04.05.2013
•
Views
(traegheyt) langzaam, lui, onachtzaam, lang, futselig [prutsend], zwaar, ledig, snood, blode [laf], slap, leegwagenig [leegloperig], ezels [van een ezel], veronachtzamig [nalatig]. tragedie [treurspel, rampspoed] (tragedie) beweend, katijvig [rampspoedig], moraal- [zeden-], droevig, bloedig, moedig, statig, beklaaglijk, opgeblazen, donderend, bebloed, sententieus [leerrijk], geweldig [gewelddadig], deerlijk, trots, Perusinsch [van Perugia], bearbeid, straf [wreed], heroïek, cothurnisch [met toneellaarzen]. Het is de hoogste roeping van de dichters om tragedies te boek te stellen, waarin het lot van koningen, prinsen en andere grote heren, wier einde meestal droevig en te beklagen is, wordt uiteengezet. Sommigen menen dat de tragedie zo heet omdat men vanouds gewoon was om een bok aan de tragediedichter [aan de god Dionysus] te offeren en op te dragen. [Het woord tragedie komt uit het Grieks, waar het een samenstelling is van tragos ‘bok’ en ōidè ‘gezang, lied’.] Trajanus (Trajanus) de goedertierene, medelijdend, goed, beleefd, vreedzaam, zedig, Romein, victorieus, gemeentevriend [vriend van het volk], gelukkig, Dacisch. Ulpius Trajanus werd in Spanje geboren en regeerde over het Romeinse keizerrijk tot aan Keulen. Hij probeerde steeds vriendelijk tegenover de bevolking te zijn, eerbiedig tegenover de stedelijke overheid, welwillend tegenover iedereen, en hij was tegen niemand hoogmoedig behalve tegen de vijanden van het Romeinse rijk. Men noemde hem de Dacische, omdat hij de koning der Daciërs overwonnen had. Hij stierf in Selinunte, een stad in Silicië die later Trajanopolis genoemd is. Hij had toen negentien jaar en zesenhalve maand geregeerd. Hij stierf op de leeftijd van 64 jaar. tralie (tralie) ijzeren, rooster, halfopen, gegaat [met gaten], sterk, dubbel, gepind, gesloten, open, venster, dik, gegeerd [schuin], hard, gekruist, gevlochten, gevangens-, gelofwerkt [versierd met lofwerk]. tranen (tranen) heet, lauw, druppend, dik, wenend, varkens-, krokodillen-, geveinsd, gepassied [gepijnigd], zoet, barmhartig, dauwend, nat, zout, uitgestort, oog-, overvloedig, smartig, bitter, uitvallend, medelijdend, onmetelijk, vurig, wijvelijk [vrouwelijk], uitbarstend, teer, lekkend, groot, rollend, ellendig, zuchtend. trap (trap) recht, wentel-, opgaand, gekroken [met een bocht], steil, verheven, afstijgend [dalend], ladders, moeilijk, neergaand. trede (trede) voetstap, traag, voet-, geteld, Nicoline van der Sijs, Het versierde woord
207 vast, zacht, gematigd, langzaam, ras [snel], vals, stronkelend [strompelend], stijf, hard, lang, twijfelachtig, naspeurend, verzekerd [zelfverzekerd], vrij, diefs, gezet. trefter [treeft] of drievoet (trefter ofte drievoet) vast [stevig], ijzeren, staand, open, keuken-. trektang (trecktanghe) knijpend, nijpend, sterk, gekromd, vasthoudend, getand. trezorier (thresorier) rentmeester of schatmeester, wel bij gelde, bewaarder, hoogmoedig, geldslaaf, geldzak, ontvanger, uitgever, hovaardig, subtiel, betaalder, onwaardig, dief, ongewillig. tribuut (tribuyt) betalijk [te betalen], subject [onderworpen], rentelijk [periodiek], pacht-, geld, jaarlijks, onsterfelijk [altijddurend], onderstandig [bijstands-], bijstands-, behelpelijk, vermeerderend, groeiend, schuldig [verschuldigd], opgelegd, bezwaarlijk, dagelijks, profijtelijk, schadelijk. triomf (triumphe) hovaardig, eerlijk [eervol], heerlijk, feestelijk, glorieus, edel, blij, groot, waard [hooggeschat], victorieus, hoog, geheiligd, krijgs-, schoon [mooi], gelukkig, geëerd, magnifiek, keizerlijk, moedig, allerhoogst, vermaard, doorluchtig, lauwerierdragend, gekroond, verwinning [overwinnend], vernaamst [voornaamst]. troffel of truweel (troeffel ofte truweel) vuil, arbeids, krom, gekromd, plat, behendig [handig], handelijk [handelbaar], kalkig, metsers- [metselaars-], klaar [schitterend], vlijtig. trog (troch) uitgehold, varkens-, vermakend [verkwikkend], vast, vol, verzadend, boeren-. Troje Nicoline van der Sijs, Het versierde woord
Page 1 and 2:
Het versierde woord De Epitheta of
Page 3 and 4:
Anthoni Smyters 9 De Epitheta 12 En
Page 5 and 6:
Voorwoord 5 Deze uitgave is de eers
Page 7 and 8:
10 drukker en schrijver Zacharias H
Page 9 and 10:
12 komt regelmatig voor dat er slec
Page 11 and 12:
14 Jupiter donderende god, vader de
Page 13 and 14:
16 Semiramis Zij was de vrouw van k
Page 15 and 16:
18 Porte nauwgezet gevolgd, en zo v
Page 17 and 18:
20 sieken ook bekend wilde maken on
Page 19 and 20:
Bij de heruitgave Gevolgde werkwijz
Page 21 and 22:
24 strafwaardig, galgenlap, galgena
Page 23 and 24:
26 5. hertaalde encyclopedische inf
Page 25 and 26:
28 In de bibliografie van Nederland
Page 27 and 28:
30 Mak, J.J. (1959), Rhetoricaal Gl
Page 29 and 30:
Enige sonnetten van Smyters 32 Anth
Page 31 and 32:
Het voorwoord van Smyters 34 Het or
Page 33 and 34:
36 den om dat allemaal inderdaad te
Page 35 and 36:
38 Nicoline van der Sijs, Het versi
Page 37 and 38:
41 De heruitgave van de Epitheta va
Page 39 and 40:
gewillig, zoet, slecht [eenvoudig],
Page 41 and 42:
43 terd, geheiligd, gewijde paap [g
Page 43 and 44:
(Achaia) lieflijk, Grieks, zees [va
Page 45 and 46:
achterklapper [roddelaar] (achtercl
Page 47 and 48:
Zij was de dochter van Asopus, koni
Page 49 and 50:
[ontrouw] (afvallinghe) trouwbreker
Page 51 and 52:
47 helpen haar zuster tot de zijne
Page 53 and 54:
altaar (autaer) heilig, goddelijk,
Page 55 and 56:
(ammer ofte amber) gomachtig, rieke
Page 57 and 58:
49 kreeg hem lief, zij zocht omgang
Page 59 and 60:
apostel (apostel) evangelisch, heil
Page 61 and 62:
Daarenboven zijn zij zo diefachtig
Page 63 and 64:
Argus (Argus) wakend, gesterd, de a
Page 65 and 66:
astronomijn [astronoom] (astronomij
Page 67 and 68:
avondster (avontsterre) glinsterend
Page 69 and 70:
[badkamer] (badt ofte baedtstove) w
Page 71 and 72:
ziet of zijn gefluit hoort, sterft,
Page 73 and 74:
geschrijnwerkt, slaaps-, bruids-, s
Page 75 and 76:
[verzoek, wens] (begheerte ofte bed
