03.05.2013 Views

Untitled

Untitled

Untitled

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

N A G E L A T E N<br />

LEERREDENEN<br />

V A N<br />

G. J. ZOLLIKOFER,<br />

PREDIKANT DER EVANGELISCH<br />

HERVORMDE GEMEENTE TE<br />

LEIPZIG.<br />

In het Nederduitsch vertaald.<br />

A G T S T E STUK.<br />

T E A M S T E R D A M ,<br />

By' de Erven P. MEIJER EN G. WARNARS.<br />

M D C C X C I V .


I N H O U D .<br />

EERSTE LEERREDE.<br />

» E P A A L I N G D E R N E N K E £ E L D E N<br />

M E N S C H E L Ï K E G E L U K .<br />

EüANC. VAN LUKAS Hoofdft. Xfl, V S. I5.<br />

t Is niet in den overvloed gelegen, dat iemand leeft uit<br />

zyne goederen.<br />

BI. i.<br />

TWEEDE LEERREDE.<br />

N A A U W K E U R I G E R Ï E Ï A A I I N O D E R D E N K ­<br />

B E E L D E N V A N 'T C E E N G E W O O N L Y K<br />

V E R H E V E N E N G E R , N G , G R O O T<br />

E N K L E I N G E N O E M D W O R D T .<br />

EuANd VAN LUKAS Hoofdfl. XVI. vs. 15.<br />

Gy ** die uiélm rechtvaardigt «fc, de menleken •<br />

ar God kent u we Harten. Want dat Jmg is onder<br />

He menjchen, is een grouwel voor God. 2 ?.<br />

DER-


I N H O U D .<br />

DERDE LEERREDE.<br />

H E T O N D E R S C H E I D T U S S C H E N W E L -<br />

V A A R D E N G E L U K .<br />

SPREUKEN VAN SALOMON HOOfdll. III. VS. 21.<br />

Myn zoon, laat zy, (de wyjieid) niet afwyken van uwe<br />

oogen; bewaar de beflendige wysheid en bedachtzaam­<br />

heid (of: 'en gy zult gelukkig en voorzichtig worden.)<br />

VIERDE LEERREDE.<br />

B E S C H O U W I N G D E R B R O N N E N V A N H E T<br />

M E N S C H E L Y K G E L U K .<br />

PSALM XXXIV. vs. 9.<br />

Smaakt en ziet, dat de Heer goed is. 73.<br />

FT F D E LEERREDE.<br />

D E G E N E U G T E N D E R D E U G D .<br />

SPREUKEN VAN SALOMON. Hoofdfl. III. vs. 17.<br />

Haare wegen zyn wegen der lieflykheid, en alle haare pa­<br />

den vrede. 99.<br />

ZES-


I N H O U D .<br />

ZESDE LEERREDE.<br />

Q O R Z A A K E N , W A A R O M V E E L E D E U G D "<br />

Z A A M E M E N S C H E N ZO W E I N I G G E ­<br />

N O E G E N G E N I E T E N .<br />

SPREUKEN VAN SALOMON Hoofdfl:. III. vs. 17.<br />

Haare wegen zyn wegen der lieflykheid, en alle haare paden<br />

vrede.<br />

ZEVENDE LEERREDE.<br />

H E T G E D R A G V A N E E N ' V R O O M M E N S C H<br />

IN V O O R S P O E D E N IN T E G E N S P O E D .<br />

BRIEF VAN JAKOBUS, Hoofdfl:, V. vs. 13.<br />

Is iemand onder u in lyden , dat hy hidde: is iemand<br />

goeds moeds, dat hy pfalmzinge. 155.<br />

A G T S T E LEERREDE.<br />

W A A R O M H E E F T ' E R N I E T M E E R D E R G E '<br />

L U K O N D E R ONS P L A A T S ?<br />

EUANG. VAN LUKAS, Hoofdfl. XII. VS. 15.<br />

Ziet tos, en v.'acht u van de gierigheid: want het is niet<br />

in den overvloed gelegen, dat iemand leeft uit zyne<br />

goederen. ' 17g.<br />

NE-


I N H O U D .<br />

NEGENDE LEERREDE.<br />

O0E2AAKEN VAN HET. GEBREK AAN GE­<br />

LUK ONDER DE MENSCHEN.<br />

SPREUKEN VAN SAIOMON Hoofdfl. III. vs. 21.<br />

Laat gy (de wysheid) niet afwyken van uwe oogen; be­<br />

waar de bejlendige wysheid en bedachtzaamheid; (of:<br />

en gy zult gelukkig en voorzigtig worden.) 205.<br />

TIENDE LEERREDE.<br />

OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN GE­<br />

LUK ONDER DE MENS C HEN.<br />

SPREUKEN VAN SALOMO, Hoofdfl. Hl. vs. 21.<br />

Laat zy (de wysheid ~) niet afwyken van uwe oogen; bewaar<br />

de bejlendige wysheid en bedachtzaamheid; (of: en gy<br />

zult gelukkig en wys worden.) 227.<br />

ELFDE LEERREDE.<br />

HET HEILIGE AVONDMAAL EEN CHRIS-<br />

TELYK VREUGDE BI AAL.<br />

BRIEF AAN DE ?t L?«PENSERS Hoofdfl. IV. vs. 4.<br />

Verblydt u in den heere allen tyd: wederom zegge ik:<br />

vtrblydt u. 249_<br />

EER-


EERSTE -LEERREDE.<br />

BEPAALING DER DENKBEEL-<br />

DEN VAN HET MENSCHE-<br />

LYKE GELUK.<br />

Tekst. .<br />

EüANG, YAN LUKAS HoofJft. XII. VS. 15.<br />

t Is niet in den overvloed gelegen, dat iemand leeft uit<br />

xyne goederen.<br />

VIII. STUK. A


ö (jjod, eeuwige, onuitputbaare bron van<br />

alle leven, van alle vreugde en van alle geluk,<br />

van u ilroomc leven, en vreugde en geluk op<br />

uwe gamfche onrneedyke fchepping af. Alles,<br />

wat gy, Algoede, gefchaapen hebt, hebc gy<br />

tot geluk gefchaapen, en uwe wysheid mist<br />

haar oogmerk nimmer. Zo verfcheiden de<br />

wegen zyn, langs welken gy uwe fchepfels tot<br />

hunne verordening leidt, zo zeker bereiken wy<br />

dezelve, vroeger of laater, op deeze of op<br />

geene wyze. Ook ons, uwe kinderen op aar­<br />

de, hebt gy, goedertiercnite Vader, tot het<br />

geluk verordend, ons voor hetzelve vatbaar ge­<br />

maakt, en ons niet minder menigvuldige dan<br />

ryke bronnen, in ons en buiten ons, ontfloo-<br />

ten, en aangeweezen, waaruit wy vermaak en<br />

genoegen kunnen fcheppen. Voor geen van<br />

allen zyn deeze bronnen volflrektlyk gelloo-<br />

ten, geen van allen fchept te vergeefs uit de-<br />

zelven. Mogren wy flegts allen ons geluk daar<br />

goeken, waar het werkeiyk te vinden is, en de<br />

maat daarvan, die gy voor eenen ieder van ons<br />

befchikt hebt, zo dankbaarlyk, zo blymoedig-<br />

lyk genieten, en zo waardiglyk gebruiken, als<br />

A a uwe


4 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />

uwe oogmerken en ons welzyn vereifchetl !<br />

Mogten wy dat geene , 't welk werkelyk men-<br />

fchelyk geluk is, gelyk ook den weg, die der-<br />

waards leidt, fteeds beter kennen, fteeds naauw-<br />

keuriger beoordeelen, en van den fchyn en de<br />

misleiding onderfcheiden, en op deezen weg<br />

fleeds voorzigdger leeren wandelen ! Mogten<br />

wy ook thans, nu wy deeze zaaken tot het on­<br />

derwerp onzer overdenkingen neemen , zulks<br />

met die opmerkzaamheid en dien ernst doen,<br />

die aan de belangrykheid van het onderwerp be­<br />

antwoorden. Laat uw licht ons verlichten, en<br />

uwe geest ons bellieren en leiden. Laat de<br />

waarheid onze vooroordeelen en misvattingen<br />

verbannen, en geef, dat wy haare aanwyzin-<br />

gen en voorfchriften gewilliglyk volgen. Wy<br />

bidden u hierom in den naam van onzen Heer<br />

en Heiland Jefus Christus, en roepen u verder,<br />

in vertrouwen op zyne beloften, aan: Onze Va­<br />

der enz.<br />

Naar geluk, myne aandachtige Toehoorers!<br />

naar geluk verlangt en (treeft alles, wat leeft<br />

en denkt; het kind en de jongeling, gelyk de<br />

man en de grysaart; de ruwe, woeste natuur­<br />

mensen ,


VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 5<br />

rnensch, gelyk de meer befchaafde en gepolyste<br />

burger; de onweetende, gelyk de onderweezene;<br />

de ligtzinnige, gelyk de bedachtzaams;<br />

hy, die over hec geluk nagedacht en deszelfs<br />

vcrfcheidene bronnen onderzogt heeft,<br />

gelyk hy, voor wien de naam en het denk'<br />

beeld daarvan als onbekende vreemde zaaken<br />

zyn. Iedereen wil van zyn leven en van de<br />

vermogens, die hy in zich ontdekt, een vrolyk<br />

genot hebben; iedereen zo veele goederen,<br />

zo veele aangenaamheden en geneugten<br />

genieten, als hy kennen en verkrygen kan;<br />

iedereen heeft een afkeer en vliedt voor alle<br />

onaangenaame, fmertelyke denkbeelden en gewaarwordingen<br />

; iedereen wil integendeel zo<br />

wel de fomme als de levendigheid en kracht<br />

zyner aangenaame denkbeelden en gewaarwordingen<br />

vermeerderen. De een doet zulks met<br />

bewustheid en overleg; doch de ander volgt<br />

daarby eeniglyk eenen inwendigen, onwederitaanbaaren<br />

aandrang, een verward gevoel. De<br />

een gaat daarby naar beginfels en met bepaalde<br />

oogmerken te werk; doch de andere laat<br />

zich blindeling van de indrukfelen en den invloed<br />

der uiterlyke dingen, of van zyne eigene<br />

zinnelyke, dierelyke gewaarwordingen lei-<br />

A 3 den,


Ö BEPAALING DER DENKBEELDEK<br />

den. Allen loopen naar hetzelfde doel: doch<br />

de wegen, die zy derwaards inflaan, loopen<br />

zeer verwyderend van elkander. Niemand mLc<br />

ook geheel zyn doel: maar de meesten berei­<br />

ken hetzelve langs zeer moeijelyke wegen, ra<br />

een lang en gevaarlyk omdoolen, na veele ver­<br />

drietige mislukkingen; bereiken het flechts laat,<br />

flechts zeer onvolkomen, en verdriet en fmert<br />

kenmerken de meeste fchreeden, die zy der-<br />

waards doen.<br />

Doch hoe natuurelyker den rnensch het wen-<br />

fchen en ftreeven naar geluk is; hoe onaf-<br />

fcheidlyker zulks met alles, wat hy denkt, en<br />

wil en doet, vereenigd is: des te meer ligt 'er,<br />

onbetwistbaar, aan gelegen, dat hy hetzelve de<br />

behoorlyke richting geeft; zulk eene richting<br />

naamelyk, in welke hy zynen wensch het ze­<br />

kerst, het veiligst, het volledigst bereiken kan.<br />

Elk rnensch, welk dien trap der menfchelyke be-<br />

fchaafdheid bereikt heeft, dat hy over geluk en<br />

ellende, en over derzelver middelen en bron­<br />

nen rfadenken kan, en zich dikwyls en drin­<br />

gend genoopt gevoelt om zyne aandacht op<br />

deeze onderwerpen te vestigen, kan zich hier­<br />

omtrent geenzins met duistere en verwarde be­<br />

grippen vergenoegen. Anders zou hy zig nog .<br />

ver-


VAN HET MENSCHELYKE GELUK» 7<br />

verder van dat doel verwyderen, dan zyn min­<br />

der befchaafde, geheel zinnelyk natuurgenoot.<br />

Hy moet integendeel van deeze gewigtige on­<br />

derwerpen , fteeds duidelyker en naauwkeuri-<br />

ger denkbeelden trachten te verkrygen. Wy,<br />

myne aandachtige Toehoorers! wy ftaan op<br />

deezen trap der befchaafdheid: als menfchen,<br />

die de vermogens van hunnen geest kennen en<br />

weeten te gebruiken; en als Christenen, die<br />

een verhevener licht herhaald en op den weg<br />

der waarheid gebragt heeft. Laaten wy onze<br />

voorrechten handhaaven, en ons juiste denk­<br />

beelden van het menfchelyke geluk vormen. Dit<br />

is het oogmerk myner tegenwoordige leerrede.<br />

V Is niet, zegt de Zaligmaaker in den tekst,<br />

't is niet in den overvloed gelegen, dat iemand<br />

leeft uit zyne goederen, de rnensch is niet door<br />

den overvloed alleen gelukkig. Deeze betui­<br />

ging van onzen Godlyken Leeraar wyst ons<br />

het fpoor, op welk wy ons geluk te zoe­<br />

ken of niet te zoeken hebben. Laaten wy dit<br />

fpoor volgen, en omftandiglyk onderzoeken:<br />

Waarin ons geluk bejlaa of niet beftaa, wat<br />

daartoe noodzaakelyk en wezenlyk behoore of<br />

niet, en langs welk een weg wy veiligst tot het­<br />

zelve komen kunnen.<br />

A 4 Lou-


ö BKPAALING DER DENKBEELDEN<br />

Louter onderwerpen van nadenken, die gewislyk<br />

alle onze opmerkzaamheid en hartelykfie<br />

deelneeming verdienen.<br />

V Is niet in den overvloed gelegen, dat iemand<br />

(gelukkig) keft uit zyne goederen; derhalven<br />

beftaat het menfchelyke geluk niet in de bezitting<br />

van uherlyke goederen, niet in rykdom en<br />

overvloed, niet in hoogheid en magt, niet in alle<br />

zulke dingen, die tot den aardfchen welfland<br />

gerekend worden. De ondervinding leert ons<br />

immers, dat men alle deeze dingen bezitten,<br />

dat men dezelve in eene ruime, overvloejende<br />

maate bezitten, en echter ongelukkig zyn; en,<br />

dat men daarentegen alle deeze dingen geheel-<br />

Jyk of grootdeels ontbeeren kan, en echter gelukkig<br />

zyn. Of, zyn dan alle, zyn wel de<br />

meeste ryken en grooten en magtigen indedaad<br />

gelukkig? Zyn zy gerust, vergenoegd, weltevreden?<br />

Hebben zy werkelyk een vrolyk genot<br />

van 't geen zy hebben en bezitten? Vinden<br />

zy in deszelfs genieting en gebruik al dat<br />

geene, 't welk zy 'er van hoopten en verwachtten?<br />

Genieten zy het zonder vrees en<br />

zorgen? Beveiligen deeze voorrechten hen tegen<br />

alle ongemakken en onaangenaamheden des<br />

levens, tegen fmerten en ziekten, tegen de<br />

uit-


VAK HET MENSCHELYKE GELUK. .9<br />

:<br />

uitwerk fels van nyd en jaloersheid, tegen het<br />

verwoestende geweld van ongeregelde en ver-<br />

derflyke hartstogten ? Worden niet zeer dik-<br />

wyls hunne behoeften flechts des te menig-<br />

vuldiger en grooter, hunne wenfchen en be­<br />

geerten des te heviger en onverzaadlyker, naar<br />

maate zy meerder middelen en gelegenheden<br />

hebben, om geene en deeze in te willigen,<br />

en aan haare onbegrensde eisfchen het oor te<br />

leenen? Neemt hunne afhangklykheid van an­<br />

deren , hunne dienstbaarheid, hunne wezenlyke<br />

flaaverny, niet menigwerf naar de zelfde maa­<br />

te toe-, naardat zy meerder dingen en perfoo-<br />

nen ter bevrediging hunner lusten en ter vol­<br />

voering hunner oogmerken noodig hebben ?<br />

Zyn wel aan den anderen kant alle de zulken<br />

ongelukkig, die in eenen geringen ftaat leven,<br />

die van tydelyke goederen en uiterlyke voor­<br />

rechten ontbloot zyn? Zyn daardoor alle, zyn<br />

daardoor zelfs veele bronnen van genoegen,<br />

voor hun geflooten? Zyn kalmte des gemoeds ,<br />

vergenoegdheid, blydfchap , voor hun onbe­<br />

kende en vreemde zaaken? Genieten zy dezel­<br />

ve niet dikwyls tot eenen veel hooger trap,<br />

-veel onbekommerder en vryer dan die gewaan­<br />

de gunstelingen van het geluk ?. Worden zy niet<br />

A 5 juist


10 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />

juist door de geringheid en onvermaardheïd<br />

van hunnen ftaat voor duizend gevaaren en be­<br />

kommeringen bewaard? Hebben zy niet alles,<br />

wat natuur en Godsdienst den rnensch en den<br />

Christen ter genieting aanbieden, met den ryk-<br />

ften en magdgften gemeen? Is niet gewoon-<br />

lyk hunne fmaak minder bedorven, en hun<br />

vermogen van gewaarworden fterker en leven­<br />

diger? Hangt niet hun geluk veel minder van<br />

toevallige en veranderlyke dingen af? Kan men<br />

niet meestal een veel onvervalschter genot van<br />

zyn leven en zyne krachten in ftilte en in een­<br />

zaamheid hebben, dan in het gedruisch en ge­<br />

woel der waereld? Neen, myne geliefde Vrien­<br />

den! uiterlyke welvaart, rykdom, overvloed,<br />

hoogheid, magt, luister en pracht zyn wel in<br />

en op zichzelve beftaanbaar met het geluk, zy<br />

fluiten hetzelve niet altoos buiten; zy kunnen<br />

integendeel, juist beoordeeld en wel gebruikt<br />

wordende, hetzelve als middelen bevorderen;<br />

maar zy zyn 'er geene noodzaakelyke, geene<br />

wezenlyke vereischten toe. Hun gemis heeft<br />

niet, altoos, heeft zelfs niet in de meeste ge­<br />

vallen , gebrek aan geluk ten gevolge. Dit<br />

kan zeer wel zonder die heftaan, en vindt zeer<br />

dikwyls zonder die plaats. Onze eigene op»<br />

mer-


VAN HET MENSCHELYKE GELUK. II<br />

merking en ondervinding laaten hieromtrent geen*<br />

twyfel over. ,<br />

t Is' niet in den overvloed gele­<br />

gen, dat iemand gelukkig leeft uit zyne goede­<br />

ren.<br />

Even zo weinig, myne aandachtige Toehoo-<br />

rers! wordt 'er ook tot het menfehelyke ge­<br />

luk vereischt, dat ons alle onze onderneemin­<br />

gen wel gelukken, dat alle onze ontwerpen en<br />

oogmerken uitgevoerd, alle onze wenfehen ver­<br />

vuld , alle onze lusten bevreedigd worden. Maar<br />

al te dikwyls zyn onze lusten laag en verderf-<br />

lyk, onze wenfehen dwaas, onze oogmerken<br />

en ontwerpen nadeelig voor ons en voor ande­<br />

ren, onze onderneemingen onrechtvaardig, of<br />

onverltandig, of onmogelyk. Zonder de me­<br />

nigvuldige bepaalingen, die ons door de na­<br />

tuur en den loop der dingen, onder Gods al-<br />

regeerende Voorzienigheid , gefield worden ,<br />

zou 'er gewisfelyk veel meerder kwelling en<br />

verdriet, kommer en ellende onder de (terve-<br />

lingen gevonden worden; en nimmer zouden<br />

fchepfels, die niet verder zien dan wy, onge­<br />

lukkiger zyn, dan als hun alles naar wensch<br />

ging. Zonder de menigvuldige verhinderingen<br />

en zwaarigheden, die wy op de waereld ont­<br />

moeten, zonder den tegenftand, die ons tel­<br />

kens


12 BEPAALINë DER. DENKBEELDEN<br />

kens ophoudt en tot nadenken en overleg noodzaakt,<br />

zonder de frnertelyke ondervindingen,<br />

die wy zo dikwyls van onze zwakheid, van<br />

onze overyling, van onze onweetendheid er»<br />

dwaasheid, en feilbaarheid hebben, zouden wy<br />

nooit verftandig en wys worden, nooit onze<br />

bekwaamheden en vermogens juist beoordeelen<br />

en op de beste wyze gebruiken * nooit den<br />

fchyn van de waarheid, de gedaante van het<br />

wezen van malkanderen onderfcheiden, en derhal<br />

ven nooit ons geluk op vaste, duurzaame<br />

grondflagen leeren bouwen. Neen, ook mislukte<br />

poogingen en onderneemingen, ook verydelde<br />

ontwerpen en oogmerken, ook onvervulde<br />

wenfehen en onvoldaane begeerten zyn<br />

met het menfehelyke geluk zeer wel beftaanbaar.<br />

Daardoor worden oriteibaare, veel grooter<br />

en aanhoudender onheilenen fmerten, verdrietlykheden<br />

en teleurfïellingen van ons. verwyderd,<br />

of afgewend. Daardoor worden wy<br />

in het gebruiken en toepasfen van onze vermogens<br />

op de beste wyze geoefend, en dezelve<br />

krygen daardoor langs hoe juister en<br />

vaster plooi. Daardoor verkrygt onze reden<br />

fteeds meer en meer heerfchappy en vermogen<br />

op onze zinnelykheid , en by elke fchrede,<br />

waas*


VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 1$<br />

waarmede wy de volmaaktheid naderen, naderen<br />

wy tevens tot het geluk. Daardoor leeren<br />

wy eindelyk het doel, waarnaar wy llreeven,<br />

en den weg, die derwaards leidt, fteeds<br />

beter kennen, en op deezen weg fteeds omzig;iger<br />

en bedachtzaamer wandelen.<br />

Hieruit volgt, dat het menfchelyke geluk<br />

geenzins gelegen is in eenen (laat van enkel<br />

aangenaame denkbeelden en gewaarwordingen,<br />

veel minder nog in de genieting van enkel<br />

verrukkende vermaaken en levendige geneug'<br />

ten. Het eene en het andere zou met onze<br />

natuur en met de natuur der overige dingen<br />

, die ons omringen en waarmede wy in<br />

verband ftaan, handtastelyk ftryden. Een ligchaam,<br />

dat uit ftof gevormd, dat volgens zyne<br />

natuur verwoestbaar is, dat zo ligt befchadigd,<br />

gekwetst, vernield kan worden; eene<br />

woonplaats, die aan zo veele veranderingen<br />

en afwisfelingen onderworpen , waarop alles<br />

onbeftendig, alles als in eene geduurige eb-<br />

»be en vloed is; een geest, die, ten opzigt<br />

van kundigheden en vermogens , zo beperkc<br />

is, die zo dikwyls doolt en mistast, en wiens<br />

werkingen in zo menigerlei opzigt van dat aardfche,<br />

broofche ligchaam afhangen ; een leven<br />

»


14 BEPAALTNG DER DENKBEELDEN<br />

ven, dat zo menigvuldige behoeften heeft en<br />

ons zo veel pligten oplegt, waaraan wy niec<br />

dan met groote moeite en arbeid voldoen<br />

kunnen; eene famenleeving van menfchen ein-<br />

delyk, die even zo beperkt, even zo zwak<br />

en gebreklyk zyn als wy zeiven : dit alles<br />

maakt het volftrekt onmogelyk , dac wy en­<br />

kel aangenaame denkbeelden en gewaarwor­<br />

dingen hebben , of eenen ftaat van onafge-<br />

brookene , langduurige , verrukkende genoe­<br />

gens, vooronderfteld zulk een ftaat mogelyk<br />

ware , zouden kunnen verduuren. Wy zei­<br />

ven en alle dingen, die ons omringen, zou­<br />

den geheel anders gefteld; wy zouden geen<br />

menfchen, onze woonplaats zou geenzins de<br />

aarde, onze goederen en bezittingen zouden<br />

«.iet vergangklyk, onze kundigheden en ver­<br />

mogens zouden veel uitgebreider en onaf-<br />

hangklyker moeten zyn, indien 'er zulk een<br />

toeftand zou plaats hebben. Al wie derhal-<br />

ven dit mede tot het menfchelyke geluk re­<br />

kende en daarna flreefde, zou zichzelven mis­<br />

leiden en een fchaduwbeeld najaagen, 't welk<br />

hy nooit zou kunnen bereiken.<br />

Neen , myne aandachtige Toehoorers! om<br />

het gezegde kort by een te vatten, het men-<br />

Jche-


VAM HET MENSCHELYKE GELUK. 1$<br />

fchelyke geluk hangt veel meer af van 'f<br />

geen wy zeiven zyn, van V geen wy denken ,<br />

gevoelen en willen, dan van U geen buiten<br />

om is, of van de uiterlyks goederen en voorrechten,<br />

die wy bezitten: hetzelve hangt veelmeer<br />

van het gebruik en de aanwending onzer<br />

vermogens zelf, en van de manier cn wyze,<br />

waarop wy ze aanwenden en gebruiken,<br />

af , dan van 't geen wy 'er mede uitvoeren<br />

en tot ftand brengen: en hetzelve beflaat in<br />

het overwigt onzer aangenaams denkbeelden<br />

en gewaarwordingen boven de onaangenaame.<br />

Indien 'er orde en rust in ons binnenfte, in<br />

onze gedachten en gewaarwordingen, in onze<br />

wenfehen en begeerten heerfchen, kan ons<br />

geene foort van wanorde en verwarring van<br />

buiten werkelyk ongelukkig maaken, fchoon<br />

zy wel ons genoegen verminderen en ftooren<br />

kunnen: indien wy onze vermogens door<br />

dezelve aan te wenden ontwikkelen en oefenen<br />

, en zulks met bewustheid en overleg<br />

doen, gevoelen wy, dat wy verflandiger, bekwaamer,<br />

volmaakter worden , dat wy van<br />

den eenen trap der befchaaving opklimmen<br />

tot den anderen, en dit gevoel moet 'ons<br />

zelfs dan vermaak verfchaöen, als wy niet<br />

al-


ïtf BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />

alle de veranderingen buiten ons voortbrengen<br />

, om welke voortebrengen wy in ieder<br />

byzonder geval onze krachten infpanden : indien<br />

wy eindelyk meer goeds dan kwaads<br />

ondervinden en genieten; onze vermogens<br />

meermaalen gebruiken dan niet gebruiken kunnen;<br />

meerder gelegenheden en middelen dan<br />

verhinderingen en tegenftand tot onze befchaaving<br />

en volmaaking ontmoeten ; en meerder<br />

oorzaaken hebben, om met onszelven en met<br />

onzen toeiïand te vreden dan te onvreden te<br />

zyn; krygen daardoor onze aangenaame denkbeelden<br />

en gewaarwordingen het overwigt op<br />

de onaangenaame ; en hoe aanmerklyker die<br />

overwigt is , des te grooter en volkomener<br />

is het menfehelyke geluk , zo als het zelve<br />

hier op aarde kan genoten worden. Zo menigvuldig<br />

en verfcheiden het getal , de menigte<br />

, de levendigheid en' de fterkte der<br />

aangenaame en onaangenaame denkkeelden en<br />

gewaarwordingen in der menfchen zielen zyn:<br />

even zo menigvuldig en verfcheiden zyn ook<br />

de trappen van het geluk , dat zy genieten.<br />

Eene volftrekt zuivere en onvervalschte gelukzaligheid<br />

is eeniglyk den volraaaktfen<br />

Geest eigen. Hoe grooter de afftand van<br />

eem-


VAN HET IWENSCHELYKE GELUK. If<br />

ge foort en klasfe van wezens van deeze<br />

hoogde volmaaktheid is; des te grooter is<br />

ook de vermenging van het goede en het<br />

kwaade, van het aangenaame en het onaangenaame<br />

, in hunnen toeftand en in de begrippen<br />

«n gewaarwordingen, die zij daarvan<br />

hebben : Het menfchelyk geluk befbat derhalven<br />

niet in de uiterlyke welvaard , niet in<br />

de vervulling van alle onze wenfehen en bedoelingen,<br />

niet in een onafgebrooken genot<br />

van vermaaken en geneugten, maar in eenen<br />

toeftand, die ons meer vermaak dan verdriet,<br />

meer genoegen dan ongenoegen, meer aangenaame<br />

dan onaangenaame denkbeelden en gewaarwordingen<br />

verfchaft.<br />

En op welk eene wyze ontflaat, waarop<br />

grondt zich dit overwigt van kt goede boven<br />

het kwaade, van het aangenaame boven hel<br />

onaangenaame in der menfchen zielen? Waarop<br />

rust derhalven hun geluk? Het gronde<br />

zich , het rust op wysheid, op deugd , op<br />

godvrucht. Deeze, myne geliefde Vrienden.'<br />

zyn de drie voornaamfte en rykfle bronnen<br />

der menfchelyke gelukzaligheid. Laaten wy<br />

deeze bronnen wat van nader by befchouwen,<br />

haare heilzaame krachten omftandiger<br />

VIII. STUK. B on-


18 HEFAALING DER DENKBEELDEN<br />

onderzoeken, en nagaan, welk eene betrekking<br />

en welk eenen invloed zy op ons geluk<br />

hebben.<br />

De eerfte bron , de eerde grond van het<br />

menfchelyke geluk is wysheid: dat is , het<br />

goede gebruik van het verftand en de juiste<br />

toepasfing van hetzelve op alle belangen, bezigheden<br />

, voorrechten en goederen, geneugten<br />

en rampen deezes levens. Deeze wysheid<br />

leert ons de dingen die ons omringen, waarmede<br />

wy te doen hebben, die wy genieten<br />

of ontbeeren, naar welke wy ftreeven of niet<br />

ftreeven, volgens hunne wezenlyke waarde<br />

beoordeelen, en ze dermaate hoogfchatten,<br />

of gering achten, dermaate beminnen en zoeken<br />

, of dermaate verfoeijen en ontvlieden ,<br />

als met hunne waarde , hunne verordening ,<br />

hunne betrekkingen tot ons en anderen en<br />

tot het geheel , waarvan zy en wy leden<br />

zyn, overeenkomt. Zy leert ons den fchyn<br />

van de waarheid, de gedaante van het wezen,<br />

het oogenbliklyke vermaak van duurzaamer<br />

geneugten, de voorbygaande dikwyls heilzaame<br />

verdrietlykheden van de wezenlyke ellende<br />

, het middel van het oogmerk, de bezitting<br />

van het genot en gebruik onderfchei-<br />

den:


VAN HET MENSCHELYKE GELUK. tfy<br />

den : Zy leert ons elke zaak houden voor<br />

't geen zy wezenlyk is, voor zo ontbeerlyk<br />

of voor zo onontbeerlyk, voor zo vergangk*<br />

lyk en onbeftendig, of voor zo onvergangk-<br />

lyk en duurzaam , voor zo gewigtig en<br />

groot, of voor zo onbeduidend en gering ,<br />

voor zo begeerenswaardig , of voor zo on-<br />

verfchillig , als zy volgens haare wezenlyke<br />

natuur en gefteldheid en de gantfche uitge-<br />

, ftrektheid haarer gevolgen en uicwerkfelen is.<br />

En indien wy dit leeren, myne aandachtige<br />

Toehoorers ! welk eenen invloed moet dat<br />

niet op ons geluk hebben ! Hoe zeer moet<br />

het ons nieï den weg tot dczelfs heilig­<br />

dom gemakkelyker en effener maaken! Hoe<br />

veel zeldzaamer zullen wy ons dan in on­<br />

ze verwachtingen te leur gefteld zien ! Hoe<br />

veel zeldzaamer onze krachten te vergeefs<br />

infpannen , en onze oogmerken mhfen! Hoe<br />

veel zeldzaamer ons over 't geen ons en an­<br />

deren overkomt bevreemden, ongeduldig mor­<br />

ren! Hoe veel ligter dat, 't welk flechts den<br />

fchyn van het goede heeft , ontbeeren, en<br />

dat, 't welk alleen volgens het uiterlyke aan­<br />

zien , of den eerden indruk kwaad is, ver-<br />

draagen! In hoe volkomener eene maate het<br />

B 2 goe*


o BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />

goede, 't welk in zichzelve goed is en blyft,<br />

genieten! Is niet het gemis van deeze wysheid<br />

, van deeze naauwkeurige beoordeeling<br />

van de waarde der dingen, eene der voornaamfte<br />

bronnen aller verydelde verwachtingen,<br />

aller mislukte vooruitzigten, aller kwellingen,<br />

aller vruchtelooze onderneemingen en<br />

poogingen, van alle berouw en kommer, van.<br />

alle onvergenoegdheid en ellende der menfchen<br />

? Zy zoeken 't geen nergens te vinden<br />

is, of zoeken het ter plaatfe, daar hec<br />

niet gevonden worden kan, zy verwachten<br />

van menfchen en zaaken veel meer , dan de<br />

eene en de andere in ilaat zyn te leveren;<br />

zy jaagen eiken bedrieglyken hersfenfchim ,<br />

ieder ydele fchaduwe zo' yverig na , als of<br />

zy de zaak zelve vervolgden, en barsten dan<br />

in bittere klagten uit, als zy hunne dooling<br />

te laat ontdekken. Wilt gy deeze misiïappen<br />

op den weg des geluks vermyden , ö<br />

rnensch! ftreef dan naar wysheid en verftand,<br />

laat dezelve u vergezellen en geleiden ; en<br />

gy zult weinig vergeeffche fchreden naar dit<br />

wit doen.<br />

Eene andere bron, een andere grond van<br />

het menfchelyke geluk is de deugd: de over-<br />

hjt'1-


VAN HET rvTEN'SCHELYKE GELUK. £1<br />

hellende, heerfchende liefde tot alles , wat<br />

waar en fchoon, billyk en goed is, de beftendige<br />

bereidwilligheid, om overeenkomstig<br />

met de waarheid, de orde, de natuur en de<br />

betrekkingen der dingen te handelen, en den<br />

wil van God te volbrengen. Deeze deugd<br />

brengt 'alle onze neigingen in overeenftemming<br />

en orde, bepaalt ze alle op de beste,<br />

waardigite, duurzaamfte dingen , brengt ze<br />

alle in den vereischten plooi , en verfterkt<br />

en verzwakt ze zodanig, als de gefteldheid<br />

en het gewigt der zaak vereifchen. De<br />

deugd beveiligt ons voor duizend dwaaze,<br />

kinderachtige wenfehen, voor alle ydele buitenfpoorige<br />

begeerten, voor ongeregelde, onftuimige<br />

driften ; zy brengt ons ter heerfchappy<br />

over onszelven en de uiterlyke dingen<br />

, en leert ons van alles, wat wy hebben<br />

en wat ons ontmoet, een goed, in elk<br />

geval het beste gebruik maaken. En hoe<br />

veel, boe oneindig veel gewinnen wy daardoor<br />

niet ten opzigte onze? gelukzaligheid !<br />

Wat al oorzaak en van kwelling , van kommer<br />

en verdriet, van ontevredenheid vervallen<br />

'er niet, indien noch nyd, noch trotschheid,<br />

noch eigenbaat, noch hebzucht, noch laage<br />

B 3 ee;r-


fla BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />

eergierigheid het hart vernaauwen en vergiftigen<br />

! En wat al bronnen van genoegen<br />

openen zich niet, daar befcheidenheid en<br />

liefde , daar edele, grootmoedige gevoelens<br />

en neigingen het gebied voeren ! Hoe veele<br />

dingen kan niet de deugdzaame zonder kwelling<br />

ontbeeren! Hoe veele andere zonder grievend<br />

verdriet verliezen ! Hoe gaarne onderwerpt<br />

hy zich niet aan alles, met welk eene<br />

weltevredenheid befchouwt hy niet alles , 't<br />

welk met de wetten der goede orde, met<br />

de wetten van het grootst mogelyk goed<br />

overeenkomt! Hoe vermenigvuldigt, hoe veredelt<br />

hy niet zyne geneugten , zyne vreugde<br />

, zyne voordeden , door het aandeel , 't<br />

welk hy neemt in de geneugten, in de vreugde,<br />

in de voordeden zyner broederen-! Hoe<br />

weinig moeite kost het hem niet, voor anderen<br />

te verdraagen , te lyden , te werken ,<br />

en hoe aangenaam zyn hem niet dikwyls de<br />

offers, die hy aan het algemeene welzyn,<br />

die hy aan het geluk van den eenen of den<br />

anderen zyner medemenfchen toebrengt! Ja,<br />

hoe minder 'deugd, des te meerder ellende;<br />

hoe meerder deugd, des te meerder geluk.<br />

Beide neemen fteeds ia de zelfde evenredig-


VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 23<br />

digheid toe; beide zyn vatbaar voor eene<br />

vermeerdering tot in 't oneindige.<br />

De derde bron, de derde grond van het<br />

menfchelyke geluk is de godvrucht , of de<br />

deugd, die zich op de godsdiendigheid grondt,<br />

die alles uit gehoorzaamheid jegens God, en<br />

uit liefde tot God doet en verdraagt, ontbeert<br />

en geniet. Deeze beveelt ons alles,<br />

het kvvaade zo wel als het goede, het onaangenaame<br />

zo wel als het wenfchelyke, in<br />

zyne afhangklykheid van God befchouwen,<br />

alles als inrichtingen en fchikkingen zyner<br />

opperde Wysheid en goedheid, als onfeilbaare<br />

middelen ter bereiking zyner alles bevattende<br />

oogmerken, als wegen ter hoogde<br />

volmaaktheid eerbiedigen. Deeze leert ons<br />

in alles , wat gefchiedt en, niet gefchiedt,<br />

wat ons en anderen wedervaatt, zo wel in<br />

't kleine als in 't groote, zo wel in den duisterden<br />

nacht der tegenfpoeden als in den glans<br />

des geluks, den wil en de hand van onzen<br />

hemelfchen Vader als heilig en onberispelyk<br />

aanbidden, én van hem enkel goed en altoos<br />

het beste verwachten. Zy opent ons vooruitzigten<br />

in eene betere waereld, daar Gods wegen<br />

met de menfchen niet langer beneveld zyn,<br />

B 4 daar


M BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />

daar wy den famenhang onzer lotgevallen beter<br />

inzien, daar veele oncrustende zwaarigheden en<br />

raadfek ontknoopt worden, daar in 'teind enkel<br />

waarheid, enkel orde, en gelukzaligheid heerfchen<br />

zullen, voor uitzigcen, die reeds, hier de waarde van<br />

al het goede, dat de vroome geniet, zeer vermeerderen,<br />

en het gewigtvan het kwaade, dathy<br />

.aiec en ondervindt, aanmerkelyk verminderen.<br />

Ja, in zyne oogen krygen de meeste dingen een<br />

geheel andere gedaante. Hem verfchrikken<br />

buizend vreesfelyke verfchynfelen en gebeunenisfen<br />

niet, die anderen vervaard maaken ea<br />

ontrusten. Voor hem veranderen veele bepaa.lingen<br />

en bezwaarnisfen in weldaaden, veele<br />

rampen in geneugten, veele onheilen in bronnen<br />

van grooter geluk. De duisternis zelfs<br />

wordt dikwyls licht voor hem; en hy ontdekt<br />

oorzaaken en beweegredenen tot gerustftelling<br />

en weltevredenheid, daar anderen enkel ftof tot.<br />

klaagen en jammeren vinden. Zo zeker is ds<br />

godzaligheid ook in dit opzigt tot alle dingen<br />

nuttig, en de fterkfte grondflag, de rykfle bron<br />

der menfchelyke gelukzaligheid.<br />

Ja, voor u, wysheid, deugd en godvrucht.'<br />

voor u willen wy ons hart ontfluiten, gy zuk<br />

snze leidsvrouwen en gezellianen op den weg<br />

des.


VAN HET IVTENSCHELYKE GELUK. ffiC<br />

des geluks zyn. Gy zult ons juist oordeelen,<br />

roet beleid kiezen, voorzigtig handelen leeren.<br />

Gy zult licht in ons verftand, rust en vrede in<br />

ons hart, waarheid in onze gedachten en gewaarwordingen<br />

, orde en overeenftemming in<br />

ons geheel gedrag veroorzaaken. Gy zult ons<br />

onze vermogens en onze verordening leeren<br />

kennen, ons de eerfte op de beste wyze doen<br />

gebruiken, de laatfte langs den recbrften weg<br />

doen naderen. Vol vertrouwen en moed willen<br />

wy, van u geleid en beftuurd, onzen loop<br />

naar het doel voortzetten, en kunnen ons dan<br />

zo wel van deszeifs bereiking verzekerd houden<br />

, als of wy het reeds bereikt hadden. Amen.<br />

B 5 TW&Er


TWEEDE LEERREDE.<br />

NAAUWKEURIGER BEPAALING<br />

DER DENKBEELDEN VAN 'T<br />

GEEN GEWOONLYK VER­<br />

HEVEN EN GERING,<br />

GROOT EN KLEIN<br />

GENOEMD<br />

WORDT.<br />

Tekst:<br />

EUANG. VAN LUKAS Iïoöfdft. XVI. VS. 15.<br />

Gy zyt, die uzelven rechtvaardigt voer de menjchen •<br />

maar God kent invc harten. Want dat hoog is onder<br />

(ie menjchen, is een grmwel voor God.


