Programmaboekje : Rosas - deSingel
Programmaboekje : Rosas - deSingel
Programmaboekje : Rosas - deSingel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Dans<br />
Anne Teresa De Keersmaeker . <strong>Rosas</strong><br />
(but if a look should) April Me<br />
wo 9, do 10, vr 11, za 12 oktober 2002<br />
Small Hands (out of the lie of no)<br />
di 5, wo 6, vr 8, za 9, zo 10 november 2002
edactie programmaboekje <strong>deSingel</strong><br />
druk Tegendruk<br />
Gelieve uw GSM uit te schakelen!
Anne Teresa De Keersmaeker . <strong>Rosas</strong><br />
(but if a look should) April Me<br />
choreografie Anne Teresa De Keersmaeker<br />
creatie en dans Beniamin Boar, Marta Coronado,<br />
Alix Eynaudi, Jordi Galí, Fumiyo Ikeda,<br />
Cynthia Loemij, Ursula Robb, Taka<br />
Shamoto, Igor Shyshko, Clinton Stringer,<br />
Julia Sugranyes, Rosalba Torres, Jakub<br />
Truszkowski<br />
muziek Thierry De Mey ‘Les Fiançailles: Water,<br />
Earth, Mountain (Wind)’, Yannis Xenakis<br />
‘Peau’ (‘Pleïades’), Igor Stravinsky ‘Les<br />
Noces’, Thierry De Mey ‘Silence must be!<br />
(pour chef solo)’, Gérard Grisey ‘Stèle’,<br />
W.A.Mozart Aria uit ‘Le Nozze di Figaro’<br />
(C.Bartoli), Morton Feldman ‘King of Denmark’,<br />
Italiaanse volksmuziek en Indiase<br />
religieuze en volksmuziek<br />
muziek live uitgevoerd door Ictus Ensemble (Miquel Bernat, Kuniko<br />
Kato, Gerrit Nulens, Georges-Elie Octors,<br />
Jessica Ryckewaert, Michael Weilacher)<br />
decor en licht Jan Versweyveld<br />
geassisteerd door Geert Peymen<br />
kostuums Inge Büscher<br />
geassisteerd door Anne-Catherine Kunz<br />
muziekanalyse Georges-Elie Octors<br />
kopiist Renaud Person<br />
geluid Alexandre Fostier<br />
geassisteerd door Caroline Wagner<br />
assistentie elektronica<br />
‘Les Fiançailles’ Aliocha Van der Avoort<br />
repetitor Pascale Gigon<br />
assistentie<br />
artistieke productie Anne Van Aerschot<br />
technisch directeur Luc Galle<br />
productiemanager Patrick Martens<br />
lichtregie Kristof Van Dijck, Frank Vandezande<br />
podiumregie Marianne Kiekens<br />
coördinatie muzikanten Jan Herinckx<br />
uitvoering decor Atelier van De Munt, Herman Sorgeloos,<br />
Czeslaw Wnorowski<br />
zanglessen Lucie Graumann<br />
coaching gebarentaal Daniëlle Maes<br />
met dank aan Christine Everaert, Lut De Boel, Boetiek<br />
Gabriele (Brussel), Els Mommaerts, Carole<br />
Lefort, Dries Van Noten, Veerle van de<br />
Wouwer, Atelier Françoise Malté, Leen<br />
Samyn, Megan Tuffery, Nathalie Douxfils,<br />
Lieve Meeussen, Dorothée Catry<br />
productie <strong>Rosas</strong> & De Munt<br />
coproductie Théâtre de la Ville (Parijs)<br />
wo 9, do 10, vr 11, za 12 oktober 2002<br />
de voorstelling duurt ongeveer 2 uur 50 minuten, inclusief één pauze<br />
Naar aanleiding van 20 jaar <strong>Rosas</strong> belichten vier sprekers verschillende<br />
aspecten van het werk van Anne Teresa De Keersmaeker.<br />
telkens 19.15 uur . Foyer of Vergaderzaal<br />
wo 9 oktober 2002<br />
Elke Van Campenhout danscritica<br />
do 10 oktober 2002<br />
Marianne Van Kerkhoven dramaturge<br />
vr 11 oktober 2002<br />
Theo Van Rompay adjunct-directeur dansopleiding PARTS<br />
za 12 oktober 2002<br />
Michel Uytterhoeven directeur VTi
© <strong>Rosas</strong>. Fotografie Herman Sorgeloos<br />
“April is the cruellest month, breeding<br />
Lilacs out of the dead land, mixing<br />
Memory and desire, stirring<br />
Dull roots with spring rain”<br />
Uit: T.S. Eliot, ‘The Waste Land’
(but if a look should) April Me<br />
“Het feest dringt de dood terug. Of het nu sacraal of profaan is, voorbode<br />
van de aanval, blijdschap of verdriet, een herinnering nalaat aan<br />
het heden of de voortzetting is van het verleden, een toekomst<br />
oproept of bezweert, in al zijn vormen dringt het feest de dood terug.<br />
En zoals apenstammen allemaal op dezelfde manier reageren op naderend<br />
gevaar, zo toont de mensenstam verenigd en dus versterkt, zijn<br />
extra kracht met een collectief ritme, dat zelf voor nog meer versterking<br />
zorgt. In eenzelfde ritme, altijd hetzelfde, slaat iedereen op trommel<br />
Aarde, is iedereen danser, en woord en gezang. Maar herhaling<br />
leidt tot eenvormigheid, eenvormigheid tot eentonigheid. Ziehier nu<br />
een van die mensen die het gevaar voorvoelt. In zijn ritme is er iets dat<br />
hem stimuleert; in zijn ritme zelf stimuleert hem de grote tarting van<br />
de wet van een wereld die sterft, hij inspireert hem om het feest weer<br />
op gang te brengen door de prikkel van de verrassing…”<br />
Femand Schirren, ‘Le rythme primordial et souverain’, coll. 'La<br />
Pensée du Mouvement', uitgegeven Contredanse.<br />
Een wreed en uitbundig feest voor een gedwongen huwelijk.<br />
Een bedroefde jongeman en jongevrouw worden er geofferd<br />
aan het gemeenschapsbelang. Rumoerige vrolijkheid om het<br />
verdriet van het bruidspaar monddood te maken. Huwelijksgezang,<br />
ondergang. ‘Les Noces’ van Stravinsky werd voor het<br />
eerst uitgevoerd in Parijs in 1923 door Les Ballets Russes van<br />
Serge Diaghilev, en sindsdien vaak gedanst, vaak gevierd. In<br />
ballingschap denkt Stravinsky terug aan de volksliederen van<br />
zijn Russische geboorteland en aan de tomeloze roes van de<br />
boerenbruiloften. Hij droomt er een pianolabegeleiding bij<br />
om de schijnheiligheid te onderstrepen. In ballingschap<br />
bedenkt Bronisla Nijinska de choreografie, geïnspireerd op<br />
uitgesponnen, gestileerde iconen en archaïsche mozaïeken.<br />
Net zoals Kandinski (‘On the spiritual in Art’) voorvoelt ze dat<br />
hoe abstracter en gezuiverder deze dansvormen zijn, des te<br />
meer ze de expressieve kracht van het primitieve ademen.<br />
April 2002. Anne Teresa De Keersmaeker voert deze ‘Noces’<br />
op, haar eerste balletmuziek. Het is de hoeksteen van haar<br />
nieuwe creatie, die ze ‘(but if a look should) April me’<br />
noemt, met een verwijzing naar een gedicht van E.E. Cummings.<br />
‘April’ bevat ook echo's uit ‘The Waste Land’ van T.S.<br />
Eliot. (…) Met Thierry De Mey, componist en cineast, smeedt<br />
de choreografe rond ‘Noces’ etnische muziek om zo ragfijne<br />
vertakkingen te weven. Deze etnische muziek stamt uit<br />
tijden toen het dagelijkse leven nog werd bepaald door het<br />
ritme van de melopeeën die de ouderen overleverden. Ze<br />
ruikt naar de schoonheid in de uithoeken van de wereld: het<br />
veelstemmige gezang van vrouwen in de rijstvelden van de<br />
Po-vlakte, over de geliefde die ten oorlog trekt (‘Sento il<br />
fischio del vapore’), de jammerklacht uit Rajastan, waar men<br />
's nachts de afwezige liefde beweent, of misschien wel de<br />
God die op dit verdriet niet reageert (‘Rosiya’), tot het<br />
afsluitende, eenzame en dromerige aftelrijmpje uit Zuid-<br />
India, waar een kind zich melodisch amuseert door met veel<br />
plezier de sterren te bekijken (‘Chukke Hakki’).<br />
Naast die emotionele, volkse reminiscenties wordt de ruimte<br />
gevuld met percussiestukken: 'de trommel van de aarde',<br />
ongebreidelde pulsaties, de dwingende metronoom, kosmische<br />
uitstraling... Maar ook met stilten, geciseleerd met<br />
gedempte drukte. Om te beginnen het wilde, mannelijke en<br />
ritmische salvo van James Wood (‘Rogosanti’), weerkaatst<br />
door het tengere lichaam van de Japanse percussioniste<br />
Kuniko Kato. Verder de creatie van ‘Fiançailles’, een nieuwe
compositie van Thierry De Mey als voorspel op ‘Noces’, in de<br />
kleurrijke interpretatie van Dmitri Pokrovski. Hij was de<br />
directeur van het vocaal ensemble van Moskou en herschreef<br />
de pianopartituur van Stravinsky op Macintosh, en<br />
creëerde zo een ritmisch patroon dat de zang als het ware<br />
machinaal en onstuitbaar op de rails zette. De zangers reisden<br />
door het zuiden en westen van Rusland om er de tomeloze<br />
kracht en de schorre timbres van de Slavische folklore<br />
in zich op te nemen.<br />
“’Fiançailles’," verklaart Thierry De Mey, "is ontstaan in de<br />
geest van de transformatiestadia van de Yi King in verschillende<br />
percussiebewegingen (water, aarde, donder, wind,<br />
een meer...), waarvan de compositieprincipes de pulsaties<br />
die aanwezig zijn in ‘April’ integreren maar ook ontkennen:<br />
pulsatie op basis van de computer, combinatie van snelheden,<br />
welke klankvorm kan er opstijgen uit aanzetten van<br />
ritme? Hoe kan de inval van een ritmisch voorval de regelmatige<br />
pulsatie verstoren en een sprong of beweging<br />
teweegbrengen? Enzovoort." Constructies die de choreografie<br />
ontleent aan het leven, al of niet getrouw, gesynchroniseerd<br />
of verschoven, in één of meer richtingen... En tussen<br />
de zes percussionisten van Ictus en de dertien dansers van<br />
<strong>Rosas</strong> ontstaat een formele alchemie volgens spiraalvormige<br />
motieven en ander vlechtwerk. Hoe abstracter en zuiverder<br />
de vorm wordt, des te primitiever de beweging zich aftekent,<br />
dacht Nijinska, bij wie Anne Teresa de intuïtie voor het<br />
essentiële bewondert.<br />
Zo wordt ‘April me’ duidelijk een belangrijke fase in het<br />
