Untitled
Untitled Untitled
T44 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS ïyke dwang, dien men zichzelven opleggen; dan eene angstvallige omzigtigheid, waarmede men op alle zyne fchreden en beweegingen achtflaan, en alle zyne woorden en daaden afpasfen moet ; dan een beftendige ftryd en worsteling met zichzelven en met de dingen, die ons omringen? Maar hoe toch kan dus liefde ter deugd in ons ontdaan ? Hoe kunnen wy dus in de opvolging van haare vermeende geftrenge voorfchriften genoegen vinden ? Doch, hoe valsch is niet deeze verbeelding! Hoe deerlyk ontfiert en onteert zy de deugd nieti Neen, zy is niets minder dan zulk een fchrikbeeld, dan zulk eene tyrannige heerfcheres, dan zulk eene wreede vyandin der blydfchap. Zy eischt, ja, onthouding van ons, maar alleenlyk van nadeelige, laage, fchandeJyke dingen en bedryven; en gelyk zy aan den eenen kant onthouding eischt, zo leert zy ons aan den anderen kant genot, een dankbaar, blymoedig genot van al het fchoone en goede, 'e welk God ons en anderen gegeeven, en waarmede hy de gantfche aarde vervuld heeft. Als zy ons beveelt onszelven te verloochenen, wil zy niet, dat wy afftand zullen doen van onze natuurelyke driften en neigingen, maar alleenlyk van dat geen, 't welk met onze natuur en met
ZO WEINIG GENOEGEN? met ons geluk ftrydig is, 't welk de eeffté vér* nederc en verwoest, en het Iaatfte vermindert en ftoort. Als zy ons fomwylen in dit of dac opzigt dwang oplegt, gefchiedt zulks eeniglyk, om ons de bezitting en genieting der waare vryheid te doen verkrygen, of dezelve duurzaam voor ons te maaken. Als zy ons tot omzigtigheid en waakzaamheid aanfpoort, wil zy ons daardoor geene angstvalligheid en flaaffche vrees inboezemen , maar onze veiligheid en onze rust bevorderen. Schoon wy fomwylen in haaren dienst ftryden en onszelven geweld aandoen moeteö, behoeft zulks toch niet altoos te gefchiedeü, behoeven wy toch flechts zelden, gelyk de Apostel het uitdrukt, ten Moede toe te ftryden, is deeze ftryd meestal flechts voor den leerling in de deugd bezwaarlyk, maar niet voor den geenen, die geleerd heeft zichzelven te beheerichen en de waereld te overwinnen, en deeze ftryd wordt vroeg of laat van de overwinning, van een gerust, zalig genot deezer overwinning, achtervolgd. Neen, myne aandachtige Toehoorers! miskent de deugd niet, houdt ze voor 't geenzy in de daad is, indien gy haare genoegens fmaaken en genieten wilt. Zy is louter waarheid en orde, zy is vryheid en fterfete van VIII. STUK. K den
- Page 101 and 102: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 93 fcegt
- Page 103 and 104: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 9f> luk,
- Page 105 and 106: VAN HET MENSCHÊLVKÈ GEL'ÜK»
- Page 107: FT F D E LEERREDE. DE GENEUGTEN DER
- Page 110 and 111: Ï02 BE GENEUGTEN DER DEUGD, vens b
- Page 112 and 113: 104 DE GENEUGTEN DER DEUGD. en fmer
- Page 114 and 115: ICf> DE GENEUGTEN DER DEUGD» haar
- Page 116 and 117: T08 DE GENEUGTEN DER. DEUGD. mensch
- Page 118 and 119: tlCS DE GENEUGTEN DER DEUGD, fusthe
- Page 120 and 121: 112 DE GENEUGTEN DER DEUGD* oogen,-
- Page 122 and 123: $14 DE GENEUGTEN DER DEUGDi boven h
- Page 124 and 125: HÓ DE GENEUGTEN DER DEUGD." felen,
- Page 126 and 127: Ji8 DÉ GENEUGTEN DER. DEUGD. reiki
- Page 128 and 129: 12© DE GENEUGTEN DER DEUGD. hy zon
- Page 130 and 131: Iti DE GENEUGTEN DER DEUGD. den van