6 Cjfod! gy alleen zyt groot, en uwe groot­<br />

heid is onbefchryflyk! Alleen eeuwig, alleen<br />

onafhangklyk, alleen volmaakt, de bron van<br />

alle beftaanlykheid, van alle leven, van alle<br />

kracht, van alle fchoonheid, van alles, wat in<br />

den hemel en op aarde groot en verheven is<br />

en. genoemd wordt! U aanbidden hemel en aar­<br />

de , engelen en menfchen, u aanbidden ook wy<br />

met den hoogflen eerbied als den boven alles<br />

verhevenen, als den Oneindigen, den Eenigen,<br />

den Onvergelykelyken. Ja, wy gevoelen het,<br />

dat wy voor u niets zyn, niets hebben en niets<br />

kunnen, en dat alles, wat ons omringt, flechts<br />

eene flaauwe, geringe fchaduwe uwer heerlyk-<br />

.heid en grootheid is. ó Mogt dit gevoel der<br />

waarheid nimmer in ons verzwakt of ontzenuwd<br />

worden! Mogt het ons altoos de befcheidenheid<br />

en ootmoedigheid leeren, die onze natuur en<br />

onze betrekking tot u ons voorfchryven! Moge<br />

het ons tegen alle misleidingen van het fchitte-<br />

rende en glinsterende beveiligen, waarmede de<br />

zinnelyke, aardfche, wisfelvallige dingen ons<br />

zo dikwyls verblinden en tot dwaalingen en<br />

dwaasheden vervoeren! 6 God! wy zyn hier<br />

voos


$0 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />

voor uw aangezigc vergaderd, om over deeze<br />

zaaKen na te denken en fchyn en waarheid van<br />

eikanderen te leeren onderfcheiden. Laat uw<br />

licht ons verlichten, en uwen geest onzen geest<br />

verheffen en verfterken. Laat zich dat geene,<br />

't welk onder de menfchen groot of klein, ver­<br />

heven of laag genoemd wordt, in zyne waare<br />

gedaante aan ons vertoonen. Geef,.dat wy hét-<br />

zelve naauwkeurig kennen en beoordeeten, en<br />

daaromtrent nooit andere gevoelens voeden, en<br />

ons daaromtrent nooit anders gedraagen, dan met<br />

deszelfs waare gefteldheid overeenkomt. Leer<br />

óns allen als wyzen én als Christenen daar over<br />

denken, en leid ons daardoor op den weg der<br />

wezenlyke volmaaktheid en gelukzaligheid. Wy<br />

bidden u hierom in den naam van Jefus Chris­<br />

tus, onzen Heer, en roepen u verder, in ver­<br />

trouwen op zyne beloften aan: Onze Vader enz.<br />

De wezenlyke waarde der dingen te kennen,<br />

en ze naar dezelve te beoordeelen, dit, myne<br />

aandachtige Toehoorers! is de grond van alle<br />

wysheid, van alle deugd, van alle gelukzalig­<br />

heid. Zonder deeze kennis zyn wy een prooi<br />

der


VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, SHZ. $1<br />

der dwaaling, een fpel onzer driften, en nooic<br />

zeker voor fchadeiyke misdagen en afdwaalingen.<br />

En indedaad, myne aandachtige Toehoorers!<br />

waarom moet de rnensch zyn oordeel zo dikwerf<br />

herroepen en zyn gedrag zo dikwerf veranderen<br />

; waarom zich zo dikwerf over het eene<br />

en het andere voor zichzelven en voor zyne medemenfchen<br />

fchaarnen; waarom vindt hy zo zelden<br />

het genoegen, de voordeden, de rust, de<br />

tevredenheid, die hy zoekt; waarom wordt hy<br />

zo dikwyls in zyne Verwachtingen bedrogen;<br />

waarom worden zyne ftrelendfte vooruitzigteö<br />

zo zelden volkomen vervuld; waarom verfoeit<br />

en vliedt hy zo dikwyls heden, 't geen hy gis»<br />

teren op zo hoog eenen prys Melde, en waarnaar<br />

hy met zo veel yver ftreefde; waarom is<br />

hy thans zo begeerig naar dat, 't welk hy voorhenen<br />

niet achtte; waarom anders, dan omdat<br />

hy de waarde van alle deeze dingen niet kende,<br />

ze niet volgens haare wezenlyke waarde beoordeelde<br />

en behandelde, maar ze voor iets anders<br />

hield, dan zy werkelyk zyn? Ja, dit is wysheid<br />

, myne aandachtige Toehoorers! waare, algemeen<br />

nuttige wysheid, wysheid, die ter juiste<br />

beftiering des levens en tot een blymoedig<br />

genot van deszelfs goederen onontbeerlyk is,<br />

dat


$a 8EPAALING DER DENKBEELDEN<br />

dat men elke zaak houdt, voor 't geen zy i$J<br />

het groote voor groot, het kleine voor klein,<br />

het verhevene voor verheven, het laage voor'<br />

laag, dac men het eene, niet vergroot en het andere<br />

niet verkleint, het eene niet boven maate<br />

verheft, en het andere niet te laag vernedert.<br />

Iemand, die dit in alle gevallen deed, zou nimmer<br />

door den fchyn en de gedaante bedrogen<br />

worden; zou nimmer .een ydele, bedrieglyke<br />

fchaduwe, of eene fchoone, onbereikbaare herslènfchim<br />

najaagen; zou nimmer zyne krachten<br />

in vergeeffche poogingen verfpillen, en nimmer<br />

over bedrog en misleiden, nimmer over teleurgeftelde<br />

verwachtingen en verydelde vooruitzigten<br />

te klaagen hebben. Zyn oordeel zou even<br />

zo zeker en met zichzelf overeenftemmend zyn<br />

als zyn gedrag, en weltevredenheid en gerustheid<br />

zouden zyne onaffeheidlyke medegezellinnen<br />

zyn op den weg des levens. Kunnen wy<br />

deezen trap van wysheid en geluk, in onzen<br />

tegenwoordigen toeftand niet bereiken , myne<br />

aandachtige Toehoorers! zyn wy in alle deeze<br />

opzigten meer of min aan doolingen onderworpen<br />

, omdat wy allen meer of min onder<br />

de magt der zinnelykheid ftaan: wy kunnen en<br />

moeten echter allen die volmaaktheid hoe langs<br />

hoe


'vAisr HP.T VERHEVENE EN GERINGE, e'flZ. |g<br />

hoe meer trachten te bereiken. Wy kunnen en<br />

behooren allen wysheid te leeren , en voor<br />

het daarop gevestigde geluk meer en meer<br />

vatbaar te worden. Deeze is onzer aller voornaamfte<br />

verordening op aarde , en gelukkig<br />

zyn wy, indien wy dezelve zo groot en belangryk<br />

aanmerken, als zy werkelyk is! Moge<br />

ik ook door myne tegenwoordige Leerrede<br />

daartoe iets toebrengen.' Myn oogmerk is,<br />

u tot nagedachten op te leiden over eenige<br />

denkbeelden , die met duizend andere naauw<br />

verbonden zyn , en eenen zeer grooten invloed<br />

op onze meeste oordeelvellingen en daaden,<br />

gelyk op de rust van ons gemoed eri<br />

en ons geluk hebben, 't Zyn de denkbeelden<br />

van V geen verheven en laag, groot en klein is<br />

m genoemd wordt. Dat hoog is onder de menfchen,<br />

zegt Jefus in onzen tekst, is een grouwel<br />

voor God. Daarmede leert hy ons uitdrukkelyk,<br />

dat de begrippen en gevoelens der<br />

menfchen aangaande deeze dingen dikwyls onnauwkeurig,<br />

dikwyls geheel valsch zyn, dar<br />

zy dikwyls het lage voor verheven, en het<br />

kleine voor groot houden , en omgekeerd.<br />

Laaten wy derhalven deeze denkbeelden naauwke^riger<br />

trachten te bepaalen, en dan het ge-<br />

VIII. STUK. C fpro,


\>t 1SEPAALING DEIl DENKBEELDEN<br />

fprokene op onszelven ter vestiging van ons<br />

oordeel en ter inrichting van ons gedrag toe­<br />

pasten.<br />

Slechts ééne grootheid , myne aandachti­<br />

ge Toehoorers! is eene volftrekte grootheid;<br />

flechts céne hoogheid is volftrekt, is eene<br />

onbegrensde en onvergelyklyke hoogheid: en<br />

deeze is de grootheid en de verhevenheid van<br />

God , die alle daadelykheid, alle wezenlyk-<br />

heid in zich bevat, van wien alles zynen oor-<br />

fprong rekent, door wien alles beftaat, wat<br />

groot en verheven is en genoemd wordr; die<br />

de grondoorzaak aller dingen, de krachc al­<br />

ler krachten, de Schepper aller wezens, de<br />

Formeerder aller ligchaamen, de Vader aller<br />

geesten is. Ja, gevoel in zyne tegenwoordig­<br />

heid, uwe nietigheid, ó rnensch! werp u voor<br />

hem in het ilof neder, en aanbid hem met<br />

den diepften eerbied als den geenen, die al­<br />

leen groot en verheven is.<br />

Alles buiten God, is flechts by wyze van<br />

vergelyking groot of klein, verheven en laag.<br />

Alles vertoont zich nu eens als groot, dan<br />

weder als klein, nu eens als verheven, dan<br />

weder als gering , en behoort ook nu eens<br />

zo, dan weder anders van ons genaamd en<br />

be«


VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, etiZ.<br />

befchouwd te worden, naardat het zich van<br />

de eene of van de andere zyde, in verband<br />

met deeze of met andere dingen , aan ons<br />

voordoej. De Zon is groot, onmeetelyk grooc<br />

in vergelyking van een zandkorreltje, maar<br />

even zo klein in vergelyking met het gantlche<br />

heelal. De mensch is verheven, vergeleken<br />

met den worm, die in het ftof kruipt;<br />

maar even zo gering in vergelyking van eenen<br />

hoogeren, misfchien geheele waerelden bevattenden<br />

Geest. Verheven en laag, groot en<br />

klein zyn derhalven betrekkelyke naamen, dat<br />

is, zulke naamen die de zaaken of den periöonen,<br />

van welke zy gebezigd worden, niec<br />

in en op zichzelven toekomen, maar op an*<br />

dere zaaken of perfoonen en hunne vergelyking<br />

met dezelve doelen, die zekere maat vooronderftellen,<br />

naar welke zy afgemeeten en beoordeeld<br />

worden.<br />

Om dat geen, 't welk verheven en laag,<br />

groot en klein genoemd wordt, naauwkeurig<br />

te waardeeren, of te beoordeelen, komt derhalven<br />

alles op twee zaaken aan. Eerflelyk<br />

cp den maatfaf, by welken men deeze dingen<br />

afmeet., en dan op de manier en wyze, waarop<br />

men ze daarmede vergelykt. Is .de maat-<br />

C % ftaf


3'5 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />

ftaf naauwkeurig; en gefchiedt de vergelyking<br />

bydenzelven omzigtig en onpartydig: dan is ook<br />

bet denkbeeld, dat men zich daarvan vormt,<br />

waar, en het oordeel, dat men-daarover velt 9<br />

juist.<br />

En welke is nu de maaiftaf van 't geen<br />

verheven of laag, groot of klein, onder ds<br />

menfchen is en genoemd wordt? Eenen ande­<br />

ren maatftaf heeft en gebruikt hier de zin-<br />

nelyke, of de vleeschgezinde mensen; eenen<br />

anderen de wyze en de Christen. In de oogen<br />

van den zinnelyken rnensch is alles verheven<br />

en groot, wat zyne zinnen fterker dan ge-<br />

woonlyk aandoet, wat opzien en gerucht<br />

maakt, wat met magt en vermogen gepaard<br />

gaat, of magt en vermogen vooronderiïelt;<br />

alles, wat fchittert en glinstert, verblindt en<br />

bedwelmt; alles, wat den rnensch op de eene<br />

of de andere wyze merkelyk boven zyne me-<br />

demenfehen doet uitmunten , of verheft; al­<br />

les, wat hy met zyn verltand niet bevatten,<br />

of met zyne vermogens niet bereiken kan ;<br />

alles, wat verwondering in hem verwekt, of<br />

vrees en fchrik rondom hem verfpreidt. Daar­<br />

om fchat -hy goud en zilver, rykdom en over­<br />

vloed aan aardfche goederen, uitgebreide be­<br />

zit-


VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, enz. 37<br />

zittingen, prachtige kleederen en optooifelen,<br />

eene talryke, fchicterende ftoet zo hoog; daarom<br />

verrukt hem den glans van den troon,<br />

de pracht van het hof, de magt van den<br />

Vorst, de daaden van den krygsman, de gedenktekens<br />

en puinhoopen van den alverwoestenden<br />

dwingeland; daarom laat hy zich zo<br />

ligt van ongewoone verfchynfelen, van ieder<br />

voorgewende heilige verborgenheid , of van<br />

bedriegers misleiden , die op geheime kunsten<br />

en weetenfchappen ftoffen. In de oogen<br />

van den vleeschgezinden rnensch is alles verheven<br />

en groot, wat zyne tegenwoordige geliefkoosde<br />

neiging ftreelt, wat zyne lusten<br />

en begeerten belooft te bevredigen, wat hem<br />

dat vermaak, naar 't welk hy thans met geheel<br />

zyne ziel ftreeft, of dat voordeel, 't<br />

welk hy thans boven alle andere tracht te<br />

verkrygen , verfchaffen of verzekeren kan.<br />

Daarom houdt hy eene en de zelfde zaak of<br />

perfoon nu eens voor gewigtig, dan weder<br />

voor ongewigtig, nu eens voor groot, dan<br />

weder voor klein , nu eens voor verheven,<br />

dan weder voor vernederend, naardat dezelve<br />

zyne drift begunstigt of tegenwerkt, naardat<br />

dezelve zyne begeerte of zynen afkeer, zy-<br />

C 3 neu


g8 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />

nen haat of zyne Jiefde, zyne vrees of zyne<br />

hoop vleit of niet vleit. Aan den anderen<br />

kant is in de oogen van den zinnelyken<br />

en van den vleeschgezinden rnensch alles klein<br />

en verachtelyk, wat de zinnen niet aandoet,<br />

wat in 't verborgene is en gefchiedt, wat in<br />

ftilte werkt, wat den rnensch geene in 't oog<br />

loopende uitfteekendheid boven zyns gelyken<br />

geeft, wat hem in de vergetelheid laat; alles,<br />

wat noch opzien verwekt, noch eer en<br />

roem verfchafc; alles, wat de ryke met den<br />

armen, de fterke met den zwakken , de Heer<br />

met zynen knecht gemeen heeft; alles eindelyk<br />

, wat dwang , bepaaling , infpanning ,<br />

moeite vooronderftelt , of fmert en opofferingen<br />

van ons eischt. Daarom hebben<br />

wysheid en deugd, godsdienftigheid en vroomheid,<br />

fierkte van geest en itüle vrede der<br />

ziel, daarom hebben zelfbeheerfching en gemaatigdheid,<br />

verdraagzaamheid en verzoenlykheid,<br />

een ingetoogen, befcheiden, onopzigdyk,<br />

maar werkzaam en nuttig leven zo weinig waarde<br />

in de oogen van den zinnelyken, of door<br />

ongeregelde driften overheerschten rnensch.<br />

Geheel anders, myne aandachtige Toehoorers!<br />

oordeelt de wyze en de Christen van "t<br />

gejsn


VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, etlZ. 30<br />

geen groot en klein, verheven en laag is.<br />

Hy weet, dat de zinnen en drifcen een niet<br />

minder onzekere dan bedrieglyke maaiflaf van<br />

deeze en van elke andere gevleidheid der<br />

dingen zyn, dat zy alles vergrooten of ver­<br />

kleinen, verheffen of verhagen, en zich van<br />

eiken fchyn verblinden , van elke gedaante<br />

misleiden laaten. Hy weet, dat zy gemeen-<br />

lyk geheel eenzydig en hoogst partydig oor-<br />

deelen en beflisfen. Uit dien hoofde neemt<br />

hy de reden en den godsdienst daarby te<br />

hulp ; deezen zyn zyn maatflaf, en dcezen<br />

doen hem , indien zy hem al niet volftrefc?<br />

telyk voor alle dwaalingen beveiligen , toch<br />

nooit gevaarlyk dwaalen. Van het licht der<br />

reden en van den godsdienst verlicht, en van<br />

haare aanwyzingen en uitfpraaken geleid, on-<br />

derfcheidt hy waare en fchynbaare grootheid,<br />

ingebeelde en wezenlyke hoogheid. Hy on-<br />

derfcheidt de uitwendige grootheid en verhe­<br />

venheid van de inwendige, de ligchaamelykc<br />

van de zedelyke, de voorbygaande van de<br />

duurzaame. Nooit verwart hy geene met dee­<br />

ze , of deeze met geene. Altoos geeft hy<br />

bepaaldelyk de voorkeur aan de inwendige<br />

boven de uitwendige, aan de zedelyke bo-<br />

C 4 veg


$0 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />

ven de natuurelyke , aan de duurzaame bo<br />

ven de veranderlyke en toevallige. Sterkte<br />

van geest betekent in zyne oogen meer dan<br />

fterkte van het ligchaam, fchoonheid der ziele<br />

meer dan fchoone ledemaaten, wysheid en<br />

verftand meer dan rykdom en eer, heerfchappy<br />

over zichzelven meer dan heerfchappy<br />

over landen en volken. Het eerde is inwendige<br />

grootheid, het katfte flechts uitwendige,<br />

fn allen fland te vreden , onder<br />

het drukkendfte leed geduldig en ftandvastig,<br />

te midden der verzoekingen en verlok felen<br />

tot zonde aan zyn pligt en de deugd getrouw,<br />

in den overvloed beffcheiden en ingetogen<br />

te zyn , en van alle zyne vermogens<br />

en voorrechten èn goederen, hoe groot<br />

of hoe gering zy ook zyn, fteeds een gemoedelyk<br />

, waardig gebruik te maaken, dit<br />

is in zyne oogen oneindig grooter en edeler<br />

, dan zich nog zo verre door rykdona<br />

en magt boven anderen te verheffen , dan<br />

nog zo veele zwakkeren van zyne loopbaan<br />

te verdringen , en hun zyne overmagt t*<br />

doen gevoelen , dart npg zo onverzettelyk<br />

alle zyne oogmerken en onderneemingen door<br />

te dryven, of nog zo veele menfchen met<br />

'eenen


VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, efJZ. 4*<br />

eenen yzeren fcepter te regeeren. Het eer- '<br />

fle is zedelyke, het laatfte flechts natuurely-<br />

ke grootheid en verhevenheid. Alle zyne<br />

geneigdheden en begeerten aan de wetten der<br />

waarheid en der goede orde te onderwer­<br />

pen; altoos te doen, 't geen billyk en goed<br />

en in elk geval het beste is; altoos naar<br />

gegronde beginfels te werk te gaan en waar­<br />

dige oogmerken te volgen ; zyn geheel ge­<br />

drag , zyn huisfelyk , en zyn openbaar le­<br />

ven , met zichzelf te doen overeenftemmen;<br />

en zonder eigenlof, zonder ophef zo veel<br />

goeds te doen, als men in zynen toeftand ,<br />

in zynen kring maar eenigzins kan werken :<br />

dit is in de oogen van den wyzen en den<br />

Christen veel verhevener en grooter , dan<br />

fteden te bedwingen , volken onder 't juk<br />

te brengen, omwentelingen te veroorzaaken,<br />

en den roem zyner daaden van het eene<br />

eind der aarde tot het andere te verfprei-<br />

den , en daarby een flaaf zyner lusten en<br />

driften, of een geesfel en plaag der uien.<br />

fchen te zyn. Het eerfte is duurzaame ,<br />

eeuwig flandhoudende; het laatfte fnel voor-<br />

l ygaande grootheid en hoogheid. Neen ,<br />

Volgens het oordeel van den wyzen en


4* BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />

den Christen , is niets groot, niets verhe-<br />

ven , dan 't geen billyk en goed, 't geen<br />

onfchuldig en weldaadig is, 't geen met<br />

den wil van God overeenftemt, 't geen<br />

van hem goedgekeurd en gebillykt wordt ;<br />

niets, dan 't geen den mensch tot zyne<br />

verhevener verordening , *t geen hem tot de<br />

Godheid nader brengt, en zyne gelykheid<br />

met deezen oorfprong aller volmaaktheid<br />

vermeerdert ; niets , dan 't geen zp wel in<br />

den hemel als op aarde, zo wel in de toe-<br />

.komende waereld als in de tegenwoordige ,<br />

zo wel voor den rechterftoei van God als voor<br />

de vierfchaar der geftrengfte reden zyne waar­<br />

de behoudr.<br />

Aan den an leren kant is in zyne oogen<br />

niets klein, niets laag , niets verachtelyk,<br />

'c welk op de natuur van den menech era<br />

der overige wezens gegrond , wat met de<br />

door God vastgeflelde en welgekoozene or­<br />

de der dingen overeenkomt, wat een ge­<br />

volg van Gods wil , een middel ter bevor­<br />

dering van zyne bedoelingen, wat zynen<br />

fchepfelen, zynen kinderen in eenigerhande<br />

opzigt nuttig en heilzaam is; derhalven geen<br />

ftand, geen beroep, geene levenswys, gee­<br />

ne


VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, ettZ. 43<br />

ne bezigheid, die in en op zichzelve geoor­<br />

loofd en goed , en in haare uitwerkfelen<br />

weldaadig zyn; geene oefening, geen lyden,<br />

geen onheil, geen gemis, die ten beste van<br />

't algemeen en ter volmsaUng van deszclis<br />

byzondere leden ftrekken. Neen, alleen zwak­<br />

heid van geest, waaraan men zelf fchuid<br />

heeft, en verkeerdheid van het hart; alleen<br />

dwaasheid en zonde ; alleen misdaaden en<br />

ondeugden; alleen het misbruiken of het<br />

niet gebruiken zyner vermogens en voorrech­<br />

ten ; alleen een vadzig, lui, onnuttig, of<br />

algemeen fchadelyk en verderflyk leven; al­<br />

leen ongehoorzaamheid aan God en weder-<br />

fpannigheid tegen de wetten der waarheid ,<br />

en der goede orde: dit alleen vernedert en<br />

fchandvlekt den rnensch in de oogen van<br />

den wyzen en den Christen; dit alleen doet<br />

hem bekrompen en laag denken en handelen;<br />

dit alleen berooft hem van alle wezenlyke<br />

grootheid en waardigheid.<br />

En wat volgt nu uit deeze begrippen van<br />

't geen verheven en laag, groot en klein is?<br />

Hoe kunnen en moeten wy dezelve ter ves­<br />

tiging van ons oordeel en ter bellier ing van<br />

ons gedrag aanwenden?<br />

Wil-


44 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />

Willen wy den naam van wyzen en va»<br />

Christenen handhaven , wy moeten over al­<br />

le deeze dingen geheel anders denken en oor-<br />

deelen, dan 'er de groote hoop der men­<br />

fchen over denkt en oordeelt. Stellingen ge­<br />

lyk de volgende, moeten ontwyfelbaare grond­<br />

regels by ons zyn: Mand en ran-, al wa­<br />

re het ook vorstelyke ftand en koninglyke<br />

waardigheid, bevatten, in en op zichzelve<br />

geene waare , blyvende hoogheid : maar het<br />

algemeen nuttige, edele gebruik, 't welk<br />

men 'er van maakt , verheft des menfchen<br />

geest boven veele anderen, vermydt zyn hare<br />

en zynen werkkring, en verfchaft hem eene<br />

waare, duurzaame uitmuntendheid. Eene<br />

geringe afkomst , een laags ftand , is op<br />

en voor zichzelve niet vernederend, onteerc<br />

den rnensch nimmer, doet hem nimmer in<br />

de oogen van God, of in de oogen van<br />

verftandige geesten , of van wyze menfchen<br />

eenigermaate daalen : maar eene bekrompens<br />

denkwys , laage gezindheden, een laag ge­<br />

drag, zyn indedaad, 't geen zy heeten, en<br />

zyn zulks in alle ftanden, en onder alle ran­<br />

gen van menfchen, zo wel onder de hoog-<br />

fte als onder de iaagfie. —. Magt en ver><br />

racy»


'VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, OlZ. 7($<br />

mogen is geene waare, duurzaam* grootheid,<br />

maar alleen het wyze , weldaadige gebruik »<br />

dat daarvan gemaakt wordt , is iets wezen-<br />

lyk groots. Klein , verachtelyk klein is de<br />

magtigfte dwingeland , de onbepaaldlte Al-<br />

kenheerfcher, die zyn vermogen tot verder­<br />

ven, zyne magt tot onderdrukken aanwendt.<br />

Groot, eerbiedenswaardig groot, is de land­<br />

man , de daglooner, die in zynen naauwen<br />

kring, en met zyne bepaalde krachten zo<br />

veel goeds en nuttigs werkt en bevordert,<br />

als flechts in zyn vermogen is. Ryk-<br />

dom en overvloed, pracht en weelde, maa-<br />

ken in en op zichzelve niemand groot of<br />

verheven; en armoede en behoefte, een be­<br />

krompen ftand en vergetelheid vernederen en<br />

fchandvlekken in en op zichzelve niemand.<br />

De bepaaldfte geest en het bekrompenfte ,<br />

ongevoeligfte hart kunnen met den grootften<br />

overvloed van aardfche goederen, even ge­<br />

lyk een ftoute , edele geest , en een veel<br />

bevattend, gevoelig hart met den drukkend-<br />

ften nooddruft gepaard gaan. Zelden is dat<br />

geene, 't welk fchittert en praalt , 't welk<br />

veel opziens en gerucht maakt, werkelyk<br />

groot en verheven. Waare grootheid en ver-<br />

he-


46 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />

hevenheid ontmoet men meermaalen in de<br />

llilte en in het verborgene , dan op hec<br />

groote fchouwtooneel der waereld, meermaalen<br />

in de laage hut van den wyzen , of<br />

in de kunstelooze wooning van den eenvoudigen<br />

burger, dan in den luister van<br />

he: hof, of op den koninglyken troon.<br />

Dus, myne aandachtige Toehoorers! leerc<br />

ons de wysheid denken en oordeelen over<br />

't geen onder de menfchen verheven en laag,,<br />

groot en klein genoemd wordt. Zo verfchillende<br />

is haar gevoelen en haare uicfpraak<br />

over dit onderwerp van het gevoelen en de<br />

uitfpraak der meeste menfchen. Laaten wy<br />

op haare ftem acht geeven, en ons oordeel<br />

naar het haare richten.<br />

Al uwe grootheid , roept de wysheid den<br />

mensch roe, al uwe grootheid , 't zy natuurelyke<br />

of zedelyke , is flechts by wy-'<br />

ze van Vergelyking zodanig. Vergelykt gy<br />

u by de planten , by de dieren des velds ,<br />

by geheel zinnelyke en verbasterde menfchen,<br />

dan moet gy gewisfelyk befeffen, dat gy<br />

met uitgeftrekter vermogens en voorrechten<br />

begiftigd zyt, en hebt dus reden van u<br />

over deeze vermogens en voorrechten te ver-<br />

heu-


VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, etlZ. 47<br />

heugen. Maar vergelykt gy u by verhe­<br />

vener wezens, vergelykt gy u by Jefus Chris­<br />

tus , dat model aller roenfchelyke volmaakt­<br />

heid , dan zal een innerlyk , levendig ge­<br />

voel van zwakheid, van gemis en gebrek<br />

u vernederen en befchaamen. Vergelykt gy<br />

u by de Godheid zelve, dan verdwynt al­<br />

les , wat groot en verheven fchynt l voor<br />

uwe oogen, en gy verliest uzelven met al­<br />

les, wat gy zyt en hebt, geheel en al uit het<br />

gezigt.<br />

Beroem u niet , roept verder de wysheid<br />

den rnensch toe , beroem u niet op uwe<br />

grootheid en verhevenheid, indien dezel­<br />

ve eeniglyk ui-erlyke , toevallige dingen,<br />

voorrechten van uwe geboorte, van uwe<br />

geiialte, van uwen ftand , van uw ampt,<br />

van uw vermogen, of daaden ten grondflag<br />

hebben , die meer opzien en geraas veroor-<br />

zaaken, dan waar geluk bevorderen. Dit al­<br />

les is eene ontleende, geborgde, voorby-<br />

gaande , valfche grootheid en verhevenheid ;<br />

eene grootheid en verhevenheid, die de toets<br />

der reden en het geweld des tyds niet kun­<br />

nen doorftaan, en even zo ligtelyk en zo<br />

fpoe-


$f BEPAALING O Kil DENKBEELDEN<br />

fpoedig weder vervallen en verdwynen, als zy<br />

ontftonden.<br />

Schaam u aan den anderen kant, ó rnensch!<br />

fchaam u niet over uwe geringheid, over uwe<br />

bepaaldheid ep over den geringen luister,<br />

waarin gy leeft, indien dezelve enkel gevol­<br />

gen van uwe afkomst, uwe geboorte, uwe<br />

omftandigheden, uw gemis aan tydelyke goe­<br />

deren, indien zy geenzins vruchten van uwe<br />

dwaasheid of uwe flrafwaardige bedryven zyn.<br />

Een juist denkend verftand , een geest, die<br />

naar eene fteeds toeneemende volmaaktheid<br />

ftreeft, een edel, God en de menfchen lief­<br />

hebbend hart, deeze verfcbaffen u veel meer­<br />

der innerlyke, duurzaame waarde, deeze ver­<br />

heffen u op de ladder der wezens hooger, eri<br />

geeven u eenen aanzienlyker rang onder de­<br />

zelve, dan alle uitwendige voorrechten, hoe<br />

fchitrerende die ook zyn mogen, dan kroo-<br />

nen en fcepters , op de hoofden en in de<br />

handen van dwaazen en fnooden. I n dit op­<br />

zigt is dikwyls toepaslyk 't geen Jefus in on­<br />

zen tekst zegt: dat hoog is onder de menfchen,<br />

is een grouwel voor God,<br />

Neen, Gode, uwen Schepperen Heer, wel<br />

te


VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, CHZ. 49<br />

te gevallen, zynen wil te doen en gemeenfchap<br />

met hem te hebben, wys en goed, en<br />

den menfchen, uwen broederen, werkelyk nuttig<br />

te zyn, zoek daarin , en daarin alleen ,<br />

o menfchen! uwe waare grootheid en verhevenheid<br />

, alle uiterlyke, zinnelyke, aardfche<br />

grootheid verzinkt vroeg of laat in den nacht<br />

des grafs en der vergetelheid. Waar zyn de<br />

groote helden, de groote koningen, de groote<br />

ryken der oudheid? Waar is hunne grootheid<br />

en aanzienlykheid? Geene liggen in het<br />

ftof, en deeze zyn verbryzeld , en op zyn<br />

best heeft de gefchiedenis hunne naamen bewaard.<br />

Neen, alleen grootheid van den geest,<br />

alleen grootheid der «el blyft eeuwig, en<br />

vergezelt den rnensch, die ze bezit, van de<br />

eene waereld in de andere , van den eenen<br />

trap van zyn aanweezen tot den anderen.<br />

Naar deeze grootheid, naar eene uitneemende<br />

wysheid, naar eene uitneemende deugd en<br />

vroomheid, daarnaar moeten wy ftreeven, myne<br />

aandachtige Toehoorers! indien wy niet<br />

eene ydele fchaduwe naloopen en ons eenmaal<br />

over onze kinderachtige poogingen<br />

fchaamen , maar in de daad zo volmaakt en<br />

VIII. STUK. D ZO


$0 BHPAALING DER DENKBEELDEN ENZ.<br />

zo gelukkig worden willen, als wy volgens<br />

onze natuur en verordening kunnen worden.<br />

Amen.<br />

DER-


DERDE LEERREDE.<br />

HET ONDERSCHEID TUSSCHEN<br />

WELVAARD EN GELUK.<br />

Tekst.<br />

SPREUKEN VAN SAIOMON Hoofdfl. Hl. vs. au<br />

Myn zoon, laat zy, (de wysheid) niet afwyken van uwe<br />

oogen; bewaar de bejlendige wysheid en bedachtzaam­<br />

heid (of: en gy zult gelukkig en voorzichtig warden.)


o vjyod, gy hebt ons allen tot geluk verordend<br />

, en ons allen voor deszelfs genot vatbaar<br />

gemaakt. Steeds wenfehen en ftreeven wy allen<br />

naar geluk, en fteeds ontfluit ons uwe vaderlyke<br />

Goedheid, zo wel in als buiten ons, de<br />

menigvuldigfte en rykfte bronnen van het zelve.<br />

Mogten wy dezelven flechts niet zo dikwyls onbedachtzaam<br />

en ligtzinnig voorby gaan, maar<br />

'er zo veel vermaak en genoegen uit fcheppen,<br />

als zy ons verfchaflèn kunnen ! Ach! tot nog toe<br />

bedriegt ons menigmaal de fchyn! Tot nog toe<br />

verblinden en verleiden ons menigmaal fchaduwbeelden<br />

van genoegen en geluk, die niet zyn en<br />

niet geeven, 't geen zy voorwenden te zyn en<br />

te geeven! Ja , dikwerf verfpillen wy onze<br />

krachten te vergeefs , en zoeken met eenen vermoedenden,<br />

vruchteloozen yver ons geluk daar,<br />

waar het niet te vinden is. Dikwerf verfoeijen<br />

en ontvlieden wy, als ellende en onheil, dingen,<br />

die wezenlyke weldaaden en duurzaame zegeningen<br />

voor ons zyn zouden. Maar al te dikwyls<br />

volgen wy met kinderachtige drift de fchaduwen<br />

en laaten het ligchaam voorbyglippen.<br />

En dan klaagen wy nogthans over ellende en<br />

gebrek aan geluk als over onvermydelyke onhei-<br />

D 3 len,


54 HET ONDERSCHEID TUSSCHEN<br />

len, als over noorlzaakelyke gevolgen van do<br />

tegenwoordige inrichting der dingen. Neen,<br />

Heer.' gy zyt rechtvaardig, gy zyt de goedheid<br />

en liefde zelve, maar wy denken en handelen<br />

dikwyls als dwaazen, verwarren dikwyls den<br />

fchyn met het wezen, en zoeken niet zo zeer<br />

dat geene, 't welk werkelyk waar en goed is,<br />

en eeuwig waar en goed blyft, als wel dat<br />

geene, 't welk blinkt en fchittert, en ons vlugtige,<br />

voorbygaande vermaaken en voordeelen<br />

belooft, ó God, breng gy zelf ons van deeze<br />

dwaalwegen meer en meer te recht. Leer<br />

ons toch over 't geen ons gelukkig of ongelukkig<br />

maaken kan, juist denken en oordeelen,<br />

en uit beide, met waare, christelyke wysheid,<br />

eene keus doen. Laat uw licht, het<br />

licht der waarheid, ons verlichten , en uw<br />

Geest ons op alle onze wegen leiden en be-<br />

, ftieren. Zegen ter bevo-dering van deeze oogmerken,<br />

de overdenkingen over deeze belangryke<br />

onderwerpen , waarmede wy ons thans<br />

zullen bezig houden; en verhoor ons door Jefus<br />

Christus, onzen Heer, in wiens naam wy<br />

u verder aanroepen en zeggen; Onze Vader<br />

enz.<br />

In-


WELVAARD EN GELUK. 55<br />

Tndien ik, myne aandachtige Toehoorers! het<br />

onderfcheid van eenige weinige woorden en der<br />

zaaken, daarmede aangeduid, die in alle taaien<br />

meer of min verwisfeld en als van eenerlei betekenis<br />

gebruikt worden, voor u zeer duidelyk en<br />

gewigtig maaken kan: zou ik, myns oordeels,<br />

zeer veel tot uwe zedelyke verbetering en tot<br />

uw geluk toegebragt hebben. Deeze woorden<br />

zyn: Voorfpoed en geluk, tegenfpoed en ongeluk,<br />

voorfpoedig en gelukkig, rampfpoedig en ellen*<br />

dig. Dat de zaaken zelve , die daardoor aangeduid<br />

worden, wezenlyk verfchülend zyn, kan<br />

en moet ieder nadenkend rnensch fpoedig inzien.<br />

Maar de nadenkende zo wel als de ombedachtzaame<br />

verwart maar al te dikwerf woorden en<br />

zaaken in zyne gedachten en beoordeelingen,<br />

in zyne gefprekken en bedryven met eikanderen<br />

, en daardoor wordt de eerfle zo wel als de<br />

laatfte, fchoon tot eenen minderen trap, tot<br />

ontelbaare dwaalingen , valfche en verkeerde<br />

oordeelvellingen, misftappen en dwaasheden,<br />

bekommeringen en zorgen vervoerd, «emand,<br />

die deeze verwarring altoos vermydde, ze in zy-<br />

D 4 ne


$6 HET ONDERSCHEID TUSSCHEN<br />

ne gedachten en in zyne gefprekken, in het da-<br />

gelykfche leven en in de beoefening der wee-<br />

tenfchappen vermydde: die in dit opzigt altoos<br />

naauwkeurig dacht en naauwkeurig fprak: zou<br />

gewis elk anderen, die zulks niet deed, in wys­<br />

heid en deugd, in vergenoegdheid en geluk ver­<br />

re overtreffen. De zaak is derhalven wel waar­<br />

dig, dat wy 'er ons eenige oogenblikken mede<br />

bezig houden. Zy fchynt wel enkel woorden te<br />

betreffen: maar 't zyn woorden , wier invloed<br />

op het zedelyke gedrag verbaazend groot is,<br />

die veel, veel meer goeds of kwaads onder de<br />

menfchen flichten, dan men gemeenlyk denkt,<br />

en wier betekenis of gebruik derhalve geen<br />

onderwerp eener enkele weetgierigheid is, maar<br />

met alles, waaraan ons meest gelegen ligt, in<br />

't naauwfte verband ftaat. Mogten deeze aan­<br />

merkingen u tot opmerkzaamheid, tot eene ge­<br />

vestigde opmerkzaamheid op myn tegenwoordig<br />

voorflel en tot eene zorgvuldige gebruikmaa­<br />

king van Hetzelve opwekken ! Ik zal namelyk ,<br />

Het menigvuldig en wezenlyke onderfcheid tus-<br />

Jchen voorfpoed en geluk, en de daarmede ver-<br />

maagfchapte woorden en zaaken nader bepaa-<br />

len, en u vervolgens aanwyzen, welk eenen<br />

keilzaamen invloed het in 't oog houden van<br />

dit


WELVAARD EN GELUK. 57<br />

dit onderfcheid op uwe oordeelvellingen, ge­<br />

voelens en bedryven hebben moet. Indien wy<br />

dus, volgens de vermaaning in onzen tekst,<br />

ook in dit opzigt de wysheid niet van onze oogen<br />

lieten afwyken; indien wy op haare vermaanin­<br />

gen leerden achtflaan en haare voorfchriften<br />

volgen, zouden wy gelukkig en voorzigtig, of<br />

verdandig worden.<br />

Door voorfpoed, myne aandachtige Toehoo­<br />

rers! verdaan wy alle uitwendige goederen en<br />

voorrechten, alle veranderingen en gebeurdte-<br />

nisfen , die met onze wenfehen en inzigren<br />

overeenkomen, die onzen weldand bevorderen<br />

kunnen, die ons de vervulling onzer behoef­<br />

ten , of de wegneeming onzer bezwaarnrsfen<br />

en de ophouding van ons lyden, of middelen<br />

tot gemak, tot vermaak en tot vreugde beloo-<br />

ven ; en hoe grooter en begeerenswaardiger<br />

deeze dingen ons toefcheenen , hoe levendiger<br />

wy hun gemis gevoelden, hoe minder hoop<br />

wy hadden, dat wy dezelve verkrygen zou­<br />

den , en hoe onverwachter zy ons ten deel<br />

vielen: des te grooter is in onze oogen de<br />

voorfpoed, die ons te beurt valt. Tot zulke<br />

uitwendige zegeningen behooren rykdom, over­<br />

vloed, dand, rang, hoogheid, magt, eer, aan-<br />

D 5 zien,


5 8 HET ONDERSCHEID TUSSCHEN<br />

zien , gezondheid , fterkte, een gewenschte<br />

voortgang in onze bezigheden en onderneeming,<br />

redding uit gevaar en nood, het uitvoeren onzer<br />

ontwerpen, het bereiken onzer oogmerken, en<br />

wat van dien aart meer is. Rampfpoed is het<br />

tegengeftelde van dit alles, 't Is verlies van ui-<br />

terlyke goederen en voorrechten, verlies van ge­<br />

zondheid en krachten , van invloed en magt; 'tzyn<br />

onaangenaame ontmoetingen, onverwachte ver­<br />

hinderingen en zwaarigheden, 't zyn fmerten en<br />

ziekten; vyanden en gevaarenen dergelyke.— Ge­<br />

luk en ellende daarentegen is de Haat van genoegen<br />

of van ongenoegen, van tevredenheid of ontevre­<br />

denheid, in welken zich de rnensch bevindt, en<br />

die voornaamelyk door de in hem en o 'er hem<br />

heerfchende gedachten, gewaarA'ordingen, ge­<br />

voelens, wenfehen,neigingen, oogmerken,poo­<br />

gingen, door den trap zyner zedelyke goedheid<br />

en volmaaktheid bepaald wordt. Hieruit blykt<br />

reeds duidelyk , myne aandachtige Toehoorers!<br />

dat voorfpoed en geluk, rampfpoed en ellende<br />

niet noodzaakelyk met malkanderen verbonden,<br />

dat zy niet eene en dezelfde dingen, dat zy veel<br />

meer wezenlyk van malkanderen onderfcheiden<br />

zyn. 'Er zyn eene menigte van gevallen, waarin<br />

iedereen deeze woorden van malkanderen onder-<br />

fcheidt.