werk van Anne Teresa De Keersmaeker. Na ‘Rain’, dat groeide<br />
uit het getransformeerde vocabulaire van ‘In real time’,<br />
ontstaat ‘April’ uit de wortels van ‘Small hands’ (duo van de<br />
choreografe met Cynthia Loemij). "Het vocabularium heeft<br />
dit keer een andere teneur, zo lijkt me," schetst de choreografe.<br />
"Het is lyrischer, minder hoekig en zachter. Ik hou van<br />
lange lijnen, van verlengingen, maar ze blijven stoten op<br />
breuken, verdraaiingen, slaapwandelend tussen elegantie<br />
en lompheid. Net zoals ‘Bartók/Aantekeningen’ doet ‘Noces’<br />
denken aan de barok, het gehamer van de voeten, de verankering<br />
in de bodem. Het ballet vergt ook choreografisch<br />
groepswerk, maar het blijft voor mij een optelsom van individuen,<br />
van contrapunten die moeten worden gesynchroniseerd.<br />
‘Noces’ doet ook denken aan een bepaald emotioneel<br />
theater, karaktertheater. Het is mijn eerste balletmuziek en<br />
ik zou willen vertrekken van het zuiverste formalisme om te<br />
evolueren naar het theatrale."<br />
De scène is deze keer helder blauw gekleurd, een hemel die<br />
van het firmament is gevallen, een dak dat op de bodem is<br />
gestort, een chaos van puin. Tegen dit azuurblauw zien we<br />
de scharlaken ‘Noces’, alvorens over te gaan in goudbruine<br />
bespiegelingen over amberkleurige eenzaamheid. De lucht<br />
is tastbaar, alsof je hem moet opensnijden om erin de dansen.<br />
Men speelt met de tijd die op zijn beurt de beweging<br />
opheft, verrast, versnelt. "We hebben al te lang met een<br />
gemiddelde snelheid gedanst," vindt de choreografe. "In de<br />
partituur van Stravinsky contrasteren de complexiteit van de<br />
begeleiding en de monotonie van het liefdeslied. Het profane<br />
en het sacrale rivaliseren voortdurend tot de transcendentie<br />
het haalt. De vereniging van de geliefden wordt zo<br />
meer spiritueel dan lichamelijk." Het vuur van deze bruiloft<br />
roept dan ook vragen op: brengt de ontmoeting van twee<br />
kernen op menselijke schaal versmelting, splitsing of ontdubbeling<br />
teweeg. ... De enige reactie is de stem van een<br />
kind, dat blij is dat het de sterren ziet.<br />
Claire Diez
© <strong>Rosas</strong>. Fotografie Herman Sorgeloos<br />
Meegaandheid ligt me niet<br />
Interview met Anne Teresa De Keersmaeker<br />
“Ik heb altijd ongelooflijk veel goesting gehad. Alles heel<br />
graag gedaan. Het vele werk dat erbij hoorde, moest dan<br />
maar gebeuren.” Dit jaar viert Anne Teresa De Keersmaeker<br />
haar twintigste seizoen. Moeder van twee kinderen én zelf<br />
dansen én producties én een school én een gezelschap én<br />
een film. “Ik kan de gulzigheid niet opgeven.”<br />
”’Er was eens een vrouw die een man had doodgemaakt<br />
terwijl hij in zijn bad zat’. Mijn oom vertelde. Ik was nog een<br />
kind en ik luisterde naar zijn verhalen. ‘Het is echt gebeurd’,<br />
zei hij. 'Mijn moeder heeft het mij verteld en die heeft het<br />
nog gehoord van haar moeder die het ook van horen zeggen<br />
had.’ ‘s Avonds zat ik als een prinses op de boerenkar,<br />
samen met mijn drie zussen en mijn broer. We reden met de<br />
oogst van het veld naar huis. Ik ben de dooie man in het bad<br />
nooit vergeten. Later ben ik erachter gekomen dat dat het<br />
verhaal van Charlotte Corday en Jean-Paul Marat was. Ik<br />
ben in mijn jeugd omringd geweest door mensen die leefden<br />
op het ritme van een groot Brabants boerenhof aan de<br />
rand van een grootstad. We leefden onder de spiedende<br />
blikken van de ongehuwde tantes en een ijzersterke grootmoeder<br />
die eind negentiende eeuw geboren was. Vader<br />
werkte mee op de boerderij van zijn vroeg gestorven vader.<br />
De sfeer uit een roman van Cyriel Buysse. Moeder was<br />
regentes Nederlands en geschiedenis. Altijd in de weer. Ik<br />
kweekte cactussen. Ik kreeg een landbouwrijpaard dat Bella<br />
heette. Ik kreeg een hond. Wij moesten ervoor zorgen dat<br />
de oogst binnen was voor het begon te regenen. We speelden<br />
op straat. Mijn oom leerde me met de tractor rijden. Als
de oogst binnen was, mocht ik met de camionette over het<br />
verse stoppelveld crossen. Mijn vader was intelligent, maar<br />
ook bang. Toen moeder zwanger van me was, is hij enkele<br />
maanden opgenomen geweest om zijn angsten te behandelen.<br />
Hij is altijd rusteloos gebleven. Hij bezat een soort<br />
onredelijkheid, en tegelijk had hij ook een heel aparte<br />
kracht. Hij kon van die zotte dingen doen. Op een dag timmerde<br />
hij een bordje waarop hij ‘Huis Te Koop’ schreef. Dat<br />
zette hij voor ons huis. En wij maar lachen. Ik herinner me<br />
dat hij me op een dag bij zich riep en een dooie mol in mijn<br />
handen stopte. Hij legde de mol in een bakje en wikkelde<br />
dat in cadeaupapier. ‘Ga dat maar aan je juffrouw geven’,<br />
zei hij. Ik liep blij naar school, met het pakje in mijn hand.<br />
Mijn moeder was een heel energieke vrouw. Ze was heel<br />
ondernemend en nam altijd het initiatief. Jaren heeft ze lesgegeven.<br />
‘s Avonds en ‘s zondags was ze vaak weg om voor<br />
de KAV voordrachten te geven. Mijn ouders waren geïnteresseerd<br />
in kunst. Als we naar Spanje gingen, bezochten we<br />
onderweg altijd wel een of ander kasteel of een kerk. Mijn<br />
moeder kon soms nogal haar wil doordrukken. Na de tiende<br />
romaanse kerk vond vader dat het “nu wel wellekes”<br />
was geweest. Gemor om een slechte ‘Guide Bleu’. Waarom<br />
wij per se via Bourg-Madame moesten reizen terwijl die weg<br />
niet goed aangeduid was. Mijn moeder die bij het verkeerslicht<br />
uitstapte en de straat op ging. Vijf kinderen die achteraan<br />
in de auto begonnen te huilen. Een moeder die door<br />
haar schreiende kroost achternageroepen werd: ‘Wij willen<br />
helemaal niet naar Spanje. Wij willen terug naar huis!’ Uit<br />
zo’n gezin kom ik. Een gezin waar de emoties niet werden<br />
ingehouden. De liefde was heftig, groot, maar soms heel<br />
onhandig. Speciaal voor de ruzies had ik een doos gekleurde<br />
‘Chicklets’. Als ik gekibbel hoorde, pakte ik mijn doosje<br />
en ging ik onder het oude, houten bureau zitten. Ik stopte<br />
mijn oren dicht en begon heel hard te kauwen. Jaren later<br />
zat ik bij het ziekbed van mijn moeder te waken met mijn<br />
pasgeboren eerste kind aan de borst. En enkele maanden na<br />
de geboorte van mijn tweede kind verloor ik ook mijn<br />
vader.’’<br />
”Ik was de dochter van Maurice van Frans van Keske. Zo<br />
noemden ze ons in het dorp: de familie Keske. De oudste<br />
drie meisjes werden op kostschool gestuurd. We zaten<br />
samen in het Heilig Hart in Heverlee. Ik weet niet waarom.<br />
Misschien uit bezorgdheid, om ons van straat te houden.<br />
Want de dorpspolitiek van Wemmel heeft in de familie altijd<br />
een grote rol gespeeld: de broer van mijn vader en mijn<br />
grootoom zijn CVP-burgemeester geweest. De kostschool<br />
heeft een vreemde impact op een kind van twaalf. Je leert<br />
wat het is alleen te zijn. Ik werd een maniak. Wat ik deed, was<br />
- denk ik - niet normaal voor een kind van twaalf. In de lessen<br />
Grieks lazen we Xenophon. Onze lerares had gezegd dat<br />
het goed zou zijn enkele moeilijke woorden schriftelijk te<br />
ontleden. Ik nam de ‘Anabasis’ en begon alle woorden een<br />
voor een te ontleden: genitief, indicatief, derde persoon<br />
meervoud. Ik had een schrift waarin ik elk woordje helemaal<br />
ontleed had. Maakte ik een paar fouten, dan wiste ik die<br />
woorden. Daardoor vond ik dan dat mijn schrift er maar vuil<br />
uitzag. Dus schreef ik heel het schrift opnieuw over. En dan<br />
leerde ik heel dat schrift uit het hoofd. Ik kan nog altijd mijn<br />
Griekse stamtijden opzeggen. Ik wou alles beheersen. Ik<br />
moet eerlijk bekennen: ik ben altijd heel ambitieus geweest.<br />
Wat er ook gedaan moet worden en hoeveel werk het ook<br />
is, het moet gedaan worden. Dat heb ik ook in mijn werk als<br />
choreografe.”<br />
”Als klein meisje verlangde ik misschien gewoon naar een<br />
tutu. Ik wou dansen. Mijn moeder was het beu ons elke<br />
week naar Strombeek-Bever te brengen. Tien kilometer reizen<br />
om een paar uur te dansen. Ze kocht een houten vloer,<br />
grote spiegels en houten barres en zocht een goede dansle
ares. Ze stichtte een schooltje in Wemmel. De lerares werd<br />
Lieve Curias. Ze was net afgestudeerd. Een meisje van<br />
negentien. Zij gaf ons klassiek en modern ballet, maar ook<br />
improvisatielessen. Ze was inspirerend. Het was de glorietijd<br />
van Béjart, maar Lieve Curias ging met ons ook naar veel<br />
gedurfder dansstukken kijken. Na drie jaar kostschool mocht<br />
ik in Brussel alleen op kamers. Ik was zestien en ik stelde een<br />
strikt werkschema op. Mudra, de dansopleiding van Maurice<br />
Béjart. Het had evengoed de theateropleiding Herman Teirlinck<br />
kunnen zijn. ‘s Avonds volgde ik danslessen in een<br />
privé-school: de ‘Ecole de la danse et spectacle Liliane Lambert’.<br />
Klassiek. Modern. Zang. Improvisatie. Alles deed ik. Ik<br />
matte mezelf af. Ik herinner me hoe ik doodmoe in de klas<br />
zat. Op den duur ging ik zelfs tijdens de middagpauze naar<br />