Page 77 and 78:
[schaal] (becken) hol, geel, spouw-
Page 79 and 80:
58 moeilijk, onverdraaglijk, dodeli
Page 81 and 82:
espringer [aanvaller] (bespringher)
Page 83 and 84:
eweging (beweghinghe) geweldig, haa
Page 85 and 86:
ietebauw (bitebau) zie SPOOK. bij 6
Page 87 and 88:
[blamage, opspraak] (blamatie) scha
Page 89 and 90:
[lafheid] (blooheyt) armhartig [bed
Page 91 and 92:
62 [onschatbaar], vermaard, studieu
Page 93 and 94:
ven, gemeen [gewoon], potage-, room
Page 95 and 96:
(braeck-lant) onvruchtbaar, ledig,
Page 97 and 98:
(brief) zendbrief, troostelijk, bod
Page 99 and 100:
65 en zijn lichaam is kort. Hij is
Page 101 and 102:
C. cabaret of braderij 66 [eethuis]
Page 103 and 104:
schaamde zich er zelfs niet voor de
Page 105 and 106:
68 lichaam van een geit, en altijd
Page 107 and 108:
69 bloed uitzogen, zodat zij stierf
Page 109 and 110:
dageraad, aurora (dageraet, aurore)
Page 111 and 112:
Zij was de dochter van de riviergod
Page 113 and 114:
71 lend, heilig, Apollinisch, waard
Page 115 and 116:
deurwaarder 72 (deurwaerder) roedra
Page 117 and 118:
dij (dieghe) zie HEUP. diluvie 73 [
Page 119 and 120:
(dogghe) verhongerd, groot, grimmig
Page 121 and 122:
[moordenaar] (dootslagher) wreed, o
Page 123 and 124:
(dranck ofte medecijne) gezond, har
Page 125 and 126:
76 onkuis, arm, verscheurd, dul [do
Page 127 and 128:
77 getransformeerd, sidderend, mens
Page 129 and 130:
[eend] (eyndtvoghel) modderach- Nic
Page 131 and 132:
eerloosheid (eerloosheyt) oneerbaar
Page 133 and 134:
felijk], beleefd, gemanierd [bescha
Page 135 and 136:
Empedocles (Empedocles) filosoof, o
Page 137 and 138:
ent of griffel [loot waarmee een bo
Page 139 and 140:
81 Is een van de negen Muzen. Men z
Page 141 and 142:
82 van het noorden naar het zuiden,
Page 143 and 144:
83 innering op eigen kosten begrave
Page 145 and 146:
84 kend, geglaasd, dik, zoet, broos
Page 147 and 148:
oneerlijk, schelms [schurkachtig],
Page 149 and 150:
gans (ganse) teer, jong, delicaat [
Page 151 and 152:
[nabuurschap] (ghebuerschap) paroch
Page 153 and 154:
gek of zinneke 87 [zinnebeeld] in e
Page 155 and 156:
(ghemack ofte ghemackelijckheyt) be
Page 157 and 158:
(ghenietinghe) vreedzaam, geheel, v
Page 159 and 160:
(gheschrift) langdurend, van geleer
Page 161 and 162:
90 vriendelijk, verbonden, oncorrum
Page 163 and 164:
gewicht (ghewichte) zwaar, balans,
Page 165 and 166:
[gildebroer, zwierder] (ghilde) zie
Page 167 and 168:
goederen of rijkdom (goederen ofte
Page 169 and 170:
Goten (Gotten) een volk dat zo word
Page 171 and 172:
94 [dat doet vergeten], droef, geor
Page 173 and 174:
Nicoline van der Sijs, Het versierd
Page 175 and 176:
guichelaar of kamerspeler [kunstenm
Page 177 and 178:
96 [met een koord], verstrooid, ver
Page 179 and 180:
hamel 97 [gecastreerd mannetjesscha
Page 181 and 182:
[haardketting] (hanghel ofte hael)
Page 183 and 184:
haring of ophaling [verzengende, dr
Page 185 and 186:
99 gangbaar [begaanbaar], koopmans-
Page 187 and 188:
hel (helle) duister, inslokkend, af