WELVAARD EN GELUK. 59<br />

fcheidt, omdat hunne verwisfeling alsdan te in 't<br />

oogloopend ongerymd zou zyn; en juist dit be-<br />

wyst, dat zy werkelyk van malkanderen onder-<br />

fcheiden zyn, en ook in alle andere gevallen be­<br />

hoorden onderfcheiden te worden. Laaten wy<br />

nu deeze verfcheidenheid van nog meerder kan­<br />

ten befchouwen, om ze te duidelyker intezien,<br />

en dan de gewigtigfte gevolgen daaruit afleiden,<br />

die den meesten invloed op onze oordeelvellin­<br />

gen en op ons gedrag kunnen hebben.<br />

Voorfpoed en rampfpoed is iets, dat buiten<br />

ons; geluk en ellende iets, dat in ons is. Rykdom<br />

en armoede, hoogheid en geringheid, gezond­<br />

heid en ziekte, voortgang en tegenftand, zyn<br />

buiten ons, zyn betreklyk tot onzen uiterlyken<br />

toeftand, tot het verband en den famenhang,<br />

waarin wy ons tot de overige menfchen en zigt-<br />

baare dingen bevinden, tot ons ligchaam, dat<br />

geenzins onze perfoonlykheid uitmaakt, maar<br />

eeniglyk de tegenwoordige woonplaats onzer<br />

ziel is, die hetzelve als haar werktuig gebruikt.<br />

Genoegen en misnoegen, weltevredenheid en<br />

verdriet zyn in ons, zyn gegrond op onzen in-<br />

wendigen toeftand, op de denkwyze en den fmaak<br />

van onzen geest, op zyne betrekkingen tot<br />

waarheiden deugd, tot Gcd, zynen Schepper,<br />

en


ÓO HET ONDERSCHEID TUSSCHEN<br />

en tot de onzigtbaare dingen, en het ryk der gees­<br />

ten ; zy zyn onzen geest zeiven eigen, en bepaa-<br />

len zyn wezen, zyn leven, zyne werkzaamheid.<br />

Verder: Voorfpoed en rampfpoed hangen niet<br />

altoos, en nooit gantfchelyk van onszelven, van<br />

ons eigen willen en poogen, maar van duizend toe­<br />

vallige dingen en omftandigheden af die niet in<br />

onze magt zyn, die wy zelden voorzien, zelden<br />

veroorzaaken, zelden volgens onze oogmerken<br />

met malkanderen vereenigen, en even zo zelden<br />

ter bevordering en bereiking van dezelve naar<br />

onze wenfehen gebruiken kunnen. Nooit hangt<br />

het van ons af in welk eenen ftand wy geboren<br />

en opgevoed worden, in welk eene gedaante wy<br />

op dit.tooneel verfchynen zullen; en zelden, ten<br />

uiterften zelden ftaat het eenigermaate aan ons,<br />

zo ryk, zo magtig, zo groot te worden, zo ge­<br />

zond en fterk te zyn, en onzen weg naar het<br />

eene of het andere doej zo onverhinderd te ver­<br />

volgen , als wy wel wenfehen. Noch voorfpoed<br />

noch rampfpoed hangen met 's menfchen zede-<br />

delyk karakter en zedelyk gedrag dermaate fa-<br />

men , dat men van het eene tot de andere beflui-<br />

ten, en beide als oorzaak en uitwerkfel van het<br />

andere zou kunnen aanmerken, 't Zyn voordee-<br />

len en onheilen, die volgens geheel andere, ons<br />

groot-


WELVAARD EN GELUK. 61<br />

grootdeels onbekende, regels door den Vader der<br />

menfchen, onder zyne kinders uitgedeeld worden.<br />

Geluk en ongeluk daarentegen hangen grootdeels,<br />

hangen eenigermaate gant/chelyk van onszelven<br />

af. Naar maate wy dus of anders denken<br />

en oordeelen, dus of anders gezind zyn,<br />

ons op deeze of op eene andere wyze jegens<br />

God en de menfchen gedraagen: zyn wy ook<br />

vergenoegd of misnoegd, weltevreden of verdrietig;<br />

vertoont zich ook alles wat ons omringt,<br />

dus of anders, in eene vrolyke of in eene droevige<br />

geftalte aan onze oogen; veranderen ook<br />

lasten en onheilen in voordeelen en weldaaden,<br />

of integendeel voorrechten en genoegens voor<br />

ons in gebreken en fmert. Zo min het dikwyls<br />

aan ons ftaat, om voorfpoedig , dat is te zeggen,<br />

om ryk, aanzienelyk, vermogend te zyn : zo zeker<br />

ftaat het aan ons, om gelukkig, dat is te<br />

zeggen, om wel te vreden en vergenoegd te zyn<br />

en een vrolyk leven te leiden. Zo min wy alle<br />

onheilen, alle rampen van ons verwyderen en afwenden<br />

kunnen, zo zeker kunnen wy het ongeluk,<br />

of de ellende vermyden, indien wy dit<br />

flechts ernftiglyk willen. Schoon wy niet in<br />

ftaat zyn, om de uitwendige dingen naar ons<br />

welgevallen te veranderen: wy kunnen toch onze


6l HET ONDERSCHEID TUSSCHEN<br />

ze bevat! ingen van dezelven, onze geheel denken<br />

handelwyze in diervoege veranderen, als de<br />

reden en ons eigen welzyn van ons vorderen.<br />

Nog meer. Voorfpoed en rampfpoed zyn iets<br />

voorbygaande, iets hoogstveranderlyk en vergangklyk:<br />

geluk en ongeluk daarentegen zyn veel<br />

duurzaamer en beftendiger. De gedaante en de<br />

waarde der eerften veranderen met elke verandering<br />

van 's menfchen ouderdom, gezondheid,<br />

levenswys, fmaak, uiterlyke verbindtenisfen en<br />

betrekkingen. Naar de verfcheidenheid deezer<br />

omftandigheden verandert dikwyls de voorfpoed<br />

in rampfpoed en deeze in dien. Magt en voorrang<br />

worden dikwyls blinkende ketens, en derzelver<br />

verlies verfchaft vryheid en rust. Is daarenboven<br />

niet alles, wat voorfpoed en rampfpoed<br />

genoemd wordt, aan de grootfte onbeftendigheid,<br />

aan de menigvuldigfte en fnelfte afwisfeling<br />

onderhevig? Is het niet geheellyk tot dit<br />

aardfche leven bepaald? Wordt niet het een en<br />

ander met ons begraaven? Blyft niet het eene<br />

en het andere terug, zodra wy in eenen anderen<br />

ftaat overgaan? Geluk en ellende daarentegen,<br />

hoe veel onveranderlyker en duurzaamer zyn die<br />

niet! Vergenoegen en misnoegen zyn en blyven<br />

eeuwig genoegen en misnoegen, zo wel in het<br />

aan-


WELVAARD EN GELUK.<br />

aandenken als onder het genot. Weltevredenheid<br />

en verdriet zyn en blyven eeuwig weltevredenheid<br />

en ontevredenheid, in eiken ouderdom, in<br />

eiken ftand, by elke levenswys, in elke verbindtenis,<br />

in leeven en in fterven, aan deeze en aan<br />

geene zyde van het graf, in deeze en in de toekomende<br />

waereld. 's Menfchen denkwyze en gemoedsgefteldheid<br />

verandert niet zo ligtelyk als<br />

zyn uiterlyke toeftand. Geene maakt diepere,<br />

duurzaamer indrukfels op zynen geest, dan deeze;<br />

indrukfels, die noch dood noch graf uitwisfchen,<br />

die den rnensch in de eeuwigheid vergezellen<br />

, en daar den grond zyner verhevener gelukzaligheid,<br />

of zyner grooter ellende uitmaaken!<br />

Hoe vooripoedig of hoe rampfpoedig wy<br />

ook zyn , wy houden nogthans eenmaal, wy<br />

houden nogthans fpoedig op zulks te zyn: maar<br />

gelukkig of ongelukkig kunnen wy eeuwen lang<br />

zyn en blyven. Niet de voorfpoed, maar het<br />

geluk gaat met ons in alle toekomende waerelden<br />

en eeuwigheden over: niet de rampfpoed,<br />

maar het ongeluk en de ellende kan ons ook<br />

daarhenen volgen.<br />

Dit is het nog niet alles: Voorfpoed en rampfpoed<br />

zyn van eene bepaalde grootte, hebben<br />

eenen hoogften trap, dien zy niet kunnen te boven


6+ HET ONDERSCHEID TUSSCHEN<br />

ven ftygen. Hoe meer zy denzelven naderen,<br />

des te nader komen zy aan hun einde, des te ze-<br />

kerer en onvermydelykeris de val van den eenen<br />

en het ophouden van den anderen. Be geluk­<br />

zaligheid daarentegen kent geene grenzen, zy<br />

ü even als de volmaaktheid, waarop zy rust,<br />

voor eene vermeerdering en verhooging in V on­<br />

eindige vatbaar. De bronnen van genoegen en<br />

weltevredenheid zyn niet minder menigvuldig<br />

dan onuitputtelyk voor eiken verftandigen geest,<br />

die geleerd heeft dezelve te fchatten en te ge-<br />

bruiken; en haar genot heeft by hem even zo<br />

weinig verzadiging en verdriet ten gevolge, als<br />

de bezitting van den voorfpoed ligtelyk vervee­<br />

ling en walging verwekt. Maar ook de ellende<br />

kan tot eenen hoogen, alle ongemakken en las­<br />

ten des rampfpoeds verre, zeer verre te boven-<br />

gaanden trap ftygen. Zy kan alle bekwaamhe­<br />

den en vermogens van den rnensch overweldi­<br />

gen, en ze alle met fmert en pyn doordringen.<br />

Zy tast hem in zyn binnenfte aan, en is zo<br />

naauw, zo innerlyk met.hem verbonden, als zy­<br />

ne eigene gedachten en gewaarwordingen.<br />

Eindelyk, myne aandachtige Toehoorers!<br />

Voorfpoed is het middel, geluk is het eindoogmerk.<br />

Gelukzaligheid is het doei, waarnaar wy allen<br />

f ftree-


WELVAARS EN GELUK, %g<br />

ftreeven: ellende de afgrond, dien wy allen<br />

trachten te vermyden. Wy zoeken rykdom, eer,<br />

en menigerlei uiterlyke voorrechten , om geluk­<br />

kig te worden; wy vlieden armoede, gering­<br />

heid, verachting en dergelyke kwaaden ,om niet<br />

ellendig te zyn. Wy ftreeven naar die goederen *<br />

en ontvlieden deeze onheilen flechts in zo verre,<br />

als wy ze als gefchikte middelen aanmerken, om<br />

Ons tot dat doel te brengen, of voor dien af­<br />

grond te bewaaren. Zo zeker en wezenlyk der-<br />

halven het middel en het einde, het doel en de<br />

weg naar dat doel van malkanderen onderfchei-<br />

den zyn : niet minder zeker en-wezenlyk zyn<br />

ook voorfpoed en geluk, rampfpoed en ellende<br />

van malkanderen onderfcheiden.<br />

Laaten wy nu uit dit onloogchenbaare en van<br />

zo menigerhande zyden opgemerkte onderfcheid<br />

tusfehen deeze woorden en zaaken eenige der<br />

gewigcigfte gevolgen afleiden, en de toepasfing<br />

daarvan op onze beoordeelingen en op ons ge^<br />

drag maaken.<br />

Een zeer natuurelyk gevolg van het aangewe­<br />

zene onderfcheid, tusfehen. deeze woorden en<br />

tüsfcheh de zaaken, die daarmede aangeduid<br />

Worden, is dit: niet iedereen kan voorfpoedig,<br />

maar iedereen kan gelukkig zyn. Niet iedereen<br />

VIII. STUK. B & 9ri


66 HET ONDERSCHEID TÜSSCHEfï<br />

kan den rampfpoed ontgaan, of alle onheilen<br />

van zich afweeren: maar iedereen kan het ongeluk<br />

vermyden, en zich tegen de ellende beveiligen.<br />

De zaak valt ftraks in 't oog, en heeft<br />

geen bewys noodig. Niet iedereen kan gezond,<br />

fterk, fchoon, ryk, magtig, groot worden Ernaar<br />

iedereen kan redelyk en naauwkeurig leeren denken<br />

en oordeelen, iedereen kan de beste dingen<br />

leeren willen en zoeken; iedereen kan zichzelven<br />

en zyne zinnelyke begeerten beheerfchen ,<br />

naai* de voorfchriften der wysheid Ieeven, zich<br />

aan de deugd en godsvrucht toewyden, en door<br />

dit alles eenen vasten grond tot duurzaame weltevredenheid<br />

en beftendige vergenoeging leggen,<br />

Niet iedereen kan gebrek, verlies, geringheid,<br />

verachting, fmert, dienstbaarheid, onaangenaame<br />

ontmoetingen van zich afwenden: maar iedereen<br />

kan de onaangenaame, heillooze indrukfelen<br />

en uitwerkingen deezer dingen by zich<br />

verzwakken, kan dezelve met geduld en ftand*<br />

vastigheid leeren draagen, kan ze tot zyne zedelyke<br />

verbetering en volmaaking aanwenden ,<br />

en desniettegenftaande eenen vrolyken geest eü<br />

een gerust gemoed blyven behouden. Daar<br />

voorfpoed en rampfpoed van duizend toevallige,<br />

buiten ons beftaande, dingen af hangen; zo hangen


WELVAARD EN GELÜEi Cy<br />

gen geluk en ongeluk van onze eigene keuze,<br />

van ons eigen willen en poogen, van louter dingen<br />

af, die tot onszei ven behooren en waarover<br />

wy boven alle andere dingen het meeste, althans<br />

meer vermogen dan over iets anders hebben.<br />

Een ander gevolg, dat niet minder natuurelyk<br />

uit het gezegde voortvloeit, is dit: de voorfpoedige<br />

is niet altoos gelukkig, en ds rampfpoedigs<br />

niet altoos ongelukkig. Indien ons dit door de<br />

natuur der zaak zelve niet geleerd wierde, zon<br />

echter de gefchiedenis en de ondervinding ons<br />

'er niet aan laaten twyfelen. Of is dan ieder ry»<br />

ke, ieder vermogende, ieder groote, ieder zogenaamde<br />

aanzienlyke, ieder gezonde en fterke<br />

gelukkig? Is daarentegen ieder arme, ieder behoeftige,<br />

ieder geringe, ieder zieke en zwakke,<br />

ieder dienstknecht, iedere dienstmaagd, ieder zo<br />

genaamd gemeen man Ongelukkig? Zyn dan de<br />

eerften altoos weltevreden en vergenoegd, _altoos<br />

opgeruimd en blymoedig; eh de laatlten<br />

altoos'onvergenoegd en ontevreden, altoos neêrilagtig<br />

en bedroefd ? Moe dikwerf benyden niet<br />

de eerften het gunstryker lot der laatften! Hoe<br />

dikwyls wenfehen zy niet hunne fchitterende ellénde,<br />

hunne vergulde ketens tegen de fchyn-»<br />

E a baa-


6$ HET ONDERSCHEID TUSSCHEW<br />

baare behoefte en den onaanzienelyken ftaat def<br />

laatften te verwisfelen ! Hoe dikwerf befchaamt<br />

niet de opgeruimdheid, de bedaardheid van 't ge­<br />

moed , de onbezorgde weltevredenheid der laat­<br />

ften, de verteeren de kwelling en verdrietelyk-<br />

heid, de angstvallige zorgen, die de eerften ver­<br />

volgen ! Neen, hier is het fchynen en het zyn,<br />

de gedaante en het wezen,niet altoos, misfchien<br />

flechts zelden by één. Zo ligt de voorfpoed<br />

en de rampfpoed ons verblinden en misleiden,<br />

even zo ligt verbergen zich het geluk en de<br />

ellende voor onze oogen. De eerften maaken en<br />

beminnen opzien en gedruis; de laatften bemin­<br />

nen en zoeken de ftilte, en verbergen zich gaar­<br />

ne voor het nieuwsgierige oog.<br />

Een derde gevolg uit onze voorgaande aan­<br />

merkingen, is dit: de voorfpoedige kan wel te<br />

gelyk gelukkig zyn, maar hy wordt en is zulks<br />

niet eeniglyk door de bezitting van zynen voor­<br />

fpoed; de gelukkige daarentegen heeft den voor*<br />

fpoed niet noodig tot zyn geluk; hy kan ook zon­<br />

der denzelven gelukkig zyn. Zeker! yk kan de<br />

ryke, de vermogende, de groote ook gelukkig,<br />

hy kan vergenoegd en wel te vreden zyn. Maar<br />

hy is en wordt zulks niet daardoor, ten minsten<br />

wordt hy zulks niet voor eenen langen tyd, niet<br />

op


WELVAARD EN GELUK. ÓO,<br />

op eenen vasten en duurzaamen voet daardoor,<br />

omdat hy ryk, omdat hy vermogend, omdat hy<br />

groot is. Zal hy in dien ftaat gelukkig zyn en<br />

worden, dan moet hy tevens verftandig en wys,<br />

deugdzaam en vroom zyn, dan moet hy edeler,<br />

duurzaamer goederen en voorrechten kennen, bezitten<br />

, genieten, dan moet hy van zynen uiterlyken<br />

voorfpoed het beste, waardigfte gebruik<br />

maaken. Heeft aan den anderen kant de rnensch<br />

door eene rechtmaatige, edele denk- en handelwyze,<br />

door welgeregelde neigingen en poogingen,<br />

door een onfchuldig, deugdzaam leven,<br />

door waare, christelyke godzaligheid, vrede en<br />

rust in zyn binnenfte veroorzaakt en gevestigd,<br />

en zyn hart voor den invloed der liefde tot God<br />

en der menschlievendheid ontflooten: dan behoeft<br />

hy noch ryk, noch vermogend, noch<br />

groot, noch gezond en fterk te zyn, noch andere<br />

uiterlyke voorrechten te bezitten, om gelukkig<br />

te zyn, en hoe langer hoe gelukkiger te<br />

worden. Hy kan alle deeze dingen ontbeeren ,<br />

ze alle verliezen, en nogthans weltevreden en<br />

vrolyk zyn.<br />

Voorfpoed derhalven niet, dit is een vierde<br />

gevolg, voorfpoed niet, maar geluk is het doel,<br />

waarnaar wy ftreeven; tegenfpoed niets maar el-<br />

E 3 Jen-


f8. HET ONDERSCHEID TUSgCIIJKN<br />

lende is het kwaad, dat wy met alle zorgvuldig­<br />

heid vermyden en ontvlieden moeten. Indien,<br />

wy dit onderfcheid niet in 't oog houden, en ons<br />

gedrag 'er niet naar inrichten, dan verfpillen wy<br />

onze krachten te vergeefs, misfen ons oogmerk ,<br />

en zullen vroeg of laat onze dwaaling betreuren.<br />

Dus ftreeven wy dikwyls met onvermoeiden yver<br />

naar rykdom en overvloed, als naar des men­<br />

fchen hoogfte goed. Maar is dan rykdom en<br />

geluk een en het zelfde ? Weeten wy dan van te<br />

vooren, of rykdom en overvloed ons nuttig of<br />

nadeelig zyn, of wy in dien ftaat gelukkig, ver­<br />

genoegd en weltevreden leeven zullen ? Zo fpan-<br />

nen wy dikwyls alle onze krachten in, om ons­<br />

zei ven uit de duisterheid en laagheid te verhef­<br />

fen, en eenen hoogen ftaat te bereiken, even<br />

als of wy in dien hoogen ftaat alleen eerst waa-<br />

relyk gelukkig leeven konden. Maar is dan hoog­<br />

heid en geluk een en hetzelfde. Weeten wy dan<br />

vooraf, of een aanzienlyke of geringe ftaat best<br />

voor ons zy, of wy niet ten toppunt van den<br />

voorfpoed geftegen, onze bedachtzaamheid ver­<br />

liezen en onszelven in fchande en ellende ftorten<br />

zouden ?<br />

Neen, myne geliefde Vrienden i wilt gy van<br />

deeze befpiegelingen het beste gebruik maaken,<br />

ver-


WELVAARD EN GELUK. fl<br />

verwart dan het middel en het eindoogmerk,<br />

het doel en den weg naar het doel niet met malkanderen.<br />

Streeft meer naar het geluk dan naar<br />

den voorfpoed. Befchouwt het eerfte als het<br />

eindoogmerk, den laatften als het middel. Offert<br />

het eerfte nooit aan den laatften op. Vreest<br />

veelmeer voor de ellende, dan voor den tegenfpoed.<br />

Befchouwt geene nimmer als een noodzaakelyk<br />

gevolg van deezen, en deezen nimmer<br />

als eene noodzaakelyke oorzaak van geene.<br />

Merkt uzelven derhalven niet terftond als ellendig<br />

aan, wanneer u eenig ongeval treft; verbeeldt<br />

u toch niet alles, niet het voornaamfte<br />

verlooren te hebben, als gy eenige uiterlyke<br />

goederen en voorrechten verliest; verftopt uzelven<br />

niet alle bronnen van genoegen, zodra toevalliger<br />

wyze fommige derzelver opdroogen of<br />

troebel worden. Maar verheugt u ook niet over<br />

eiken voorfpoed zodanig, als gy u te recht over<br />

een waar, beftendig geluk zoudt mogen verheugen.<br />

Onderfcheidt voorfpoed en geluk, tegenfpoed<br />

en ellende niet alleen in uwe gedachten en<br />

oordeelvellingen, maar ook in uwe onderneemingen<br />

en daaden zorgvuldig van malkanderen. Deeze<br />

is de grond van alle waare wysheid, van alle<br />

echte deugd, van alle duurzaame vergenoeging*<br />

E 4 Neemt,


7* HET ONDERFCHEID TUSSCHEN E N 2.<br />

*<br />

Neemt den zelfden regel in acht ten opzigs<br />

van het oordeel, 't welk gy over anderen velt ;<br />

noeipt zo gy wilt, den ryken,den vermogenden,<br />

den grooten voorfpoedig; maar noemt hem niet<br />

gelukkig. Hy kan by alle zyne voorrechten zo<br />

wel ellendig zyn als gelukkig, indien 't hem aan<br />

wysheid en deugd en godsvrucht ontbreekt. Beklaagt<br />

aan den anderen kant den armen, den behoeftigen,<br />

den geringen als rampfpoedig, ala<br />

eenen rnensch, wiens uiterlyke omftandigheden<br />

niet gunstig zyn, of niet gunstig fchynen te zyn.<br />

Maar beklaagt hem niet als ongelukkig. Hy<br />

kan by al dat gemis nogthans vergenoegd en wel<br />

te vreden zyn, indien hy de wysheid, de deugd<br />

en godsvrucht tot zyne 1<br />

medgezellinnen op den<br />

levensweg heeft. Ó Mogten zy ons allen op ons<br />

effener of ruwer , duisterer of helderer pad vergezellen<br />

en bellieren! Hoe geheel anders, hoe<br />

veel juister zouden wy dan niet rykdom en armoede,<br />

hoogheid en geringheid, gezondheid en<br />

ziekelykheid, leven en dood leeren befchouwen,<br />

beoordeelen, begeeren of ontvlieden, zoeken<br />

en gebruiken! Hoe gewis en zeker het doel de?<br />

gelukzaligheid bereiken! Amen.<br />

FIER-


F1ERDE LEERREDE,<br />

BESCHOUWING DER BRONNEN<br />

VAN HET MENSCHELY-<br />

KE GELUK.<br />

Tekst.<br />

PSALM XXXIV. vs. 9.<br />

Smaakt en, ziet, dat de Heer goe4 is,<br />

E 5


ó Cjf °d , goedertjerene ,' liefderyke Vader,<br />

hoe gelukkig konden wy allen niet reeds hier<br />

op aarde zyn en worden, indien wy alle bron­<br />

nen van vermaak en genoegen, die gy voor-<br />

ons als menfchen en als Christenen ontfliu't,<br />

zodanig waardeerden en zodanig gebruikren,<br />

als met haare verordening en uwen gunsiryken<br />

wil O'/ereenkomftig is! Hoe menigvuldig boe<br />

ryk, hoe onuicputtelyk zyn niet deeze bron­<br />

nen ! Hoe groot is niet het overwigt van het<br />

aangenaame en goede op het onaangenaame en<br />

kwaade, dat in de natuurelyke en in de zede?<br />

lyke waereld, dat in ons en buiten ons plaats<br />

vindt! Ja, allerwegen omringen ons de menig-<br />

yuidigfle, beerlykile bewyzen uwer Vaderlyke<br />

voorzorg en goedheid. Allerwegen zien wy<br />

u, den Algoeden, leven en kracht en duizen­<br />

derlei foorten van genoegen op alle uwe fchep-<br />

fels uuftorten. Allerwegen vinden wy het ge-<br />

rieflyke, het aangenaame, het bekoorende met<br />

het noodzaakelyke en onontbeerlyke op het<br />

naauwite vereenigd. Hemel en aarde, men­<br />

fchen en dieren, natuur en godsdienst, naden-<br />

kan en ondervinding, alles roept ons met lui­<br />

der


f6 ' BESCHOUWING DER BRONNEN<br />

der ftemme toe, dat volmaaktheid en gelukza*<br />

ïigheid het uiterfte, het eenigfte doel is van<br />

alles, wat gy regelt en doet, wat gy befchikt<br />

en toelaat, wat gy ons beveelt en verbiedt,<br />

wat gy ons geeft en onthoudt. Ja, gy wilt,<br />

dat wy allen gelukkig zyn, dat wy het reeds<br />

tegenwoordig, reeds hier op aarde zyn zullen,<br />

en zo wy het niet zyn, is zulks eeniglyk onze<br />

eigene fchuld. Ach , hoe dikwyls nodigen<br />

ons de zuiverfle, rykfte bronnen van vermaak<br />

en genoegen te vergeefs tot haare genieting,<br />

hoe dikwerf vloeien zy ongemerkt en ongebruikt<br />

voor ons voorby, of worden van ons<br />

door dwaasheden en zonden troebel en bitter<br />

gemaakt! ó Mogten wy toch onze rykdommen<br />

beter kennen en waardiger gebruiken!<br />

Mogten wy de menigte en de waarde<br />

der weldaaden, waarmede gy ons eiken dag,<br />

elk uur, zegent, duidelyker inzien, levendiger<br />

befeffen, en u door een even zo blymoedig<br />

als dankbaar genot van dezelven eeren! Zegen<br />

toch, goedertierene God, zegen de bedenkingen<br />

die wy daarover zullen voordraagen. Yaat<br />

dezelve ons op de menigvuldige en ryke bronnen<br />

van geluk, die gy voor ons geopend hebt,<br />

zeer opmerkzaam doen worden, en ons tot<br />

een


VAN HET MENSCIIELYKE GELUK. ' ff<br />

een zeer zorgvuldig, getrouw gebruik van dezelven<br />

opwekken. Wy bidden u hierom, als<br />

dienaars van Jefus Christus, met kinderlyk vertrouwen,<br />

en roepen u verder, ons verlaatende<br />

op zyne beloften, aan: Onze Vader enz.<br />

Maar al te dikwyls, myne aandachtige Toehoorers!<br />

befchouwt zich de rnensch eeniglyk<br />

uit dien hoofde als arm, omdat hy zyne rykdommen<br />

niet kent, of niet geleerd heeft dezelve<br />

te waardeeren en te berekenen. Maav<br />

al te dikwerf houdt hy zich voor niet gelukkig,<br />

of voor ongelukkig, eeniglyk omdat hy<br />

de menigvuldige, fteeds vloeiende bronnen van<br />

vermaak en genoegen, die allerwegen voor<br />

hem openflaan, niet opmerkt, niet acht, en<br />

verre van zich met veel moeite zoekt, 't geen<br />

hem als voor de voeten ligt, en zich voor<br />

hem ter genieting aanbiedt. Maar al te dikwyls<br />

fielt hy eeniglyk byzonder aangenaame<br />

gevallen, byzonder gewenschte en heuchelyke<br />

gebeurdtenisfen, eeniglyk uitneemend aangenaame<br />

denkbeelden, of bekoorende, verrukkende<br />

gewaarwordingen op de lyst der dingen, die


fö BEfCHOüWtNG DER BRONNEEf '<br />

haar zyne gedachten zyn geluk ukmaaken, efl<br />

brengt honderd andere dingen, die hem even<br />

zo wel, fchoon in eenen geringer trap, ver­<br />

maak en genoegen verfchaffen, niet mede in<br />

de rekening. Komt hy hinderpaalen te bo­<br />

ven, overwint hy zwaarigheden, die hy ais<br />

onoverkomelyk en onoverwinnelyk aanmerkte;<br />

wordt hy van zekere bezwaarnisfeh en rampen<br />

bevryd , die hem lang drukten en levendig<br />

griefden ; verkrygt hy zekere voordeden, waar-<br />

haar hy tot hier toe te vergeefs wenschte; wor­<br />

den zekere verlangens vervuld, wier vervul­<br />

ling hem juist niet waarfchynlyk, voorkwam;<br />

hebben 'er zekere gebeurdtenisfen plaats, die<br />

hy wel wenschte, maar naauwelyk durfde ver­<br />

wachten ; geniet hy vermaaken en geneug­<br />

ten, die zyne gantfche ziel vervullen, en hem<br />

in het oogenblik der genieting niets te wen­<br />

fehen overlaaten i ja dan, maar ook flechts dari<br />

alleen , verbeeldt hy zich gelukkig te zyn.<br />

Doch, alle deeze dingen kunnen niet dikwyls<br />

plaats hebben, kunnen flechts zelden gebeu­<br />

ren. Niet alle dagen, zelfs niet alle jaareri<br />

van ons leven op aarde kunnen door zulke<br />

voorfpoedige gevallen, door zulke gewenschte<br />

gebeurdtenisfen, door zulke verrukkende ge-<br />

neug-


VAN HET MENSCHÈLYÈE GËLÜK.<br />

neugten, door zulke aan merk el yke veranderingen<br />

van onzen toeftand en van ons lot onderscheiden<br />

Worden. Derhalven houdt zich de<br />

mensch, in wiens oogen dit alleen geluk is,<br />

misfchien geduurende het grootfte gedeelte zyns<br />

levens voor niet gelukkig, of voor ongelukkig.<br />

En echter ftaan 'er altoos , heden zo<br />

wel als gisteren, en morgen zo wel als heden,<br />

niet minder menigvuldige dan zuivere en<br />

ryke bronnen van vermaak en genoegen, die<br />

hem ter haare genieting nodigen, voor hem<br />

fen nevens hem open. Maar hy acht ze niet,<br />

ziet ze over 't hoofd , gaat ze voorby, of<br />

fchept Zonder duidelyke bewustheid, zondef<br />

overleg, uit dezelven. Willen wy gelukkig<br />

zyn, myne geliefde Vrienden! laaten wy dan<br />

deeze, maar al te gewoone dwaalingen en misflagen<br />

vermyden. Laaten wy tot dat einde<br />

een" beknopt overdag van de voornaamfte bronnen<br />

van ons geluk maaken, en onze wezenlyke<br />

rykdommen berekenen. Wy zullen alles ,'<br />

wat buitengewoon, zonderling en zeldzaam is,<br />

van deeze rekening afkaten , en enkel dat geene<br />

aanftippen, 't welk altoos onder ons bereik<br />

, 't welk altoos in onze magt is, 't welk<br />

ons dagelyks vermaak en genoegen verfchaf-<br />

fen


fb BESCHOUWING DER. BROMNEN<br />

fen kan. Dus zullen wy, volgens de uitdrukking<br />

in onzen tekst, fmaaken en zien, dat de<br />

Heer goed is, dat hy overvloediglyk voor ons<br />

geluk gezorgd heeft.<br />

De zelfbewustheid ; het daadelyk gebruik<br />

onzer vermogens; het genieten van de natuur?<br />

het vermaak der overdenking; het genoegen<br />

der deugd en der weldaadigheid ; de aangenaamheden<br />

van het gezellige, en de zegen van<br />

het huisfelyke leven; de geneugten der godsdienstige<br />

overdenkingen: deeze, myne aandachtige<br />

Toehoorers! zyn de voornaamfte bronnen<br />

van ons geluk; bronnen die voor ons aüén<br />

openftaan , en waaruit wy dagelyks vermaak<br />

en genoegen kunnen fcheppen.<br />

Derhal ven eerftelyk de zelfbewustheid, of de<br />

bewustheid van dat geene, welk wy zyn en '<<br />

welk wy kunnen en behoor en te worden, de bewustheid<br />

der natuurelyke en zedelyke voorrechten,<br />

die wy hebben, der vermogens en<br />

bekwaamheden, die wy bezitten, der verbindtenisfen,<br />

waarin wy ons met God en met de<br />

waereld bevinden: welk eene ryke , nimmer<br />

opdroogende bron van aangenaame denkbeelden<br />

en gewaarwordingen, van geluk, moet dit niet<br />

voor den nadenkenden zyn! Even gelyk het<br />

den


V&N HET MENSCHELYKE SELÜK. Sï<br />

den ryken ftreelt, als hy zyne fehatten over»<br />

ziet, zyne bezittingen afmeet, zyne middelen<br />

tot vermaak berekent ; zo en nog veel meer<br />

moet het den denkenden rnensch verheugen,<br />

als hy de waardigheid zyner natuure befeft, en<br />

zich houdt voor 't geen hy werkelyk is. Maar.<br />

zullen wy uit deeze bron genoegen en vreugde<br />

fcheppen, myne aandach'ige Toehoorers!<br />

dan moeten wy dikwyls onze gedachten over<br />

onszelven laaten gaan, wy moeten niet onder<br />


$2 BESCHOUWING DER BRONNEN<br />

wigen levens! Hoe hoog verhef: my dit alles<br />

niet boven de gantfche levenlooze en dierely-<br />

ke fchepping! Hoe verre zelfs boven een aan-<br />

zienlyk gedeelte myner broederen op aarde ,<br />

die minder gelukkig zyn , dan ik ! En voor wat<br />

al onderneemingen en bezigheden, voor wat<br />

al groote dingen, voor welke eene fteeds<br />

voortgaande ontwikkeling en volmaaking ben<br />

ik niet gefchikt! Hoe verre kan ik het niet in<br />

de kennis der waarheid, in de befluuring van<br />

myzelven en der uiterlyke dingen, in de moei-<br />

jelykfle en edelfle deugden brengen! En zou ik<br />

dit ook zonder innerlyk genoegen, zonder vro-<br />

lyke dankbaarheid jegens God, mynen Schep­<br />

per en Vader, erkennen en befeffèn? En zou<br />

ik my daarover niet dagelyks verheugen, daar<br />

dit alles my wezenlyk toebehoort, daar ik dit<br />

alles op den eenen tyd zo wel als op den an­<br />

deren heb en ben en blyf, hoedanig ook myn<br />

aardfche welfland en myne uiterlyke omftan-<br />

digheden gefield zyn en veranderen.<br />

Een andere bron onzer gelukzaligheid is het<br />

•Menigvuldige daadelyke gebruik van onze be­<br />

kwaamheden en vermogens, en het vermaak,<br />

't welk met de rechtmaatige, nuttige aanwen­<br />

ding van dezelve, en in 't algemeen met een<br />

ar-


VAM HET MENSCHELVKE GELÜK«<br />

•arbeidzaam, bezig leven verbonden is. Wac<br />

al veranderingen en uitwerkingen kunnen wy<br />

allen niet, elk in zynen ftand en in zynen<br />

kring, door onze geestelyke en ligchaamelyke<br />

vermogens dagelyks voortbrengen! Hoe veele,<br />

onszelven en onzen broederen nuttige dingen<br />

beginnen, voortzetten, voleindigen! Wanneer<br />

toch verloopt 'er een dag, op welken wy niet<br />

veel waars, veel goeds zouden kunnen denken<br />

, gevoelen , doen, bevorderen, uitvoeren ?<br />

En indien wy zulks met meerder bewustheid<br />

en overleg deeden; indien wy meer befeften<br />

en bedachten, dat wy de gezegende, de by<br />

uitneemendheid bevoorrechte fchepièlen zyn ,<br />

die dit denken en befeffen en dóen en uitvoeren<br />

kunnen; indien wy daaruit meermaalen de<br />

voortreflykheid onzer natuur , onzer vatbaarheden,<br />

onzer bekwaamheden en vermogens, de<br />

uitmuntendheid onzer verordening afleidden,<br />

en het blyde voorgevoel, de verruklyke vooruitzigten,<br />

die dit ons in het toekomende geeft<br />

en ontfluit, meer aankweekten: hoe zeer zou<br />

zulks de fomme onzer aangenaame denkbeelden<br />

en gewaarwordingen vermeerderen! Hoe<br />

veel geluk zouden wy niet reeds in het behoorlyke<br />

gebruik, en in de verftandige aatt-<br />

F % wen-


$4 BESCHOUWING DER BRONNEN<br />

wending onzer bekwaamheden en vermogens,<br />

zelfs zonder opzigt op de gevolgen, genieten!<br />

Hoe zelden zouden wy ons dan over infpan-<br />

ning, over moeite en arbeid beklaagen! Hoe<br />

veel vermaak zelfs in deeze infpanning, in<br />

deeze moeite, in dezen arbeid vinden! Hoe<br />

gemakkelyk ons by vruchtelooze of vruchte-<br />

loosfchynende poogingen en onderneemingen<br />

gerustftellen met deeze gedachte: Ik heb toch<br />

als een verftandig redelyk wezen gedacht en<br />

gehandeld! Ik heb toch daarby myne uitmun­<br />

tendheid boven de geringer foorten van fchep-<br />

felen en myne vermaagfchapping met de ver­<br />

hevener geesten gevoeld; de plaats my door<br />

den Schepper aangeweezen geen oneer aange­<br />

daan ; de vermogens , die hy my gegeeven<br />

heeft, geoefend, en door oefening verfterkt;<br />

aan myn belchaaving gewerkt, en ben meer<br />

of min de volmaaktheid genaderd! En kan de<br />

verlichte , de nadenkende, de welgezinde<br />

rnensch dit niet dagelyks tegen zichzelven zeg­<br />

gen, en dagelyks uit deeze overdenkingen ge­<br />

noegen fcheppen? Waarmede hy ook zich<br />

voor 't overige bezig houde, waartoe hy zy­<br />

ne vermogens gebruike, 't zy hy 'er .veel of<br />

weinig of zelfs niets mede uitvoere: gebruikt<br />

hy


VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 85<br />

hy dezelve overeenkomdig met hunne verorde­<br />

ning en den godlyken wil, en doet hy zulks<br />

met verdand en met overleg, zo heeft hy ze niet<br />

te vergeefs gebruikt, heeft hy daardoor zyne<br />

volmaaktheid bevorderd, en deeze is de recht-<br />

fte, zekerde weg ter gelukzaligheid.<br />

Een derde bron van het menfehelyke geluk ,<br />

die met de laatstgenoemde famenvloeit, is het<br />

overdenken van alles, wat wy zeiven gewaar<br />

worden en denken en doen, van alles, wat wy<br />

zien en hooren, en ondervinden, van alles, wat<br />

ons omringt en wat ons bejegent. Hoe meer<br />

wy alles overdenken : des te meerder licht wordt<br />

'erover alles verfpreid; des te meerder fchrik-<br />

beelden en zwaarigheden verdwynen voor onze<br />

oogen; des te helderer en effener wordt ons le­<br />

venspad; des te meerder verband en orde en<br />

wyze oogmerken ontdekken wy in dat geene,<br />

't welk ons anders zou verbysteren en ontrusten.<br />

Dit overdenken is, indien wy 'er eenmaal in ge-<br />

oeffend zyn en deszelfs zoetheid gefaiaakt heb­<br />

ben, eene altoosvloeijende bron van geluk zo<br />

wel in de diepde ftilte als in het gedruis, zo<br />

wel in de voldrekêde eenzaamheid als in het tai-<br />

rykde gezel fchap, zo wel in den duisterden<br />

nacht als in den glans van het helderde licht, 't<br />

F 3 Is


%6 BESCHOUWING DER. BRONNEW<br />

Is die bron van genoegen, die het minst van ée<br />

uiterlyke dingen, van gelukkige gevallen, afhangt,<br />

die het meest in onze magt is, die altoos<br />

naast by ons ligt, die zeldzaamst en nooit geheel<br />

en al opdroogt, tot wier gebruik wy minst de<br />

hulp van anderen noodig hebben, en wier genot<br />

ons het levendigfte gevoel van onze waardigheid<br />

geeft, ons het verste boven het zigtbaare envergangklyke<br />

verheft, en ons het meeste tot de verhevener<br />

wezens, ja tot de Godheid zelve doet<br />

naderen. Uit deeze bron hebben alle wyzen en<br />

goeden in alle tyden en onder alle volken de gerustheid,<br />

de weltevredenheid, den troost, de<br />

blyraoedigheid gefchept, waardoor zy boven andere<br />

menfchen uitmuntten, waardoor zy zo veel<br />

zonder kwelling en verdriet ontbeeren en verliezen<br />

, zo veel met gelaatenheid verdraagen en lyden,<br />

zo veel rustig en blymoedig doen en uitvoeren,<br />

en in eiken ftand, onder alle afwisfelingen<br />

van het uiterlyke lot, vergenoegd en gelukkig<br />

zyn konden, ö Schept uit deeze bron, gy<br />

allen, die onder befchaafde, verlichte menfchen<br />

leeft, en zo Veele middelen en opwekkingen tot<br />

overdenking hebt. Kweekt uw verftand, kweekt<br />

de vermogens van uwen geest zorgvuldig aan;<br />

fcherpt uwe oplettendheid en uw vermogen van<br />

waar-


VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 87<br />

waarneemen op, wacht u voor ligtzinnigheid en<br />

onachtzaamheid; ziet, merkt op, geniet, doet<br />

alles als denkende, redelyke fchepfelen; volgt<br />

elke ftraal van licht, die u treft, elk fpoor der<br />

waarheid, dat gy ontdekt: dus zult gy den drukkenden<br />

last der verveeljng en des verdriets, die<br />

verwoesteresfen der gelukzaligheid, nooit ondervinden;<br />

dus zult gy fteeds weeten bezig te<br />

zyn, en wel op eene aangenaame wyze bezig te<br />

zyn, en, in plaats van uwe dagen als door te<br />

droomen, in de duidelyke bewustheid van't geen<br />

gy denkt en doet, een daadelyk bly genot van<br />

uw leven hebben.<br />

Het vermaak der deugd en der weldaadigheid<br />

is een vierde bron van het menfchelyke geluk,<br />

die voor ons allen open ftaat, en waaruit wy allen<br />

dagelyks fcheppen kunnen. En hoe zuiver,<br />

hoe ryk is zy niet! Welke dag geeft ons geene<br />

gelegenheid, om ons in de eene of de andere<br />

goede gezindheid te verfterken; om den eenen<br />

of den anderen kwaaden lust, de eene of de andere<br />

ongeregelde neiging, de eene of de andere<br />

uitbottende, verderflyke drift te beftryden en te<br />

beteugelen; om de eene of de andere overwinning<br />

op ons zeiven en op de waereld te behaalen;<br />

om ons in de eene of de andere edele<br />

F 4 deugd,


S® BESCHOUWING DER BRONNEW<br />

deugd , in de volbrenging van den eenen of de»<br />

anderen moeijelyken of zwaaren pligc te oefenen;<br />

om Gode en ons geweeten het eene of<br />

het andere op te offeren; en daardoor blyken<br />

onzer braafheid en getrouwheid te geeven, en<br />

daardoor onze zedelyke volmaaktheid te bevorderen<br />

! Welke dag geeft ons geene gelegenheid,<br />

om. aan anderen menigerhande gevalligheden en<br />

dienflen te bewyzen; om hen van menigerhande<br />

bezwaarnisfen en lasten te ontheffen; hier hua<br />

leven, hun werk, hunne bezigheden op menigerhande<br />

wyze te verligten; om nü op deeze,<br />

dan op die wyze, nu meer, dan minder, tot hun<br />

onderhoud , tot hunne vertroosting, toe hun vermaak,<br />

tot hun genoegen toe te brengen;en derhalven<br />

om het geluk en het nut der maatfchappy<br />

in 't algemeen en van veele byzondere leden derzelve<br />

op veelerhande wyze te bemerken! En in«<br />

dien wy de waarde der deugd, de waarde van<br />

een leven, dat het algemeene welzyn bevordert,<br />

erkennen en befeffen, hoe veel waar, zuiver genoegen<br />

moet ons dan niet elke overwinning op<br />

ons zeiven , elke welvolbragte pligt, elke goede<br />

daad, elk welgehruikt vermogen en bekwaamheid,<br />

elke grooter of kleiner vermeerdering van<br />

het- geluk onzer broederen, elke nadering tot de<br />

vol-


VAN HET MENSCHELYKE GELÜK. 8c?<br />

volmaaktheid verfchaffen! En hoe zeer hangt<br />

niet het genot van deeze bron der gelukzaligheid<br />

van ons eigen gedrag af! Hoe veel meer is zy<br />

niet in onze magt , dan alle uüerlyke goederen<br />

en voordeelen, waarnaar men met zo veel yver<br />

ftreeft, en die men nogthans zo zelden verkrygt!<br />

Eene niet minder ryke bron van vermaak


QO BESCHOUWING DER BRONNEN<br />

en der maan, elk jaargetyde, die de geur der<br />

lente, de pracht des zomers, de overvloed van<br />

den herfst, en de grooter rust van den winter in<br />

gevoelige zielen verwekt, en zich dan tot God,<br />

den Schepper, den Beftuurer, den Vader der<br />

waereld verheft, en opmerkt, hoe hy alomme<br />

met zo milde handen leven en kracht, weldaa-<br />

den en geneugten van duizenderlei foort over<br />

zyne fchepfelen uitftort: welke bronnen van ver­<br />

maak worden 'er dan niet allerwege voor hem<br />

geopend! Met hoe veel meer opgeruimdheid en<br />

weltevredenheid moet hy niet den levensweg ver­<br />

volgen, hoe veel meer aangenaame denkbeelden<br />

en gewaarwordingen moeten zich niet voor hem<br />

aanbieden en als opdringen, dan dat hy, dit alles<br />

niet achtende, niet opmerkende , als met geflote-<br />

ne oogen en een verfteend hart tusfchen alle ryk-<br />

dommenen bekoorlykheden der natuur doorwan­<br />

delde, en de fpooren der weldaadige tegenwoor­<br />

digheid van haaren Werkmeester niet erkend een<br />

niet eerbiedigde! Neen, myne geliefde Vrien­<br />

den! wilt gy fmaaken en zien, hoe goed de<br />

Heer zy, dan moetgy omtrent zyn werk, de na­<br />

tuur, volflxekt niet onverfchillig, dan moet der-<br />

zelver menigvuldige, opmerkzaame befchouwing<br />

en derzelve Jlille genieting eene van de voor­<br />

naam-


VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 01<br />

naamfte bronnen zyn, Waaruit gy gelukzaligheid<br />

fchept. Deeze bron Haat zo wel voor den ar­<br />

men als voor den ryken, zo wel voor den gerin­<br />

gen als voor den aanzienlyken open, en ver­<br />

kwikt en verheugt iedereen, die verkwikking en<br />

vreugde by haar zoekt.<br />

Voegt daarby eene zesde bron van menfchelyk<br />

geluk, en ik bedoel de menigvuldige aangenaam­<br />

heden en geneugten van het gezellige leven. Ee­<br />

ne bron van vermaak, die voor geenen rnensch<br />

gantfchelyk geflooten is, en die voor ons, die<br />

eenen hooger trap van befchaafdheid bereikt<br />

hebben en in den middenftand leeven, meer dan<br />

voor veele anderen openftaat, indien wy anders<br />

waare gezelligheid kennen , en voor haare edele<br />

geneugten vatbaar zyn. Ja, myne aandachtige<br />

Toehoorers! als wy de gezelfchappen onzer<br />

broederen met eenen geest, die daartoe voorge-<br />

fchikt is, dat wil zeggen, met een gezellig, met<br />

een onbaatzuchtig, goedwillig, liefderyk hart,<br />

met een hart bezoeken, dat aan al het fchoone<br />

en goede deel neemt, wat anderen bezitten,<br />

doen en genieten, met een hart, dat zich gaar­<br />

ne verheugt met de blymoedigen en weent met<br />

de weenenden; indien wy daar komen met oo­<br />

gen , die liever op het goede dan op het kwaa-<br />

de,


0* BESCHOUWING DER BRONNEN<br />

de, liever op de uitmuntendheden dan op de ge-<br />

breken onzer medemenfchen letten, en liever by<br />

de eerfte dan by de Idatfte dildaan; indien wy<br />

in onze verkeering met anderen befcheiden ,<br />

voorzigfig, infchiklyk, dienstvaardig zyn, dat<br />

geene, 't welk wy tot het vermaak der farnert-<br />

Jeeving kunnen toebrengen, 'er gewillig en bly-<br />

moedigaan toebrengen, en dat geene, 't welk<br />

zy ons daarentegen ter vergelding aanbiedt,<br />

dankbaarlyk aanneemen en gebruiken: wat al<br />

bronnen van aangenaame denkbeelden en ge­<br />

waarwordingen ontmoeten wy daar niet! Hoe<br />

veel fchoons en goeds kunnen wy daar niet zien ,<br />

hooren, ondervinden, genieten, geeven en ont­<br />

vangen ! Welk een bekoorlyk fchouwfpel is niet<br />

voor den menfchen vriend de verfcheidenheid der<br />

vermogens, der gaaven, der bekwaamheden,<br />

der uitmuntendheden, der uitdrukkingen van<br />

vreugde en genoegen, die hy onder zyne broe­<br />

deren gewaar wordt! Welke vrolyke vooruitzig-<br />

ten opent hem dit niet ten opzigt van hunne toe­<br />

komende verordening en ftaat! Wat doet het<br />

hem niet al van zulke fchepfelen hoopen en ver­<br />

wachten! Hoe helder draaien hem niet dikwyls<br />

de trekken van het evenbeeld der Godheid, de<br />

blyken hunner verhevener afkomst, die grond-<br />

he?


VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 93<br />

fcegtnftfls hunner toekomende grootheid in de<br />

oogen! En welk eenen wellust moet niet dit al­<br />

les aan zyn edel, menschlievend hart verfchaffcn!<br />

En dan nog, myne aandachtige Toehoorers !<br />

het genoegen des huisfdyken levens gelyk ook de<br />

zegen der vriendfehap, welke bronnen van ver­<br />

maak en genoegen ontfluken die niet voor den<br />

rnensch, die ze weet op prys te Hellen en te ge­<br />

bruiken! Welk eene rust, welk eene vryheid,<br />

welk eene aangenaame verkwikking van den last<br />

en de hitte des dags, welk eene belooning voor<br />

den moeilykften arbeid en bezigheden, welk een<br />

menigvuldig, zuiver genot der natuur , der on-<br />

fchuld, der waarheid, wacht niet op hem in den<br />

naauwer kring der zynen, die hy liefheeft, en<br />

van welken hy bemind wordt! Hoe kan daar<br />

zyn hart zich ontiluiten, uitbreiden, mededee-<br />

len, en zich aan elk aangenaam denkbeeld en<br />

gewaarwording, aan ieder edel gevoel van zyne<br />

waardigheid, van zyne deugd, van zyne vorde­<br />

ring in het goede, van zynen getrouw volbrag-<br />

ten pligt, van zyne welvolvoerde taak overgee-<br />

ven! Hoe veel vermaak en genoegen kan hy daar<br />

niet geeven en ontvangen! En hoe veellicht^<br />

hoe veel troost, hoe veel aanmoediging en ge-<br />

tttstftelling vindt hy niet in het genot der vriend­<br />

fehap !


94- BESCHOUWING DER. BRONNEN<br />

fchap! Wat al bezwaarnisfen verligt, wat a!<br />

fmerten verzacht, wat al zorgen en bekommernisfen<br />

verzwakt zy niet! En hoe zeer veredelt<br />

en vermenigvuldigt zy niet alle zyne voordeden<br />

en geneugten! Hoe dikwerf vergoedt niet het<br />

geluk des huisfelyken levens en het genoegen<br />

dervriendfchap het gemis aan alle uiterlyke goederen<br />

overvloediglyk, en maakt den armen en<br />

geringen tot een voorwerp van benyding in de<br />

oogen van den ryken en grooten, die dit geluk<br />

niet kent! En is het niet grootdeels onze eigene<br />

fchuld, dat wy het niet kennen, niet bezitten,<br />

niet genieten, en in het genot daarvan niet<br />

zalig zyn? Kan het den wyzen, den deugdzaamen,<br />

den Christen, die in de daad en in waarheid<br />

een Christen is, wel ooit geheellyk ontftaan?<br />

Draagt hy niet fïeeds de uitneemendfte<br />

vatbaarheden, de grootftegevoeligheid, deovervloedigiïe<br />

ftof daartoe in zich om, en kan 'them<br />

zwaar vallen, de hinderpaalen, die hem belemmeren<br />

, allengskens te boven te komen, en door<br />

zyne zachtmoedige, liefderyke, edele gezindheden<br />

en daaden alles te overwinnen, wat met de<br />

genieting van dat geluk ftrydt?<br />

Daarenboven vertoont zich aan ons, by de<br />

Bafpooring der bronnen van het menfchelyke géluk,


VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 9f><br />

luk, eene der zuiverden en rykflen, ik bedoel<br />

het vermaak der godsdienflige overdenking en<br />

het vooruitzigt op eene eeuwige duurzaamheid en<br />

eeuwige gelukzaligheid. Welk gemis aan uiter­<br />

lyke goederenen voorrechten, welk verlies daar­<br />

van kunnen deeze niet vergoeden ! Welk genot<br />

van het goede verzoeten en verhoogen, welk<br />

gevoel van het kwaade, welk een last des lydens<br />

verzwakken en verligten zy niet! Ja, als ik my<br />

in den geest tot God verhef; als ik alles in zy­<br />

ne af hangklykheid van hem, in zyn verband tót<br />

hem, alles als het werk, als eene regeling, als<br />

eene fchikking zyner handen, als een middel tot<br />

de grootst mogelyke volmaaktheid befchouwe;<br />

als ik de innerlyke, zalige betrekkingen overden-<br />

ke, in welke ik my tot den Almagtigen, Alwy-<br />

zen en Algoeden bevind; als ik dus erken en be-<br />

fef, dat ik zyn fchepfel, zyn onderdaan, zyn<br />

kind, dat ik met de engelen vermaagfchapt en<br />

van goddelyk genacht ben; als ik voor hem, als<br />

voor mynen Vader, die enkel liefde en goed­<br />

heid is, myn geheel hart uitflorte, myn gantsch<br />

lot en het gantfche lot van alle myne broederen<br />

aan hem overlaace, en my in zynen wil, in zy­<br />

ne voorzienigheid, in zyne beloften gerustflelle;<br />

als ik my voor hem over myne onfterflykheid,


£0* BESCHOUWING DER BRONNEN<br />

-als ik my in. de hoop verblyde, van hem, den<br />

Oaeindigen , den Allervolmaaktften , meer en<br />

meer te naderen, en eeuwig in kennis, in deugd,<br />

in gelukzaligheid te zullen toeneemen: hoe groot,<br />

hoe zalig gevoel ik dan my zeiven niet! Welk<br />

een zuiver, verheven genoegen doordroomt dan<br />

niet myn hart! Welk een overwigt krygen dan<br />

niet myne aangenaame denkbeelden en gewaar­<br />

wordingen op de onaangenaame! Van hoe ge­<br />

ring een belang worden dan niet de Iaatfte in<br />

•vergelyking van de eerfte in myne oogen 1 En<br />

wie belet u, menfchen! Christenen! wie belet<br />

u, om dagelyks uit deeze bron vermaak en ge­<br />

noegen in vollen overvloed, te fcheppen?<br />

Neen, aan bronnen van gelukzaligheid ont­<br />

breekt het u niet, myne geliefde Vrienden! dit<br />

bevvyst deeze oppervlakkige befchouwing van<br />

dezelven. Zy ftaan voor u allen open. Geene<br />

menfchejyke magt kan ze, tegen uwen wil, voor<br />

u fluiten. Zy noodigen u allen ter haarer genie­<br />

ting. Zy bieden u allen laafenis, verkwikking<br />

vermaak en genoegen aan, den armen zo wel<br />

als den ryken, den geringen zo wel als denaan-<br />

zienlykén, den ongeletterden zo wel als den ge­<br />

leerden. Zy zyn even zo weldaadig als onfeha-<br />

delyk, even zo zuiver als ryk. De een kan zon­<br />

der


VAN HET MENSCHÊLVKÈ GEL'ÜK»


5>8 BESCHOUWING DER BRONNEN ENZ.<br />

hec geleide van deeze gidfen, de bronnen der<br />

gelukzaligheid , die uwe goedertieren hemelfche<br />

Vader voor u geopend en u aangebooden<br />

heeft; gebruikt ze met zorgvuldigheid en getrouwheid;<br />

[maakt en ziet in haar genot, dat<br />

de Heer goed is; en verheerlykt hem, uwen opperden<br />

Weldoener, dooreen dankbaar, vergenoegd,<br />

blymoedig genot zyner weldaaden, die<br />

niet minder menigvuldig dan groot zyn. Amen,<br />

VYF-


FT F D E LEERREDE.<br />

DE GENEUGTEN DER DEUGD»<br />

Tekst:<br />

SPREUKEN VAN SAJ.OMON. Hoofdfl:, III. vs. 17.<br />

. laare wegen zyn wegen der liefiykheid, en alle haare pa-<br />

itH vrede. - .<br />

G 2


o Cjod , opperfte , onbepaaldfte Regeerer<br />

aller menfchen, aller waerelden! u gehoorzaa-<br />

men is louter zaligheid. De wegen, die gy<br />

ons als redglyke, zedelyke fchepfelen, beveelt<br />

te gaan, zyn lieflyke, aangenaame wegen; al­<br />

le paden, die gy ons aanwyst, zyn vrede, lei­<br />

den allen tot de gelukzaligheid. Als gy ge­<br />

hoorzaamheid en getrouwheid van ons eischt,<br />

eischt gy ze van ons, omdat wy buiten dezel­<br />

ve niet gerust, niet vergenoegd zyn, en zo<br />

veele waare, edele geneugten, zo veel zuiver<br />

vermaak niet genieten, of Hechts in eene zeer<br />

geringe maate zouden kunnen genieten. Ja,<br />

dit zien wy in de bedaardite, beste oogenblik-<br />

ken onzes redelyken levens ten klaarften, en<br />

dit roepen ons dan de reden en het gewee-<br />

ten, de natuur en de Heilige Schrift met eene<br />

luide zeer verftaanbaare ftemme toe. ö Mog­<br />

ten wy dit ook dan niet vergeeten, ook dan<br />

erkennqu en gelooven, wanneer 'er ongeregel­<br />

de driften in ons ontwaaken, wanneer verzoe­<br />

kingen en gevaaren en kwaade voorbeelden ons<br />

omringen, wanneer wy ons in het gewoel der<br />

tydelyke bezigheden en verftrooijingen des le-<br />

G 3. vens.