de dansacademie. Ik hield er zo van. Ik deed heel graag<br />
Latijn en Grieks, maar dans was mijn taal.”<br />
”Het eindexamen Frans. Mademoiselle Delmez, de kleine,<br />
gezette lerares vroeg : ‘Et Mademoiselle De Keersmaeker,<br />
qu’est-ce que vous voulez faire l’année prochaine ?’ ‘Moi, je<br />
vais faire la danse, madame.’ Diezelfde week nog liep ik op<br />
een ochtend met een bang hart naar een auditie. Ik was zo<br />
frêle en mager. Ik had zelfs een dieet gevolgd. Dat heb ik nooit<br />
meer gedaan. Zesenveertig kilo. Iemand plakte een nummer<br />
op mijn ribben. Ik danste. Ik wist, ik voelde dat dans het enige<br />
was waar ik mezelf in kwijt kon. Een jury keek toe. Ik zal nooit<br />
die verschrikking vergeten: het besef dat je toekomst van een<br />
oordeel van een ander afhangt. Dat ik geen prima ballerina<br />
zou worden, besefte ik al gauw. Na mijn opleiding bij Mudra<br />
vertrok ik naar New York om er aan de New York University’s<br />
School of The Arts te studeren. Ook in Amerika deed ik mee<br />
aan een auditie: voor een campagne voor een jeansmerk. Ik<br />
slaagde niet. Je moest alleen met je achterste draaien. Dat<br />
bood weinig toekomstperspectief. Ik zocht een andere baan.<br />
Ik heb in een boetiek kleren verkocht. Slecht gemaakte kleren.<br />
Lelijke kleren. Ik heb in die winkel tegen veel vrouwen gezegd<br />
dat ze er beeldig uitzagen.”<br />
“In New York ontmoette ik mensen die voor mijn latere werk<br />
heel belangrijk zijn gebleken. Muzikanten van Steve Reich.<br />
Even later kwam er de voorstelling ‘Fase, Four Movements<br />
to the Music of Steve Reich’. Een jaar later vormde ik mijn<br />
eigen ensemble. De eerste tien jaar heb ik alles samen met<br />
Hugo De Greef opgebouwd. Hij bood me met de mensen<br />
van Radeis de kans om mijn werk te tonen. Ik heb in mijn<br />
carrière veel aan mannen te danken gehad. Kees Eijrond, die<br />
ik ontmoette in een restaurant en die algemeen directeur<br />
werd. Guy Gypens, die manager van <strong>Rosas</strong> werd. Zonder<br />
Theo Van Rompay was de school PARTS er nooit gekomen.<br />
Ook Bernard Foccroulle van de Muntschouwburg ben ik heel<br />
dankbaar. Het samenwerken met een artiest aan een grote<br />
structuur, het samen organiseren, is heel leerzaam geweest.<br />
Het heeft me veel energie gegeven. Die mannen hebben<br />
ervoor gezorgd dat mijn werk in de loop der jaren voor een<br />
grotere gemeenschap werd gemaakt. Wat ik belangrijk vind.<br />
Ik wil niet in het kleine wereldje blijven zitten. Zij hebben<br />
mijn werk in een breder perspectief geplaatst. Ze hebben me<br />
geholpen de grote ‘goesting’ die ik altijd had, in brede<br />
banen te leiden. Zij hebben mee mijn carrière gepland.”<br />
”Op Mudra ontmoette ik Michèle Anne De Mey en haar<br />
broer, Thierry. Hij hielp me bij het schrijven van mijn eindwerk<br />
Frans. Over Antonin Artaud. Met Michèle Anne maakte<br />
ik mijn eerste producties. Daarna begon ze een solocarrière.<br />
Met Thierry, een geestesgenoot van het eerste uur,<br />
werk ik nog altijd samen. Dansers als Fumiyo Ikeda en Cynthia<br />
Loemij zijn er al bijna twintig jaar. Het komen en gaan<br />
van dansers. Dat is voor mij de hele tijd belangrijk geweest.<br />
Pijnlijk ook. In mijn werk is mijn relatie met de dansers zo<br />
hecht dat ik telkens opnieuw een evenwicht in de groep
© <strong>Rosas</strong>. Fotografie Herman Sorgeloos<br />
moet vinden als iemand vertrekt. Ik heb nooit graag iemand<br />
zien weggaan.”<br />
”Ik ben emotioneel. Ik ben romantisch. Ik zoek het spanningsveld<br />
door met structuren en rigiditeit te werken. Er is<br />
altijd chaos aanwezig. Wat drijfzand is, wat wind is, wil ik<br />
combineren met pure, op zichzelf staande orde. Om een<br />
houvast te hebben, moet er iets zijn wat weerstand geeft.<br />
Dans is ook lijfelijkheid. Ik wil dat een abstracte schoonheid<br />
geven. Ik ben met dansers bezig, maar ook met een abstracte<br />
organisatie van tijd en ruimte. Ik ben op zoek naar ideale<br />
formules om alles samen te brengen. Met de tijd ben ik<br />
erachter gekomen dat alles zich in een heel eenvoudige<br />
tweeledigheid kristalliseert. Openen en sluiten. Horizontaal,<br />
verticaal. Man, vrouw. Dag, nacht. Er is één, twee en drie en<br />
daarna is er oneindig veel. Als de dingen eenvoudig worden,<br />
vallen alle problemen met structuren weg. Na al die jaren is<br />
het duidelijk. Dat een mens verlangens in zich draagt. Altijd<br />
maar hunkeren. Als ik terugkijk op alle stukken die ik<br />
gemaakt heb, zie ik hoe alles met elkaar verweven is. Al die<br />
producties. Elk stuk was een vervolg en tegelijk een vernietiging<br />
van het vorige stuk. Toen ik met gesproken teksten<br />
ging werken, kwam mijn zus, Jolente, de theatermaakster,<br />
erbij. Bij haar heb ik het gevoel dat we een echt duo zijn.<br />
We vullen elkaar perfect aan. Ik denk veel structureler dan<br />
zij. Jolente heeft heel veel warmte in de voorstellingen<br />
gebracht. Ik heb een bepaalde strengheid in mij. Een onzekerheid.<br />
Een angst. Jolente kan schitterend samenwerken<br />
met een groep. Zij heeft een dramaturgisch scherpe kijk. Zij<br />
heeft alles meer ‘á l’aise’ gemaakt. Vrolijkheid gebracht.’’<br />
”Houden van en verliezen. Afscheid nemen. Afstand nemen.<br />
Ik ken het. Ik heb zelfs het dansen een tijdje opgegeven. Ik<br />
denk dat ik me daarin vergist heb. Door te dansen kan ik het<br />
meeste geven van wat ik te bieden heb. Het danspodium is
de plaats waar ik me vrij voel. In het dansen creëer je een<br />
eigen verhouding van ruimte en tijd, dat geeft openheid. Ik<br />
kan de dingen beter zeggen in bewegingen. Ik heb het<br />
gevoel dat ik nog veel moet leren. Ik heb het gevoel dat ik<br />
aan een nieuw begin sta. Ik denk dat met het ouder worden,<br />
je hoofd helderder wordt. ‘Stand by your man’, dat<br />
liedje van Dolly Parton. Waarom hoor ik dat nu graag? ‘I will<br />
allways love you.’ Wat zit er nu in die liedjes? Ik ben niet<br />
bang van simplisme. Soms is het in het leven zoals in de liedjes.<br />
Soms wel. Ik wil het graag geloven. Liefde. Het blijft iets<br />
waar ik mee bezig ben. Man en vrouw. De verhouding. De<br />
tegenstelling. De dualiteit. Het is een basis van energie. Het<br />
is een zoektocht naar complementariteit. Ik hoop dat ik er<br />
in de loop der jaren meer rust in krijg. Dat het spiritueler<br />
wordt. Ik zal waarschijnlijk altijd dat eeuwige verlangen<br />
behouden om in iets of iemand te kunnen opgaan. Ook al<br />
weet ik dat dat onmogelijk is.”<br />
“Ik ben heel lang volledig in mijn werk opgegaan. De eerste<br />
twaalf jaar van mijn carrière was er niets anders. Daarna<br />
ben ik moeder geworden. Er kwam een andere realiteit dan<br />
dans. Er kwam heel veel geluk. Er kwamen praktische problemen.<br />
De combinatie van alle rollen die je in het leven vervult,<br />
is soms moeilijk. Maar ik kan de gulzigheid niet opgeven.<br />
Een varkensnest op zondag, dat mis ik nu soms. Zo’n<br />
bed waar mama en papa samen in liggen, waar de kinderen<br />
‘s ochtends mee onder de lakens kruipen en ravotten. Ik heb<br />
dan wel geen varkensnest, maar de vader van mijn kinderen<br />
is er wel. Samen en toch apart. In twee huizen. Liefde. Ik heb<br />
er misschien te veel van verlangd. Of het niet gekund. Ik heb<br />
van mannen gehouden en me misrekend in liefdes. Ik heb<br />
klappen gekregen. Misschien is het leven dat ik leid, niet<br />
compatibel met het leven van een ander. Die vragen worden<br />
nu scherp. Wat heb ik nu nodig om gelukkig te zijn? Is<br />
liefde helemaal opgaan in een ander? Is dat delen? Zijn<br />
distantie en verdieping combineerbaar? Misschien moet ik<br />
niet zo hartstochtelijk nadenken over al die dingen. Misschien<br />
komt echte kracht uit het toegeven dat het ook een<br />
beetje minder mag zijn. Maar ik wil toch niet gezapig worden.<br />
Het is zo spannend als je niet rustig bent. Onrust<br />
stookt. Ik speel te veel met limieten. Het hart is ook een<br />
spier. Je kunt het verstuiken, uitrekken, verzwikken, het kan<br />
scheuren en het groeit weer aaneen. Maar er zijn altijd dingen<br />
die je daarna niet meer kunt doen. Een pijn die altijd<br />
weer terugkeert bij een bepaalde beweging. En tegelijkertijd<br />
is elke kwetsuur een uitdaging om de dingen opnieuw<br />
te bekijken. Als ik de laatste jaren een wending heb<br />
gemaakt, is het een ander geloof in het evenwicht tussen<br />
willen en laten komen. Vroeger wou ik alleen maar. Nu<br />
weet ik dat ik niet alles kan hebben. Kinderen, school,<br />
grote liefde, dans, choreograferen, film. Het ligt niet voor<br />
de hand dat hele rijtje harmonieus te combineren. Ik moet<br />
leren minder gulzig te zijn. Maar ik ben wel blij dat ik al zo<br />
veel heb. Ik heb mensen om me heen die zo veel willen<br />
geven. Ik heb langzaamaan geleerd dat hoe meer je geeft,<br />
hoe meer je terugkrijgt. Ik ben de laatste jaren wat zachter<br />
geworden. Dat betekent niet dat ik alles aanvaard. Meegaandheid<br />
ligt me niet. Ik oefen mijn soepelheid.”<br />
Anna Luyten<br />
Uit: De Standaard, 29 maart 2002.
