Untitled
Untitled Untitled
$14 DE GENEUGTEN DER DEUGDi boven het toevallige de voorkeur geeft: aan des te minder kwellingen en verdrietlykheden is hy in het gezellige leven onderworpen: des te geruster en volkomener geniet hy deszelfs. aangenaamheden. Hoe onbaatzuchtiger en onpartydiger hy al het fchoone en goede, wat anderen hebben en doen, befchouwt: des te meerder vermaak en des te zuiverer vermaak verfchaft hem het gezigt daarvan; des te grooter is altoos het overwigt der gewaarwordingen van genoegen en vreugde boven de gewaarwordingen van misnoegen en ontevredenheid in zyn hart. Maar wie dit genoegen, van vry en blymoedig met zyne broederen te verkeeren, ooit heeft genooten, moet het niet voor groot, voor begeerenswaardig erkennen? En wie geniet het zo zuiver, zo volkomenlyk, als de deugdzaame? Nog grooter, nog verhevener genoegen verfchaft , ten vyfden, den deugdzaamen de .gedachte aan God en de verkeering met God. Gerust en vettrouwelyk kan hy aan God, het eerfte, het grootfte, het volmaaktfte aller wezens, denken ; met kinderlyke vrymoedigheid kan hy met . hem, als met zynen Vader, omgaan, hem aanbidden, zyn vertrouwen op hem vestigen, en zich met zynen eerdienst bezig houden. Terwyl
DE GENEUGTEN DER DEUGD. II5 wyl de ondeugende de gedachte aan God van zich tracht te verwyderen en in zyne ziel te verdonkeren , omdat hy voor den Almachtigen en Rechtvaardigen, als voor den Rechter zyner fnoode bedryven en aanflagen, fidderen moet. is deeze gedachte den deugdzaamen altoos welkom, altoos gerustdellend en troostryk; verfpreidt dezelve louter vrolykheid en vreugde over alles, wat hy ziet en hoort, wat hy denkt en doet. Naardien hy den wil van God als zyne opperde wet eerbiedigt: naardien hy met een oprecht hart voor God wandelt en vroom is; behoeft hy niet voor zyn ongenoegen en voor zyne ftraffen te vreezen. Hem verftrekc het tot aanmoediging en belooning tevens, dat hy den Alweetenden en Alomtegenwoordige» tot Getuige en Rechfer van zyn gedrag heeft; en zelfs, als hy dwaalt en druikelt, verbysterc hem dit denkbeeld niet, want hy weet, hoe rechtvaardig, hoe billyk, hoe tocgeevend her. oordeel des Algoeden is, en hoe naauwkeurig alle zyne eisfehen met onze krachten en omdandigheden overeenkomen. Zo zeker als 'er een God is, dit mag hy gérustlyk tegen zichzelven zeggen, zo zeker als 'er een God, een opperde Opziener en Regeerer der zedelyke fchep-
- Page 72 and 73: 6+ HET ONDERSCHEID TUSSCHEN ven fty
- Page 74 and 75: 66 HET ONDERSCHEID TÜSSCHEfï kan
- Page 76 and 77: 6$ HET ONDERSCHEID TUSSCHEW baare b
- Page 78 and 79: f8. HET ONDERSCHEID TUSgCIIJKN lend
- Page 80 and 81: 7* HET ONDERFCHEID TUSSCHEN E N 2.