Ï02 BE GENEUGTEN DER DEUGD,<br />

vens bevinden, ö Moge ook dan de deugd onze<br />

gezellinne en leidsvrouw, onze raadgeeffter<br />

en bêlchermfïer zyn! Hoe veilig zouden wy<br />

dan niet wandelen! Hoe wel te vreden en zalig<br />

dan niet zyn ! Thans zyn wy in ftillen vre?<br />

de ter deezer plaats, die aan de overdenkingen<br />

over de gewigtigfte onderwerpen geheiligd<br />

is, voor uw aangezigt vergaderd, om ons<br />

die eeuwige waarheden te herinneren, en dezelve<br />

diep in ons verftand en in ons hart te<br />

drukken, ö Laat toch onze overdenkingen<br />

daarover gezegend zyn! Leer gy zelf ons de<br />

deugd houdan voor Y geen zy is, geef, dat<br />

zy zich in haare bekoorende gedaante, vergezeld<br />

van de vermaaken en geneugten, die haar<br />

eigen zvn, aan ons vertoone, opdat wy allen<br />

h?ar meer en meer leeren eerbiedigen en<br />

liefhebben, en haare voorfchrifcen fteeds zorgvuldiger<br />

opvolgen. Wy bidden u hierom al§<br />

dienaars van uwen Zoon, Jefus Christus, dat<br />

volmaakte voorbeeld en dien grooten bevorderaar<br />

der deugd, en roepen u verder in zynen<br />

naam aan: Onze Vader enz.<br />

0,n-


DE GENEUGTEN DER DEUGD. I©3<br />

Onder alle dwaalingen, die de mensch ten<br />

opzigt van zedelyke zaaken, voeden kan en<br />

werkelyk voedt, is misfchien geene nadeeliger,<br />

dan dat hy in den waan is, dat de deugd<br />

wel in de toekomende waereld vreugde en be-<br />

Joonitig te wachten heeft, maar in het tegenwoordige<br />

leven haaren dienaaren en vrienden<br />

weinig genoegen verfchaft. Wien is het onbekend,<br />

hoe veel levendiger ons het tegenwoordige<br />

aandoet dan het toekomende, en hoe<br />

ten uitertïen bezwaarelyk het den meesten menfchen<br />

vak, om met terzydeftelling van het<br />

eerfte eeniglyk voor het laatfte te zorgen ?<br />

Thans te lyden, om zich namaals eens te verheugen<br />

; thans zichzelven te bedwingen en geweld<br />

aan te doen, om na eenen langen, onbepaalden<br />

tyd des te vryer en gelukkiger te<br />

leeven; thans veele dingen, die men voor lief<br />

en waardig houdt, op te offeren en vaarwel<br />

te zeggen, om ze namaals dubbel- en veelvouwdig<br />

weder te verkrygen; door de hoop<br />

eener toekomende genieting zich thans in de<br />

ingetoogenheid te oefenen, en vrywillig gemis<br />

G 4 en


104 DE GENEUGTEN DER DEUGD.<br />

en fmerten te verdraagen, om eenmaal eenesi<br />

des te grooter overvloed van goederen en geneugten<br />

te genieten: dit zyn alle zaaken, die<br />

den zinnelyken rnensch niet behaagen, en die<br />

flechts op de zulken werken kunnen , wier<br />

geest door nadenken verfterkt is, wier reden<br />

reeds eenige heerfchappy over de zinnelykheid<br />

verkreegen heefc. Hebben wy 'er ons dan wel<br />

over te verwonderen, dat de deugd by zo veele<br />

menfchen in een kwaaden naam ftaat, en<br />

op zyn best flechts eerbied, maar geene liefde<br />

in hun verwekt, daar zy haaren dienst als<br />

geftreng en ftraf, en de volbrenging haarer<br />

geboden als lastig aanmerken , daar zy zich<br />

diets maaken, dat zy veel eer opoffering en<br />

verloochening van genoegen vordert, dan eenig<br />

genot daarvan verfchaft? Zullen zy de deugd<br />

leeren beminnen, zy moeten dezelve in een<br />

ander licht leeren befchouwen, en beoordeelen.<br />

Zy moet het voorkomen der wyslle, zachtrnoedigfte<br />

beftuurfter, der getrouwfte vriendin,<br />

der rykfte bron van menfchelyk genoegen in<br />

hunne oogen verkrygen. En zulks is zy iii<br />

de daad, myne geliefde Vrienden! Hieraan laaten<br />

ons de reden en de Heilige Schrift, onze<br />

eigene ondervinding en de ondervinding van<br />

an-


DE GENEUGTEN DER DEUGD. I05<br />

anderen niet twyfelen. De wegen der wysheid,<br />

zege onze tekst, of, 't welk hetzelfde is, de<br />

wegen der deugd, zyn wegen der lieflykheid,<br />

lieflyke wegen, en alle haare paden vrede,<br />

gelukzaligheid, ó Dat het my gelukken mog-<br />

te, myne aandachtige Toehoorers! die fchade-<br />

lyke dwaaling uitterooijen, en u van derzel-<br />

ver tegenovergeuelde waarheid te ovenuigen,<br />

naamelyk u te overtuigen, dat deugd en genoe­<br />

gen door de naauwfte banden met eikanderen ver-<br />

eenigd zyn ! Myn oogmerk is, u de menigvuldi­<br />

ge geneugten van een deugdzaam en godzalig le­<br />

ven voor oogen te /lellen :<br />

In de eerfte plaats zal ik, deeze geneugten op­<br />

tellen en befchryven; en<br />

Daarna eenige aanmerkingen ter verdediging<br />

myner ftelling voordraagen.<br />

Genot der onfchuld ; gevoel van orde en<br />

waarheid; weltevredenheid met zichzelven; eene<br />

blymoediger en vryer verkeering met anderen;<br />

geruster en vertrouwelyker denken aan God; de<br />

vreugde der weldaadigheid en algemeene nut­<br />

tigheid; de zaligheid der liefde tot God en<br />

der menschlievendheid ; de heerelykfte voor-<br />

uitzigten in het toekomende: dit alles zyn ge­<br />

neugten, die de deugd ons verfchaft, en die<br />

G 5 haax


ICf> DE GENEUGTEN DER DEUGD»<br />

haar gedeeltelyk alleen , gedeeltelyk by uit*<br />

neemendheid eigen zyn. Laaten wy dezelve<br />

ftuk voor ftuk befchouwen en waardeeren.<br />

Eerst derhalven genot der onfchuld. Dit<br />

is een genoegen, 't welk de deugd byzonder<br />

eigen is ; 't welk geen fnood rnensch , hoe<br />

fchitterend zyn lot ook zy, kent en {maakt.<br />

En hoe groot, hoe zuiver is niet dit genoe­<br />

gen! Zich geenerlei kwaad oogmerk, geener­<br />

lei moedwillige, kwaade daad bewust te zyn;<br />

van geenen ongeregelden, laagen hartstogt ge­<br />

boeid , van geenen hevigen , zinnelyken lust<br />

geflingerd, van geene verwytingen gepynigd,<br />

van geene vrees voor verdiende ftraffen ge­<br />

kweld; zo min van ydele verwachtingen als<br />

van noodelooze bekommeringen misleid te wor­<br />

den : maar een goed, onbevlekt geweeten voor<br />

God en de menfchen te hebben, zichzelven<br />

het getuigenis der braafheid en oprechtheid te<br />

durven geeven; zich vry te gevoelen en syne<br />

vryheid te handhaaven; te weeten, dat men<br />

uit de duisternis tot het licht, uit den dood<br />

in 't leven gekomen, dat men verbeterd en<br />

vernieuwd is geworden naar het beeld van<br />

God, dat men eeniglyk het goede liefheeft en<br />

zoekt, zynen pligt gaarne vervult, het wel-<br />

zyn


DE GENEUGTEN DER DEUGD. IQ/<br />

zyn van anderen gaarne bevordert , en zich<br />

altoos bevlytigt, om te zyn en te doen. 't<br />

geen men volgens den wil van God bt hoort<br />

te zyn en te doen; in 't kort op den weg te<br />

wandelen, die ons van God zei ven weH aangeweezen<br />

en van wiens rechtheid en gelukkigen<br />

uitgang men verzekerd is: welk eene ge?<br />

rustheid, welke aangenaame gewaarwordingen,<br />

welk eene zalige zelfgenietmg moet dit niet<br />

den rnensch verfchaffen.' Wat al redenen heeft<br />

hy dan niet om zich over zyn aanweezen, zyn<br />

leven, zyne bekwaamheden en vermogens, zyn<br />

gedrag en zyne verordening te verheugen! Hoe<br />

veel blymoediger en geruster kan hy niet op<br />

zynen weg voortgaan, en al het fchoone en<br />

goede, 't welk hy ziet en 't welk hem ontmoet<br />

, genieten , dan wanneer hy zichzelven<br />

befchuldigen en veroordeelen moest; dan zo<br />

wanneer hy onder het harde, tyrannige gebied<br />

der zonde en ondeugd zuchtte; dan wanneer<br />

hy, niettegenftaande al den luister en glans, die<br />

hem omringde, een misdaadiger , een Haaf,<br />

een fchepfel ware, dat zyne waardigheid met.<br />

voeten getreeden had, en ryp voor de ftraf<br />

was geworden !<br />

Een ander genoegen, dat de deugd den<br />

rnensch


T08 DE GENEUGTEN DER. DEUGD.<br />

mensch verfchaft, is het gezigt en het befef der<br />

waarheid en der goede ordedie in zyn ver/tand,,<br />

in zyn hart, in zyn geheel karakter, in alle doe­<br />

len van zyn inwendig en uitwendig gedrag heer-<br />

fchen, en zynen geest zo wel als zyn leven zekere<br />

waardigheid en fchoonheid byzetien, die men niet<br />

zonder welgevallen bemerken en befchouwen<br />

kan. Terwyl de ondeugd louter tegenftrydig-<br />

heid en wanorde vertoont , en den mensch<br />

ontfiert en vernedert: brengt de deugd louter<br />

orde en overeenftemming voort, en veredelt<br />

en verfraait alles, wat de mensch is en doet.<br />

Terwyl de flaaf der eerfte het nooit recht met<br />

zichzelven eens is, en nu eens door laage be­<br />

geerten, dan eens door het geval, dan weder<br />

door de hartstogten van andere menfchen uit<br />

zyn ftand gerukt, van zyn oogmerk verwy-<br />

derd, en als een kaatsbal heên en weêr ge-<br />

dreeven wordt: heeft de vriend der deugd eene<br />

denkwys, en een karakter, die zichzelve fteeds<br />

gelyk blyven; hy heeft vaste beginfels, naar<br />

welke hy beftendiglyk handelt, zekere, bepaal­<br />

de oogmerken, die hy onafgebrooken volgt,<br />

en dus komt hy zyn doel, het doel der Chris-<br />

telyke volmaaktheid fteeds nader. Gedachten,<br />

aandoeningen, begeerten, en neigingen, woor-<br />

des,


BS GENEUGTEN DER DEUGD. ÏO


tlCS DE GENEUGTEN DER DEUGD,<br />

fustheid, welk een zuiver genoegen moet ddk<br />

dit den mensch verfchaff.n ! Zekerlyk veel meer<br />

genoegen, dan het gezigt eener fraaije, edele<br />

gedaante , of het gevoel der gezondheid en<br />

Merkte des ligchaams.<br />

Aan dit genoegen is een derde onaffcheidelyk<br />

Verbonden , naamelyk de weltevredenheid met<br />

zichzelven.. Ten uiterften zeldzaam kent en geniet<br />

de ondeugende dit genoegen. Zelden is hy<br />

geheellyk, 't geen hy zou willen zyn; zelden<br />

heeft en doet hy, 'tgeeh hy zou wenfehen te<br />

hebben en te doen; zelden kan hy zyne eigene<br />

bedoelingen en onderneemingen ten vollen billyken;<br />

zelden kan hy zonder ongerustheid en<br />

zonder verwytingen op zyn voorgaand gadrag te<br />

rug zien, of den tegenwoordigen ftaat van zyri<br />

gemoed befchouwen. Maar dit kan, dit durft<br />

de deugdzaame doen, en dit kan hy nooit zonder<br />

innerlyk genoegen doen. Zonder ftraf basten<br />

trots, onder het levendigfte befef van zyne<br />

natuurelyke zwakheid en Van zyne volftrekte afhangklykheid<br />

van God, kan hy echter gerust<br />

tegen zichzelven zeggen: ik ben, 't geen God<br />

wil, dat ik zyn zal; ik doe , 't geen God wil,<br />

dat ik doen zal; ik bekleed met roem den pose<br />

dien hy my aangeweezen; ik wandel op den<br />

weg j


DK GENEUGTEN DER DEUGD. l i j<br />

Weg, dien hy my voorgefchreeven, ik volbreng<br />

de taak, die hy my heeft opgelegd. Ik word<br />

allengskens dat, 't welk ik hier op aarde behoor<br />

te worden. De bekwaamheden en vermogens<br />

van mynen geest ontwikkelen zich en worden<br />

geoefend; myne neigingen zyn tot louter goe*<br />

de, tot dè beste' dingen uitgeftrekt; de volbrenging<br />

myner pligten valt my van tyd tot tyd ligter<br />

en aangenaamer, de verzoekingen ten kwaade<br />

verliezen ten mynen opzigt, allengs haare<br />

kracht, de uiterlyke dingen, hoe fchitterende<br />

en luisterryk ook, betooveren en boeijen my<br />

hoe langer hoe minder; de veranderingen, de<br />

afwisfelïngen, die in mynen uiterlyken toeftand<br />

en rondom my plaats hebben, verbysteren, bedwelmen<br />

, verfchrikken my hoe langer hoe minder;<br />

myn geest verheft zich hoe langer hoe meer<br />

boven het zigtbaare en tegenwoordige, en verheugt<br />

zich hoe langer hoe vuuriger over zynen<br />

verhevenen oorfprong en zyne verhevene verordening,<br />

over zyne gemeenfchap met God en<br />

met de onzienelyke dingen. Neen, ik verwyder<br />

my niet van de volmaaktheid, waartoe ik<br />

als mensch en als Christen geroepen ben; ik<br />

verlies het doel, dat my voorgefteld is, niet uit<br />

het gezigt; het ftraalt my fteeds helderer in de<br />

regen;


112 DE GENEUGTEN DER DEUGD*<br />

oogen,- en ik bemerk, ik zie, dat ik het zelve<br />

alieugskens. nader kom. En hoe weltevreden<br />

met zichzelven en met zynen ftaat moet dit niec<br />

den deugdzaamen doen worden, hoe onaanziene-<br />

lyk zyne uiterlyke omftandigheden,enhoeramp-<br />

fpoedig zyne lotgevallen ook zyn mogten! En<br />

welk genoegen toch is zuiverer en duurzaamer,<br />

welk verfpreidt een zagter licht over het ganc-<br />

fche leven, over alle paden van den mensch,<br />

dan deeze weltevredenheid met zichzelven!<br />

Maar, indien deeze den mensch bezielt en ge­<br />

lukkig maakt, myne aandachtige Toehoorers!<br />

geniet hy ook, ten vierden, eene vrye en aan*<br />

genaame verkeering met zyne medemenfehen.<br />

En ook dit genoegen verfchaft hem de deugd,<br />

zo al niet eeniglyk en by wyze van uitfluiting,<br />

althans tot eenen uitneemenden trap. Den<br />

deugdzaamen vergezellen geen nyd en afgunst,<br />

geen hoogmoed en laatdunkendheid, geene kwaa-<br />

de oogmerken en aanflagen, geene geheime ver-<br />

wytingen en bekommeringen; neen, hem ver­<br />

gezellen goedwilligheid en liefde, welgevallen<br />

in alles, en verheuging over alles, wat fchoon<br />

en goed is; hem vergezellen een gerust hart,<br />

èen goed geweeten, een befcheiden vertrouwen<br />

in de famenleeving mee zyne broederen. Hy<br />

komt


BE GENEUGTEN DER DEUGD» lig<br />

komt nocrYtot menfcherf, die hy beledigd, géhoond,<br />

benadeeld heeft, of dien hy fchade zoekt<br />

toetebrengen, of voor wier misnoegen en wraak<br />

hy te vreezen heeft; noch tot zodanigen, te*<br />

gen welken hy in zyn hart haat en vyandfchap<br />

voedt, met welken hy zich volftrekt niet verdraagen<br />

kan, of welken hy niet genegen is t®<br />

vergeeven, te helpen, wel te doen, Hy heeft<br />

in de verkeering met anderen befchaaming noch<br />

verwytingen te vreezen; behoeft, zichzelven geenen<br />

lastigen dwang aan te doen, zich en zyne<br />

gevoelens en oogmerken niet angstvalliglyk te<br />

vermommen en te verbergen, en niet nu onder<br />

dit, dan onder een ander kleed, befcherming en<br />

achting af te bedelen. Hy kan zich zonder gevaar<br />

venoonen, zo als hy is, fpreeken, gelyk<br />

hy denkt, handelen, gelyk met zyn karakter<br />

overeenltemt; en de bewustheid van zyne braafheid,<br />

de innerlyke overtuiging van zyne waardigheid<br />

beneemt zelfs de onbillykfle berisping<br />

en de onverdiende kleinachting, die hem ooit<br />

zou kunnen treffen, haare voornaamfte kracht,<br />

Hoe minder aanfpraak hy op uiterlyke voorrechten,<br />

op byzondere eerbeWyzingen maakt; hoe<br />

meer hy der waarheid boven den fchyn, het nacuurelyke<br />

boven het ontleende, het wezenlyke<br />

VIII. STU K O H J ) 0,


$14 DE GENEUGTEN DER DEUGDi<br />

boven het toevallige de voorkeur geeft: aan des<br />

te minder kwellingen en verdrietlykheden is hy<br />

in het gezellige leven onderworpen: des te geruster<br />

en volkomener geniet hy deszelfs. aangenaamheden.<br />

Hoe onbaatzuchtiger en onpartydiger<br />

hy al het fchoone en goede, wat anderen<br />

hebben en doen, befchouwt: des te meerder<br />

vermaak en des te zuiverer vermaak verfchaft<br />

hem het gezigt daarvan; des te grooter is altoos<br />

het overwigt der gewaarwordingen van genoegen<br />

en vreugde boven de gewaarwordingen van<br />

misnoegen en ontevredenheid in zyn hart. Maar<br />

wie dit genoegen, van vry en blymoedig met<br />

zyne broederen te verkeeren, ooit heeft genooten,<br />

moet het niet voor groot, voor begeerenswaardig<br />

erkennen? En wie geniet het zo zuiver,<br />

zo volkomenlyk, als de deugdzaame?<br />

Nog grooter, nog verhevener genoegen verfchaft<br />

, ten vyfden, den deugdzaamen de .gedachte<br />

aan God en de verkeering met God. Gerust<br />

en vettrouwelyk kan hy aan God, het eerfte,<br />

het grootfte, het volmaaktfte aller wezens, denken<br />

; met kinderlyke vrymoedigheid kan hy met .<br />

hem, als met zynen Vader, omgaan, hem aanbidden,<br />

zyn vertrouwen op hem vestigen, en<br />

zich met zynen eerdienst bezig houden. Terwyl


DE GENEUGTEN DER DEUGD. II5<br />

wyl de ondeugende de gedachte aan God van<br />

zich tracht te verwyderen en in zyne ziel te verdonkeren<br />

, omdat hy voor den Almachtigen en<br />

Rechtvaardigen, als voor den Rechter zyner<br />

fnoode bedryven en aanflagen, fidderen moet.<br />

is deeze gedachte den deugdzaamen altoos welkom,<br />

altoos gerustdellend en troostryk; verfpreidt<br />

dezelve louter vrolykheid en vreugde<br />

over alles, wat hy ziet en hoort, wat hy denkt<br />

en doet. Naardien hy den wil van God als zyne<br />

opperde wet eerbiedigt: naardien hy met<br />

een oprecht hart voor God wandelt en vroom<br />

is; behoeft hy niet voor zyn ongenoegen en<br />

voor zyne ftraffen te vreezen. Hem verftrekc<br />

het tot aanmoediging en belooning tevens, dat<br />

hy den Alweetenden en Alomtegenwoordige»<br />

tot Getuige en Rechfer van zyn gedrag heeft;<br />

en zelfs, als hy dwaalt en druikelt, verbysterc<br />

hem dit denkbeeld niet, want hy weet, hoe<br />

rechtvaardig, hoe billyk, hoe tocgeevend her.<br />

oordeel des Algoeden is, en hoe naauwkeurig<br />

alle zyne eisfehen met onze krachten en omdandigheden<br />

overeenkomen. Zo zeker als 'er een<br />

God is, dit mag hy gérustlyk tegen zichzelven<br />

zeggen, zo zeker als 'er een God, een opperde<br />

Opziener en Regeerer der zedelyke fchep-


HÓ DE GENEUGTEN DER DEUGD."<br />

felen, der menfchen is i zo zeker mag ik my op*<br />

zyn welbehaagen en zyne goedkeuring verhaten;<br />

want hy kent myn hart, hy weet, dat ik<br />

het oprecht meen, dat ik waarheid en deugd<br />

boven alles liefheb, dat, behoudens alle myne<br />

misflagen en zwakheden , 'er nogthans geene<br />

zonde, geene ondeugd over my heerscht, dat<br />

ik meer naar geestelyke, duurzaame volmaaktheid,<br />

dan naar eenige uiterlyke uitmuntendheid<br />

ftreef, en dat ik het geluk, van hem, mynen<br />

Schepper en Vader, te kennen, te beminnen,<br />

hem te gehoorzaamen, en hem door wysheid<br />

en deugd meer en meer gelyk te worden, boven<br />

alle andere voordeden verkies. En hem is de<br />

oprechtheid aangenaam; by hem wordt braafheid<br />

op den hoogften prys gdleld. En hoe<br />

zeer moet niet deeze overtuiging den deugdzaamen<br />

gerustftellen! Welk eenen moed, welkeen<br />

vertrouwen moet zy hem niet in gevallen, waarin<br />

anderen iidderen en beeven, inboezemen i<br />

Met welk eenen zuiveren wellust moet zy niet.<br />

dikwyls zyn hart doorftroomen! Voor hoe veel<br />

bekommeringen en zorgen hem beveiligen! Hoe<br />

zeer hem elk ander genoegen vergrooten en<br />

veredelen!<br />

Eene zesde bron van genoegen, welke de<br />

deugd


DE GENEUGTEN DER DEUGD. II7<br />

deugd voor den mensch ontfluit, en die voor<br />

haare vrienden veel overvloediger dan voor anderen<br />

vloeic is het genoegen der weldaadigheid<br />

en der algemeene nuttigheid. Terwyl vuige eigenbaat<br />

het hart van den ondeugenden vernaauwt,<br />

en hem eiken dienst, dien hy anderen bewyst,<br />

als een last, en elke weldaad, die hy hun doet,<br />

als een verlies doet aanmerken; terwyl hy alles<br />

flechts in zo verre hoogfchat en liefheeft, als<br />

het hemzelven voordeel of zinnelyk vermaak verfchafc:<br />

verwydt en veredelt de deugd"het hart<br />

van den geenen, dien zy bezielt, en maakt hem<br />

eiken dienst, dien hy zynen broederen bewyst,<br />

ligt; en elke weldaad, die hy hun doet, tot<br />

gewin. Hy kent en eerbiedigt zyne verordening;<br />

weet, dat hy niet eeniglyk voor zichzelven,<br />

maar ook voor anderen leeven en werken, niet<br />

eeniglyk voor zyn eigen, maar ook voor het algemeene<br />

welzyn zorgen en arbeiden moet; en<br />

hoe meer goeds hy in zynen kring en naar zyne<br />

betrekkingen doen en bevorderen, hoe meer hy<br />

ter vermindering der menfchelyke ellende en ter<br />

vermeerdering der menfchelyke gelukzaligheid<br />

toebrengen kan; des te hartelyker verheugt hy<br />

zich over zyne verordening en de vermogens en<br />

middelen, die de Voorzienigheid hem, ter heil<br />

3 rel-


Ji8 DÉ GENEUGTEN DER. DEUGD.<br />

reiking daarvan, fchenkr. En hoe menigmaal p<br />

op hoe veelerhande wyze, in welk eene groote<br />

maate kan hy niet deeze edele, godlyke vreug­<br />

de genieten! Hoe veel goeds en hoe veele<br />

foorren van goed kan niet de deugdzaame als<br />

mensch , als burger, als huisvader, als vriend ,<br />

als aanbidder van God, ftichten, veroorzaaken ,<br />

bevorderen! Hoe veel licht, hoe veel leven,<br />

hoe veel troost, hoe veel weltevredenheid rond­<br />

om zich verfpreiden! Hoe veel nuttigen invloed<br />

op anderen hebben! Z ne kundigheden, zyne<br />

gevoelens , zjm voorbeeld, zyne hulp, zyne<br />

voorzorg, zyne deelneeming in het lyden en de<br />

vreugde van anderen, zyne onvermoeide werk­<br />

zaamheid in het goede: wat kunnen en moeten<br />

die niet op eene middelyke en onmiddelyke, op<br />

eene zigtbaare en onzigtbaare wyze. op anderen<br />

en in anderen, nu en in 't toekomende uitwer­<br />

ken ! Wat al goede, edele zaaden ftrooit hy<br />

niet alomme uit, en wie kan de vruchten bere­<br />

kenen , die daaruit vroeg of laat zullen voortko­<br />

men ! En daar hy dit alles niet op eene gedwon-<br />

gene wyze, niet in fchyn, maar van gantfcher<br />

harte en in de daad en in waarheid is en doet,<br />

welke aangenaame denkbeelden en gewaarwor­<br />

dingen , welke zuivere geneugten moet hem<br />

zulks


DE GENEUGTEN DER DEUGD. 119<br />

zulks niet verfchaffen! Hoe gerustftellend, hoe<br />

beloonend moet niet de gedachte zyn, dac men<br />

zynen pligc volbragt, zynen post waardiglyk be­<br />

kleed heeft, der menfchelyke famenleeving wer-<br />

kelyk tot nut geweest is, dat men de traanen<br />

van menigen bedrukten opgedroogd, zwakken<br />

onderfteund, noodlydenden verkwikt, ellendi-<br />

gen geholpen, en de zaak der waarheid, der<br />

deugd, van den godsdienst, van het menfche-<br />

lyk geluk uit al zyn vermogen bevorderd heeft!<br />

Welk genoegen toch is zuiverer, welk hebben<br />

wy meer met de Godheid gemeen dan dit?<br />

Eene niet minder ryke, eene in de daad on-<br />

uitputtelyke bron van genoegen, welke voor<br />

den deugdzaamen alleen open ftaat, is, ten ze­<br />

venden , de zaligheid der liefde tot God en tot dis<br />

menfchen. Wat is en werkt de liefde anders dan<br />

vreugde, en welke liefde is ryker in waare,<br />

duurzaame, fteeds vernieuwende en het hart be­<br />

vredigende vreugde, dan de liefde tot God en<br />

tot alle menfchen? En deeze liefde kent, en<br />

deeze zaligheid fmaakt alleen de deugdzaame in<br />

al haare zuiverheid, in haare volkomene uitge-<br />

ftrektheid. Nooit denkt hy zonder vreugde aan<br />

God, zynen hemelfchen Vader; nooit befchouwt<br />

H 4 hy


12© DE GENEUGTEN DER DEUGD.<br />

hy zonder vreugde de menfchen, Gods kinde*<br />

ren op aarde, 't Verheugt hem, dat hy eea<br />

fchepfel, een onderdaan, een kind des Allerhoogften<br />

is, dat hy onder zyn opzigt en heerfchappy<br />

ftaat, dat hy gemeenfchap met hem<br />

heeft, dat hy van hem geleid en beftierd<br />

wordt, en overal zo naby hem is. Hem ver


DE GENEUGTEN DER DEUGD. 121<br />

ten, die hy in zo groot eene menigvuldigheid<br />

en verfcheidenheid onder de menfchen, zyne<br />

broeders, aantreft; en als hy over hunne uitgebreide<br />

vatbaarheden en over hunne verhevene<br />

verordening zyne gedachten laat gaan, als<br />

hy zich hen allen aan het doel den eindpaal<br />

der volmaaktheid en gelukzaligheid voorftelt,<br />

en opmerkt, dat alles recht en goed en onverbeterlyk<br />

is, dan ryst zyn genoegen tot verrukking,<br />

en hy geniet eenigermaate de gelukzaligheid<br />

van God, die, alles befchouwende,<br />

wat hy gemaakt had, zag, dat alles zeer goed<br />

was. En hoe zalig moet niet de mensch zyn,<br />

dien zulk eene liefde tot God en tot de menfchen<br />

bezielt, die zich dus over God en de<br />

menfchen, over alles, wat is en wat zyn zal,<br />

leert verheugen ! Welk eene gantsch andere<br />

gedaante moeten niet daardoor de meeste dingen<br />

in zyne oogen verkrygen! Hoe veel gemakkelyker<br />

en blymoediger moet hy niet op<br />

zyn levenspad voortgaan, dan de rampzalige,<br />

die door de ondeugd verblind en verhard, of<br />

met een gevoelloos, onverfchillig hart , of<br />

zelfs wel met eennydig, afgunstig, bedilziek,<br />

morrend, menfchenhaatend gemoed in het mid-<br />

I I i> den


Iti DE GENEUGTEN DER DEUGD.<br />

den van Gods werken en deszelfs edelfte fchep»<br />

fels op aarde omdoolt, en overal louter kwaad<br />

en gebrek en ellende waant te ontdekken!<br />

By alle deeze uitneemende geneugten , welke<br />

da deugd den mensch verfchaft, komen einde-<br />

lyk nog de troostryke, heerelyke vooruitzigten,<br />

die zy voor hem in het toekomende opent. Den<br />

deugdzaamen, wiens deugd op godsdienst en<br />

vroomheid (leunt, is noch het nabyzynde, noch<br />

het afgelegener toekomende verfchriklyk. Hem<br />

beangstigt zo min het lot, 't welk hy in het<br />

tegenwoordige, als het lot, 't welk hy in het<br />

toekomende leven te wachten heeft. In beide<br />

ftaat zyn lot in de hand van den Alwyzen en<br />

Algoeden, in de hand van zynen hemelfchen<br />

Vader, van wien hy niets dan goed, van wien<br />

hy altoos het beste verwachten kan. Ja, met<br />

deeze gedachte kan zich de deugdzaame altoos<br />

gerustftellen: zo zeker als de deugd geen<br />

ydele klank, zo zeker als zy eene dochter des<br />

hemels, en dien, die in den hemel woont,<br />

welbehaaglyk is: zo zeker is zy de weg tot<br />

geluk in eiken toeftand van den mensch, in<br />

elk tydperk van zyn leven, op eiken trap van<br />

zyn aanweezen. Ja , zo zeker als 'er eene<br />

Voor-


DE GENEUGTEN DER DEUGD. I23<br />

Voorzienigheid is, die over alles waakt en alles<br />

regeert, en die nooit den kwaaden voor<br />

goed, ntch den goeden voor kwaad houdt:<br />

zo zeker mag ik my het toezigt, de befcherming,<br />

de beliuuring en leiding van den Almagtigen<br />

en Algoeden, van mynen hemelfchen<br />

Vader belooven; zo zeker kan ik gerust zyn,<br />

dat hy geene onmogelyke dingen van my eisfchen<br />

, my geen onverdraaglyk lyden opleggen,<br />

dat hy my nooit verlaaten noch verwaarloozen,<br />

dat hy niets dan goed, onder welk<br />

eene gedaante het ook zy, over my befluiten<br />

en toelaaten, dat hy alles, bet kwaade gelyk<br />

het goede, den druk gelyk, de vreugde, tot<br />

myn waar welzyn bellieren, dat hy my onfeilbaar<br />

tot het doel, tot het doel der volmaaktheid<br />

leiden zal. Zo zeker als myn geest<br />

onllerflyk is; zo zeker 'er een ander, verhevener<br />

leven na den dood op my wacht: zo<br />

zeker zal ik my over myne onllerflykheid eeuwig<br />

verheugen, zo zeker zal ik in dit verhevener<br />

leven gelukkig zyn, en daar voortgaan<br />

van volmaaktheid tot volmaaktheid; want daartoe<br />

gevoel ik my gefchikt, daartoe ilrekken<br />

zich reeds nu myne voornaamile begeerten en<br />

nei-


Ia* DE GENEUGTEN DER DEUGD.<br />

neigingen uit, en de uitkomst van den weg<br />

der deugd, dien ik bewandel, kan onder de<br />

regeering van eenen alwyzen en algoeden God<br />

geene andere dan deeze zyn. En dit te wee­<br />

ten , myne aandachtige Toehoorers ! daarvan<br />

verzekerd te zyn , hoe volkomenlyk moet dac<br />

niet het toekomende alle zyne verfchriklykheid<br />

beneemen! welke heerelyke vooruitzigten ons<br />

in hetzelve openen! En hoe zeer moeten niet<br />

deeze vooruitzigten alle paden van 's men­<br />

fchen leven verlichten en vervrolyken! Wel­<br />

ke geneugten en vermaaken hem verfchafFenl<br />

Ja, zo is het, myne aandachtige Toehoo­<br />

rers! de wegen der deugd zyn wegen der lief-<br />

lykheid, en alle haare paden vrede. De<br />

deugd is de zuiverfte , rykfte bron van ge­<br />

noegen en van geluk. Uit deeze bron heb­<br />

ben reeds ontelbaare menfchen leven en troost<br />

en vreugde gefchept; en nog dagelyks fchep-<br />

pen duizenden deeze zaligheden in volle maa-<br />

te daaruit, ó Gelooft dit, myne geliefde<br />

Vrienden! en tracht u daarvan door uwe ei­<br />

gene ondervinding meer en meer te ver­<br />

zekeren. Eerbiedigt, bemint de deugd mee<br />

geheel uw hart, vormt u geheel en al naar<br />

haa>


DE GENEUGTEN DER DEUGD. 125,<br />

haaren fmaak, volgt alle haare voorfchiiften<br />

naauwkeurig en vrywillig : en dan beloof<br />

ik u in haaren naam en in den naam<br />

van God, die ze u beveelt, wel geen rykdom<br />

, geen overvloed, geene magt en aanzien<br />

, geen' groven , vleeschelyken wellust ,<br />

maar gerustheid en weltevredenheid, maar genoegen,<br />

waar, menigvuldig, duurzaam, al het<br />

andere overtreffend genoegen. Dit moogt gy<br />

zo zeker verwachten, zo zeker als gy u hier<br />

aan haare liefde , en aan haaren dienst geheellyk<br />

toewydt. Dit zult gy in eiken ftaat,<br />

op eiken trap van uiterlyken voorfpoed , in<br />

elk tydperk uws levens genieten; en nimmer<br />

zal die genoegen u verveeling en walging veroorzaaken,<br />

nooit zal het zyne bekoorlykheid<br />

verliezen, nooit u in de volbrenging van uwen<br />

pligt verhinderen, nooit uwe geesteiyke volmaaktheid<br />

benadeelen, nooit u van uwe verordening<br />

verwyderen, maar u geene en deeze<br />

fteeds nader brengen. Ja, hoe langer gy<br />

den weg der deugd bewandelt; hoe zorgvuldiger<br />

en yveriger gy uwen loop op denzelven<br />

voortzet: des te meer zult gy uit eigene<br />

ondervinding en volkomener overtuiging, met<br />

den


lafj DE GENEUGTEN DER DEUGD.'<br />

den wyzen in onzen tekst, zeggen kunnen r<br />

haare Wegen zyn wegen der Ueflykheid- en a<br />

Ie haare paden vrede.<br />

ZES*


ZESDE L E E R R E D E .<br />

OORZAAKEN, WAAROM VEELE<br />

DEUGDZAAME MENSCHEN<br />

ZO WEINIG GENOEGEN<br />

GENIETEN.<br />

Tekst.<br />

£l>&Et.'KEN VAM SAtOMON Hoofdfl. III. VS. 17.<br />

Haare wegen zyn wegen der liefiykheid, en alle haare pa­<br />

den vrede.


o (jod, gy hebc ons allen tot geluk gefchapen<br />

, ons allen voor geluk vatbaar gemaakt,<br />

gy roept ons allen tot deszelfs genot,<br />

gy hebt ons allen in de natuur en in deft<br />

godsdienst even zo menigvuldige als ryke bronnen<br />

van genoegen en vermaak geopend; en 't<br />

is onze eigene fchuld, indien wy desniettegenftaande<br />

niet gelukkig zyn, geen genoegen en<br />

vermaak genieten, en dikwyls, gevoelende dat<br />

ons zulks ontbreekt, in luide klagten uitbarsten.<br />

Ja, maar al te dikwyls merken wy niet<br />

op uwe vaderlyke ftem en geeven geen gehoor<br />

aan uwe roeping tot gelukzaligheid. Maar<br />

al te dikwyls loopen wy de zuiverde, rykfte<br />

bronnen van genoegen voorby, en zoeken hetzelve<br />

ter plaatfe, daar het niet te vinden is.<br />

Maar al te dikwyls verbitteren wy die bronnen<br />

voor onszelven door menigerlei ftruikelingen<br />

en misdaaden, of floppen ze gantfchelyk<br />

voor ons toe , door dwaasheden en zonden.<br />

Ja, Heer, gy zyt rechtvaardig, gy hebt geep<br />

welgevallen in onze ellende en in onze droefheid;<br />

maar met vaderlyke genegenheid ziet gf<br />

op ons, uwe kinders, neder, als wy uwe wel-<br />

VIII. STUK. I da»-


130 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAME<br />

daaden eerbiedig en blymoedig genieten, en in<br />

derzelver genot vergenoegd leeven. Vroome<br />

vreugde, onfchuldig, blymoedig genot is dè<br />

voornaamfte dank, dien gy daarvoor van ons<br />

vorder-, ö Dat wy allen dit altoos erkenden en<br />

geloofden! Hoe ligt, hoe aangenaam, zou dan<br />

de weg van pligt en deugd voor ons niet zyn!<br />

Hoe fpoedig zouden onze meeste klagten ophouden<br />

en in verheerlyking van uwe Goedheid<br />

veranderen ! Welke vorderingen zouden<br />

wy niet ten zelfden tyde op den weg der volmaaktheid<br />

en der gelukzaligheid maaken, en<br />

hoe duidelyk leeren inzien, dat het een en de<br />

zelfde weg is, die tot beiden leidt! 6 Leer<br />

ons de hinderpaalen van het blymoedige genieten<br />

eens deugdzaamen levens meer en meer<br />

kennen, en help ons dezelve meer en meer te<br />

boven komen. Laaten ook , ten dien einde<br />

onze tegenwoordige overdenkingen gezegend<br />

zyn, en verhoor ons gebed door Jefus Christus,<br />

onzen Heer, in wiens naam wy u ver*<br />

der aanfpreeken en zeggen: Onze Vader enz.<br />

Wy


EO WEINIG GENOEGEN? IJl<br />

Wy hebben u onlangs aangetoond , myne<br />

aandachtige Toehoorers! hoe menigvuldig en<br />

groot de geneugten zyn, welke de deugd haaren<br />

aankleeveren en vrienden verfchaft. Zy<br />

genieten de bewustheid hunner onfchuld en<br />

braafheid; zien en gevoelen, dat 'er waarheid<br />

en orde in hunne ziele en in hun gantsch gedrag<br />

heerfchen; hebben redenen om met zichzelven<br />

te vreden te zyn; kunnen vry- en blymoedig<br />

met hunne medemenfchen omgaan; mee<br />

een gerust vertrouwen aan God denken; genieten<br />

de vreugde der weldaadigheid en algemeene<br />

nuttigheid; de zaligheid der liefde tor<br />

God en tot alle menfchen ; en hebben de<br />

fchoonfte, heerelykfte vooruitzigten in het toekomende.<br />

Zo zeker als dit alles zuivere en<br />

edele geneugten zyn: zo zeker zyn zy op de<br />

natuur der deugd zelve gegrond, komen als<br />

noodzaakelyke gevolgen en uitwerkfelen van<br />

dezelve eiken deugdzaamen mensch van rechtswege<br />

toe, en zyn van zyn karakter en van<br />

zyn gedrag, ten minsten in ons denkbeeld,<br />

fchier onaffcheidelyk. Ondertusfcben echter<br />

worden 'er menfchen gevonden, die men<br />

I a niet.