Het effect van natte verf<br />
Gesprek met Thierry De Mey over zijn samenwerking<br />
met <strong>Rosas</strong><br />
Thierry De Mey, componist en cineast, heeft al een lange<br />
weg afgelegd met Anne Teresa De Keersmaeker. De nieuwe<br />
halte heet ‘April me’. De Mey stelde de muziekscore samen<br />
en schreef ook nieuwe composities. “We zijn het naïeve stadium<br />
voorbij”, zegt hij over zijn samenwerking met <strong>Rosas</strong>.<br />
Thierry De Mey loopt op flanellen benen. Drie weken voor<br />
de première van ‘April me’ moest een muziekfragment van<br />
twee minuten opgerekt worden tot twaalf minuten. Dat<br />
werd een paar nachtjes doorwerken, want de muzikanten<br />
van Ictus zaten intussen nagelbijtend op de partituur te<br />
wachten. “Het effect van natte verf is nu eenmaal logisch<br />
voor dit soort samenwerking”, troost De Mey zichzelf.<br />
Zo werkt hij het liefst: als dans en muziek samen tot ontwikkeling<br />
kunnen komen. De ideale componist zit niet eenzaam<br />
in zijn kamertje muziek te schrijven, vindt hij. Hij is bij het<br />
creatieproces betrokken en bepaalt mee het traject.<br />
Na twintig jaar is zijn samenwerking met <strong>Rosas</strong> wel fors geëvolueerd.<br />
“In het begin gingen we zeer instinctief te werk.<br />
In ‘<strong>Rosas</strong> danst <strong>Rosas</strong>’ (1983) bouwt de muziek een muur van<br />
structuur op. Puur beton. Hoe steviger die muur, dachten<br />
we, hoe echter de emoties en hoe sterker de aanwezigheid<br />
van de dansers op de scène kon worden.” ‘Amor constante’<br />
(1994) was de tweede etappe, en ook de meest gedurfde.<br />
Alle denkbare manieren van communicatie tussen dans en<br />
muziek werden afgetast.<br />
De Mey: “Dat was de conceptuele fase. We vertrokken van<br />
zeven bewegingen, zeven manieren om dans en muziek te<br />
koppelen. Van pure symmetrie, tot abstracte en zelfs hyper-<br />
bestudeerde vormen van versmelting. Die voorstelling was<br />
een puzzel. Er zaten zoveel pistes in, dat het publiek er tureluurs<br />
van werd.”<br />
”We zijn nu op een punt beland waar we vrijer met structuur<br />
kunnen omspringen. Het stadium van de naïeve verwondering<br />
of van het verkennen van strategieën ligt ver<br />
achter ons. Anne Teresa en ik ontwikkelden een eigen taal.<br />
Een hoogst eigen jargon ook. ‘Mickey Mousing’ staat voor:<br />
dans en muziek synchroon. Waar dat niet vol te houden is,<br />
gooien we er een ‘crazy dog’ tussen: dans en muziek gaan<br />
weer hun eigen weg.”<br />
”Altijd blijft onderhuids de structuur aanwezig. Je vertrekt<br />
van mooi geweven stof, waaruit je dan naar believen kleren<br />
knipt. Maar je moet natuurlijk eerst de stof weven. Becijferde<br />
bewegingen, uitgestippelde trajecten: dat mathematische<br />
netwerk blijft de basis van elke choreografie.”<br />
Tot zijn veertiende studeerde Thierry De Mey (45) piano en<br />
cello. Daarna schoof hij die opzij voor rockmuziek. Hij volgde<br />
een filmopleiding, maar dankzij de dans kwam zijn fascinatie<br />
voor muziek weer bovendrijven. Omdat zijn zuster Michèle<br />
Anne bij <strong>Rosas</strong> danste, componeerde hij in de jaren tachtig<br />
voor het ensemble, later ook voor Wim Vandekeybus. Met<br />
onder anderen Peter Vermeersch en Eric Sleichim vormde hij<br />
het invloedrijke muziekcollectief Maximalist!, waaruit wel vier<br />
nieuwe ensembles ontstonden. Later schreef hij voor Irvine<br />
Arditti (‘Suite pour violon seul’), voor het Nederlands Blazers<br />
Ensemble en het Hilliard Ensemble. Sinds zijn twee stages bij<br />
het Parijse laboratorium Ircam zit Thierry De Mey al eens vaker<br />
achter de knoppen. De muziek voor de film ‘Tippeke’, voor<br />
cello en elektronica, was een eerste oefening. Ook voor de<br />
muziek van ‘April me’ gebruikt hij door de computer aangereikte<br />
oplossingen. Maar veel van zijn stielkennis haalde De<br />
Mey uit de praktijk. Hij legde een autodidactische weg af, met<br />
naast zich telkens mensen met de juiste professionele bagage.
”Altijd moest ik daarbij een concrete vraag beantwoorden”,<br />
zegt hij. “Voor mij is er één constante in mijn werk. Cinema,<br />
dans, muziek: het zijn telkens kunsten van de beweging.<br />
Zelfs als ik voor een strijkkwartet of Hilliard schrijf, denk ik<br />
sterk in termen van beweging. Ik voel me verwant met de<br />
Gregoriaanse muziek, die een notatiesysteem uitwerkte<br />
waarin de beweging vastgelegd is.” Livemuziek blijft De<br />
Mey onontbeerlijk vinden voor dansvoorstellingen. “Verlies<br />
je het fysieke element van de uitvoering, dan blijf je snel<br />
haken aan het intellectuele proces. De muziek sluit zich op<br />
in zijn structuur. Bij dans duikt een ander gevaar op. Hij lijkt<br />
geschreven met inkt die verdwijnt. Door die vluchtigheid<br />
dreigt hij zijn skelet en consistentie te verliezen.” Percussie<br />
vormt de kern van zijn muzikale oeuvre. Hij leerde veel van<br />
de ritmeleraar Fernand Schirren, die aan het Mudra doceerde.<br />
Die zag ritme als een spanning, een organische kracht.<br />
De Mey schrijft niet voor klassiek slagwerk. In zijn composities<br />
wordt getokkeld, geklepperd en geschuurd over een<br />
ongewoon instrumentarium. Zijn beroemdste stuk - het<br />
wordt van Tokyo tot Los Angeles uitgevoerd - is ‘Musique de<br />
table’. Drie percussionisten hameren, schuren en ritselen<br />
over een elektronisch versterkt tafelblad. In ‘Amor constante’<br />
ontlokte Ictus een beroezend geluid uit met papier<br />
bespannen trommels. In zijn compositie ‘Frisking’ gebruikte<br />
De Mey blaasinstrumenten als slaginstrumenten, en hoorde<br />
je klepperende en klakkende ventielen. In de nieuwe voorstelling<br />
klinken koeienbellen en wordt er op stukken van het<br />
decor getimmerd. De Mey: “Dat is het principe van arte<br />
povera: de poëtische transformatie van materiaal dat niet<br />
nobel is. Het is bijna niets. Er zal nooit een Elisabethwedstrijd<br />
voor tafel zijn. Van een piano weten we dat ze klinkt<br />
als een piano. Dat mentale beeld ligt vast. Ik hou juist van<br />
bruut materiaal. Ik zoek instrumenten die geen voorafbe-<br />
paalde klankkleur hebben.” In ‘April me’ gebruikt De Keersmaeker<br />
voor het eerst balletmuziek, ‘Les Noces’, dat Stravinsky<br />
in 1923 componeerde voor Les Ballets Russes. Omdat<br />
daarin veel folkloristische elementen opduiken, voegde De<br />
Mey etnische muziek uit India en Sardinië toe. Daarnaast<br />
schreef hij zelf muziek voor vier bewegingen. Er zit pure<br />
‘Mickey Mousing’ bij, maar ook een meditatief stuk en een<br />
compositie voor ‘chef solo’. Georges-Elie Octors dirigeert in<br />
complete stilte een reeks polyritmes. De bewegingen vormen<br />
de letters ‘Silence must be’. ‘April me’ begint met een<br />
spiraalvormige tocht van de zes percussionisten van Ictus,<br />
over een scène die met brokstukken bezaaid is. De dansers<br />
maken merktekens voor de muzikanten, met zwiepende<br />
dirigeerstokjes. Dat soort correspondenties tussen dans en<br />
muziek vindt De Mey niet gezocht. “Als je de alchemie tussen<br />
dans en muziek opzoekt, moet je ver durven gaan.”<br />
Geert Van der Speeten<br />
Uit: De Standaard, 3 april 2002.
