Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
N A G E L A T E N<br />
LEERREDENEN<br />
V A N<br />
G. J. ZOLLIKOFER,<br />
PREDIKANT DER EVANGELISCH<br />
HERVORMDE GEMEENTE TE<br />
LEIPZIG.<br />
In het Nederduitsch vertaald.<br />
A G T S T E STUK.<br />
T E A M S T E R D A M ,<br />
By' de Erven P. MEIJER EN G. WARNARS.<br />
M D C C X C I V .
I N H O U D .<br />
EERSTE LEERREDE.<br />
» E P A A L I N G D E R N E N K E £ E L D E N<br />
M E N S C H E L Ï K E G E L U K .<br />
EüANC. VAN LUKAS Hoofdft. Xfl, V S. I5.<br />
t Is niet in den overvloed gelegen, dat iemand leeft uit<br />
zyne goederen.<br />
BI. i.<br />
TWEEDE LEERREDE.<br />
N A A U W K E U R I G E R Ï E Ï A A I I N O D E R D E N K <br />
B E E L D E N V A N 'T C E E N G E W O O N L Y K<br />
V E R H E V E N E N G E R , N G , G R O O T<br />
E N K L E I N G E N O E M D W O R D T .<br />
EuANd VAN LUKAS Hoofdfl. XVI. vs. 15.<br />
Gy ** die uiélm rechtvaardigt «fc, de menleken •<br />
ar God kent u we Harten. Want dat Jmg is onder<br />
He menjchen, is een grouwel voor God. 2 ?.<br />
DER-
I N H O U D .<br />
DERDE LEERREDE.<br />
H E T O N D E R S C H E I D T U S S C H E N W E L -<br />
V A A R D E N G E L U K .<br />
SPREUKEN VAN SALOMON HOOfdll. III. VS. 21.<br />
Myn zoon, laat zy, (de wyjieid) niet afwyken van uwe<br />
oogen; bewaar de beflendige wysheid en bedachtzaam<br />
heid (of: 'en gy zult gelukkig en voorzichtig worden.)<br />
VIERDE LEERREDE.<br />
B E S C H O U W I N G D E R B R O N N E N V A N H E T<br />
M E N S C H E L Y K G E L U K .<br />
PSALM XXXIV. vs. 9.<br />
Smaakt en ziet, dat de Heer goed is. 73.<br />
FT F D E LEERREDE.<br />
D E G E N E U G T E N D E R D E U G D .<br />
SPREUKEN VAN SALOMON. Hoofdfl. III. vs. 17.<br />
Haare wegen zyn wegen der lieflykheid, en alle haare pa<br />
den vrede. 99.<br />
ZES-
I N H O U D .<br />
ZESDE LEERREDE.<br />
Q O R Z A A K E N , W A A R O M V E E L E D E U G D "<br />
Z A A M E M E N S C H E N ZO W E I N I G G E <br />
N O E G E N G E N I E T E N .<br />
SPREUKEN VAN SALOMON Hoofdfl:. III. vs. 17.<br />
Haare wegen zyn wegen der lieflykheid, en alle haare paden<br />
vrede.<br />
ZEVENDE LEERREDE.<br />
H E T G E D R A G V A N E E N ' V R O O M M E N S C H<br />
IN V O O R S P O E D E N IN T E G E N S P O E D .<br />
BRIEF VAN JAKOBUS, Hoofdfl:, V. vs. 13.<br />
Is iemand onder u in lyden , dat hy hidde: is iemand<br />
goeds moeds, dat hy pfalmzinge. 155.<br />
A G T S T E LEERREDE.<br />
W A A R O M H E E F T ' E R N I E T M E E R D E R G E '<br />
L U K O N D E R ONS P L A A T S ?<br />
EUANG. VAN LUKAS, Hoofdfl. XII. VS. 15.<br />
Ziet tos, en v.'acht u van de gierigheid: want het is niet<br />
in den overvloed gelegen, dat iemand leeft uit zyne<br />
goederen. ' 17g.<br />
NE-
I N H O U D .<br />
NEGENDE LEERREDE.<br />
O0E2AAKEN VAN HET. GEBREK AAN GE<br />
LUK ONDER DE MENSCHEN.<br />
SPREUKEN VAN SAIOMON Hoofdfl. III. vs. 21.<br />
Laat gy (de wysheid) niet afwyken van uwe oogen; be<br />
waar de bejlendige wysheid en bedachtzaamheid; (of:<br />
en gy zult gelukkig en voorzigtig worden.) 205.<br />
TIENDE LEERREDE.<br />
OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN GE<br />
LUK ONDER DE MENS C HEN.<br />
SPREUKEN VAN SALOMO, Hoofdfl. Hl. vs. 21.<br />
Laat zy (de wysheid ~) niet afwyken van uwe oogen; bewaar<br />
de bejlendige wysheid en bedachtzaamheid; (of: en gy<br />
zult gelukkig en wys worden.) 227.<br />
ELFDE LEERREDE.<br />
HET HEILIGE AVONDMAAL EEN CHRIS-<br />
TELYK VREUGDE BI AAL.<br />
BRIEF AAN DE ?t L?«PENSERS Hoofdfl. IV. vs. 4.<br />
Verblydt u in den heere allen tyd: wederom zegge ik:<br />
vtrblydt u. 249_<br />
EER-
EERSTE -LEERREDE.<br />
BEPAALING DER DENKBEEL-<br />
DEN VAN HET MENSCHE-<br />
LYKE GELUK.<br />
Tekst. .<br />
EüANG, YAN LUKAS HoofJft. XII. VS. 15.<br />
t Is niet in den overvloed gelegen, dat iemand leeft uit<br />
xyne goederen.<br />
VIII. STUK. A
ö (jjod, eeuwige, onuitputbaare bron van<br />
alle leven, van alle vreugde en van alle geluk,<br />
van u ilroomc leven, en vreugde en geluk op<br />
uwe gamfche onrneedyke fchepping af. Alles,<br />
wat gy, Algoede, gefchaapen hebt, hebc gy<br />
tot geluk gefchaapen, en uwe wysheid mist<br />
haar oogmerk nimmer. Zo verfcheiden de<br />
wegen zyn, langs welken gy uwe fchepfels tot<br />
hunne verordening leidt, zo zeker bereiken wy<br />
dezelve, vroeger of laater, op deeze of op<br />
geene wyze. Ook ons, uwe kinderen op aar<br />
de, hebt gy, goedertiercnite Vader, tot het<br />
geluk verordend, ons voor hetzelve vatbaar ge<br />
maakt, en ons niet minder menigvuldige dan<br />
ryke bronnen, in ons en buiten ons, ontfloo-<br />
ten, en aangeweezen, waaruit wy vermaak en<br />
genoegen kunnen fcheppen. Voor geen van<br />
allen zyn deeze bronnen volflrektlyk gelloo-<br />
ten, geen van allen fchept te vergeefs uit de-<br />
zelven. Mogren wy flegts allen ons geluk daar<br />
goeken, waar het werkeiyk te vinden is, en de<br />
maat daarvan, die gy voor eenen ieder van ons<br />
befchikt hebt, zo dankbaarlyk, zo blymoedig-<br />
lyk genieten, en zo waardiglyk gebruiken, als<br />
A a uwe
4 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />
uwe oogmerken en ons welzyn vereifchetl !<br />
Mogten wy dat geene , 't welk werkelyk men-<br />
fchelyk geluk is, gelyk ook den weg, die der-<br />
waards leidt, fteeds beter kennen, fteeds naauw-<br />
keuriger beoordeelen, en van den fchyn en de<br />
misleiding onderfcheiden, en op deezen weg<br />
fleeds voorzigdger leeren wandelen ! Mogten<br />
wy ook thans, nu wy deeze zaaken tot het on<br />
derwerp onzer overdenkingen neemen , zulks<br />
met die opmerkzaamheid en dien ernst doen,<br />
die aan de belangrykheid van het onderwerp be<br />
antwoorden. Laat uw licht ons verlichten, en<br />
uwe geest ons bellieren en leiden. Laat de<br />
waarheid onze vooroordeelen en misvattingen<br />
verbannen, en geef, dat wy haare aanwyzin-<br />
gen en voorfchriften gewilliglyk volgen. Wy<br />
bidden u hierom in den naam van onzen Heer<br />
en Heiland Jefus Christus, en roepen u verder,<br />
in vertrouwen op zyne beloften, aan: Onze Va<br />
der enz.<br />
Naar geluk, myne aandachtige Toehoorers!<br />
naar geluk verlangt en (treeft alles, wat leeft<br />
en denkt; het kind en de jongeling, gelyk de<br />
man en de grysaart; de ruwe, woeste natuur<br />
mensen ,
VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 5<br />
rnensch, gelyk de meer befchaafde en gepolyste<br />
burger; de onweetende, gelyk de onderweezene;<br />
de ligtzinnige, gelyk de bedachtzaams;<br />
hy, die over hec geluk nagedacht en deszelfs<br />
vcrfcheidene bronnen onderzogt heeft,<br />
gelyk hy, voor wien de naam en het denk'<br />
beeld daarvan als onbekende vreemde zaaken<br />
zyn. Iedereen wil van zyn leven en van de<br />
vermogens, die hy in zich ontdekt, een vrolyk<br />
genot hebben; iedereen zo veele goederen,<br />
zo veele aangenaamheden en geneugten<br />
genieten, als hy kennen en verkrygen kan;<br />
iedereen heeft een afkeer en vliedt voor alle<br />
onaangenaame, fmertelyke denkbeelden en gewaarwordingen<br />
; iedereen wil integendeel zo<br />
wel de fomme als de levendigheid en kracht<br />
zyner aangenaame denkbeelden en gewaarwordingen<br />
vermeerderen. De een doet zulks met<br />
bewustheid en overleg; doch de ander volgt<br />
daarby eeniglyk eenen inwendigen, onwederitaanbaaren<br />
aandrang, een verward gevoel. De<br />
een gaat daarby naar beginfels en met bepaalde<br />
oogmerken te werk; doch de andere laat<br />
zich blindeling van de indrukfelen en den invloed<br />
der uiterlyke dingen, of van zyne eigene<br />
zinnelyke, dierelyke gewaarwordingen lei-<br />
A 3 den,
Ö BEPAALING DER DENKBEELDEK<br />
den. Allen loopen naar hetzelfde doel: doch<br />
de wegen, die zy derwaards inflaan, loopen<br />
zeer verwyderend van elkander. Niemand mLc<br />
ook geheel zyn doel: maar de meesten berei<br />
ken hetzelve langs zeer moeijelyke wegen, ra<br />
een lang en gevaarlyk omdoolen, na veele ver<br />
drietige mislukkingen; bereiken het flechts laat,<br />
flechts zeer onvolkomen, en verdriet en fmert<br />
kenmerken de meeste fchreeden, die zy der-<br />
waards doen.<br />
Doch hoe natuurelyker den rnensch het wen-<br />
fchen en ftreeven naar geluk is; hoe onaf-<br />
fcheidlyker zulks met alles, wat hy denkt, en<br />
wil en doet, vereenigd is: des te meer ligt 'er,<br />
onbetwistbaar, aan gelegen, dat hy hetzelve de<br />
behoorlyke richting geeft; zulk eene richting<br />
naamelyk, in welke hy zynen wensch het ze<br />
kerst, het veiligst, het volledigst bereiken kan.<br />
Elk rnensch, welk dien trap der menfchelyke be-<br />
fchaafdheid bereikt heeft, dat hy over geluk en<br />
ellende, en over derzelver middelen en bron<br />
nen rfadenken kan, en zich dikwyls en drin<br />
gend genoopt gevoelt om zyne aandacht op<br />
deeze onderwerpen te vestigen, kan zich hier<br />
omtrent geenzins met duistere en verwarde be<br />
grippen vergenoegen. Anders zou hy zig nog .<br />
ver-
VAN HET MENSCHELYKE GELUK» 7<br />
verder van dat doel verwyderen, dan zyn min<br />
der befchaafde, geheel zinnelyk natuurgenoot.<br />
Hy moet integendeel van deeze gewigtige on<br />
derwerpen , fteeds duidelyker en naauwkeuri-<br />
ger denkbeelden trachten te verkrygen. Wy,<br />
myne aandachtige Toehoorers! wy ftaan op<br />
deezen trap der befchaafdheid: als menfchen,<br />
die de vermogens van hunnen geest kennen en<br />
weeten te gebruiken; en als Christenen, die<br />
een verhevener licht herhaald en op den weg<br />
der waarheid gebragt heeft. Laaten wy onze<br />
voorrechten handhaaven, en ons juiste denk<br />
beelden van het menfchelyke geluk vormen. Dit<br />
is het oogmerk myner tegenwoordige leerrede.<br />
V Is niet, zegt de Zaligmaaker in den tekst,<br />
't is niet in den overvloed gelegen, dat iemand<br />
leeft uit zyne goederen, de rnensch is niet door<br />
den overvloed alleen gelukkig. Deeze betui<br />
ging van onzen Godlyken Leeraar wyst ons<br />
het fpoor, op welk wy ons geluk te zoe<br />
ken of niet te zoeken hebben. Laaten wy dit<br />
fpoor volgen, en omftandiglyk onderzoeken:<br />
Waarin ons geluk bejlaa of niet beftaa, wat<br />
daartoe noodzaakelyk en wezenlyk behoore of<br />
niet, en langs welk een weg wy veiligst tot het<br />
zelve komen kunnen.<br />
A 4 Lou-
ö BKPAALING DER DENKBEELDEN<br />
Louter onderwerpen van nadenken, die gewislyk<br />
alle onze opmerkzaamheid en hartelykfie<br />
deelneeming verdienen.<br />
V Is niet in den overvloed gelegen, dat iemand<br />
(gelukkig) keft uit zyne goederen; derhalven<br />
beftaat het menfchelyke geluk niet in de bezitting<br />
van uherlyke goederen, niet in rykdom en<br />
overvloed, niet in hoogheid en magt, niet in alle<br />
zulke dingen, die tot den aardfchen welfland<br />
gerekend worden. De ondervinding leert ons<br />
immers, dat men alle deeze dingen bezitten,<br />
dat men dezelve in eene ruime, overvloejende<br />
maate bezitten, en echter ongelukkig zyn; en,<br />
dat men daarentegen alle deeze dingen geheel-<br />
Jyk of grootdeels ontbeeren kan, en echter gelukkig<br />
zyn. Of, zyn dan alle, zyn wel de<br />
meeste ryken en grooten en magtigen indedaad<br />
gelukkig? Zyn zy gerust, vergenoegd, weltevreden?<br />
Hebben zy werkelyk een vrolyk genot<br />
van 't geen zy hebben en bezitten? Vinden<br />
zy in deszelfs genieting en gebruik al dat<br />
geene, 't welk zy 'er van hoopten en verwachtten?<br />
Genieten zy het zonder vrees en<br />
zorgen? Beveiligen deeze voorrechten hen tegen<br />
alle ongemakken en onaangenaamheden des<br />
levens, tegen fmerten en ziekten, tegen de<br />
uit-
VAK HET MENSCHELYKE GELUK. .9<br />
:<br />
uitwerk fels van nyd en jaloersheid, tegen het<br />
verwoestende geweld van ongeregelde en ver-<br />
derflyke hartstogten ? Worden niet zeer dik-<br />
wyls hunne behoeften flechts des te menig-<br />
vuldiger en grooter, hunne wenfchen en be<br />
geerten des te heviger en onverzaadlyker, naar<br />
maate zy meerder middelen en gelegenheden<br />
hebben, om geene en deeze in te willigen,<br />
en aan haare onbegrensde eisfchen het oor te<br />
leenen? Neemt hunne afhangklykheid van an<br />
deren , hunne dienstbaarheid, hunne wezenlyke<br />
flaaverny, niet menigwerf naar de zelfde maa<br />
te toe-, naardat zy meerder dingen en perfoo-<br />
nen ter bevrediging hunner lusten en ter vol<br />
voering hunner oogmerken noodig hebben ?<br />
Zyn wel aan den anderen kant alle de zulken<br />
ongelukkig, die in eenen geringen ftaat leven,<br />
die van tydelyke goederen en uiterlyke voor<br />
rechten ontbloot zyn? Zyn daardoor alle, zyn<br />
daardoor zelfs veele bronnen van genoegen,<br />
voor hun geflooten? Zyn kalmte des gemoeds ,<br />
vergenoegdheid, blydfchap , voor hun onbe<br />
kende en vreemde zaaken? Genieten zy dezel<br />
ve niet dikwyls tot eenen veel hooger trap,<br />
-veel onbekommerder en vryer dan die gewaan<br />
de gunstelingen van het geluk ?. Worden zy niet<br />
A 5 juist
10 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />
juist door de geringheid en onvermaardheïd<br />
van hunnen ftaat voor duizend gevaaren en be<br />
kommeringen bewaard? Hebben zy niet alles,<br />
wat natuur en Godsdienst den rnensch en den<br />
Christen ter genieting aanbieden, met den ryk-<br />
ften en magdgften gemeen? Is niet gewoon-<br />
lyk hunne fmaak minder bedorven, en hun<br />
vermogen van gewaarworden fterker en leven<br />
diger? Hangt niet hun geluk veel minder van<br />
toevallige en veranderlyke dingen af? Kan men<br />
niet meestal een veel onvervalschter genot van<br />
zyn leven en zyne krachten in ftilte en in een<br />
zaamheid hebben, dan in het gedruisch en ge<br />
woel der waereld? Neen, myne geliefde Vrien<br />
den! uiterlyke welvaart, rykdom, overvloed,<br />
hoogheid, magt, luister en pracht zyn wel in<br />
en op zichzelve beftaanbaar met het geluk, zy<br />
fluiten hetzelve niet altoos buiten; zy kunnen<br />
integendeel, juist beoordeeld en wel gebruikt<br />
wordende, hetzelve als middelen bevorderen;<br />
maar zy zyn 'er geene noodzaakelyke, geene<br />
wezenlyke vereischten toe. Hun gemis heeft<br />
niet, altoos, heeft zelfs niet in de meeste ge<br />
vallen , gebrek aan geluk ten gevolge. Dit<br />
kan zeer wel zonder die heftaan, en vindt zeer<br />
dikwyls zonder die plaats. Onze eigene op»<br />
mer-
VAN HET MENSCHELYKE GELUK. II<br />
merking en ondervinding laaten hieromtrent geen*<br />
twyfel over. ,<br />
t Is' niet in den overvloed gele<br />
gen, dat iemand gelukkig leeft uit zyne goede<br />
ren.<br />
Even zo weinig, myne aandachtige Toehoo-<br />
rers! wordt 'er ook tot het menfehelyke ge<br />
luk vereischt, dat ons alle onze onderneemin<br />
gen wel gelukken, dat alle onze ontwerpen en<br />
oogmerken uitgevoerd, alle onze wenfehen ver<br />
vuld , alle onze lusten bevreedigd worden. Maar<br />
al te dikwyls zyn onze lusten laag en verderf-<br />
lyk, onze wenfehen dwaas, onze oogmerken<br />
en ontwerpen nadeelig voor ons en voor ande<br />
ren, onze onderneemingen onrechtvaardig, of<br />
onverltandig, of onmogelyk. Zonder de me<br />
nigvuldige bepaalingen, die ons door de na<br />
tuur en den loop der dingen, onder Gods al-<br />
regeerende Voorzienigheid , gefield worden ,<br />
zou 'er gewisfelyk veel meerder kwelling en<br />
verdriet, kommer en ellende onder de (terve-<br />
lingen gevonden worden; en nimmer zouden<br />
fchepfels, die niet verder zien dan wy, onge<br />
lukkiger zyn, dan als hun alles naar wensch<br />
ging. Zonder de menigvuldige verhinderingen<br />
en zwaarigheden, die wy op de waereld ont<br />
moeten, zonder den tegenftand, die ons tel<br />
kens
12 BEPAALINë DER. DENKBEELDEN<br />
kens ophoudt en tot nadenken en overleg noodzaakt,<br />
zonder de frnertelyke ondervindingen,<br />
die wy zo dikwyls van onze zwakheid, van<br />
onze overyling, van onze onweetendheid er»<br />
dwaasheid, en feilbaarheid hebben, zouden wy<br />
nooit verftandig en wys worden, nooit onze<br />
bekwaamheden en vermogens juist beoordeelen<br />
en op de beste wyze gebruiken * nooit den<br />
fchyn van de waarheid, de gedaante van het<br />
wezen van malkanderen onderfcheiden, en derhal<br />
ven nooit ons geluk op vaste, duurzaame<br />
grondflagen leeren bouwen. Neen, ook mislukte<br />
poogingen en onderneemingen, ook verydelde<br />
ontwerpen en oogmerken, ook onvervulde<br />
wenfehen en onvoldaane begeerten zyn<br />
met het menfehelyke geluk zeer wel beftaanbaar.<br />
Daardoor worden oriteibaare, veel grooter<br />
en aanhoudender onheilenen fmerten, verdrietlykheden<br />
en teleurfïellingen van ons. verwyderd,<br />
of afgewend. Daardoor worden wy<br />
in het gebruiken en toepasfen van onze vermogens<br />
op de beste wyze geoefend, en dezelve<br />
krygen daardoor langs hoe juister en<br />
vaster plooi. Daardoor verkrygt onze reden<br />
fteeds meer en meer heerfchappy en vermogen<br />
op onze zinnelykheid , en by elke fchrede,<br />
waas*
VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 1$<br />
waarmede wy de volmaaktheid naderen, naderen<br />
wy tevens tot het geluk. Daardoor leeren<br />
wy eindelyk het doel, waarnaar wy llreeven,<br />
en den weg, die derwaards leidt, fteeds<br />
beter kennen, en op deezen weg fteeds omzig;iger<br />
en bedachtzaamer wandelen.<br />
Hieruit volgt, dat het menfchelyke geluk<br />
geenzins gelegen is in eenen (laat van enkel<br />
aangenaame denkbeelden en gewaarwordingen,<br />
veel minder nog in de genieting van enkel<br />
verrukkende vermaaken en levendige geneug'<br />
ten. Het eene en het andere zou met onze<br />
natuur en met de natuur der overige dingen<br />
, die ons omringen en waarmede wy in<br />
verband ftaan, handtastelyk ftryden. Een ligchaam,<br />
dat uit ftof gevormd, dat volgens zyne<br />
natuur verwoestbaar is, dat zo ligt befchadigd,<br />
gekwetst, vernield kan worden; eene<br />
woonplaats, die aan zo veele veranderingen<br />
en afwisfelingen onderworpen , waarop alles<br />
onbeftendig, alles als in eene geduurige eb-<br />
»be en vloed is; een geest, die, ten opzigt<br />
van kundigheden en vermogens , zo beperkc<br />
is, die zo dikwyls doolt en mistast, en wiens<br />
werkingen in zo menigerlei opzigt van dat aardfche,<br />
broofche ligchaam afhangen ; een leven<br />
»
14 BEPAALTNG DER DENKBEELDEN<br />
ven, dat zo menigvuldige behoeften heeft en<br />
ons zo veel pligten oplegt, waaraan wy niec<br />
dan met groote moeite en arbeid voldoen<br />
kunnen; eene famenleeving van menfchen ein-<br />
delyk, die even zo beperkt, even zo zwak<br />
en gebreklyk zyn als wy zeiven : dit alles<br />
maakt het volftrekt onmogelyk , dac wy en<br />
kel aangenaame denkbeelden en gewaarwor<br />
dingen hebben , of eenen ftaat van onafge-<br />
brookene , langduurige , verrukkende genoe<br />
gens, vooronderfteld zulk een ftaat mogelyk<br />
ware , zouden kunnen verduuren. Wy zei<br />
ven en alle dingen, die ons omringen, zou<br />
den geheel anders gefteld; wy zouden geen<br />
menfchen, onze woonplaats zou geenzins de<br />
aarde, onze goederen en bezittingen zouden<br />
«.iet vergangklyk, onze kundigheden en ver<br />
mogens zouden veel uitgebreider en onaf-<br />
hangklyker moeten zyn, indien 'er zulk een<br />
toeftand zou plaats hebben. Al wie derhal-<br />
ven dit mede tot het menfchelyke geluk re<br />
kende en daarna flreefde, zou zichzelven mis<br />
leiden en een fchaduwbeeld najaagen, 't welk<br />
hy nooit zou kunnen bereiken.<br />
Neen , myne aandachtige Toehoorers! om<br />
het gezegde kort by een te vatten, het men-<br />
Jche-
VAM HET MENSCHELYKE GELUK. 1$<br />
fchelyke geluk hangt veel meer af van 'f<br />
geen wy zeiven zyn, van V geen wy denken ,<br />
gevoelen en willen, dan van U geen buiten<br />
om is, of van de uiterlyks goederen en voorrechten,<br />
die wy bezitten: hetzelve hangt veelmeer<br />
van het gebruik en de aanwending onzer<br />
vermogens zelf, en van de manier cn wyze,<br />
waarop wy ze aanwenden en gebruiken,<br />
af , dan van 't geen wy 'er mede uitvoeren<br />
en tot ftand brengen: en hetzelve beflaat in<br />
het overwigt onzer aangenaams denkbeelden<br />
en gewaarwordingen boven de onaangenaame.<br />
Indien 'er orde en rust in ons binnenfte, in<br />
onze gedachten en gewaarwordingen, in onze<br />
wenfehen en begeerten heerfchen, kan ons<br />
geene foort van wanorde en verwarring van<br />
buiten werkelyk ongelukkig maaken, fchoon<br />
zy wel ons genoegen verminderen en ftooren<br />
kunnen: indien wy onze vermogens door<br />
dezelve aan te wenden ontwikkelen en oefenen<br />
, en zulks met bewustheid en overleg<br />
doen, gevoelen wy, dat wy verflandiger, bekwaamer,<br />
volmaakter worden , dat wy van<br />
den eenen trap der befchaaving opklimmen<br />
tot den anderen, en dit gevoel moet 'ons<br />
zelfs dan vermaak verfchaöen, als wy niet<br />
al-
ïtf BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />
alle de veranderingen buiten ons voortbrengen<br />
, om welke voortebrengen wy in ieder<br />
byzonder geval onze krachten infpanden : indien<br />
wy eindelyk meer goeds dan kwaads<br />
ondervinden en genieten; onze vermogens<br />
meermaalen gebruiken dan niet gebruiken kunnen;<br />
meerder gelegenheden en middelen dan<br />
verhinderingen en tegenftand tot onze befchaaving<br />
en volmaaking ontmoeten ; en meerder<br />
oorzaaken hebben, om met onszelven en met<br />
onzen toeiïand te vreden dan te onvreden te<br />
zyn; krygen daardoor onze aangenaame denkbeelden<br />
en gewaarwordingen het overwigt op<br />
de onaangenaame ; en hoe aanmerklyker die<br />
overwigt is , des te grooter en volkomener<br />
is het menfehelyke geluk , zo als het zelve<br />
hier op aarde kan genoten worden. Zo menigvuldig<br />
en verfcheiden het getal , de menigte<br />
, de levendigheid en' de fterkte der<br />
aangenaame en onaangenaame denkkeelden en<br />
gewaarwordingen in der menfchen zielen zyn:<br />
even zo menigvuldig en verfcheiden zyn ook<br />
de trappen van het geluk , dat zy genieten.<br />
Eene volftrekt zuivere en onvervalschte gelukzaligheid<br />
is eeniglyk den volraaaktfen<br />
Geest eigen. Hoe grooter de afftand van<br />
eem-
VAN HET IWENSCHELYKE GELUK. If<br />
ge foort en klasfe van wezens van deeze<br />
hoogde volmaaktheid is; des te grooter is<br />
ook de vermenging van het goede en het<br />
kwaade, van het aangenaame en het onaangenaame<br />
, in hunnen toeftand en in de begrippen<br />
«n gewaarwordingen, die zij daarvan<br />
hebben : Het menfchelyk geluk befbat derhalven<br />
niet in de uiterlyke welvaard , niet in<br />
de vervulling van alle onze wenfehen en bedoelingen,<br />
niet in een onafgebrooken genot<br />
van vermaaken en geneugten, maar in eenen<br />
toeftand, die ons meer vermaak dan verdriet,<br />
meer genoegen dan ongenoegen, meer aangenaame<br />
dan onaangenaame denkbeelden en gewaarwordingen<br />
verfchaft.<br />
En op welk eene wyze ontflaat, waarop<br />
grondt zich dit overwigt van kt goede boven<br />
