Download pdf - Textualscholarship.nl

Download pdf - Textualscholarship.nl Download pdf - Textualscholarship.nl

textualscholarship.nl
from textualscholarship.nl More from this publisher
04.05.2013 Views

Verantwoording van de editie 129 2. Behandeling van de handen De verschillende handen zijn in de codicologische beschrijving onderscheiden. Tabel 2 (op p. 28) laat zien welke handen welke tekstdelen hebben geschreven. – Bij iedere tekst is de schrijfhand in het paleografisch commentaar vermeld. – Bijzondere vermelding verdient hand 7. Deze hand schreef niet alleen een groot tekstdeel aan het eind van de codex, maar is tevens verantwoordelijk voor diverse opschriften, titels en bladvullingen, die in een afsluitende werkfase her en der in de codex zijn aangebracht. Omdat deze redactionele werkzaamheden principieel verschillen van het werk van de overige kopiisten, zijn deze overal expliciet aangemerkt. 3. Interpunctie en spelling – De interpunctie en het gebruik van i, j, u, v, en w in de Middelnederlandse tekstdelen zijn aangepast aan het hedendaagse gebruik. Allografen van de i, de s, de r en de v zijn gestandaardiseerd. Hoofdletters zijn geschreven bij eigennamen en aan het begin van een zin. – In de Latijnse tekstdelen wordt nooit de j gebruikt maar steeds de i en is het foneem ‘v’ getranscribeerd als v (bijv. voluntas). De x in o.a. xps is volgens de Latijnse normen getranscribeerd als Ch (dus Christus, en niet zoals in de Middelnederlandse tekstdelen als Cristus). – Dubbele punt en hoofdletter: na een dubbele punt wordt een hoofdletter gebruikt wanneer er directe rede of een citaat volgt. Bij opsommingen en uitleg volgt een kleine letter. – Aanhalingstekens: 1. Bij een citaat of directe rede worden in de regel geen aanhalingstekens gebruikt, omdat veelal niet duidelijk is waar het citaat of de directe rede eindigt. In een zeer beperkt aantal gevallen zijn wel aanhalingstekens gebruikt, namelijk daar waar ondubbelzinnig sprake is van een citaat of directe rede én waar bovendien de duidelijkheid van de tekst markering van citaat of directe rede vereist. 195 2. Aanhalingstekens zijn gebruikt om te verwijzen naar het woord of de uitdrukking zelf, gewoonlijk om de betekenis daarvan te omschrijven. 196 195 Goede voorbeelden zijn tekst 5, r. 78/9, 3092/3. 196 Goede voorbeelden zijn tekst 5, r. 90, 390/1, 393.

130 Het Wiesbadense handschrift – Romeinse cijfers staan in klein kapitaal wanneer ze in de tekst als hoofd- of rangtelwoord functioneren. – Wanneer Romeinse cijfers onderdeel van een woord vormen (zoals in .iii.voldicheit), zijn ze als woord uitgeschreven (drievoldicheit). 197 – Afkortingen zijn opgelost in overeenstemming met voluitgeschreven vormen van de betreffende kopiist. Zie over de problemen die daarbij optreden p. 120-126. – Bij de weergave van varianten is de spelling van de handschriften gehandhaafd. 4. Woordscheiding De kopiisten hebben de gewoonte om van vele woorden de woorddelen los te schrijven. In de editie is de schrijfwijze van de kopiisten gevolgd. Niet aaneengeschreven bleven daarom voegwoorden als op dat, om dat, voornaamwoordelijke bijwoorden als daer in, hier mede, voornaamwoorden als die ghene, den ghenen, hoe sulc, hem selven, bijwoorden als al daer, al hier. Op deze regel gelden de volgende uitzonderingen. Wél aaneengeschreven, ten behoeve van de duidelijkheid, werden de delen van zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden, bijvoorbeeld in ghedoemte, in leyden, mede formich. 5. Ingrepen in de tekst De plaatsen waar de kritische tekst afwijkt van de tekst in het handschrift, zijn op de volgende manieren zichtbaar gemaakt: 1. Tussen spitse haken (< >) staan woorden of letters die door de editeurs zijn toegevoegd. De spelling van de ingelaste woorden of woorddelen is aangepast aan die van het basishandschrift (wanneer de emendatie aan parallelteksten is ontleend). Er staan puntjes wanneer een conjectuur van de ontbrekende tekst te speculatief is. 2. Tussen rechte haken ([ ]) staan woorden of letters uit het handschrift die volgens de editeurs moeten worden weggelaten. 3. Tussen accolades ({ }) staan woorden of letters die in het handschrift (materieel) ontbreken of niet leesbaar zijn, voor zover conjecturen of paralleloverlevering deze letters of woorden kunnen verschaffen. 4. Vóór een woord waarin door de editeurs letters zijn veranderd, of dat in de plaats komt van een ander woord, staat een asterisk (*). 197 Daarmee worden verwarrende woordvormen voorkomen, zoals c fout (hondertfout), vicant (sescant) en viiden (sevenden) in de tekst van een lemma in het Apocalyps-commentaar.