Anne Teresa De Keersmaeker . <strong>Rosas</strong><br />
Small Hands (out of the lie of no)<br />
Choreografie Anne Teresa De Keersmaeker<br />
Muziek Henry Purcell<br />
Dans Anne Teresa De Keersmaeker,<br />
Cynthia Loemij<br />
Productie-assistentie Johanne Saunier, Anne Van Aerschot<br />
Scenografie en lichtontwerp Jan Versweyveld<br />
Kostuums Anne-Catherine Kunz<br />
Productie <strong>Rosas</strong>, De Munt (Brussel)<br />
Coproductie Kaaitheater<br />
di 5, wo 6, vr 8, za 9, zo 10 november 2002<br />
de voorstelling duurt ongeveer 1 uur 10 minuten<br />
er is geen pauze<br />
Gelieve uw GSM uit te schakelen!
© <strong>Rosas</strong>. Fotografie Herman Sorgeloos<br />
Eiland voor herbronning<br />
De keuze voor een duet wijst volgens de choreografe op<br />
een verlangen naar kleinschaligheid: “Ik voel heel erg de<br />
nood om zelf te dansen. En liefst in een kleine bezetting.<br />
‘Fase, four movements to the Music of Steve Reich’ (1982)<br />
hebben we intussen zo’n honderdvijftig keren gedanst.<br />
Dat er nu een film van gemaakt wordt, beschouw ik als de<br />
afsluiting van een periode. Ik heb twee jaar geleden ‘For’<br />
gemaakt, een duet met Elisabeth Corbett op muziek van<br />
Blindman. Net als ‘Fase’ was ‘For’ een soort van artistiek<br />
eiland voor mij. Tijdens de voorbije zomer ben ik met<br />
Jonathan Burrows gaan werken, vooral rond improvisatie.”<br />
Anne Teresa De Keersmaeker beschouwt de duetten als<br />
een artistiek tegengewicht voor de grote producties die<br />
ze de afgelopen jaren maakte. Ze denkt daarbij vooral aan<br />
het complexe ‘In real Time’ (2000) waarin ze zelf ook meedanste:<br />
“Het was niet eenvoudig om de zo verschillende<br />
werkmethodes van <strong>Rosas</strong>, Tg Stan en Aka Moon op elkaar<br />
af te stemmen, of om de uiteenlopende verlangens en de<br />
vele ego’s te harmoniseren, en met een grote groep beslissingen<br />
te nemen. Het is een heel intense, maar ook zware<br />
ervaring geweest. Als je meedanst en tegelijk alles moet<br />
overzien, dan lijdt het dansplezier eronder. Kleinschaligheid<br />
creëert een eiland, waar echt gezocht en geëxperimenteerd<br />
kan worden. Die vrijplaatsen zijn essentieel voor<br />
de artistieke gezondheid.”
Collegiale ode<br />
Maar de kleinschaligheid van het duet heeft ook een persoonlijker<br />
motief. Het verlangen om met Cynthia Loemij<br />
te dansen was er bij de choreografe al langer. Samen met<br />
Fumiyo Ikeda is Cynthia Loemij het langst bij het gezelschap.<br />
Van alle dansers heeft zij de meeste rollen gedanst,<br />
zowel in stukken uit de vroege periode waaronder ‘<strong>Rosas</strong><br />
danst <strong>Rosas</strong>’ (1983) en ‘Mikrokosmos’ (1987), als in stukken<br />
uit de middenperiode zoals ‘Achterland’ (1990) en<br />
‘Mozart/Concert Arias’ (1992) en in stukken als ‘Just before’<br />
(1997) en ‘Drumming’ (1998) uit de meest recente fase.<br />
“Oorspronkelijk wilden we op ‘Hertog Blauwbaards<br />
Burcht’, een opera van Bartok, dansen, maar we hebben<br />
de rechten niet gekregen. Het idee dat me voor ogen<br />
stond, was de spanning tussen het dramatische geweld<br />
van Bartoks muziek en het zeer precieze en vormelijke van<br />
de dans, tussen de geladen kracht van een groot muziekensemble<br />
en het frêle van twee dansende vrouwenlichamen.<br />
Maar dat kan dus jammer genoeg niet.”<br />
Graven naar essentie<br />
Na ‘In real Time’, een voorstelling waarin de relaties tussen<br />
musiceren, dansen en acteren ‘explodeerden’, was<br />
‘Rain’ (2001) opnieuw een zoektocht naar de sereniteit<br />
van de choreografie en van de relatie tussen dans en<br />
muziek. Bij de voorbereiding van het duet is het universum<br />
van de choreografe intussen tot het meest elementaire<br />
gereduceerd: “Ik werk in de studio, alleen en in stilte.<br />
Alleen werken is belangrijk omdat ik op zoek ben naar<br />
een nieuw vocabularium voor de komende jaren.” De presentatie<br />
van het duet gaat niet door in het Lunatheater<br />
(zoals eerst werd aangekondigd), maar wel in de ruimte<br />
van <strong>Rosas</strong>: “Ik heb zo mijn twijfels of de traditionele<br />
opstelling van tribune en scène wel geschikt is voor deze<br />
voorstelling. Ik ben de laatste tijd heel erg begaan met<br />
‘stilte’ en ‘leegte’. Minder is meer: een soort van een<br />
artistiek afkalvingsproces. Na ‘In real Time’ en ‘Rain’ is mij<br />
duidelijk geworden waar ik mee bezig ben: met de organisatie<br />
van tijd en ruimte, en met communicatie. Het lijken<br />
clichés maar het zijn tegelijk ook essentiële begrippen:<br />
op die ‘zuivere dingen’ wil ik me concentreren.”<br />
Zen<br />
Of het duet een fase afsluit en de kiem in zich draagt van<br />
iets nieuws? Anne Teresa De Keersmaeker: “Ik heb het<br />
gevoel dat ik niets te verliezen heb. Het heeft misschien<br />
ook met leeftijd te maken. En met levenservaring die een<br />
zekere relativering van het werk met zich meebrengt.<br />
Maar het is een dubbele ervaring. Iets maken kan ook rust<br />
brengen: het gevoel dat iets gemaakt moet worden,<br />
brengt ordening aan in de chaos. De dingen wijzen zichzelf<br />
uit. Hoe meer ik minder wil, hoe meer er komt. In de<br />
taoïstische leer gaat men er van uit dat alles beweegt, dat<br />
alles voortdurend in verandering is: contractie en expansie,<br />
yin en yang. Dat is een natuurlijk proces. Het voortdurend<br />
omslaan van het een in het ander moet men als iets<br />
natuurlijks leren zien.”<br />
Vertrouwen op drijfzand<br />
De kleinschaligheid is tenslotte ook een moment van<br />
introspectie: “Alleen werken blijft iets heel confronterends.<br />
Als ik alleen in de studio aan het dansen ben, heb<br />
ik niet het gevoel dat ik al twintig jaar ervaring heb. Ik<br />
moet opnieuw naar ankerpunten gaan zoeken. In de voorbije<br />
jaren werkte ik meestal vanuit vormelijke vertrekpunten<br />
om een nieuw vocabularium te genereren. Nu heb ik<br />
zelfs geen vormelijk vertrekpunt. Ik wil zien wat er komt.<br />
Het is werken op drijfzand, maar er komt wel iets uit. Hoe<br />
meer geduld ik heb, hoe sneller de dingen komen. Dat is<br />
ook iets wat ik geleerd heb in het werken met anderen:
© <strong>Rosas</strong>. Fotografie Herman Sorgeloos<br />
het is goed als het komt, maar het moet absoluut niet. Het<br />
klinkt misschien allemaal erg filosofisch, maar het zijn die<br />
ervaringen die me op dit ogenblik bezighouden. Wat de<br />
kleuren betreft, denk ik enerzijds opnieuw aan de ‘Fase’kleuren:<br />
wit/lichtblauw en anderzijds ook aan felrood.<br />
Kleuren zijn erg belangrijk in mijn voorstellingen en een<br />
van de kernwoorden van dit duet is transparantie, licht.”<br />
Erwin Jans, programmabrochure De Munt
Achter een vroegbarokke gevel<br />
Anne Teresa De Keersmaeker is op zoek naar een nieuw<br />
dansvocabularium. Dat merkwaardige nieuws wordt verspreid<br />
in het promotiemateriaal van ‘Small Hands’. Directe<br />
aanleiding voor die mededeling zijn twee kleinschalige projecten:<br />
het duet ‘For’ dat ze in 1999 samen met Elisabeth<br />
Corbett creëerde en het improvisatorisch onderzoek dat ze<br />
in de zomer daarop met Jonathan Burrows aanvatte. Het<br />
eerste avondvullende resultaat van deze zoektocht heeft<br />
voluit ‘Small Hands (out of the lie of no)’ en wordt gedanst<br />
door De Keersmaeker en Cynthia Loemij. Plaats van het<br />
gebeuren is een groot ovaal speelvlak met het publiek rondom.<br />
Dat ovaal is slechts één van de vele referenties aan de<br />
barok. Geometrische patronen herinneren aan de zeventiende-eeuwse<br />
dansgewoontes, de talrijke unisono gedanste<br />
bewegingen verlenen de choreografie zelfs een gelijkaardige<br />
plechtigheid. En er is de muziek van Henry Purcell, die<br />
een veelzijdige inspiratiebron is gebleken. (Purcells woordspelletje<br />
‘Round O’ wordt bijvoorbeeld herhaald door in<br />
kleine rondjes te lopen.)<br />
‘Small Hands’ wordt echter vooral gekenmerkt door het<br />
voortdurende ‘va-et-vient’ tussen abstract dansmateriaal<br />
enerzijds en neutrale, niet-gedanste momenten anderzijds.<br />
Dergelijke passages komen voor in het ganse oeuvre, maar<br />
het centrale belang ervan herinnert in eerste instantie aan<br />
De Keersmaekers duet met Elisabeth Corbett.<br />
Ook in ‘For’ viel onmiddellijk het gemak op waarmee De<br />
Keersmaeker over en weer huppelde tussen het dansmateriaal<br />
en het concrete ‘hier-en-nu’, in tegenstelling tot tegen-<br />
