Untitled
Untitled Untitled
ïtf BEPAALING DER DENKBEELDEN alle de veranderingen buiten ons voortbrengen , om welke voortebrengen wy in ieder byzonder geval onze krachten infpanden : indien wy eindelyk meer goeds dan kwaads ondervinden en genieten; onze vermogens meermaalen gebruiken dan niet gebruiken kunnen; meerder gelegenheden en middelen dan verhinderingen en tegenftand tot onze befchaaving en volmaaking ontmoeten ; en meerder oorzaaken hebben, om met onszelven en met onzen toeiïand te vreden dan te onvreden te zyn; krygen daardoor onze aangenaame denkbeelden en gewaarwordingen het overwigt op de onaangenaame ; en hoe aanmerklyker die overwigt is , des te grooter en volkomener is het menfehelyke geluk , zo als het zelve hier op aarde kan genoten worden. Zo menigvuldig en verfcheiden het getal , de menigte , de levendigheid en' de fterkte der aangenaame en onaangenaame denkkeelden en gewaarwordingen in der menfchen zielen zyn: even zo menigvuldig en verfcheiden zyn ook de trappen van het geluk , dat zy genieten. Eene volftrekt zuivere en onvervalschte gelukzaligheid is eeniglyk den volraaaktfen Geest eigen. Hoe grooter de afftand van eem-
VAN HET IWENSCHELYKE GELUK. If ge foort en klasfe van wezens van deeze hoogde volmaaktheid is; des te grooter is ook de vermenging van het goede en het kwaade, van het aangenaame en het onaangenaame , in hunnen toeftand en in de begrippen «n gewaarwordingen, die zij daarvan hebben : Het menfchelyk geluk befbat derhalven niet in de uiterlyke welvaard , niet in de vervulling van alle onze wenfehen en bedoelingen, niet in een onafgebrooken genot van vermaaken en geneugten, maar in eenen toeftand, die ons meer vermaak dan verdriet, meer genoegen dan ongenoegen, meer aangenaame dan onaangenaame denkbeelden en gewaarwordingen verfchaft. En op welk eene wyze ontflaat, waarop grondt zich dit overwigt van kt goede boven het kwaade, van het aangenaame boven hel onaangenaame in der menfchen zielen? Waarop rust derhalven hun geluk? Het gronde zich , het rust op wysheid, op deugd , op godvrucht. Deeze, myne geliefde Vrienden.' zyn de drie voornaamfte en rykfle bronnen der menfchelyke gelukzaligheid. Laaten wy deeze bronnen wat van nader by befchouwen, haare heilzaame krachten omftandiger VIII. STUK. B on-
- Page 3: N A G E L A T E N LEERREDENEN V A N
- Page 6 and 7: I N H O U D . DERDE LEERREDE. H E T
- Page 8 and 9: I N H O U D . NEGENDE LEERREDE. O0E
- Page 11 and 12: ö (jjod, eeuwige, onuitputbaare br
- Page 13 and 14: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 5 rnensc
- Page 15 and 16: VAN HET MENSCHELYKE GELUK» 7 verde
- Page 17 and 18: VAK HET MENSCHELYKE GELUK. .9 : uit
- Page 19 and 20: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. II merki
- Page 21 and 22: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 1$ waarm
- Page 23: VAM HET MENSCHELYKE GELUK. 1$ fchel
- Page 27 and 28: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. tfy den
- Page 29 and 30: VAN HET rvTEN'SCHELYKE GELUK. £1 h
- Page 31 and 32: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 23 dighe
- Page 33: VAN HET IVTENSCHELYKE GELUK. ffiC d
- Page 37 and 38: 6 Cjfod! gy alleen zyt groot, en uw
- Page 39 and 40: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, SHZ.
- Page 41 and 42: 'vAisr HP.T VERHEVENE EN GERINGE, e
- Page 43 and 44: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, etiZ.
- Page 45 and 46: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, enz.
- Page 47 and 48: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, etlZ.
- Page 49 and 50: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, efJZ.
- Page 51 and 52: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, ettZ.
- Page 53 and 54: 'VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, OlZ.
- Page 55 and 56: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, etlZ.
- Page 57 and 58: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, CHZ.
- Page 59: DERDE LEERREDE. HET ONDERSCHEID TUS
- Page 62 and 63: 54 HET ONDERSCHEID TUSSCHEN len, al
- Page 64 and 65: $6 HET ONDERSCHEID TUSSCHEN ne geda
- Page 66 and 67: 5 8 HET ONDERSCHEID TUSSCHEN zien ,
- Page 68 and 69: ÓO HET ONDERSCHEID TUSSCHEN en tot
- Page 70 and 71: 6l HET ONDERSCHEID TUSSCHEN ze beva
- Page 72 and 73: 6+ HET ONDERSCHEID TUSSCHEN ven fty
VAN HET IWENSCHELYKE GELUK. If<br />
ge foort en klasfe van wezens van deeze<br />
hoogde volmaaktheid is; des te grooter is<br />
ook de vermenging van het goede en het<br />
kwaade, van het aangenaame en het onaangenaame<br />
, in hunnen toeftand en in de begrippen<br />
«n gewaarwordingen, die zij daarvan<br />
hebben : Het menfchelyk geluk befbat derhalven<br />
niet in de uiterlyke welvaard , niet in<br />
de vervulling van alle onze wenfehen en bedoelingen,<br />
niet in een onafgebrooken genot<br />
van vermaaken en geneugten, maar in eenen<br />
toeftand, die ons meer vermaak dan verdriet,<br />
meer genoegen dan ongenoegen, meer aangenaame<br />
dan onaangenaame denkbeelden en gewaarwordingen<br />
verfchaft.<br />
En op welk eene wyze ontflaat, waarop<br />
grondt zich dit overwigt van kt goede boven<br />
het kwaade, van het aangenaame boven hel<br />
onaangenaame in der menfchen zielen? Waarop<br />
rust derhalven hun geluk? Het gronde<br />
zich , het rust op wysheid, op deugd , op<br />
godvrucht. Deeze, myne geliefde Vrienden.'<br />
zyn de drie voornaamfte en rykfle bronnen<br />
der menfchelyke gelukzaligheid. Laaten wy<br />
deeze bronnen wat van nader by befchouwen,<br />
haare heilzaame krachten omftandiger<br />
VIII. STUK. B on-