- Page 83 and 84: ó Cjf °d , goedertjerene ,' liefd
- Page 85 and 86: VAN HET MENSCIIELYKE GELUK. ' ff ee
- Page 87 and 88: VAN HET MENSCHÈLYÈE GËLÜK. neug
- Page 89 and 90: V&N HET MENSCHELYKE SELÜK. Sï den
- Page 91 and 92: VAM HET MENSCHELVKE GELÜK« •arb
- Page 93 and 94: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 85 hy de
- Page 95 and 96: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 87 waarn
- Page 97 and 98: VAN HET MENSCHELYKE GELÜK. 8c? vol
- Page 99 and 100: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 01 naamf
- Page 101 and 102: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 93 fcegt
- Page 103 and 104: VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 9f> luk,
- Page 105 and 106: VAN HET MENSCHÊLVKÈ GEL'ÜK»
- Page 107: FT F D E LEERREDE. DE GENEUGTEN DER
- Page 110 and 111: Ï02 BE GENEUGTEN DER DEUGD, vens b
- Page 112 and 113: 104 DE GENEUGTEN DER DEUGD. en fmer
- Page 114 and 115: ICf> DE GENEUGTEN DER DEUGD» haar
- Page 116 and 117: T08 DE GENEUGTEN DER. DEUGD. mensch
- Page 118 and 119: tlCS DE GENEUGTEN DER DEUGD, fusthe
- Page 120 and 121: 112 DE GENEUGTEN DER DEUGD* oogen,-
- Page 124 and 125: HÓ DE GENEUGTEN DER DEUGD." felen,
- Page 126 and 127: Ji8 DÉ GENEUGTEN DER. DEUGD. reiki
- Page 128 and 129: 12© DE GENEUGTEN DER DEUGD. hy zon
- Page 130 and 131: Iti DE GENEUGTEN DER DEUGD. den van
- Page 132 and 133: Ia* DE GENEUGTEN DER DEUGD. neiging
- Page 134 and 135: lafj DE GENEUGTEN DER DEUGD.' den w
- Page 137 and 138: o (jod, gy hebc ons allen tot geluk
- Page 139 and 140: EO WEINIG GENOEGEN? IJl Wy hebben u
- Page 141 and 142: STO WEINIG GENOEGEN? I33 ligheid ui
- Page 143 and 144: ZO WEINIG GENOEGEN? X35 een waarely
- Page 145 and 146: ZO WEINIG GENOEGEN? I37 hem aanbied
- Page 147 and 148: ZO WEINIG GENOEGEN?» I35) pooginge
- Page 149 and 150: ZO WEINIG GENOEGEN? I4I net genot v
- Page 151 and 152: 20 WEINIG GENOEGEN? T43 ïegenftaan
- Page 153 and 154: ZO WEINIG GENOEGEN? met ons geluk f
- Page 155 and 156: ZO WEÏNIG GENÖÈÜEN? l$f heid on
- Page 157 and 158: ZO WEINIG GENOEGEN? I49 van het teg
- Page 159 and 160: ZO WEINIG GENOEGEN? I51' en omftand
- Page 161 and 162: ZO WEINIG GENOEGEN? 153 menfchen ge
- Page 163: ZEVENDE L E E R R E D E . HET GEDRA
- Page 166 and 167: £58 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSC
- Page 168 and 169: ïf)0 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENS
- Page 170 and 171: l6i HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENS6H
DE GENEUGTEN DER DEUGD. II5<br />
wyl de ondeugende de gedachte aan God van<br />
zich tracht te verwyderen en in zyne ziel te verdonkeren<br />
, omdat hy voor den Almachtigen en<br />
Rechtvaardigen, als voor den Rechter zyner<br />
fnoode bedryven en aanflagen, fidderen moet.<br />
is deeze gedachte den deugdzaamen altoos welkom,<br />
altoos gerustdellend en troostryk; verfpreidt<br />
dezelve louter vrolykheid en vreugde<br />
over alles, wat hy ziet en hoort, wat hy denkt<br />
en doet. Naardien hy den wil van God als zyne<br />
opperde wet eerbiedigt: naardien hy met<br />
een oprecht hart voor God wandelt en vroom<br />
is; behoeft hy niet voor zyn ongenoegen en<br />
voor zyne ftraffen te vreezen. Hem verftrekc<br />
het tot aanmoediging en belooning tevens, dat<br />
hy den Alweetenden en Alomtegenwoordige»<br />
tot Getuige en Rechfer van zyn gedrag heeft;<br />
en zelfs, als hy dwaalt en druikelt, verbysterc<br />
hem dit denkbeeld niet, want hy weet, hoe<br />
rechtvaardig, hoe billyk, hoe tocgeevend her.<br />
oordeel des Algoeden is, en hoe naauwkeurig<br />
alle zyne eisfehen met onze krachten en omdandigheden<br />
overeenkomen. Zo zeker als 'er een<br />
God is, dit mag hy gérustlyk tegen zichzelven<br />
zeggen, zo zeker als 'er een God, een opperde<br />
Opziener en Regeerer der zedelyke fchep-