speler Corbett. Beide danseressen waren voor de gelegenheid<br />
verkleed als zichzelf: de een droeg een karakteristiek<br />
rokje en zwarte sneakers, de ander pointes en bijpassend<br />
tenue. Die kostumering was een simpele verdubbeling van<br />
de bewegingen: Corbett bleef binnen het klassieke bewegingsregister,<br />
De Keersmaeker vertaalde simultaan naar<br />
haar eigen idioom. Maar de bewegingen oogden nieuw:<br />
technischer, ‘abstracter’, onbevooroordeeld. Het eventuele<br />
verlies aan betekenis werd gecompenseerd door de aandacht<br />
te verschuiven naar de performance, naar het feit dat<br />
beiden ‘zichzelf’ performden. De manier waarop De Keersmaeker<br />
dat toen deed, kondigde – retrospectief – ‘Small<br />
Hands’ aan. Ze deelt immers met Loemij het vermogen op<br />
scène te kunnen staan zonder enige zichtbare fictionalisering.<br />
Ook wanneer ze intensief bewegingsmateriaal uitvoeren,<br />
slagen beiden erin de neutraliteit te bewaren waarmee<br />
ze kort tevoren langs de kant hun beurt zaten af te wachten.<br />
Die eigenschap onderscheidde hen bijvoorbeeld van de<br />
andere ‘In Real Time’-dansers. De titel en de bijhorende aspiraties<br />
ten spijt, kon in dit stuk geobserveerd worden hoe de<br />
meeste dansers en acteurs, na een poosje bankzitten, bij het<br />
opstaan opnieuw in hun rol van ‘danser’ respectievelijk<br />
‘acteur’ kropen.<br />
In februari laatstleden stelden De Keersmaeker en Burrows<br />
het resultaat voor van hun samenwerking die vorige zomer<br />
aanving. Het getoonde ‘work-in-progress’ begon met een<br />
pseudo-incident: nog voor de dans was ingezet, begonnen<br />
de automatische rolluiken van de Kaaitheaterstudio’s open<br />
te gaan. De dansers keken verveeld en wachtten af, als toeschouwer<br />
twijfelde je of de zoemende rolluiken bedoeld<br />
waren of niet. De onderkoelde reactie van de dansers zette<br />
wel meteen de toon. Er zou worden geïmproviseerd met<br />
een geacteerde ontevredenheid over elke uitgevoerde<br />
beweging. De houding van de dansers leek op onverschillig-
© <strong>Rosas</strong>. Fotografie Herman Sorgeloos<br />
heid, maar was daarvoor net iets te geposeerd. Bij Burrows<br />
speelde daarbij ook een geveinsde ontgoocheling mee telkens<br />
een klassieke vorm opdook. Want net als in het recente<br />
‘Weak Dance, Strong Questions’ kwam zijn improviseren<br />
nooit helemaal los van zijn academische achtergrond. Ook<br />
bij De Keersmaeker herinnerden heel wat vormen aan vroegere<br />
voorstellingen, zij het zonder de gebruikelijke ‘flow’ en<br />
het dito dansplezier – traditioneel de hoekstenen van onze<br />
esthetische beleving van dans. De dansers waren geposeerd<br />
onzeker en dus werd geen enkele beweging afgewerkt.<br />
Bewegingen werden veelal ingezet om onmiddellijk te haperen<br />
en vervolgens te eindigen in een aarzelende, houterige<br />
positie. Ze wisselden vooral eindeloos veel vragende, onbestemde,<br />
bijna schaapachtige blikken uit. Een dergelijke<br />
lezing doet echter geen recht aan de complexiteit van het<br />
materiaal. Want de weinige korte dansfrases toonden in<br />
welke mate beide dansers op elkaar ingespeeld waren. In de<br />
ogenschijnlijke willekeur doken telkens kleine akkoorden op<br />
die aan de fragiele gebaren een onverwachte monumentaliteit<br />
gaven. Niettemin was je als toeschouwer vooral gefrappeerd<br />
door het gebrek aan inleving van de dansers. De enige<br />
uitdrukking was er één van apathie. Spontaan schoot ook de<br />
voorstelling ‘Doom’ terug door het hoofd, een choreografie<br />
door leden van de destijds zelfuitgeroepen Italiaanse ‘Iperavanguardia’.<br />
Hun onderkoelde bewegingsspectrum was<br />
onder andere gebaseerd op medische vakliteratuur, maar<br />
bevond zich opvallend dicht bij het universum geëvoceerd<br />
door Burrows en De Keersmaeker. De getoonde spanning<br />
tussen uitvoerder en uitgevoerde bewegingen zal terugkomen<br />
in ‘Small Hands’, zij het op een radicaal ondramatische<br />
manier.<br />
De choreografie van ‘Small Hands’ is in de eerste plaats strak<br />
en meetkundig georganiseerd, als een vroegbarokke gevel.<br />
Maar het lineaire bewegingsmateriaal is overvloedig gedecoreerd<br />
met ronde en zachte bewegingen, met eindeloze
‘chaînés’. Er zijn ook de voortdurende kikkersprongen, als<br />
een soort hedendaagse uitvergroting van de ‘sauts à l’italienne’<br />
die in de twintigste eeuw uit het balletvocabularium<br />
werden geweerd vanwege te weinig lijn. In dit geval verlenen<br />
ze echter lichtheid en samenhang aan de geometrische<br />
constructie. Ook de talrijke draaibewegingen zijn erg ingenieus<br />
aangebracht: ze haken spontaan in op de voortdurende<br />
veranderingen van richting waaraan ‘Small Hands’ zijn<br />
rusteloosheid en ‘flow’ ontleent. Maar vooral het voortdurend<br />
doorbreken van die ‘flow’ maakt de choreografie bijzonder<br />
spannend. Schijnbaar zonder reden worden bewegingsfrases<br />
afgebroken waarna de danseressen elkaar<br />
aankijken of een eindje wandelen over de gigantische scène.<br />
Veelal zijn die vertragingen zelfs ingebouwd in het bewegingsmateriaal:<br />
pogingen om te lopen in een wijde tweede<br />
positie, de langgerekte sprongetjes op één been of het<br />
ronddraaien in kleine stapjes waarbij één voet steeds wordt<br />
bijgetrokken. Die aarzelingen of haperingen laten achter de<br />
lichtvoetigheid van de choreografie een binnenkant vermoeden<br />
die geen onmiddellijke uitdrukking vindt in het<br />
abstracte lijnenspel van de buitengevel. Dergelijke momenten<br />
zeggen ook iets over de terughoudendheid waarmee De<br />
Keersmaekers vocabularium de uitvoerende lichamen<br />
omhult. Het is misschien een zelfde schroom die ertoe leidt<br />
dat ze met elke nieuwe choreografie meer en meer gastbetekenissen<br />
van het lichaam afschudt. De nadruk lijkt te verschuiven<br />
naar het onvermijdelijke gegeven dat elke choreografie<br />
het lichaam bedekt met een bewegingslaag die er<br />
vreemd aan is. In ‘Small Hands’ wordt als het ware de mogelijkheid<br />
gecreëerd om af en toe binnen te kijken in de plooien<br />
die verschijnen tussen dansmateriaal en dansend lichaam.<br />
Ook omdat zich in de periferie van het stuk een aantal dagdagelijkse<br />
bewegingen verschuilt: de zorgzame bewegingen<br />
waarmee ze elkaars kleren klaarleggen, de intimiteit waarmee<br />
De Keersmaeker zich neerzet aan de voeten van een<br />
willekeurige toeschouwer. Maar als de choreografie de<br />
beide danseressen net niet strak genoeg lijkt in te wikkelen,<br />
heeft dat ook veel te maken met de zelf-relativerende en<br />
anti-dramatische houding waarmee ze het materiaal vertolken.<br />
Tijdens het dansen worden nonchalant een paar woorden<br />
gewisseld, tussendoor flaneren ze ontspannen over de<br />
scène en op het rinkelen van een gsm wordt lachend ingespeeld.<br />
De moeiteloosheid van hun dansen maakt elk zoeken<br />
naar achterliggende bedoelingen overbodig. Net als de<br />
eenvoud van de choreografie voelt de lichtvoetige uitvoering<br />
aan als de erkenning van de onmogelijkheid waarin het<br />
lichaam verkeert om samen te vallen met wat het moet uitbeelden.<br />
Het lichaam wordt dan ook op geen enkele manier<br />
‘gebruikt’ of ‘ingeschakeld’ in een enscenering die expliciet<br />
iets moet vertellen over lichamelijkheid, de eerder genoemde<br />
‘plooien’ worden nergens gethematiseerd. Of zoals De<br />
Keersmaeker het destijds zelf uitlegde met betrekking tot<br />
‘Fase’: “We hebben ons nooit bezig gehouden met het aanbrengen<br />
van die rimpels, en juist wel met het zo strak mogelijk<br />
houden van de voorstelling. Maar de paradox is dat hoe<br />
strakker de structuur is, hoe meer individualiteit mogelijk<br />
wordt.” Het is inderdaad ook het individualisme van beide<br />
danseressen dat maakt dat de bewegingspatronen soms een<br />
beetje ‘wapperen’, eventjes iets onderliggends laten oplichten<br />
dat niets te maken heeft met de choreografie. Zelf voert<br />
De Keersmaeker de bewegingen hoekig uit en ze voorziet<br />
ze soms van binnensmonds gemompel. Loemij van haar kant<br />
geeft de choreografie een zachte en vrouwelijke toets. Ze<br />
toont zich echter vooral een ‘koppige’ danseres. Ze is zo<br />
handig dat ze het materiaal met een hoge mate van precisie<br />
weet uit te voeren en er tegelijk haar eigen, onnavolgbare<br />