het kwaade, van het aangenaame boven hel<br />
onaangenaame in der menfchen zielen? Waarop<br />
rust derhalven hun geluk? Het gronde<br />
zich , het rust op wysheid, op deugd , op<br />
godvrucht. Deeze, myne geliefde Vrienden.'<br />
zyn de drie voornaamfte en rykfle bronnen<br />
der menfchelyke gelukzaligheid. Laaten wy<br />
deeze bronnen wat van nader by befchouwen,<br />
haare heilzaame krachten omftandiger<br />
VIII. STUK. B on-
18 HEFAALING DER DENKBEELDEN<br />
onderzoeken, en nagaan, welk eene betrekking<br />
en welk eenen invloed zy op ons geluk<br />
hebben.<br />
De eerfte bron , de eerde grond van het<br />
menfchelyke geluk is wysheid: dat is , het<br />
goede gebruik van het verftand en de juiste<br />
toepasfing van hetzelve op alle belangen, bezigheden<br />
, voorrechten en goederen, geneugten<br />
en rampen deezes levens. Deeze wysheid<br />
leert ons de dingen die ons omringen, waarmede<br />
wy te doen hebben, die wy genieten<br />
of ontbeeren, naar welke wy ftreeven of niet<br />
ftreeven, volgens hunne wezenlyke waarde<br />
beoordeelen, en ze dermaate hoogfchatten,<br />
of gering achten, dermaate beminnen en zoeken<br />
, of dermaate verfoeijen en ontvlieden ,<br />
als met hunne waarde , hunne verordening ,<br />
hunne betrekkingen tot ons en anderen en<br />
tot het geheel , waarvan zy en wy leden<br />
zyn, overeenkomt. Zy leert ons den fchyn<br />
van de waarheid, de gedaante van het wezen,<br />
het oogenbliklyke vermaak van duurzaamer<br />
geneugten, de voorbygaande dikwyls heilzaame<br />
verdrietlykheden van de wezenlyke ellende<br />
, het middel van het oogmerk, de bezitting<br />
van het genot en gebruik onderfchei-<br />
den:
VAN HET MENSCHELYKE GELUK. tfy<br />
den : Zy leert ons elke zaak houden voor<br />
't geen zy wezenlyk is, voor zo ontbeerlyk<br />
of voor zo onontbeerlyk, voor zo vergangk*<br />
lyk en onbeftendig, of voor zo onvergangk-<br />
lyk en duurzaam , voor zo gewigtig en<br />
groot, of voor zo onbeduidend en gering ,<br />
voor zo begeerenswaardig , of voor zo on-<br />
verfchillig , als zy volgens haare wezenlyke<br />
natuur en gefteldheid en de gantfche uitge-<br />
, ftrektheid haarer gevolgen en uicwerkfelen is.<br />
En indien wy dit leeren, myne aandachtige<br />
Toehoorers ! welk eenen invloed moet dat<br />
niet op ons geluk hebben ! Hoe zeer moet<br />
het ons nieï den weg tot dczelfs heilig<br />
dom gemakkelyker en effener maaken! Hoe<br />
veel zeldzaamer zullen wy ons dan in on<br />
ze verwachtingen te leur gefteld zien ! Hoe<br />
veel zeldzaamer onze krachten te vergeefs<br />
infpannen , en onze oogmerken mhfen! Hoe<br />
veel zeldzaamer ons over 't geen ons en an<br />
deren overkomt bevreemden, ongeduldig mor<br />
ren! Hoe veel ligter dat, 't welk flechts den<br />
fchyn van het goede heeft , ontbeeren, en<br />
dat, 't welk alleen volgens het uiterlyke aan<br />
zien , of den eerden indruk kwaad is, ver-<br />
draagen! In hoe volkomener eene maate het<br />
B 2 goe*
o BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />
goede, 't welk in zichzelve goed is en blyft,<br />
genieten! Is niet het gemis van deeze wysheid<br />
, van deeze naauwkeurige beoordeeling<br />
van de waarde der dingen, eene der voornaamfte<br />
bronnen aller verydelde verwachtingen,<br />
aller mislukte vooruitzigten, aller kwellingen,<br />
aller vruchtelooze onderneemingen en<br />
poogingen, van alle berouw en kommer, van.<br />
alle onvergenoegdheid en ellende der menfchen<br />
? Zy zoeken 't geen nergens te vinden<br />
is, of zoeken het ter plaatfe, daar hec<br />
niet gevonden worden kan, zy verwachten<br />
van menfchen en zaaken veel meer , dan de<br />
eene en de andere in ilaat zyn te leveren;<br />
zy jaagen eiken bedrieglyken hersfenfchim ,<br />
ieder ydele fchaduwe zo' yverig na , als of<br />
zy de zaak zelve vervolgden, en barsten dan<br />
in bittere klagten uit, als zy hunne dooling<br />
te laat ontdekken. Wilt gy deeze misiïappen<br />
op den weg des geluks vermyden , ö<br />
rnensch! ftreef dan naar wysheid en verftand,<br />
laat dezelve u vergezellen en geleiden ; en<br />
gy zult weinig vergeeffche fchreden naar dit<br />
wit doen.<br />
Eene andere bron, een andere grond van<br />
het menfchelyke geluk is de deugd: de over-<br />
hjt'1-
VAN HET rvTEN'SCHELYKE GELUK. £1<br />
hellende, heerfchende liefde tot alles , wat<br />
waar en fchoon, billyk en goed is, de beftendige<br />
bereidwilligheid, om overeenkomstig<br />
met de waarheid, de orde, de natuur en de<br />
betrekkingen der dingen te handelen, en den<br />
wil van God te volbrengen. Deeze deugd<br />
brengt 'alle onze neigingen in overeenftemming<br />
en orde, bepaalt ze alle op de beste,<br />
waardigite, duurzaamfte dingen , brengt ze<br />
alle in den vereischten plooi , en verfterkt<br />
en verzwakt ze zodanig, als de gefteldheid<br />
en het gewigt der zaak vereifchen. De<br />
deugd beveiligt ons voor duizend dwaaze,<br />
kinderachtige wenfehen, voor alle ydele buitenfpoorige<br />
begeerten, voor ongeregelde, onftuimige<br />
driften ; zy brengt ons ter heerfchappy<br />
over onszelven en de uiterlyke dingen<br />
, en leert ons van alles, wat wy hebben<br />
en wat ons ontmoet, een goed, in elk<br />
geval het beste gebruik maaken. En hoe<br />
veel, boe oneindig veel gewinnen wy daardoor<br />
niet ten opzigte onze? gelukzaligheid !<br />
Wat al oorzaak en van kwelling , van kommer<br />
en verdriet, van ontevredenheid vervallen<br />
'er niet, indien noch nyd, noch trotschheid,<br />
noch eigenbaat, noch hebzucht, noch laage<br />
B 3 ee;r-
fla BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />
eergierigheid het hart vernaauwen en vergiftigen<br />
! En wat al bronnen van genoegen<br />
openen zich niet, daar befcheidenheid en<br />
liefde , daar edele, grootmoedige gevoelens<br />
en neigingen het gebied voeren ! Hoe veele<br />
dingen kan niet de deugdzaame zonder kwelling<br />
ontbeeren! Hoe veele andere zonder grievend<br />
verdriet verliezen ! Hoe gaarne onderwerpt<br />
hy zich niet aan alles, met welk eene<br />
weltevredenheid befchouwt hy niet alles , 't<br />
welk met de wetten der goede orde, met<br />
de wetten van het grootst mogelyk goed<br />
overeenkomt! Hoe vermenigvuldigt, hoe veredelt<br />
hy niet zyne geneugten , zyne vreugde<br />
, zyne voordeden , door het aandeel , 't<br />
welk hy neemt in de geneugten, in de vreugde,<br />
in de voordeden zyner broederen-! Hoe<br />
weinig moeite kost het hem niet, voor anderen<br />
te verdraagen , te lyden , te werken ,<br />
en hoe aangenaam zyn hem niet dikwyls de<br />
offers, die hy aan het algemeene welzyn,<br />
die hy aan het geluk van den eenen of den<br />
anderen zyner medemenfchen toebrengt! Ja,<br />
hoe minder 'deugd, des te meerder ellende;<br />
hoe meerder deugd, des te meerder geluk.<br />
Beide neemen fteeds ia de zelfde evenredig-
VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 23<br />
digheid toe; beide zyn vatbaar voor eene<br />
vermeerdering tot in 't oneindige.<br />
De derde bron, de derde grond van het<br />
menfchelyke geluk is de godvrucht , of de<br />
deugd, die zich op de godsdiendigheid grondt,<br />
die alles uit gehoorzaamheid jegens God, en<br />
uit liefde tot God doet en verdraagt, ontbeert<br />
en geniet. Deeze beveelt ons alles,<br />
het kvvaade zo wel als het goede, het onaangenaame<br />
zo wel als het wenfchelyke, in<br />
zyne afhangklykheid van God befchouwen,<br />
alles als inrichtingen en fchikkingen zyner<br />
opperde Wysheid en goedheid, als onfeilbaare<br />
middelen ter bereiking zyner alles bevattende<br />
oogmerken, als wegen ter hoogde<br />
volmaaktheid eerbiedigen. Deeze leert ons<br />
in alles , wat gefchiedt en, niet gefchiedt,<br />
wat ons en anderen wedervaatt, zo wel in<br />
't kleine als in 't groote, zo wel in den duisterden<br />
nacht der tegenfpoeden als in den glans<br />
des geluks, den wil en de hand van onzen<br />
hemelfchen Vader als heilig en onberispelyk<br />
aanbidden, én van hem enkel goed en altoos<br />
het beste verwachten. Zy opent ons vooruitzigten<br />
in eene betere waereld, daar Gods wegen<br />
met de menfchen niet langer beneveld zyn,<br />
B 4 daar
M BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />
daar wy den famenhang onzer lotgevallen beter<br />
inzien, daar veele oncrustende zwaarigheden en<br />
raadfek ontknoopt worden, daar in 'teind enkel<br />
waarheid, enkel orde, en gelukzaligheid heerfchen<br />
zullen, voor uitzigcen, die reeds, hier de waarde van<br />
al het goede, dat de vroome geniet, zeer vermeerderen,<br />
en het gewigtvan het kwaade, dathy<br />
.aiec en ondervindt, aanmerkelyk verminderen.<br />
Ja, in zyne oogen krygen de meeste dingen een<br />
geheel andere gedaante. Hem verfchrikken<br />
buizend vreesfelyke verfchynfelen en gebeunenisfen<br />
niet, die anderen vervaard maaken ea<br />
ontrusten. Voor hem veranderen veele bepaa.lingen<br />
en bezwaarnisfen in weldaaden, veele<br />
rampen in geneugten, veele onheilen in bronnen<br />
van grooter geluk. De duisternis zelfs<br />
wordt dikwyls licht voor hem; en hy ontdekt<br />
oorzaaken en beweegredenen tot gerustftelling<br />
en weltevredenheid, daar anderen enkel ftof tot.<br />
klaagen en jammeren vinden. Zo zeker is ds<br />
godzaligheid ook in dit opzigt tot alle dingen<br />
nuttig, en de fterkfte grondflag, de rykfle bron<br />
der menfchelyke gelukzaligheid.<br />
Ja, voor u, wysheid, deugd en godvrucht.'<br />
voor u willen wy ons hart ontfluiten, gy zuk<br />
snze leidsvrouwen en gezellianen op den weg<br />
des.
VAN HET IVTENSCHELYKE GELUK. ffiC<br />
des geluks zyn. Gy zult ons juist oordeelen,<br />
roet beleid kiezen, voorzigtig handelen leeren.<br />
Gy zult licht in ons verftand, rust en vrede in<br />
ons hart, waarheid in onze gedachten en gewaarwordingen<br />
, orde en overeenftemming in<br />
ons geheel gedrag veroorzaaken. Gy zult ons<br />
onze vermogens en onze verordening leeren<br />
kennen, ons de eerfte op de beste wyze doen<br />
gebruiken, de laatfte langs den recbrften weg<br />
doen naderen. Vol vertrouwen en moed willen<br />
wy, van u geleid en beftuurd, onzen loop<br />
naar het doel voortzetten, en kunnen ons dan<br />
zo wel van deszeifs bereiking verzekerd houden<br />
, als of wy het reeds bereikt hadden. Amen.<br />
B 5 TW&Er
TWEEDE LEERREDE.<br />
NAAUWKEURIGER BEPAALING<br />
DER DENKBEELDEN VAN 'T<br />
GEEN GEWOONLYK VER<br />
HEVEN EN GERING,<br />
GROOT EN KLEIN<br />
GENOEMD<br />
WORDT.<br />
Tekst:<br />
EUANG. VAN LUKAS Iïoöfdft. XVI. VS. 15.<br />
Gy zyt, die uzelven rechtvaardigt voer de menjchen •<br />
maar God kent invc harten. Want dat hoog is onder<br />
(ie menjchen, is een grmwel voor God.
6 Cjfod! gy alleen zyt groot, en uwe groot<br />
heid is onbefchryflyk! Alleen eeuwig, alleen<br />
onafhangklyk, alleen volmaakt, de bron van<br />
alle beftaanlykheid, van alle leven, van alle<br />
kracht, van alle fchoonheid, van alles, wat in<br />
den hemel en op aarde groot en verheven is<br />
en. genoemd wordt! U aanbidden hemel en aar<br />
de , engelen en menfchen, u aanbidden ook wy<br />
met den hoogflen eerbied als den boven alles<br />
verhevenen, als den Oneindigen, den Eenigen,<br />
den Onvergelykelyken. Ja, wy gevoelen het,<br />
dat wy voor u niets zyn, niets hebben en niets<br />
kunnen, en dat alles, wat ons omringt, flechts<br />
eene flaauwe, geringe fchaduwe uwer heerlyk-<br />
.heid en grootheid is. ó Mogt dit gevoel der<br />
waarheid nimmer in ons verzwakt of ontzenuwd<br />
worden! Mogt het ons altoos de befcheidenheid<br />
en ootmoedigheid leeren, die onze natuur en<br />
onze betrekking tot u ons voorfchryven! Moge<br />
het ons tegen alle misleidingen van het fchitte-<br />
rende en glinsterende beveiligen, waarmede de<br />
zinnelyke, aardfche, wisfelvallige dingen ons<br />
zo dikwyls verblinden en tot dwaalingen en<br />
dwaasheden vervoeren! 6 God! wy zyn hier<br />
voos
$0 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />
voor uw aangezigc vergaderd, om over deeze<br />
zaaKen na te denken en fchyn en waarheid van<br />
eikanderen te leeren onderfcheiden. Laat uw<br />
licht ons verlichten, en uwen geest onzen geest<br />
verheffen en verfterken. Laat zich dat geene,<br />
't welk onder de menfchen groot of klein, ver<br />
heven of laag genoemd wordt, in zyne waare<br />
gedaante aan ons vertoonen. Geef,.dat wy hét-<br />
zelve naauwkeurig kennen en beoordeeten, en<br />
daaromtrent nooit andere gevoelens voeden, en<br />
ons daaromtrent nooit anders gedraagen, dan met<br />
deszelfs waare gefteldheid overeenkomt. Leer<br />
óns allen als wyzen én als Christenen daar over<br />
denken, en leid ons daardoor op den weg der<br />
wezenlyke volmaaktheid en gelukzaligheid. Wy<br />
bidden u hierom in den naam van Jefus Chris<br />
tus, onzen Heer, en roepen u verder, in ver<br />
trouwen op zyne beloften aan: Onze Vader enz.<br />
De wezenlyke waarde der dingen te kennen,<br />
en ze naar dezelve te beoordeelen, dit, myne<br />
aandachtige Toehoorers! is de grond van alle<br />
wysheid, van alle deugd, van alle gelukzalig<br />
heid. Zonder deeze kennis zyn wy een prooi<br />
der
VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, SHZ. $1<br />
der dwaaling, een fpel onzer driften, en nooic<br />
zeker voor fchadeiyke misdagen en afdwaalingen.<br />
En indedaad, myne aandachtige Toehoorers!<br />
waarom moet de rnensch zyn oordeel zo dikwerf<br />
herroepen en zyn gedrag zo dikwerf veranderen<br />
; waarom zich zo dikwerf over het eene<br />
en het andere voor zichzelven en voor zyne medemenfchen<br />
fchaarnen; waarom vindt hy zo zelden<br />
het genoegen, de voordeden, de rust, de<br />
tevredenheid, die hy zoekt; waarom wordt hy<br />
zo dikwyls in zyne Verwachtingen bedrogen;<br />
waarom worden zyne ftrelendfte vooruitzigteö<br />
zo zelden volkomen vervuld; waarom verfoeit<br />
en vliedt hy zo dikwyls heden, 't geen hy gis»<br />
teren op zo hoog eenen prys Melde, en waarnaar<br />
hy met zo veel yver ftreefde; waarom is<br />
hy thans zo begeerig naar dat, 't welk hy voorhenen<br />
niet achtte; waarom anders, dan omdat<br />
hy de waarde van alle deeze dingen niet kende,<br />
ze niet volgens haare wezenlyke waarde beoordeelde<br />
en behandelde, maar ze voor iets anders<br />
hield, dan zy werkelyk zyn? Ja, dit is wysheid<br />
, myne aandachtige Toehoorers! waare, algemeen<br />
nuttige wysheid, wysheid, die ter juiste<br />
beftiering des levens en tot een blymoedig<br />
genot van deszelfs goederen onontbeerlyk is,<br />
dat
$a 8EPAALING DER DENKBEELDEN<br />
dat men elke zaak houdt, voor 't geen zy i$J<br />
het groote voor groot, het kleine voor klein,<br />
het verhevene voor verheven, het laage voor'<br />
laag, dac men het eene, niet vergroot en het andere<br />
niet verkleint, het eene niet boven maate<br />
verheft, en het andere niet te laag vernedert.<br />
Iemand, die dit in alle gevallen deed, zou nimmer<br />
door den fchyn en de gedaante bedrogen<br />
worden; zou nimmer .een ydele, bedrieglyke<br />
fchaduwe, of eene fchoone, onbereikbaare herslènfchim<br />
najaagen; zou nimmer zyne krachten<br />
in vergeeffche poogingen verfpillen, en nimmer<br />
over bedrog en misleiden, nimmer over teleurgeftelde<br />
verwachtingen en verydelde vooruitzigten<br />
te klaagen hebben. Zyn oordeel zou even<br />
zo zeker en met zichzelf overeenftemmend zyn<br />
als zyn gedrag, en weltevredenheid en gerustheid<br />
zouden zyne onaffeheidlyke medegezellinnen<br />
zyn op den weg des levens. Kunnen wy<br />
deezen trap van wysheid en geluk, in onzen<br />
tegenwoordigen toeftand niet bereiken , myne<br />
aandachtige Toehoorers! zyn wy in alle deeze<br />
opzigten meer of min aan doolingen onderworpen<br />
, omdat wy allen meer of min onder<br />
de magt der zinnelykheid ftaan: wy kunnen en<br />
moeten echter allen die volmaaktheid hoe langs<br />
hoe
'vAisr HP.T VERHEVENE EN GERINGE, e'flZ. |g<br />
hoe meer trachten te bereiken. Wy kunnen en<br />
behooren allen wysheid te leeren , en voor<br />
het daarop gevestigde geluk meer en meer<br />
vatbaar te worden. Deeze is onzer aller voornaamfte<br />
verordening op aarde , en gelukkig<br />
zyn wy, indien wy dezelve zo groot en belangryk<br />
aanmerken, als zy werkelyk is! Moge<br />
ik ook door myne tegenwoordige Leerrede<br />
daartoe iets toebrengen.' Myn oogmerk is,<br />
u tot nagedachten op te leiden over eenige<br />
denkbeelden , die met duizend andere naauw<br />
verbonden zyn , en eenen zeer grooten invloed<br />
op onze meeste oordeelvellingen en daaden,<br />
gelyk op de rust van ons gemoed eri<br />
en ons geluk hebben, 't Zyn de denkbeelden<br />
van V geen verheven en laag, groot en klein is<br />
m genoemd wordt. Dat hoog is onder de menfchen,<br />
zegt Jefus in onzen tekst, is een grouwel<br />
voor God. Daarmede leert hy ons uitdrukkelyk,<br />
dat de begrippen en gevoelens der<br />
menfchen aangaande deeze dingen dikwyls onnauwkeurig,<br />
dikwyls geheel valsch zyn, dar<br />
zy dikwyls het lage voor verheven, en het<br />
kleine voor groot houden , en omgekeerd.<br />
Laaten wy derhalven deeze denkbeelden naauwke^riger<br />
trachten te bepaalen, en dan het ge-<br />
VIII. STUK. C fpro,
\>t 1SEPAALING DEIl DENKBEELDEN<br />
fprokene op onszelven ter vestiging van ons<br />
oordeel en ter inrichting van ons gedrag toe<br />
pasten.<br />
Slechts ééne grootheid , myne aandachti<br />
ge Toehoorers! is eene volftrekte grootheid;<br />
flechts céne hoogheid is volftrekt, is eene<br />
onbegrensde en onvergelyklyke hoogheid: en<br />
deeze is de grootheid en de verhevenheid van<br />
God , die alle daadelykheid, alle wezenlyk-<br />
heid in zich bevat, van wien alles zynen oor-<br />
fprong rekent, door wien alles beftaat, wat<br />
groot en verheven is en genoemd wordr; die<br />
de grondoorzaak aller dingen, de krachc al<br />
ler krachten, de Schepper aller wezens, de<br />
Formeerder aller ligchaamen, de Vader aller<br />
geesten is. Ja, gevoel in zyne tegenwoordig<br />
heid, uwe nietigheid, ó rnensch! werp u voor<br />
hem in het ilof neder, en aanbid hem met<br />
den diepften eerbied als den geenen, die al<br />
leen groot en verheven is.<br />
Alles buiten God, is flechts by wyze van<br />
vergelyking groot of klein, verheven en laag.<br />
Alles vertoont zich nu eens als groot, dan<br />
weder als klein, nu eens als verheven, dan<br />
weder als gering , en behoort ook nu eens<br />
zo, dan weder anders van ons genaamd en<br />
be«
VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, etiZ.<br />
befchouwd te worden, naardat het zich van<br />
de eene of van de andere zyde, in verband<br />
met deeze of met andere dingen , aan ons<br />
voordoej. De Zon is groot, onmeetelyk grooc<br />
in vergelyking van een zandkorreltje, maar<br />
even zo klein in vergelyking met het gantlche<br />
heelal. De mensch is verheven, vergeleken<br />
met den worm, die in het ftof kruipt;<br />
maar even zo gering in vergelyking van eenen<br />
hoogeren, misfchien geheele waerelden bevattenden<br />
Geest. Verheven en laag, groot en<br />
klein zyn derhalven betrekkelyke naamen, dat<br />
is, zulke naamen die de zaaken of den periöonen,<br />
van welke zy gebezigd worden, niec<br />
in en op zichzelven toekomen, maar op an*<br />
dere zaaken of perfoonen en hunne vergelyking<br />
met dezelve doelen, die zekere maat vooronderftellen,<br />
naar welke zy afgemeeten en beoordeeld<br />
worden.<br />
Om dat geen, 't welk verheven en laag,<br />
groot en klein genoemd wordt, naauwkeurig<br />
te waardeeren, of te beoordeelen, komt derhalven<br />
alles op twee zaaken aan. Eerflelyk<br />
cp den maatfaf, by welken men deeze dingen<br />
afmeet., en dan op de manier en wyze, waarop<br />
men ze daarmede vergelykt. Is .de maat-<br />
C % ftaf
3'5 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />
ftaf naauwkeurig; en gefchiedt de vergelyking<br />
bydenzelven omzigtig en onpartydig: dan is ook<br />
bet denkbeeld, dat men zich daarvan vormt,<br />
waar, en het oordeel, dat men-daarover velt 9<br />
juist.<br />
En welke is nu de maaiftaf van 't geen<br />
verheven of laag, groot of klein, onder ds<br />
menfchen is en genoemd wordt? Eenen ande<br />
ren maatftaf heeft en gebruikt hier de zin-<br />
nelyke, of de vleeschgezinde mensen; eenen<br />
anderen de wyze en de Christen. In de oogen<br />
van den zinnelyken rnensch is alles verheven<br />
en groot, wat zyne zinnen fterker dan ge-<br />
woonlyk aandoet, wat opzien en gerucht<br />
maakt, wat met magt en vermogen gepaard<br />
gaat, of magt en vermogen vooronderiïelt;<br />
alles, wat fchittert en glinstert, verblindt en<br />
bedwelmt; alles, wat den rnensch op de eene<br />
of de andere wyze merkelyk boven zyne me-<br />
demenfehen doet uitmunten , of verheft; al<br />
les, wat hy met zyn verltand niet bevatten,<br />
of met zyne vermogens niet bereiken kan ;<br />
alles, wat verwondering in hem verwekt, of<br />
vrees en fchrik rondom hem verfpreidt. Daar<br />
om fchat -hy goud en zilver, rykdom en over<br />
vloed aan aardfche goederen, uitgebreide be<br />
zit-
VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, enz. 37<br />
zittingen, prachtige kleederen en optooifelen,<br />
eene talryke, fchicterende ftoet zo hoog; daarom<br />
verrukt hem den glans van den troon,<br />
de pracht van het hof, de magt van den<br />
Vorst, de daaden van den krygsman, de gedenktekens<br />
en puinhoopen van den alverwoestenden<br />
dwingeland; daarom laat hy zich zo<br />
ligt van ongewoone verfchynfelen, van ieder<br />
voorgewende heilige verborgenheid , of van<br />
bedriegers misleiden , die op geheime kunsten<br />
en weetenfchappen ftoffen. In de oogen<br />
van den vleeschgezinden rnensch is alles verheven<br />
en groot, wat zyne tegenwoordige geliefkoosde<br />
neiging ftreelt, wat zyne lusten<br />
en begeerten belooft te bevredigen, wat hem<br />
dat vermaak, naar 't welk hy thans met geheel<br />
zyne ziel ftreeft, of dat voordeel, 't<br />
welk hy thans boven alle andere tracht te<br />
verkrygen , verfchaffen of verzekeren kan.<br />
Daarom houdt hy eene en de zelfde zaak of<br />
perfoon nu eens voor gewigtig, dan weder<br />
voor ongewigtig, nu eens voor groot, dan<br />
weder voor klein , nu eens voor verheven,<br />
dan weder voor vernederend, naardat dezelve<br />
zyne drift begunstigt of tegenwerkt, naardat<br />
dezelve zyne begeerte of zynen afkeer, zy-<br />
C 3 neu
g8 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />
nen haat of zyne Jiefde, zyne vrees of zyne<br />
hoop vleit of niet vleit. Aan den anderen<br />
kant is in de oogen van den zinnelyken<br />
en van den vleeschgezinden rnensch alles klein<br />
en verachtelyk, wat de zinnen niet aandoet,<br />
wat in 't verborgene is en gefchiedt, wat in<br />
ftilte werkt, wat den rnensch geene in 't oog<br />
loopende uitfteekendheid boven zyns gelyken<br />
geeft, wat hem in de vergetelheid laat; alles,<br />
wat noch opzien verwekt, noch eer en<br />
roem verfchafc; alles, wat de ryke met den<br />
