Untitled
Untitled Untitled
10 BEPAALING DER DENKBEELDEN juist door de geringheid en onvermaardheïd van hunnen ftaat voor duizend gevaaren en be kommeringen bewaard? Hebben zy niet alles, wat natuur en Godsdienst den rnensch en den Christen ter genieting aanbieden, met den ryk- ften en magdgften gemeen? Is niet gewoon- lyk hunne fmaak minder bedorven, en hun vermogen van gewaarworden fterker en leven diger? Hangt niet hun geluk veel minder van toevallige en veranderlyke dingen af? Kan men niet meestal een veel onvervalschter genot van zyn leven en zyne krachten in ftilte en in een zaamheid hebben, dan in het gedruisch en ge woel der waereld? Neen, myne geliefde Vrien den! uiterlyke welvaart, rykdom, overvloed, hoogheid, magt, luister en pracht zyn wel in en op zichzelve beftaanbaar met het geluk, zy fluiten hetzelve niet altoos buiten; zy kunnen integendeel, juist beoordeeld en wel gebruikt wordende, hetzelve als middelen bevorderen; maar zy zyn 'er geene noodzaakelyke, geene wezenlyke vereischten toe. Hun gemis heeft niet, altoos, heeft zelfs niet in de meeste ge vallen , gebrek aan geluk ten gevolge. Dit kan zeer wel zonder die heftaan, en vindt zeer dikwyls zonder die plaats. Onze eigene op» mer-
VAN HET MENSCHELYKE GELUK. II merking en ondervinding laaten hieromtrent geen* twyfel over. , t Is' niet in den overvloed gele gen, dat iemand gelukkig leeft uit zyne goede ren. Even zo weinig, myne aandachtige Toehoo- rers! wordt 'er ook tot het menfehelyke ge luk vereischt, dat ons alle onze onderneemin gen wel gelukken, dat alle onze ontwerpen en oogmerken uitgevoerd, alle onze wenfehen ver vuld , alle onze lusten bevreedigd worden. Maar al te dikwyls zyn onze lusten laag en verderf- lyk, onze wenfehen dwaas, onze oogmerken en ontwerpen nadeelig voor ons en voor ande ren, onze onderneemingen onrechtvaardig, of onverltandig, of onmogelyk. Zonder de me nigvuldige bepaalingen, die ons door de na tuur en den loop der dingen, onder Gods al- regeerende Voorzienigheid , gefield worden , zou 'er gewisfelyk veel meerder kwelling en verdriet, kommer en ellende onder de (terve- lingen gevonden worden; en nimmer zouden fchepfels, die niet verder zien dan wy, onge lukkiger zyn, dan als hun alles naar wensch ging. Zonder de menigvuldige verhinderingen en zwaarigheden, die wy op de waereld ont moeten, zonder den tegenftand, die ons tel kens
- Page 3: N A G E L A T E N LEERREDENEN V A N
- Page 6 and 7: I N H O U D . DERDE LEERREDE. H E T
- Page 8 and 9: I N H O U D . NEGENDE LEERREDE. O0E
- Page 11 and 12: ö (jjod, eeuwige, onuitputbaare br
- Page 13 and 14: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 5 rnensc
- Page 15 and 16: VAN HET MENSCHELYKE GELUK» 7 verde
- Page 17: VAK HET MENSCHELYKE GELUK. .9 : uit
- Page 21 and 22: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 1$ waarm
- Page 23 and 24: VAM HET MENSCHELYKE GELUK. 1$ fchel
- Page 25 and 26: VAN HET IWENSCHELYKE GELUK. If ge f
- Page 27 and 28: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. tfy den
- Page 29 and 30: VAN HET rvTEN'SCHELYKE GELUK. £1 h
- Page 31 and 32: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 23 dighe
- Page 33: VAN HET IVTENSCHELYKE GELUK. ffiC d
- Page 37 and 38: 6 Cjfod! gy alleen zyt groot, en uw
- Page 39 and 40: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, SHZ.
- Page 41 and 42: 'vAisr HP.T VERHEVENE EN GERINGE, e
- Page 43 and 44: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, etiZ.
- Page 45 and 46: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, enz.
- Page 47 and 48: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, etlZ.
- Page 49 and 50: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, efJZ.
- Page 51 and 52: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, ettZ.
- Page 53 and 54: 'VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, OlZ.
- Page 55 and 56: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, etlZ.
- Page 57 and 58: VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, CHZ.
- Page 59: DERDE LEERREDE. HET ONDERSCHEID TUS
- Page 62 and 63: 54 HET ONDERSCHEID TUSSCHEN len, al
- Page 64 and 65: $6 HET ONDERSCHEID TUSSCHEN ne geda
- Page 66 and 67: 5 8 HET ONDERSCHEID TUSSCHEN zien ,
10 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />
juist door de geringheid en onvermaardheïd<br />
van hunnen ftaat voor duizend gevaaren en be<br />
kommeringen bewaard? Hebben zy niet alles,<br />
wat natuur en Godsdienst den rnensch en den<br />
Christen ter genieting aanbieden, met den ryk-<br />
ften en magdgften gemeen? Is niet gewoon-<br />
lyk hunne fmaak minder bedorven, en hun<br />
vermogen van gewaarworden fterker en leven<br />
diger? Hangt niet hun geluk veel minder van<br />
toevallige en veranderlyke dingen af? Kan men<br />
niet meestal een veel onvervalschter genot van<br />
zyn leven en zyne krachten in ftilte en in een<br />
zaamheid hebben, dan in het gedruisch en ge<br />
woel der waereld? Neen, myne geliefde Vrien<br />
den! uiterlyke welvaart, rykdom, overvloed,<br />
hoogheid, magt, luister en pracht zyn wel in<br />
en op zichzelve beftaanbaar met het geluk, zy<br />
fluiten hetzelve niet altoos buiten; zy kunnen<br />
integendeel, juist beoordeeld en wel gebruikt<br />
wordende, hetzelve als middelen bevorderen;<br />
maar zy zyn 'er geene noodzaakelyke, geene<br />
wezenlyke vereischten toe. Hun gemis heeft<br />
niet, altoos, heeft zelfs niet in de meeste ge<br />
vallen , gebrek aan geluk ten gevolge. Dit<br />
kan zeer wel zonder die heftaan, en vindt zeer<br />
dikwyls zonder die plaats. Onze eigene op»<br />
mer-