Verantwoording van de editie 129<br />

2. Behandeling van de handen<br />

De verschillende handen zijn in de codicologische beschrijving onderscheiden.<br />

Tabel 2 (op p. 28) laat zien welke handen welke tekstdelen hebben<br />

geschreven.<br />

– Bij iedere tekst is de schrijfhand in het paleografisch commentaar vermeld.<br />

– Bijzondere vermelding verdient hand 7. Deze hand schreef niet alleen<br />

een groot tekstdeel aan het eind van de codex, maar is tevens verantwoordelijk<br />

voor diverse opschriften, titels en bladvullingen, die in een<br />

afsluitende werkfase her en der in de codex zijn aangebracht. Omdat<br />

deze redactionele werkzaamheden principieel verschillen van het werk<br />

van de overige kopiisten, zijn deze overal expliciet aangemerkt.<br />

3. Interpunctie en spelling<br />

– De interpunctie en het gebruik van i, j, u, v, en w in de Middelnederlandse<br />

tekstdelen zijn aangepast aan het hedendaagse gebruik. Allografen<br />

van de i, de s, de r en de v zijn gestandaardiseerd. Hoofdletters zijn<br />

geschreven bij eigennamen en aan het begin van een zin.<br />

– In de Latijnse tekstdelen wordt nooit de j gebruikt maar steeds de i en<br />

is het foneem ‘v’ getranscribeerd als v (bijv. voluntas). De x in o.a. xps<br />

is volgens de Latijnse normen getranscribeerd als Ch (dus Christus, en<br />

niet zoals in de Middelnederlandse tekstdelen als Cristus).<br />

– Dubbele punt en hoofdletter: na een dubbele punt wordt een hoofdletter<br />

gebruikt wanneer er directe rede of een citaat volgt. Bij opsommingen<br />

en uitleg volgt een kleine letter.<br />

– Aanhalingstekens:<br />

1. Bij een citaat of directe rede worden in de regel geen aanhalingstekens<br />

gebruikt, omdat veelal niet duidelijk is waar het citaat of de directe<br />

rede eindigt. In een zeer beperkt aantal gevallen zijn wel aanhalingstekens<br />

gebruikt, namelijk daar waar ondubbelzinnig sprake is<br />

van een citaat of directe rede én waar bovendien de duidelijkheid van<br />

de tekst markering van citaat of directe rede vereist. 195<br />

2. Aanhalingstekens zijn gebruikt om te verwijzen naar het woord of<br />

de uitdrukking zelf, gewoo<strong>nl</strong>ijk om de betekenis daarvan te omschrijven.<br />

196<br />

195 Goede voorbeelden zijn tekst 5, r. 78/9, 3092/3.<br />

196 Goede voorbeelden zijn tekst 5, r. 90, 390/1, 393.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!