenigen valt met de variant vier (n<strong>nl</strong>. vuur) in<br />
dezelfde kolom 107ra (362; 352 luden). Toch is er geen aa<strong>nl</strong>eiding om dit<br />
als een relict uit de legger te beschouwen. Het tekstgedeelte van hand 5<br />
wijkt wel wat de beschrijfstof, maar niet wat de taal betreft af van het aandeel<br />
van de kerngroep van de Wiesbadense codex. Als de binio van hand 5<br />
als import beschouwd moet worden, dan toch wel uit de onmiddellijke<br />
omgeving.<br />
3. Herkomst van de leggers<br />
Met uitzondering van de hand van het oorspronkelijke enkelkaternhandschrift<br />
f. 93-104 richten de kopiisten die aan het Wiesbadense handschrift<br />
meegewerkt hebben, zich allemaal naar schrijftradities die kenmerkend zijn<br />
voor de driehoek Aalst-Oudenaarde-Brussel. Er is echter ook een aantal<br />
teksten waarin een sterker geprononceerde substraatlaag aanwezig is, die<br />
niet zonder meer tot die mengtaal gerekend kan worden. Wij tellen zeven<br />
teksten waarin dit vrij duidelijk het geval is.<br />
Wech van salicheit en Gersons Miroir de l’ame in het Middelnederlands<br />
De twee grote teksten die door hand 1 geschreven zijn in de eerste vier katernen,<br />
bevatten naast de Vlaamse kenmerken die in de Oost-Vlaams/Brabantse<br />
grensstreek aan te treffen zijn, ook enkele karakteristieken die uit-<br />
127 Zie boven, p. 41.