1$* WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />

niet anders dan voor deugdzaam erkennen kan,<br />

en die. nogthans die geneugten gedeeltelyk in 'c<br />

geheel niet, gedeeltelyk flechts in eene zeer geringe<br />

maate genieten; menfchen, die met zeer<br />

goede gezindheden, nogthans veel meer foml»er<br />

dan opgeruimd, veel meer droevig dan vrolyk<br />

zyn , en die men meer hoort klaagen en<br />

jammeren, dan op hun geluk roemen. Hoe is<br />

die met de Helling, die wy verdedigd hebben,<br />

overeen te brengen? Zouden ook hier uitzonderingen<br />

op den regel plaats hebben? Zou de<br />

deugd misfchien flechts aan eenigen van haare<br />

dienaaren, maar niet aan allen fchenken, 't geen<br />

zy hun belooft te fchenken? Neen, myne geliefde<br />

Vrienden! haare natuur en haar aart is<br />

onveranderlyk ; haar vermogen , haare werkzaamheid<br />

is fteeds de zelfde; zy houdt, 't geen<br />

zy belooft, en heeft geene fchuld aan dit gebrek<br />

van genoegen. De gronden, de talrykfte, fterkfte<br />

gronden tot genoegen; zyn fteeds, zyn onaffcheidelyk<br />

met een deugdzaam en vroom leven<br />

verbonden; de overvloedigfte bronnen van<br />

hetzelve ftaan voor den mensch, die zich op<br />

zulk een leven bevlytigt, altoos open; alles<br />

geeft hem recht, en noodigt hem, om uit deeze<br />

bronnen te fcheppen, om 'er vreugde en zalig-


STO WEINIG GENOEGEN? I33<br />

ligheid uit te fcheppen. Maar behalven dat het<br />

genoegen van zo bepaalde fchepfelen, als wy<br />

zyn, niet altoos even fterk en levendig genoten<br />

kan worden, wordt hetzelve by menige anders<br />

welgezinde menfchen nog door veele inwendige<br />

en uitwendige oorzaaken verzwakt en gehinderd,<br />

wier grond niet in de deugd zelve, maar eeniglyk<br />

in der menfchen zwakheid en gebreklykheid<br />

te zoeken is. En dit onderwerp verdient te meer<br />

onze oplettende overdenking, myne aandachtige<br />

Toehoorers! zo veel te meer 'er ons allen aan<br />

gelegen ligt, dat wy de beletfelen onzes genoegens<br />

leeren kennen en uit den weg ruimen. Laaten<br />

wy derhalven<br />

Be oorzaaken onderzoeken, waarom de geneugten<br />

der deugd niet van alle deugdzaams<br />

menfchen, en veelligt flechts van de minsten tot<br />

eenen hoogen trap en in volle maate genoten worden.<br />

Meermaalen is een zwaklyke, meer of min<br />

geknakte ftaat van gezondheid de oorzaak, dat<br />

de deugdzaame geen zo vergenoegd en vrolyk leven<br />

leidt, als om 't welk te voeren hy gerechtigd<br />

zou zyn; 't zy dan dat de grond deezer<br />

zwaklykheid en ziekelykheid voor 't overige in<br />

de natuurelyke gelteldheid van het ligchaam, of<br />

In ongelukkige toevallen, of in een voorig on-<br />

I 3 ge-


134 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />

geregeld gedrag te vinden zy. De gevolgen<br />

daarvan verzwakken altoos de vatbaarheid voor<br />

het genoegen, of verflooren en verydelen deszelfs<br />

genot. Niet zelden oncftaan daardoor menigerlei<br />

onwillekeurige, fmertelyke of onaangenaame<br />

gewaarwordingen in ons, die de aangenaame<br />

denkbeelden des verftands opweegen, of<br />

dezelve gantfchelyk benevelen. Meermaalen<br />

ook bepaalen zulke omftandigheden het aanwenden<br />

onzer vermogens, onzer werkzaamheid in<br />

het goede en nevens hetzelve onze vreugde over<br />

gelukkig volbragte werken, over de hulp en<br />

den dienst, dien wy aan anderen bewyzen, binnen<br />

naauwer grenzen. De deugd kan wel alle<br />

deeze bezwaarnisfen en ongemakken voor ons<br />

verljgren; zy kan ons dezelve, in zo verre her<br />

inrichtingen en befchikkingen van God zyn, uit<br />

een vermaaklyker oogpunt doen befchouwen, kan<br />

ons een heilzaam gebruik daarvan leeren maaken ;<br />

maar ten vollen kan zy dezelve noch opheffen,<br />

noch veranderen. Dat dit u, myne aandachtige<br />

Toehoorers! de waarde der gezondheid, zelfs<br />

ten opzigt van des menfchen edelfle en verhevenfte<br />

genoegen, leere; en indien gy, die thans<br />

deezen zegen geniet, en nog in den bloei uwer<br />

jaaren zyt, indien gy in den dienst der deugd<br />

een


ZO WEINIG GENOEGEN? X35<br />

een waarelyk vergenoegd en vrolyk leeven<br />

wenscht te leiden , en alle haare zaligheid te ge­<br />

nieten : ö merkt dan toch de bewaaring van uwe<br />

gezondheid en uwer krachten niet alleen aan als<br />

uwen pligt, maar ook als een middel tot vrolykp,<br />

heid van geest en tot menigerlei genoegen, en<br />

houdt u verzekerd, dat gy der maatigheid, voor­<br />

al in de prille jeugd, geen offer toebrengen kunt,<br />

'c welk zy u niet in 't vervolg honderdvoudig<br />

vergelden zal.<br />

Eene andere oorzaak, waarom menig deugd-<br />

zaame het genoegen niet , of niet in volle<br />

maate geniet, 't w^lk hem de deugd zou kun­<br />

nen en behooren te verfchaffen , zyn de nog<br />

niet uit gerooide indrukfelen zyner eerfte opvoe­<br />

ding en der gebreklyke voorheelden, naar wel­<br />

ke hij zich gevormd heeft. Iemand, die wel<br />

van vroome , maar echrer te geftrenge en te<br />

weinig verlichte ouders en leermeesters opge­<br />

voed en onderrecht wordt; die in de eerfte<br />

jaaren zijner ontwikkeling wel braave', maar<br />

bekrompene en angstvallige menfchen rondom<br />

zich heeft; die zodanige voorbeelden wel niets<br />

kwaads ziet doen of niets goeds nalaaten,<br />

maar echter altoos meer uit dwang dan mee<br />

genoegen, meer Üaafsch dan vrywillig en bly-<br />

1 4 moe-


*3


ZO WEINIG GENOEGEN? I37<br />

hem aanbiedt niet gefchikt of niet waardig<br />

genoeg is , of zich in deszelfs genieting<br />

te veel vryheid geeve. Dat deeze aanmerkingen<br />

u ter waarfchouwing dienen, ö ouders<br />

, leermeesters, opvoeders ! Tracht uwen<br />

kinderen, leerlingen, kweekelingen , de<br />

deugd, zo dra zy 'er flechts iets van begrypen<br />

en befeffen kunnen , even zo beminnensals<br />

eerbiedenswaardig te maaken. Leer hen dezelve<br />

terftond als den veiligflen weg tot geluk ,<br />

als de beste troosteres, als de mildfle vreug*<br />

defchenkfter van den mensch kennen. Spreekt<br />

nooit zonder blymoedigheid, nooit zonder innerlyk<br />

welgevallen , met hun van de eifehen<br />

en uitwerkfelen der deugd. Volbrengt haare<br />

voorfchriften nooit anders dan met bereidwilligheid<br />

en lust in hunne tegenwoordigheid en<br />

doet hen zien en bemerken, dat gy nooit beter<br />

te vreden en blymoediger zyt, dan wanneer<br />

gy het goede gedaan of bevorderd hebt.<br />

Tracht hun daaren boven rechtmaatiger begrippen<br />

van God en de waereld en het tegenwoordige<br />

leven in te boezemen, en gewent 'er hen<br />

aan , om het fchoone en goede nergens over<br />

\ h o o f<br />

d te zien, en alles in dat zachte licht te<br />

befchpuwen ,'t welk de wysheid en dg godsdienst<br />

I 5 d^ar


I38 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />

daarover verfpreiden. Zo zullen deugd en ge­<br />

noegen , pSigt en vermaak zich in hunne denk-<br />

beelden en gewaarwordingen hoe langer hoe<br />

naauwer met malkanderen vereenigen, en mal­<br />

kanderen in hun volgend leven des te zekerer<br />

voortbrengen en vergezellen.<br />

Eene derde, maar al te gewoone, oorzaak,<br />

waarom menig vriend der deugd de geneugten,<br />

die hem behoorden eigen te zyn , zo weinig<br />

kent en zo fpaarzaam gerU'er, is eene te gebrek-<br />

lyke, te dikwyls bezoedelde deugd. Alwie de<br />

deugd niet met hart en ziel toegedaan is , en<br />

zich hiet gantfchelyk aan haaren dienst heeft<br />

toegewyd; alwie niet ftandvasrig en onvermoeid<br />

op den weg, dien zy hem voorfchryft, voort­<br />

gaat , maar nog dikwyls met heirnelyk genoe­<br />

gen op zyne voorige dwaalingen te rug ziet,<br />

en zich voor eenen korter of langer tyd tot<br />

het betreeden daarvan verleiden laat; alwie der­<br />

hal ven nog, meermaalen of zeldzaamer, tegen<br />

zyn ge weeten handelt, zynen pligt verzuimc of<br />

verwaarloost, zich grooter of kleiner ongere­<br />

geldheden en vergrypingen veroorlooft, of in<br />

üe zonden en feilen, die hem eertyds be-<br />

heerschcen, weder vervak: die kan gewislyk,<br />

met allé zyne overige goede gezindheden en<br />

poo-


ZO WEINIG GENOEGEN?» I35)<br />

poogingen, het genoegen der deugd niet altoos<br />

en nimmer gantfchelyk, nimmer in volle maa-<br />

te genieten. Daartoe heerscht nog te veel<br />

wanorde en tegenitrydigheid in zyn karakter en<br />

in zyn gedrag, en hy heeft te zelden redenen,<br />

om met zichzelven , met 't geen hy is en doet,<br />

ten vollen te vreden te zyn. Ook verfpilt de<br />

deugd haare gunstbewyzen niet aan onbeften-<br />

dige, wankelmoedige vrienden. Zy is yver-<br />

zuchtig op baare rechten ; zy eischt eene on­<br />

verdeelde liefde. De genieting haarer vermaa-<br />

ken onderdek vatbaarheid daarvoor, en deeze<br />

is by zulk eene afwisfeling van licht en duis­<br />

ternis , van yver en nalaatigheid , flechts zeer<br />

gering. Neen, myne geliefde vrienden, wilt<br />

gy voor de geneugten der deugd gantfchelyk<br />

vatbaar en dezelve deelachtig worden, zo<br />

vormt u ook gantfchelyk naar haaren fmaak,<br />

volgt eiken wenk, dien zy u geeft, en neemt<br />

alle haare voorfchriften waar met onverwrik-<br />

baare zorgvuldigheid en getrouwheid. Eerst<br />

moet gy zaaijen en planten, voor dat gy kunt<br />

inzamelen ; eerst in 'de liefde tot het goede<br />

bevestigd, en in de betrachting daarvan vaar­<br />

diger worden, voor dat gy gerechtigd zyt om<br />

alle voordeden, die daar aan vast zyn, te ver»<br />

lan-


Ï40 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMR<br />

langen. Hoe bekender -en vertrouwelyker gy<br />

met de deugd wordt; hoe langer gy haar ten<br />

diehst ftaat; hoe meer gy voor haar doet en<br />

opoffert; hoe beter gy het karakter van haa­<br />

ren hoogfchatter en vriend handhaaft, des te<br />

zekerer en volkomener zal zy u alle geneug­<br />

ten en zaligheden doen genieten , die men<br />

zich maar eenigzins in haar gezelfchap en ge­<br />

meen fchaap belooven mag.<br />

Eene vierde en wel de vruchtbaarfte oor­<br />

zaak , waarom veel goede menfchen de ge­<br />

neugten der deugd niet in die maate genieten,<br />

als zy wel konden en behoorden, zyn veeler-<br />

lei vooroordeelen, veelerlei valfche of verkeerde<br />

begrippen van de gewigtig/ie dingen, by voor­<br />

beeld, verkeerde begrippen van God; verkeer­<br />

de begrippen van de deugd; verkeerde begrip­<br />

pen van het genoegen ; verkeerde begrippen<br />

van het oogmerk des tegenwoordigen levens;<br />

verkeerde begrippen van den geest en de be«-<br />

doelingen van het Christendom. Laaten wy<br />

deeze verfcheidene beletfelen der opgeruimde<br />

en blymoedige deugd van nader by befchou-<br />

wen, op dat wy dezelve leeren vermyden.<br />

Eerftelyk dan zyn het verkeerde of valfche<br />

begrippen van God, die by zo menigen mensch<br />

het


ZO WEINIG GENOEGEN? I4I<br />

net genot van de geneugten der deugd verminderen.<br />

God eischt de deugd van ons, en<br />

hy is de bron van al ons geluk. Hoe veel<br />

moet 'er dan niet van het denkbeeld afhangen ,<br />

't welk wy ons van hem vormen ! En hoe<br />

akelig , hoe veel meer gefchikt om vrees en<br />

fchrik , dan om liefde en vertrouwen te verwekken,<br />

zyn niet by veele anders welgezinde<br />

menfchen deeze denkbeelden van God! Maar<br />

al te dikwyls ftellen zy zich God eeniglyk<br />

voor als den eeuwigen, den oneindigen, den<br />

oneindigen, den Almagtigen, den boven alles<br />

verhevenen, den volmaakt Heiligen; gevoelen<br />

den volftrekt onmeetlyken afftand, die 'er tusfchen<br />

hem en hen plaats heeft; bezwyken als<br />

't ware onder dit drukkende gevoel, en vergeeten<br />

daardoor, dat hy tevens de Alwyze, de<br />

Algoede , de Allergoedertierenfte en Bermhartigfte<br />

, dat hy de Liefde zelve is. Maar al te dikwyls<br />

ftellen zy zich hem voor als eenen geftrengen<br />

opperheer, als eenen onverbiddelyken, een<br />

altoos tot ftraffen geneigden Rechter en wreeker<br />

niet alleen van elke zonde en elke misdaad,<br />

maar ook van elk verzuim en elke feil; cn<br />

vreezen voor zyne geftrenge rechtvaardigheid,<br />

die toch enkel wyze goedheid is, al te zeer,<br />

dan


14 2 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAME<br />

dan dat zy zich in de bewustheid eener ge-<br />

breklyke deugd en eener gebreklyke gehoor­<br />

zaamheid, hoedanige toch alle menfchely­<br />

ke deugd en alle menfchelyke gehoorzaam­<br />

heid is; zouden kunnen gerustfrellen en daar­<br />

over verheugen. Maar al te dikwyls ver­<br />

beelden zy zich , dat God den menfchen<br />

meer ter betooning van zyne Opperheerfchap-<br />

py en magt over hen , dan ter bevorde­<br />

ring van hun geluk geboden voorfchreef ; en<br />

juist daarom volbrengen zy dezelve zo zelden<br />

mee een blymoedig hart, en worden door der-<br />

zelver volbrenging zo zelden waarelyk geluk­<br />

kig. Wacht u van deeze dwaalende denkbeel­<br />

den, myne geliefde Vrienden, indien gy God<br />

met blydfchap gehoorzaamen, of, dat het zelf­<br />

de is , indien gy de geneugten der deugd ge­<br />

nieten wilt. Leert God als eenen Opperheer<br />

kennen en eerbiedigen, die zynen onderdaanen<br />

eeniglyk tot hun eigen best wetten voorfchryfc,<br />

en zyne eisfchen naauwkeuriglyk naar hunne<br />

krachten en omfcandigheden afmeet. Leert<br />

hem als eenen Opziener en Rechter aanmerken,<br />

die flechts oprechtheid en braafheid, maar gee­<br />

ne vlekkelooze volmaaktheid verlangt, en wiens<br />

•Koezigt en oordeel voor den welgezinden niet­<br />

te-


20 WEINIG GENOEGEN? T43<br />

ïegenftaande het levendigfte gevoel van zyne<br />

zwakheden en gebreken niet verfchriklyk*<br />

snaar troostlyk is. Leert hem als den Vader,<br />

als den goedertierentien, gunstrykften, toegee-<br />

vendften Vader der menfchen kennen en lief­<br />

hebben , een' Vader, die allen zynen Kinderen<br />

een toegenegen hart toedraagt, hen allen niet<br />

tot droefheid, maar tot blydfchap , niet tot<br />

ellende, maar tot geluk verordend heeft, hen<br />

allen door zyne bevelen tot dit doel leiden<br />

wil, en mee vaderlyk welgevallen op hen neder-<br />

ziet, als zy op den weg van pligt en van<br />

deugd vergenoegen en vreugde genieten.<br />

Niet minder verhinderen, ten tweeden, het<br />

blyde genot van de geneugten der deugd, de<br />

verkeerde, valfche begrippen, die men zich van<br />

de deugd zelve vormt'. Wat is de deugd in de<br />

oogen en naar het gevoelen van veele menfchen<br />

anders, dan blootelyks eene ftrenge onthouding,<br />

eene onthouding van de onfchuldige geneugten<br />

en aangenaamheden des levens, dan eene be-<br />

ftendige verloogchening van dat geen, 't welk<br />

men hoogfehat en bemint, 't welk ons dierbaar<br />

en waardig is, eene verloogchening van onze<br />

natuurelyke driften en neigingen en wenfehen?<br />

Wat is zy in hunne oogen anders, dan een moei-<br />

Hr-


T44 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />

ïyke dwang, dien men zichzelven opleggen; dan<br />

eene angstvallige omzigtigheid, waarmede men<br />

op alle zyne fchreden en beweegingen achtflaan,<br />

en alle zyne woorden en daaden afpasfen moet ;<br />

dan een beftendige ftryd en worsteling met zichzelven<br />

en met de dingen, die ons omringen?<br />

Maar hoe toch kan dus liefde ter deugd in ons<br />

ontdaan ? Hoe kunnen wy dus in de opvolging<br />

van haare vermeende geftrenge voorfchriften genoegen<br />

vinden ? Doch, hoe valsch is niet deeze<br />

verbeelding! Hoe deerlyk ontfiert en onteert<br />

zy de deugd nieti Neen, zy is niets minder dan<br />

zulk een fchrikbeeld, dan zulk eene tyrannige<br />

heerfcheres, dan zulk eene wreede vyandin der<br />

blydfchap. Zy eischt, ja, onthouding van ons,<br />

maar alleenlyk van nadeelige, laage, fchandeJyke<br />

dingen en bedryven; en gelyk zy aan den<br />

eenen kant onthouding eischt, zo leert zy ons<br />

aan den anderen kant genot, een dankbaar, blymoedig<br />

genot van al het fchoone en goede, 'e<br />

welk God ons en anderen gegeeven, en waarmede<br />

hy de gantfche aarde vervuld heeft. Als<br />

zy ons beveelt onszelven te verloochenen, wil<br />

zy niet, dat wy afftand zullen doen van onze<br />

natuurelyke driften en neigingen, maar alleenlyk<br />

van dat geen, 't welk met onze natuur en<br />

met


ZO WEINIG GENOEGEN?<br />

met ons geluk ftrydig is, 't welk de eeffté vér*<br />

nederc en verwoest, en het Iaatfte vermindert en<br />

ftoort. Als zy ons fomwylen in dit of dac opzigt<br />

dwang oplegt, gefchiedt zulks eeniglyk, om<br />

ons de bezitting en genieting der waare vryheid<br />

te doen verkrygen, of dezelve duurzaam voor<br />

ons te maaken. Als zy ons tot omzigtigheid en<br />

waakzaamheid aanfpoort, wil zy ons daardoor<br />

geene angstvalligheid en flaaffche vrees inboezemen<br />

, maar onze veiligheid en onze rust bevorderen.<br />

Schoon wy fomwylen in haaren dienst<br />

ftryden en onszelven geweld aandoen moeteö,<br />

behoeft zulks toch niet altoos te gefchiedeü,<br />

behoeven wy toch flechts zelden, gelyk de Apostel<br />

het uitdrukt, ten Moede toe te ftryden, is<br />

deeze ftryd meestal flechts voor den leerling in<br />

de deugd bezwaarlyk, maar niet voor den geenen,<br />

die geleerd heeft zichzelven te beheerichen<br />

en de waereld te overwinnen, en deeze<br />

ftryd wordt vroeg of laat van de overwinning,<br />

van een gerust, zalig genot deezer overwinning,<br />

achtervolgd. Neen, myne aandachtige Toehoorers!<br />

miskent de deugd niet, houdt ze voor 't<br />

geenzy in de daad is, indien gy haare genoegens<br />

fmaaken en genieten wilt. Zy is louter<br />

waarheid en orde, zy is vryheid en fterfete van<br />

VIII. STUK. K den


I46' WAAROM GENIET MENIG DEÜGDZAAME<br />

den geest; zy is gerustheid en weltevredenheid<br />

van het hart. Zy beftaat in de heerfchende lief­<br />

de tot alles, wat waar en fchoon en billyk en<br />

goed is, en in de beftendige bereidwilligheid en<br />

beyvering, om alles te doen en te bevorderen,<br />

wat daarmede overeenftemt; en dit moet toch<br />

onbetwistbaar den onbedorvenen of door den<br />

godsdienst verbeterden menr


ZO WEÏNIG GENÖÈÜEN? l$f<br />

heid onzer natuur en onze af hangklykheid vatt<br />

duizend dingen, die buiten ons zyn, onmogelyk<br />

kan plaats vinden, ziet men zich teleurgefteld,<br />

en wankelt in zyn geloof aan de geneugten van<br />

een deugdzaam en vroom leven. Dan eens is<br />

men te veel aan enkel zinnelyke geneugten gewoon,<br />

fchryft dezelve nog eene te groote, uit*<br />

fluitende waarde toe, vindt nog geenen genoegzaamen<br />

fmaak in geestelyk, zedelyk genoegen,<br />

in de geneugten der overdenking, der godsdien*<br />

ftige befpiegeling, der ftille verkeering met zichzelven,<br />

die echter onder alle de zuiverfte en<br />

verhevenfle zyn: en naardien de deugd veelmeer<br />

deeze dan geene bevordert, veelmeer voor de<br />

volmaaking van onzen geest dan voor de bevrediging<br />

onzer zinnen zorgt; geniet men ook in<br />

haaren dienst het vermaak niet, dat men zich<br />

daarvan beloofde. Dan weder eindelyk merkt<br />

men het vermaak in 't algemeen als eene gevaarlyke<br />

zaak, als eene zaak aan, die met den ernst<br />

en de waardigheid van eenen wyzen, van eenen<br />

deugdzaamen, van eenen Christen, niet beftaanbaar<br />

is, en houdt uit dien hoofde alles, wat<br />

zich ons onder deezen naam en in deeze gedaante<br />

aanbiedt, verdacht. Wacht u voor deeze<br />

valfche begrippen, myne aandachtige Toehoo-<br />

K a ïersl


«48 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />

rers! indien gy door de deugd zo gelukkig<br />

wenscht te worden, als gy door haar worden<br />

kunt. Verwacht geene geneugten, geene ver-<br />

maaken, geen geluk van haar, die met onzen<br />

tegenwoordigen toeftand niet beftaanbaar, waar­<br />

voor wy thans nog niet vatbaar zyn. Leert<br />

ftille gerustheid en innerlyke weltevredenheid<br />

boven alle nog zo veel geruchtmaakende ver-<br />

maaken de voorkeur geeven. Zuivert, veredelt<br />

uwen (maak; verheft u meer en meer boven<br />

de dingen , die enkel geheel zinnelyke men­<br />

fchen bekooren en verheugen; befeft de waar­<br />

digheid en de verhevene verordening van uwen<br />

geest , en leert dat geen , 't welk zyne vol­<br />

maaktheid en vergenoegdheid bevordert, meer<br />

en meer fchauen. Verfmaadt daarenboven geen<br />

genoegen, indien het onfchuldig, indien het<br />

voor u noch voor anderen fchadelyk is, ge­<br />

niet hetzelve veel meer met blymoedigheid; en<br />

zyt verzekerd, dat het blyde en maatige ge­<br />

not daarvan geen fchepfel, dat God tot geluk<br />

verordend heeft, onteert, dat ernst en vrolyk-<br />

heid zeer wel met malkanderen beftaanbaar<br />

zyn, en dat zelfs wysheid en deugd by dee­<br />

ze vereeniging niet weinig gewinnen.<br />

Verkeerde begrippen aangaande het oogmerk<br />

van


ZO WEINIG GENOEGEN? I49<br />

van het tegenwoordige leven maaken eene vierde<br />

klasfe van vooroordeelen uit, die aan veele<br />

welgezinde menfchen in de volkomene genieting<br />

van het genoegen, dat de deugd hem zou kun­<br />

nen verfchaffen, hinder of ftorenis toebrengen.<br />

Al wie deeze aarde, gelyk zulks zo dikwyls<br />

gefchiedt, als eene ftrafplaats, als een droevig<br />

traanendal, als het eigenlyk verblyf van lyden<br />

en ellende aanmerkt; al wie zich dit leven als<br />

zulk eenen ftaat van oefening en voorbereiding<br />

fchildert, die enkel oefening en voorbereiding<br />

is, alle daadelyk genot uitfluit, ons eeniglyk<br />

met de hoop op het toekomende verkwikt en<br />

voor deszelfs genieting gefchikt maakt; al wie<br />

Zichzelven in den waan brengt, dat hier niet<br />

alleen geenszins ons voornaamfte, maar zelfs<br />

in 't geheel geen waar geluk te zoeken en te<br />

vinden is: zal gewislyk meer en meer over­<br />

hellen, om alles van de zwartfte zyde te be-r<br />

fchouwen , het kwaade fteeds meer dan het<br />

goede op te merken, en het eerfte fteeds le­<br />

vendiger te gevoelen dan het laatfte , omdat<br />

hy het eerfte altoos verwacht, en het laatfte*<br />

zo al niet voor onmogelyk, althans voor ten<br />

uiterften zeldzaam houdt. En hoe kan dan<br />

zyn hart voor de geneugten openftaan } welke<br />

K 3 do


Ï5Q WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />

de deugd hem aanbiedt, hoe kan hy van deïzelver<br />

waarde een rechtmaatig befef hebben,<br />

en dezelve met een onbekommerde ziel genieten?<br />

Neen , vormt u juiste begrippen van 'e<br />

geen de mensch hier is en behoort te zyn.<br />

Reeds hier bewoont hy een gewest van Gods<br />

Koningryk, dat met duizend fchoonheden en<br />

zegeningen verfierd is , die hem allen, ter<br />

genieting nodigen. Reeds hier zal hy een gedeelte<br />

der vruchten zyner werken inzamelen,<br />

hier waare gelukzaligheid genieten, fchoon de<br />

volle oogst, de verhevener en opperde gelukzaligheid<br />

eerst na dit leven op hem wacht.<br />

Zelfs deeze laage trap van zyn aanweezen is<br />

zo wel een doeleinde als een middel tot verhevener<br />

doeleinden; de mensch is niet enkel<br />

en alleen om het toekomende, maar ook om<br />

het tegenwoordige hier, en de godzaligheid,<br />

de vroome deugd, heeft zo wel de beloften<br />

van het tegenwoordige als van het toekomende<br />

leven.<br />

Even zo weinig ftrydt ook, eindelyk, myne<br />

aandachtige Toehoorers! het blymoedige genot<br />

van de geneugten der deugd met den geest<br />

§n de oogmerken van het Christendom, Maarli<br />

t§ dikwyls verwart men in dit ftuk tyden


ZO WEINIG GENOEGEN? I51'<br />

en omftandigheden met eikanderen, en past op<br />

alle Christenen toe, 't geen flechts eenigen,<br />

en voornaamelyk de eerfte belyders van Jefus<br />

betreft. Als derhal ven in het Euangelie de<br />

weg der Christelyke deugd als fmal en moei-<br />

jelyk voorgefteld; als van de leerlingen van<br />

Christus geeischt wordt, dat zy hun kruis op-<br />

neemen en hem in lyden navolgen moeten;als<br />

'er gezegd wordt, dat de vroomen door vee­<br />

le verdrukkingen in Gods koningryk moeten<br />

ingaan; als men leest: allen, die godzaliglyk<br />

willen leeven in Christus Jefus, zullen vervolgd<br />

worden: trekt men daar maar al te dikwyls<br />

dit gevolg uit, dat alle waare Christenen als<br />

't ware alle genoegen vaarwel zeggen moe­<br />

ten, dat zy aan meerder onheilen en kwellin­<br />

gen dan andere menfchen onderhevig zyn, en<br />

op louter verdrietlykheden en lyden hebben,<br />

ftaat te maaken. Doch, zo waarachtig als dit<br />

ten opzigt van zeer veelen der eerfte leerlin­<br />

gen en navolgeren van Jefus Christus was: zo<br />

min kan het op geruster tyden, hoedanige de<br />

onze zyn, worden toegepast; en zo weinig<br />

volgt dit uit den geest en de oogmerken van<br />

het Christendom. Neen, eischt het Christen­<br />

dom eene groote, zuiverer deugd van ons dan<br />

K 4 van


' l$% WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />

Van andere menfchen, het belooft en verfchaft<br />

ons ook grooter en zuiverer geneugten. Verlangc<br />

het fomwylen, dat wy eenige uicerlyke<br />

voordeelen opofferen, het vergoedt ons dit verlies<br />

door den aanwinst van veel edeler goederen.<br />

Voor 't overige is zyn gantfche inhoud daartoe<br />

ingericht en gefchikt, om den mensch op te<br />

beuren en piet om hem neertedrukken, om hem<br />

kleinmoedigheid en vrees in te boezemen, om<br />

hem gerust te Hellen en niet om hem te bekommeren<br />

, om nieuwe bronnen van genoegen voor<br />

hem te openen, en de geene, die hy reeds had,<br />

te zuiveren en overvloediger te maaken. Zyt in<br />

geen ding bezorgd; geniet alles met dankzeggi<br />

en vertrouwen; verblydt u ten allen tyde; verblydt<br />

u in de verdrukking; verblydt u in den<br />

Heer; en wederom zeg ik a, verblydt u; het koningryk<br />

Gods is niet fpys en drank, maar rechtvaardigheid,<br />

vrede en blydfchap in den Heiligen<br />

Geest: Deeze is de taal, deeze is de geest van<br />

het Christendom, en 't is onze eige fchuld, indien<br />

wy hierop niet behoorlyk letten, en dan<br />

over gebrek aan genoegen en vermaak klaagen.<br />

En deeze , myne aandachtige Toehoorers!<br />

zyn de voornaamfte oorzaaken, waarom de geneugten<br />

der deugd niet van alle deugdzaame<br />

naenV


ZO WEINIG GENOEGEN? 153<br />

menfchen genoten, en misfchien flechts van de<br />

minsten in eenen hoogen graad en in volle maate<br />

genoten worden. De deugd zelve is derhalven<br />

volftrckt onfchuldig aan dit gebrek. Zy<br />

is en blyft de mildaadigfte vreugdeverwekfter<br />

der menfchen; maar zy dwingt hun haare geneugten<br />

niet op. Zy biedt ze hun aan, zy<br />

noodigt hen tot derzelver genot; maar de<br />

menfchen moeten dezelve niet over het hoofd<br />

zien, moeten hun hart niet voor derzelver invloed<br />

fluiten, moeten zich niet voor derzelver<br />

genot door een misdaadig gedrag, of door<br />

vooroordeelen ongefchikt maaken. En in de<br />

daad, myne geliefde Vrienden! zy, deeze genoegens<br />

der deugd, zyn het waardig, dat wy<br />

ze opfpooren, dat wy 'er moeite om doen,<br />

dat wy ons meer en meer vatbaar voor dezelve<br />

maaken, dat wy alles uit den weg ruimen,<br />

wat ons dezelve ontvreemden, wat dezelve<br />

verzwakken, wat hunne zoetheid zou<br />

kunnen verminderen: en hoe zorgvuldiger wy<br />

in alle deeze opzigten zyn; des te zekerer<br />

Zuilen onze verwachtingen vervuld worden ,<br />

des te meerder ondervinding en des te heuche-<br />

Jyker ondervinding zullen wy van de waar-<br />

K $ hek|


Ï54 WAAROM GENIET MENIG ENZ.<br />

heid van onzen tekst verkrygen: de wegen der<br />

deugd zyn wegen der lieflykheid, en alle haare<br />

paden s<br />

vrede. Amen.<br />

ZE-


ZEVENDE L E E R R E D E .<br />

HET GEDRAG VAN EEN'VROOM<br />

MENSCH IN VOORSPOED EN<br />

IN TEGENSPOED.<br />

Tekst.<br />

BRIEF VAN JAKOBUS, Hoofdfl;. V. vs. 13;<br />

Is iemand onder u in lyden , dat hy bidde: is iemand<br />

goeds maeds, dat hy pfalmzinge.


ö \^jod, uwe is de grootheid en de magt,<br />

de heerlykheid , de lof en de dank ! Alles,<br />

wat in den hemel en op de aarde is, is het<br />

uwe; uwe is het Koningryk, gy heerscht over<br />

a'les , uwe is rykdom en eer, ook ftaat het<br />

aan u, allen groot en fterk te maaken. Voor­<br />

fpoed en tegenfpoed , leven en dood zyn in<br />

uwe hand, en worden van u, volgens de wet­<br />

ten der volmaak.fte wysheid en goedheid, on­<br />

der alle uwe fchepfels uitgedeeld. Ook ons,<br />

uwen Kinderen op aarde, kan noch kwaad noch<br />

goed bejegenen, dat niet van u afhangen, dat<br />

niet van u bepaald en tot de heilzaamfte oog­<br />

merken beflierd zou worden. Gy ziet, gy be­<br />

vat en regelt alle onze lotgevallen, en regeert<br />

ze op eene wyze, als met ons welzyn en met<br />

de volmaaktheid van 't geheel ftrookt. Alles,<br />

wat van u komt, is zegen en weldaad; alles<br />

heeft volmaaktheid en gelukzaligheid ten oog­<br />

merk, ó Mogten wy dit zowel in voorfpoed<br />

als in tegenfpoed, zowel in den druk als onder<br />

de vermaaken deezes levens erkennen, met o-<br />

vertuiging erkennen, en ons in beide gevallen o»<br />

vereenkomftjg met deeze onze kennis gedraagen!<br />

Hoe


£58 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCH<br />

Hoe befcheiden, doe dankbaar, hoe weldaadig»<br />

hoe maatig, hoe hemelsgezind zouden wy dan<br />

niet in voorfpoed, en hoe geduldig, hoe ftandvastig,<br />

hoe wel gemoedigd en vol hoop in tegenfpoed<br />

zyn ! Hoe verdraaglyk en ligt zouden<br />

daardoor niet alle onheilen en hoe veel<br />

zoeter en verkwikkender alle geneugten deezes<br />

levens voor ons worden ! Mogten toch<br />

Wysheid en deugd, godsdienst en vroomheid<br />

onze befiendige, onaffeheidelyke medegezellinnen<br />

en leidsvrouwen zyn, op alle duistere of<br />

heldere , ruwe of effene paden, die gy ons<br />

beveelt te bewandelen; en langs welke gy ons<br />

tot het doel wilt brengen! Mogten ook de<br />

overdenkingen, die thans voorgefteld zullen<br />

worden, ons op haare lesfen en raadgeevingen<br />

recht opmerkzaam maaken, en ons tot eene<br />

gewillige en getrouwe opvolging van dezelve<br />

opwekken! Geef, dat zy op ons verhand en op<br />

ons hart eenen diepen indruk maaken, en ons<br />

altoos voor den geest zyn, zo dikwyls wy<br />

haaren raad en haare aanmoediging noodig hebben.<br />

Wy bidden u hierom als leerlingen van<br />

Jefus Christus met kinderlyk vertrouwen, en<br />

fpreeken u verder in zynen naam aan : Onze<br />

Vader enz.<br />

Voor-


EN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. 1$9<br />

Voorfpoed en tegenfpoed wisfelen in dit leven<br />

geduurig met eikanderen af. Die volgt op<br />

deezen, en deeze op dien. Zelden, ten uiterften<br />

zelden , blyft de een of de ander den<br />

mensch geduurende zyn gantsch aanweezen op<br />

aarde, van deszelfs begin tot deszelfs einde, by.<br />

Zelden, ten uiterften zelden , leeft 'er een<br />

mensch, die niet beurtelings beide ondervonden<br />

, die niet nu eens voorfpoed, dan eens<br />

tegenfpoed ontmoet zou hebben. Zo verfchillend<br />

en menigvuldig de maate en duurzaamheid<br />

van beide is: zo algemeen is hunne heerfchappy<br />

over de menfchen en hunne invloed op<br />

derzelver lot. Ook ftrookt deeze vermenging<br />

van goed en van kwaad , deeze afwisfeling van<br />

voorfpoed en van tegenfpoed volmaaktelyk met<br />

den ftaat van opvoeding en oefening, waarin<br />

wy hier leeven. Zonder dezelve zou dit leven<br />

geene fchaal der wysheid en der deugd, geene<br />

voorbereiding tot" eenen verhevener ftaat<br />

voor ons zyn, en wy zouden by deszelfs einde<br />

nog op denzelfden trap ftaan, waarop wy<br />

ons by onze intrede in hetzelve bevonden.<br />

Wy


ïf)0 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCtf<br />

Wy zouden in den dood nog byna dezelfde<br />

geheel zinnelyke, dierelyke fchepfelen, dezelfde<br />

onverftandige , onkundige menfchen zyn,<br />

die wy by onze geboorte waren, Maar zal<br />

ons deeze vermenging van goede en kwaade<br />

dingen, deeze afwisfeling van aangenaame en<br />

onaangenaame ontmoetingen en gebeurtenisfen ,<br />

alle de voordeelen verfchaffen, die zy ons kunnen<br />

en behooren te verfchaffen; zullen wy daardoor<br />

eenen hoogen trap van wysheid en deugd<br />

bereiken, en voor eenen hooger trap van gelukzaligheid<br />

vatbaar worden: zoo is het niets<br />

minder dan onverfchillig, hoedanig wy ons daaromtrent<br />

gedraagen. De Voorzienigheid plaatst<br />

ons allen in deeze fchool der wysheid en der<br />

deugd: maar wy maaken niet allen even groote<br />

vorderingen in dezelve. Wy maaken 'er niet<br />

allen met dezelfde zorgvuldigheid en getrouwheid<br />

gebruik van; wy verlaaten haar derhalvea<br />

ook niet allen met dezelfde bekwaamheden en<br />

kundigheden. Allen zyn wy leerlingen i maar<br />

niet alle opmerkzaame, vlytige, ftandvastige<br />

leerlingen , die het eigenlyke oogmerk, waarom<br />

zy daar zyn , altoos voor oogen hebben,<br />

en hetzelve meer en meer trachten te bereiken.<br />

Daarom hebben voorfpoed en tegenfpoed niet<br />

al-


ÏN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. IÖI<br />

altoos die uitwerking op de menfchen, welke<br />

zy behoorden te hebben £ daarom misbruiken<br />

zy beide zo dikwyls tot hun eigen verderf en<br />

tot verderf van andere menfchen: daarom blyven<br />

wy zo dikwyls, nietcegenftaande alle de<br />

middelen, die ter onzer opleiding en oefFening,<br />

gebezigd worden , op zo laag eene trap van<br />

het verhand en der zedelyke volmaaktheid (laan.<br />

Laaten wy, myne geliefde Medechristenen! om<br />

deeze dwaalwegen te vermyden, op de onderrechtingen<br />

achtilaan, die de wysheid en de<br />

godsdienst ons met betrekking tot dit onderwerp<br />

geeven. Laaten wy volgens haar geleide<br />

Het gedrag van een deugdzaam en vroom<br />

rnensch in voorfpoed en tegenfpoed overweegen.<br />

Is iemand onder u in lyden, zegt de Apostel<br />

in onzen tekst, dat hy bidde : is iemand<br />

goeds moeds , dat hy pfalmzinge : 't Zy de<br />

mensch , wil hy zeggen , voorfpoedig zy of<br />

rampfpoedig , droevig of vrolyk , 't Zy 't<br />

hem wel of kwaalyk gaa: altoos echter moet<br />

de godsdienst zyn leidsman , zyn raadgeever»<br />

zyn trooster zyn. Zyne lesfen , zyne vooffchriften,<br />

zyne beloften moeten hem zynen<br />

voorfpoed veredelen en zynen tegenfpoed veriigten<br />

\ zy moeten den eenen en den anderen<br />

VIII, STUK, L OÖ*


l6i HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENS6H<br />

onfchadelyk en weldaadig voor hem maaken;<br />

zy moeten hem in den voorfpoed, befcheidenheid<br />

en maatigheid leeren , en in den tegenfpoed<br />

moed en vertrouweu inboezemen. Wel'<br />

aan , myne aandachtige Toehoorers! wy willen<br />

op de ftem van deezen, ons van God ge»<br />

zondenen leermeester en leidsman letten, en<br />

ons zyne vermaaningen en waarfchuwingen ten<br />

nutte trachten te maaken. Wat zegt hy ons<br />

dan in den voorfpoed? Wat leert hy ons in<br />

den tegenfpoed? In voorfpoed predikt hy ons<br />

nederigheid, maatigheid, liefde, hemelsgezindheid;<br />

in tegenfpoed geduld, ftandvastigheid,<br />

onderwerping en vertrouwen op God, een<br />

blymoedig uitzien op en eene zorgvuldige voorbereiding<br />

tot het toekomende leven.<br />

Gaat het u wel, ó mensch! roept hy ons toe,<br />

bezit gy veelerlei uiterlyke goederen en voorrechten,<br />

geniet gy geneugten van menigerlei<br />

foort, hebben uwe bezigheden en onderneemingen<br />

eenen gewenschten voortgang: zyt dan<br />

toch niet trotsch op deeze goederen , op deeze<br />

voorrechten, op deeze geneugten, op deezen voortgang.<br />

Beroem u niet op dezelve, als of zy<br />

uw eigen werk waren, als of gy ze enkel aan<br />

uwe wysheid en uwe verdienden te danken<br />

hadt.


IN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. I 63<br />

hadt. Overweeg hoe zelden fterkte toe den<br />

ftryd en tot de overwinning, hoe zelden fnel-<br />

heid tot het loopen en tot het verkrygen van<br />

den prys, hoe zelden bekwaamheid tot den ryk­<br />

dom toereikende is, hoe alles van de tyd en<br />

het geluk , van duizend gunstige omftandighe-<br />

den en van den wil van den geenen afhangt,<br />

die alle deeze emftandigheden regeert naar zyn<br />

welgevallen, en ze alle tot uw voordeel doet<br />

famenloopen. Vergeet nimmer uwe volftrekte af-<br />

hangklyheid, en de volftrekte afhangklykheid van<br />

alle dingen van den Opperbeftuurder en Regee-<br />

rer der waereld. Vergeet niet, dat gezondheid en<br />

ziekte, rykdom en armoede, hoogheid en ge­<br />

ringheid , voorfpoed en tegenfpoed , leven en<br />

dood in zyne hand zyn, dat hy licht en duis­<br />

ternis , het goede en het kwaade in de wae­<br />

reld en onder de menfchen uitdeelt zo als met<br />

zyne verhevene, en grootdeels verborgene oog­<br />

merken overeenkomt. Verlaat u derhalven<br />

niet op uwe tydelylie goederen en voorrech­<br />

ten , maak 'er geen ftaat op als op uw we-<br />

zenlyk, duurzaam eigendom. Befchouw toch<br />

het onzekerfte en veranderlykfte van alle din­<br />

gen , den voorfpoed , niet als zeker en onver-<br />

«nderlyk. Gy weet immers niet , of gy na<br />

L 2 wei-


164 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCH<br />

weinige dagen of jaaren, of gy morgen nog<br />

zyn en hebben en vermogen zult, 't geen gy<br />

heden zyt en hebt en vermoogt. Hoe ras kan<br />

niet uw helder , glansryk pad beneveld worden<br />

, hoe ras de bedrieglyke fchittering van uwe<br />

welvaart verdwynen! Hoe ras kunnen niet uwe<br />

rykdommen u verlaaten, uwe vrienden zich van<br />

u verwyderen, uw aanzien verduisteren, uwe<br />

krachten en uwe moed bezwyken, en uw<br />

ligchaam zich aan den rand des grafs bevinden!<br />

En waar zyn dan de brooze fteunfels,<br />

waarop gy u verliet, de ftreelende vooruitzigten<br />

van eenen onafgebrokenen , langduurigen<br />

voorfpoed , die gy als zo zeker aanmerkte ?<br />

Neen, erken en befef in het midden van den<br />

overvloed, in het midden der genieting van<br />

den voorfpoed, uwe zwakheid, uwe onbeftendigheid,<br />

uwe nietigheid, en vlugtigheid, de<br />

gelykheid met eenen droom, de nietigheid aller<br />

aardfche goederen en voorrechten, en laat<br />

dit u befcheidenheid en nederigheid leeren.<br />

Leeft sy in wel/land, roepen u verder wysheid<br />

en godsdienst toe, bekroonen voorfpoed<br />

en goed geluk u en uwe onderneemingen,<br />

maak dan een maatig gebruik van deezen wel*<br />

ftand en van deezen voorfpoed. Laat u door<br />

niets


IN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. 165<br />

niets van alles , wat daartoe behoort, overheerfchen<br />

en tot eenen flaaf maaken; laat niets<br />

daarvan u zo noodzaakelyk en onontbeerlyk<br />

worden, dat het gemis of het verlies daarvan, 't<br />

welk u zo fpoedig, heden of morgen, treffen<br />

kan , u ongelukkig zou maaken. Noch uw<br />

ftand en uw rang, noch uwe goederen en voorrechten,<br />

noch uwe vrienden en lievelingen<br />

moeten ooit zoinnerlyk, zo onaffcheidelyk met<br />

het denkbeeld en het genot uwer weltevredenheid<br />

vereenigd zyn, dat gy met het verlies<br />

der eerften ook deeze zoudt moeten verliezen.<br />

Gebruik al het fchoone en goede, het gerieflyke<br />

en aangenaame, dat de Voorzienigheid u<br />

boven anderen te bezitten en te genieten geeft,<br />

met blymoedigheid, maar misbruik het nimmer.<br />

Wacht u van uwen lusten en begeenen den<br />

losfen teugel te vieren, en ze, zelfs als zy onfchuldige<br />

dingen ten doel hebben, zo dikwyls<br />

en zo volkomenlyk te bevredigen, als uwe<br />

tydelyke omftandigheden wel zouden toelaaten.<br />

Wacht u van de verkwikkingen , de vermaaken<br />

en verlustigingen deezes levens, deszelfs<br />

goederen en geneugten, in zo vol eene maate<br />

te genieten , als u in en op zichzelve wel<br />

L 3 zou


l66 HET GrifJRAG VAN EEN VROOM MENSÖH<br />

Zou mogelyk zyn , indien gy wenscht, dat<br />

uwe genietingen niet weldra in verveeling en<br />

walging verkeeren mogen. Maak noch van<br />

uwe ligchaamelyke krachten, noch van de ver­<br />

mogens van uwen geest zulk een gebruik, als<br />

of dezelve niet zouden kunnen worden uitge­<br />

put , en gebruik noch uwe magt, noch uw<br />

aanzien , noch uwe vrienden op eene wyze,<br />

als of gy dezelve haast zoudt kunnen Verlie­<br />

zen. Dat zo min de eergierigheid en heersch-<br />

zucht , als de zinnelykheid en trek tot den<br />

wellust u verleiden, om de paaien te buiten te<br />

gaan, welke de wetten der waarheid, der goe­<br />

de orde, der rechtvaardigheid, der menschlie-<br />

vendheid zelfs den vermogendften en voor-<br />

fpoedigften ftellen , en welke niemand onge-<br />

ftraft te buiten gaar. Oefen u fteeds in de<br />

onthouding, in zelfbeheerfching, in de vrywil-<br />

lige verloogchening en ontbering van zinnely-<br />

ke vertnaakén , het opzettelyk niet gebruiken<br />

van uiterlyke voordeden, indien gy uwe vry­<br />

heid , indien gy de waardigheid van den mensch ,<br />

wilt handhaaven. Offer nimmer geestelyke,<br />

duurzaame volmaaktheden, nimmer wysheid en<br />

deugd, aan uwen voorfpoed op; maar zyt fteeds<br />

be-


IN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. \Cf<br />

bereid, om geene voor de verzwakking en het<br />

verlies van deeze te koopen.<br />

Zyt gy voorfpoedig, gaat het u voor den wind,<br />

roepen, ten derden, wysheid en godsdienst den<br />

mensch toe, maak ''er dan een waarlyk Chrisielyk<br />

en weldaadig gebruik van. Dat liefde,<br />

liefde tot God en liefde tot de menfchen n<br />

daarby beziele en u in het gebruiken daarvan<br />

befliere. Zyt gy goeds moeds, zo zing, gelyk<br />

onze tekst zegt, pfalmen. Verhef u in den<br />

geest van de beeken, waaruit gy vreugde fchept,<br />

tot de bron , waaruit zy alle voortkomen, tot<br />

de eerfte, eeuwige, onafhangklyke oorzaak van<br />

uw aanweezen en van uwe welvaart, tot God,<br />

den opperden vreugdefchenker, van welken alle<br />

volmaakte gefehenken afkomen , en die onophoudelyk<br />

leven en kracht en vreugde en zaligheid<br />

over zyne gantfche onmeetelyke fchepping<br />

verfpreidt. Verzoet-en veredel u al het aangenaame,<br />

al het fchoone en goede, 't welk gy<br />

hebt en geniet, daardoor, dat gy het als gefehenken<br />

van uwen hemelfchen Vader, als bewyzen<br />

van zyn toezigt en zyner voorzienigheid,<br />

als onderpanden van nog grooter goederen<br />

en zaligheden befchouwt en geniet. Leer<br />

L 4 u


Ifj8 HET GEDÏIAG VAN EEN VROOM MENSCH<br />

u in God, in alle zyne werken en weldaaden»<br />

zo wel in *t kleine als in 't groote , verheugen<br />

, u aan zyne leiding en beftiering des te geruster<br />

en volkomener overgeeven, en alle zyne<br />

geboden des te gewilliger en blymoediger gehoorzaamen.<br />

Leid uit dat geene, 't welk God<br />

in dit tydelyke leven op deezen laageren trap<br />

van uw aanweezen, voor u gedaan heeft en nog<br />

doet, of, wat gy al van hem, die de goedheid<br />

en liefde zelve is, in een beter leven, op hoogere<br />

trappen van uw aanweezen te verwachten<br />

hebt. Dat het genot des voorfpoeds u toch<br />

vooral niet van hem, den ooriprong en onderhouier<br />

van hetzelve, verwydere, maar tracht<br />

u met hem, den Vader der lichten, meer en<br />

meer te vereenigen, door alles, wat gy van<br />

hem ontvangen hebt, volgens zynen wil en ter<br />

bevordering zyner oogmerken aan te wenden.<br />

Dat u derhalven by het gebruik daarvan de algemeenfte,<br />

de oprechtlte, de werkzaamite liefde<br />

tot uwe broederen, tot de kinderen van uwen<br />

hemelfchen Vader beziele. Wacht u van de<br />

zulken, die minder voorfpoedig, minder vermogend,<br />

minder groot, minder ryk zyn dan gy ,<br />

te verachten, of met verfmaading te behandelen.