Page 189 and 190:
(helm ofte helmet) stormhoed, blink
Page 191 and 192:
herfst (herft) pestig [pest brengen
Page 193 and 194:
Hippocrates (Hippocrates) prins der
Page 195 and 196:
(hoeve) land-, pacht-, profijtelijk
Page 197 and 198:
104 Het is niet zeker waar hij gebo
Page 199 and 200:
105 [een aangename sensatie gevend]
Page 201 and 202:
[huismus, iemand die altijd thuiszi
Page 203 and 204:
(hutte) klein, laag, gegaat [met ga
Page 205 and 206:
107 en werd daarom voor een god geh
Page 207 and 208:
ijzerwerk (yserwerck) oud, verroest
Page 209 and 210:
109 raad van zijn schoonzoon op ell
Page 211 and 212:
110 zaaien en een wijngaard aanplan
Page 213 and 214:
111 teloos, onsterk, katijvig [elle
Page 215 and 216:
112 joden voor de som van dertig pe
Page 217 and 218:
113 [prachtig], hangend, bagge [ede
Page 219 and 220:
kam (cam) getand, ivoren, houten, h
Page 221 and 222:
(capiteyn ofte hooftman) krijger, e
Page 223 and 224:
kauwoerden 115 [kalebassen] (kauwoo
Page 225 and 226:
[pit] (keirnen-steen) van pruimen,
Page 227 and 228:
[jeugd] (kindtsheyt) jeugdig, schre
Page 229 and 230:
kleermaker of snijder 117 (kleermak
Page 231 and 232:
knieschijf (knieschijve) zenuwachti
Page 233 and 234:
kolder [stalen of lederen harnas] (
Page 235 and 236:
119 sterk, strop, stijf, krom, anke
Page 237 and 238:
(coutelas) zie DEGEN. kortheid (cor
Page 239 and 240:
(kracht, cracht) geweldig, sterk, h
Page 241 and 242:
121 onverwinnelijk, edel, gevreesd,
Page 243 and 244:
kudde (kudde) krielend [krioelend],
Page 245 and 246:
[woordeloos], smekend [aanlokkend],
Page 247 and 248:
spitsvinding [spitsvondigheid], die
Page 249 and 250:
lam of lammetje (lam oft lammeken)
Page 251 and 252:
(Laomedon) Trojaan, meinedig, bedri
Page 253 and 254:
125 dicht [massief], vreedzaam, kra
Page 255 and 256:
126 een wezeltje, en zij bewegen ni
Page 257 and 258:
lessenaar 127 (lessenaer) hoog, boe
Page 259 and 260:
128 menzak, madenzak, as, vleselijk
Page 261 and 262:
129 de kus, rood, zacht, vochtig, b
Page 263 and 264:
louw [zeelt] (louwe) vis, slijmig,
Page 265 and 266:
(luyicheyt) droomachtig, onachtzaam
Page 267 and 268:
maag (maghe) hol, ledig, gapend, in
Page 269 and 270:
madeliefbloem (magdelieve-bloeme) s
Page 271 and 272:
man (man) geestig [met geest], wijs
Page 273 and 274:
134 [streng], verstoorder, kloekmoe
Page 275 and 276:
Medusa 135 (Medusa) gruwelijk, Gorg
Page 277 and 278:
meluw [houtmijt, molm] (meluwen) wo
Page 279 and 280:
[eerzuchtig], koppig, vrek [vrekkig
Page 281 and 282:
[het juiste evenwicht of middenweg]
Page 283 and 284:
138 Men zegt dat deze Minerva aan d
Page 285 and 286:
139 vilein, verwijtelijk, nadenkend
Page 287 and 288:
(moeder) zoet, min, schoon [mooi],
Page 289 and 290:
[mof, mouw] (moffele) gevoederd [ge
Page 291 and 292:
141 zittend], studieus, geleerd, ge
Page 293 and 294:
(Moyses) wetgever, excellent, Hebre
Page 295 and 296:
(muer) wit, gevensterd, vast, gekor
Page 297 and 298:
Dat zijn waternimfen. nar (narre) h
Page 299 and 300:
Zij is de dochter van Jupiter en va
Page 301 and 302:
neus (neuse) geschorst [opgetrokken
Page 303 and 304:
nood of noodwendigheid [behoeftighe
Page 305 and 306:
octrooi (octroy) toelating, vergund
Page 307 and 308:
wanneer zij bij elkaar zijn geplant
Page 309 and 310:
149 onbeleefd [lomp], stortend, kwa
Page 311 and 312:
ongerechtigheid [onrecht] (ongherec
Page 313 and 314:
onthaling (onthalinghe) vriendelijk
Page 315 and 316:
onwijsheid 151 (onwijsheyt) slecht
Page 317 and 318:
152 [opgedragen], tegenspoedig, ver
Page 319 and 320:
oranjeboom (oraegniboom) appeldrage
Page 321 and 322:
Orestes (Orestes) woedend, razend,
Page 323 and 324:
oudeklerenkoper of -verkoper (oudek
Page 325 and 326:
(overheyt) eerbaar, gebiedend, godd
Page 327 and 328:
paardenvlieg (peerdts-vlieghe) vuil
Page 329 and 330:
uigen. Om deze reden vereert men he
Page 331 and 332:
neergezet heeft. Zijn voeten en zij
Page 333 and 334:
Parnassus (Parnasus) geheiligd, har
Page 335 and 336:
Dat is de naam van een oud marmeren
Page 337 and 338:
paus (paus) H. Kerkhoofd, devoot, g
Page 339 and 340:
verkrijgen. Toen hij Oenomaüs over
Page 341 and 342:
163 [verluchters-], zoet, kleur-, b
Page 343 and 344:
164 vangen. Hij maakte een metalen
Page 345 and 346:
Phyllis 165 (Phyllis) van Thracië,
Page 347 and 348:
pijper 166 [fluiter] (pypere) aardi
Page 349 and 350:
(plasreghen) haastig [plotseling],
Page 351 and 352:
ploegijzer (ploech-yser) scherp, sn
Page 353 and 354:
(pocken) ongelukkig, ellendig, Nape
Page 355 and 356:
pond (pondt) gewicht, zwaar, tegenw
Page 357 and 358:
170 behendig, ambachtsman, draaier,
Page 359 and 360:
eergierig [eerzuchtig], eerbetracht
Page 361 and 362:
(procureur) arglistig, subtiel, gel
Page 363 and 364:
172 Nadat hij deze ellende lange ti
Page 365 and 366:
put (put) hol, diep, gapend, open,
Page 367 and 368:
Quinctilius Varus was een man die g
Page 369 and 370:
Zij was de tweede dochter van Laban
Page 371 and 372:
175 gramd, vervaarlijk, gevaarlijk,
Page 373 and 374:
176 uitnemend, aangenaam, dochteren
Page 375 and 376:
Rhea (Rhea) vruchtbaar, der goden m
Page 377 and 378:
ijgnestel [rijgveter] (ryghnestel)
Page 379 and 380:
(Roelandt) de furieuze, hovaardig,
Page 381 and 382:
179 pen], palt- [overkleed], gescha
Page 383 and 384:
180 gebaard [met een baard], spel d
Page 385 and 386:
[instorting, bouwval] (ruyne) neder
Page 387 and 388:
(ruste) vreedzaam, zoet, ledig, sti
Page 389 and 390:
Salomo 182 (Salomon) de wijze, vree
Page 391 and 392:
schaaf (schave) effenmakend [gladma
Page 393 and 394:
vliegend, koud, nachts, verschrikke
Page 395 and 396:
184 Indisch, groot, gevonden, secre
Page 397 and 398:
schijn (schijn) vals, bedekt [verbo
Page 399 and 400:
Plinius zegt dat er vier soorten sc
Page 401 and 402:
schol 186 (scholle) platvis, zacht,
Page 403 and 404:
Toen Caesar opperheer in Rome was,
Page 405 and 406:
schuld of misdaad (schult ofte misd
Page 407 and 408:
(Seneca) welsprekend, tongkunstig,
Page 409 and 410:
(Sidon) edel, machtig, rijk, Tyriaa
Page 411 and 412:
slaap of vaak (slaep ofte vaeck) ve
Page 413 and 414:
sluis (sluyse) ruisend, vochtig, lo
Page 415 and 416:
ten], onzalig, vervloekt, verschrik
Page 417 and 418:
spar 193 [staak] (sperre) lang, kap
Page 419 and 420:
spijkerboor (spyckerboor) draaiend,
Page 421 and 422:
(spottere) bootsig [grappig], Luc[i
Page 423 and 424:
staaltje van het laken 195 (staelke
Page 425 and 426:
steel, albast-, bergachtig, lei-, s
Page 427 and 428:
luidtierend, wegdrijvend, stalen, s
Page 429 and 430:
(S. Ian Evangelist) Gods kronieksch
Page 431 and 432:
198 sterend, ontstoken, klaar [held
Page 433 and 434:
student (student) bleek, geleerd, s
Page 435 and 436:
sultan, soliman (sultaen, soliman)
Page 437 and 438:
200 [gevoerd], hangend, los, bont,
Page 439 and 440:
tapisserie 201 (tapisserije) lustig
Page 441 and 442:
Telephus (Telephus) Mysiaan [heerse
Page 443 and 444:
theater (theatrum) zie SPEELWAGEN.
Page 445 and 446:
of ook vanwege de ruigheid en de on
Page 447 and 448:
tiran (tyran) ongenadig, wreed, ove
Page 449 and 450:
ton (tonne) diep, gereept [met een
Page 451:
206 gekruist [met een kruis erop],
Page 455 and 456:
trouw (trouwe) zie GELOOF. tuiltje
Page 457 and 458:
zuster Argila was getrouwd met Poly
Page 459 and 460:
uitspraak [redevoering] (uytsprake)
Page 461 and 462:
vaardigheid (veerdicheyt) naarstig,
Page 463 and 464:
211 gesimaal, lang, hongerig, verho
Page 465 and 466:
[gif] (fenijn) dodelijk, zwart, zor
Page 467 and 468:
verbetering of correctie (verbeteri
Page 469 and 470:
(verghift) venijnig [giftig], bitte
Page 471 and 472:
214 onderstandig [bijstaand], verzo
Page 473 and 474:
215 volks-, mal, merkelijk [opmerke
Page 475 and 476:
verzwijger [iemand die iets verzwij
Page 477 and 478:
vijandschap (vyandtschap) hatelijk
Page 479 and 480:
217 gehuld in een velletje dat de d
Page 481 and 482:
vlieging [het vliegen] (vlieghinghe
Page 483 and 484:
vluchting [vlucht] (vluchtinghe) bl
Page 485 and 486:
volharding (volherdinghe) stedig [s
Page 487 and 488:
vooronder van een schip 220 (voor-o
Page 489 and 490:
(vraghe) voorhouding [voorstel] of
Page 491 and 492:
(vrije-konste) uitnemend, schoon [m
Page 493 and 494:
[karmelieten] (vrouwenbroeders) mon
Page 495 and 496:
W. waaghals (waechhals) avontuurder
Page 497 and 498:
[vrolijkheid] (wackerheyt) zorgvuld
Page 499 and 500:
225 de) gegraasd, vermakelijk, lust
Page 501 and 502:
weemoedigheid (vveemoedicheyt) zie
Page 503 and 504:
227 rees, zondig, onrein, ongetoomd
Page 505 and 506:
gemeen [algemeen], generaal [algeme
Page 507 and 508:
schuimig, schuimachtig, edel, troeb
Page 509 and 510:
wind (vvindt) buiig, schuifelend [g
Page 511 and 512:
spijtig [hevig], trotsig, naturenki
Page 513 and 514:
231 verscheurend, gruwelijk, pericu
Page 515 and 516:
232 ter-, dun, rond, dubbel, zacht,
Page 517 and 518:
zaal 233 (sale) gesierd, geschikt,
Page 519 and 520:
234 mig [onstuimig], Neptunus' veld
Page 521 and 522:
Zeno (Zenon) Stoïsch, waardig, Cyp