wijze van accentueren aan toevoegt. Dat is een kwaliteit<br />
die ze voorzichtig bewees in oudere stukken als<br />
‘Achterland’, maar die haar vooral deed opvallen in recenter<br />
werk als ‘In Real time’. Telkens lijkt De Keersmaekers
vocabularium enigszins af te ketsen op Loemijs manier van<br />
bewegen.<br />
De Keersmaekers lichaamspolitiek wordt extra in de verf<br />
gezet door de garderobe die Anne-Catherine Kunz tekende<br />
voor ‘Small Hands’. Beide danseressen zijn aanvankelijk<br />
gehuld in licht doorschijnende jurken die af en toe de<br />
onderliggende naaktheid laten doorschemeren, zonder<br />
evenwel opdringerig te worden. De toeschouwer wordt<br />
hooguit herinnerd aan de lichamelijkheid die steeds dreigt<br />
te verdwijnen onder dikke lagen enscenering. In het laatste<br />
deel van de voorstelling draagt De Keersmaeker haar vestimentaire<br />
waarmerk (rokje, ondefinieerbaar bloesje), Loemij<br />
is in opwarmingsoutfit. Deze vrijtijdskledij functioneert op<br />
dezelfde wijze als de semi-transparante jurken uit het eerste<br />
deel. Er wordt een spanning gecreëerd tussen het<br />
lichaam als dansmachine en het ‘gewone’ lichaam, dat lijkt<br />
te verdampen zodra het wordt uitgebeeld of ter sprake<br />
gebracht. Met de woorden van schrijver Willem van Toorn:<br />
“ … volgens mij is dat waar alle voorstellingen van De Keersmaeker<br />
‘over gaan’ – over de ongrijpbaarheid van het doodgewone<br />
andere.” De strategische aanhalingstekens rond<br />
‘over gaan’, maken duidelijk wat de inzet is. Die afstandelijkheid<br />
van het choreografische materiaal ten aanzien van<br />
het uitvoerend lichaam maakt ‘Small Hands’ misschien wel<br />
barokker dan we op het eerste gezicht vermoedden, ten<br />
minste als we bereid zijn het barokke te zien als een genre<br />
en niet als een historisch moment. Die bereidheid kenmerkt<br />
ook ‘Le pli. Leibniz et le baroque’, Gilles Deleuzes eigenzinnige<br />
inleiding op de barok. Bepalend voor het barokke<br />
bouwwerk is volgens hem het ontbreken van een rechtlijnig<br />
verband tussen de starheid van de gevel en de intieme spontaniteit<br />
van het interieur. De barokke gevel drukt slechts<br />
zichzelf uit en wekt nauwelijks een vermoeden van de buitenkantloze<br />
binnenkant die erachter schuilgaat. Met een<br />
gelijkaardige, schroomvolle afstandelijkheid slaagt het voca-<br />
bularium van De Keersmaeker erin om een complexe relatie<br />
van wederzijdse verleiding aan te gaan met de onderliggende<br />
lichamelijkheid. Het lichaam is immers op geen enkele<br />
manier ‘betekend’. Veeleer is het ‘insinuerend’ aanwezig<br />
gesteld. Het is te aanwezig om te kunnen doen alsof het<br />
niet bestaat, maar tegelijk is er geen sprake van een geforceerde<br />
of opdringerige lichamelijkheid. Al de lagen die het<br />
lichaam normaal gezien bedekken (choreografie, kledij,<br />
enscenering), lijken in ‘Small Hands’ samen te spannen en<br />
hetzelfde spel van verleiding en uitdaging te spelen met het<br />
onderliggende lichaam. Aanleiding daartoe is de schroom<br />
waarmee De Keersmaeker te werk gaat in dit ‘bedekken’.<br />
De mooiste passage van ‘Small Hands’ is een solo net voorbij<br />
het midden. Het is het minst vloeiende gedeelte van de<br />
choreografie, en tijdens deze solo wordt Purcells ‘Music for<br />
a while’ ingezet. Conform de barokke opvattingen worden<br />
in dit lied de vrijblijvende en verstrooiende kwaliteiten van<br />
muziek bezongen. Precies op deze tekst zal Purcell een compositie<br />
schrijven waarvan de muzikale complexiteit voor zijn<br />
tijdgenoten in schril contrast moet hebben gestaan met de<br />
idee van muziek als tijdverdrijf. Allicht mogen we ons door<br />
de eenvoudige choreografie van ‘Small Hands’ net zomin<br />
laten misleiden als door de tekst van Purcells compositie.<br />
Pieter ‘T Jonck<br />
Uit: Etcetera 79, december 2001, p. 61-3.
© <strong>Rosas</strong>. Fotografie Herman Sorgeloos<br />
Gesprek met Cynthia Loemij<br />
“Anne Teresa eet macrobiotisch en zweert daarbij.” Er flitst<br />
een mild ironische glimlach over het gezicht van danseres<br />
Cynthia Loemij terwijl ze een lepel vanille-ijs in haar mond<br />
laat glijden. Loemij heeft altijd gegeten waar ze zin in heeft,<br />
om het even wat. Ze heeft echter nooit om het even wat<br />
gedanst. Gedurende haar opleiding aan de Rotterdamse<br />
Dansacademie nam ze deel aan audities voor <strong>Rosas</strong>. Zij werd<br />
prompt geëngageerd. Dat was in 1991. Tien jaar later lijkt<br />
ze geamuseerd door de vraag hoe haar partner, Anne Teresa<br />
De Keersmaeker, erin slaagt om haar zelfopgelegd jaarlijks<br />
programma vol te houden. Het antwoord van Loemij is<br />
ernstig. De Keersmaeker en haar gezelschap brengen minstens<br />
de helft van het jaar door buiten Brussel. Het ensemble<br />
viert momenteel haar twintigste verjaardag en start het<br />
seizoen met een serie jubileumvoorstellingen van het huisrepertoire.<br />
Daarnaast omvat het schema meer gastvoorstellingen<br />
dan gebruikelijk. Een goed moment om terug te kijken<br />
en na te denken. Dansers worden tenslotte getraind om<br />
voorwaarts te bewegen terwijl ze naar achter kijken en dit<br />
zonder tempoverlaging. Dansers van Anne Teresa De Keersmaeker<br />
moeten dit zelfs kunnen terwijl ze van kostuum<br />
wisselen. Hoe slagen choreografen erin om aan hun ideeën<br />
vast te houden, en gelijktijdig hun vertolkers betrokken te<br />
houden? Spreken ze geheime energiebronnen aan die sterfelijke<br />
dansers onbekend zijn? Hoe is het om zo nauw samen<br />
te werken met een menselijke dynamo als De Keersmaeker?<br />
Cynthia Loemij moet hierop kunnen antwoorden, maar is<br />
niet erg toeschietelijk. We veronderstellen dat enthousias-
me en toewijding vitaal zijn, maar dat vele andere kwaliteiten<br />
en een ondefinieerbaar iets een rol spelen. Op het ogenblik<br />
is Loemij simpelweg zeer tevreden met zichzelf en de<br />
wereld. Zij is de duopartner van De Keersmaeker in ‘Small<br />
Hands’, een stuk dat in februari in première ging in<br />
P.A.R.T.S., de school van <strong>Rosas</strong> en dat herwerkt werd voor<br />
het zomerseizoen. Loemij suggereert dat zij en De Keersmaeker<br />
een sterk vertrouwen hebben opgebouwd gedurende<br />
hun tien jaar lange samenwerking. Loemij heeft altijd<br />
dicht bij haar choreografe gestaan en kreeg vaak de taak<br />
toegewezen om nieuwelingen de ‘basistaal’ van de dans<br />
van de Brusselse school aan te leren. “Anne Teresa heeft mij<br />
graag in de buurt”, zegt Loemij met een zekere verholen<br />
trots. Zij beschouwt haar rol in ‘Small Hands’ duidelijk als<br />
een soort beloning. Misschien is het de definitieve bevestiging<br />
van haarzelf en haar plaats in het gezelschap. Er zijn<br />
vroeger meer turbulente periodes geweest en Loemij geeft<br />
toe dat er meer dan eens momenten geweest zijn dat ze de<br />
school de rug toe wou keren. “Het probleem is dat het emotioneel<br />
uitputtend is bij De Keersmaeker”, zegt Loemij. Zij<br />
voegt er aan toe dat dit vooral opgaat voor de zuivere dansstukken,<br />
minder voor de crossover-werken die tot stand<br />
komen in samenwerking met toneelgezelschap Stan, onder<br />
leiding van de zus van Anne Teresa, Jolente De Keersmaeker.<br />
Het proces om een De Keersmaeker choreografie te creëren<br />
lijkt inderdaad uitputtend: het formuleren van het materiaal<br />
uit ‘basiszinnen’, de repetitieve routine, het constant tellen<br />
dat noodzakelijk is om minimale deelconstructies uit te<br />
voeren, het bijzondere aritmische en geometrische begrip<br />
van de choreografie. Dit alles vergt duidelijk zware fysieke<br />
en intellectuele inspanning. Is het echter ook een emotionele<br />
uitdaging? Loemij antwoordt eenvoudig: “Je moet bijzonder<br />
geduldig zijn.”Het wachten is blijkbaar even erg als het<br />
harde werk dat vaak verloren gaat, aan sequenties die de<br />
choreograaf op het laatste moment wegknipt. Wachten tot<br />
je een plaats in de rij opschuift, kan zenuwslopend zijn. Loemij<br />
geeft de voorkeur aan de bevrijding van de beweging.<br />
Ze houdt van spurten en plotse draaibewegingen, haar<br />
ongelooflijk energieke ‘chainés’ over het ovale gympodium<br />
van ‘Small Hands’. Loemij heeft een meisjesachtige en tegelijk<br />
sobere uitstraling. De bewegingen en dynamiek van<br />
‘Small Hands’ bereiken vaak een vreemde, gecontroleerde<br />