IN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. l6$<br />

len. Verberg liever uwe uitfteekendheid voor<br />

hen, en fpeen u liever ook van derzelver onzondig<br />

gebruik, dan dat gy u op dezelve op<br />

eene beledigende wyze beroemen, of hen daarmede<br />

verdrukken en ergeren zoude. Gedraag u<br />

des te nederiger , des te menschlievender en<br />

vriendelyker jegens de geringen, zo veel te meer<br />

het geluk u boven hen verheven heefc. Help en<br />

dien anderen des te gewilliger en yveriger, verbreid<br />

des te meerder verkwikking en troost rondom<br />

u, zo veel te meerder middelen als gy daartoe<br />

in handen hebt. Stel u voor den onfchuldigen,<br />

voor den onderdrukten, voor den vervolgden<br />

, des te nadrukkelyker in de bres, zo veel te<br />

grooter uw aanzien en uwe invloed is. Deel den<br />

behoeftigen, van allerlei foort des te rykelyker<br />

en blymoediger uwe gaven mede, naar maate<br />

gy meer in ftaat zyt te geeven. Stel de voornaamfte,<br />

de hoogfte waarde ,van uwen voorfpoed<br />

, van uwe eer , van uw aanzien , van<br />

uwen rykdom en van uwe andere voorrechten<br />

daarin, dat gy een des te grooter weldoener<br />

uwer broederen zyn, dat gy des te meerder<br />

goed doen en bevorderen, en daardoor Gode,<br />

uwen hemelfchen Vader, die van eeuwigl*<br />

5 beid


ïfO HET GEDRAG VAN EEN VROOM MHNSCil<br />

heid tot eeuwigheid enkel goed en altoos het<br />

beste werkt, meer en meer gelyk kunt worden.<br />

Wilt gy- eindelyk, ö mensch, roepen wys­<br />

heid en godsdienst u toe, mlt gy uwen voorfpoed<br />

als een wyze, als een Christen bezitten en genie­<br />

ten : zo bezit en geniet denzelven met eene he­<br />

melsgezinde gemoedsgefleldheid. Bezit en ge­<br />

niet denzelven als een fchepfel, wiens wenfehen,<br />

poogingen, uitzigten en verwachtingen niet bin­<br />

nen de weinige jaaren en dagen van dit aardfche<br />

leven bepaald zyn; als een fchepfel, dat voor<br />

de onfterfly.kheid, voor eene fteeds toeneemen-<br />

de volmaaktheid en gelukzaligheid gefchikt is.<br />

Draag zorg, dat de voorrechten, de goederen<br />

en vermaaken deezes levens, hoe fchitterende<br />

en begeerenswaardig zy ook zyn, u de veel<br />

grooter en beter goederen en vermaaken en voor­<br />

rechten des verhevener levens toch niet uit het<br />

oog doen verliezen. Draag zorg dat de bezit­<br />

ting en genieting der eerfte u toch niet onver-<br />

fchillig maaken omtrent de verkryging en de ge­<br />

nieting der laatfte. Nimmer moet het tegen­<br />

woordige en zigtbaare uwe gantfche ziel vervul­<br />

len en alle uwe vermogens en krachten bezig<br />

houden. Nimmer moet gy deswegen uwe toe-<br />

ko-


IN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. I^I<br />

komende heerelyke verordening, nimmer dat<br />

vergeeten, wat gy eens in eene betere waereld<br />

zyn en worden zult. Vergelyk dikwyls de on-<br />

beftendigheid en vlugtigheid van al het fchitte-<br />

rende en blinkende, dat u hier omringt, de kor­<br />

te, flechts eenige oogenblikken beftaande duur­<br />

zaamheid van alle vermaaken, die zich u hier<br />

aanbieden, met de wezenlyke behoeften, met<br />

de onverzadelyke begeerten van uwen onfterfly-<br />

ken geest, vergelyk ze met de duurzaame, be-<br />

flendige goederen en voordeden, die het toeko­<br />

mende u doet hoopen. Zie meer op deeze dan<br />

op geene; ftreef meer naar deeze dan naar gee­<br />

ne. Geene duuren flechts een korten tyd: dee­<br />

ze zyn van eene eindelooze duurzaamheid. Gee­<br />

ne zyn droomgezichten die by het aanbreeken<br />

van den morgen verdwynen: deeze blyven uont-<br />

waakende nog by, en maaken de vreugde en het<br />

geluk van den zaligden dag uit, waarop geen<br />

nacht zal volgen.<br />

Dit , myne geliefde Vrienden! roepen de<br />

wysheid en de godsdienst ons in den voor­<br />

fpoed toe. Gelukkig zyn wy, indien wy op<br />

haare item acht geeven, en haare raadgeevin-<br />

gen opvolgen! Alsdan zouden wy niet alleen<br />

voor-


172 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCH<br />

voorfpoedig, maar ook gelukkig weezen , era<br />

ons door een waardig gebruik van den voor­<br />

fpoed meer en meer tot zuiverer en verheve­<br />

ner geluk gefchikt maaken. En welke lesfen,<br />

welke vertroostingen, welke verlferkingen gee­<br />

ven ons nu deeze hemelfche leermeesteresfen<br />

in den tegenfpoed?<br />

Draag den tegenfpoed, roepen zy den mensch<br />

toe, draag den tegenfpoed, met geduld en ge-<br />

ïaatenheid. Dit is het beste, het eenigfte<br />

middel, om u uwen last te verligten, en den-<br />

zelven draaglyk te maaken. Laat uw lyden,<br />

nwe fmerten, uwe bekommeringen u niet ne-<br />

derdrukken, niet moedeloos maaken, niet in<br />

den afgrond der vertwyfeling ftorten. Waan<br />

toch niet, alles verlooren te hebben, als gy<br />

uwe aardfche goederen en uiterlyke voorrech­<br />

ten verloren hebt. Merk uzelven toch niet<br />

aan als ellendig en ongelukkig, omdat gy<br />

rampfpoedig zyt. Laat de hoop van na de<br />

duisternis weder het licht te zullen zien en<br />

uw ruuw pad met een effener te verwisfelen,<br />

toch vooral niet vaaren. Houd den tegenfpoed<br />

niet voor behendiger en onveranderlyker dan<br />

den voorfpoed. Zy zyn beide even onzeker en<br />

vlug-


JN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. 173<br />

viugtig, beide aan de menigvuldigfte afwisfeling<br />

onderhevig. Zyt gy in lyden, zo bid, gelyk de<br />

tekst vermaant. Draag uw lyden in het befef<br />

van uwe afhangklykheid van God, indien gy<br />

hetzelve met geduld wenscht te draagen. Ver­<br />

geet nooit, dat hy het is, die vernedert en ver­<br />

hoogt, die wondt en heelt, arm en ryk maakt,<br />

den mensch in 't graf Mort en hem uit hetzelve<br />

weder doet opftaan. Merk alle tegenfpoeden,<br />

die u treffen, aan als toelaatingen en befchik-<br />

kingen van uwen hemelfchen Vader, en vergeet<br />

nooit, dat hy zyne kinderen ook dan liefheeft,<br />

als hy hen doet lyden en door lyden verbetert;<br />

en dat hy niets anders dan hun welzyn kan en<br />

wil werken. Murmureer derhalven nooit te­<br />

gen hem, den Heiligen en Rechtvaardigen, den<br />

Algoeden; befchouw u nooit als benadeeld, als<br />

vergeeten en verwaarloosd van den geenen, die<br />

alles weet, die alles onderhoudt en bezielt, die<br />

alles volgens de voorfchriften der volmaaktüe<br />

wysheid beftiert en regeert, die alle zyne fchep-<br />

felen genegen is en zich over allen zynen fchep-<br />

fels ontfermt. Eerbiedig integendeel zyne wy­<br />

ze Goedheid met eene kinderlyke onderwerping ,<br />

ook dan, wanneer gy haare wegen niet dcor-<br />

gron-


i74 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCH<br />

gronden en begrypèn kunt, omdat het einde<br />

daarvan voor u met duisterheid bedekt is.<br />

Draag uwe rampen met ftandvastigheid, roepen<br />

verder de wysheid en de godsdienst den<br />

rampfpoedigen toe. Wacht u van Jaage, onrechtvaardige<br />

, met Gods wil en met uwen pligc<br />

ftrydende middelen te gebruiken, om u van uw<br />

lyden te ontdaan. Werp den last, die u deukt,<br />

niet eigendunkelyk, niet in euvelen moede van<br />

uwe fchouderen. Draag denzelven zo lang, tot<br />

dat het den geenen, die hen u opgelegd heeft,<br />

behaagt, hem u weder af te neemen. Hy<br />

heeft last en kracht naar den naauwkeurigflen<br />

maatftaf tegen malkanderen afgemeeten, en zal<br />

u nooit meer opleggen, dan gy in ftaat zyt te<br />

draagen. Is uwe kracht uitgeput, dan is ook<br />

gewislyk het oogenblik van hulp en verlosfing<br />

niet verre af. Wanhoop derhalven nimmer<br />

aan uwe krachten, hoe bepaald dezelve ook<br />

zyn; God, die ze u gaf, kan en zal ze vermeerderen.<br />

Zyne kracht, die alles in allen<br />

werkt, is ook in den zwakken magtig, en kan<br />

meer doen, en doet zeer dikwyls veel meer<br />

dan wy kunnen wenfehen en bevatten. Volhard<br />

derhalven met een rustig en onverfchrok-<br />

ke»


IN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. 1^5<br />

ken gemoed, hoe lang uw lyden ook duuren<br />

moge , en fchoon het onheil u zelfs met<br />

verderf en ondergang bedreige. Op den<br />

mensch, op den Christen, die met den tegenfpoed<br />

worstelt, en in dien ftryd overwint*<br />

ziet de Beheerfcher der waereld met byzonder<br />

welgevallen neder, en die mag zich alles van<br />

de gevolgen zyns ftryds en zyner overwinning<br />

belooven.<br />

Vereenig, roepen ten derden wysheid en gods*<br />

dienst den rampfpoedigen toe, vereenig met uwe<br />

ftandvastigkeid een rustig en geloovig vertrouwen<br />

op God. Alle eigenfchappen immers, die<br />

u gerustheid en vertrouwen inboezemen kunnen,<br />

zyn den Allerhoogften, den Oneindigen,<br />

uwen Schepper en Vader, zonder eenige bepaaling,<br />

zyn hem wezenlyk eigen. Hy is de Alweetende,<br />

die alle uwe behoeften, alle uwe<br />

gebreken en lyden, en alle middelen en wegen,<br />

om dezelve te verhelpen, op het naauwkeurigfte<br />

en met eene onbedrieglyke zekerheid kent.<br />

Hy is de Almagtige, die alles in zyne hand<br />

heeft, aan wien alle fchepfelen, alle toevalligheden<br />

, alle gebeurtenisfen in hemel en op aarde<br />

onderworpen zyn; zonder wiens toelaating<br />

u


l?6 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCH<br />

u geen onheil treffen kan, op wiens bevel de<br />

duisternis in licht verandert, en zelfs het fewaa-<br />

de tot uw best moet gedyen. Hy is de Algoe-<br />

de, die niets dan volmaaktheid en gelukzalig­<br />

heid wil en bevordert, en ze ook dan wil en<br />

bevordert, wanneer zich alles tot ons verderf<br />

fchynt te vereenigen. Bewyst uw eerbied Hem<br />

den Alweetenden, den Almagtigen, den Algoe-<br />

den, daardoor , dat gy enkel goed en altoos het<br />

beste van hem verwacht. Wanhoop nooit aan<br />

zyne hulp, twyfel nooit, of hy ze u wel ten<br />

gefchiktlten tyde, in de gevoeglykfte omftan-<br />

digheden, op de met uwe waare gelukzaligheid<br />

best overeenkomstige wyze verleenen zal, en<br />

vertrouw van hem, den wysften en goedertie-<br />

renften Regeerer der waereld, uwen liefdery-<br />

ken Vader, dat hy u nooit vergeeten, u nooit<br />

verlaaten, noch verwaarloozen, en ook u, vroeg<br />

of laat, op deeze of op eene andere wyze,<br />

onfeilbaar tot het doel der volmaaktheid bren­<br />

gen zal, waarvoor gy vatbaar zyt.<br />

Zie derhalven, roepen eindelyk de wysheid<br />

en de godsdienst den rampfpoedigen toe, zie<br />

op het doel, dat u is voor gefield, zie op de toe­<br />

komende waereld, die u verbeidt, en op de over-<br />

vloê-


ÏN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. I77<br />

vhedige fchadeloosftellingen en vergeldingen, dit<br />

gy daar van de goedheid des Oneindigen te wachten<br />

hebt. Of de weg, die u tot dat doel<br />

leidt, iets donkerer of iets helderer, iets moeijelyker<br />

of iets ligter om te bewandelen ge-:<br />

weest is; of deeze weinige dagen en jaaren<br />

uwer eerfte opvoeding en vorming u meerder<br />

druk of meerder vermaaken verfchaft hebben:<br />

6 daarover zult gy u gewisfclyk niet ontrusten,<br />

indien gy flechts dat heerelyke doel bereikt,<br />

indien gy flechts in deeze fchool uws<br />

levens wysheid en deugd verzamelt, en daardoor<br />

voor het betere, eeuwige leven gefchikt<br />

wordt. Wat toch is al het lyden deezes tegenwoordigen<br />

tyds in vergelyking met de heerlykheid,<br />

die u ten deel zal vallen, indien gy<br />

dit lyden als een Christen verdraagen, en hetzelve<br />

ter uwer verbetering gebruikt hebt? Ja,<br />

myne geliefde Vrienden! om fteeds beter,<br />

fteeds volmaakter, zo wel door druk als door<br />

vermaak, zo wel door tegenfpoed als door<br />

voorfpoed, fteeds beter en volmaakter te worden<br />

, daarnaar laaten wy allen onophoudelyk<br />

ftreeven. En dan zal niemand onder ons zyn<br />

oogmerk misfen, dan zullen wy hetzelve langs<br />

VUI. STUK. M al-


I78 HET GEDRAG VAN EEN VROOM ENZ.<br />

alle wegen, in allerleien toeftand en fteeds nader<br />

komen, en ons eenmaal over alle de voordeden<br />

en alle de nadeelen, over al den voorfpoed<br />

en al den tegenfpoed verheugen, waardoor<br />

wy hetzelve bereikt hebben. Amen,


A GT S T E L E E R R E D E .<br />

WAAROM HEEFT 'ER NIET<br />

MEERDER GELUK ON­<br />

DER ONS PLAATS?<br />

Tekst!<br />

EUANO. VAN LUKAS, Hoofdfl. XU. VS. 15.<br />

Ziet toe, en wacht u van de gierigheid: want het is niet<br />

in den overvloed gelegen, dat iemand leeft uit zytfi<br />

goederen.<br />

M s


h e b t o n s a l l e n t o t<br />

ó gy<br />

e l u k v e r<br />

g '<br />

ordend, ons allen voor geluk vatbaar gemaakt,<br />

ons allen het vuurigfte verlangen daarnaar ingeboezemd,<br />

en de menigvuldigfte, krachtiglte<br />

middelen daartoe gegeeven: en nogthans zyn<br />

wy niet allen gelukkig, en veelen van ons zyn<br />

zulks in eene veel mindere maate, dan zy<br />

het zouden kunnen zyn. Heer! gy zyt rechtvaardig,<br />

gy zyt de goedheid en liefde zelve;<br />

weldoen en zaligmaaken is uwe eenigfte, uwe<br />

eeuwige bezigheid; van u komt altoos enkel<br />

goed, en de grootstmogelyke maat van 't<br />

goede, waarvoor uwe fchepfelen in elk tydperk<br />

en in ieder verband der dingen vatbaar<br />

zyn. Neen, niet u, den Algoeden, maar onszelven,<br />

onze eigene onbedachtzaamheid, ligtzinnigheid,<br />

nalaatigheid en traagheid, hebben<br />

wy het te wyten, indien wy ons van het doel<br />

der gelukzaligheid verwyderen, of dat geluk<br />

flechts zeer gebrekkelyk en onvolkomenlyk genieten.<br />

Ach, maar al te dikwyls zoeken wy<br />

het ter plaatfe, daar het niet te vinden is,<br />

en verfpillen onze edelfte krachten in ydele,<br />

vruchtelooze poogingen. Maar al te dikwyls<br />

M 3 flui-


l8a WAAROM HEEFT 'ER KIET MEERDER.<br />

fluiten wy onze zinnen en ons hart voor hee<br />

fchoone en goede, 't welk gy ons ter genieting<br />

aanbiedt, gaan de zuiverfte, rykfte bronnen van<br />

genoegen en vermaak met onverf chilligheid voorby,<br />

of fcheppen zo onbedachtzaam uit dezelve,<br />

dat wy haare zoetheid niet fmaaken, en haare<br />

bezielende en gelukkigmaakende kracht niet ondervinden.<br />

Maar al te zelden laaten wy ons van<br />

wysheid, deugden godsvrucht leiden, en hoe<br />

zouden wy dan voor de talrykfte misftappen,<br />

voor de gevaarlykfte vergrypingen en doolingen<br />

beveiligd zyn? Ach God! leer gy zelf ons onze<br />

dwaalingen en misflagen erkennen, en breng<br />

ons weder van onze doolwegen te rug. Geef<br />

toch,"dat wy met meerder opmerkzaamheid en<br />

zorgvuldigheid, met zekerer en vaster fchreden<br />

den weg der gelukzaligheid bewandelen, en laat<br />

het licht der waarheid ons op deezen weg vergezellen.<br />

Zegen ook thans onze overdenkingen<br />

over dit onderwerp. Leer ons 't geen wy, om<br />

gelukkig te zyn, vermyden en doen moeten,<br />

duidelyk inzien, en laat deeze kennis levendig<br />

in ons worden. Wy bidden u hierom, in den<br />

naam van onzen Heer en Heiland Jefus Christus,<br />

en roepen u verder als zyne dienaars aan: Onze<br />

Vader enz.<br />

Ge-


.GELUK ONDER ONS PLAATS? lS3<br />

Geluk, myne aandachtige Toehoorers! is»<br />

gelyk ik u onlangs onder het oog bragt, en<br />

gelyk iedereen zonder myne herinnering uit<br />

innerlyke ondervinding weet, geluk is het doel,<br />

waarnaar ieder rnensch reikhalst en ftreeft. Ieder<br />

mensch onderfcheidt aangenaame en onaangenaame<br />

denkbeelden en gewaarwordingen<br />

van eikanderen; tracht geene in zich te verwekken<br />

en te onderhouden, en deeze zo veel<br />

mogelyk te verzwakken en van zich te verwyderen<br />

; kweekt geene met genoegen aan,<br />

geeft zich aan deeze nooit zonder tegenkanting<br />

en ftryd over, en wenscht altoos, dat<br />

geene een zo groot mogelyk overwigt op deeze<br />

hebben mogen. Ieder mensch is ook voor<br />

zekeren , hooger of laager , trap van geluk<br />

vatbaar; en deeze trappen zyn niet minder menigvuldig<br />

en verfcheiden, dan de vermogens,<br />

de levenswys, de opvoeding, de zedelyke gefteldheid,<br />

de godsdienst, de verbindtenisfen en<br />

omftandigheden der menfchen zyn. Zy ver~<br />

fchillen ten opzigt van kennis en genieting van<br />

het goede, van fmaak efl verkiezing zo veel<br />

M 4 van


184 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />

van malkanderen, als de menfchen zeiven van<br />

malkanderen verfchillen. Wy, myne aandachtige<br />

Toehoorers ! behooren als menfchen en<br />

als Christenen tot de klasfè der redelyke bewooneren<br />

van den aardbol, die voor een verheven<br />

, een by uitneemendheid groot geluk<br />

vatbaar zyn. Wy hebben eenen aanzienlyken<br />

trap van befchaafdheid bereikt. De vermogens<br />

van onzen geest zyn in een grooter kring<br />

van werkzaamheid geplaatst. Onze reden is<br />

verlicht; wy zyn in 't nadenken geoefend. Wy<br />

kennen en bezitten veele bronnen van vermaak<br />

en genoegen, en wel van het edelfte vermaak<br />

en het zuiverfte genoegen, die voor veele,<br />

misfchien voor de meeste menfchen verborgen<br />

en onbekend zyn. Het licht des Euangelies<br />

heeft veele fchadelyke vooroordeelen en dwaalingen<br />

onder ons verzwakt, ons op eene menigte<br />

van belangryke zaaken opmerkzaam gemaakt,<br />

en ons van veele anderen juister begrippen<br />

en meerder zekerheid gegeeven. Wy<br />

weeten duidelyker, wat" geluk is , en langs<br />

welke wegen, door welke middelen men tot<br />

hetzelve komt. Maar zyn wy ook in de daad<br />

gelukkiger dan anderen? Zo gelukkig, als wy<br />

in onzen toeftand, volgens onze krachten, by<br />

on-


GELUK ONDER ONS PLAATS? l8$<br />

onze hulpmiddelen zyn kunnen? Is de trap van<br />

ons geluk overeenkomftig met den trap van onze<br />

befchaafdheid, van onze kundigheden, en<br />

met de gunstige omftandigheden, waarin wy ons<br />

bevinden? Zou men uit den laatften den eerften<br />

kunnen opmaaken? Heerscht 'er meer vergenoegdzaamheid<br />

dan onvergenoegdzaamheid, meer<br />

blydfchap dan droefheid onder ons? Stygen 'er<br />

meer dank- en lofzangen dan zuchten en klagten<br />

uit ons midden ten hemel? Ach, ik vrees, myne<br />

geliefde Vrienden! dat de dagelykfche ondervinding<br />

ons zou loogenftraffen, indien wy<br />

dit in 't algemeen wilden ftaande houden. Maar<br />

zou niet de fchuld van dit gebrek aan geluk by<br />

onszelven liggen? Laaten wy onze gedachten<br />

hierover eens laaten gaan, myne aandachtige<br />

Toehoorers! Laaten wy de oorzaaken nafpooren,<br />

waarom ""er onder menfchen, gelyk wy zyn,<br />

onder menfchen van onze foort en in onzen toeftand,<br />

niet meerder waar geluk te vinden is.<br />

Leeren wy deeze oorzaaken kennen, en houden<br />

voor 't geen zy zyn, dan zal het ons te ligter<br />

vallen, om de hinderpaalen van ons geluk te<br />

boven te komen, of dezelve uit den weg te<br />

ruimen. Mogt myne tegenwoordige leerrede<br />

iets ter bevordering van dit heilzaame oog-<br />

M 5 merk,


ï86 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />

merk , ter bevordering van uw geluk toebreng<br />

gen !<br />

De eerfte oorzaak, waarom 'er niet meer<br />

geluk onder ons , onder menfchen van onze<br />

foort en in onze omftandigheden , gevonden<br />

wordt, is deeze: men kweekt en gebruikt de gefchiktheid<br />

tot geluk niet zorgvuldig genoeg. E<br />

waarin beftaat deeze gefchiktheid? Deeze gevoeligheid<br />

voor genoegen en vermaak? Waardoor<br />

wordt dezelve onderhouden? Zy beftaat<br />

hierin en wordt hierdoor onderhouden , dat<br />

men opene zinnen en ; een open hart heeft<br />

voor al het fchoone en goede, 't welk in de<br />

waereld en onder de menfchen en in onzen<br />

eigenen toeftand plaats heeft; dat men daarop<br />

opmerkzaam is; dat men het overal begeerig<br />

opzoekt, gaarne ontdekt, en 'er zich langer<br />

en liever by ophoudt, dan by het tegenovergefielde.<br />

Zy, de gefchiktheid voor geluk, beftaat<br />

hierin, en wordt hierdoor onderhouden,<br />

dat men zich niet tegen de indrukfels, die het<br />

fchoone en goede op ons maaken, door eene<br />

al te verftrooijende leevenswyze, of door onachtzaamheid<br />

en ligtzinnigheid verhart, dat men<br />

zyn natuurelyk en zedelyk gevoel door de gefcaüufte<br />

middelen opwekt en aankweekt, zynen


GELUK. ONDER ONS PLAATS? l8f<br />

nen fmaak verfynt en veredelt, zich in het<br />

nadenken oefent over alles, wat men ziet en<br />

ondervindt, en zich daardoor hoe langer hoe<br />

duidelyker en naauwkeuriger denkbeelden van<br />

de natuur en gefteldheid der dingen, van haare<br />

oogmerken, van haare verordening, van<br />

haare betrekkingen en verband vormt. Zal<br />

dit gefchieden: dan moet de mensch een kalm<br />

gemoed hebben, dat vry is van ongeregelde,<br />

hevige hartstochten; hy moet- meester zyn van<br />

zyne opmerkzaamheid; hy moet zich gaarne<br />

en dikwyls met de befchouwing der natuur,<br />

met het nafpooren van haare tallooze fchoonheden<br />

en goederen bezig houden ; moet in<br />

derzelver ftille genieting zyn genoegen ftellen<br />

, en eenzaame overdenkingen moeten zo<br />

wel als de verkeering met wyze , gevoelige<br />

menfchen zyne geliefdfte uirfpanning zyn. Indien<br />

gy derhalven, myne aandachtige Toehoorers!<br />

indien gy als met geflootene oogen en<br />

met een ongevoelig, verkleumd hart, in het<br />

midden van alle fchoonheden en goederen ,<br />

die u omringen, op den levensweg voortflentert,<br />

of, van den eenen of den anderen hartstocht<br />

geboeid, al uwe oplettendheid eeniglyk<br />

tot bevrediging van denzelven bepaalt, en omtrent


8S WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />

went al het andere onverfchillig of ongevoelig<br />

zyt; indien gy of van te groote drukte,<br />

of van eindelooze verftrooijingen geflingerd ,<br />

nooit tot u zeiven , nooit tot ftilte en rust<br />

komt; indien gy alles flechts oppervlakkig befchouwt,<br />

flechts naar zyne uiterlyke gedaante<br />

beoordeelt, en niets door aanhoudend overdenken<br />

in den grond leert kennen: dan blyft de<br />

gefchiktheid en de vatbaarheid voor geluk, die<br />

u natuurlyk eigen is, grootdeels onontwikkeld<br />

en ongebruikt in u (luimeren, en gy hebt het<br />

uzelven te wyten, dat gy minder gelukkig<br />

zyt, dan gy volgens uwe vermogens en in uwe<br />

omftandigheden zoudt kunnen zyn. Gebruikt,<br />

oefent deeze vermogens, wendt deeze omftandigheden<br />

wel aan , geeft aan uwe opmerkzaamheid<br />

de behoorelyke richting, ontfluit uwe<br />

zinnen en uw hart voor iederen indruk van het<br />

fchoone en goede, en leert deszelfs waarde<br />

door nadenken kennen en befeffen. Het geluk,<br />

myne aandachtige Toehoorers! is geene zaak,<br />

die ons zonder ons toedoen en zonder onze<br />

poogingen in den fchoot geftort wordt; het<br />

wil door oplettendheid, door ernst, dikwyls<br />

door infpanning, altoos door eene zorgvuldige<br />

gebruikmaaking van alle middelen, die daartoe


GELUK ONDER ONS PLAATS? 189<br />

toe diènftig zyn, gezocht en verkreegen wor­<br />

den.<br />

Eene andere, met de eerfte naauwverbon-<br />

dene oorzaak , waarom 'er niet meer geluk<br />

onder ons plaats heeft, is deeze: men heeft-<br />

men bezit, men ondervindt, men geniet zeer<br />

veel goeds zonder bewustheid, zonder overleg,<br />

en gevolglyk ook zonder fmaak en zonder ge­<br />

noegen. Nu eens is het de langduurige be­<br />

zitting en de gewoonte, die het goede zyne<br />

bekoorlykheid en zyne waarde in onze oogen<br />

beneemen; fomtyds is het het onrustige ftree­<br />

ven naar eenig ander onzeker, en misfchien<br />

zeer bedrieglyk of althans zeer ontbeerlyk<br />

goed, 't welk ons omtrent al het andere on-<br />

aandoenlyk maakt; dan weder zyn het de on­<br />

achtzaamheid en ligtzinnigheid, welke veroor-<br />

zaaken, dat wy nergens op letten, ons ner­<br />

gens by bepaalen, nergens by ftilftaan, maar<br />

alles als vlugtige fchaduwen en droombeelden<br />

by ons laaten voorby gaan. Hoe onbillyk ech­<br />

ter handelen wy niet in dit opzigt tegen de<br />

Godlyke Voorzienigheid, en hoe vyandig te­<br />

gen onszelven! Welke dag, welk uur onzes<br />

levens is niet ryk in menigvuldige bewyzen<br />

der Godlyke Voorzorg en Goedheid? Wat al<br />

voor-


tO'0 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />

voordeden , wat al aangenaamheden, wat al<br />

gerieflykhedeh, wat al weldaaden voor het<br />

ligchaam en voor de ziel genieten wy niet elken<br />

dag, ja elk uur? Of, is de bewustheid<br />

van ons leven, het gevoel Onzer vermogens<br />

en onzer gezondheid ; is het menigvuldige ,<br />

nuttige gebruik, 't welk wy daarvan maaken,<br />

óf althans kunnen maaken; is de voldoening<br />

Onzer verfchillende dringende behoeften; is de<br />

gedachte aan onze uitmuntende natuur en verordening<br />

, de gedachte aan onze onfterflykheid,<br />

de verheffing van onzen geest tot God, en<br />

het vooruitzigt op een beter toekomende: zyn<br />

dit alles geene zegeningen , wier genot ons<br />

dagelyks kan verheugen en gelukkig maaken?<br />

Èn hoe veel fchoons en goeds kunnen wy<br />

niet dag aan dag in de natuur en in het gezellige<br />

leven zien en ondervinden? Indien wy<br />

nu op dit alles zorgvuldig acht gaven; indien<br />

wy dit alles met bewustheid en overleg genooten;<br />

indien wy ons by deszelfs genot tot de<br />

eerfte, eeuwige Bron van al het fchoone en<br />

goede verheften, en daaruit onze verbindtenis<br />

met dezelven en onze toekomende verwachtingen<br />

afleidden: hoe grootelyks zouden wy daardoor<br />

niet de fom onzer aangenaame denkbeelden


CELUK ONDER ONS PLAATS? ioi<br />

den en gewaarwordingen, de fora van ons geluk<br />

vermeerderen! Welk een groot overwigt<br />

zou niet het goede op het kwaade zelfs volgens<br />

ons eigen inzigt en naar onze eigene ondervinding<br />

verkrygen! Met hoe veele voordeelen<br />

en zegeningen , met hoe menigerlei geneugten<br />

zou niet ieder, grooter en kleiner,<br />

tydperk onzes levens verfierd zyn! Wenscht gy<br />

derhalven uw geluk te vermeerderen , myne<br />

geliefde Vrienden! zo herinnert u dikwyls by<br />

het ontwaaken, dikwyls by het gaan ilaapen,<br />

dikwyls in de oogenblikken der afgezonderde<br />

overdenking van het fchoone en goede , 't<br />

welk u omringt, en 't welk gy zeiven hebt en<br />

bezit, of doen en genieten kunt; alle vermo^<br />

gens en alle de uitmuntendheden van uwen<br />

geest en van uw ligchaam, alle middelen van<br />

verlichting , van verbetering, van genoegen,<br />

alle aangenaamheden van het huisfelyke en van<br />

het gezellige leven, alles, wat gy thans zyt*<br />

en wat gy nog eens moogt hoopen te worden.<br />

Telt dan uwe wezenlyke rykdommen by<br />

een, en gebruikt en geniet dezelve als redelyke<br />

fchepfelen met eene duidelyke bewustheid<br />

en onder een dankbaar befef hunner waarde.<br />

Eene


102 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />

Eene derde oorzaak, myne aandachtige Toe-»<br />

boorers! waarom 'er niet meer geluk onder<br />

ons plaats heeft, is deeze: men verlangt, men<br />

verwacht maar al te dikwyls onmogelyke, tegenftrydige<br />

dingen, en merkt dezelve aan als<br />

noodzaakelyke, wezenlyke deelen van zyn gelu<br />

Vergeeffche wenfehen en mislukte verwachtingen<br />

maaken ons altoos meer of min ellendig,<br />

en beneemen niet zelden zelfs het goede<br />

, 't welk noch onze wenfehen noch onze<br />

verwachtingen te leur Helt, al zyne waarde in<br />

onze oogen. Indien gy derhalven, myne aandacht<br />

:<br />

ge Toehoorers i die als menfchen een<br />

menfchelyk, dat is, een aardsch, vergangklyk,<br />

broosch ligchaam omdraagt , nogthans geene<br />

onaangenaame indrukfels van uiterlyke dingen<br />

ondervinden, en nogthans van alle fmerten en<br />

ziekten bevryd blyven wilt, indien gy, die met<br />

broofche, fterfelyke menfchen vereenigd zyt,<br />

en broofche, fterfelyke menfchen lief hebt, en<br />

hen nog'hans nooit verliezen en nooit van hun<br />

gefcheiden wilt worden; indien gy een gezellig<br />

leven leiden, en deszelfs menigvuldige aangenaamheden<br />

en voordeden genieten, en nogthans<br />

om hetzelve niets verdraagen, niets lyden,<br />

niets ontbeeren, niets doen wilt; indien<br />

gy>


GELUK ÓNDIÏl ONS PLAATS? ÏQJ<br />

gy, die ais menfchen. bepaalde Vermogens<br />

hebt, nogthans verlangt, dat dezelve doof<br />

moeite en infpanning nooit verzwakt, of uit­<br />

geput zullen worden; indien gy, die als bur­<br />

gers der waereld, als fchakels van de onmee-<br />

telyke keten der dingen, flechts zekeren rang<br />

onder de menfchen bekleeden, flechts in ze­<br />

keren en bepaalden toeftand zyn kunt, nog-<br />

ihans over de bepaaldheid en bezwaarnisfen,<br />

die daaraan noodzaakelyk verbonden zyn, als<br />

over waare onheilen klaagt, en nogthans de.<br />

voordeden en aangenaamheden der overige<br />

rangen en toeftanden tevens verlangt; indien<br />

gy, die thans in eenen ftaat van opvoeding,<br />

van oefening, van voorbereiding leeft, nog­<br />

thans alles, wat moeite en infpanning ver-<br />

eischt, fchuwt , en nogthans maaijen wilt,<br />

voordat gy gezaaid hebt: dan gewisfelyk kun­<br />

nen uwe wenfehen niet bevredigd, uwe ver­<br />

wachtingen niet vervuld worden, dan moet gy<br />

zekerlyk het doel, waarnaar gy ftreeft, mis-<br />

fen, omdat hetzelve niet tot de daadelyke wae­<br />

reld behoort, maar een loutere /peeling uwer<br />

verbeelding is. Neen, wenscht gy gelukkig<br />

te zyn, verlangt dan geene andere goederen,<br />

geene andere geneugten en vermaaken, dan die<br />

VW. STSK. N voor


fp4 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />

voor u, in uwen kring, in uwe verbindtenisfen,<br />

in uwen tegenwoordigen toeftand gefchikt<br />

zyn; verlangt noch het geluk van geringer,<br />

noch het geluk van verhevener fchepfelen, dan<br />

gy zyt, noch den groover zinnelyken wellust<br />

der dieren, noch de zuiverer, geestelyke genietingen<br />

der engelen, noch onvermengde en onafgebrokene,<br />

noch enkel verrukkende vreugde.<br />

Zyne wenfehen te beheerfchen en te maatigen,<br />

en niets te verlangen en te verwachten, wat<br />

met den aart der dingen en met onzen toeftand<br />

ftrydt, deeze is de rechte weg ter gelukzaligheid.<br />

Eene vierde oorzaak, waarom 'er niet meerder<br />

geluk onder ons plaats heeft, is deeze: men<br />

ziet veele foorten van geluk en veele middele<br />

daartoe, gantfchelyk over het hoofd , en waa<br />

deert en zoekt anderen niet genoegzaam,-<br />

dereen wenscht gelukkig te zyn, en iedereen<br />

wendt daartoe zekere middelen aan. Wie houdt<br />

niet de gezondheid, de ligchaamelyke fterkte,<br />

den goeden voortgang in zyne bezigheden, den<br />

goeden naam, een toereikend beftaan, een onbezorgd,<br />

gemakkelyk leven, voordeelige verbindtenisfen<br />

met zyne medemenfehen, wie houdt<br />

niet rykdom, aanzien en eer voor begeerenswaardige<br />

goederen ? Wie ftreeft niet, meer of<br />

min,


GfcLÜK ONDER ONS PLAATS? I95<br />

min, daarnaar, als naar middelen tot het geluk<br />

? Maar hoe veele andere bronnen van hetzelve<br />

gaat men onachtzaam voorby, houdt ze<br />

niet voor 't geen zy zyn, of fchept 'er veel<br />

minder genoegen en vermaak uit, dan men 'er<br />

uit zou kunnen fcheppen! Het genot der fchoone<br />

natuur; het deelneemen in alles , wat fchoon<br />

en goed in de waereld en onder de menfchen is<br />

en gefchiedt; de bewustheid van billyk eh goed<br />

gehandeld te hebben; het gevoel van zyne vordering<br />

op den weg der verbetering en der volmaaktheid;<br />

het nadenken over gewigtige zaaken;<br />

het uitbreiden en verbeteren zyner kundigheden<br />

en inzigten; het genoegen des huisfelyken<br />

levens; de ftille verkeering met zichzelf<br />

ven en met weinige verftandige en braave vrienden,<br />

het vermaak der weldaadigheid; de geneugten<br />

der godsdienftige overdenking: welke<br />

ryke, onuitputtelyke bronnen van geluk, zyn<br />

dat niet voor den geenen, die ze kent en weel<br />

te gebruiken! Welk eenen zuiveren wellust,<br />

welk een waar, duurzaam genoegen fchept niet<br />

de wyze en de Christen uit dezelve! Hoe veel<br />

meerder wellust,hoe veel meerder vermaak,dan<br />

al het andere in ftaat is hem te verfchaffen!<br />

N 2 font»


ly6 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />

Kent, eerbiedigt, gebruikt gy ook deeze bronnen<br />

der gelukzaligheid, myne geliefde Vrienden?<br />

Geeft gy haar den voorrang boven alle<br />

andere ? Vertoeft gy het liefst en het langst by<br />

dezelve? Is u haare verkwikkende, verfterkende<br />

kracht uit ondervinding bekend? Ach, zo<br />

gy los en ligtvaardig dezelve voorbyloopt; zo<br />

gy haar meer als bronnen van verveeling en verdriet,<br />

dan van vermaak en genoegen aanmerkt;<br />

of zo gy u verbeeldt, dat gy dezelve, zo lang<br />

jeugd en welvaart u toelagchen, zonder nadeel<br />

ontbeeren kunt: kunt gy gewisfelyk niet gelukkig,<br />

of kunt het flechts in eenen zeer geringen<br />

trap zyn. Neen, zullen uwe klagten, ö menfchen<br />

! ö Christenen i zullen uwe klagten over<br />

gebrek aan geluk niet even zo onbillyk als ftrafbaar<br />

zyn: gebruikt dan ten minsten alle bronnen<br />

van vermaak, die de natuur en de godsdienst<br />

voor u ontflaiten, en gebruikt ze met de opmerkzaamheid<br />

, met de zorgvuldigheid, met de<br />

aanhoudende vlyt , die haare groote waarde<br />

verdient. Hoe fpoedig zullen dan niet uwe<br />

meeste klagten verdommen ! Hoe veel ryker<br />

in middelen tot geluk zult gy uzelven bevinden,<br />

dan gy u eerst verbeeldde! En hoe<br />

veel


GELUK ONDER ONS PLAATS? Ï97<br />

veel gelukkiger zult gy dan wezenlyk zyn, dan<br />

gy thans zyt!<br />

Eene vyfde oorzaak van het gebrek aan geluk<br />

is deeze: men zoekt het geluk meer buiten<br />

zich, dan in zich; meer in 'tgeen men heeft,<br />

dan in V geen men is; meer in 't geen men volvoert<br />

en tot ftand brengt, dan in V geen men<br />

doet; meer in V geen anderen van ons denken en<br />

gelooven , dan in V geen wy wezenlyk zyn. Deeze<br />

is de weg niet tot het geluk; althans brengt<br />

hy ons flechts zelden, flechts als by toeval,<br />

flechts langs veelerhande omwegen tot deszelfs<br />

bezitting en genieting. Dat geen, 't welk wy<br />

hebben en bezitten, behoort immers niet tot<br />

onszelven, is zeer onbeflendig en onzeker, en<br />

niet minder onzeker en onbeflendig is de weltevredenheid,<br />

die daarop gebouwd w tordt. Alleenlyk<br />

dat geen, 't wejk wy zyn, is werkelyk<br />

het onze, behoort in de daad tot onze<br />

perfoonlykheid, en zo wy reden hebben van<br />

daarmede weltevreden te zyn, is onze weltevredenheid<br />

vast gegrond. Dat geen, 't Welk<br />

wy met onze vermogens uitvoeren en tot ftandbrengen,<br />

hangt zeer dikwyls meer van gunstige<br />

omftandigheden, dan van onze bekwaamheid<br />

en onze verdiensten af, en zelden zul-<br />

N 3 len


Ï08 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />

len wy over onze daaden, over de aanwending<br />

onzer krachten ten vollen te vreden zyn,<br />

indien wy dezelve eeniglyk naar den uitilag<br />

beoordeelen : maar nooit zullen wy dezelve<br />

voor verlooren, of vergeefs aangewend houden,<br />

indien wy ons meer benaarstigen, om 'er<br />

het beste gebruik van te maaken en ze daardoor<br />

te oefenen en te verfterken, dan om 'er<br />

groote dingen mede uittevoeren. De gevoelens<br />

der menfchen eindelyk zyn zo veranderlyk<br />

als zy zeiven, en wie het gebouw van zyn<br />

geluk daarop vestigt, bouwt op een losfen<br />

zandgrond. Alleen de bewustheid van onze<br />

toeneemende inwendige volmaaktheid en goedkeuring<br />

van ons eigen hart zyn duurzaame goe-*<br />

deren, zyn nimmer opdroogende bronnen van<br />

genoegen. Wenscht gy derhalven gelukkig te<br />

zyn, myne geliefde Vrienden! zoekt dan uw<br />

geluk veel meer in u dan buiten u. Zyt en<br />

worde alles, wat gy op den tegenwoordigen<br />

trap van uw aanweezen, in uwe tegenwoordige<br />

verbindtenis met het geheel, kunt zyn en<br />

worden; zyt en wordt zo verftandig, zo wys,<br />

zo goed, zo deugdzaam; leert uzelven zo volkomenlyk<br />

bellieren en uwe vermogens op zo<br />

redelyk en nuttig eene wyze aanwenden en gebrui-


GELUK ONDER ONS V LAATS? 10^<br />

bruiken; leert God en de menfchen zo hartelyk<br />

liefhebben, en 't geen gy als uwen pligt<br />

befchouwt, zo gewillig en getrouw volbrengen ;<br />

leert zo onophoudelyk naar verhevener wysheid<br />

en volmaaktheid ftreeven, en u voor het genot<br />

van zuiverer geneugten zo gefchikt maaken, als<br />

menfchen én Christenen in den tegenwoordigen<br />

ftaat maar eenigzins doen kunnen: en uw geluk<br />

zal op vaste grondflagen rusten. Gy zult<br />

met uzelven en met uwen ftaat te vreden zyn,<br />

omdat gy zeiven zyt en doet, 't geen gy uit<br />

hoofde uwer natuur en uwer verbindtenisfen en<br />

volgens den wil van God behoort te zyn en te<br />

doen; en omdat uwe ftaat met uwe tegenwoordige<br />

en toekomende verordening overeenkomftig<br />

is, en u voor eenen beteren verhevener ftaat<br />

gefchikt maakt, waarin gy de overvloedigfte vergoeding<br />

voor alle geledene verlies en de heerelykfte<br />

vruchten van uwen arbeid en uwe moeite<br />

te verwachten hebt.<br />

Eene zesde oorzaak, waarom 'er niet meerder<br />

geluk onder ons plaats heeft, is: omdat<br />

men tegenfpoed en ellende , zo wel in zyne woor­<br />

den en uitdrukkingen als in zyne gedachten en<br />

beoordeelingen, zo dikwyls met malkanderen ver­<br />

wart ; en het onderfcheid tusfchen beide zelden<br />

N 4 ge-


*0o WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDE»<br />

genoegzaam naauwkeurig in V oog houdt. 'Er<br />

zyn en ontmoeten ons onbetwistbaar veele tegenfpoeden<br />

in de waereld; maar niet elke tegenfpoed<br />

vermeerdert de fom der wezenlyke ongelukken<br />

of der ellende. Ook ons kan veel tegenfpoeds<br />

bejegenen, ons kunnen veele wederwaardigheden<br />

en onaangenaamheden treffen, zonder<br />

dat wy daardoor juist ongelukkig of ellendig<br />

worden. De eerfte, de tegenfpoed, is buiten<br />

ons: de laatfte, de ongelukzaligheid of de<br />

ellende, is in ons. De eerfte heeft niet altoos „<br />

niet noodwendig de laatfte ten gevolge. De<br />

gelukzaligheid, die eeniglyk op tydeiyken VOOEfpoed,<br />

op uiterlyke welvaart, gegrond is, verdwynt<br />

gewisfelyk te gelyk met denzelven. Maar<br />

de gelukzaligheid, die voornaaraelyk op wysheid<br />

en deugd en vroomheid, op innerlyke goedheid<br />

en volmaaktheid, rust, kan door wederwaardigheden<br />

wel gefchokt, maar niet vernietigd<br />

worden. Verliezen wy uiterlyke goederen<br />

en voorrechten , vrienden en geliefden, gezondheid<br />

en krachten, mislukken ons onze onderneemingen;<br />

worden onze oogmerken verydeld;<br />

worden wy in onze verwachtingen te leur<br />

gefteld: dan gaat het ons niet voorfpoedig, dan<br />

treft ons het ongeval. Maar, indien wy deeze<br />

din-


GELUK ONDER ONS PLAATS? SOI'<br />

dingen aanmerken voor 't geen zy zyn; indien<br />

wy dezelve in hun verband mee den wil van God<br />

en met de wetten der goede orde befchouwen;<br />

indien wy het tegenwoordige met het voorledene<br />

en met het toekomende verbinden; indien<br />

wy fteeds onzen gantfehen toeftand, onze gantfche<br />

verordening voor oogen hebben, en noch<br />

dien noch deeze eenzydig beoordeelen; indien<br />

wy, eindelyk, alles als middelen ter onzer verbetering<br />

en volmaaking aanzien en gebruiken:<br />

zullen wy zelfs dan, wanneer de tegenfpoed ons<br />

treft, niet ophouden van gelukkig te zyn. Wy<br />

zullen het menigvuldige goede, het wezenlyke<br />

goede, 't welk ons dan nog over blyft, niet<br />

over het hoofd zien deszelfs groot overwigt op<br />

het kwaade levendig befeftén, en in het dankbaare<br />

genot daarvan vergenoegd zyn. Befchouwt<br />

dan toch niet elk ongeval voor een wezenlyk ongeluk;<br />

klaagt niet over gebrek aan geluk, zodra<br />

gy eenig gemis aan tydelyko voordeden ondergaat;<br />

plaatst toch niet alle rampfpoedigen in<br />

den rang der ongelukkigen; onderfcheide beiden<br />

in uwen eigenen toeftand en in den toeftand der<br />

menfchen in 't algemeen naauwkeurig van malkanderen,<br />

indien gy in deeze zedelyke rekening<br />

niet de fchaddykfte misdagen begaan wilt.<br />

N 5 De


&02 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER.<br />

De laatfte oorzaak, myne aandachtige Toehoorers!<br />

waarom 'er niet zo veel geluk onder<br />

ons plaats heeft, als 'er wel zou kunnen plaats<br />

hebben,- is deeze: men beoordeelt de meeste dingen<br />

te eenzydig: rukt als V ware alles uit het<br />

verband, waarin het ftaat, cn waardoor het dat<br />

geene wierd, V welk het is: en berooft daardo<br />

aan veel goede dingen haare groote waarde,<br />

aan veel kwaade dingen de nuttigheid en de g<br />

volgen, waardoor zy ophouden kwaad, te zy<br />

Men befchouwt, men geniet, men gebruikt de<br />

dingen deezer wareld niet genoeg in hun verband<br />

met het geheel, in hun verband met den wil en<br />

de oogmerken van den Schepper, in hun verband<br />

met de natuur en verordening van den<br />

mensch, in hun verband met het alles ontknoopende<br />

en alles volmaakende toekomende. Men<br />

beoordeelt het geheele onmeetelyke gebouw<br />

naar eenige kleine deelen, de gantfche zich tot<br />

in 't oneindige uitftrekkende, keten der menfchelyke<br />

gebeurtenisfen en lotgevallen , naar<br />

derzelver eerfte fchakel. Gewende men zich<br />

om verder te zien, en meer door te denken;<br />

om geene dingen, die by een behooren van malkanderen<br />

te fcheiden ; om niets uit zyn natuurelyk<br />

verband, te rukken; en om alles, zo vee!<br />

mo-


GELUK ONDER ONS PLAATS? 253<br />

mogelyk, in zynen menigvuldigen famenhnng,<br />

volgens zyne verfchillende betrekkingen en uit*<br />

werkingen en gevolgen te befchou wen: hoe veele<br />

dingen zouden daardoor eene geheel andere, hoe<br />

veel naare en akelige eene vrolyke, hoe veele<br />

aangenaame eene nog aangenaamer gedaante ver»<br />

krygen! Hoe veele verontrustende twyfelingen,<br />

hoe veele bekommeringen en zorgen zouden dan<br />

niet vervallen! Hoe zeer zou niet de fom onzer<br />

aangenaame denkbeelden en gewaarwordingen,<br />

de fom van ons geluk daardoor vergroot worden!<br />

Gy kent nu, myne aandachtige Toehoorers!<br />

de voornaamfte oorzaaken, die uw geluk verbitteren<br />

en verminderen. Tracht dezelve uit den<br />

weg te ruimen, en haaren fchadelyken invloed<br />

te verydelen. Kweekt derhalven — ik zal het<br />

gezegde in weinig woorden byéén trekken<br />

kweekt derhalven uwe gefchiktheid tot gelukkig'<br />

te zyn zorgvuldig aan: geniet al het goede, 't<br />

welk gy hebt, en 't welk u ontmoet, met meerder<br />

bewustheid en overleg: verlangt en verwacht<br />

geene onmogelyke en met malkanderen<br />

onbeftaanbaare dingen: gaat niet eene bron van<br />

waar genoegen en zuiver vermaak onachtzaam<br />

voorby, maar fchept uit allen : zoekt het geluk<br />

meer in u dan buiten u; onderfcheidt tegenfpoe-<br />

den


feOj, WAAROM HEEFT 'ER NIET ENZ,<br />

den en wezenlyke ongelukken wel degelyk van<br />

malkanderen: en beoordeelt, het afzonderlyke i»<br />

zyn verband met het geheel, het kwaade in zyn<br />

verband met het goede, het tegenwoordige in<br />

zyn verband met het toekomende. Dus zult gy<br />

gewisfelyk niet te vergeefs naar geluk ftreeven,,<br />

en altoos voortgaan van den eenen trap der ge»<br />

lukzaligheid tot den anderen. Amen.<br />

NE-


NEGENDE LEERREDE.<br />

OORZAAKEN VAN HET GEBREK<br />

AAN GELUK ONDER DE<br />

MENSCHEN.<br />

Tekst.<br />

SPREUKEN VAN SAIOMON Hoofdft. IXU vs. %U<br />

Laat zy (de wysheid) niet afwyken van uwe oogen; be­<br />

waar de bejlendige wysheid en bedachtzaamheid; (of:<br />

en gy zult gelukkig en voorzigtig worden.)