armen, de fterke met den zwakken , de Heer<br />
met zynen knecht gemeen heeft; alles eindelyk<br />
, wat dwang , bepaaling , infpanning ,<br />
moeite vooronderftelt , of fmert en opofferingen<br />
van ons eischt. Daarom hebben<br />
wysheid en deugd, godsdienftigheid en vroomheid,<br />
fierkte van geest en itüle vrede der<br />
ziel, daarom hebben zelfbeheerfching en gemaatigdheid,<br />
verdraagzaamheid en verzoenlykheid,<br />
een ingetoogen, befcheiden, onopzigdyk,<br />
maar werkzaam en nuttig leven zo weinig waarde<br />
in de oogen van den zinnelyken, of door<br />
ongeregelde driften overheerschten rnensch.<br />
Geheel anders, myne aandachtige Toehoorers!<br />
oordeelt de wyze en de Christen van "t<br />
gejsn
VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, etlZ. 30<br />
geen groot en klein, verheven en laag is.<br />
Hy weet, dat de zinnen en drifcen een niet<br />
minder onzekere dan bedrieglyke maaiflaf van<br />
deeze en van elke andere gevleidheid der<br />
dingen zyn, dat zy alles vergrooten of ver<br />
kleinen, verheffen of verhagen, en zich van<br />
eiken fchyn verblinden , van elke gedaante<br />
misleiden laaten. Hy weet, dat zy gemeen-<br />
lyk geheel eenzydig en hoogst partydig oor-<br />
deelen en beflisfen. Uit dien hoofde neemt<br />
hy de reden en den godsdienst daarby te<br />
hulp ; deezen zyn zyn maatflaf, en dcezen<br />
doen hem , indien zy hem al niet volftrefc?<br />
telyk voor alle dwaalingen beveiligen , toch<br />
nooit gevaarlyk dwaalen. Van het licht der<br />
reden en van den godsdienst verlicht, en van<br />
haare aanwyzingen en uitfpraaken geleid, on-<br />
derfcheidt hy waare en fchynbaare grootheid,<br />
ingebeelde en wezenlyke hoogheid. Hy on-<br />
derfcheidt de uitwendige grootheid en verhe<br />
venheid van de inwendige, de ligchaamelykc<br />
van de zedelyke, de voorbygaande van de<br />
duurzaame. Nooit verwart hy geene met dee<br />
ze , of deeze met geene. Altoos geeft hy<br />
bepaaldelyk de voorkeur aan de inwendige<br />
boven de uitwendige, aan de zedelyke bo-<br />
C 4 veg
$0 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />
ven de natuurelyke , aan de duurzaame bo<br />
ven de veranderlyke en toevallige. Sterkte<br />
van geest betekent in zyne oogen meer dan<br />
fterkte van het ligchaam, fchoonheid der ziele<br />
meer dan fchoone ledemaaten, wysheid en<br />
verftand meer dan rykdom en eer, heerfchappy<br />
over zichzelven meer dan heerfchappy<br />
over landen en volken. Het eerde is inwendige<br />
grootheid, het katfte flechts uitwendige,<br />
fn allen fland te vreden , onder<br />
het drukkendfte leed geduldig en ftandvastig,<br />
te midden der verzoekingen en verlok felen<br />
tot zonde aan zyn pligt en de deugd getrouw,<br />
in den overvloed beffcheiden en ingetogen<br />
te zyn , en van alle zyne vermogens<br />
en voorrechten èn goederen, hoe groot<br />
of hoe gering zy ook zyn, fteeds een gemoedelyk<br />
, waardig gebruik te maaken, dit<br />
is in zyne oogen oneindig grooter en edeler<br />
, dan zich nog zo verre door rykdona<br />
en magt boven anderen te verheffen , dan<br />
nog zo veele zwakkeren van zyne loopbaan<br />
te verdringen , en hun zyne overmagt t*<br />
doen gevoelen , dart npg zo onverzettelyk<br />
alle zyne oogmerken en onderneemingen door<br />
te dryven, of nog zo veele menfchen met<br />
'eenen
VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, efJZ. 4*<br />
eenen yzeren fcepter te regeeren. Het eer- '<br />
fle is zedelyke, het laatfte flechts natuurely-<br />
ke grootheid en verhevenheid. Alle zyne<br />
geneigdheden en begeerten aan de wetten der<br />
waarheid en der goede orde te onderwer<br />
pen; altoos te doen, 't geen billyk en goed<br />
en in elk geval het beste is; altoos naar<br />
gegronde beginfels te werk te gaan en waar<br />
dige oogmerken te volgen ; zyn geheel ge<br />
drag , zyn huisfelyk , en zyn openbaar le<br />
ven , met zichzelf te doen overeenftemmen;<br />
en zonder eigenlof, zonder ophef zo veel<br />
goeds te doen, als men in zynen toeftand ,<br />
in zynen kring maar eenigzins kan werken :<br />
dit is in de oogen van den wyzen en den<br />
Christen veel verhevener en grooter , dan<br />
fteden te bedwingen , volken onder 't juk<br />
te brengen, omwentelingen te veroorzaaken,<br />
en den roem zyner daaden van het eene<br />
eind der aarde tot het andere te verfprei-<br />
den , en daarby een flaaf zyner lusten en<br />
driften, of een geesfel en plaag der uien.<br />
fchen te zyn. Het eerfte is duurzaame ,<br />
eeuwig flandhoudende; het laatfte fnel voor-<br />
l ygaande grootheid en hoogheid. Neen ,<br />
Volgens het oordeel van den wyzen en
4* BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />
den Christen , is niets groot, niets verhe-<br />
ven , dan 't geen billyk en goed, 't geen<br />
onfchuldig en weldaadig is, 't geen met<br />
den wil van God overeenftemt, 't geen<br />
van hem goedgekeurd en gebillykt wordt ;<br />
niets, dan 't geen den mensch tot zyne<br />
verhevener verordening , *t geen hem tot de<br />
Godheid nader brengt, en zyne gelykheid<br />
met deezen oorfprong aller volmaaktheid<br />
vermeerdert ; niets , dan 't geen zp wel in<br />
den hemel als op aarde, zo wel in de toe-<br />
.komende waereld als in de tegenwoordige ,<br />
zo wel voor den rechterftoei van God als voor<br />
de vierfchaar der geftrengfte reden zyne waar<br />
de behoudr.<br />
Aan den an leren kant is in zyne oogen<br />
niets klein, niets laag , niets verachtelyk,<br />
'c welk op de natuur van den menech era<br />
der overige wezens gegrond , wat met de<br />
door God vastgeflelde en welgekoozene or<br />
de der dingen overeenkomt, wat een ge<br />
volg van Gods wil , een middel ter bevor<br />
dering van zyne bedoelingen, wat zynen<br />
fchepfelen, zynen kinderen in eenigerhande<br />
opzigt nuttig en heilzaam is; derhalven geen<br />
ftand, geen beroep, geene levenswys, gee<br />
ne
VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, ettZ. 43<br />
ne bezigheid, die in en op zichzelve geoor<br />
loofd en goed , en in haare uitwerkfelen<br />
weldaadig zyn; geene oefening, geen lyden,<br />
geen onheil, geen gemis, die ten beste van<br />
't algemeen en ter volmsaUng van deszclis<br />
byzondere leden ftrekken. Neen, alleen zwak<br />
heid van geest, waaraan men zelf fchuid<br />
heeft, en verkeerdheid van het hart; alleen<br />
dwaasheid en zonde ; alleen misdaaden en<br />
ondeugden; alleen het misbruiken of het<br />
niet gebruiken zyner vermogens en voorrech<br />
ten ; alleen een vadzig, lui, onnuttig, of<br />
algemeen fchadelyk en verderflyk leven; al<br />
leen ongehoorzaamheid aan God en weder-<br />
fpannigheid tegen de wetten der waarheid ,<br />
en der goede orde: dit alleen vernedert en<br />
fchandvlekt den rnensch in de oogen van<br />
den wyzen en den Christen; dit alleen doet<br />
hem bekrompen en laag denken en handelen;<br />
dit alleen berooft hem van alle wezenlyke<br />
grootheid en waardigheid.<br />
En wat volgt nu uit deeze begrippen van<br />
't geen verheven en laag, groot en klein is?<br />
Hoe kunnen en moeten wy dezelve ter ves<br />
tiging van ons oordeel en ter bellier ing van<br />
ons gedrag aanwenden?<br />
Wil-
44 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />
Willen wy den naam van wyzen en va»<br />
Christenen handhaven , wy moeten over al<br />
le deeze dingen geheel anders denken en oor-<br />
deelen, dan 'er de groote hoop der men<br />
fchen over denkt en oordeelt. Stellingen ge<br />
lyk de volgende, moeten ontwyfelbaare grond<br />
regels by ons zyn: Mand en ran-, al wa<br />
re het ook vorstelyke ftand en koninglyke<br />
waardigheid, bevatten, in en op zichzelve<br />
geene waare , blyvende hoogheid : maar het<br />
algemeen nuttige, edele gebruik, 't welk<br />
men 'er van maakt , verheft des menfchen<br />
geest boven veele anderen, vermydt zyn hare<br />
en zynen werkkring, en verfchaft hem eene<br />
waare, duurzaame uitmuntendheid. Eene<br />
geringe afkomst , een laags ftand , is op<br />
en voor zichzelve niet vernederend, onteerc<br />
den rnensch nimmer, doet hem nimmer in<br />
de oogen van God, of in de oogen van<br />
verftandige geesten , of van wyze menfchen<br />
eenigermaate daalen : maar eene bekrompens<br />
denkwys , laage gezindheden, een laag ge<br />
drag, zyn indedaad, 't geen zy heeten, en<br />
zyn zulks in alle ftanden, en onder alle ran<br />
gen van menfchen, zo wel onder de hoog-<br />
fte als onder de iaagfie. —. Magt en ver><br />
racy»
'VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, OlZ. 7($<br />
mogen is geene waare, duurzaam* grootheid,<br />
maar alleen het wyze , weldaadige gebruik »<br />
dat daarvan gemaakt wordt , is iets wezen-<br />
lyk groots. Klein , verachtelyk klein is de<br />
magtigfte dwingeland , de onbepaaldlte Al-<br />
kenheerfcher, die zyn vermogen tot verder<br />
ven, zyne magt tot onderdrukken aanwendt.<br />
Groot, eerbiedenswaardig groot, is de land<br />
man , de daglooner, die in zynen naauwen<br />
kring, en met zyne bepaalde krachten zo<br />
veel goeds en nuttigs werkt en bevordert,<br />
als flechts in zyn vermogen is. Ryk-<br />
dom en overvloed, pracht en weelde, maa-<br />
ken in en op zichzelve niemand groot of<br />
verheven; en armoede en behoefte, een be<br />
krompen ftand en vergetelheid vernederen en<br />
fchandvlekken in en op zichzelve niemand.<br />
De bepaaldfte geest en het bekrompenfte ,<br />
ongevoeligfte hart kunnen met den grootften<br />
overvloed van aardfche goederen, even ge<br />
lyk een ftoute , edele geest , en een veel<br />
bevattend, gevoelig hart met den drukkend-<br />
ften nooddruft gepaard gaan. Zelden is dat<br />
geene, 't welk fchittert en praalt , 't welk<br />
veel opziens en gerucht maakt, werkelyk<br />
groot en verheven. Waare grootheid en ver-<br />
he-
46 BEPAALING DER DENKBEELDEN<br />
hevenheid ontmoet men meermaalen in de<br />
llilte en in het verborgene , dan op hec<br />
groote fchouwtooneel der waereld, meermaalen<br />
in de laage hut van den wyzen , of<br />
in de kunstelooze wooning van den eenvoudigen<br />
burger, dan in den luister van<br />
he: hof, of op den koninglyken troon.<br />
Dus, myne aandachtige Toehoorers! leerc<br />
ons de wysheid denken en oordeelen over<br />
't geen onder de menfchen verheven en laag,,<br />
groot en klein genoemd wordt. Zo verfchillende<br />
is haar gevoelen en haare uicfpraak<br />
over dit onderwerp van het gevoelen en de<br />
uitfpraak der meeste menfchen. Laaten wy<br />
op haare ftem acht geeven, en ons oordeel<br />
naar het haare richten.<br />
Al uwe grootheid , roept de wysheid den<br />
mensch roe, al uwe grootheid , 't zy natuurelyke<br />
of zedelyke , is flechts by wy-'<br />
ze van Vergelyking zodanig. Vergelykt gy<br />
u by de planten , by de dieren des velds ,<br />
by geheel zinnelyke en verbasterde menfchen,<br />
dan moet gy gewisfelyk befeffen, dat gy<br />
met uitgeftrekter vermogens en voorrechten<br />
begiftigd zyt, en hebt dus reden van u<br />
over deeze vermogens en voorrechten te ver-<br />
heu-
VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, etlZ. 47<br />
heugen. Maar vergelykt gy u by verhe<br />
vener wezens, vergelykt gy u by Jefus Chris<br />
tus , dat model aller roenfchelyke volmaakt<br />
heid , dan zal een innerlyk , levendig ge<br />
voel van zwakheid, van gemis en gebrek<br />
u vernederen en befchaamen. Vergelykt gy<br />
u by de Godheid zelve, dan verdwynt al<br />
les , wat groot en verheven fchynt l voor<br />
uwe oogen, en gy verliest uzelven met al<br />
les, wat gy zyt en hebt, geheel en al uit het<br />
gezigt.<br />
Beroem u niet , roept verder de wysheid<br />
den rnensch toe , beroem u niet op uwe<br />
grootheid en verhevenheid, indien dezel<br />
ve eeniglyk ui-erlyke , toevallige dingen,<br />
voorrechten van uwe geboorte, van uwe<br />
geiialte, van uwen ftand , van uw ampt,<br />
van uw vermogen, of daaden ten grondflag<br />
hebben , die meer opzien en geraas veroor-<br />
zaaken, dan waar geluk bevorderen. Dit al<br />
les is eene ontleende, geborgde, voorby-<br />
gaande , valfche grootheid en verhevenheid ;<br />
eene grootheid en verhevenheid, die de toets<br />
der reden en het geweld des tyds niet kun<br />
nen doorftaan, en even zo ligtelyk en zo<br />
fpoe-
$f BEPAALING O Kil DENKBEELDEN<br />
fpoedig weder vervallen en verdwynen, als zy<br />
ontftonden.<br />
Schaam u aan den anderen kant, ó rnensch!<br />
fchaam u niet over uwe geringheid, over uwe<br />
bepaaldheid ep over den geringen luister,<br />
waarin gy leeft, indien dezelve enkel gevol<br />
gen van uwe afkomst, uwe geboorte, uwe<br />
omftandigheden, uw gemis aan tydelyke goe<br />
deren, indien zy geenzins vruchten van uwe<br />
dwaasheid of uwe flrafwaardige bedryven zyn.<br />
Een juist denkend verftand , een geest, die<br />
naar eene fteeds toeneemende volmaaktheid<br />
ftreeft, een edel, God en de menfchen lief<br />
hebbend hart, deeze verfcbaffen u veel meer<br />
der innerlyke, duurzaame waarde, deeze ver<br />
heffen u op de ladder der wezens hooger, eri<br />
geeven u eenen aanzienlyker rang onder de<br />
zelve, dan alle uitwendige voorrechten, hoe<br />
fchitrerende die ook zyn mogen, dan kroo-<br />
nen en fcepters , op de hoofden en in de<br />
handen van dwaazen en fnooden. I n dit op<br />
zigt is dikwyls toepaslyk 't geen Jefus in on<br />
zen tekst zegt: dat hoog is onder de menfchen,<br />
is een grouwel voor God,<br />
Neen, Gode, uwen Schepperen Heer, wel<br />
te
VAN HET VERHEVENE EN GERINGE, CHZ. 49<br />
te gevallen, zynen wil te doen en gemeenfchap<br />
met hem te hebben, wys en goed, en<br />
den menfchen, uwen broederen, werkelyk nuttig<br />
te zyn, zoek daarin , en daarin alleen ,<br />
o menfchen! uwe waare grootheid en verhevenheid<br />
, alle uiterlyke, zinnelyke, aardfche<br />
grootheid verzinkt vroeg of laat in den nacht<br />
des grafs en der vergetelheid. Waar zyn de<br />
groote helden, de groote koningen, de groote<br />
ryken der oudheid? Waar is hunne grootheid<br />
en aanzienlykheid? Geene liggen in het<br />
ftof, en deeze zyn verbryzeld , en op zyn<br />
best heeft de gefchiedenis hunne naamen bewaard.<br />
Neen, alleen grootheid van den geest,<br />
alleen grootheid der «el blyft eeuwig, en<br />
vergezelt den rnensch, die ze bezit, van de<br />
eene waereld in de andere , van den eenen<br />
trap van zyn aanweezen tot den anderen.<br />
Naar deeze grootheid, naar eene uitneemende<br />
wysheid, naar eene uitneemende deugd en<br />
vroomheid, daarnaar moeten wy ftreeven, myne<br />
aandachtige Toehoorers! indien wy niet<br />
eene ydele fchaduwe naloopen en ons eenmaal<br />
over onze kinderachtige poogingen<br />
fchaamen , maar in de daad zo volmaakt en<br />
VIII. STUK. D ZO
$0 BHPAALING DER DENKBEELDEN ENZ.<br />
zo gelukkig worden willen, als wy volgens<br />
onze natuur en verordening kunnen worden.<br />
Amen.<br />
DER-
DERDE LEERREDE.<br />
HET ONDERSCHEID TUSSCHEN<br />
WELVAARD EN GELUK.<br />
Tekst.<br />
SPREUKEN VAN SAIOMON Hoofdfl. Hl. vs. au<br />
Myn zoon, laat zy, (de wysheid) niet afwyken van uwe<br />
oogen; bewaar de bejlendige wysheid en bedachtzaam<br />
heid (of: en gy zult gelukkig en voorzichtig warden.)
o vjyod, gy hebt ons allen tot geluk verordend<br />
, en ons allen voor deszelfs genot vatbaar<br />
gemaakt. Steeds wenfehen en ftreeven wy allen<br />
naar geluk, en fteeds ontfluit ons uwe vaderlyke<br />
Goedheid, zo wel in als buiten ons, de<br />
menigvuldigfte en rykfte bronnen van het zelve.<br />
Mogten wy dezelven flechts niet zo dikwyls onbedachtzaam<br />
en ligtzinnig voorby gaan, maar<br />
'er zo veel vermaak en genoegen uit fcheppen,<br />
als zy ons verfchaflèn kunnen ! Ach! tot nog toe<br />
bedriegt ons menigmaal de fchyn! Tot nog toe<br />
verblinden en verleiden ons menigmaal fchaduwbeelden<br />
van genoegen en geluk, die niet zyn en<br />
niet geeven, 't geen zy voorwenden te zyn en<br />
te geeven! Ja , dikwerf verfpillen wy onze<br />
krachten te vergeefs , en zoeken met eenen vermoedenden,<br />
vruchteloozen yver ons geluk daar,<br />
waar het niet te vinden is. Dikwerf verfoeijen<br />
en ontvlieden wy, als ellende en onheil, dingen,<br />
die wezenlyke weldaaden en duurzaame zegeningen<br />
voor ons zyn zouden. Maar al te dikwyls<br />
volgen wy met kinderachtige drift de fchaduwen<br />
en laaten het ligchaam voorbyglippen.<br />
En dan klaagen wy nogthans over ellende en<br />
gebrek aan geluk als over onvermydelyke onhei-<br />
D 3 len,
54 HET ONDERSCHEID TUSSCHEN<br />
len, als over noorlzaakelyke gevolgen van do<br />
tegenwoordige inrichting der dingen. Neen,<br />
Heer.' gy zyt rechtvaardig, gy zyt de goedheid<br />
en liefde zelve, maar wy denken en handelen<br />
dikwyls als dwaazen, verwarren dikwyls den<br />
fchyn met het wezen, en zoeken niet zo zeer<br />
dat geene, 't welk werkelyk waar en goed is,<br />
en eeuwig waar en goed blyft, als wel dat<br />
geene, 't welk blinkt en fchittert, en ons vlugtige,<br />
voorbygaande vermaaken en voordeelen<br />
belooft, ó God, breng gy zelf ons van deeze<br />
dwaalwegen meer en meer te recht. Leer<br />
ons toch over 't geen ons gelukkig of ongelukkig<br />
maaken kan, juist denken en oordeelen,<br />
en uit beide, met waare, christelyke wysheid,<br />
eene keus doen. Laat uw licht, het<br />
licht der waarheid, ons verlichten , en uw<br />
Geest ons op alle onze wegen leiden en be-<br />
, ftieren. Zegen ter bevo-dering van deeze oogmerken,<br />
de overdenkingen over deeze belangryke<br />
onderwerpen , waarmede wy ons thans<br />
zullen bezig houden; en verhoor ons door Jefus<br />
Christus, onzen Heer, in wiens naam wy<br />
u verder aanroepen en zeggen; Onze Vader<br />
enz.<br />
In-
WELVAARD EN GELUK. 55<br />
Tndien ik, myne aandachtige Toehoorers! het<br />
onderfcheid van eenige weinige woorden en der<br />
zaaken, daarmede aangeduid, die in alle taaien<br />
meer of min verwisfeld en als van eenerlei betekenis<br />
gebruikt worden, voor u zeer duidelyk en<br />
gewigtig maaken kan: zou ik, myns oordeels,<br />
zeer veel tot uwe zedelyke verbetering en tot<br />
uw geluk toegebragt hebben. Deeze woorden<br />
zyn: Voorfpoed en geluk, tegenfpoed en ongeluk,<br />
voorfpoedig en gelukkig, rampfpoedig en ellen*<br />
dig. Dat de zaaken zelve , die daardoor aangeduid<br />
worden, wezenlyk verfchülend zyn, kan<br />
en moet ieder nadenkend rnensch fpoedig inzien.<br />
Maar de nadenkende zo wel als de ombedachtzaame<br />
verwart maar al te dikwerf woorden en<br />
zaaken in zyne gedachten en beoordeelingen,<br />
in zyne gefprekken en bedryven met eikanderen<br />
, en daardoor wordt de eerfle zo wel als de<br />
laatfte, fchoon tot eenen minderen trap, tot<br />
ontelbaare dwaalingen , valfche en verkeerde<br />
oordeelvellingen, misftappen en dwaasheden,<br />
bekommeringen en zorgen vervoerd, «emand,<br />
die deeze verwarring altoos vermydde, ze in zy-<br />
D 4 ne
$6 HET ONDERSCHEID TUSSCHEN<br />
ne gedachten en in zyne gefprekken, in het da-<br />
gelykfche leven en in de beoefening der wee-<br />
tenfchappen vermydde: die in dit opzigt altoos<br />
naauwkeurig dacht en naauwkeurig fprak: zou<br />
gewis elk anderen, die zulks niet deed, in wys<br />
heid en deugd, in vergenoegdheid en geluk ver<br />
re overtreffen. De zaak is derhalven wel waar<br />
dig, dat wy 'er ons eenige oogenblikken mede<br />
bezig houden. Zy fchynt wel enkel woorden te<br />
betreffen: maar 't zyn woorden , wier invloed<br />
op het zedelyke gedrag verbaazend groot is,<br />
die veel, veel meer goeds of kwaads onder de<br />
menfchen flichten, dan men gemeenlyk denkt,<br />
en wier betekenis of gebruik derhalve geen<br />
onderwerp eener enkele weetgierigheid is, maar<br />
met alles, waaraan ons meest gelegen ligt, in<br />
't naauwfte verband ftaat. Mogten deeze aan<br />
merkingen u tot opmerkzaamheid, tot eene ge<br />
vestigde opmerkzaamheid op myn tegenwoordig<br />
voorflel en tot eene zorgvuldige gebruikmaa<br />
king van Hetzelve opwekken ! Ik zal namelyk ,<br />
Het menigvuldig en wezenlyke onderfcheid tus-<br />
Jchen voorfpoed en geluk, en de daarmede ver-<br />
maagfchapte woorden en zaaken nader bepaa-<br />
len, en u vervolgens aanwyzen, welk eenen<br />
keilzaamen invloed het in 't oog houden van<br />
dit
WELVAARD EN GELUK. 57<br />
dit onderfcheid op uwe oordeelvellingen, ge<br />
voelens en bedryven hebben moet. Indien wy<br />
dus, volgens de vermaaning in onzen tekst,<br />
ook in dit opzigt de wysheid niet van onze oogen<br />
lieten afwyken; indien wy op haare vermaanin<br />
gen leerden achtflaan en haare voorfchriften<br />
volgen, zouden wy gelukkig en voorzigtig, of<br />
verdandig worden.<br />
Door voorfpoed, myne aandachtige Toehoo<br />
rers! verdaan wy alle uitwendige goederen en<br />
voorrechten, alle veranderingen en gebeurdte-<br />
nisfen , die met onze wenfehen en inzigren<br />
overeenkomen, die onzen weldand bevorderen<br />
kunnen, die ons de vervulling onzer behoef<br />
ten , of de wegneeming onzer bezwaarnrsfen<br />
en de ophouding van ons lyden, of middelen<br />
tot gemak, tot vermaak en tot vreugde beloo-<br />
ven ; en hoe grooter en begeerenswaardiger<br />
deeze dingen ons toefcheenen , hoe levendiger<br />
wy hun gemis gevoelden, hoe minder hoop<br />
wy hadden, dat wy dezelve verkrygen zou<br />
den , en hoe onverwachter zy ons ten deel<br />
vielen: des te grooter is in onze oogen de<br />
voorfpoed, die ons te beurt valt. Tot zulke<br />
uitwendige zegeningen behooren rykdom, over<br />
vloed, dand, rang, hoogheid, magt, eer, aan-<br />
D 5 zien,
5 8 HET ONDERSCHEID TUSSCHEN<br />
zien , gezondheid , fterkte, een gewenschte<br />
voortgang in onze bezigheden en onderneeming,<br />
redding uit gevaar en nood, het uitvoeren onzer<br />
ontwerpen, het bereiken onzer oogmerken, en<br />
wat van dien aart meer is. Rampfpoed is het<br />
tegengeftelde van dit alles, 't Is verlies van ui-<br />
terlyke goederen en voorrechten, verlies van ge<br />
zondheid en krachten , van invloed en magt; 'tzyn<br />
onaangenaame ontmoetingen, onverwachte ver<br />
hinderingen en zwaarigheden, 't zyn fmerten en<br />
ziekten; vyanden en gevaarenen dergelyke.— Ge<br />
luk en ellende daarentegen is de Haat van genoegen<br />
of van ongenoegen, van tevredenheid of ontevre<br />
denheid, in welken zich de rnensch bevindt, en<br />
die voornaamelyk door de in hem en o 'er hem<br />
heerfchende gedachten, gewaarA'ordingen, ge<br />
voelens, wenfehen,neigingen, oogmerken,poo<br />
gingen, door den trap zyner zedelyke goedheid<br />
en volmaaktheid bepaald wordt. Hieruit blykt<br />
reeds duidelyk , myne aandachtige Toehoorers!<br />
dat voorfpoed en geluk, rampfpoed en ellende<br />
niet noodzaakelyk met malkanderen verbonden,<br />
dat zy niet eene en dezelfde dingen, dat zy veel<br />
meer wezenlyk van malkanderen onderfcheiden<br />
zyn. 'Er zyn eene menigte van gevallen, waarin<br />
iedereen deeze woorden van malkanderen onder-<br />
fcheidt.