- Page 132 and 133: Ia* DE GENEUGTEN DER DEUGD. neiging
- Page 134 and 135: lafj DE GENEUGTEN DER DEUGD.' den w
- Page 137 and 138: o (jod, gy hebc ons allen tot geluk
- Page 139 and 140: EO WEINIG GENOEGEN? IJl Wy hebben u
- Page 141 and 142: STO WEINIG GENOEGEN? I33 ligheid ui
- Page 143 and 144: ZO WEINIG GENOEGEN? X35 een waarely
- Page 145 and 146: ZO WEINIG GENOEGEN? I37 hem aanbied
- Page 147 and 148: ZO WEINIG GENOEGEN?» I35) pooginge
- Page 149 and 150: ZO WEINIG GENOEGEN? I4I net genot v
- Page 151: 20 WEINIG GENOEGEN? T43 ïegenftaan
- Page 155 and 156: ZO WEÏNIG GENÖÈÜEN? l$f heid on
- Page 157 and 158: ZO WEINIG GENOEGEN? I49 van het teg
- Page 159 and 160: ZO WEINIG GENOEGEN? I51' en omftand
- Page 161 and 162: ZO WEINIG GENOEGEN? 153 menfchen ge
- Page 163: ZEVENDE L E E R R E D E . HET GEDRA
- Page 166 and 167: £58 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSC
- Page 168 and 169: ïf)0 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENS
- Page 170 and 171: l6i HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENS6H
- Page 172 and 173: 164 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCH
- Page 174 and 175: l66 HET GrifJRAG VAN EEN VROOM MENS
- Page 176 and 177: Ifj8 HET GEDÏIAG VAN EEN VROOM MEN
- Page 178 and 179: ïfO HET GEDRAG VAN EEN VROOM MHNSC
- Page 180 and 181: 172 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCH
- Page 182 and 183: i74 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCH
- Page 184 and 185: l?6 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCH
- Page 186 and 187: I78 HET GEDRAG VAN EEN VROOM ENZ. a
- Page 189 and 190: h e b t o n s a l l e n t o t ó gy
- Page 191 and 192: .GELUK ONDER ONS PLAATS? lS3 Geluk,
- Page 193 and 194: GELUK ONDER ONS PLAATS? l8$ onze hu
- Page 195 and 196: GELUK. ONDER ONS PLAATS? l8f nen fm
- Page 197 and 198: GELUK ONDER ONS PLAATS? 189 toe di
- Page 199 and 200: CELUK ONDER ONS PLAATS? ioi den en
- Page 201 and 202: GELUK ÓNDIÏl ONS PLAATS? ÏQJ gy,
T44 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />
ïyke dwang, dien men zichzelven opleggen; dan<br />
eene angstvallige omzigtigheid, waarmede men<br />
op alle zyne fchreden en beweegingen achtflaan,<br />
en alle zyne woorden en daaden afpasfen moet ;<br />
dan een beftendige ftryd en worsteling met zichzelven<br />
en met de dingen, die ons omringen?<br />
Maar hoe toch kan dus liefde ter deugd in ons<br />
ontdaan ? Hoe kunnen wy dus in de opvolging<br />
van haare vermeende geftrenge voorfchriften genoegen<br />
vinden ? Doch, hoe valsch is niet deeze<br />
verbeelding! Hoe deerlyk ontfiert en onteert<br />
zy de deugd nieti Neen, zy is niets minder dan<br />
zulk een fchrikbeeld, dan zulk eene tyrannige<br />
heerfcheres, dan zulk eene wreede vyandin der<br />
blydfchap. Zy eischt, ja, onthouding van ons,<br />
maar alleenlyk van nadeelige, laage, fchandeJyke<br />
dingen en bedryven; en gelyk zy aan den<br />
eenen kant onthouding eischt, zo leert zy ons<br />
aan den anderen kant genot, een dankbaar, blymoedig<br />
genot van al het fchoone en goede, 'e<br />
welk God ons en anderen gegeeven, en waarmede<br />
hy de gantfche aarde vervuld heeft. Als<br />
zy ons beveelt onszelven te verloochenen, wil<br />
zy niet, dat wy afftand zullen doen van onze<br />
natuurelyke driften en neigingen, maar alleenlyk<br />
van dat geen, 't welk met onze natuur en<br />
met