Page 523 and 524:
ziel der vrouwen of onderrok (ziele
Page 525 and 526:
236 raar, spotter, klapper [kletser
Page 527 and 528:
237 oren], gekaproend [met een kap]
Page 529 and 530:
zweep (sweepe) gedraaid, gesel, gis
(traegheyt) langzaam, lui, onachtzaam, lang, futselig [prutsend], zwaar, ledig, snood, blode [laf], slap,<br />
leegwagenig [leegloperig], ezels [van een ezel], veronachtzamig [nalatig].<br />
tragedie<br />
[treurspel, rampspoed] (tragedie) beweend, katijvig [rampspoedig], moraal- [zeden-], droevig, bloedig,<br />
moedig, statig, beklaaglijk, opgeblazen, donderend, bebloed, sententieus [leerrijk], geweldig<br />
[gewelddadig], deerlijk, trots, Perusinsch [van Perugia], bearbeid, straf [wreed], heroïek, cothurnisch<br />
[met toneellaarzen].<br />
<strong>Het</strong> is de hoogste roeping van de dichters om tragedies te boek te stellen, waarin het lot van<br />
koningen, prinsen en andere grote heren, wier einde meestal droevig en te beklagen is, wordt<br />
uiteengezet. Sommigen menen dat de tragedie zo heet omdat men vanouds gewoon was om een bok<br />
aan de tragediedichter [aan de god Dionysus] te offeren en op te dragen. [<strong>Het</strong> <strong>woord</strong> tragedie komt<br />
uit het Grieks, waar het een samenstelling is van tragos ‘bok’ en ōidè ‘gezang, lied’.]<br />
Trajanus<br />
(Trajanus) de goedertierene, medelijdend, goed, beleefd, vreedzaam, zedig, Romein, victorieus,<br />
gemeentevriend [vriend van het volk], gelukkig, Dacisch.<br />
Ulpius Trajanus werd in Spanje geboren en regeerde over het Romeinse keizerrijk tot aan Keulen.<br />
Hij probeerde steeds vriendelijk tegenover de bevolking te zijn, eerbiedig tegenover de stedelijke<br />
overheid, welwillend tegenover iedereen, en hij was tegen niemand hoogmoedig behalve tegen de<br />
vijanden van het Romeinse rijk. Men noemde hem de Dacische, omdat hij de koning der Daciërs<br />
overwonnen had. Hij stierf in Selinunte, een stad in Silicië die later Trajanopolis genoemd is. Hij had<br />
toen negentien jaar en zesenhalve maand geregeerd. Hij stierf op de leeftijd van 64 jaar.<br />
tralie<br />
(tralie) ijzeren, rooster, halfopen, gegaat [met gaten], sterk, dubbel, gepind, gesloten, open, venster,<br />
dik, gegeerd [schuin], hard, gekruist, gevlochten, gevangens-, gelofwerkt [versierd met lofwerk].<br />
tranen<br />
(tranen) heet, lauw, druppend, dik, wenend, varkens-, krokodillen-, geveinsd, gepassied [gepijnigd],<br />
zoet, barmhartig, dauwend, nat, zout, uitgestort, oog-, overvloedig, smartig, bitter, uitvallend,<br />
medelijdend, onmetelijk, vurig, wijvelijk [vrouwelijk], uitbarstend, teer, lekkend, groot, rollend,<br />
ellendig, zuchtend.<br />
trap<br />
(trap) recht, wentel-, opgaand, gekroken [met een bocht], steil, verheven, afstijgend [dalend], ladders,<br />
moeilijk, neergaand.<br />
trede<br />
(trede) voetstap, traag, voet-, geteld,<br />
Nicoline van der Sijs, <strong>Het</strong> <strong>versierde</strong> <strong>woord</strong>