WELVAARD EN GELUK. 59<br />
fcheidt, omdat hunne verwisfeling alsdan te in 't<br />
oogloopend ongerymd zou zyn; en juist dit be-<br />
wyst, dat zy werkelyk van malkanderen onder-<br />
fcheiden zyn, en ook in alle andere gevallen be<br />
hoorden onderfcheiden te worden. Laaten wy<br />
nu deeze verfcheidenheid van nog meerder kan<br />
ten befchouwen, om ze te duidelyker intezien,<br />
en dan de gewigtigfte gevolgen daaruit afleiden,<br />
die den meesten invloed op onze oordeelvellin<br />
gen en op ons gedrag kunnen hebben.<br />
Voorfpoed en rampfpoed is iets, dat buiten<br />
ons; geluk en ellende iets, dat in ons is. Rykdom<br />
en armoede, hoogheid en geringheid, gezond<br />
heid en ziekte, voortgang en tegenftand, zyn<br />
buiten ons, zyn betreklyk tot onzen uiterlyken<br />
toeftand, tot het verband en den famenhang,<br />
waarin wy ons tot de overige menfchen en zigt-<br />
baare dingen bevinden, tot ons ligchaam, dat<br />
geenzins onze perfoonlykheid uitmaakt, maar<br />
eeniglyk de tegenwoordige woonplaats onzer<br />
ziel is, die hetzelve als haar werktuig gebruikt.<br />
Genoegen en misnoegen, weltevredenheid en<br />
verdriet zyn in ons, zyn gegrond op onzen in-<br />
wendigen toeftand, op de denkwyze en den fmaak<br />
van onzen geest, op zyne betrekkingen tot<br />
waarheiden deugd, tot Gcd, zynen Schepper,<br />
en
ÓO HET ONDERSCHEID TUSSCHEN<br />
en tot de onzigtbaare dingen, en het ryk der gees<br />
ten ; zy zyn onzen geest zeiven eigen, en bepaa-<br />
len zyn wezen, zyn leven, zyne werkzaamheid.<br />
Verder: Voorfpoed en rampfpoed hangen niet<br />
altoos, en nooit gantfchelyk van onszelven, van<br />
ons eigen willen en poogen, maar van duizend toe<br />
vallige dingen en omftandigheden af die niet in<br />
onze magt zyn, die wy zelden voorzien, zelden<br />
veroorzaaken, zelden volgens onze oogmerken<br />
met malkanderen vereenigen, en even zo zelden<br />
ter bevordering en bereiking van dezelve naar<br />
onze wenfehen gebruiken kunnen. Nooit hangt<br />
het van ons af in welk eenen ftand wy geboren<br />
en opgevoed worden, in welk eene gedaante wy<br />
op dit.tooneel verfchynen zullen; en zelden, ten<br />
uiterften zelden ftaat het eenigermaate aan ons,<br />
zo ryk, zo magtig, zo groot te worden, zo ge<br />
zond en fterk te zyn, en onzen weg naar het<br />
eene of het andere doej zo onverhinderd te ver<br />
volgen , als wy wel wenfehen. Noch voorfpoed<br />
noch rampfpoed hangen met 's menfchen zede-<br />
delyk karakter en zedelyk gedrag dermaate fa-<br />
men , dat men van het eene tot de andere beflui-<br />
ten, en beide als oorzaak en uitwerkfel van het<br />
andere zou kunnen aanmerken, 't Zyn voordee-<br />
len en onheilen, die volgens geheel andere, ons<br />
groot-
WELVAARD EN GELUK. 61<br />
grootdeels onbekende, regels door den Vader der<br />
menfchen, onder zyne kinders uitgedeeld worden.<br />
Geluk en ongeluk daarentegen hangen grootdeels,<br />
hangen eenigermaate gant/chelyk van onszelven<br />
af. Naar maate wy dus of anders denken<br />
en oordeelen, dus of anders gezind zyn,<br />
ons op deeze of op eene andere wyze jegens<br />
God en de menfchen gedraagen: zyn wy ook<br />
vergenoegd of misnoegd, weltevreden of verdrietig;<br />
vertoont zich ook alles wat ons omringt,<br />
dus of anders, in eene vrolyke of in eene droevige<br />
geftalte aan onze oogen; veranderen ook<br />
lasten en onheilen in voordeelen en weldaaden,<br />
of integendeel voorrechten en genoegens voor<br />
ons in gebreken en fmert. Zo min het dikwyls<br />
aan ons ftaat, om voorfpoedig , dat is te zeggen,<br />
om ryk, aanzienelyk, vermogend te zyn : zo zeker<br />
ftaat het aan ons, om gelukkig, dat is te<br />
zeggen, om wel te vreden en vergenoegd te zyn<br />
en een vrolyk leven te leiden. Zo min wy alle<br />
onheilen, alle rampen van ons verwyderen en afwenden<br />
kunnen, zo zeker kunnen wy het ongeluk,<br />
of de ellende vermyden, indien wy dit<br />
flechts ernftiglyk willen. Schoon wy niet in<br />
ftaat zyn, om de uitwendige dingen naar ons<br />
welgevallen te veranderen: wy kunnen toch onze
6l HET ONDERSCHEID TUSSCHEN<br />
ze bevat! ingen van dezelven, onze geheel denken<br />
handelwyze in diervoege veranderen, als de<br />
reden en ons eigen welzyn van ons vorderen.<br />
Nog meer. Voorfpoed en rampfpoed zyn iets<br />
voorbygaande, iets hoogstveranderlyk en vergangklyk:<br />
geluk en ongeluk daarentegen zyn veel<br />
duurzaamer en beftendiger. De gedaante en de<br />
waarde der eerften veranderen met elke verandering<br />
van 's menfchen ouderdom, gezondheid,<br />
levenswys, fmaak, uiterlyke verbindtenisfen en<br />
betrekkingen. Naar de verfcheidenheid deezer<br />
omftandigheden verandert dikwyls de voorfpoed<br />
in rampfpoed en deeze in dien. Magt en voorrang<br />
worden dikwyls blinkende ketens, en derzelver<br />
verlies verfchaft vryheid en rust. Is daarenboven<br />
niet alles, wat voorfpoed en rampfpoed<br />
genoemd wordt, aan de grootfte onbeftendigheid,<br />
aan de menigvuldigfte en fnelfte afwisfeling<br />
onderhevig? Is het niet geheellyk tot dit<br />
aardfche leven bepaald? Wordt niet het een en<br />
ander met ons begraaven? Blyft niet het eene<br />
en het andere terug, zodra wy in eenen anderen<br />
ftaat overgaan? Geluk en ellende daarentegen,<br />
hoe veel onveranderlyker en duurzaamer zyn die<br />
niet! Vergenoegen en misnoegen zyn en blyven<br />
eeuwig genoegen en misnoegen, zo wel in het<br />
aan-
WELVAARD EN GELUK.<br />
aandenken als onder het genot. Weltevredenheid<br />
en verdriet zyn en blyven eeuwig weltevredenheid<br />
en ontevredenheid, in eiken ouderdom, in<br />
eiken ftand, by elke levenswys, in elke verbindtenis,<br />
in leeven en in fterven, aan deeze en aan<br />
geene zyde van het graf, in deeze en in de toekomende<br />
waereld. 's Menfchen denkwyze en gemoedsgefteldheid<br />
verandert niet zo ligtelyk als<br />
zyn uiterlyke toeftand. Geene maakt diepere,<br />
duurzaamer indrukfels op zynen geest, dan deeze;<br />
indrukfels, die noch dood noch graf uitwisfchen,<br />
die den rnensch in de eeuwigheid vergezellen<br />
, en daar den grond zyner verhevener gelukzaligheid,<br />
of zyner grooter ellende uitmaaken!<br />
Hoe vooripoedig of hoe rampfpoedig wy<br />
ook zyn , wy houden nogthans eenmaal, wy<br />
houden nogthans fpoedig op zulks te zyn: maar<br />
gelukkig of ongelukkig kunnen wy eeuwen lang<br />
zyn en blyven. Niet de voorfpoed, maar het<br />
geluk gaat met ons in alle toekomende waerelden<br />
en eeuwigheden over: niet de rampfpoed,<br />
maar het ongeluk en de ellende kan ons ook<br />
daarhenen volgen.<br />
Dit is het nog niet alles: Voorfpoed en rampfpoed<br />
zyn van eene bepaalde grootte, hebben<br />
eenen hoogften trap, dien zy niet kunnen te boven
6+ HET ONDERSCHEID TUSSCHEN<br />
ven ftygen. Hoe meer zy denzelven naderen,<br />
des te nader komen zy aan hun einde, des te ze-<br />
kerer en onvermydelykeris de val van den eenen<br />
en het ophouden van den anderen. Be geluk<br />
zaligheid daarentegen kent geene grenzen, zy<br />
ü even als de volmaaktheid, waarop zy rust,<br />
voor eene vermeerdering en verhooging in V on<br />
eindige vatbaar. De bronnen van genoegen en<br />
weltevredenheid zyn niet minder menigvuldig<br />
dan onuitputtelyk voor eiken verftandigen geest,<br />
die geleerd heeft dezelve te fchatten en te ge-<br />
bruiken; en haar genot heeft by hem even zo<br />
weinig verzadiging en verdriet ten gevolge, als<br />
de bezitting van den voorfpoed ligtelyk vervee<br />
ling en walging verwekt. Maar ook de ellende<br />
kan tot eenen hoogen, alle ongemakken en las<br />
ten des rampfpoeds verre, zeer verre te boven-<br />
gaanden trap ftygen. Zy kan alle bekwaamhe<br />
den en vermogens van den rnensch overweldi<br />
gen, en ze alle met fmert en pyn doordringen.<br />
Zy tast hem in zyn binnenfte aan, en is zo<br />
naauw, zo innerlyk met.hem verbonden, als zy<br />
ne eigene gedachten en gewaarwordingen.<br />
Eindelyk, myne aandachtige Toehoorers!<br />
Voorfpoed is het middel, geluk is het eindoogmerk.<br />
Gelukzaligheid is het doei, waarnaar wy allen<br />
f ftree-
WELVAARS EN GELUK, %g<br />
ftreeven: ellende de afgrond, dien wy allen<br />
trachten te vermyden. Wy zoeken rykdom, eer,<br />
en menigerlei uiterlyke voorrechten , om geluk<br />
kig te worden; wy vlieden armoede, gering<br />
heid, verachting en dergelyke kwaaden ,om niet<br />
ellendig te zyn. Wy ftreeven naar die goederen *<br />
en ontvlieden deeze onheilen flechts in zo verre,<br />
als wy ze als gefchikte middelen aanmerken, om<br />
Ons tot dat doel te brengen, of voor dien af<br />
grond te bewaaren. Zo zeker en wezenlyk der-<br />
halven het middel en het einde, het doel en de<br />
weg naar dat doel van malkanderen onderfchei-<br />
den zyn : niet minder zeker en-wezenlyk zyn<br />
ook voorfpoed en geluk, rampfpoed en ellende<br />
van malkanderen onderfcheiden.<br />
Laaten wy nu uit dit onloogchenbaare en van<br />
zo menigerhande zyden opgemerkte onderfcheid<br />
tusfehen deeze woorden en zaaken eenige der<br />
gewigcigfte gevolgen afleiden, en de toepasfing<br />
daarvan op onze beoordeelingen en op ons ge^<br />
drag maaken.<br />
Een zeer natuurelyk gevolg van het aangewe<br />
zene onderfcheid, tusfehen. deeze woorden en<br />
tüsfcheh de zaaken, die daarmede aangeduid<br />
Worden, is dit: niet iedereen kan voorfpoedig,<br />
maar iedereen kan gelukkig zyn. Niet iedereen<br />
VIII. STUK. B & 9ri
66 HET ONDERSCHEID TÜSSCHEfï<br />
kan den rampfpoed ontgaan, of alle onheilen<br />
van zich afweeren: maar iedereen kan het ongeluk<br />
vermyden, en zich tegen de ellende beveiligen.<br />
De zaak valt ftraks in 't oog, en heeft<br />
geen bewys noodig. Niet iedereen kan gezond,<br />
fterk, fchoon, ryk, magtig, groot worden Ernaar<br />
iedereen kan redelyk en naauwkeurig leeren denken<br />
en oordeelen, iedereen kan de beste dingen<br />
leeren willen en zoeken; iedereen kan zichzelven<br />
en zyne zinnelyke begeerten beheerfchen ,<br />
naai* de voorfchriften der wysheid Ieeven, zich<br />
aan de deugd en godsvrucht toewyden, en door<br />
dit alles eenen vasten grond tot duurzaame weltevredenheid<br />
en beftendige vergenoeging leggen,<br />
Niet iedereen kan gebrek, verlies, geringheid,<br />
verachting, fmert, dienstbaarheid, onaangenaame<br />
ontmoetingen van zich afwenden: maar iedereen<br />
kan de onaangenaame, heillooze indrukfelen<br />
en uitwerkingen deezer dingen by zich<br />
verzwakken, kan dezelve met geduld en ftand*<br />
vastigheid leeren draagen, kan ze tot zyne zedelyke<br />
verbetering en volmaaking aanwenden ,<br />
en desniettegenftaande eenen vrolyken geest eü<br />
een gerust gemoed blyven behouden. Daar<br />
voorfpoed en rampfpoed van duizend toevallige,<br />
buiten ons beftaande, dingen af hangen; zo hangen
WELVAARD EN GELÜEi Cy<br />
gen geluk en ongeluk van onze eigene keuze,<br />
van ons eigen willen en poogen, van louter dingen<br />
af, die tot onszei ven behooren en waarover<br />
wy boven alle andere dingen het meeste, althans<br />
meer vermogen dan over iets anders hebben.<br />
Een ander gevolg, dat niet minder natuurelyk<br />
uit het gezegde voortvloeit, is dit: de voorfpoedige<br />
is niet altoos gelukkig, en ds rampfpoedigs<br />
niet altoos ongelukkig. Indien ons dit door de<br />
natuur der zaak zelve niet geleerd wierde, zon<br />
echter de gefchiedenis en de ondervinding ons<br />
'er niet aan laaten twyfelen. Of is dan ieder ry»<br />
ke, ieder vermogende, ieder groote, ieder zogenaamde<br />
aanzienlyke, ieder gezonde en fterke<br />
gelukkig? Is daarentegen ieder arme, ieder behoeftige,<br />
ieder geringe, ieder zieke en zwakke,<br />
ieder dienstknecht, iedere dienstmaagd, ieder zo<br />
genaamd gemeen man Ongelukkig? Zyn dan de<br />
eerften altoos weltevreden en vergenoegd, _altoos<br />
opgeruimd en blymoedig; eh de laatlten<br />
altoos'onvergenoegd en ontevreden, altoos neêrilagtig<br />
en bedroefd ? Moe dikwerf benyden niet<br />
de eerften het gunstryker lot der laatften! Hoe<br />
dikwyls wenfehen zy niet hunne fchitterende ellénde,<br />
hunne vergulde ketens tegen de fchyn-»<br />
E a baa-
6$ HET ONDERSCHEID TUSSCHEW<br />
baare behoefte en den onaanzienelyken ftaat def<br />
laatften te verwisfelen ! Hoe dikwerf befchaamt<br />
niet de opgeruimdheid, de bedaardheid van 't ge<br />
moed , de onbezorgde weltevredenheid der laat<br />
ften, de verteeren de kwelling en verdrietelyk-<br />
heid, de angstvallige zorgen, die de eerften ver<br />
volgen ! Neen, hier is het fchynen en het zyn,<br />
de gedaante en het wezen,niet altoos, misfchien<br />
flechts zelden by één. Zo ligt de voorfpoed<br />
en de rampfpoed ons verblinden en misleiden,<br />
even zo ligt verbergen zich het geluk en de<br />
ellende voor onze oogen. De eerften maaken en<br />
beminnen opzien en gedruis; de laatften bemin<br />
nen en zoeken de ftilte, en verbergen zich gaar<br />
ne voor het nieuwsgierige oog.<br />
Een derde gevolg uit onze voorgaande aan<br />
merkingen, is dit: de voorfpoedige kan wel te<br />
gelyk gelukkig zyn, maar hy wordt en is zulks<br />
niet eeniglyk door de bezitting van zynen voor<br />
fpoed; de gelukkige daarentegen heeft den voor*<br />
fpoed niet noodig tot zyn geluk; hy kan ook zon<br />
der denzelven gelukkig zyn. Zeker! yk kan de<br />
ryke, de vermogende, de groote ook gelukkig,<br />
hy kan vergenoegd en wel te vreden zyn. Maar<br />
hy is en wordt zulks niet daardoor, ten minsten<br />
wordt hy zulks niet voor eenen langen tyd, niet<br />
op
WELVAARD EN GELUK. ÓO,<br />
op eenen vasten en duurzaamen voet daardoor,<br />
omdat hy ryk, omdat hy vermogend, omdat hy<br />
groot is. Zal hy in dien ftaat gelukkig zyn en<br />
worden, dan moet hy tevens verftandig en wys,<br />
deugdzaam en vroom zyn, dan moet hy edeler,<br />
duurzaamer goederen en voorrechten kennen, bezitten<br />
, genieten, dan moet hy van zynen uiterlyken<br />
voorfpoed het beste, waardigfte gebruik<br />
maaken. Heeft aan den anderen kant de rnensch<br />
door eene rechtmaatige, edele denk- en handelwyze,<br />
door welgeregelde neigingen en poogingen,<br />
door een onfchuldig, deugdzaam leven,<br />
door waare, christelyke godzaligheid, vrede en<br />
rust in zyn binnenfte veroorzaakt en gevestigd,<br />
en zyn hart voor den invloed der liefde tot God<br />
en der menschlievendheid ontflooten: dan behoeft<br />
hy noch ryk, noch vermogend, noch<br />
groot, noch gezond en fterk te zyn, noch andere<br />
uiterlyke voorrechten te bezitten, om gelukkig<br />
te zyn, en hoe langer hoe gelukkiger te<br />
worden. Hy kan alle deeze dingen ontbeeren ,<br />
ze alle verliezen, en nogthans weltevreden en<br />
vrolyk zyn.<br />
Voorfpoed derhalven niet, dit is een vierde<br />
gevolg, voorfpoed niet, maar geluk is het doel,<br />
waarnaar wy ftreeven; tegenfpoed niets maar el-<br />
E 3 Jen-
f8. HET ONDERSCHEID TUSgCIIJKN<br />
lende is het kwaad, dat wy met alle zorgvuldig<br />
heid vermyden en ontvlieden moeten. Indien,<br />
wy dit onderfcheid niet in 't oog houden, en ons<br />
gedrag 'er niet naar inrichten, dan verfpillen wy<br />
onze krachten te vergeefs, misfen ons oogmerk ,<br />
en zullen vroeg of laat onze dwaaling betreuren.<br />
Dus ftreeven wy dikwyls met onvermoeiden yver<br />
naar rykdom en overvloed, als naar des men<br />
fchen hoogfte goed. Maar is dan rykdom en<br />
geluk een en het zelfde ? Weeten wy dan van te<br />
vooren, of rykdom en overvloed ons nuttig of<br />
nadeelig zyn, of wy in dien ftaat gelukkig, ver<br />
genoegd en weltevreden leeven zullen ? Zo fpan-<br />
nen wy dikwyls alle onze krachten in, om ons<br />
zei ven uit de duisterheid en laagheid te verhef<br />
fen, en eenen hoogen ftaat te bereiken, even<br />
als of wy in dien hoogen ftaat alleen eerst waa-<br />
relyk gelukkig leeven konden. Maar is dan hoog<br />
heid en geluk een en hetzelfde. Weeten wy dan<br />
vooraf, of een aanzienlyke of geringe ftaat best<br />
voor ons zy, of wy niet ten toppunt van den<br />
voorfpoed geftegen, onze bedachtzaamheid ver<br />
liezen en onszelven in fchande en ellende ftorten<br />
zouden ?<br />
Neen, myne geliefde Vrienden i wilt gy van<br />
deeze befpiegelingen het beste gebruik maaken,<br />
ver-
WELVAARD EN GELUK. fl<br />
verwart dan het middel en het eindoogmerk,<br />
het doel en den weg naar het doel niet met malkanderen.<br />
Streeft meer naar het geluk dan naar<br />
den voorfpoed. Befchouwt het eerfte als het<br />
eindoogmerk, den laatften als het middel. Offert<br />
het eerfte nooit aan den laatften op. Vreest<br />
veelmeer voor de ellende, dan voor den tegenfpoed.<br />
Befchouwt geene nimmer als een noodzaakelyk<br />
gevolg van deezen, en deezen nimmer<br />
als eene noodzaakelyke oorzaak van geene.<br />
Merkt uzelven derhalven niet terftond als ellendig<br />
aan, wanneer u eenig ongeval treft; verbeeldt<br />
u toch niet alles, niet het voornaamfte<br />
verlooren te hebben, als gy eenige uiterlyke<br />
goederen en voorrechten verliest; verftopt uzelven<br />
niet alle bronnen van genoegen, zodra toevalliger<br />
wyze fommige derzelver opdroogen of<br />
troebel worden. Maar verheugt u ook niet over<br />
eiken voorfpoed zodanig, als gy u te recht over<br />
een waar, beftendig geluk zoudt mogen verheugen.<br />
Onderfcheidt voorfpoed en geluk, tegenfpoed<br />
en ellende niet alleen in uwe gedachten en<br />
oordeelvellingen, maar ook in uwe onderneemingen<br />
en daaden zorgvuldig van malkanderen. Deeze<br />
is de grond van alle waare wysheid, van alle<br />
echte deugd, van alle duurzaame vergenoeging*<br />
E 4 Neemt,
7* HET ONDERFCHEID TUSSCHEN E N 2.<br />
*<br />
Neemt den zelfden regel in acht ten opzigs<br />
van het oordeel, 't welk gy over anderen velt ;<br />
noeipt zo gy wilt, den ryken,den vermogenden,<br />
den grooten voorfpoedig; maar noemt hem niet<br />
gelukkig. Hy kan by alle zyne voorrechten zo<br />
wel ellendig zyn als gelukkig, indien 't hem aan<br />
wysheid en deugd en godsvrucht ontbreekt. Beklaagt<br />
aan den anderen kant den armen, den behoeftigen,<br />
den geringen als rampfpoedig, ala<br />
eenen rnensch, wiens uiterlyke omftandigheden<br />
niet gunstig zyn, of niet gunstig fchynen te zyn.<br />
Maar beklaagt hem niet als ongelukkig. Hy<br />
kan by al dat gemis nogthans vergenoegd en wel<br />
te vreden zyn, indien hy de wysheid, de deugd<br />
en godsvrucht tot zyne 1<br />
medgezellinnen op den<br />
levensweg heeft. Ó Mogten zy ons allen op ons<br />
effener of ruwer , duisterer of helderer pad vergezellen<br />
en bellieren! Hoe geheel anders, hoe<br />
veel juister zouden wy dan niet rykdom en armoede,<br />
hoogheid en geringheid, gezondheid en<br />
ziekelykheid, leven en dood leeren befchouwen,<br />
beoordeelen, begeeren of ontvlieden, zoeken<br />
en gebruiken! Hoe gewis en zeker het doel de?<br />
gelukzaligheid bereiken! Amen.<br />
FIER-
F1ERDE LEERREDE,<br />
BESCHOUWING DER BRONNEN<br />
VAN HET MENSCHELY-<br />
KE GELUK.<br />
Tekst.<br />
PSALM XXXIV. vs. 9.<br />
Smaakt en, ziet, dat de Heer goe4 is,<br />
E 5
ó Cjf °d , goedertjerene ,' liefderyke Vader,<br />
hoe gelukkig konden wy allen niet reeds hier<br />
op aarde zyn en worden, indien wy alle bron<br />
nen van vermaak en genoegen, die gy voor-<br />
ons als menfchen en als Christenen ontfliu't,<br />
zodanig waardeerden en zodanig gebruikren,<br />
als met haare verordening en uwen gunsiryken<br />
wil O'/ereenkomftig is! Hoe menigvuldig boe<br />
ryk, hoe onuicputtelyk zyn niet deeze bron<br />
nen ! Hoe groot is niet het overwigt van het<br />
aangenaame en goede op het onaangenaame en<br />
kwaade, dat in de natuurelyke en in de zede?<br />
lyke waereld, dat in ons en buiten ons plaats<br />
vindt! Ja, allerwegen omringen ons de menig-<br />
yuidigfle, beerlykile bewyzen uwer Vaderlyke<br />
voorzorg en goedheid. Allerwegen zien wy<br />
u, den Algoeden, leven en kracht en duizen<br />
derlei foorten van genoegen op alle uwe fchep-<br />
fels uuftorten. Allerwegen vinden wy het ge-<br />
rieflyke, het aangenaame, het bekoorende met<br />
het noodzaakelyke en onontbeerlyke op het<br />
naauwite vereenigd. Hemel en aarde, men<br />
fchen en dieren, natuur en godsdienst, naden-<br />
kan en ondervinding, alles roept ons met lui<br />
der
f6 ' BESCHOUWING DER BRONNEN<br />
der ftemme toe, dat volmaaktheid en gelukza*<br />
ïigheid het uiterfte, het eenigfte doel is van<br />
alles, wat gy regelt en doet, wat gy befchikt<br />
en toelaat, wat gy ons beveelt en verbiedt,<br />
wat gy ons geeft en onthoudt. Ja, gy wilt,<br />