6 \ Tod, gy hebt alle uwe fchepfelen ter<br />

gelukzaligheid gefchapen, en laat het niemandvan<br />

hun aan de noodige middelen ontbreeken,<br />

om zyne verordening te bereiken. Vroeg of<br />

fpade, op de eene of andere wyze, zult gy<br />

hen allen tot hun doel brengen, en u aan allen<br />

, als den God der liefde , verheerlyken.<br />

Ons, die gy als manfchen en als Christenen<br />

met zo veele voorrechten begunstigd hebt, ons<br />

hebt gy den weg tot het geluk zeer toebereid<br />

en gebaand, en ons daardoor voor eenen te<br />

hooger trap van hetzelve gefchikt gemaakt.<br />

Hoe beter wy u, onzen Vader, en uwe gunstryke<br />

gevoelens jegens ons; hoe beter wy onze<br />

natuur en onze verordening kennen: des te<br />

vergenoegder en gelukkiger konden en behoorden<br />

wy reeds in dit leven te zyn. En indien<br />

wy het niet zyn, indien wy over gebrek aan<br />

geluk klaagen , hebben wy zulks gewisfelyk<br />

aan onszelven te wyten. In plaats van naar<br />

de waarheid te vorfchen, en haar aangenaam<br />

en veilig licht te volgen, laaten wy ons door<br />

vooroordeelen misleiden, door dooiingen blinddoeken<br />

, en volgen veelerhande bedrieglyke<br />

dwaal-


ÈOS OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />

dwaallichten, die ons op gevaarlyke doolwegen<br />

voeren. Wy dwaalen omtrent u en onszelven,<br />

omtrent onze tegenwoordige en toekomende<br />

verordening; en hoe zouden wy dan anders,<br />

dan onvergenoegd en ellendig kunnen zyn! ö<br />

God, breng gy zelf ons van onze dwaalwegen<br />

weder te rug, en Iaat het licht der waarheid<br />

fteeds helderer voor ons fchynen en ons veiliger<br />

leiden. Geef, dat wy u en onszelven fteeds<br />

naauwkeuriger kennen, en deeze kennis fteeds<br />

bereidvaardiger en getrouwer volgen mogen.<br />

Zegen ook tot dat einde de overdenkingen, die<br />

wy thans zullen voordraagen en hooren. Laat<br />

dezelve ons op de oorzaaken van ons gebrek<br />

aan geluk recht opmerkzaam, en tot derzelver<br />

vermyding en uit den weg ruiming fteeds zorgvuldiger<br />

maaken. Wy bidden u hierom als dienaars<br />

van uwen Zoon, Jefus Christus, met kinderlyk<br />

vertrouwen, en roepen u verder, ons<br />

verlaatende op zyne beloften, aan: Onze Vader<br />

enz.<br />

Maar al te veel menfchen zyn minder gelukkig,<br />

dan zy volgens hunne vatbaarheden en gefchiktheden<br />

zouden kunnen zyn. Hoe toch zou<br />

het


GELUK ONDER. DE MENSCHEN» SOO<br />

her. anders mogelyk weezen, dat fchier allen meer<br />

naar geluk, verlangen en ftreeven, dan zich in<br />

deszelfs daadelyk genot verheugen? Alomme<br />

ziet men verlangen, hoop, verwachting; maar<br />

fchier nergens gerust, ftil genot van het fchoone<br />

en goede. En voor welke menigvuldige,<br />

zuivere, verhevene, den geest en het hart bevredigende<br />

geneugten is nogthans de mensch<br />

niet vatbaar! Wat al vermaaken bieden hem<br />

natuur en godsdienst, zinnen en verftand, de<br />

zigtbaare en de onzigtbaare, de tegenwoordige<br />

en de toekomende waereld niet aan! Welk<br />

eene volmaaktheid kan hy niet als mensch en<br />

als Christen bereiken! Hoe wys en hoe deugdzaam<br />

kan hy niet worden, en wat al bronnen<br />

van weltevredenheid zich daardoor openen!<br />

Maar hoe zelden geniet hy die geneugten!<br />

Hoe zelden bereikt hy die volmaaktheid! Wat<br />

is gewoonelyker onder de menfchen dan onvergenoegdheid,<br />

dan bittere klagten over gebrek<br />

aan geluk! En hoe veele wezenlyke ellende<br />

vindt 'er niet onder hen plaats ! Hoe<br />

klein is niet het getal der gelukkigen in vergelyking<br />

der zulken, die het niet zyn, of zich<br />

als ongelukkig aanmerken! Dit alles leert ons<br />

VIII. STUK, O de


810 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />

de ondervinding, en heeft dus geen breedvoerig<br />

betoog noodig. Maar welke toch mogen<br />

de oorzaaken deezer verfchynfelen zyn? Laaten<br />

wy dit eens omllandiger overweegen, myne<br />

aandachtige Toehoorers' Laaten wy de oorzaaken<br />

navorfchen, waarom zo veele menfchen<br />

minder gelukkig zyn, dan zy volgens hunne vatbaarheid<br />

en gefchiktheid zouden kunnen zyn.<br />

De ontdekking deezer oorzaaken zal ons misfchien<br />

voorzigtiger, en juist daardoor voor het<br />

geluk vatbaarer doen worden.<br />

Laat de wysheid niet afwyken van uwe oogen,<br />

zegt onze tekst, en gy zult gelukkig worden.<br />

Gebrek aan wysheid derhalven is de voornaamfte<br />

grond van gebrek aan geluk. En zo is<br />

het, myne aandachtige Toehoorers! Indien wy<br />

ons van de gewigtigfle dingen verkeerde begrippen<br />

vormen, en ons ten opzigt van die<br />

dingen niet derwyze gedraagen , als volgens<br />

hunnen waaren aart en gefteldheid vereisciir<br />

wordt, kunnen wy onmogelyk gelukkig zyn.<br />

Laaten wy dit omftandiger onderzoeken. Verkeerde<br />

begrippen van de Godheid; verkeerde<br />

begrippen van den mensch en zyne verordening;<br />

verkeerde begrippen van de waarde der<br />

ui-


GELUK ONDER DE MENSCHSN. 2H<br />

Uiterlyke dingen: ziet daar drie even zo gewoone<br />

als vruchtbaare bronnen van gebrek aan<br />

geluk onder de menfchen.<br />

Eerftelyk derhalven zyn verkeerde begrippen<br />

van de Godheid eene der voornaam/ie oorzaaken<br />

van gebrek aan geluk onder de menfchen. Het<br />

denkbeeld van eenen God, van eenen Opperflen,<br />

alles beftuurenden en alles regeerenden<br />

Geest, kunnen wy tot ons geluk volftrekt niet<br />

ontbeeren. Alles, wat wy denken en gevoelen,<br />

leidt ons tot dit denkbeeld te rug, en<br />

zonder hetzelve kan ons niets voldoen, kunnen<br />

wy ons nergens aan vasthouden, nergens<br />

volkomenlyk in berusten. Maar hoe verfcheiden<br />

moet niet de invloed van dit denkbeeld<br />

op ons geluk zyn, naardat hetzelve dus of<br />

anders gefield, naardat het met de waarheid<br />

overeenkomflig is, of van dezelve afwykt! En<br />

hoe zeldzaam zyn niet de juiste begrippen van<br />

de Godheid, niettegenftaande alle onderrechtingen,<br />

die de natuur en de ondervinding, de<br />

reden en de Heilige Schrift ons daarvan gee*<br />

ven! In de daad, indien gy, myn Broeder in<br />

Christus! u God als eenen mensch verbeeldt,<br />

die eeniglyk in magt en vermogen boven oni<br />

verheven is; indien gy hem menfchelyke zwak*


21 & OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />

heden en driften toefchryfc ; indien gy hem<br />

als eenen Heer en Rechter befchouwt, die<br />

geftreng, ligt geraakt en vertoornd, maar moeijelyk<br />

te bevredigen en te verzoenen is, of als<br />

een willekeurig wezen, dat niet naar vaste regels,<br />

niet naar onveranderlyke wetten, maar<br />

naar louter, van toevalligheden af hangend, goeddunken<br />

oordeelt en handelt; indien gy uwen<br />

Opperheer in elk ongewoon verfchynfel der<br />

natuur, in elk ongeval, dat u of anderen treft,<br />

verbeeldt te zien dreigen en ftraffen en wraak<br />

oefenen; indien gy waant, dat hy ons om zynentwil<br />

wetten voorgefchreeven en ons verpligt<br />

heeft, om hem te eeren en te dienen;<br />

indien gy uzelven diets maakt, dat hy gelyk de<br />

menfchen en in eenen menfchelyken zin jaloers<br />

ïs omtrent zyne eer, en geenen misflag, geen<br />

vergryp, waaraan wy ons tegen hem fchuldig<br />

maaken, ongewrooken laat; indien gy zulke<br />

gevoelens van God voedt, zeg ik, dan kan<br />

gewisfelyk deeze gedachte uw geluk niet bevorderen,<br />

niet bevestigen; maar zy zal integendeel<br />

het gebouw daarvan tot in de diepfte<br />

grondflagen doen fchudden, en hetzelve onophoudelyk<br />

doen wankelen. Vrees en hoop ,<br />

fchrik en vertrouwen moeten alsdan fteeds<br />

beur-.


