It wurk fan Gysbert Japix n-2 - Tresoar
It wurk fan Gysbert Japix n-2 - Tresoar
It wurk fan Gysbert Japix n-2 - Tresoar
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
speelt de sprekende figuur Tjerne in GJ's tekst zijn publiek als een conferencier. Enkele<br />
motieven zijn wellicht rechtstreeks ontleend aan Catullus' Carmen 34 en aan<br />
Theokritus' vijftiende Idylle, terwijl ook gebruik lijkt te zijn gemaakt van een paar<br />
anonieme Friese villanellen (1602).<br />
Het gedicht kan worden ingedeeld bij het genre van het huwelijksgedicht, als men<br />
genre opvat als een los geheel van eigenschappen zoals die in wisselende combinaties<br />
in gedichten op bruiloften te vinden zijn. Het zijn er echter te weinig om de opvatting<br />
te rechtvaardigen, dat het gedicht naar de voorschriften van het genre vervaardigd<br />
zou zijn. Niet de praecepta, maar de exempla lijken hun stempel op het<br />
gedicht te hebben gedrukt. Toch is ook bij een meer losse opvatting van het genre de<br />
indeling bij het huwelijksgedicht discutabel, want het gedicht voldoet niet aan de<br />
toch wel minimale eis, dat het op een bepaalde bruiloft betrekking heeft. Er wordt gebruik<br />
gemaakt van het genre, zo zou men kunnen zeggen, om een speels gedicht te<br />
realiseren, dat nauw aansluit bij komische huwelijkszangen in dialect, zoals er zoveel<br />
in zeventiende-eeuwse liedboekjes staan. Allerlei elementen, zoals bastaardvloeken,<br />
populaire uitdrukkingen, verbasteringen, obscene toespelingen, onbegrip,<br />
voorliefde voor eten en drinken, misschien ook het aanbieden van een "knottedoek",<br />
typeren Tjerne als boer. In de typering van hem en Yntske in het dialooglied, waarin<br />
hij smartelijk haar liefde vraagt en ten slotte ook krijgt, lijkt een ironiserende houding<br />
van de schrijver ten opzichte van zijn figuren tot uitdrukking te komen. Ook het<br />
titelvignet van de oorspronkelijke uitgave uit 1640, dat door dezelfde uitgever ook in<br />
almanakken werd gebruikt, plaatst het gedicht in een populaire traditie. Toch is de<br />
tekst geen klucht. Tjerne mag dan wel een boer zijn, het bijzondere aan hem is dat hij<br />
met zijn doorbreken van verschil in stand een idylle oproept, die door de concretisering<br />
van tijd en plaats in Bolsward en omgeving omstreeks 1640 een schijn van<br />
werkelijkheid krijgt.<br />
Voor het ontstaan van het Friese dichterschap van GJ lijkt de heruitgave van twee<br />
vroeg-zeventiende-eeuwse vermakelijke Friese dialogen van Van Hichtum in 1639<br />
van bijzonder belang, niet alleen omdat GJ er in zijn Tjerne en waarschijnlijk ook<br />
wel in zijn dialoog tussen een ruziënde kramer Sjolle en diens vrouw bij aansloot,<br />
maar vooral omdat Tjerne en het vermoedelijk in dezelfde tijd ontstane Sjolle Kreamer<br />
waarschijnlijk de oudste Friese teksten van GJ zijn. Bij een dergelijke afhankelijkheid<br />
lijkt het onwaarschijnlijk dat GJ eerder met Fries werk begonnen zou zijn<br />
(dat dan verloren zou zijn geraakt), omdat er voor 1639 nauwelijks literatuur in het<br />
Fries was.<br />
8.2.5.3.7. Sjolle Kreamer (7-12)<br />
Gemeenschappelijke motieven, formuleringen, dialoogvorm en naamsovereenkomst<br />
maken aannemelijk dat elementen in de tekst ontleend zijn aan de eerste<br />
Ecloga van Vergilius en mogelijk ook aan de beide Friese dialogen van Van Hichtum<br />
(heruitgegeven in 1639), waarvan de ene, Woutir in Tialle, zelf ook afhankelijk lijkt<br />
van Vergilius' eerste herderszang. Ook hier schijnt weer, net als in de Tjerne, gebruik<br />
te zijn gemaakt van althans een van de Friese villanellen uit 1602. De ingelaste zang<br />
lijkt afhankelijk van de Clucht Tusschen Jaep en Lijs, die ook in de Tjerne is gebruikt. In<br />
het algemeen herinnert het lied aan boerse liefdesklachten, zoals ze veel, en vaak in<br />
dialect, voorkomen in liedboekjes als het Amsteldams' Minne beekie (waarvan GJ<br />
500<br />
wumkes.nl