dat wy allen gelukkig zyn, dat wy het reeds<br />
tegenwoordig, reeds hier op aarde zyn zullen,<br />
en zo wy het niet zyn, is zulks eeniglyk onze<br />
eigene fchuld. Ach , hoe dikwyls nodigen<br />
ons de zuiverfle, rykfte bronnen van vermaak<br />
en genoegen te vergeefs tot haare genieting,<br />
hoe dikwerf vloeien zy ongemerkt en ongebruikt<br />
voor ons voorby, of worden van ons<br />
door dwaasheden en zonden troebel en bitter<br />
gemaakt! ó Mogten wy toch onze rykdommen<br />
beter kennen en waardiger gebruiken!<br />
Mogten wy de menigte en de waarde<br />
der weldaaden, waarmede gy ons eiken dag,<br />
elk uur, zegent, duidelyker inzien, levendiger<br />
befeffen, en u door een even zo blymoedig<br />
als dankbaar genot van dezelven eeren! Zegen<br />
toch, goedertierene God, zegen de bedenkingen<br />
die wy daarover zullen voordraagen. Yaat<br />
dezelve ons op de menigvuldige en ryke bronnen<br />
van geluk, die gy voor ons geopend hebt,<br />
zeer opmerkzaam doen worden, en ons tot<br />
een
VAN HET MENSCIIELYKE GELUK. ' ff<br />
een zeer zorgvuldig, getrouw gebruik van dezelven<br />
opwekken. Wy bidden u hierom, als<br />
dienaars van Jefus Christus, met kinderlyk vertrouwen,<br />
en roepen u verder, ons verlaatende<br />
op zyne beloften, aan: Onze Vader enz.<br />
Maar al te dikwyls, myne aandachtige Toehoorers!<br />
befchouwt zich de rnensch eeniglyk<br />
uit dien hoofde als arm, omdat hy zyne rykdommen<br />
niet kent, of niet geleerd heeft dezelve<br />
te waardeeren en te berekenen. Maav<br />
al te dikwerf houdt hy zich voor niet gelukkig,<br />
of voor ongelukkig, eeniglyk omdat hy<br />
de menigvuldige, fteeds vloeiende bronnen van<br />
vermaak en genoegen, die allerwegen voor<br />
hem openflaan, niet opmerkt, niet acht, en<br />
verre van zich met veel moeite zoekt, 't geen<br />
hem als voor de voeten ligt, en zich voor<br />
hem ter genieting aanbiedt. Maar al te dikwyls<br />
fielt hy eeniglyk byzonder aangenaame<br />
gevallen, byzonder gewenschte en heuchelyke<br />
gebeurdtenisfen, eeniglyk uitneemend aangenaame<br />
denkbeelden, of bekoorende, verrukkende<br />
gewaarwordingen op de lyst der dingen, die
fö BEfCHOüWtNG DER BRONNEEf '<br />
haar zyne gedachten zyn geluk ukmaaken, efl<br />
brengt honderd andere dingen, die hem even<br />
zo wel, fchoon in eenen geringer trap, ver<br />
maak en genoegen verfchaffen, niet mede in<br />
de rekening. Komt hy hinderpaalen te bo<br />
ven, overwint hy zwaarigheden, die hy ais<br />
onoverkomelyk en onoverwinnelyk aanmerkte;<br />
wordt hy van zekere bezwaarnisfeh en rampen<br />
bevryd , die hem lang drukten en levendig<br />
griefden ; verkrygt hy zekere voordeden, waar-<br />
haar hy tot hier toe te vergeefs wenschte; wor<br />
den zekere verlangens vervuld, wier vervul<br />
ling hem juist niet waarfchynlyk, voorkwam;<br />
hebben 'er zekere gebeurdtenisfen plaats, die<br />
hy wel wenschte, maar naauwelyk durfde ver<br />
wachten ; geniet hy vermaaken en geneug<br />
ten, die zyne gantfche ziel vervullen, en hem<br />
in het oogenblik der genieting niets te wen<br />
fehen overlaaten i ja dan, maar ook flechts dari<br />
alleen , verbeeldt hy zich gelukkig te zyn.<br />
Doch, alle deeze dingen kunnen niet dikwyls<br />
plaats hebben, kunnen flechts zelden gebeu<br />
ren. Niet alle dagen, zelfs niet alle jaareri<br />
van ons leven op aarde kunnen door zulke<br />
voorfpoedige gevallen, door zulke gewenschte<br />
gebeurdtenisfen, door zulke verrukkende ge-<br />
neug-
VAN HET MENSCHÈLYÈE GËLÜK.<br />
neugten, door zulke aan merk el yke veranderingen<br />
van onzen toeftand en van ons lot onderscheiden<br />
Worden. Derhalven houdt zich de<br />
mensch, in wiens oogen dit alleen geluk is,<br />
misfchien geduurende het grootfte gedeelte zyns<br />
levens voor niet gelukkig, of voor ongelukkig.<br />
En echter ftaan 'er altoos , heden zo<br />
wel als gisteren, en morgen zo wel als heden,<br />
niet minder menigvuldige dan zuivere en<br />
ryke bronnen van vermaak en genoegen, die<br />
hem ter haare genieting nodigen, voor hem<br />
fen nevens hem open. Maar hy acht ze niet,<br />
ziet ze over 't hoofd , gaat ze voorby, of<br />
fchept Zonder duidelyke bewustheid, zondef<br />
overleg, uit dezelven. Willen wy gelukkig<br />
zyn, myne geliefde Vrienden! laaten wy dan<br />
deeze, maar al te gewoone dwaalingen en misflagen<br />
vermyden. Laaten wy tot dat einde<br />
een" beknopt overdag van de voornaamfte bronnen<br />
van ons geluk maaken, en onze wezenlyke<br />
rykdommen berekenen. Wy zullen alles ,'<br />
wat buitengewoon, zonderling en zeldzaam is,<br />
van deeze rekening afkaten , en enkel dat geene<br />
aanftippen, 't welk altoos onder ons bereik<br />
, 't welk altoos in onze magt is, 't welk<br />
ons dagelyks vermaak en genoegen verfchaf-<br />
fen
fb BESCHOUWING DER. BROMNEN<br />
fen kan. Dus zullen wy, volgens de uitdrukking<br />
in onzen tekst, fmaaken en zien, dat de<br />
Heer goed is, dat hy overvloediglyk voor ons<br />
geluk gezorgd heeft.<br />
De zelfbewustheid ; het daadelyk gebruik<br />
onzer vermogens; het genieten van de natuur?<br />
het vermaak der overdenking; het genoegen<br />
der deugd en der weldaadigheid ; de aangenaamheden<br />
van het gezellige, en de zegen van<br />
het huisfelyke leven; de geneugten der godsdienstige<br />
overdenkingen: deeze, myne aandachtige<br />
Toehoorers! zyn de voornaamfte bronnen<br />
van ons geluk; bronnen die voor ons aüén<br />
openftaan , en waaruit wy dagelyks vermaak<br />
en genoegen kunnen fcheppen.<br />
Derhal ven eerftelyk de zelfbewustheid, of de<br />
bewustheid van dat geene, welk wy zyn en '<<br />
welk wy kunnen en behoor en te worden, de bewustheid<br />
der natuurelyke en zedelyke voorrechten,<br />
die wy hebben, der vermogens en<br />
bekwaamheden, die wy bezitten, der verbindtenisfen,<br />
waarin wy ons met God en met de<br />
waereld bevinden: welk eene ryke , nimmer<br />
opdroogende bron van aangenaame denkbeelden<br />
en gewaarwordingen, van geluk, moet dit niet<br />
voor den nadenkenden zyn! Even gelyk het<br />
den
V&N HET MENSCHELYKE SELÜK. Sï<br />
den ryken ftreelt, als hy zyne fehatten over»<br />
ziet, zyne bezittingen afmeet, zyne middelen<br />
tot vermaak berekent ; zo en nog veel meer<br />
moet het den denkenden rnensch verheugen,<br />
als hy de waardigheid zyner natuure befeft, en<br />
zich houdt voor 't geen hy werkelyk is. Maar.<br />
zullen wy uit deeze bron genoegen en vreugde<br />
fcheppen, myne aandach'ige Toehoorers!<br />
dan moeten wy dikwyls onze gedachten over<br />
onszelven laaten gaan, wy moeten niet onder<br />
$2 BESCHOUWING DER BRONNEN<br />
wigen levens! Hoe hoog verhef: my dit alles<br />
niet boven de gantfche levenlooze en dierely-<br />
ke fchepping! Hoe verre zelfs boven een aan-<br />
zienlyk gedeelte myner broederen op aarde ,<br />
die minder gelukkig zyn , dan ik ! En voor wat<br />
al onderneemingen en bezigheden, voor wat<br />
al groote dingen, voor welke eene fteeds<br />
voortgaande ontwikkeling en volmaaking ben<br />
ik niet gefchikt! Hoe verre kan ik het niet in<br />
de kennis der waarheid, in de befluuring van<br />
myzelven en der uiterlyke dingen, in de moei-<br />
jelykfle en edelfle deugden brengen! En zou ik<br />
dit ook zonder innerlyk genoegen, zonder vro-<br />
lyke dankbaarheid jegens God, mynen Schep<br />
per en Vader, erkennen en befeffèn? En zou<br />
ik my daarover niet dagelyks verheugen, daar<br />
dit alles my wezenlyk toebehoort, daar ik dit<br />
alles op den eenen tyd zo wel als op den an<br />
deren heb en ben en blyf, hoedanig ook myn<br />
aardfche welfland en myne uiterlyke omftan-<br />
digheden gefield zyn en veranderen.<br />
Een andere bron onzer gelukzaligheid is het<br />
•Menigvuldige daadelyke gebruik van onze be<br />
kwaamheden en vermogens, en het vermaak,<br />
't welk met de rechtmaatige, nuttige aanwen<br />
ding van dezelve, en in 't algemeen met een<br />
ar-
VAM HET MENSCHELVKE GELÜK«<br />
•arbeidzaam, bezig leven verbonden is. Wac<br />
al veranderingen en uitwerkingen kunnen wy<br />
allen niet, elk in zynen ftand en in zynen<br />
kring, door onze geestelyke en ligchaamelyke<br />
vermogens dagelyks voortbrengen! Hoe veele,<br />
onszelven en onzen broederen nuttige dingen<br />
beginnen, voortzetten, voleindigen! Wanneer<br />
toch verloopt 'er een dag, op welken wy niet<br />
veel waars, veel goeds zouden kunnen denken<br />
, gevoelen , doen, bevorderen, uitvoeren ?<br />
En indien wy zulks met meerder bewustheid<br />
en overleg deeden; indien wy meer befeften<br />
en bedachten, dat wy de gezegende, de by<br />
uitneemendheid bevoorrechte fchepièlen zyn ,<br />
die dit denken en befeffen en dóen en uitvoeren<br />
kunnen; indien wy daaruit meermaalen de<br />
voortreflykheid onzer natuur , onzer vatbaarheden,<br />
onzer bekwaamheden en vermogens, de<br />
uitmuntendheid onzer verordening afleidden,<br />
en het blyde voorgevoel, de verruklyke vooruitzigten,<br />
die dit ons in het toekomende geeft<br />
en ontfluit, meer aankweekten: hoe zeer zou<br />
zulks de fomme onzer aangenaame denkbeelden<br />
en gewaarwordingen vermeerderen! Hoe<br />
veel geluk zouden wy niet reeds in het behoorlyke<br />
gebruik, en in de verftandige aatt-<br />
F % wen-
$4 BESCHOUWING DER BRONNEN<br />
wending onzer bekwaamheden en vermogens,<br />
zelfs zonder opzigt op de gevolgen, genieten!<br />
Hoe zelden zouden wy ons dan over infpan-<br />
ning, over moeite en arbeid beklaagen! Hoe<br />
veel vermaak zelfs in deeze infpanning, in<br />
deeze moeite, in dezen arbeid vinden! Hoe<br />
gemakkelyk ons by vruchtelooze of vruchte-<br />
loosfchynende poogingen en onderneemingen<br />
gerustftellen met deeze gedachte: Ik heb toch<br />
als een verftandig redelyk wezen gedacht en<br />
gehandeld! Ik heb toch daarby myne uitmun<br />
tendheid boven de geringer foorten van fchep-<br />
felen en myne vermaagfchapping met de ver<br />
hevener geesten gevoeld; de plaats my door<br />
den Schepper aangeweezen geen oneer aange<br />
daan ; de vermogens , die hy my gegeeven<br />
heeft, geoefend, en door oefening verfterkt;<br />
aan myn belchaaving gewerkt, en ben meer<br />
of min de volmaaktheid genaderd! En kan de<br />
verlichte , de nadenkende, de welgezinde<br />
rnensch dit niet dagelyks tegen zichzelven zeg<br />
gen, en dagelyks uit deeze overdenkingen ge<br />
noegen fcheppen? Waarmede hy ook zich<br />
voor 't overige bezig houde, waartoe hy zy<br />
ne vermogens gebruike, 't zy hy 'er .veel of<br />
weinig of zelfs niets mede uitvoere: gebruikt<br />
hy
VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 85<br />
hy dezelve overeenkomdig met hunne verorde<br />
ning en den godlyken wil, en doet hy zulks<br />
met verdand en met overleg, zo heeft hy ze niet<br />
te vergeefs gebruikt, heeft hy daardoor zyne<br />
volmaaktheid bevorderd, en deeze is de recht-<br />
fte, zekerde weg ter gelukzaligheid.<br />
Een derde bron van het menfehelyke geluk ,<br />
die met de laatstgenoemde famenvloeit, is het<br />
overdenken van alles, wat wy zeiven gewaar<br />
worden en denken en doen, van alles, wat wy<br />
zien en hooren, en ondervinden, van alles, wat<br />
ons omringt en wat ons bejegent. Hoe meer<br />
wy alles overdenken : des te meerder licht wordt<br />
'erover alles verfpreid; des te meerder fchrik-<br />
beelden en zwaarigheden verdwynen voor onze<br />
oogen; des te helderer en effener wordt ons le<br />
venspad; des te meerder verband en orde en<br />
wyze oogmerken ontdekken wy in dat geene,<br />
't welk ons anders zou verbysteren en ontrusten.<br />
Dit overdenken is, indien wy 'er eenmaal in ge-<br />
oeffend zyn en deszelfs zoetheid gefaiaakt heb<br />
ben, eene altoosvloeijende bron van geluk zo<br />
wel in de diepde ftilte als in het gedruis, zo<br />
wel in de voldrekêde eenzaamheid als in het tai-<br />
rykde gezel fchap, zo wel in den duisterden<br />
nacht als in den glans van het helderde licht, 't<br />
F 3 Is
%6 BESCHOUWING DER. BRONNEW<br />
Is die bron van genoegen, die het minst van ée<br />
uiterlyke dingen, van gelukkige gevallen, afhangt,<br />
die het meest in onze magt is, die altoos<br />
naast by ons ligt, die zeldzaamst en nooit geheel<br />
en al opdroogt, tot wier gebruik wy minst de<br />
hulp van anderen noodig hebben, en wier genot<br />
ons het levendigfte gevoel van onze waardigheid<br />
geeft, ons het verste boven het zigtbaare envergangklyke<br />
verheft, en ons het meeste tot de verhevener<br />
wezens, ja tot de Godheid zelve doet<br />
naderen. Uit deeze bron hebben alle wyzen en<br />
goeden in alle tyden en onder alle volken de gerustheid,<br />
de weltevredenheid, den troost, de<br />
blyraoedigheid gefchept, waardoor zy boven andere<br />
menfchen uitmuntten, waardoor zy zo veel<br />
zonder kwelling en verdriet ontbeeren en verliezen<br />
, zo veel met gelaatenheid verdraagen en lyden,<br />
zo veel rustig en blymoedig doen en uitvoeren,<br />
en in eiken ftand, onder alle afwisfelingen<br />
van het uiterlyke lot, vergenoegd en gelukkig<br />
zyn konden, ö Schept uit deeze bron, gy<br />
allen, die onder befchaafde, verlichte menfchen<br />
leeft, en zo Veele middelen en opwekkingen tot<br />
overdenking hebt. Kweekt uw verftand, kweekt<br />
de vermogens van uwen geest zorgvuldig aan;<br />
fcherpt uwe oplettendheid en uw vermogen van<br />
waar-
VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 87<br />
waarneemen op, wacht u voor ligtzinnigheid en<br />
onachtzaamheid; ziet, merkt op, geniet, doet<br />
alles als denkende, redelyke fchepfelen; volgt<br />
elke ftraal van licht, die u treft, elk fpoor der<br />
waarheid, dat gy ontdekt: dus zult gy den drukkenden<br />
last der verveeljng en des verdriets, die<br />
verwoesteresfen der gelukzaligheid, nooit ondervinden;<br />
dus zult gy fteeds weeten bezig te<br />
zyn, en wel op eene aangenaame wyze bezig te<br />
zyn, en, in plaats van uwe dagen als door te<br />
droomen, in de duidelyke bewustheid van't geen<br />
gy denkt en doet, een daadelyk bly genot van<br />
uw leven hebben.<br />
Het vermaak der deugd en der weldaadigheid<br />
is een vierde bron van het menfchelyke geluk,<br />
die voor ons allen open ftaat, en waaruit wy allen<br />
dagelyks fcheppen kunnen. En hoe zuiver,<br />
hoe ryk is zy niet! Welke dag geeft ons geene<br />
gelegenheid, om ons in de eene of de andere<br />
goede gezindheid te verfterken; om den eenen<br />
of den anderen kwaaden lust, de eene of de andere<br />
ongeregelde neiging, de eene of de andere<br />
uitbottende, verderflyke drift te beftryden en te<br />
beteugelen; om de eene of de andere overwinning<br />
op ons zeiven en op de waereld te behaalen;<br />
om ons in de eene of de andere edele<br />
F 4 deugd,
S® BESCHOUWING DER BRONNEW<br />
deugd , in de volbrenging van den eenen of de»<br />
anderen moeijelyken of zwaaren pligc te oefenen;<br />
om Gode en ons geweeten het eene of<br />
het andere op te offeren; en daardoor blyken<br />
onzer braafheid en getrouwheid te geeven, en<br />
daardoor onze zedelyke volmaaktheid te bevorderen<br />
! Welke dag geeft ons geene gelegenheid,<br />
om. aan anderen menigerhande gevalligheden en<br />
dienflen te bewyzen; om hen van menigerhande<br />
bezwaarnisfen en lasten te ontheffen; hier hua<br />
leven, hun werk, hunne bezigheden op menigerhande<br />
wyze te verligten; om nü op deeze,<br />
dan op die wyze, nu meer, dan minder, tot hun<br />
onderhoud , tot hunne vertroosting, toe hun vermaak,<br />
tot hun genoegen toe te brengen;en derhalven<br />
om het geluk en het nut der maatfchappy<br />
in 't algemeen en van veele byzondere leden derzelve<br />
op veelerhande wyze te bemerken! En in«<br />
dien wy de waarde der deugd, de waarde van<br />
een leven, dat het algemeene welzyn bevordert,<br />
erkennen en befeffen, hoe veel waar, zuiver genoegen<br />
moet ons dan niet elke overwinning op<br />
ons zeiven , elke welvolbragte pligt, elke goede<br />
daad, elk welgehruikt vermogen en bekwaamheid,<br />
elke grooter of kleiner vermeerdering van<br />
het- geluk onzer broederen, elke nadering tot de<br />
vol-
VAN HET MENSCHELYKE GELÜK. 8c?<br />
volmaaktheid verfchaffen! En hoe zeer hangt<br />
niet het genot van deeze bron der gelukzaligheid<br />
van ons eigen gedrag af! Hoe veel meer is zy<br />
niet in onze magt , dan alle uüerlyke goederen<br />
en voordeelen, waarnaar men met zo veel yver<br />
ftreeft, en die men nogthans zo zelden verkrygt!<br />
Eene niet minder ryke bron van vermaak
QO BESCHOUWING DER BRONNEN<br />
en der maan, elk jaargetyde, die de geur der<br />
lente, de pracht des zomers, de overvloed van<br />
den herfst, en de grooter rust van den winter in<br />
gevoelige zielen verwekt, en zich dan tot God,<br />
den Schepper, den Beftuurer, den Vader der<br />
waereld verheft, en opmerkt, hoe hy alomme<br />
met zo milde handen leven en kracht, weldaa-<br />
den en geneugten van duizenderlei foort over<br />
zyne fchepfelen uitftort: welke bronnen van ver<br />
maak worden 'er dan niet allerwege voor hem<br />
geopend! Met hoe veel meer opgeruimdheid en<br />
weltevredenheid moet hy niet den levensweg ver<br />
volgen, hoe veel meer aangenaame denkbeelden<br />
en gewaarwordingen moeten zich niet voor hem<br />
aanbieden en als opdringen, dan dat hy, dit alles<br />
niet achtende, niet opmerkende , als met geflote-<br />
ne oogen en een verfteend hart tusfchen alle ryk-<br />
dommenen bekoorlykheden der natuur doorwan<br />
delde, en de fpooren der weldaadige tegenwoor<br />
digheid van haaren Werkmeester niet erkend een<br />
niet eerbiedigde! Neen, myne geliefde Vrien<br />
den! wilt gy fmaaken en zien, hoe goed de<br />
Heer zy, dan moetgy omtrent zyn werk, de na<br />
tuur, volflxekt niet onverfchillig, dan moet der-<br />
zelver menigvuldige, opmerkzaame befchouwing<br />
en derzelve Jlille genieting eene van de voor<br />
naam-
VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 01<br />
naamfte bronnen zyn, Waaruit gy gelukzaligheid<br />
fchept. Deeze bron Haat zo wel voor den ar<br />
men als voor den ryken, zo wel voor den gerin<br />
gen als voor den aanzienlyken open, en ver<br />
kwikt en verheugt iedereen, die verkwikking en<br />
vreugde by haar zoekt.<br />
Voegt daarby eene zesde bron van menfchelyk<br />
geluk, en ik bedoel de menigvuldige aangenaam<br />
heden en geneugten van het gezellige leven. Ee<br />
ne bron van vermaak, die voor geenen rnensch<br />
gantfchelyk geflooten is, en die voor ons, die<br />
eenen hooger trap van befchaafdheid bereikt<br />
hebben en in den middenftand leeven, meer dan<br />
voor veele anderen openftaat, indien wy anders<br />
waare gezelligheid kennen , en voor haare edele<br />
geneugten vatbaar zyn. Ja, myne aandachtige<br />
Toehoorers! als wy de gezelfchappen onzer<br />
broederen met eenen geest, die daartoe voorge-<br />
fchikt is, dat wil zeggen, met een gezellig, met<br />
een onbaatzuchtig, goedwillig, liefderyk hart,<br />
met een hart bezoeken, dat aan al het fchoone<br />
en goede deel neemt, wat anderen bezitten,<br />
doen en genieten, met een hart, dat zich gaar<br />
ne verheugt met de blymoedigen en weent met<br />
de weenenden; indien wy daar komen met oo<br />
gen , die liever op het goede dan op het kwaa-<br />
de,
0* BESCHOUWING DER BRONNEN<br />
de, liever op de uitmuntendheden dan op de ge-<br />
breken onzer medemenfchen letten, en liever by<br />
de eerfte dan by de Idatfte dildaan; indien wy<br />
in onze verkeering met anderen befcheiden ,<br />
voorzigfig, infchiklyk, dienstvaardig zyn, dat<br />
geene, 't welk wy tot het vermaak der farnert-<br />
Jeeving kunnen toebrengen, 'er gewillig en bly-<br />
moedigaan toebrengen, en dat geene, 't welk<br />
zy ons daarentegen ter vergelding aanbiedt,<br />
dankbaarlyk aanneemen en gebruiken: wat al<br />
bronnen van aangenaame denkbeelden en ge<br />
waarwordingen ontmoeten wy daar niet! Hoe<br />
veel fchoons en goeds kunnen wy daar niet zien ,<br />
hooren, ondervinden, genieten, geeven en ont<br />
vangen ! Welk een bekoorlyk fchouwfpel is niet<br />
voor den menfchen vriend de verfcheidenheid der<br />
vermogens, der gaaven, der bekwaamheden,<br />
der uitmuntendheden, der uitdrukkingen van<br />
vreugde en genoegen, die hy onder zyne broe<br />
deren gewaar wordt! Welke vrolyke vooruitzig-<br />
ten opent hem dit niet ten opzigt van hunne toe<br />
komende verordening en ftaat! Wat doet het<br />
hem niet al van zulke fchepfelen hoopen en ver<br />
wachten! Hoe helder draaien hem niet dikwyls<br />
de trekken van het evenbeeld der Godheid, de<br />
blyken hunner verhevener afkomst, die grond-<br />
he?
VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 93<br />
fcegtnftfls hunner toekomende grootheid in de<br />
oogen! En welk eenen wellust moet niet dit al<br />
les aan zyn edel, menschlievend hart verfchaffcn!<br />
En dan nog, myne aandachtige Toehoorers !<br />
het genoegen des huisfdyken levens gelyk ook de<br />
zegen der vriendfehap, welke bronnen van ver<br />
maak en genoegen ontfluken die niet voor den<br />
rnensch, die ze weet op prys te Hellen en te ge<br />
bruiken! Welk eene rust, welk eene vryheid,<br />
welk eene aangenaame verkwikking van den last<br />
en de hitte des dags, welk eene belooning voor<br />
den moeilykften arbeid en bezigheden, welk een<br />
menigvuldig, zuiver genot der natuur , der on-<br />
fchuld, der waarheid, wacht niet op hem in den<br />
naauwer kring der zynen, die hy liefheeft, en<br />
van welken hy bemind wordt! Hoe kan daar<br />
zyn hart zich ontiluiten, uitbreiden, mededee-<br />
len, en zich aan elk aangenaam denkbeeld en<br />
gewaarwording, aan ieder edel gevoel van zyne<br />
waardigheid, van zyne deugd, van zyne vorde<br />
ring in het goede, van zynen getrouw volbrag-<br />
ten pligt, van zyne welvolvoerde taak overgee-<br />
ven! Hoe veel vermaak en genoegen kan hy daar<br />
niet geeven en ontvangen! En hoe veellicht^<br />
hoe veel troost, hoe veel aanmoediging en ge-<br />
tttstftelling vindt hy niet in het genot der vriend<br />
fehap !
94- BESCHOUWING DER. BRONNEN<br />
fchap! Wat al bezwaarnisfen verligt, wat a!<br />
fmerten verzacht, wat al zorgen en bekommernisfen<br />
verzwakt zy niet! En hoe zeer veredelt<br />
en vermenigvuldigt zy niet alle zyne voordeden<br />
en geneugten! Hoe dikwerf vergoedt niet het<br />
geluk des huisfelyken levens en het genoegen<br />
dervriendfchap het gemis aan alle uiterlyke goederen<br />
overvloediglyk, en maakt den armen en<br />
geringen tot een voorwerp van benyding in de<br />
oogen van den ryken en grooten, die dit geluk<br />
niet kent! En is het niet grootdeels onze eigene<br />
fchuld, dat wy het niet kennen, niet bezitten,<br />
niet genieten, en in het genot daarvan niet<br />
zalig zyn? Kan het den wyzen, den deugdzaamen,<br />
den Christen, die in de daad en in waarheid<br />
een Christen is, wel ooit geheellyk ontftaan?<br />
Draagt hy niet fïeeds de uitneemendfte<br />
vatbaarheden, de grootftegevoeligheid, deovervloedigiïe<br />
ftof daartoe in zich om, en kan 'them<br />
zwaar vallen, de hinderpaalen, die hem belemmeren<br />
, allengskens te boven te komen, en door<br />
zyne zachtmoedige, liefderyke, edele gezindheden<br />
en daaden alles te overwinnen, wat met de<br />
genieting van dat geluk ftrydt?<br />
Daarenboven vertoont zich aan ons, by de<br />
Bafpooring der bronnen van het menfchelyke géluk,
VAN HET MENSCHELYKE GELUK. 9f><br />
luk, eene der zuiverden en rykflen, ik bedoel<br />
het vermaak der godsdienflige overdenking en<br />
het vooruitzigt op eene eeuwige duurzaamheid en<br />
eeuwige gelukzaligheid. Welk gemis aan uiter<br />
lyke goederenen voorrechten, welk verlies daar<br />
van kunnen deeze niet vergoeden ! Welk genot<br />
van het goede verzoeten en verhoogen, welk<br />
gevoel van het kwaade, welk een last des lydens<br />
verzwakken en verligten zy niet! Ja, als ik my<br />
in den geest tot God verhef; als ik alles in zy<br />
ne af hangklykheid van hem, in zyn verband tót<br />
hem, alles als het werk, als eene regeling, als<br />
eene fchikking zyner handen, als een middel tot<br />
de grootst mogelyke volmaaktheid befchouwe;<br />
als ik de innerlyke, zalige betrekkingen overden-<br />
ke, in welke ik my tot den Almagtigen, Alwy-<br />
zen en Algoeden bevind; als ik dus erken en be-<br />
fef, dat ik zyn fchepfel, zyn onderdaan, zyn<br />
kind, dat ik met de engelen vermaagfchapt en<br />
van goddelyk genacht ben; als ik voor hem, als<br />
voor mynen Vader, die enkel liefde en goed<br />
heid is, myn geheel hart uitflorte, myn gantsch<br />
lot en het gantfche lot van alle myne broederen<br />
aan hem overlaace, en my in zynen wil, in zy<br />
ne voorzienigheid, in zyne beloften gerustflelle;<br />
als ik my voor hem over myne onfterflykheid,
£0* BESCHOUWING DER BRONNEN<br />
-als ik my in. de hoop verblyde, van hem, den<br />
Oaeindigen , den Allervolmaaktften , meer en<br />
meer te naderen, en eeuwig in kennis, in deugd,<br />
in gelukzaligheid te zullen toeneemen: hoe groot,<br />
hoe zalig gevoel ik dan my zeiven niet! Welk<br />
een zuiver, verheven genoegen doordroomt dan<br />
niet myn hart! Welk een overwigt krygen dan<br />
niet myne aangenaame denkbeelden en gewaar<br />
wordingen op de onaangenaame! Van hoe ge<br />
ring een belang worden dan niet de Iaatfte in<br />
•vergelyking van de eerfte in myne oogen 1 En<br />
wie belet u, menfchen! Christenen! wie belet<br />
u, om dagelyks uit deeze bron vermaak en ge<br />
noegen in vollen overvloed, te fcheppen?<br />
Neen, aan bronnen van gelukzaligheid ont<br />
breekt het u niet, myne geliefde Vrienden! dit<br />
bevvyst deeze oppervlakkige befchouwing van<br />
dezelven. Zy ftaan voor u allen open. Geene<br />
menfchejyke magt kan ze, tegen uwen wil, voor<br />
u fluiten. Zy noodigen u allen ter haarer genie<br />
ting. Zy bieden u allen laafenis, verkwikking<br />
vermaak en genoegen aan, den armen zo wel<br />
als den ryken, den geringen zo wel als denaan-<br />
zienlykén, den ongeletterden zo wel als den ge<br />
leerden. Zy zyn even zo weldaadig als onfeha-<br />
delyk, even zo zuiver als ryk. De een kan zon<br />
der
VAN HET MENSCHÊLVKÈ GEL'ÜK»
5>8 BESCHOUWING DER BRONNEN ENZ.<br />
hec geleide van deeze gidfen, de bronnen der<br />
gelukzaligheid , die uwe goedertieren hemelfche<br />
Vader voor u geopend en u aangebooden<br />
heeft; gebruikt ze met zorgvuldigheid en getrouwheid;<br />
[maakt en ziet in haar genot, dat<br />
de Heer goed is; en verheerlykt hem, uwen opperden<br />
Weldoener, dooreen dankbaar, vergenoegd,<br />
blymoedig genot zyner weldaaden, die<br />
niet minder menigvuldig dan groot zyn. Amen,<br />
VYF-
FT F D E LEERREDE.<br />
DE GENEUGTEN DER DEUGD»<br />
Tekst:<br />
SPREUKEN VAN SAJ.OMON. Hoofdfl:, III. vs. 17.<br />
. laare wegen zyn wegen der liefiykheid, en alle haare pa-<br />
itH vrede. - .<br />
G 2
o Cjod , opperfte , onbepaaldfte Regeerer<br />
aller menfchen, aller waerelden! u gehoorzaa-<br />
men is louter zaligheid. De wegen, die gy<br />
ons als redglyke, zedelyke fchepfelen, beveelt<br />
te gaan, zyn lieflyke, aangenaame wegen; al<br />
le paden, die gy ons aanwyst, zyn vrede, lei<br />
den allen tot de gelukzaligheid. Als gy ge<br />
hoorzaamheid en getrouwheid van ons eischt,<br />
eischt gy ze van ons, omdat wy buiten dezel<br />
ve niet gerust, niet vergenoegd zyn, en zo<br />
veele waare, edele geneugten, zo veel zuiver<br />
vermaak niet genieten, of Hechts in eene zeer<br />
geringe maate zouden kunnen genieten. Ja,<br />
dit zien wy in de bedaardite, beste oogenblik-<br />
ken onzes redelyken levens ten klaarften, en<br />
dit roepen ons dan de reden en het gewee-<br />
ten, de natuur en de Heilige Schrift met eene<br />
luide zeer verftaanbaare ftemme toe. ö Mog<br />
ten wy dit ook dan niet vergeeten, ook dan<br />
erkennqu en gelooven, wanneer 'er ongeregel<br />
de driften in ons ontwaaken, wanneer verzoe<br />
kingen en gevaaren en kwaade voorbeelden ons<br />
omringen, wanneer wy ons in het gewoel der<br />
tydelyke bezigheden en verftrooijingen des le-<br />
G 3. vens.
Ï02 BE GENEUGTEN DER DEUGD,<br />
vens bevinden, ö Moge ook dan de deugd onze<br />
gezellinne en leidsvrouw, onze raadgeeffter<br />
en bêlchermfïer zyn! Hoe veilig zouden wy<br />
dan niet wandelen! Hoe wel te vreden en zalig<br />
dan niet zyn ! Thans zyn wy in ftillen vre?<br />
de ter deezer plaats, die aan de overdenkingen<br />
over de gewigtigfte onderwerpen geheiligd<br />
is, voor uw aangezigt vergaderd, om ons<br />
die eeuwige waarheden te herinneren, en dezelve<br />
diep in ons verftand en in ons hart te<br />
drukken, ö Laat toch onze overdenkingen<br />
daarover gezegend zyn! Leer gy zelf ons de<br />
deugd houdan voor Y geen zy is, geef, dat<br />
zy zich in haare bekoorende gedaante, vergezeld<br />
van de vermaaken en geneugten, die haar<br />
eigen zvn, aan ons vertoone, opdat wy allen<br />
h?ar meer en meer leeren eerbiedigen en<br />
liefhebben, en haare voorfchrifcen fteeds zorgvuldiger<br />
opvolgen. Wy bidden u hierom al§<br />
dienaars van uwen Zoon, Jefus Christus, dat<br />
volmaakte voorbeeld en dien grooten bevorderaar<br />
der deugd, en roepen u verder in zynen<br />
naam aan: Onze Vader enz.<br />
0,n-
DE GENEUGTEN DER DEUGD. I©3<br />
Onder alle dwaalingen, die de mensch ten<br />
opzigt van zedelyke zaaken, voeden kan en<br />
werkelyk voedt, is misfchien geene nadeeliger,<br />
dan dat hy in den waan is, dat de deugd<br />
wel in de toekomende waereld vreugde en be-<br />
Joonitig te wachten heeft, maar in het tegenwoordige<br />
leven haaren dienaaren en vrienden<br />
weinig genoegen verfchaft. Wien is het onbekend,<br />
hoe veel levendiger ons het tegenwoordige<br />
aandoet dan het toekomende, en hoe<br />
ten uitertïen bezwaarelyk het den meesten menfchen<br />
vak, om met terzydeftelling van het<br />
eerfte eeniglyk voor het laatfte te zorgen ?<br />
Thans te lyden, om zich namaals eens te verheugen<br />
; thans zichzelven te bedwingen en geweld<br />
aan te doen, om na eenen langen, onbepaalden<br />
tyd des te vryer en gelukkiger te<br />
leeven; thans veele dingen, die men voor lief<br />
en waardig houdt, op te offeren en vaarwel<br />
te zeggen, om ze namaals dubbel- en veelvouwdig<br />
weder te verkrygen; door de hoop<br />
eener toekomende genieting zich thans in de<br />
ingetoogenheid te oefenen, en vrywillig gemis<br />
G 4 en
104 DE GENEUGTEN DER DEUGD.<br />
en fmerten te verdraagen, om eenmaal eenesi<br />
des te grooter overvloed van goederen en geneugten<br />
te genieten: dit zyn alle zaaken, die<br />
den zinnelyken rnensch niet behaagen, en die<br />
flechts op de zulken werken kunnen , wier<br />
geest door nadenken verfterkt is, wier reden<br />
reeds eenige heerfchappy over de zinnelykheid<br />
verkreegen heefc. Hebben wy 'er ons dan wel<br />
over te verwonderen, dat de deugd by zo veele<br />
menfchen in een kwaaden naam ftaat, en<br />
op zyn best flechts eerbied, maar geene liefde<br />
in hun verwekt, daar zy haaren dienst als<br />
geftreng en ftraf, en de volbrenging haarer<br />
geboden als lastig aanmerken , daar zy zich<br />
diets maaken, dat zy veel eer opoffering en<br />
verloochening van genoegen vordert, dan eenig<br />
genot daarvan verfchaft? Zullen zy de deugd<br />
leeren beminnen, zy moeten dezelve in een<br />
ander licht leeren befchouwen, en beoordeelen.<br />
Zy moet het voorkomen der wyslle, zachtrnoedigfte<br />
beftuurfter, der getrouwfte vriendin,<br />
der rykfte bron van menfchelyk genoegen in<br />
hunne oogen verkrygen. En zulks is zy iii<br />
de daad, myne geliefde Vrienden! Hieraan laaten<br />
ons de reden en de Heilige Schrift, onze<br />
eigene ondervinding en de ondervinding van<br />
an-
DE GENEUGTEN DER DEUGD. I05<br />
anderen niet twyfelen. De wegen der wysheid,<br />
zege onze tekst, of, 't welk hetzelfde is, de<br />
wegen der deugd, zyn wegen der lieflykheid,<br />
lieflyke wegen, en alle haare paden vrede,<br />
gelukzaligheid, ó Dat het my gelukken mog-<br />
te, myne aandachtige Toehoorers! die fchade-<br />
lyke dwaaling uitterooijen, en u van derzel-<br />
ver tegenovergeuelde waarheid te ovenuigen,<br />
naamelyk u te overtuigen, dat deugd en genoe<br />
gen door de naauwfte banden met eikanderen ver-<br />
eenigd zyn ! Myn oogmerk is, u de menigvuldi<br />
ge geneugten van een deugdzaam en godzalig le<br />
ven voor oogen te /lellen :<br />
In de eerfte plaats zal ik, deeze geneugten op<br />
tellen en befchryven; en<br />
Daarna eenige aanmerkingen ter verdediging<br />
myner ftelling voordraagen.<br />
Genot der onfchuld ; gevoel van orde en<br />
waarheid; weltevredenheid met zichzelven; eene<br />
blymoediger en vryer verkeering met anderen;<br />
geruster en vertrouwelyker denken aan God; de<br />
vreugde der weldaadigheid en algemeene nut<br />
tigheid; de zaligheid der liefde tot God en<br />
der menschlievendheid ; de heerelykfte voor-<br />
uitzigten in het toekomende: dit alles zyn ge<br />
neugten, die de deugd ons verfchaft, en die<br />
G 5 haax
ICf> DE GENEUGTEN DER DEUGD»<br />
haar gedeeltelyk alleen , gedeeltelyk by uit*<br />
neemendheid eigen zyn. Laaten wy dezelve<br />
ftuk voor ftuk befchouwen en waardeeren.<br />
Eerst derhalven genot der onfchuld. Dit<br />
is een genoegen, 't welk de deugd byzonder<br />
eigen is ; 't welk geen fnood rnensch , hoe<br />
fchitterend zyn lot ook zy, kent en {maakt.<br />
En hoe groot, hoe zuiver is niet dit genoe<br />
gen! Zich geenerlei kwaad oogmerk, geener<br />
lei moedwillige, kwaade daad bewust te zyn;<br />
van geenen ongeregelden, laagen hartstogt ge<br />
boeid , van geenen hevigen , zinnelyken lust<br />
geflingerd, van geene verwytingen gepynigd,<br />
van geene vrees voor verdiende ftraffen ge<br />
kweld; zo min van ydele verwachtingen als<br />
van noodelooze bekommeringen misleid te wor<br />
den : maar een goed, onbevlekt geweeten voor<br />
God en de menfchen te hebben, zichzelven<br />
het getuigenis der braafheid en oprechtheid te<br />
durven geeven; zich vry te gevoelen en syne<br />
vryheid te handhaaven; te weeten, dat men<br />
uit de duisternis tot het licht, uit den dood<br />
in 't leven gekomen, dat men verbeterd en<br />
vernieuwd is geworden naar het beeld van<br />
God, dat men eeniglyk het goede liefheeft en<br />
zoekt, zynen pligt gaarne vervult, het wel-<br />
zyn
DE GENEUGTEN DER DEUGD. IQ/<br />
zyn van anderen gaarne bevordert , en zich<br />
altoos bevlytigt, om te zyn en te doen. 't<br />
geen men volgens den wil van God bt hoort<br />
te zyn en te doen; in 't kort op den weg te<br />
wandelen, die ons van God zei ven weH aangeweezen<br />
en van wiens rechtheid en gelukkigen<br />
uitgang men verzekerd is: welk eene ge?<br />
rustheid, welke aangenaame gewaarwordingen,<br />
welk eene zalige zelfgenietmg moet dit niet<br />
den rnensch verfchaffen.' Wat al redenen heeft<br />
hy dan niet om zich over zyn aanweezen, zyn<br />
leven, zyne bekwaamheden en vermogens, zyn<br />
gedrag en zyne verordening te verheugen! Hoe<br />
veel blymoediger en geruster kan hy niet op<br />
zynen weg voortgaan, en al het fchoone en<br />
goede, 't welk hy ziet en 't welk hem ontmoet<br />
, genieten , dan wanneer hy zichzelven<br />
befchuldigen en veroordeelen moest; dan zo<br />
wanneer hy onder het harde, tyrannige gebied<br />
der zonde en ondeugd zuchtte; dan wanneer<br />
hy, niettegenftaande al den luister en glans, die<br />
hem omringde, een misdaadiger , een Haaf,<br />
een fchepfel ware, dat zyne waardigheid met.<br />
voeten getreeden had, en ryp voor de ftraf<br />
was geworden !<br />
Een ander genoegen, dat de deugd den<br />
rnensch
T08 DE GENEUGTEN DER. DEUGD.<br />
mensch verfchaft, is het gezigt en het befef der<br />
waarheid en der goede ordedie in zyn ver/tand,,<br />
in zyn hart, in zyn geheel karakter, in alle doe<br />
len van zyn inwendig en uitwendig gedrag heer-<br />
fchen, en zynen geest zo wel als zyn leven zekere<br />
waardigheid en fchoonheid byzetien, die men niet<br />
zonder welgevallen bemerken en befchouwen<br />
kan. Terwyl de ondeugd louter tegenftrydig-<br />
heid en wanorde vertoont , en den mensch<br />
ontfiert en vernedert: brengt de deugd louter<br />
orde en overeenftemming voort, en veredelt<br />
en verfraait alles, wat de mensch is en doet.<br />
Terwyl de flaaf der eerfte het nooit recht met<br />
zichzelven eens is, en nu eens door laage be<br />
geerten, dan eens door het geval, dan weder<br />
door de hartstogten van andere menfchen uit<br />
zyn ftand gerukt, van zyn oogmerk verwy-<br />
derd, en als een kaatsbal heên en weêr ge-<br />
dreeven wordt: heeft de vriend der deugd eene<br />
denkwys, en een karakter, die zichzelve fteeds<br />
gelyk blyven; hy heeft vaste beginfels, naar<br />
welke hy beftendiglyk handelt, zekere, bepaal<br />
de oogmerken, die hy onafgebrooken volgt,<br />
en dus komt hy zyn doel, het doel der Chris-<br />
telyke volmaaktheid fteeds nader. Gedachten,<br />
aandoeningen, begeerten, en neigingen, woor-<br />
des,
BS GENEUGTEN DER DEUGD. ÏO
tlCS DE GENEUGTEN DER DEUGD,<br />
fustheid, welk een zuiver genoegen moet ddk<br />
dit den mensch verfchaff.n ! Zekerlyk veel meer<br />
genoegen, dan het gezigt eener fraaije, edele<br />
gedaante , of het gevoel der gezondheid en<br />
Merkte des ligchaams.<br />
Aan dit genoegen is een derde onaffcheidelyk<br />
Verbonden , naamelyk de weltevredenheid met<br />
zichzelven.. Ten uiterften zeldzaam kent en geniet<br />
de ondeugende dit genoegen. Zelden is hy<br />
geheellyk, 't geen hy zou willen zyn; zelden<br />
heeft en doet hy, 'tgeeh hy zou wenfehen te<br />
hebben en te doen; zelden kan hy zyne eigene<br />
bedoelingen en onderneemingen ten vollen billyken;<br />
zelden kan hy zonder ongerustheid en<br />
zonder verwytingen op zyn voorgaand gadrag te<br />
rug zien, of den tegenwoordigen ftaat van zyri<br />
gemoed befchouwen. Maar dit kan, dit durft<br />
de deugdzaame doen, en dit kan hy nooit zonder<br />
innerlyk genoegen doen. Zonder ftraf basten<br />
trots, onder het levendigfte befef van zyne<br />
natuurelyke zwakheid en Van zyne volftrekte afhangklykheid<br />
van God, kan hy echter gerust<br />
tegen zichzelven zeggen: ik ben, 't geen God<br />
wil, dat ik zyn zal; ik doe , 't geen God wil,<br />
dat ik doen zal; ik bekleed met roem den pose<br />
dien hy my aangeweezen; ik wandel op den<br />
weg j
DK GENEUGTEN DER DEUGD. l i j<br />
Weg, dien hy my voorgefchreeven, ik volbreng<br />
de taak, die hy my heeft opgelegd. Ik word<br />
allengskens dat, 't welk ik hier op aarde behoor<br />
te worden. De bekwaamheden en vermogens<br />
van mynen geest ontwikkelen zich en worden<br />
geoefend; myne neigingen zyn tot louter goe*<br />
de, tot dè beste' dingen uitgeftrekt; de volbrenging<br />
myner pligten valt my van tyd tot tyd ligter<br />
en aangenaamer, de verzoekingen ten kwaade<br />
verliezen ten mynen opzigt, allengs haare<br />
kracht, de uiterlyke dingen, hoe fchitterende<br />
en luisterryk ook, betooveren en boeijen my<br />
hoe langer hoe minder; de veranderingen, de<br />
afwisfelïngen, die in mynen uiterlyken toeftand<br />
en rondom my plaats hebben, verbysteren, bedwelmen<br />
, verfchrikken my hoe langer hoe minder;<br />
myn geest verheft zich hoe langer hoe meer<br />
boven het zigtbaare en tegenwoordige, en verheugt<br />
zich hoe langer hoe vuuriger over zynen<br />
verhevenen oorfprong en zyne verhevene verordening,<br />
over zyne gemeenfchap met God en<br />
met de onzienelyke dingen. Neen, ik verwyder<br />
my niet van de volmaaktheid, waartoe ik<br />
als mensch en als Christen geroepen ben; ik<br />
verlies het doel, dat my voorgefteld is, niet uit<br />
het gezigt; het ftraalt my fteeds helderer in de<br />
regen;
112 DE GENEUGTEN DER DEUGD*<br />
oogen,- en ik bemerk, ik zie, dat ik het zelve<br />
alieugskens. nader kom. En hoe weltevreden<br />
met zichzelven en met zynen ftaat moet dit niec<br />
den deugdzaamen doen worden, hoe onaanziene-<br />
lyk zyne uiterlyke omftandigheden,enhoeramp-<br />
fpoedig zyne lotgevallen ook zyn mogten! En<br />
welk genoegen toch is zuiverer en duurzaamer,<br />
welk verfpreidt een zagter licht over het ganc-<br />
fche leven, over alle paden van den mensch,<br />
dan deeze weltevredenheid met zichzelven!<br />
Maar, indien deeze den mensch bezielt en ge<br />
lukkig maakt, myne aandachtige Toehoorers!<br />
geniet hy ook, ten vierden, eene vrye en aan*<br />
genaame verkeering met zyne medemenfehen.<br />
En ook dit genoegen verfchaft hem de deugd,<br />
zo al niet eeniglyk en by wyze van uitfluiting,<br />
althans tot eenen uitneemenden trap. Den<br />
deugdzaamen vergezellen geen nyd en afgunst,<br />
geen hoogmoed en laatdunkendheid, geene kwaa-<br />
de oogmerken en aanflagen, geene geheime ver-<br />
wytingen en bekommeringen; neen, hem ver<br />
gezellen goedwilligheid en liefde, welgevallen<br />