GELUK ONDER DE MENSCHEN. SÏ3<br />

beurteling den meester over u fpeelen. En<br />

hoe zou 'er dan duurzaame gerustheid in uw<br />

binnenfte kunnen woonen? Hoe zoudt gy zulk<br />

eenen God eene kinderlyke liefde kunnen toe-;<br />

draagen? Hoe u over zyn aanweezen en over<br />

alles, wat hy verordent en doet, van harten<br />

verheugen? Hoe gantfchelyk in zynen wil be­<br />

rusten , en een volkomen, onwrikbaar vertrou-,<br />

wen op hem ftellen?<br />

Neen, zal de gedachte aan God deeze uit­<br />

werk felen by u hebben; zal zy uw geluk op<br />

vaste gronden vestigen, en deszelfs gebouw<br />

voor verwoesting bewaaren; zal deeze gedach­<br />

te u altoos dierbaar en welkom zyn, zal zy,<br />

zo dikwyls zy zich aan uwen geest vertoont,<br />

licht en gerustheid en weltevredenheid over<br />

denzelven verfpreiden; zal zy u elk lyden ver-<br />

ligten,elk vermaak veraangenaamen, elke vreug­<br />

de veredelen, en u bronnen van nog zuiverer,<br />

nog verhevener genoegen, die u anders geheel<br />

onbekend zouden zyn, ontfluiten, zal dit ge-<br />

fchieden : dan moet gy u rechtmaatiger en<br />

troostelyker begrippen van de Godheid vor­<br />

men. Gy moet God als uwen Vader en den<br />

Vader van alle menfchen, als den wysften ,<br />

goedertierenften , liefderykften Vader leeren<br />

O 3 ken-


*I4 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />

kennen en eerbiedigen , die u en alle zyne<br />

kinderen op aarde kent en bemint, voor allen<br />

zorgt, en de gelukzaligheid van allen wil<br />

en bevordert; als eenen Vader, die nooit ophoudt,<br />

van Vaderlyk jegens ons gezind te zyn,<br />

't zy hy ons ftraffe of beloone, 't zy hy voorfpoed<br />

of tegenfpoed, dood of leven over ons<br />

laat komen; als eenen Vader, wiens verordeningen<br />

en inrichtingen , wiens befchikkingen<br />

en beftieringen, wiens wetten en geboden<br />

eeniglyk het welzyn zyner kinderen, en het<br />

beste , dat in ieder byzonder geval mogelyk<br />

is, ten doel hebben. Gy moet God als een<br />

wezen leeren eerbiedigen, dat volftrektelyk onzen<br />

dienst niet behoeft; wiens volmaaktheid<br />

door ons gedrag noch vermeerderd noch verminderd<br />

kan worden; dat eeniglyk om onzentwil<br />

gevreesd, geëerd, bemind wil worden, en<br />

dat zyn hoogst geluk vindt in de mededeeling<br />

daarvan aan fchepfelen, die voor geluk vatbaar<br />

zyn; als een wezen, dat enkel liefde is, en<br />

alles, wat is en zyn zal, uit wyze liefde verordent,<br />

befluit, beveelt, toelaat en doet. Indien<br />

gy u God zodanig voorftelt, gelyk hem<br />

de natuur en de christelyke Godsdienst met<br />

luide ftemme aan ons bekend maaken , dan<br />

zal


GELUK ONDER DE MENSCHEN. 21$<br />

zal dit denkbeeld de rykfte bron en het vast-<br />

fte fteunfel van uw geluk zyn. De godsdienst<br />

zal u niet tot last, maar tot lust; de wet van<br />

God niet tot een drukkend juk , maar tot eene<br />

liefderyke waarfchouwing tegen dwaasheid en<br />

ellende; de godsdienstoefening niet tot eene<br />

lastige bepaaling verftrekken, maar het grootfte<br />

voorrecht en de edelfte bezigheid van uwen re-<br />

delyken geest zyn. Overal zult gy u van bewy-<br />

zen der vaderlyke Voorzienigheid en liefde van<br />

uwen God omringd bevinden, maar nergens<br />

fpooren eener geftrenge willekeurigheid of eener<br />

eigendunkelyke heerfchappy ontdekken. Niets<br />

van alles, wat 'er in de waereld is en gebeurt,<br />

zal u verbysteren, bedwelmen, of van het fpoor<br />

brengen. Aan hem, den Alwyzen en Algoe-<br />

den, zult gy u en alle uwe lotgevallen, en de<br />

lotgevallen van alle uwe broederen, gerustlyk<br />

overgeeven, en voor hen en voor u enkel goed,<br />

en fteeds het beste verwachten. En hoe welte­<br />

vreden, hoe gelukkig zal en moet u dit niet<br />

doen worden!<br />

Ofinaauwkeurige begrippen van den mensch<br />

en zyne verordening zyn eene tweede, niet min­<br />

der vruchtbaare bron van hei gebrek aan geluk<br />

onder de menfchen. Zal ik gelukkig zyn, dan<br />

O 4 moet


£l6 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAS?<br />

moet ik myzelven kennen, ik moet myne natuur<br />

en haare krachten kennen, ik moet beide op<br />

haare rechte waarde leeren fchatten en ze noch<br />

voor grooter noch voor kleiner, noch voor be­<br />

ter noch voor flegter houden, dan zy werkelyk<br />

zyn. Ik moet weeten, wie ik ben, welk een<br />

rang ik onder Gods fcheplèlen bekleed, wat ik<br />

kan en vermag, waartoe ik hier ben en wat 'er<br />

eens van my worden zal. Hoe zou ik anders<br />

myne krachten behoorlyk kunnen gebruiken, en<br />

mynen rang waardiglyk handhaaven? Hoe de<br />

voordeden, die aan het gebruiken der eerfte,<br />

en aan de Bezitting van den laatften verbonden<br />

zyn (, met bewustheid genieten? Hoe dat geene<br />

worden, om 't welk te worden ik vatbaarheden<br />

en vermogens bezit? Hoe de geneugten, de ver­<br />

maaken zoeken en vinden, die met myne natuur<br />

ftrooken, en de ellende vermyden, waarvoor zy<br />

my waarfchouwt en waartegen zy my befchermt ?<br />

Maar zyn naauwkeurige, duidelyke begrippen<br />

van deeze dingen, die ons als voor de voeten<br />

liggen en voor ons zo belangryk zyn, wel zeer<br />

gemeenzaam onder de menfchen! Wat kent de<br />

mensch minder dan zichzelven, en waarover laat<br />

hy zyne ernftige overdenkingen minder gaan dan<br />

over zyne verordening? Geen wonder dan ook,<br />

ia-


GELUK ONDER. DE MENSCHEN. 41 f<br />

indien hy den weg des geluks mist, en op dui­<br />

zend doolwegen omdwaal:. In de daad, indien<br />

gy, ö mensch! uzelven voor een fchepfel houdt,<br />

dat geene wezenlyke voorrechten boven de die­<br />

ren des velds heeft, dat gelyk deezen geheel en<br />

al vergangklyk, geheel en al f tof is, en binnen<br />

kort weder voor altoos tot het (tof zal weder-<br />

keeren, waaruit het genomen is; indien gy uwe<br />

reden, uwe vryheid, uwe Godegelykvormig-<br />

heid, die edelfte voorrechten uwer natuur , ver­<br />

geet; indien gy u verbeeldt, hier zonder oog­<br />

merk, zonder eigenlyke bedoeling, of eenig­<br />

lyk tot zinnelyke bezigheden en zinnelyke ge­<br />

nietingen verordend te zyn, en dus gelooft, dat<br />

alle uwe wenfehen en verwachtingen en uitzig-<br />

ten binnen den naauwen kring van arbeid en ver­<br />

kwikking, van ongeneugten en geneugten, die<br />

dit leven u aanwyst, beflooten zyn: hoe toch<br />

zoudt gy alsdan gelukkig kunnen zyn? Hoe u<br />

tegen de onvergenoegdheid en moedeloosheid<br />

beveiligen? Hoe haast zou en moest u alsdan,<br />

verzadigd van al het bekoorende, dat dierelyke<br />

wellust en verfynde zinnelykheid opleveren, het<br />

leven zelfs met alle zyne eenzelvige en bedrieg-<br />

lyke vermaaken tot Jast werden! Wat toch zou<br />

U alsdan tot het befchaaven van uwen geest, tot<br />

O 5 ede-


513 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />

edele daaden, tot nuttige onderneemingen, tot<br />

het ftreeven naar verhevener deugd en volmaaktheid<br />

aanfpooren, en u door de daaraan verknochte<br />

zuivere, goddelyke geneugten al de lastigheden<br />

en verdrietlykheden van uwen tegenwoordigen<br />

toeftand verligten en verzoeten ?<br />

Neen, echt geluk is niet het deel van den<br />

mensch, die zich in zyne gedachten tot de dieren<br />

des velds verlaagt, en in den dood eenerleï<br />

lot met deezen verwacht. — Maar even zo bezwaarlyk<br />

is de weg tot het geluk voor den geenen<br />

, die zich door valfche begrippen van 's<br />

menfchen tegenwoordigen toeftand en van zyne<br />

betrekkingen tot God laat verbysteren en ter<br />

nederflaan. Ja, indien gy, myn Broeder in<br />

Christus ! uit verkeerdelyk begreepene Schriftuurplaatfen<br />

uzelven voor een fchepfel houdt,<br />

dat reeds van zyne geboorte af aan onder het<br />

oordeel der verdoemenis ligt en een voorwerp<br />

des goddelyken mishaagens is; voor een fchepfel<br />

, 't welk alle moeite, allen arbeid, alle ziekten<br />

en fmerten, alle verdrietlykheden, die aan<br />

zynen tegenwoordigen toeftand vast zyn, als<br />

ftraffen van zyne overtreedingen en van de overtreedingen<br />

zyner Hamouderen heeft aantezien ;<br />

voor een fchepfel, 't welk volftrekt bedorven


GELUK ONDER DE MENSCHEN. £19<br />

is, dat geene bekwaamheden ten goede heeft,<br />

maar overhellende neigingen tot alles, wat verkeerd<br />

en kwaad is; voor een fchepfel, op 't<br />

welk menigvuldige en gewigtige pligten .rusten,<br />

en 't welk dezelve nogthans niet volbrengen<br />

kan; voor een fchepfel, eindelyk, dat hier tot<br />

enkel moeite en lyden gedoemd is, 't welk deeze<br />

aarde als een traanendal befchouwen, alle vermaaken,<br />

die dezelve hem aanbiedt, vlieden en<br />

langs den weg der tegenfpoeden en der ftrenglle<br />

zelfverloogchening naar een toekomend geluk<br />

moet trachten; indien gy u den mensch en zyne<br />

verordening in zulk een licht voorftelt, zeg ik:<br />

hoe bezwaarlyk, hoe onmogelyk moet het u als<br />

dan niet vallen, waarelyk gelukkig te zyn! Hoe<br />

zoudt gy alsdan uwe waardigheid kunnen befeffen?<br />

Hoe overeenkomftig met dezelve denken en<br />

handelen? Hoe uwe krachten onverdrooten en<br />

blymoedig infpannen, en 'er iets goeds mede<br />

ten uitvoer brengen ? Hoe zoudt gy alsdan uwen<br />

Schepper en Vader kunnen liefhebben , en hem<br />

uit liefde gehoorzaamen ? Hoe u in uw tegenwoordig<br />

leven verblyden, en in de vrolyke verwachting<br />

van het toekomende zalig zyn ? Neen,<br />

wilt gy dit geluk genieten, vorm u dan rechtmaatiger<br />

begrippen van den mensch en van zyne<br />

ver-


SÏO OORZAAKEN VAN HÉT GEBREK AAN<br />

verordening! Houd uzelven voor 't geen gy zyt;<br />

eer uwe natuur; befef uwe vermogens; verloo­<br />

chen den rang niet, dien de Schepper u in zyn<br />

Ryk aangeweezen, noch de waardigheid, waar­<br />

door hy u zo voordeelig onderfcheiden heeft.<br />

Red en en vryheid veredelen u; door haar zyt<br />

gy van Goddelyk gedacht, zyt gy naar het beeld<br />

van God gefchapen, zweemt gy naar den aller-<br />

volmaaktden Geest, en kunt denzei ven door wys­<br />

heid en deugd meer en meer gelykvormig wor­<br />

den. Offchoon gy een zwak en zeer bepaald,<br />

een zondig fchepfel zyt, 'er liggen nogthans<br />

groote vatbaarheden, groote vermogens in u<br />

opgeflooten, die tot eenen ongeloodyk hoogen<br />

trap van volmaaktheid ontwikkeld en uitgebreid<br />

kunnen worden. Ja, gy kunt en vermoogt veel,<br />

zekerlyk niet door uwe eigene kracht, maar de<br />

kracht van uwen Schepper is fteeds werkzaam<br />

in u, eri gy zyt van zyn byftand in u niet min­<br />

der verzekerd, dan gy denzelven oprechtelyk<br />

verlangt en werkelyk noodig hebt. Gy zyt niet<br />

geheel en al ftof, niet geheel en al der verrot­<br />

ting onderhevig; uw geest is onfterflyk, gy gaat<br />

eenen verhevener ftaat te gemoet; hier wordt<br />

gy niet alles, wat gy kunt en zult worden; hier<br />

zaait gy dikwyls zonder te oogden; hier kunt<br />

gy


GELUK ONDER DE MENSCHEN. SSS<br />

gy veel goeds en fchoons noch doen noch ge­<br />

nieten , 't welk gy wel zoudt wenfehen te doen<br />

en te genieten. Maar 'er is eene eeuwigheid<br />

voor u, waarin gy hoopen moogt, van den<br />

eenen trap van volmaaktheid en gelukzaligheid<br />

tot den anderen op te klimmen, en fteeds vol­<br />

maakter en gelukzaliger te worden. De God,<br />

die u fchiep, heeft u tot geluk, tot een fteeds<br />

toeneemend geluk gefchapen. Hy is en blyft<br />

eeuwig uw Vader, en bemint u, en zorgt voor u<br />

op eiken trap van uw tegenwoordig en toeko­<br />

mend aanweezen. En indien gy u en uwe ver­<br />

ordening uit dat oogpunt befchouwt, myn Broe­<br />

der in Christus! gelyk het met de waarheid<br />

overeenkomftig is, hoe zeer zult gy daardoor<br />

uw geluk niet bevorderen! Welk een zalig be-<br />

fef van uwe waardigheid, van uwen verhevenen<br />

oorfprong, en uwe grootfche verordening zal<br />

u dan niet doordringen! Hoe blymoedig zult gy<br />

dan niet uwe krachten aanwenden, en hoe veel<br />

genoegen in dezelve aan te wenden fmaaken!<br />

Hoe onverdrooten uwe pligten vervullen en aan<br />

uwe verbetering werken, en hoe gerustelyk de<br />

vruchten daarvan in eenen verhevener ftaat ver­<br />

wachten! Hoe ligt zullen u dan niet alle be-<br />

zwaarnisfen, en hoe verdraaglyk alle verdrietlyk-<br />

be-


324 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />

heden deezes levens vallen? Hoe veel gewigti-<br />

ger zal dan niet alles, wat gy zyt, wat gy hebt,<br />

wat gy doet en geniet in uwe oogen zyn, daar<br />

niets zonder de rykfte gevolgen voor u zyn zal,<br />

en gy eene eeuwige voortduuring vooruit ziet!<br />

En welk een licht moet niet dit vooruitzigt over<br />

alle uwe lotgevallen en over alle lotgevallen van<br />

uwe broederen verfpreiden, wat al twyfelingen<br />

moet het niet verdryven, wat al bekommerin­<br />

gen in vertrouwen veranderen! Ja, de mensch<br />

die zyner vermaagfchapping met God en zyner<br />

verordening ter onfterflykheid fteeds indachtig is,<br />

moet noodwendig gelukkig zyn.<br />

Onrechtmaatige begrippen van de waarde der<br />

uiterlyke dingen zyn eene derde bron van het ge­<br />

brek aan geluk onder de menfchen. Duizender­<br />

lei dingen omringen my van alle zyden, die my<br />

genoegen of ongenoegen verfchaffen, die my<br />

nut of nadeel aanbrengen kunnen. Hier ftraalt<br />

my eer en aanzien, dddr fchitteren my rykdom<br />

en fchatten in de oogen; hier noodigen my me­<br />

nigerlei vermaaklykheden en uitfpanningen, daar<br />

rust en gemak ter haarer genieting. Alles be­<br />

looft my genoegen en geluk; alles kan ook<br />

meer of min daartoe bybrengen. Maar hoe vee­<br />

le ongelukkigen, hoe veele bedrogenen zie ik<br />

niet


GELUK ONDER DE MENSCHEN. 32$<br />

nïet overal rondom my, die in deeze goederen<br />

niet gevonden hebben, 't geen zy in dezelve<br />

zochten en van dezelve verwachtten! Hoe veele<br />

onvergenoegde klagten hoor ik niet midden in<br />

den kring der ryken en grooten, der magtigert<br />

en vermogenden, der zogenaamde lievelingen<br />

der fortuin hemelwaards opftygen! Zal ik niet<br />

met deeze klagten inflxmmen, en het getal dee­<br />

zer bedrogenen vergrooten, dan moet ik de<br />

waarde deezer dingen juist fchatten en beoor-<br />

deelen, ik moet ze leeren houden voor 't geen<br />

zy werkelyk zyn, en niet meer van hun ver­<br />

wachten, dan zy in ftaat zyn te leveren. En<br />

hierop komt het in de daad ten opzigt van ons<br />

geluk ongemeen veel aan. En hoe valsch is<br />

nogthans het gezigtpunt, waaruit de meeste<br />

menfchen de dingen aanzien! Hoe uitfpoorig de<br />

waarde, die zy dezelve toefchryven! Rykdom ,<br />

eer, aanzien en magt, zinnelyke vermaaken,<br />

een gemakkelyk, weelderig, onbezorgd leven,<br />

eene onafgebrokene gezondheid en fterkte, een<br />

gedruischmaakende, verblindende ftaat en wat<br />

dies meer is, hoe hoog worden deeze goede­<br />

ren, deeze voorrechten gemeenlyk niet gefchat!<br />

Naar het oordeel van maar al te veel menfchen<br />

zyn zy de gewigtigfte , de wezenlykfte gedeelten<br />

van


824 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />

van het menfchelyk geluk; dingen, die onze<br />

yverigfte wenfehen, onze onophoudelyke poo­<br />

gingen, die allen arbeid, alle infpanning waar­<br />

dig zyn; dingen, die men niec ontbeeren, niec<br />

verliezen kan, zonder meer of min ellendig te<br />

zyn; dingen, by welke alle voorrechten van den<br />

geest en het hart, alle vermaaken der overden­<br />

king en der godsdienftige verrichtingen, alle ge­<br />

noegen der deugd en der weldaadigheid in gee­<br />

ne aanmerking komen. Maar zyn zy wel wer-<br />

kelyk zodanig, myne geliefde Vrienden! en kun­<br />

nen wy wel gelukkig zyn, zo lang wy ze daar­<br />

voor houden ? Hebben wy dan deeze dingen in<br />

onze magt? Kunnen wy ze altoos in die maate<br />

of in dien trap verkrygen en bezitten, als wy<br />

wenfehen? Voldoet en bevredigt hunne bezit­<br />

ting alle begeerten van ons hart ? Is dezelve on-<br />

veranderlyk en onverganglyk ? Kan zy ons door<br />

niets ontweldigd worden? Is zy ons ten allen<br />

tyde, in. alle omftandigheden, zo wel in den<br />

ouden dag als in de jeugd , zo wel in dagen van<br />

ziekte als van gezondheid, zo wel in de een­<br />

zaamheid als in de gezelfchappen, even dierbaar<br />

en even voldoende? Vergezelt zy ons in het<br />

graf en in het toekomende leven? En daar de<br />

bezitting der uiterlyke voorrechten, dat geens­<br />

zins


•GELUK ONDEU DE MENSCHEN» aaj<br />

fcïns doet; daar alle deeze dingen ten hoogden<br />

'vlugtig en onbeflendig zyn ; daar duizend toevallen<br />

ons dezelve ontrukken en verbitteren<br />

kunnen; daar zy allen het hart ledig laaten, en<br />

allen in den dood met ons ligchaam begraaven<br />

worden: hoe wankelbaar moet dan niet het gebouw<br />

onzer gelukzaligheid zyn, dat daarop gedicht<br />

is! Hoe ligt kan hetzelve niet op zyne<br />

gronddagen gefchud, hoe fpoedig geheel en al<br />

verwoest worden! Neen, wenscht gy gelukkig<br />

•te zyn, ó mensch! leer dan de waarde deezer<br />

dingen beter kennen; leer ze als middelen en<br />

niet als doeleinden, leer ze als dingen befchouwen,<br />

wier rechtmaatige verkryging en wys gebruik<br />

het geluk van u en uwe broederen wel bevorderen<br />

, maar nooit hetzelve wezenlyk uitmaaken<br />

kan; als dingen, die gy hebben of niet hebben,<br />

bezitten of verliezen kunt, zonder dat gy<br />

daardoor wyzer of onwyzer, beter of flechtef<br />

wordt, zonder dat de volmaaktheid van uwen<br />

geest, die eenigde grond van alle waare en duurzaame<br />

gelukzaligheid, in 't geringde daaronder<br />

lydt. Waardeer deeze dingen dechts in zo verre<br />

hoog, zoek en bemin dezelve flechts in zo<br />

verre, als zy de vermogens van uwen geest ontwikkelen<br />

, u tot eene nuttige werkzaamheid aan*<br />

VIII, STUK. p ( p 0 (^


»aÖ OORZAAKEN VAN HET GEBREK ENZ.<br />

fpooren, u verbeteren en oefenen en u middelen<br />

en gelegenheden tot weldoen aan de hand<br />

kunnen geeven. Leer het inwendige boven het<br />

uitwendige, dat geen, 't welk u wezenlyk eigen<br />

is, boven het geleende, en dat geen , 't welk u<br />

eeuwig byblyft en u op alle trappen van uw aanwezen<br />

vergezelt, boven al dat geene de voorkeus<br />

geeven, 't welk flechts eenige oogenblikken<br />

duurt, of althans by den dood verdwynt. Oordeelt<br />

gy dus over de waarde der aardfche dingen;<br />

zoekt en gebruikt gy dezelve tot zulke edele<br />

oogmerken: dan zullen zy u nimmer misleiden,<br />

nimmer uwe weltevredenheid verftooren , en gy<br />

zult uw doel, het geluk, nooit misfen, 't zy<br />

gy arm zyt of ryk, in luister of in de vergetelheid<br />

leeft, deezen of eenen anderen rang onder<br />

uwe broeders bekleedt, en uwe loopbaan effen<br />

of ruw, kort of lang zy. De mensch, die wysheid<br />

en deugd tot het hoogfte doel van alle zyne<br />

wenfehen en onderneemingen ftelt, en alle uiterlyke<br />

goederen en voorrechten flechts als middelen<br />

daartoe aanmerkt en gebruikt, moet en<br />

zal zo zeker gelukkig worden, als hy voor geluk<br />

vatbaar is. Amen.<br />

TIEN-


TIENDE LEERREDE.<br />

OORZAAKEN VAN HET GEBREK<br />

AAN GELUK ONDER DE<br />

MENSCHEN.<br />

Tekst:<br />

SPREUKEN VAN SALOMO, Hoofdfl. UI. vs. a>i.<br />

Laat zy (de wysheid) niet afwyken van uwe oogen; bewaar<br />

de bejlendige wysheid en bedachtzaamheid; (of: en gy<br />

zult gelukkig en wys worden.)<br />

P 3


6 (jod, gy hebt ons, uwe fchepfelen, uwe<br />

kinderen, tot gelukzaligheid gefchapen. Hieromtrent<br />

beneemen natuur en Godsdienst, reden<br />

en ondervinding ons allen twyfel. Geluk<br />

is het uiterfte doel van alles, wat gy verordent<br />

en doet, wat gy befchikt en toelaat.<br />

Ook ontbreekt het niemand onder ons aan<br />

vermogens en middelen tot een overwigt van<br />

genoegen, indien wy flechts deeze vermogens<br />

en middelen met de vereischte zorgvuldigheid<br />

en getrouwheid gebruiken. Doch hieraan ontbreekt<br />

het van onzen kant maar al te dikwyls.<br />

Wy weigeren te doen , 't geen ons vergenoegd<br />

en gelukkig zou» kunnen maaken, of<br />

wy doen het niet aanhoudend, niet yverig genoeg.<br />

De opmerkzaamheid, de voorzigtigheid,<br />

de infpanning, die daartoe vereischt<br />

worden, verveelt ons welhaast, en dan klaagen<br />

wy over gebrek aan genoegen en geluk.<br />

Wy zouden wel het doel willen bereiken,<br />

maar de weg, die derwaards leidt, komt ons<br />

te moeijelyk te bezwaarlyk voor. In plaats<br />

van uwe vaderlyke roeping, de voorfchriften<br />

der wysheid en der deugd, te volgen, leenen<br />

P 3 wy


Q~,0 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAW<br />

wy bet oor aan veelerhande onredelyke begeerten<br />

en driften, dooien, van de zelve geblind<br />

, op veelerhande dwaalwegen om , e»<br />

verwyderen ons hoe langs hoe verder van heï<br />

heerelyke doel, 't welk gy ons hebt voorgefteld.<br />

ö God, wy befeffen, hoe dwaas, hoe<br />

ftrafwaardig wy dikwyls handelen, en hoe onbillyk<br />

onze klagten zyn. Ja, wy hebben het<br />

aan onszelven te wyten, indien wy niet gelukkig<br />

zyn. ó Mogten wy dit reeht overtuigelyk<br />

inzien , mogten wy de misdagen, die<br />

ons in het genot der gelukzaligheid ftooren,<br />

houden voor 't geen zy zyn, en dan met allen<br />

ernst 'er op bedacht zyn, om ons van dezelve<br />

te bevryden! Zegen toch ter bevordering<br />

deezer oogmerken de overdenkingen welke<br />

thans over dit gewigtige onderwerp zullen<br />

worden voorgedraagen. Geef toch , dat wy<br />

volkomen onpartydig met onszelven te werk<br />

gaan, en onze gamfche opmerkzaamheid op<br />

onzen eigenen toeftand vestigen mogen. Wy<br />

bidden u hierom als Christenen met kinderlyk<br />

vertrouwen, en fpreeken u verder in den naam<br />

van onzen Heiland aan: Onze Vader enz.<br />

Hoe


' GELUK ONDER DE MENSCHEN. 231<br />

Hoe duidclyker wy de oorzaaken van eenig<br />

gebrek inzien, des te ligter kunnen wy het^<br />

zelve verhelpen, indien het anders te verhelpen<br />

is. Dikwyls zuchten wy eeniglyk uit<br />

dien hoofde zo lang onder het drukkende gevoel<br />

van eenig gebrek, omdat wy niet recht<br />

weeten, van waar het ontftaat, waarop het gegrond<br />

is, en uit welke bronnen wy kunnen<br />

en moeten fcheppen, 't geen ons ontbreekt.<br />

Zo gaat het ook met betrekking tot het menfchelyk<br />

geluk. Dikwyls, maar al te dikwyls<br />

klaagen wy over gebrek daaraan , en hebben<br />

nogthans flechts gebrekkelyke en verwarde<br />

denkbeelden van dat geen, waarop deeze klagten<br />

gegrond zyn, als mede van de oorzaaken,<br />

waarom wy dit gebrek lyden. Daarover dikwyls<br />

natedenken en ernflige onderzoekingen in<br />

*t werk te ftellen, moest ons niet minder ter<br />

harte gaan dan het geluk zelf; en het behoort<br />

onbetwistbaar tot de vernederendfte tegenftrydigheden<br />

van den mensch met zichzelven,<br />

dat hy zo dikwyls en zo gaarne klaagt,<br />

en echter uit ligtzinnigheid en traagheid wei-<br />

P 4 nig


OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAW<br />

Big of niets doet, om den waaren grond dee­<br />

zer klagten te ontdekken en daarin te voor­<br />

zien. Uwe aandacht op dit onderwerp te be-<br />

paalen, myne aandachtige Toehoorers! was het<br />

oogmerk myner voorige leerrede, en zal ook<br />

het oogmerk der tegenwoordige zyn, Onlangs<br />

hebben wy drie even zo gewoone als vrucht-<br />

baare bronnen van het gebrek aan geluk on­<br />

der de menfchen ontdekt: verkeerde begrip­<br />

pen van de Godheid; verkeerde begrippen van<br />

den mensch en zyne verordening; verkeerde<br />

begrippen van de waarde der uiterlyke dingen.<br />

Laaten wy heden met onze onderzoekingen<br />

vervolgen, en eenige andere, misfëhien minder<br />

opgemerkte, maar niet minder werkzaame en><br />

nadeelige oorzaaken van het gebrek aan pcluk<br />

aan wy zen.<br />

Wy verlangen dikwyls onmogelyke dingen ;•<br />

wy zien zeer veel fchoons en goeds in de<br />

waereld over 't hoofd; wy zoeken ons geluk<br />

meer buiten ons dan in ons; wy leggen ons<br />

niet ernllig genoeg op hetzelve toe; wy ver-<br />

waarloozen de groote kunst der genieting; en<br />

denken te eenzydig van onszelven en van al­<br />

les, wat buiten ons is: zes mis/lagen, die ons<br />

verlangen en ftreeven naar geluk grootelyks in<br />

den


GELUK ONDER DE MENSCHEN. 333<br />

den weg ftaan. Laaten wy dezelve breedvoe­<br />

riger onderzoeken.<br />

Niet zelden verlangen wy onmogelyke dingen<br />

tot ons geluk; en hoe zouden wy dan ons oog­<br />

merk kunnen bereiken? Wy zyn in onzen te-<br />

genwoordigen toeftand met een niet minder<br />

broosch dan kunstig ligehaam bekleed, dat<br />

zeer ligt befchadigd en gekwetst worden, dat<br />

ons even zo wel onaangenaame als aangenaa­<br />

me gewaarwordingen mededeeleh en veroor-<br />

zaaken kan, en tot welks ontbinding en (loo­<br />

ping duizend dingen in ons en buiten ons be-<br />

ftendig medewerken: en wy verlangen, dat die<br />

ligehaam nooit beledigd en befchadigd worden<br />

zal , dat wy geene fmerten gevoelen, dat wy<br />

eene onafgebrokene gezondheid genieten, en<br />

nog in den hoogen ouderdom den lust en de<br />

krachten der jeugd bezitten zullen.. Mag dit<br />

niet genoemd worden iets tegenftrydigs, iets<br />

onmogelyks verlangen? Wy bewoonen hier eene<br />

aarde, waarop alles, zo wel het groote als<br />

het kleine, zo wel het goede als het kwaade<br />

der onbeftendigheid en der vergangklykheid on­<br />

derworpen, waarop alles in eene onophoude-<br />

lyke ebbe en vloed is , en alles beurteling<br />

bloeit en verwelkt, toe- en afneemt, ontftaae<br />

P 5 ea


434 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />

en vergaat, leeft en fterft, waarop niets een<br />

uiterst doelwit maar alles middel tot hoogere<br />

doeleinden is: en wy verlangen, dat wy onze<br />

goederen, onze bezittingen, onze voorrechten<br />

altoos behouden, dat wy er niets van verlie­<br />

zen, dat wy in derzelver bezitting door niets<br />

geftoord worden, dat onze tydelyke zegenin­<br />

gen in het midden van alle veranderlyke din­<br />

gen, die ons omringen, alleen onveranderlyk<br />

zyn zullen. Mag dit niet genoemd worden<br />

iets tegenfixydigs, iets onmogelyks verlangen!<br />

Wy leeven hier onder menfchen, die dezelfde<br />

behoeften dezelfde neigingen en driften als wy<br />

hebben; die dezelfde vermaaken en voordeelen<br />

zoeken, die wy zoeken; die dezelfde oogmer­<br />

ken bedoelen, die wy bedoelen: en wy ver­<br />

langen dat niemand ons op onzen weg eeni-<br />

gen tegenfland biede, dat niets ons in onze<br />

poogingen verhindere en ophoude , dat ons<br />

alle onze aanflaagen gelukken , dat wy het<br />

doel , waarnaar wy loopen en waarnaar zo<br />

veele anderen te gelyk met ons loopen, al­<br />

toos bereiken. Mag dat niet gezegd worden<br />

iets tegenftrydigs, iets onmogelyks verlangen ?<br />

Wy zyn, eindelyk, zeer bepaalde fchepfels,<br />

ftaan op den eerften trap onzes menfchelyken<br />

aan-


GELUK. ONDER DE MENSCHEN. 235<br />

aanwezens, hebben eenen niec minder engen<br />

gezigt- dan werkkring, kunnen Hechts weinige<br />

afzonderlyke deelen van hec geheel, waartoe<br />

wy behooren, over/rien en bevatten, en ftruike-<br />

len, als kinderen, fchier by elke fchrede, die<br />

wy doen: en wy verlangen nooit te dwaalen,<br />

nooit te feilen, maar alles te doorzien , alles te<br />

doorgronden, de verborgenfte geheimenisfen der<br />

natuur te ontknoopen, de diepten der goddely-<br />

ke raadsbefluiten te peilen, en zo verre rondom<br />

ons te werken, als wy flechts met onze gedach­<br />

ten reiken kunnen. Mag dat niet genoemd wor­<br />

den, iets met zyne natuur ftrydigs, iets onmo­<br />

gelyks verlangen? En indien wy een verlangen ,<br />

dit zulke zaaken ten onderwerp heeft, levendig<br />

by ons doen worden, hoe zouden wy dan wel<br />

te vreden en gelukkig kunnen zyn? Neen,<br />

willen wy dat zyn, myne geliefde Vrienden !<br />

laat ons dan geen ander dan menfchelyk geluk<br />

verlangen; een geluk, dat voor menfchen, voor<br />

bewooners deezer aarde, voor fchepfelen, ge­<br />

lyk wy zyn, berekend, een geluk, dat met on­<br />

ze natuur, met onze bekwaamheden en vermo­<br />

gens, met onzen toeftand, met onze oroilandig-<br />

heden, met onze verbindtenisfen, met de uiter­<br />

lyke dingen en de overige menfchen overeen­<br />

kom-


S35 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />

'komftig is. Laaten wy alle bepaalingen , welke<br />

de wyze Voorzienigheid hun en ons in alle dee­<br />

ze opzigren gefield heeft, eerbiedigen , en nooit<br />

waanen, dat wy, onmerkbaar kleine deeltjes van<br />

't geheel, het geheel zelf uitmaaken, of dat wy<br />

onder alle Gods kinderen in hemel en op aarde<br />

alleen zyn voorzorg en liefde waardig zyn.<br />

Gebrek aan oplettendheid op het fchoone en<br />

goede, 't welk in de waereld en onder de men­<br />

fchen plaats heeft, is eene andere oorzaak van<br />

ons gebrek aan geluk. 'Er is zekerlyk veel<br />

fchoons en goeds in de waereld en onder de<br />

de menfchen, dat zelfs de onoplettende niet ge­<br />

heel en al over het hoofd zien, en niet zonder<br />

aangenaame gewaarwordingen opmerken kan.<br />

Hetzelve valt iedereen in 't oog, het vermaakt<br />

en vervrolykt iedereen, en zyne bekoorlykheid<br />

is onwederftaanbaar. Zo is het met veele ver-<br />

fchynfelen in de natuur, zo is het met veele<br />

voorvallen en geneugten des gezelligen levens<br />

onloogchenbaar gelegen. Wie zou by het ge­<br />

zigt van een fchoonen morgen, van eenen ryken<br />

oogst, of van eene goede, edele daad ongevoe­<br />

lig en misnoegd blyven? Maar niet alles, niet<br />

het meeste fchoone en goede is van dien aart.<br />

De onaehtzaame, de ügtzinnige gaat niet zelden<br />

tus.-


GELUK ONDER DE MENSCHEN. 2.$?<br />

ïusfchen, duizend fchoonheden in de natuurely-<br />

ke en zedelyke waereld onbewoogen voort,<br />

ziet en bemerkt de fchoonfte vatbaarheden, de<br />

veelbeloovendfte bekwaamheden, de bemin-<br />

nenswaardigfle eigenfchappen, de deugdzaam-<br />

fte verrichtingen zyner mede menfchen niet ,<br />

ziet noch kiem noch vrucht, noch begin noch<br />

voleinding, en klaagt dan over gebrek aan<br />

voedfel voor zynen geest en zyn hart. Zo<br />

dorst hy dikwyls in het midden van de rykfte<br />

bronnen van genoegen en lydt honger aan een<br />

overvloedig gastmaal. Allerwegen omringt hem<br />

ftof tot geluk, maar hy floot ze, uit onacht­<br />

zaamheid en ligtzinnigheid, verachtlyk van zich.<br />

En wie dan by zelf is alsdan de oorzaak van<br />

zyn gebrek? Willen wy daarin ten opzigt van<br />

onszelven voorzien, myne geliefde Vrienden!<br />

laaten wy dan toch niet als met geblinddoek­<br />

te oogen en met ongevoelige harten in eene<br />

waereld vervuld van fchoonheden en zegenin­<br />

gen verkeeren. Laaten wy integendeel geene<br />

en deeze voor haare menigvuldige indrukfelen<br />

ontOuiteti, en zelfs dat fchoone en goede on­<br />

zer opmerkzaamheid verwaardigen, wiens ui­<br />

terlyke gedaante misfchien niets uiJokkends en<br />

bekoorlyks heeft, en tot wiens ontdekking en<br />

ge-


238 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />

genieting de geoefende waarneemcr alleen ïfl<br />

ftaat is. Hoe zeer zullen wy daardoor niec<br />

den kring onzer geneugten uitbreiden, en de<br />

middelen onzer weltevredenheid en van ons<br />

geluk vermenigvuldigen! Hoe dikwyls zullen<br />

niec arbeid en moeite , bepaalingen en be-<br />

zwaarenisfen, druk en fmerten, eene gantsch<br />

andere gedaante in onze oogen krygen! Hoe<br />

dikwyls onverwachte luchtftraalen uit de dik-<br />

fte duisternisfen ons te gemoet fchitteren! Hoe<br />

dikwyls zullen wy alsdan de kostelykfte zaa-<br />

den van ontwikkeling, van verbetering, van<br />

volmaaking , de wysfte toerustingen tot meni­<br />

gerhande geneugten en vermaaken ontdekken,<br />

waar wy eerst niets dan uitwerkfels en oor­<br />

zaaken van gebrek en ellende meenden te zien!<br />

Ja, hoe opmerkzaamer wy zyn, des te minder<br />

zullen wy het groote overwigt van het fchoo­<br />

ne en goede, 't welk in de waereld en onder<br />

de menfchen plaats heeft, over het hoofd<br />

zien, en des te vertrouwelyker zullen wy het<br />

nog grooter overwigt daarvan in het toeko-<br />

komende leven verwachten ; en welke bronnen<br />

van weltevredenheid en van genoegen zal en<br />

moet dit niet voor ons ontfluiten! Gelyk God,<br />

de allervolmaaktfte Geest, alles, wat hy ge-<br />

fcha-


GELUK ONDER DE MENSCHEN. £39<br />

fchapen heeft, mee welgevallen aanfehouwt,<br />

alles recht en goed vindc, en zyne volmaakte<br />

gelukzaligheid daarop gevestigd is, zo moet<br />

ook onze gelukzaligheid naar dezelfde evenredigheid<br />

toeneemen , volgens welke wy de<br />

fchoonheid en goedheid van alle zyne werken<br />

erkennen.<br />

Eene derde oorzaak van het gebrek aan geluk<br />

onder de menfchen is deeze: omdat wy het geluk<br />

meer buiten ons dan in ons zoeken, en ons<br />

meer om den fchyn daarvan, dan om deszelfs<br />

werkelyke bezitting en genieting bekommeren.<br />

Hoe ongerymd deeze mhflag fchynt te zyn en<br />

werkelyk is, zo gewoon is hy toch. Onwederfpreekelyk<br />

is het geluk eene zaak, die geheel<br />

en al en volftrekt in onszelven huisvest; 't is<br />

zekere toeftand van onzen geest; het beftaat in<br />

't geen wy zyn, en niet in 't geen wy fchynen<br />

te zyn, in de aangenaame denkbeelden en gewaarwordingen,<br />

die wy hebben en niet in de<br />

zulke, die men ons toefchryft. Schoon my het<br />

gantfche menschdom, op eenen tyd , dat ik ziek<br />

ben en pynen lyde, voor gezond hield, zou ik<br />

nogthans daardoor niet gezond worden, en het<br />

gevoel myner fmerten verliezen. Hoe onloochenbaar<br />

dit zy, men denkt en handelt toch in<br />

op-


£40 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAFf<br />

opzigt tot het geluk maar al te dikwyls op zulk<br />

eene wyze, als of het tegendeel daarvan waar­<br />

heid ware. Men bevlytigt zich niec zo zeer,<br />

om aangenaame denkbeelden en gewaarwordin­<br />

gen , van 'c geen men is en heefc en doet, in<br />

zich te verwekken en zich daarmede te vermaa­<br />

ken , als wel om anderen groote of goede ge­<br />

dachten daarvan inteboezemen. Men wil vol-<br />

flrektelyk van veele menfchen voor vetflandig,<br />

voor deugdzaam, voor ryk, voor groot, voor<br />

aanzienlyk, voor fchoon en fterk gehouden ,<br />

men wil als by uitneemendheid gelukkig van hun<br />

aangezten en gepreezen worden, en indien men<br />

dit alles ook ware, maar van anderen daarvoor<br />

niet gehouden wierd, zou men zich verbeelden<br />

meer of min ongelukkig te zyn. Dus zoekt<br />

men fteeds meer naar het gevoelen van andere<br />

menfchen, dan in de daad en in waarheid ge­<br />

lukkig te zyn. Dus weigert men zichzelven zeer<br />

dikwyls het werkelyke genot van veele geneug­<br />

ten en voordeden, en ontbeert het gebruik van<br />

menigerhande gerieflykheden en aangenaamheden<br />

des levens, eeniglyk om den fchyn van deeze of<br />

nog grooter voorrechten en middelen van ge­<br />

noegen in de oogen der waereld te bewaaren.<br />

Dan hoe gebrekkelyk, hoe veranderlyk moet<br />

het


'GELUK ONDER DE MENSCHEN. 342<br />

het geluk niet zyn, dat op zulke gronden fteund<br />

Brengen wy dan niet het grootfte gedeelte onzes<br />

levens door, afgezonderd van andere menfchen<br />

en aan onszelven overgelaaten ? Zullen wy de<br />

gebreken van onzen geest, van ons hart, van<br />

ons ligehaam, van onzen gantfehen toeftand minder<br />

gevoelen; zullen onze behoeften minder<br />

dringende en fmertelyk zyn, omdat wy dezelve<br />

voor anderen verborgen hebben? Zal het<br />

voordeelige gevoelen onzer medemenfehen ons<br />

werkelyk het verftand, de vermogens, de bekwaamheden,<br />

de gerustheid, de vergenoegdheid,<br />

de fterkte geeven, waaraan het ons ontbreekt<br />

? En zullen wy hen altoos kunnen blindhokken<br />

en misleiden? Zal geen nyd, geen yverzucht,<br />

geen partydigheid , geen boosaartigheid,<br />

het goede gevoelen, dat zy van onszelven voeden,<br />

ooit verzwakken of verkeeren? Wat is veranderlyker<br />

dan het oordeel der menfchen, en<br />

wat is wisfelvalliger dan het geluk, 't welk dat<br />

ten grondflag heeft! Neen, laaten wy ons geluk<br />

in onszelven zoeken, in 't geen wy werkelyk<br />

zyn en hebben en doen, en niet buiten ons,<br />

niet in het gevoelen, 't welk anderen van ons<br />

voeden.<br />

Maar laaten wy dit geluk ook werkelyk zoê»<br />

M S T<br />

^ Q ken,


54* OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />

hen , ernftig zoeken. Want ook hierin ligt eene<br />

gewigtige oorzaak van het gebrek daaraan. Wy<br />

leggen 'er ons veelal niet ernftig genoeg op<br />

toe. Maar al te dikwyls houdt men het geluk<br />

voor iets toevalligs, voor iets, dat den<br />

mensch zonder zyn toedoen ten deel valt, dat<br />

zich niet dwingen laat, dat men afwachten,<br />

en, als het ons in de armen loopt, aanneemen<br />

en genieten moet. Met den tydelyken voorfpoed<br />

is 't wel zodanig gelegen, myne.' aandachtige<br />

Toehoorers! maar geenzins met het<br />

geluk. Wy kunnen gewislyk door onze geboorte,<br />

door onze uiterlyke omftandigheden,<br />

door voordeelige vêrbindtenisfen met anderen,<br />

door gunstige toevallen, ryk, groot en magtig<br />

worden, maar alle deeze dingen kunneri<br />

ons niet gelukkig, niét gerust, niet vergenoegd<br />

cn weltevreden maaken. Dit kunnen wy eeniglyk<br />

door onze eigene ernftige , aanhoudende<br />

poogingen worden. Maar fchoon men ook al<br />

de zaak niet gantfchelyk aan het geval overlaat<br />

, men verbeeldt zich echter maar al te<br />

dikwyls, dat men, om gelukkig te worden,<br />

zulks flechts in den gebede van God te verzoeken,<br />

en daarenboven zekere heilige gebruiken<br />

en godsdienftige verrichtingen hebbe waarte-


GELUK ONDER DE MENSCHEN. 343<br />

wieemen. 'tls waar, God is de Oorfprong van<br />

al het goede, de Bron van alle gelukzaligheid,<br />

en het oprechte gebed is een voortreflyk middel,<br />

om ons voor hetzelve gefchikc te maaken.<br />

Maar alles in zyne orde. Geluk is een<br />

gefteldheid van 't gemoed, eene wyze van denken<br />

en van gewaarworden, die niet eensklaps,<br />

maar allengskens in ons ontftaat, en niet de<br />

vrucht eener onmiddelyke godlyke medewerking,<br />

maar het gevolg is van het getrouwe<br />

gebruiken der vermogens, die hy ons verleend,<br />

en der inrichtingen, die zyne wyze Goedheid<br />

in de natuur en in den Godsdienst daartoe gemaakt<br />

heeft. Laaten wy derhalven onze krachten<br />

infpannen, en de wetten, ons door God<br />

voorgefchreeven, opvolgen, indien wy gelukkig<br />

zyn willen. Laaten wy niets van het geval<br />

, maar alles van onze werkzaamheid en vlyt,<br />

en van den Zegen, dien God daaraan gehecht<br />

heefc, verwachten. Om fteeds waardiger van<br />

onszelven en van onze verordening te denken;<br />

om fteeds gegronder over de waarde der dingen<br />

te oordeelen; om over alle onze wenfehen<br />

en begeerten fteeds zorgvuldiger te waaken;<br />

om alle onze neigingen fteeds beter te<br />

Tegelen; om onszelven fteeds volkomener te


344 OORZAAKEN VA» HET GEBREK AAïf<br />

beheerfchen; om het tegenwoordige fteeds in»<br />

nerlyker met het toekomende te verbinden; en<br />

de liefde tot God en de liefde tot de menfchen<br />

fteeds heerfchender in ons- te doen worden:<br />

daartoe moeten wy alle onze vermogen»<br />

en alle hulpmiddelen, die God ons gegeeven<br />

heeft, onvermoeid aanwenden, en hiertoe moeten<br />

z'ch onze ernftigfte, onophoudelyke poogingen<br />

uitftrekken, zo wy gelukkig zyn en<br />

meer en meer gelukkig willen worden.<br />

Even zo min mogen wy, ten vyfden, dekunst,<br />

de groote kunst der genieting veronachtzaamen,<br />

indien wy niet over gebrek aan geluk<br />

klaagen willen. Bezitten en genieten zyn twee<br />

zeer onderfcheidene zaaken. Het eerfte is veel<br />

gemeener dan het laatfte. Naar het eerfte ftreefc<br />

iedereen, en het laatfte veronachtzaaraen maar<br />

al te veelen geheel en al. Iedereen wil zeer<br />

veel fchoons en goeds en langs hoe meer fchoons<br />

en goeds hebben en bezitten, en nogthans zyn»<br />

'er, by vergelyking, flechts weinigen, die heï<br />

fchoone en goede, 't welk zy werkelyk hebben<br />

en bezitten , recht weeten te genieten. Daartoe<br />

wordt een ernst, eene oplettendheid, eene vaardigheid<br />

in 't nadenken, eene bedaardheid en gerustheid<br />

van den geest, een natuurlyke en onbe-


GELUK ONDER DE MENSCHEN. 445<br />

bedorven fmaak vereischt, waarop flechts weinige<br />

menfchen te roemen hebben. Wie van<br />

ons bezit niet menigvuldige, geestelyke en zinnelyke,<br />

gaaven en krachten en goederen? Voor<br />

wien van ons ftaan niet menigerlei bronnen van<br />

vermaak en genoegen open? Wien van ons ontbreekt<br />

het volftrektelyk aan alle bekwaamheid,<br />

om uit dezelve te fcheppen en zynen dorst naar<br />

geluk te lesfchen? En waarom doen wy het<br />

niet? Waarom dien wy het zo zelden? Omdat<br />

wy, door het onophoudelyk gejach naar het bezit<br />

, het werkelyke genot vergeeten. Wy willen<br />

van onze vermogens dan eerst een vrolyk gebruik<br />

maaken, als wy 'er deeze of geene dingen<br />

mede uitgevoerd; wy willen onze goederen dan<br />

eerst gerustlyk genieten, als wy ze tot zekeren<br />

trap vermeerderd; wy willen ons over ons verftand,<br />

over onze deugd, over onze hoop op de<br />

onfterflykheid dan eerst verheugen, als geene de<br />

volmaaktheid bereikt hebben, en wy deeze deelachtig<br />

geworden zyn. Neen, myne geliefde<br />

Vrienden! wenfehen wy niet alleen in 't toekomende<br />

gelukkig te worden, maar zulks nu<br />

reeds te zyn, laaten wy ons dan niet met de bezitting<br />

der middelen tot het geluk te vreden houden,<br />

maar dezelve werkelyk gebruiken. L.aa-<br />

Q 3 ten


*4


GELUK ONDER DE MENSCHEN. 247<br />

is, eindelyk, deeze: Wy denken aan alles en over<br />

alles te eenzydig. Onze gedachten, onze gewaarwordingen,<br />

onze vooruitzigten en verwachtingen<br />

beyatten te weinig, bepaalen zich fteeds<br />

by enkele zaaken, by afgezonderde kleine ftukken<br />

en omftandigheden. Wy denken niet dikwyls<br />

genoeg aan de gevolgen der dingen, en<br />

aan hunne naauwe en onvernietigbaare verbindtenis<br />

en vereeniging met malkanderen. Gewislyk,<br />

indien wy eeniglyk by de bezigheden en moeijelykheden<br />

deezes levens, en niet by derzelver<br />

menigvuldige en edele vruchten; eeniglyk by<br />

de fmerten en grieven, die ons treffen, en niet<br />

by derzelver heilzaamen invloed op onze zedelyke<br />

verbetering en volmaaking onze gedachten bepaalen;<br />

indien wy eeniglyk op de Hechte, maar<br />

niet op de goede zyde, eeniglyk op de onaangenaame<br />

lotgevallen, maar niet op de heerelyke<br />

verordening onzer medemenfchen achtflaan;<br />

indien wy het kwaade buiten zyn verband met<br />

het goede, en het tegenwoordige buiten zyn<br />

verband met het toekomende opmerken: dan<br />

moeten wy aan alle kanten van duisternis en<br />

nacht omringd worden, dan moeten wy overal<br />

aanleidingen tot klaagen en tot onvergenoegdheid<br />

ontmoeten. Maar waarom fcheiden wy dan<br />

Q 4 toch


348 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN GELUK»<br />

toch in onze gedachten dingen vae malkanderen,<br />

die volgens hunnen aart en volgens het oogmerk<br />

der Godheid zo onaffcheidbaar met malkanderen<br />

vereenigd zyn? Waarom vernaauwen wy onzen,<br />

geest en ons hart, daar beiden gefchikt zyn om<br />

zo veel te overzien en te bevatten? Neen, laaten<br />

wy veelmeer het een en andere vermyden,<br />

niet'altoos by enkele gebeurdtenisfen, of by enkele<br />

gedeelten der dingen ftaan blyven, maar op.<br />

hunnen famenhang letten, en de deelen met hec<br />

geheel, waartoe zy behooren, het tegenwoordige<br />

met het toekomende, den tyd met de eeuwigheid<br />

verbinden. Dit zal ons veele dingen<br />

ophelderen, veele dingen ontknoopen, veele<br />

dingen merkelyk fchooner en beter doen vinden,<br />

dan zy ons fchynen te zyn; 't zal menig leed in<br />

vreugde voor ons veranderen; de heerelykfte<br />

verwachtingen en vooruitzigten zullen de onaffcheidelyke<br />

medgezellinnen onzes levens zyn, en<br />

dus zullen wy van het tegenwoordige een veel<br />

blymoediger genot hebben , en het toekomende<br />

veel geruster verbeiden; wy zullen derhalven 'w.<br />

de daad veel gelukkiger zyn. Araen,


ELFDE L E E R R E D E .<br />

HET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />

CHRISTELYK VREUG-<br />

DEMAAL.<br />

*-<br />

Tekst.<br />

BRIEF AAN DE PHIUFPENSERS Hoofdfl. IV. vs. 4-<br />

Vetllydt u in den Heere allen tyd: wederom zegge ik:<br />

verblydt u.<br />

1<br />

Q 5<br />

\


, hoogde, volmaaktfte Geest, wysfte,<br />

goedertierenfte Vader der menfchen, u te<br />

dienen, u te verheerlyken is enkel zaligheid,<br />

is een bron der zuiverde, verhevenfte vreugde,<br />

voor engelen en menfchen, voor alles,<br />

wat leeft en denkt, en bewust is, dat het leeft<br />

en denkt. Ja, in den godsdienst, die ons u<br />

leert kennen, tot u verheft, met u verbindt,<br />

hebt gy ons den getrouwden, veiligden gids<br />

tot de gelukzaligheid gegeeven. Alle zyne wegen<br />

zyn wegen van lieflykheid, alle zyne paden<br />

zyn vrede. Van zyn licht omfcheenen,<br />

kennen wy de waarheid, en worden door de<br />

kennis der waarheid vry en zalig. Van zynen<br />

geest bezield, gevoelen wy moed en kracht in<br />

ons, om eiken roemryken flryd te ftryden, elke<br />

edele daad te verrichten, en onszelven en<br />

de waereld te overwinnen. Van zyne vertroostingen<br />

verkwikt en verfterkt, behoeven wy<br />

voor geenerhande lyden angstvallig te vreezen,<br />

en onder geenerhanden last te bezwyken. Van<br />

denzelven geleid en beftierd, kunnen wy onzen<br />

loop rustig vervolgen, en zullen het doel,<br />

waarnaar wy ftreeven , zekerlyk niet misfen.


254 HET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />

Ja, gy, Vader der lichten, hebt denzelvënj<br />

den goddelyken Godsdienst tot roem en tot geluk<br />

der ftervelingeh, van den hemel op de aarde<br />

, van den hemel in onze harten gezonden , en<br />

alles, wat dezelve ons leert, alles, wat hy ons<br />

doet gelooven en hoopen, alles, wat hy ons<br />

beveelt te doen, is blydfchap en zaligheid. Ook<br />

thans ontfluit hy ons ryke bronnen deezer blydfchap<br />

in het gedenkmaal van onzen Heer. ö<br />

Mogten wy 'er allen met dankbaare, vroome<br />

harten uit fcheppen, en ook in dit uur befeffen<br />

en ondervinden, hoe zalig wy als uwe<br />

aanbidders, als Christenen zyn en kunnen zyn!<br />

Zegen toch tot dat einde onze overdenkingen en<br />

onze avondmaalhouding; geef, dat het Christendom<br />

zyne zaligmaakende kracht aan ons allen<br />

aan den dag legge, en wees met uwen geest in<br />

het midden van ons. Wy bidden u hierom als<br />

uwe kinderen met een geloovig vertrouwen, en<br />

fpreeken u verder in den naam van Jefus Chris»<br />

tus, onzen Heer, aan, Onze Vader enz.<br />

Offchoon de godzaligheid en de blydfchap<br />

niet altoos met eikanderen verbonden zyn; offchoon


CHR1S-TELYK VREUGDE.MAAL. 252<br />

fchoon zy ons niet akoos hand aan hand op den<br />

weg des levens geleiden: zy konden en behoorden<br />

nogthans fteeds onaffcheidelyke vriendinnen<br />

en gezellinnen te zyn. Alwie zich de godzaligheid<br />

als eene lastige , droevige zaak voorftelt,<br />

of de blydfchap befchouwt als iets, dat met den<br />

ernst van den wyzen en deugdzaamen onbeftaanbaar<br />

is, kent noch de eene noch de andere. Hy<br />

houdt de uitweikfels van het bygeloof, van een<br />

byzondere zwakheid van den geest, voor waare<br />

godzaligheid, en de uitbarstingen eener woeste ,<br />

onftuimige ongebondenheid voor redelyke blydfchap.<br />

Neen, myne aandachtige Toehoorers!<br />

de waare godzaligheid en de waare blydfchap<br />

zyn beide van eenen edeler, hemelfchen oorfprong,<br />

zy zyn als dochters der wysheid zusterlyk<br />

met eikanderen verbonden. De eene kan<br />

zonder de andere niet beftaan; de eene zonder<br />

de andere niet voor de menfchen zyn en uitvoeren<br />

, 't geen hy zich van haar belooft. Zy onderfteunen,<br />

zy verfterken, zy veredelen eikanderen<br />

wederkeerig, en doen en genieten gemeen<br />

fchappelyk dat geene, 't welk zy, van eikanderen<br />

afgezonderd, nooit zouden kunnen uitvoeren<br />

en genieten.<br />

En deeze is juist de reden, myne aandachtige<br />

Toe:


flrg^ HET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />

Toehoorers! waarom het Christendom, die ver»<br />

hevener leer van wysheid en deugd, zyne belyders<br />

niet minder dikwyls tot blydfchap dan tót<br />

godzaligheid opwekt, en beide zo innerlyk met<br />

élkanderen verbindt. Dus roept de Apostel in<br />

onzen tekst den Christenen toe: verblydt u in<br />

den Heere, verblydt u als Christenen, ten allen<br />

tyde, wederom zegge ik u : verblydt u. E<br />

indien de Christenen, als zodanigen, fteeds redenen<br />

hebben van zich te verblyden, en gerust<br />

en vrolyk van gemoed te zyn, zo hebben<br />

zy het gewislyk nog meer en by uitneemendheid,<br />

als zy tot het feest van 's Heeren gedenkmaal<br />

vergaderen , en zich daar met het<br />

herdenken aan zyne liefde en aan zyne weldaaden,<br />

even als aan hunne gelukzaligheid, bezig<br />

houden. Indedaad, 't is met het oogmerk<br />

van deezen plegtigen maaltyd, en met de gemoedsgéfteldheid,<br />

waarin wy denzelven houden<br />

moeten, rechtsftreeks ftrydig, dat wy 'er<br />

met een droevig, vreesachtig, angstvallig hart<br />

deel aan neemen, en 'er meer uit innerlyken<br />

of uiterlyken dwang, dan uit hartelyke genegenheid<br />

en met een vrolyk gemoet by verfchynen.<br />

Alleenlyk de bewustheid van heerfchende<br />

kwaade geneigdheden en van een ge- ,<br />

drag 9


CHRISTELYK VREUGDEMAAL.<br />

drag, dat met het Christendom ónbeftaanbaar<br />

is, of diepgewortelde vooroordeelen, en valfche,<br />

bygeloovige begrippen van de natuur en<br />

her oogmerk deezer godsdienftige verrichting,<br />

kunnen ons hier, waar alles ons tot blydfchap<br />

opwekt, n'eerilagtig maaken , en' droef geestigheid<br />

of fchroom inboezemen. Zyn wy wel<br />

önderweezene en welgezinde Christenen; Christenen,<br />

die de leer, welke zy belyden , overdacht<br />

, en 'er zich duidelyke begrippen van<br />

gevormd hebben, en die ernftiglyk gezind en<br />

voorneemens zyn om haare voorfchriften op<br />

te volgen: dan roept ons hier ook alles toe:<br />

Verblydt u in denHeere, verblydt u als Christenen<br />

, als menfchen, die God door Jefus<br />

Christus zo by uitneemendheid begunstigd en<br />

gezegend heeft. Welaan, myne Broeders in<br />

Christus! laaten wy deeze, den Christenen zo<br />

wel pasfende gezindheden en aandoeningen in<br />

ons trachten te verwekken en te verfterken.<br />

Laaten wy,<br />

Het Heilige Avondmaal als een Christelyk<br />

vreugdemaal befchouwen.<br />

Alles, wat wy hier denken en doen, myne<br />

aandachtige Toehoorers! alle gebeurdtenisfen ,<br />

wier gedachtenis wy hier vieren , alle waarheden


65 «ET HEILIGE AVONDMAAL EEK?<br />

den van den godsdienst, waarmede wy hief<br />

onzen geest en ons hart bezig houden, alle<br />

verwachtingen en vooruitzigten, die zich hier<br />

aan ons vertoonen, wat zyn die anders dan<br />

gronden en aanmoedigingen tot godsdienftige<br />

verheuging? 't Zy wy aan God, onzen goederrierenen<br />

hemelfchen Vader, of aan Jefus<br />

Christus, zynen Zoon, onzen Heiland en Heer*<br />

of aan onszelven, die kinderen van God en<br />

leerlingen en vrienden van Jefus Christus zyn,<br />

of aan onze broederen, onze deelgenooten in<br />

alle deeze voordeden en zaligheden; 't zy wy<br />

aan de menigvuldige goederen, die wy reeds<br />

bezitten en genieten, of aan de nog grooter<br />

goederen , die wy in het toekomende verwachten<br />

, gedenken : alles , roept ons met luide<br />

ftemme toe: Verblydt u in den Heere.<br />

Ja, hier, aaa de tafel onzes Heeren, verblyden<br />

wy ons in God, als onzen goederticrenften,<br />

toegenegenften, weldaadigften Vader,<br />

en draagen 'er roem op, dat wy zyne kinderen,<br />

zyne beminde en by uitneemendheid begunstigde<br />

kinderen zyn. Want als Christenen<br />

kennen wy hem, den Waarachtigen, den Eenigen,<br />

den Allervolmaaktften, en kennen hem<br />

als den Schepper en Regeerer, als den Vader<br />

al-


CflRISTELYK VREÜGDEMAAf. 55^<br />

aller menfchen, aller weezens, aller waerelden,<br />

Wy kennen en aanbidden hem als de eeuwige,<br />

önuitputtelyke Bron, als den milden Geever van<br />

alle leven, alle licht, alle vreugde, alle geluk­<br />

zaligheid, in Wien en door wien wy allen zyn<br />

en leeven en ons beweegen, die ons allen kent<br />

en liefheeft, voor ons allen zorgt, ons allen<br />

weldoet en eeuwig zal weldoen. Wy kennen<br />

en aanbidden hem als een' God, die zich over<br />

de ellendigen ontfermt, de zwakken onderfteunt<br />

de dwaalenden en ftruikelenden verfchoont, die<br />

zelfs zonden vergeeft, misdaaden kwydfchelt,<br />

en den overtreeder genade bewyst, indien hy<br />

zich waarelyk verbetert en weder tot zynen pligt<br />

terug keert. Wy kennen derhalven de zalige<br />

betrekkingen, waarin wy ons, zo gering eh<br />

nietig wy in onszelven zyn, tot hem, den Eeu­<br />

wigen , den Oneindigen, bevinden, en de vrien-<br />

delyke, vaderlyke gezindheden, welke hy jegens<br />

Ons, zyne fchepfelen, zyne kinderen voedt. Wy<br />

weeten derhalven, wat wy van hem hoopen en<br />

verwachten mogen; weeten, dat wy ons van<br />

hem enkel goeds en fteeds het beste belóoveri<br />

mogen. Dit gedenkmaal der liefde van God eh<br />

van Jefus Christus roept ons toe: de God, dien<br />

gy aanbidt, die uw Schepper, uw Opperheer,<br />

VIII, STUK. R u v^


§58 HET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />

uw Rechter is, heeft u niet gefchaapen om ellendig<br />

te zyn, is geen ftreng, onbiliyk Heer ,<br />

die meer van zyne onderdaanen vordert, dan<br />

zy in ftaat zyn te doen, geen wraakzuchtig,<br />

onverbiddelyk Rechter, die lust heeft in ftraffen<br />

en verderven. Neen, hy is hoogstverzoenlyk,<br />

is tot toegeevendheid, tot kwydfchelden,<br />

tot zegenen en weldoen genegen; hy is de<br />

goedheid en liefde zelf. Uit liefde heeft hy<br />

zynen Zoon, den Eeniggeborenen, tot u gezonden<br />

, u door hem zynen wil bekend gemaakt<br />

, van zyne toegenegenheid en genade<br />

verzekerd, en hem tot gerustftelling van uw<br />

geweeten aan het kruis laaten fterven. Hoe<br />

zoudt gy dan aan zyne vaderlyke toegenegenheid<br />

en liefde kunnen twyfelen? Hoe niet alles<br />

gerustelyk van hem verwachten, wat u volmaakter<br />

en gelukkiger kan doen worden? Wat<br />

zal hy u niet gaarne geeven, indien het goed<br />

en heilzaam voor u is, daar hy u zelfs zynen<br />

Zoon gegeeven heeft? En zouden wy, myne<br />

geliefde Vrienden ! ons daarover niet verblyden?<br />

God te kennen, en hem zo te kennen,<br />

en met zulk een kinderlyk vertrouwen aan hem<br />

te mogen denken, en ons in zo innerlyk eene<br />

gemeenfchap met-hem te bevinden, welk een<br />

voor-


CHRISTELYK VREÜGDEMAAL. SJJJ<br />

voorrecht, welk eene zaligheid is dat niet!<br />

waar zyn zuiverer, ryker bronnen van verheuging,'dan<br />

deeze zyn? Welke tyden, welke<br />

eeuwigheden kunnen en zullen dezelve ooit<br />

uirputten?<br />

Hier, aan de tafel onzes Heeren, verblyden<br />

wy ons, verder, inden liefderyken, edelmoedigen<br />

Heer, snens feest wy vieren, wiens gedachtenis<br />

het voornaame onderwerp onzer overdenkingen<br />

zal uitmaaken. Wy verblyden ons in<br />

hem als in eenen Wyzen, die nooit onder de<br />

Her velingen zyns gelyken gehad, en veel, oneindig<br />

veel meer tot hunne verlichting en verbetering<br />

gedaan heeft, dan alle wyzen voor<br />

hem en na hem gedaan hebben en doen kunnen.<br />

Wy verblyden ons in hem, als in eenen<br />

onbedrieglyken, van God zelf gezondenen en<br />

gevolmagtigden Leeraar der waarheid, als in<br />

den onfeilbaaren Uitlegger van Gods wil en<br />

zyner genaderyke oogmerken met ons , zyne<br />

door dwaaling en zonde misvormde en ellendig<br />

gewordene fchepfelen en kinderen. Wy<br />

verblyden ons in hem, als in eenen magtigen<br />

Redder en Verlosfer, die ons van den drukkendften<br />

last, van het juk der onweetendheid,<br />

des bygeloofs, der afgodery, der ondeugd,<br />

R * ver-


ÖCK» HET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />

verlost, en ons tot de waare vryheid, de vryheid<br />

; van Gods kinderen te zyn verheven heeftv<br />

Wy .verblyden on3 in hem, als in den veiligflen,<br />

getrouwden Leidsman en Voorganger op<br />

den weg der wysheid, der deugd, der gelukzaligheid<br />

, die deezen weg met zyne eigene<br />

voetdappen afgetekend heefc, en langs denzeiven<br />

tot de hoogde heerlykheid in ingegaan,.<br />

Wy verblyden ons in hem, als in eenen Verbeteraar<br />

en Weldoener der waereld, aan wiert<br />

het gantfche menschdom veel meer te danken.<br />

heeft, dan aan alle wetgeeveren, aan alle beminnaars<br />

van hun Vaderland, aan alle hervormers<br />

, aan alle volksvrienden en menfchenvrienden,<br />

alle vaderlykgezinde koningen en<br />

vorsten, die ooit geleefd hebben en nog leelen.<br />

Wy verblyden ons in hem, als in eenen<br />

Vriend, die alhs voor de menfchen waagt en<br />

opoffert, die zich noch door de zwakheid en<br />

ondankbaarheid zyner vrienden, noch door de<br />

woede zyner vyanden van het voortzetten van<br />

zyn weldaadig ontwerp weerhouden , of in<br />

hetzelve vermoeijen laat; in eenen Vriend, die<br />

in het oogenblik, dat hy het grootde lyden te<br />

gemoet gaat , meer aan zyne vrienden , dan<br />

aan zichzelven denkt, meer voor hunne ver-<br />

troos-


•CHRISTELYK VREUGDEMAAL. SvCt<br />

f roosting, dan voor zyne eigene veiligheid en<br />

verfterking zorgt, en die dit gewigtige oogen-<br />

blik befteedt, om hen door het vieren van zyne<br />

gedachtenis hoe langs hoe naauwer met zich en<br />

onder eikanderen te verbinden; in eenen Vriend.,<br />

die in alle opzigten meer voor ons gedaan heeft,<br />

dan ooit de eene vriend voor den anderen deed,<br />

en die nog fteeds onze vriend blyft en tot in<br />

eeuwigheid zal blyven. En in zulk eenen Wy­<br />

zen, zulk eenen Leeraar, zulk eenen Redder<br />

en Verlosfer, zulk eenen Leidsman , zulk eenen<br />

Weldoener der waereld, zulk eenen Vriend,<br />

zouden wy ons niet hartelyk verblyden? Ja, wy<br />

verblyden ons in hem, en over alles, wat hy<br />

tot heil van ons en van onze broederen gedaan,<br />

verdraagen, geleden, ingefteld, en over de heu-<br />

ehelyke, heilryke gevolgen, die dit alles ten<br />

opzigt van ons en van zo veele duizenden onzer<br />

broederen gehad heeft, nog heeft, en in alle<br />

toekomende tyden zal hebben. Wy verblyden<br />

oos over den heerelyken uiiflag, dien zyn edel­<br />

moedig lyden gehad, de voortreflyke beloonin­<br />

gen , die de Vader hem gegeeven, de magt, die<br />

hy van God ontvangen heeft, en waardoor hy<br />

alle de geenen volkomen zalig maakt, die zyne<br />

atnwyzing en leiding volgen. Wy verheugen<br />

R 3 ons


%6i MET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />

ons over onze vermaagfchapping met hem en<br />

over de naauwe betrekkingen, waarin wy, als<br />

zyne belyders, als zyne navolgers, als leden<br />

van het ligehaam, waarvan hy het hoofd is,<br />

ons tot hem bevinden. Wy verblyden ons<br />

over het lichf, 't welk hy ons van den hemel<br />

gèbragt, over den troost, waarmede hy ons<br />

verkwikt , over de hoop en het vertrouwen,<br />

waarmede hy ons hart vervuld heeft; want<br />

door hem is ons verftand verlicht geworden;<br />

hy heeft ons hart rust en kalmte gefchonken;<br />

by hem en door hem vinden wy alles, wat<br />

ons hier en hiernamaals, in deeze en in de<br />

toekomende waereld gerustftellen, verheugen,<br />

gelukkig maaken kan. Als Christus ons dan<br />

door de inftelling van deezen maaltyd toeroept .*<br />

vergeet my niet, onderhoudt, vernieuwt myne<br />

gedachtenis, zo dikwyls gy tot deezen heiligen<br />

maaltyd byeenkomt: roept hy ons ook tevene<br />

toe: nooit zal ik u, myne aanhangers en<br />

vrienden, vergeeten, nooit ophouden van voor<br />

uw welzyn te zorgen. Ik ben by u; met my -<br />

ne leer, met mynen geest, met myne kracht,<br />

ben ik by u tot de voleindiging der waereld.<br />

De bewaaring, de volmaaking, de zaligheid<br />

myner dienaaren, is de belooning van mynen<br />

ar-


CHRISTELYK VREUGDEMAAL. 263<br />

arbeid, de edelfte vrucht van myn lyden en myne<br />

opoffering voor hen. Niemand kan en zal<br />

hen uit myne hand rukken, die de Vader my<br />

gegeeven heeft. Blyft in my, zo zal ik in u<br />

blyven. Kleeft myne leer ftandvastiglyk aan,<br />

en gy zult fteeds haare goddelyke kracht ondervinden.<br />

Volgt my na, en gy zult myne<br />

heerlykheid aanfchouwen en deelgenooten myner<br />

heerlykheid worden. Alwie hier met my<br />

lydt en ftrydt, zal namaals met my leeven en<br />

heerfchen.<br />

Hier, aan de tafel onzes Heeren, verblyden<br />

wy ons, ten derden, over onszelven, over dat,<br />

V welk wy als Christenen zyn, en kunnen zyn en<br />

worden. Wy verblyden ons over de gelukkige<br />

veranderingen, die het Christendom in onze<br />

kennis, in ons geloof, in ons leven, in<br />

onzen geheelen zedelyken toeftand voortgebragc<br />

heeft; over de menigvuldige, onwaardeerbaare<br />

voorrechten , die wy als belyders van Jefus<br />

Christus boven alle afgodendienaars, ongeloovigen,<br />

twyfelaars, flaaven der ondeugd bezitten<br />

en genieten ; over de gelukzaligheden ,<br />

waarvan wy daardoor deelgenooten geworden<br />

zyn. Welk een gantsch ander gevoel van ons<br />

aanweezen, van onze verordening, van onze<br />

R 4 waar-


3Ö4- HET HSILIGE AVONDMAAL EEH<br />

waardigheid, van onze zedelyke krachten, vaa<br />

onze vryheid, moet ons niet bezielen en ge­<br />

lukkig maaken, indien het Christendom voor<br />

ons geworden is, 't geen het voor ons be­<br />

hoorde te zyn, eene kracht Gods, en eene<br />

wysheid Gods! Hoe opgeruimd en blymoedig<br />

kan en moet de Christen zyn, die in de daad<br />

en in waarheid een Christen is! Hoe veel ge­<br />

ruster en vergenoegder kan en moet hy lee­<br />

ven , dan elk ander mensch , die dit geluk<br />

niet heeft en niet geniet? En zouden wy ons<br />

daarover hier niet verheugen , daar wy ons<br />

openlyk voor Christenen verklaaren, en God<br />

en onzen Heiland met vereenigde harten dan­<br />

ken , dat wy het zyn! Ja, deeze heilige<br />

maaltyd roept ons luide toe : Verhef u, ó<br />

mensch, ö Christen! uit het ftof: gevoel uwe<br />

waardigheid, uwe grootheid: verblyd u over<br />

uw nieuw en beter leven, over uwe verheve­<br />

ne verordening, over uwe gemeenfehap met<br />

God en met zynen Zoon, Jefus Chiistus. Zyt<br />

en word en geniet geheel en al, 't geen gy<br />

als een mensch, als een Christen kunt en be­<br />

hoort te zyn en te worden en te genieten.<br />

Gevoel de uitgebreider krachten , de edeler<br />

gevoelens , den mannelyken , lustigen moed,<br />

dien


CHRISTELYK VREUGÜEMAAL. aé"^<br />

dien u het Christendom gegeeven, en waardoor<br />

hetzelve u boven zo veele andere menfchen<br />

verheven heeft; zyt zalig in het genot en gebruik<br />

deezer voorrechten. Gevoel de vryheid,<br />

waarin u Christus gefield heeft, en denk en handel<br />

fteeds als een vry man, die zichzelven en<br />

de waereld overwint, en wiens vergenoegdheid<br />

en gelukzaligheid niet van uiterlyke toevallige<br />

dingen afhangt.<br />

Hier aan de tafel onzes Heeren, verblyden wy<br />

ons, ten vierden, de een over den anderen, de<br />

eene broeder over den anderen, de eene zuster<br />

over de andere, befchouwen eikanderen allen<br />

zonder afgunst, en met eene hartelyke toegenegenheid<br />

als kinderen van onzen algemeenen hemelfchen<br />

Vader, als onderdaanen van ons akemeen<br />

Opperhoofd en Heer, als bloedverwanten<br />

en vrienden van Jefus Christus, als togtgenooten<br />

op den weg der wysheid en der deugd, als<br />

deelgenooten der toekomende heerlykheid. Ja,<br />

wy zyn allen, en daarover verheugen wy ons en<br />

daarop beroemen wy ons hier voor God en voor<br />

de waereld, wy zyn allen aanbidders van den<br />

éénen waaren God, den Schepper en Regeerer<br />

der waereld; allen kinderen van den wysflen,<br />

magtigften Vader, die in de hemelen is; allen<br />

R 5 leer-


266 HET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />

leerlingen en belyders en navolgers van Jefus,<br />

van den gekruisfigden, en weder uit de dooden<br />

verrezenen, en nu over alles verhoogden<br />

Jefus; allen van het licht der waarheid verlicht,<br />

en van den geest van God bezield; allen<br />

tot de onfterflykheid en tot het eeuwige<br />

leven geroepen ; allen verordend om eeuwig<br />

op te klimmen van den eenen trap van volmaaktheid<br />

en gelukzaligheid tot den anderen.<br />

Welke redenen, om ons de een over den anderen<br />

te verblyden, en zonder alle opzigt op<br />

uiterlyke onderfcheidingen , een blymoedig deel<br />

te neemen in het geluk en de zaligheid van<br />

allen! Ja, het gemeenfchappelyk breeken van<br />

één brood, het gemeenfchappelyk drinken uit<br />

éénen drinkbeker roept ons allen toe: Erkent<br />

en gevoelt uwe naauwe vermaagfehapping , uwe<br />

gemeenfehap met eikanderen. Dat hier de<br />

blydfchap over uw eigen geluk door de deelneemende<br />

blydfchap over het geluk van alle<br />

uwe broederen vergroot worde ! Verdubbelt ,<br />

vermenigvuldigt daardoor het gevoel en het<br />

genot van uwe eigene zaligheid. Verheft u<br />

boven de enge, bekrompene bepaalingen, welke<br />

zo dikwyls menfchen van menfchen, broeders<br />

van broeders fcheiden. Ontfluit uwe harten


CHRISTELYK VREÜGDEMAAL. 2Ó7<br />

ten zo wel voor de algemeene christelyke, als<br />

voor de broederlyke liefde, en fmaakc die vryheid,<br />

die vrolykheid, die zaligheid, waarmede<br />

zich ieder hart, dat zich voor haar ontfluit, uitbreidt<br />

en verkwikt.<br />

Hier, by de tafel onzes Heeren, verblyden<br />

wy ons, eindelyk, over de goederen, die wy als<br />

Christenen reeds bezitten, over de voorrechten<br />

en zaligheden, die wy als zodanigen reeds genieten<br />

, en over de nog edeler goederen, over de<br />

nog grooter voorrechten en zaligheden, die wy<br />

in het toekomende verwachten. En hoe menigvuldig,<br />

hoe groot, hoe onwaardeerbaar zyn niet<br />

geene en deeze! Kennis van den éénen waaren<br />

God, verzekering van zyne toegenegenheid en<br />

liefde, van zyne befcherming en zynen byftand;<br />

gemeenfehap met den Vader en met zynen Zoon,<br />

Jefus Christus ;verIosfing van alle flaaffche vrees,<br />

van alle bygeloovige verfchrikkingen, van alle<br />

angstvallige bekommeringen wegens ons tydelyk<br />

en eeuwig lot; kennis der waarheid; liefde tot<br />

de deugd; lust en kracht ten goede; vryheid en<br />

vrolykheid van den geest; een gerust geweeten;<br />

een weltevreden hart; een onfchuldig, onafgunstig,<br />

liefdeiyk, weldaadig leven; eene onafge-<br />

brokene nadering tot de volmaaktheid : en<br />

dan


S68 HET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />

dan de vooruitzigten, die het Christendom ons<br />

in het anders zo duistere en verfchrikkende toekomende<br />

opent; de vaste verzekering, die het<br />

zelve ons van onze onfterflykheid en eeuwig<br />

voortbeftaan geeft; de verhevene verwachtingen<br />

van eene fteeds toeneemende, eindelooze<br />

gelukzaligheid , van eene hoe langs hoe<br />

naauwere gemeenfchap met God en met Jefus<br />

Christus, die hetzelve ons voorftelt: welke goederen<br />

, welke voorrechten, welke zaligheden<br />

zyn dat niet! Welke bronnen van blydfchap,<br />

der zuiverfte, goddelykfte blydfchap ontmoeten<br />

wy daar niet! En wanneer moeten en mogen wy<br />

dezelve gebruiken, zo het niet by het gedenk­<br />

maal van onzen Verlosfer gefchiedt? Roept hy<br />

zelf ons niet door deeze liefderyke inftelling toe:<br />

fchept gerustlyk uit deeze bronnen der verheuging<br />

, die ik met opoffering van my zeiven voor<br />

u bereid en geopend heb. Zyt vrolyk en zalig<br />

in het genot myner weldaaden, en verwacht de<br />

vervulling myner beloften met een vertrouwelyk<br />

geloof. Dit feest zy u ter afbeelding en ten<br />

onderpand van onze toekomende nadere vereeniging,<br />

ter afbeelding en ten onderpand van het<br />

verhevener feest en der volkomener genieting<br />

myner liefde en uwer zaligheid. Gy zult niet<br />

eeu-


CHRISTELYK VREUGDEMAAL. a6Cj<br />

eeuwig van my gefcheiden zyn. Ten eenigen<br />

tyde zult gy hem zien, dien gy thans liefhebt ?<br />

offchoon gy hem niet ziet, en dan zult gy u in<br />

hem verblyden met eene eeuwige en onuitfpreekelyke<br />

vreugde. Ja, myne geliefde Vrienden?<br />

dus moet deeze feestelyke maaltyd een Christelyk<br />

vreugdemaal voor ons zyn. Deeze vroome,<br />

heilige blydfchap moet ons thans, moet ons<br />

altoos bezielen, zy moet elke en cok deeze<br />

godsdienftige verrichting niet alleen ligt, maar<br />

ook wenfchelyk en aangenaam voor ons maaken*<br />

Zy moet godsdienst en deugd en vroomheid dat<br />

geene voor ons doen zyn, 't welk dezelve volgens<br />

Gods oogmerken behooren te zyn, geen<br />

dwang, geen last, geene bezwaarende bepaaling,<br />

geene verwoesteresfen van ons genoegen<br />

en van onze weltevredenheid, maar de oprechtfte,<br />

beste vriendinnen van ons hart, onze geliefdfte,<br />

getrouwde medgezellinnen op den levensweg<br />

, die alle duistere paden voor ons verlichten<br />

, ons by alle gevaaren moed en vertrouwen<br />

infpreeken, en onzen geest altoos opgeruimd<br />

en ons hart rustig en blymoedig maaken.<br />

En deeze blydfchap in den Heere, deeze genieting<br />

der christelyke zaligheid, moet onze<br />

fterkte zyn! Indedaad, zy zal ons meer dan elke


S.yo KET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />

ke andere beweegreden tot yver, tot eenen onophoudelyken,<br />

onvermoeiden yver in het goede<br />

aanfpooren. Hoe levendiger wy de zaligheid<br />

van het Christendom gevoelen, hoe meer wy<br />

ons over ons geluk verblyden: des te zorgvuldiger<br />

zullen wy zyn, om dit zalige gevoel niet<br />

door zonden en misdagen te verliezen of te verzwakken<br />

, en ons voor dit geluk hoe langs hoe<br />

gefchikter en waardiger te maaken. Van blymoedigheid<br />

bezield, zal 't ons ligt vallen, om<br />

elke verzoeking te overwinnen, eiken pligt te<br />

volbrengen, elke zwaarigheid te boven te komen,<br />

elke beproeving door te ftaan, en Gode<br />

en der deugd alles op te offeren, wat zy van<br />

ons eisfchen. Van blymoedigneid, van heilige<br />

blydfchap bezield, zullen wy elk verlies, elk lyden,<br />

elke fmert, elke fcheiding leeren verdraagen,<br />

en zelfs, even als de eerfte leerlingen van<br />

Christus, roemen op de verdrukkingen, als op<br />

heilzaame middelen ter onzer oefening en verbetering.<br />

Van deezen blyden, christelyken moed<br />

bezield, zullen wy zelfs den dood zonder angstvallige<br />

vrees onder de oogen zien, zyne verschrikkingen<br />

overwinnen, en het verhevener beter<br />

leven, 't welk wy als Christenen verwachten<br />

, met een gelovig vertrouwen naderen. Ja,<br />

het.


CIIRISTELYK VREUGDEMAAL. 2^1<br />

hef tegenwoordige wys en blymoedig te genieten<br />

, en het toekomende even zo bedaard en blymoedig<br />

te verwachten, dit is het groote voorrecht<br />

van den Christen, die in de daad en in<br />

waarheid een Christen is. 6 Mogten wy allen<br />

hoe langs hoe yveriger naar dit begeerenswaardigfte<br />

voorrecht ftreeven, en ook thans in het<br />

ftreeven naar hetzelve verfterkt worden! Amen.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!