extase, zoals wanneer de twee vrouwen hun eigen uitgestrekte<br />
arm volgen. Op deze momenten blijft de energie van<br />
Loemij opmerkelijk oneindig. Anne Teresa De Keersmaeker<br />
heeft ook een wat kinderlijke uitstraling met haar kapsel. Misschien<br />
een kind dat niet op zichzelf speelt, maar de regels wil<br />
opleggen waarop de anderen moeten spelen. Loemij verwerpt<br />
deze idee onmiddellijk. “Iedereen wil altijd kijken als<br />
Anne Teresa danst”, zegt ze nadrukkelijk, en haar oprecht<br />
enthousiasme overtuigt. “Zij krijgt altijd de aandacht. Ik ben<br />
degene die strikt is”, zegt Loemij. “Anne Teresa houdt van<br />
balletbewegingen en toch wil ze die niet in haar choreografieën<br />
gebruiken. Ze houdt van Trisha Brown en William<br />
Forsythe. Ze tracht aan haar dansen een relaxte kwaliteit te<br />
verlenen, of ze start met balletachtige bewegingen die ze<br />
plots laat overgaan in opmerkelijke nieuwe bewegingen.”<br />
Loemij blijft erop terugkomen dat ze het dansen bij De Keersmaeker<br />
nooit moe wordt. Toen ze het gezelschap vervoegde<br />
waren de dagen, weken en maanden zo vol repetities, heropvoeringen<br />
en nieuwe premières dat het haar totaal uitputte.<br />
Zij was net geëngageerd toen het gezelschap een tournee<br />
door de Verenigde Staten begon. Eén van de dansers werd<br />
gekwetst en Loemij moest inspringen, zelfs terwijl ze de<br />
repetities voor een nieuw stuk voortzette en het standaardrepertoire<br />
aanleerde. Ze was taai, ook in die tijd, maar uiteindelijk<br />
revolteerden zij en haar collega’s tegen De Keersmaekers<br />
dansmania en eisten regelmatige repetitietijden.<br />
Tot dan had De Keersmaeker altijd gewerkt tot ze erbij neerviel,<br />
zodat de dansers nooit wisten wanneer ze naar huis
konden. De dansers brachten haar tot inzicht dat het beter<br />
was om niet op dezelfde dag met het vliegtuig te reizen en<br />
op te treden.<br />
De voorstelling van ‘Small Hands’ is juist afgelopen en Loemij<br />
staat klaar om iets te gaan eten met een groep vrienden.<br />
Iemand spreekt haar aan in de hal. Natuurlijk herkent iedereen<br />
Loemij; haar verschijning op het podium is bijna identiek<br />
aan haar privé- persoon. Zij is slank en atletisch, draagt<br />
weinig make-up en haar schouderlange haar is los. Ze beantwoordt<br />
de vragen van de toeschouwer met dezelfde kalmte<br />
en concentratie die ze op het podium vertoont en blijft<br />
vriendelijk terwijl ze gulzig van haar vruchtensap drinkt.<br />
“Hoe moet ik dit interpreteren?”, wil de toeschouwster<br />
weten, en “Wat hebben deze twee vrouwen samen?” – over<br />
Loemij en De Keersmaeker. Het stille antwoord van Loemij<br />
is nauwelijks te horen in de drukke hal. Maar het gaat zeker<br />
over samenwerking in beweging. Later zegt ze dat zij en De<br />
Keersmaeker codes hebben als signaal voor nieuwe sequenties<br />
door hoorbaar ademen of oogcontact. Het is in geen<br />
geval altijd de choreografe die elke beweging bepaalt. In<br />
tegendeel. Anne Teresa vraagt Loemij vaak om de timing te<br />
bepalen, zegt Loemij. “Soms push ik haar te hard.”<br />
In de taxi knipoogt een vriend naar haar en vertelt zijn interpretatie<br />
van het duet. In ‘Small Hands’ ziet hij een werk over<br />
de relatie tussen choreograaf en danser, en meer algemeen<br />
een parafrase over artistiek inzicht in de Westerse wereld.<br />
Beginnend met de muzen, die de kunst naar de mensen<br />
brachten, over citaten uit de musical met de rode schoenen,<br />
ziet hij ‘Small Hands’ als een stuk dat gaat over de ethos van<br />
de kunst en de kwaliteiten die het vereist: hard werken, toewijding,<br />
bescheidenheid. Loemij zal later toegeven dat het<br />
erg moeilijk kan zijn als De Keersmaeker aandringt om wijzigingen<br />
in haar werk aan te brengen, zelfs tot vlak voor de<br />
voorstelling. En later zal ze toegeven hoe opgelucht ze was<br />
om te ontdekken dat regisseur Jolente De Keersmaeker haar<br />
vertolkers effectief toestaat om artistiek te experimenteren<br />
en zelfs fouten te maken. “Dat was ontspannend”, zegt ze<br />
over hun samenwerking in ‘Quartet’ van Heiner Müller. Toch<br />
kijkt Loemij altijd uit naar de volgende nieuwe dansvoorstelling.<br />
Anne Teresa is meer dan haar eerste choreograaf, Loemij is<br />
er volkomen zeker van dat het ook haar laatste zal zijn.<br />
Natuurlijk verspilt Loemij geen moment aan gedachten over<br />
de dag dat ze zal stoppen. Zelfs als kind deed de nu 32-jarige<br />
aan gymnastiek en speelde ze basketbal, maar voor alles<br />
was ze een danseres. Samen met haar oudere broer volgde<br />
ze ballroom danslessen. Broer en zus eindigden als winnaars<br />
van het Nederlandse juniorenkampioenschap in gezelschapsdans.<br />
Toen Cynthia 16 werd, gaven de twee kinderen (van<br />
een Nederlandse moeder en een Indonesische vader) hun<br />
hobby op. Het talent van Loemij is altijd erkend geweest,<br />
door jury’s van danswedstrijden, door Anne Teresa De Keersmaeker,<br />
en eerder nog door Wim Vandekeybus. Hij hoopte<br />
haar te kunnen engageren toen ze nog op school zat, maar<br />
Loemij voelde dat ze nog niet klaar was. Later, toen ze een<br />
voorstelling van <strong>Rosas</strong> in het Schouwburgtheater zag, was<br />
ze betoverd door de vrouwelijke en theatrale kwaliteiten<br />
van de stukken van De Keersmaeker. Ze wist dadelijk dat ze<br />
hiervoor wou dansen. Misschien was het dit feilloze gevoel<br />
voor haar eigen leven dat Cynthia Loemij meer maakt dan<br />
één van de vele mooie amazones in het leger van de Belgische<br />
koningin van het minimalisme.<br />
Wiebke Hüster<br />
Uit: Ballet International Tanz Aktuell, november 2001, p. 16-9.<br />
(vertaling Bernadette Scheerders)
Anne Teresa De Keersmaeker<br />
De choreografe Anne Teresa De Keersmaeker (Mechelen °1960) studeerde<br />
van 1978 tot 1980 aan ‘Mudra’. In 1980 maakte ze haar eerste productie,<br />
‘Asch’. Na haar terugkeer uit de Verenigde Staten creëerde ze in 1982 ‘Fase,<br />
four movements to the music of Steve Reich’. Ze brak onmiddellijk internationaal<br />
door. In 1983 stichtte ze het gezelschap <strong>Rosas</strong>, met de opgemerkte<br />
creatie ‘<strong>Rosas</strong> danst <strong>Rosas</strong>’. In de jaren tachtig vond <strong>Rosas</strong> onderdak bij Kaaitheater,<br />
waar Hugo De Greef (de huidige intendant van Brugge 2002) directeur<br />
was. In 1992 nodigde de directeur van De Munt, Bernard Foccroulle,<br />
<strong>Rosas</strong> uit om het huisgezelschap van de Brusselse Koninklijke Opera te worden,<br />
wat het nog altijd is. Verschillende <strong>Rosas</strong>-choreografieen werden verfilmd:<br />
‘Rosa’ , op muziek van Bartók (in een regie van Peter Greenaway),<br />
‘<strong>Rosas</strong> danst <strong>Rosas</strong>’ en ‘Fase’ (beide door Thierry De Mey) om er maar een<br />
paar te noemen. In 1995 stichtten <strong>Rosas</strong> en De Munt in Brussel een nieuwe<br />
internationale school voor hedendaagse dans: P.A.R.T.S. – ‘Performing Arts<br />
Research & Training Studios’. Het is een grote aantrekkingspool voor jonge<br />
dansers. In augustus 1998 debuteerde Anne Teresa De Keersmaeker als operaregisseur<br />
in De Munt met Bella Bartóks ‘Hertog Blauwbaards Burcht’. Drie<br />
maanden later creëerde ze als gastchoreografe ‘The Lisbon Piece’ voor de<br />
Portugese Companhia Nacional de Bailado. In maart 1999 maakte ze samen<br />
met de danseres Cynthia Loemij, haar zus Jolente De Keersmaeker en Frank<br />
Vercruysse van theatergroep STAN, de dans- en theatervoorstelling ‘Quartett’,<br />
gebaseerd op teksten van Heiner Müller. Het was een samenwerking<br />
die later ook het mooie ‘In Real time’ (2000) opleverde. In 2001 creëerde zij<br />
twee stukken: het ensemblestuk ‘Rain’ en het duet ‘Small Hands’. Tenslotte<br />
maakte ze in april 2002 ‘April me’, in nauwe samenwerking met componist<br />
Thierry De Mey. De Keersmaeker werkte altijd nauw samen met De Mey en<br />
het Ictus Ensemble. Maar ze zocht ook aansluiting bij verschillende vernieuwende<br />
muziek- en theatermensen als Steve Paxton en The Wooster Group,<br />
Gerardjan Rijnders, Aka Moon of DJ Grazzhoppa, en ook Philippe Herreweghe<br />
en Jos Van Immerseel. Voorstellingen en films van De Keersmaeker werden<br />
bekroond met internationale prijzen. Ze is ‘doctor honoris causa’ aan<br />
de VUB en barones. In Frankrijk is ze ‘Officier de l’Ordre des Arts et des Lettres’.