in alles, en verheuging over alles, wat fchoon<br />
en goed is; hem vergezellen een gerust hart,<br />
èen goed geweeten, een befcheiden vertrouwen<br />
in de famenleeving mee zyne broederen. Hy<br />
komt
BE GENEUGTEN DER DEUGD» lig<br />
komt nocrYtot menfcherf, die hy beledigd, géhoond,<br />
benadeeld heeft, of dien hy fchade zoekt<br />
toetebrengen, of voor wier misnoegen en wraak<br />
hy te vreezen heeft; noch tot zodanigen, te*<br />
gen welken hy in zyn hart haat en vyandfchap<br />
voedt, met welken hy zich volftrekt niet verdraagen<br />
kan, of welken hy niet genegen is t®<br />
vergeeven, te helpen, wel te doen, Hy heeft<br />
in de verkeering met anderen befchaaming noch<br />
verwytingen te vreezen; behoeft, zichzelven geenen<br />
lastigen dwang aan te doen, zich en zyne<br />
gevoelens en oogmerken niet angstvalliglyk te<br />
vermommen en te verbergen, en niet nu onder<br />
dit, dan onder een ander kleed, befcherming en<br />
achting af te bedelen. Hy kan zich zonder gevaar<br />
venoonen, zo als hy is, fpreeken, gelyk<br />
hy denkt, handelen, gelyk met zyn karakter<br />
overeenltemt; en de bewustheid van zyne braafheid,<br />
de innerlyke overtuiging van zyne waardigheid<br />
beneemt zelfs de onbillykfle berisping<br />
en de onverdiende kleinachting, die hem ooit<br />
zou kunnen treffen, haare voornaamfte kracht,<br />
Hoe minder aanfpraak hy op uiterlyke voorrechten,<br />
op byzondere eerbeWyzingen maakt; hoe<br />
meer hy der waarheid boven den fchyn, het nacuurelyke<br />
boven het ontleende, het wezenlyke<br />
VIII. STU K O H J ) 0,
$14 DE GENEUGTEN DER DEUGDi<br />
boven het toevallige de voorkeur geeft: aan des<br />
te minder kwellingen en verdrietlykheden is hy<br />
in het gezellige leven onderworpen: des te geruster<br />
en volkomener geniet hy deszelfs. aangenaamheden.<br />
Hoe onbaatzuchtiger en onpartydiger<br />
hy al het fchoone en goede, wat anderen<br />
hebben en doen, befchouwt: des te meerder<br />
vermaak en des te zuiverer vermaak verfchaft<br />
hem het gezigt daarvan; des te grooter is altoos<br />
het overwigt der gewaarwordingen van genoegen<br />
en vreugde boven de gewaarwordingen van<br />
misnoegen en ontevredenheid in zyn hart. Maar<br />
wie dit genoegen, van vry en blymoedig met<br />
zyne broederen te verkeeren, ooit heeft genooten,<br />
moet het niet voor groot, voor begeerenswaardig<br />
erkennen? En wie geniet het zo zuiver,<br />
zo volkomenlyk, als de deugdzaame?<br />
Nog grooter, nog verhevener genoegen verfchaft<br />
, ten vyfden, den deugdzaamen de .gedachte<br />
aan God en de verkeering met God. Gerust<br />
en vettrouwelyk kan hy aan God, het eerfte,<br />
het grootfte, het volmaaktfte aller wezens, denken<br />
; met kinderlyke vrymoedigheid kan hy met .<br />
hem, als met zynen Vader, omgaan, hem aanbidden,<br />
zyn vertrouwen op hem vestigen, en<br />
zich met zynen eerdienst bezig houden. Terwyl
DE GENEUGTEN DER DEUGD. II5<br />
wyl de ondeugende de gedachte aan God van<br />
zich tracht te verwyderen en in zyne ziel te verdonkeren<br />
, omdat hy voor den Almachtigen en<br />
Rechtvaardigen, als voor den Rechter zyner<br />
fnoode bedryven en aanflagen, fidderen moet.<br />
is deeze gedachte den deugdzaamen altoos welkom,<br />
altoos gerustdellend en troostryk; verfpreidt<br />
dezelve louter vrolykheid en vreugde<br />
over alles, wat hy ziet en hoort, wat hy denkt<br />
en doet. Naardien hy den wil van God als zyne<br />
opperde wet eerbiedigt: naardien hy met<br />
een oprecht hart voor God wandelt en vroom<br />
is; behoeft hy niet voor zyn ongenoegen en<br />
voor zyne ftraffen te vreezen. Hem verftrekc<br />
het tot aanmoediging en belooning tevens, dat<br />
hy den Alweetenden en Alomtegenwoordige»<br />
tot Getuige en Rechfer van zyn gedrag heeft;<br />
en zelfs, als hy dwaalt en druikelt, verbysterc<br />
hem dit denkbeeld niet, want hy weet, hoe<br />
rechtvaardig, hoe billyk, hoe tocgeevend her.<br />
oordeel des Algoeden is, en hoe naauwkeurig<br />
alle zyne eisfehen met onze krachten en omdandigheden<br />
overeenkomen. Zo zeker als 'er een<br />
God is, dit mag hy gérustlyk tegen zichzelven<br />
zeggen, zo zeker als 'er een God, een opperde<br />
Opziener en Regeerer der zedelyke fchep-
HÓ DE GENEUGTEN DER DEUGD."<br />
felen, der menfchen is i zo zeker mag ik my op*<br />
zyn welbehaagen en zyne goedkeuring verhaten;<br />
want hy kent myn hart, hy weet, dat ik<br />
het oprecht meen, dat ik waarheid en deugd<br />
boven alles liefheb, dat, behoudens alle myne<br />
misflagen en zwakheden , 'er nogthans geene<br />
zonde, geene ondeugd over my heerscht, dat<br />
ik meer naar geestelyke, duurzaame volmaaktheid,<br />
dan naar eenige uiterlyke uitmuntendheid<br />
ftreef, en dat ik het geluk, van hem, mynen<br />
Schepper en Vader, te kennen, te beminnen,<br />
hem te gehoorzaamen, en hem door wysheid<br />
en deugd meer en meer gelyk te worden, boven<br />
alle andere voordeden verkies. En hem is de<br />
oprechtheid aangenaam; by hem wordt braafheid<br />
op den hoogften prys gdleld. En hoe<br />
zeer moet niet deeze overtuiging den deugdzaamen<br />
gerustftellen! Welk eenen moed, welkeen<br />
vertrouwen moet zy hem niet in gevallen, waarin<br />
anderen iidderen en beeven, inboezemen i<br />
Met welk eenen zuiveren wellust moet zy niet.<br />
dikwyls zyn hart doorftroomen! Voor hoe veel<br />
bekommeringen en zorgen hem beveiligen! Hoe<br />
zeer hem elk ander genoegen vergrooten en<br />
veredelen!<br />
Eene zesde bron van genoegen, welke de<br />
deugd
DE GENEUGTEN DER DEUGD. II7<br />
deugd voor den mensch ontfluit, en die voor<br />
haare vrienden veel overvloediger dan voor anderen<br />
vloeic is het genoegen der weldaadigheid<br />
en der algemeene nuttigheid. Terwyl vuige eigenbaat<br />
het hart van den ondeugenden vernaauwt,<br />
en hem eiken dienst, dien hy anderen bewyst,<br />
als een last, en elke weldaad, die hy hun doet,<br />
als een verlies doet aanmerken; terwyl hy alles<br />
flechts in zo verre hoogfchat en liefheeft, als<br />
het hemzelven voordeel of zinnelyk vermaak verfchafc:<br />
verwydt en veredelt de deugd"het hart<br />
van den geenen, dien zy bezielt, en maakt hem<br />
eiken dienst, dien hy zynen broederen bewyst,<br />
ligt; en elke weldaad, die hy hun doet, tot<br />
gewin. Hy kent en eerbiedigt zyne verordening;<br />
weet, dat hy niet eeniglyk voor zichzelven,<br />
maar ook voor anderen leeven en werken, niet<br />
eeniglyk voor zyn eigen, maar ook voor het algemeene<br />
welzyn zorgen en arbeiden moet; en<br />
hoe meer goeds hy in zynen kring en naar zyne<br />
betrekkingen doen en bevorderen, hoe meer hy<br />
ter vermindering der menfchelyke ellende en ter<br />
vermeerdering der menfchelyke gelukzaligheid<br />
toebrengen kan; des te hartelyker verheugt hy<br />
zich over zyne verordening en de vermogens en<br />
middelen, die de Voorzienigheid hem, ter heil<br />
3 rel-
Ji8 DÉ GENEUGTEN DER. DEUGD.<br />
reiking daarvan, fchenkr. En hoe menigmaal p<br />
op hoe veelerhande wyze, in welk eene groote<br />
maate kan hy niet deeze edele, godlyke vreug<br />
de genieten! Hoe veel goeds en hoe veele<br />
foorren van goed kan niet de deugdzaame als<br />
mensch , als burger, als huisvader, als vriend ,<br />
als aanbidder van God, ftichten, veroorzaaken ,<br />
bevorderen! Hoe veel licht, hoe veel leven,<br />
hoe veel troost, hoe veel weltevredenheid rond<br />
om zich verfpreiden! Hoe veel nuttigen invloed<br />
op anderen hebben! Z ne kundigheden, zyne<br />
gevoelens , zjm voorbeeld, zyne hulp, zyne<br />
voorzorg, zyne deelneeming in het lyden en de<br />
vreugde van anderen, zyne onvermoeide werk<br />
zaamheid in het goede: wat kunnen en moeten<br />
die niet op eene middelyke en onmiddelyke, op<br />
eene zigtbaare en onzigtbaare wyze. op anderen<br />
en in anderen, nu en in 't toekomende uitwer<br />
ken ! Wat al goede, edele zaaden ftrooit hy<br />
niet alomme uit, en wie kan de vruchten bere<br />
kenen , die daaruit vroeg of laat zullen voortko<br />
men ! En daar hy dit alles niet op eene gedwon-<br />
gene wyze, niet in fchyn, maar van gantfcher<br />
harte en in de daad en in waarheid is en doet,<br />
welke aangenaame denkbeelden en gewaarwor<br />
dingen , welke zuivere geneugten moet hem<br />
zulks
DE GENEUGTEN DER DEUGD. 119<br />
zulks niet verfchaffen! Hoe gerustftellend, hoe<br />
beloonend moet niet de gedachte zyn, dac men<br />
zynen pligc volbragt, zynen post waardiglyk be<br />
kleed heeft, der menfchelyke famenleeving wer-<br />
kelyk tot nut geweest is, dat men de traanen<br />
van menigen bedrukten opgedroogd, zwakken<br />
onderfteund, noodlydenden verkwikt, ellendi-<br />
gen geholpen, en de zaak der waarheid, der<br />
deugd, van den godsdienst, van het menfche-<br />
lyk geluk uit al zyn vermogen bevorderd heeft!<br />
Welk genoegen toch is zuiverer, welk hebben<br />
wy meer met de Godheid gemeen dan dit?<br />
Eene niet minder ryke, eene in de daad on-<br />
uitputtelyke bron van genoegen, welke voor<br />
den deugdzaamen alleen open ftaat, is, ten ze<br />
venden , de zaligheid der liefde tot God en tot dis<br />
menfchen. Wat is en werkt de liefde anders dan<br />
vreugde, en welke liefde is ryker in waare,<br />
duurzaame, fteeds vernieuwende en het hart be<br />
vredigende vreugde, dan de liefde tot God en<br />
tot alle menfchen? En deeze liefde kent, en<br />
deeze zaligheid fmaakt alleen de deugdzaame in<br />
al haare zuiverheid, in haare volkomene uitge-<br />
ftrektheid. Nooit denkt hy zonder vreugde aan<br />
God, zynen hemelfchen Vader; nooit befchouwt<br />
H 4 hy
12© DE GENEUGTEN DER DEUGD.<br />
hy zonder vreugde de menfchen, Gods kinde*<br />
ren op aarde, 't Verheugt hem, dat hy eea<br />
fchepfel, een onderdaan, een kind des Allerhoogften<br />
is, dat hy onder zyn opzigt en heerfchappy<br />
ftaat, dat hy gemeenfchap met hem<br />
heeft, dat hy van hem geleid en beftierd<br />
wordt, en overal zo naby hem is. Hem ver
DE GENEUGTEN DER DEUGD. 121<br />
ten, die hy in zo groot eene menigvuldigheid<br />
en verfcheidenheid onder de menfchen, zyne<br />
broeders, aantreft; en als hy over hunne uitgebreide<br />
vatbaarheden en over hunne verhevene<br />
verordening zyne gedachten laat gaan, als<br />
hy zich hen allen aan het doel den eindpaal<br />
der volmaaktheid en gelukzaligheid voorftelt,<br />
en opmerkt, dat alles recht en goed en onverbeterlyk<br />
is, dan ryst zyn genoegen tot verrukking,<br />
en hy geniet eenigermaate de gelukzaligheid<br />
van God, die, alles befchouwende,<br />
wat hy gemaakt had, zag, dat alles zeer goed<br />
was. En hoe zalig moet niet de mensch zyn,<br />
dien zulk eene liefde tot God en tot de menfchen<br />
bezielt, die zich dus over God en de<br />
menfchen, over alles, wat is en wat zyn zal,<br />
leert verheugen ! Welk eene gantsch andere<br />
gedaante moeten niet daardoor de meeste dingen<br />
in zyne oogen verkrygen! Hoe veel gemakkelyker<br />
en blymoediger moet hy niet op<br />
zyn levenspad voortgaan, dan de rampzalige,<br />
die door de ondeugd verblind en verhard, of<br />
met een gevoelloos, onverfchillig hart , of<br />
zelfs wel met eennydig, afgunstig, bedilziek,<br />
morrend, menfchenhaatend gemoed in het mid-<br />
I I i> den
Iti DE GENEUGTEN DER DEUGD.<br />
den van Gods werken en deszelfs edelfte fchep»<br />
fels op aarde omdoolt, en overal louter kwaad<br />
en gebrek en ellende waant te ontdekken!<br />
By alle deeze uitneemende geneugten , welke<br />
da deugd den mensch verfchaft, komen einde-<br />
lyk nog de troostryke, heerelyke vooruitzigten,<br />
die zy voor hem in het toekomende opent. Den<br />
deugdzaamen, wiens deugd op godsdienst en<br />
vroomheid (leunt, is noch het nabyzynde, noch<br />
het afgelegener toekomende verfchriklyk. Hem<br />
beangstigt zo min het lot, 't welk hy in het<br />
tegenwoordige, als het lot, 't welk hy in het<br />
toekomende leven te wachten heeft. In beide<br />
ftaat zyn lot in de hand van den Alwyzen en<br />
Algoeden, in de hand van zynen hemelfchen<br />
Vader, van wien hy niets dan goed, van wien<br />
hy altoos het beste verwachten kan. Ja, met<br />
deeze gedachte kan zich de deugdzaame altoos<br />
gerustftellen: zo zeker als de deugd geen<br />
ydele klank, zo zeker als zy eene dochter des<br />
hemels, en dien, die in den hemel woont,<br />
welbehaaglyk is: zo zeker is zy de weg tot<br />
geluk in eiken toeftand van den mensch, in<br />
elk tydperk van zyn leven, op eiken trap van<br />
zyn aanweezen. Ja , zo zeker als 'er eene<br />
Voor-
DE GENEUGTEN DER DEUGD. I23<br />
Voorzienigheid is, die over alles waakt en alles<br />
regeert, en die nooit den kwaaden voor<br />
goed, ntch den goeden voor kwaad houdt:<br />
zo zeker mag ik my het toezigt, de befcherming,<br />
de beliuuring en leiding van den Almagtigen<br />
en Algoeden, van mynen hemelfchen<br />
Vader belooven; zo zeker kan ik gerust zyn,<br />
dat hy geene onmogelyke dingen van my eisfchen<br />
, my geen onverdraaglyk lyden opleggen,<br />
dat hy my nooit verlaaten noch verwaarloozen,<br />
dat hy niets dan goed, onder welk<br />
eene gedaante het ook zy, over my befluiten<br />
en toelaaten, dat hy alles, bet kwaade gelyk<br />
het goede, den druk gelyk, de vreugde, tot<br />
myn waar welzyn bellieren, dat hy my onfeilbaar<br />
tot het doel, tot het doel der volmaaktheid<br />
leiden zal. Zo zeker als myn geest<br />
onllerflyk is; zo zeker 'er een ander, verhevener<br />
leven na den dood op my wacht: zo<br />
zeker zal ik my over myne onllerflykheid eeuwig<br />
verheugen, zo zeker zal ik in dit verhevener<br />
leven gelukkig zyn, en daar voortgaan<br />
van volmaaktheid tot volmaaktheid; want daartoe<br />
gevoel ik my gefchikt, daartoe ilrekken<br />
zich reeds nu myne voornaamile begeerten en<br />
nei-
Ia* DE GENEUGTEN DER DEUGD.<br />
neigingen uit, en de uitkomst van den weg<br />
der deugd, dien ik bewandel, kan onder de<br />
regeering van eenen alwyzen en algoeden God<br />
geene andere dan deeze zyn. En dit te wee<br />
ten , myne aandachtige Toehoorers ! daarvan<br />
verzekerd te zyn , hoe volkomenlyk moet dac<br />
niet het toekomende alle zyne verfchriklykheid<br />
beneemen! welke heerelyke vooruitzigten ons<br />
in hetzelve openen! En hoe zeer moeten niet<br />
deeze vooruitzigten alle paden van 's men<br />
fchen leven verlichten en vervrolyken! Wel<br />
ke geneugten en vermaaken hem verfchafFenl<br />
Ja, zo is het, myne aandachtige Toehoo<br />
rers! de wegen der deugd zyn wegen der lief-<br />
lykheid, en alle haare paden vrede. De<br />
deugd is de zuiverfte , rykfte bron van ge<br />
noegen en van geluk. Uit deeze bron heb<br />
ben reeds ontelbaare menfchen leven en troost<br />
en vreugde gefchept; en nog dagelyks fchep-<br />
pen duizenden deeze zaligheden in volle maa-<br />
te daaruit, ó Gelooft dit, myne geliefde<br />
Vrienden! en tracht u daarvan door uwe ei<br />
gene ondervinding meer en meer te ver<br />
zekeren. Eerbiedigt, bemint de deugd mee<br />
geheel uw hart, vormt u geheel en al naar<br />
haa>
DE GENEUGTEN DER DEUGD. 125,<br />
haaren fmaak, volgt alle haare voorfchiiften<br />
naauwkeurig en vrywillig : en dan beloof<br />
ik u in haaren naam en in den naam<br />
van God, die ze u beveelt, wel geen rykdom<br />
, geen overvloed, geene magt en aanzien<br />
, geen' groven , vleeschelyken wellust ,<br />
maar gerustheid en weltevredenheid, maar genoegen,<br />
waar, menigvuldig, duurzaam, al het<br />
andere overtreffend genoegen. Dit moogt gy<br />
zo zeker verwachten, zo zeker als gy u hier<br />
aan haare liefde , en aan haaren dienst geheellyk<br />
toewydt. Dit zult gy in eiken ftaat,<br />
op eiken trap van uiterlyken voorfpoed , in<br />
elk tydperk uws levens genieten; en nimmer<br />
zal die genoegen u verveeling en walging veroorzaaken,<br />
nooit zal het zyne bekoorlykheid<br />
verliezen, nooit u in de volbrenging van uwen<br />
pligt verhinderen, nooit uwe geesteiyke volmaaktheid<br />
benadeelen, nooit u van uwe verordening<br />
verwyderen, maar u geene en deeze<br />
fteeds nader brengen. Ja, hoe langer gy<br />
den weg der deugd bewandelt; hoe zorgvuldiger<br />
en yveriger gy uwen loop op denzelven<br />
voortzet: des te meer zult gy uit eigene<br />
ondervinding en volkomener overtuiging, met<br />
den
lafj DE GENEUGTEN DER DEUGD.'<br />
den wyzen in onzen tekst, zeggen kunnen r<br />
haare Wegen zyn wegen der Ueflykheid- en a<br />
Ie haare paden vrede.<br />
ZES*
ZESDE L E E R R E D E .<br />
OORZAAKEN, WAAROM VEELE<br />
DEUGDZAAME MENSCHEN<br />
ZO WEINIG GENOEGEN<br />
GENIETEN.<br />
Tekst.<br />
£l>&Et.'KEN VAM SAtOMON Hoofdfl. III. VS. 17.<br />
Haare wegen zyn wegen der liefiykheid, en alle haare pa<br />
den vrede.
o (jod, gy hebc ons allen tot geluk gefchapen<br />
, ons allen voor geluk vatbaar gemaakt,<br />
gy roept ons allen tot deszelfs genot,<br />
gy hebt ons allen in de natuur en in deft<br />
godsdienst even zo menigvuldige als ryke bronnen<br />
van genoegen en vermaak geopend; en 't<br />
is onze eigene fchuld, indien wy desniettegenftaande<br />
niet gelukkig zyn, geen genoegen en<br />
vermaak genieten, en dikwyls, gevoelende dat<br />
ons zulks ontbreekt, in luide klagten uitbarsten.<br />
Ja, maar al te dikwyls merken wy niet<br />
op uwe vaderlyke ftem en geeven geen gehoor<br />
aan uwe roeping tot gelukzaligheid. Maar<br />
al te dikwyls loopen wy de zuiverde, rykfte<br />
bronnen van genoegen voorby, en zoeken hetzelve<br />
ter plaatfe, daar het niet te vinden is.<br />
Maar al te dikwyls verbitteren wy die bronnen<br />
voor onszelven door menigerlei ftruikelingen<br />
en misdaaden, of floppen ze gantfchelyk<br />
voor ons toe , door dwaasheden en zonden.<br />
Ja, Heer, gy zyt rechtvaardig, gy hebt geep<br />
welgevallen in onze ellende en in onze droefheid;<br />
maar met vaderlyke genegenheid ziet gf<br />
op ons, uwe kinders, neder, als wy uwe wel-<br />
VIII. STUK. I da»-
130 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAME<br />
daaden eerbiedig en blymoedig genieten, en in<br />
derzelver genot vergenoegd leeven. Vroome<br />
vreugde, onfchuldig, blymoedig genot is dè<br />
voornaamfte dank, dien gy daarvoor van ons<br />
vorder-, ö Dat wy allen dit altoos erkenden en<br />
geloofden! Hoe ligt, hoe aangenaam, zou dan<br />
de weg van pligt en deugd voor ons niet zyn!<br />
Hoe fpoedig zouden onze meeste klagten ophouden<br />
en in verheerlyking van uwe Goedheid<br />
veranderen ! Welke vorderingen zouden<br />
wy niet ten zelfden tyde op den weg der volmaaktheid<br />
en der gelukzaligheid maaken, en<br />
hoe duidelyk leeren inzien, dat het een en de<br />
zelfde weg is, die tot beiden leidt! 6 Leer<br />
ons de hinderpaalen van het blymoedige genieten<br />
eens deugdzaamen levens meer en meer<br />
kennen, en help ons dezelve meer en meer te<br />
boven komen. Laaten ook , ten dien einde<br />
onze tegenwoordige overdenkingen gezegend<br />
zyn, en verhoor ons gebed door Jefus Christus,<br />
onzen Heer, in wiens naam wy u ver*<br />
der aanfpreeken en zeggen: Onze Vader enz.<br />
Wy
EO WEINIG GENOEGEN? IJl<br />
Wy hebben u onlangs aangetoond , myne<br />
aandachtige Toehoorers! hoe menigvuldig en<br />
groot de geneugten zyn, welke de deugd haaren<br />
aankleeveren en vrienden verfchaft. Zy<br />
genieten de bewustheid hunner onfchuld en<br />
braafheid; zien en gevoelen, dat 'er waarheid<br />
en orde in hunne ziele en in hun gantsch gedrag<br />
heerfchen; hebben redenen om met zichzelven<br />
te vreden te zyn; kunnen vry- en blymoedig<br />
met hunne medemenfchen omgaan; mee<br />
een gerust vertrouwen aan God denken; genieten<br />
de vreugde der weldaadigheid en algemeene<br />
nuttigheid; de zaligheid der liefde tor<br />
God en tot alle menfchen ; en hebben de<br />
fchoonfte, heerelykfte vooruitzigten in het toekomende.<br />
Zo zeker als dit alles zuivere en<br />
edele geneugten zyn: zo zeker zyn zy op de<br />
natuur der deugd zelve gegrond, komen als<br />
noodzaakelyke gevolgen en uitwerkfelen van<br />
dezelve eiken deugdzaamen mensch van rechtswege<br />
toe, en zyn van zyn karakter en van<br />
zyn gedrag, ten minsten in ons denkbeeld,<br />
fchier onaffcheidelyk. Ondertusfcben echter<br />
worden 'er menfchen gevonden, die men<br />
I a niet.
1$* WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />
niet anders dan voor deugdzaam erkennen kan,<br />
en die. nogthans die geneugten gedeeltelyk in 'c<br />
geheel niet, gedeeltelyk flechts in eene zeer geringe<br />
maate genieten; menfchen, die met zeer<br />
goede gezindheden, nogthans veel meer foml»er<br />
dan opgeruimd, veel meer droevig dan vrolyk<br />
zyn , en die men meer hoort klaagen en<br />
jammeren, dan op hun geluk roemen. Hoe is<br />
die met de Helling, die wy verdedigd hebben,<br />
overeen te brengen? Zouden ook hier uitzonderingen<br />
op den regel plaats hebben? Zou de<br />
deugd misfchien flechts aan eenigen van haare<br />
dienaaren, maar niet aan allen fchenken, 't geen<br />
zy hun belooft te fchenken? Neen, myne geliefde<br />
Vrienden! haare natuur en haar aart is<br />
onveranderlyk ; haar vermogen , haare werkzaamheid<br />
is fteeds de zelfde; zy houdt, 't geen<br />
zy belooft, en heeft geene fchuld aan dit gebrek<br />
van genoegen. De gronden, de talrykfte, fterkfte<br />
gronden tot genoegen; zyn fteeds, zyn onaffcheidelyk<br />
met een deugdzaam en vroom leven<br />
verbonden; de overvloedigfte bronnen van<br />
hetzelve ftaan voor den mensch, die zich op<br />
zulk een leven bevlytigt, altoos open; alles<br />
geeft hem recht, en noodigt hem, om uit deeze<br />
bronnen te fcheppen, om 'er vreugde en zalig-
STO WEINIG GENOEGEN? I33<br />
ligheid uit te fcheppen. Maar behalven dat het<br />
genoegen van zo bepaalde fchepfelen, als wy<br />
zyn, niet altoos even fterk en levendig genoten<br />
kan worden, wordt hetzelve by menige anders<br />
welgezinde menfchen nog door veele inwendige<br />
en uitwendige oorzaaken verzwakt en gehinderd,<br />
wier grond niet in de deugd zelve, maar eeniglyk<br />
in der menfchen zwakheid en gebreklykheid<br />
te zoeken is. En dit onderwerp verdient te meer<br />
onze oplettende overdenking, myne aandachtige<br />
Toehoorers! zo veel te meer 'er ons allen aan<br />
gelegen ligt, dat wy de beletfelen onzes genoegens<br />
leeren kennen en uit den weg ruimen. Laaten<br />
wy derhalven<br />
Be oorzaaken onderzoeken, waarom de geneugten<br />
der deugd niet van alle deugdzaams<br />
menfchen, en veelligt flechts van de minsten tot<br />
eenen hoogen trap en in volle maate genoten worden.<br />
Meermaalen is een zwaklyke, meer of min<br />
geknakte ftaat van gezondheid de oorzaak, dat<br />
de deugdzaame geen zo vergenoegd en vrolyk leven<br />
leidt, als om 't welk te voeren hy gerechtigd<br />
zou zyn; 't zy dan dat de grond deezer<br />
zwaklykheid en ziekelykheid voor 't overige in<br />
de natuurelyke gelteldheid van het ligchaam, of<br />
In ongelukkige toevallen, of in een voorig on-<br />
I 3 ge-
134 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />
geregeld gedrag te vinden zy. De gevolgen<br />
daarvan verzwakken altoos de vatbaarheid voor<br />
het genoegen, of verflooren en verydelen deszelfs<br />
genot. Niet zelden oncftaan daardoor menigerlei<br />
onwillekeurige, fmertelyke of onaangenaame<br />
gewaarwordingen in ons, die de aangenaame<br />
denkbeelden des verftands opweegen, of<br />
dezelve gantfchelyk benevelen. Meermaalen<br />
ook bepaalen zulke omftandigheden het aanwenden<br />
onzer vermogens, onzer werkzaamheid in<br />
het goede en nevens hetzelve onze vreugde over<br />
gelukkig volbragte werken, over de hulp en<br />
den dienst, dien wy aan anderen bewyzen, binnen<br />
naauwer grenzen. De deugd kan wel alle<br />
deeze bezwaarnisfen en ongemakken voor ons<br />
verljgren; zy kan ons dezelve, in zo verre her<br />
inrichtingen en befchikkingen van God zyn, uit<br />
een vermaaklyker oogpunt doen befchouwen, kan<br />
ons een heilzaam gebruik daarvan leeren maaken ;<br />
maar ten vollen kan zy dezelve noch opheffen,<br />
noch veranderen. Dat dit u, myne aandachtige<br />
Toehoorers! de waarde der gezondheid, zelfs<br />
ten opzigt van des menfchen edelfle en verhevenfte<br />
genoegen, leere; en indien gy, die thans<br />
deezen zegen geniet, en nog in den bloei uwer<br />
jaaren zyt, indien gy in den dienst der deugd<br />
een
ZO WEINIG GENOEGEN? X35<br />
een waarelyk vergenoegd en vrolyk leeven<br />
wenscht te leiden , en alle haare zaligheid te ge<br />
nieten : ö merkt dan toch de bewaaring van uwe<br />
gezondheid en uwer krachten niet alleen aan als<br />
uwen pligt, maar ook als een middel tot vrolykp,<br />
heid van geest en tot menigerlei genoegen, en<br />
houdt u verzekerd, dat gy der maatigheid, voor<br />
al in de prille jeugd, geen offer toebrengen kunt,<br />
'c welk zy u niet in 't vervolg honderdvoudig<br />
vergelden zal.<br />
Eene andere oorzaak, waarom menig deugd-<br />
zaame het genoegen niet , of niet in volle<br />
maate geniet, 't w^lk hem de deugd zou kun<br />
nen en behooren te verfchaffen , zyn de nog<br />
niet uit gerooide indrukfelen zyner eerfte opvoe<br />
ding en der gebreklyke voorheelden, naar wel<br />
ke hij zich gevormd heeft. Iemand, die wel<br />
van vroome , maar echrer te geftrenge en te<br />
weinig verlichte ouders en leermeesters opge<br />
voed en onderrecht wordt; die in de eerfte<br />
jaaren zijner ontwikkeling wel braave', maar<br />
bekrompene en angstvallige menfchen rondom<br />
zich heeft; die zodanige voorbeelden wel niets<br />
kwaads ziet doen of niets goeds nalaaten,<br />
maar echter altoos meer uit dwang dan mee<br />
genoegen, meer Üaafsch dan vrywillig en bly-<br />
1 4 moe-
*3
ZO WEINIG GENOEGEN? I37<br />
hem aanbiedt niet gefchikt of niet waardig<br />
genoeg is , of zich in deszelfs genieting<br />
te veel vryheid geeve. Dat deeze aanmerkingen<br />
u ter waarfchouwing dienen, ö ouders<br />
, leermeesters, opvoeders ! Tracht uwen<br />
kinderen, leerlingen, kweekelingen , de<br />
deugd, zo dra zy 'er flechts iets van begrypen<br />
en befeffen kunnen , even zo beminnensals<br />
eerbiedenswaardig te maaken. Leer hen dezelve<br />
terftond als den veiligflen weg tot geluk ,<br />
als de beste troosteres, als de mildfle vreug*<br />
defchenkfter van den mensch kennen. Spreekt<br />
nooit zonder blymoedigheid, nooit zonder innerlyk<br />
welgevallen , met hun van de eifehen<br />
en uitwerkfelen der deugd. Volbrengt haare<br />
voorfchriften nooit anders dan met bereidwilligheid<br />
en lust in hunne tegenwoordigheid en<br />
doet hen zien en bemerken, dat gy nooit beter<br />
te vreden en blymoediger zyt, dan wanneer<br />
gy het goede gedaan of bevorderd hebt.<br />
Tracht hun daaren boven rechtmaatiger begrippen<br />
van God en de waereld en het tegenwoordige<br />
leven in te boezemen, en gewent 'er hen<br />
aan , om het fchoone en goede nergens over<br />
\ h o o f<br />
d te zien, en alles in dat zachte licht te<br />
befchpuwen ,'t welk de wysheid en dg godsdienst<br />
I 5 d^ar
I38 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />
daarover verfpreiden. Zo zullen deugd en ge<br />
noegen , pSigt en vermaak zich in hunne denk-<br />
beelden en gewaarwordingen hoe langer hoe<br />
naauwer met malkanderen vereenigen, en mal<br />
kanderen in hun volgend leven des te zekerer<br />
voortbrengen en vergezellen.<br />
Eene derde, maar al te gewoone, oorzaak,<br />
waarom menig vriend der deugd de geneugten,<br />
die hem behoorden eigen te zyn , zo weinig<br />
kent en zo fpaarzaam gerU'er, is eene te gebrek-<br />
lyke, te dikwyls bezoedelde deugd. Alwie de<br />
deugd niet met hart en ziel toegedaan is , en<br />
zich hiet gantfchelyk aan haaren dienst heeft<br />
toegewyd; alwie niet ftandvasrig en onvermoeid<br />
op den weg, dien zy hem voorfchryft, voort<br />
gaat , maar nog dikwyls met heirnelyk genoe<br />
gen op zyne voorige dwaalingen te rug ziet,<br />
en zich voor eenen korter of langer tyd tot<br />
het betreeden daarvan verleiden laat; alwie der<br />
hal ven nog, meermaalen of zeldzaamer, tegen<br />
zyn ge weeten handelt, zynen pligt verzuimc of<br />
verwaarloost, zich grooter of kleiner ongere<br />
geldheden en vergrypingen veroorlooft, of in<br />
üe zonden en feilen, die hem eertyds be-<br />
heerschcen, weder vervak: die kan gewislyk,<br />
met allé zyne overige goede gezindheden en<br />
poo-
ZO WEINIG GENOEGEN?» I35)<br />
poogingen, het genoegen der deugd niet altoos<br />
en nimmer gantfchelyk, nimmer in volle maa-<br />
te genieten. Daartoe heerscht nog te veel<br />
wanorde en tegenitrydigheid in zyn karakter en<br />
in zyn gedrag, en hy heeft te zelden redenen,<br />
om met zichzelven , met 't geen hy is en doet,<br />
ten vollen te vreden te zyn. Ook verfpilt de<br />
deugd haare gunstbewyzen niet aan onbeften-<br />
dige, wankelmoedige vrienden. Zy is yver-<br />
zuchtig op baare rechten ; zy eischt eene on<br />
verdeelde liefde. De genieting haarer vermaa-<br />
ken onderdek vatbaarheid daarvoor, en deeze<br />
is by zulk eene afwisfeling van licht en duis<br />
ternis , van yver en nalaatigheid , flechts zeer<br />
gering. Neen, myne geliefde vrienden, wilt<br />
gy voor de geneugten der deugd gantfchelyk<br />
vatbaar en dezelve deelachtig worden, zo<br />
vormt u ook gantfchelyk naar haaren fmaak,<br />
volgt eiken wenk, dien zy u geeft, en neemt<br />
alle haare voorfchriften waar met onverwrik-<br />
baare zorgvuldigheid en getrouwheid. Eerst<br />
moet gy zaaijen en planten, voor dat gy kunt<br />
inzamelen ; eerst in 'de liefde tot het goede<br />
bevestigd, en in de betrachting daarvan vaar<br />
diger worden, voor dat gy gerechtigd zyt om<br />
alle voordeden, die daar aan vast zyn, te ver»<br />
lan-
Ï40 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMR<br />
langen. Hoe bekender -en vertrouwelyker gy<br />
met de deugd wordt; hoe langer gy haar ten<br />
diehst ftaat; hoe meer gy voor haar doet en<br />
opoffert; hoe beter gy het karakter van haa<br />
ren hoogfchatter en vriend handhaaft, des te<br />
zekerer en volkomener zal zy u alle geneug<br />
ten en zaligheden doen genieten , die men<br />
zich maar eenigzins in haar gezelfchap en ge<br />
meen fchaap belooven mag.<br />
Eene vierde en wel de vruchtbaarfte oor<br />
zaak , waarom veel goede menfchen de ge<br />
neugten der deugd niet in die maate genieten,<br />
als zy wel konden en behoorden, zyn veeler-<br />
lei vooroordeelen, veelerlei valfche of verkeerde<br />
begrippen van de gewigtig/ie dingen, by voor<br />
beeld, verkeerde begrippen van God; verkeer<br />
de begrippen van de deugd; verkeerde begrip<br />
pen van het genoegen ; verkeerde begrippen<br />
van het oogmerk des tegenwoordigen levens;<br />
verkeerde begrippen van den geest en de be«-<br />
doelingen van het Christendom. Laaten wy<br />
deeze verfcheidene beletfelen der opgeruimde<br />
en blymoedige deugd van nader by befchou-<br />
wen, op dat wy dezelve leeren vermyden.<br />
Eerftelyk dan zyn het verkeerde of valfche<br />
begrippen van God, die by zo menigen mensch<br />
het
ZO WEINIG GENOEGEN? I4I<br />
net genot van de geneugten der deugd verminderen.<br />
God eischt de deugd van ons, en<br />
hy is de bron van al ons geluk. Hoe veel<br />
moet 'er dan niet van het denkbeeld afhangen ,<br />
't welk wy ons van hem vormen ! En hoe<br />
akelig , hoe veel meer gefchikt om vrees en<br />
fchrik , dan om liefde en vertrouwen te verwekken,<br />
zyn niet by veele anders welgezinde<br />
menfchen deeze denkbeelden van God! Maar<br />
al te dikwyls ftellen zy zich God eeniglyk<br />
voor als den eeuwigen, den oneindigen, den<br />
oneindigen, den Almagtigen, den boven alles<br />
verhevenen, den volmaakt Heiligen; gevoelen<br />
den volftrekt onmeetlyken afftand, die 'er tusfchen<br />
hem en hen plaats heeft; bezwyken als<br />
't ware onder dit drukkende gevoel, en vergeeten<br />
daardoor, dat hy tevens de Alwyze, de<br />
Algoede , de Allergoedertierenfte en Bermhartigfte<br />
, dat hy de Liefde zelve is. Maar al te dikwyls<br />
ftellen zy zich hem voor als eenen geftrengen<br />
opperheer, als eenen onverbiddelyken, een<br />
altoos tot ftraffen geneigden Rechter en wreeker<br />
niet alleen van elke zonde en elke misdaad,<br />
maar ook van elk verzuim en elke feil; cn<br />
vreezen voor zyne geftrenge rechtvaardigheid,<br />
die toch enkel wyze goedheid is, al te zeer,<br />
dan
14 2 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAME<br />
dan dat zy zich in de bewustheid eener ge-<br />
breklyke deugd en eener gebreklyke gehoor<br />
zaamheid, hoedanige toch alle menfchely<br />
ke deugd en alle menfchelyke gehoorzaam<br />
heid is; zouden kunnen gerustfrellen en daar<br />
over verheugen. Maar al te dikwyls ver<br />
beelden zy zich , dat God den menfchen<br />
meer ter betooning van zyne Opperheerfchap-<br />
py en magt over hen , dan ter bevorde<br />
ring van hun geluk geboden voorfchreef ; en<br />
juist daarom volbrengen zy dezelve zo zelden<br />
mee een blymoedig hart, en worden door der-<br />
zelver volbrenging zo zelden waarelyk geluk<br />
kig. Wacht u van deeze dwaalende denkbeel<br />
den, myne geliefde Vrienden, indien gy God<br />
met blydfchap gehoorzaamen, of, dat het zelf<br />
de is , indien gy de geneugten der deugd ge<br />
nieten wilt. Leert God als eenen Opperheer<br />
kennen en eerbiedigen, die zynen onderdaanen<br />
eeniglyk tot hun eigen best wetten voorfchryfc,<br />
en zyne eisfchen naauwkeuriglyk naar hunne<br />
krachten en omfcandigheden afmeet. Leert<br />
hem als eenen Opziener en Rechter aanmerken,<br />
die flechts oprechtheid en braafheid, maar gee<br />
ne vlekkelooze volmaaktheid verlangt, en wiens<br />
•Koezigt en oordeel voor den welgezinden niet<br />
te-
20 WEINIG GENOEGEN? T43<br />
ïegenftaande het levendigfte gevoel van zyne<br />
zwakheden en gebreken niet verfchriklyk*<br />
snaar troostlyk is. Leert hem als den Vader,<br />
als den goedertierentien, gunstrykften, toegee-<br />
vendften Vader der menfchen kennen en lief<br />
hebben , een' Vader, die allen zynen Kinderen<br />
een toegenegen hart toedraagt, hen allen niet<br />
tot droefheid, maar tot blydfchap , niet tot<br />
ellende, maar tot geluk verordend heeft, hen<br />
allen door zyne bevelen tot dit doel leiden<br />
wil, en mee vaderlyk welgevallen op hen neder-<br />
ziet, als zy op den weg van pligt en van<br />
deugd vergenoegen en vreugde genieten.<br />
Niet minder verhinderen, ten tweeden, het<br />
blyde genot van de geneugten der deugd, de<br />
verkeerde, valfche begrippen, die men zich van<br />
de deugd zelve vormt'. Wat is de deugd in de<br />
oogen en naar het gevoelen van veele menfchen<br />
anders, dan blootelyks eene ftrenge onthouding,<br />
eene onthouding van de onfchuldige geneugten<br />
en aangenaamheden des levens, dan eene be-<br />
ftendige verloogchening van dat geen, 't welk<br />
men hoogfehat en bemint, 't welk ons dierbaar<br />
en waardig is, eene verloogchening van onze<br />
natuurelyke driften en neigingen en wenfehen?<br />
Wat is zy in hunne oogen anders, dan een moei-<br />
Hr-
T44 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />
ïyke dwang, dien men zichzelven opleggen; dan<br />
eene angstvallige omzigtigheid, waarmede men<br />
op alle zyne fchreden en beweegingen achtflaan,<br />
en alle zyne woorden en daaden afpasfen moet ;<br />
dan een beftendige ftryd en worsteling met zichzelven<br />
en met de dingen, die ons omringen?<br />
Maar hoe toch kan dus liefde ter deugd in ons<br />
ontdaan ? Hoe kunnen wy dus in de opvolging<br />
van haare vermeende geftrenge voorfchriften genoegen<br />
vinden ? Doch, hoe valsch is niet deeze<br />
verbeelding! Hoe deerlyk ontfiert en onteert<br />
zy de deugd nieti Neen, zy is niets minder dan<br />
zulk een fchrikbeeld, dan zulk eene tyrannige<br />
heerfcheres, dan zulk eene wreede vyandin der<br />
blydfchap. Zy eischt, ja, onthouding van ons,<br />
maar alleenlyk van nadeelige, laage, fchandeJyke<br />
dingen en bedryven; en gelyk zy aan den<br />
eenen kant onthouding eischt, zo leert zy ons<br />
aan den anderen kant genot, een dankbaar, blymoedig<br />
genot van al het fchoone en goede, 'e<br />
welk God ons en anderen gegeeven, en waarmede<br />
hy de gantfche aarde vervuld heeft. Als<br />
zy ons beveelt onszelven te verloochenen, wil<br />
zy niet, dat wy afftand zullen doen van onze<br />
natuurelyke driften en neigingen, maar alleenlyk<br />
van dat geen, 't welk met onze natuur en<br />
met
ZO WEINIG GENOEGEN?<br />
met ons geluk ftrydig is, 't welk de eeffté vér*<br />
nederc en verwoest, en het Iaatfte vermindert en<br />
ftoort. Als zy ons fomwylen in dit of dac opzigt<br />
dwang oplegt, gefchiedt zulks eeniglyk, om<br />
ons de bezitting en genieting der waare vryheid<br />
te doen verkrygen, of dezelve duurzaam voor<br />
ons te maaken. Als zy ons tot omzigtigheid en<br />
waakzaamheid aanfpoort, wil zy ons daardoor<br />
geene angstvalligheid en flaaffche vrees inboezemen<br />
, maar onze veiligheid en onze rust bevorderen.<br />
Schoon wy fomwylen in haaren dienst<br />
ftryden en onszelven geweld aandoen moeteö,<br />
behoeft zulks toch niet altoos te gefchiedeü,<br />
behoeven wy toch flechts zelden, gelyk de Apostel<br />
het uitdrukt, ten Moede toe te ftryden, is<br />
deeze ftryd meestal flechts voor den leerling in<br />
de deugd bezwaarlyk, maar niet voor den geenen,<br />
die geleerd heeft zichzelven te beheerichen<br />
en de waereld te overwinnen, en deeze<br />
ftryd wordt vroeg of laat van de overwinning,<br />
van een gerust, zalig genot deezer overwinning,<br />
achtervolgd. Neen, myne aandachtige Toehoorers!<br />
miskent de deugd niet, houdt ze voor 't<br />
geenzy in de daad is, indien gy haare genoegens<br />
fmaaken en genieten wilt. Zy is louter<br />
waarheid en orde, zy is vryheid en fterfete van<br />
VIII. STUK. K den
I46' WAAROM GENIET MENIG DEÜGDZAAME<br />
den geest; zy is gerustheid en weltevredenheid<br />
van het hart. Zy beftaat in de heerfchende lief<br />
de tot alles, wat waar en fchoon en billyk en<br />
goed is, en in de beftendige bereidwilligheid en<br />
beyvering, om alles te doen en te bevorderen,<br />
wat daarmede overeenftemt; en dit moet toch<br />
onbetwistbaar den onbedorvenen of door den<br />
godsdienst verbeterden menr
ZO WEÏNIG GENÖÈÜEN? l$f<br />
heid onzer natuur en onze af hangklykheid vatt<br />
duizend dingen, die buiten ons zyn, onmogelyk<br />
kan plaats vinden, ziet men zich teleurgefteld,<br />
en wankelt in zyn geloof aan de geneugten van<br />
een deugdzaam en vroom leven. Dan eens is<br />
men te veel aan enkel zinnelyke geneugten gewoon,<br />
fchryft dezelve nog eene te groote, uit*<br />
fluitende waarde toe, vindt nog geenen genoegzaamen<br />
fmaak in geestelyk, zedelyk genoegen,<br />
in de geneugten der overdenking, der godsdien*<br />
ftige befpiegeling, der ftille verkeering met zichzelven,<br />
die echter onder alle de zuiverfte en<br />
verhevenfle zyn: en naardien de deugd veelmeer<br />
deeze dan geene bevordert, veelmeer voor de<br />
volmaaking van onzen geest dan voor de bevrediging<br />
onzer zinnen zorgt; geniet men ook in<br />
haaren dienst het vermaak niet, dat men zich<br />
daarvan beloofde. Dan weder eindelyk merkt<br />
men het vermaak in 't algemeen als eene gevaarlyke<br />
zaak, als eene zaak aan, die met den ernst<br />
en de waardigheid van eenen wyzen, van eenen<br />
deugdzaamen, van eenen Christen, niet beftaanbaar<br />
is, en houdt uit dien hoofde alles, wat<br />
zich ons onder deezen naam en in deeze gedaante<br />
aanbiedt, verdacht. Wacht u voor deeze<br />
valfche begrippen, myne aandachtige Toehoo-<br />
K a ïersl
«48 WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />
rers! indien gy door de deugd zo gelukkig<br />
wenscht te worden, als gy door haar worden<br />
kunt. Verwacht geene geneugten, geene ver-<br />
maaken, geen geluk van haar, die met onzen<br />
tegenwoordigen toeftand niet beftaanbaar, waar<br />
voor wy thans nog niet vatbaar zyn. Leert<br />
ftille gerustheid en innerlyke weltevredenheid<br />
boven alle nog zo veel geruchtmaakende ver-<br />
maaken de voorkeur geeven. Zuivert, veredelt<br />
uwen (maak; verheft u meer en meer boven<br />
de dingen , die enkel geheel zinnelyke men<br />
fchen bekooren en verheugen; befeft de waar<br />
digheid en de verhevene verordening van uwen<br />
geest , en leert dat geen , 't welk zyne vol<br />
maaktheid en vergenoegdheid bevordert, meer<br />
en meer fchauen. Verfmaadt daarenboven geen<br />
genoegen, indien het onfchuldig, indien het<br />
voor u noch voor anderen fchadelyk is, ge<br />
niet hetzelve veel meer met blymoedigheid; en<br />
zyt verzekerd, dat het blyde en maatige ge<br />
not daarvan geen fchepfel, dat God tot geluk<br />
verordend heeft, onteert, dat ernst en vrolyk-<br />
heid zeer wel met malkanderen beftaanbaar<br />
zyn, en dat zelfs wysheid en deugd by dee<br />
ze vereeniging niet weinig gewinnen.<br />
Verkeerde begrippen aangaande het oogmerk<br />
van
ZO WEINIG GENOEGEN? I49<br />
van het tegenwoordige leven maaken eene vierde<br />
klasfe van vooroordeelen uit, die aan veele<br />
welgezinde menfchen in de volkomene genieting<br />
van het genoegen, dat de deugd hem zou kun<br />
nen verfchaffen, hinder of ftorenis toebrengen.<br />
Al wie deeze aarde, gelyk zulks zo dikwyls<br />
gefchiedt, als eene ftrafplaats, als een droevig<br />
traanendal, als het eigenlyk verblyf van lyden<br />
en ellende aanmerkt; al wie zich dit leven als<br />
zulk eenen ftaat van oefening en voorbereiding<br />
fchildert, die enkel oefening en voorbereiding<br />
is, alle daadelyk genot uitfluit, ons eeniglyk<br />
met de hoop op het toekomende verkwikt en<br />
voor deszelfs genieting gefchikt maakt; al wie<br />
Zichzelven in den waan brengt, dat hier niet<br />
alleen geenszins ons voornaamfte, maar zelfs<br />
in 't geheel geen waar geluk te zoeken en te<br />
vinden is: zal gewislyk meer en meer over<br />
hellen, om alles van de zwartfte zyde te be-r<br />
fchouwen , het kwaade fteeds meer dan het<br />
goede op te merken, en het eerfte fteeds le<br />
vendiger te gevoelen dan het laatfte , omdat<br />
hy het eerfte altoos verwacht, en het laatfte*<br />
zo al niet voor onmogelyk, althans voor ten<br />
uiterften zeldzaam houdt. En hoe kan dan<br />
zyn hart voor de geneugten openftaan } welke<br />
K 3 do
Ï5Q WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />
de deugd hem aanbiedt, hoe kan hy van deïzelver<br />
waarde een rechtmaatig befef hebben,<br />
en dezelve met een onbekommerde ziel genieten?<br />
Neen , vormt u juiste begrippen van 'e<br />
geen de mensch hier is en behoort te zyn.<br />
Reeds hier bewoont hy een gewest van Gods<br />
Koningryk, dat met duizend fchoonheden en<br />
zegeningen verfierd is , die hem allen, ter<br />
genieting nodigen. Reeds hier zal hy een gedeelte<br />
der vruchten zyner werken inzamelen,<br />
hier waare gelukzaligheid genieten, fchoon de<br />
volle oogst, de verhevener en opperde gelukzaligheid<br />
eerst na dit leven op hem wacht.<br />
Zelfs deeze laage trap van zyn aanweezen is<br />
zo wel een doeleinde als een middel tot verhevener<br />
doeleinden; de mensch is niet enkel<br />
en alleen om het toekomende, maar ook om<br />
het tegenwoordige hier, en de godzaligheid,<br />
de vroome deugd, heeft zo wel de beloften<br />
van het tegenwoordige als van het toekomende<br />
leven.<br />
Even zo weinig ftrydt ook, eindelyk, myne<br />
aandachtige Toehoorers! het blymoedige genot<br />
van de geneugten der deugd met den geest<br />
§n de oogmerken van het Christendom, Maarli<br />
t§ dikwyls verwart men in dit ftuk tyden
ZO WEINIG GENOEGEN? I51'<br />
en omftandigheden met eikanderen, en past op<br />
alle Christenen toe, 't geen flechts eenigen,<br />
en voornaamelyk de eerfte belyders van Jefus<br />
betreft. Als derhal ven in het Euangelie de<br />
weg der Christelyke deugd als fmal en moei-<br />
jelyk voorgefteld; als van de leerlingen van<br />
Christus geeischt wordt, dat zy hun kruis op-<br />
neemen en hem in lyden navolgen moeten;als<br />
'er gezegd wordt, dat de vroomen door vee<br />
le verdrukkingen in Gods koningryk moeten<br />
ingaan; als men leest: allen, die godzaliglyk<br />
willen leeven in Christus Jefus, zullen vervolgd<br />
worden: trekt men daar maar al te dikwyls<br />
dit gevolg uit, dat alle waare Christenen als<br />
't ware alle genoegen vaarwel zeggen moe<br />
ten, dat zy aan meerder onheilen en kwellin<br />
gen dan andere menfchen onderhevig zyn, en<br />
op louter verdrietlykheden en lyden hebben,<br />
ftaat te maaken. Doch, zo waarachtig als dit<br />
ten opzigt van zeer veelen der eerfte leerlin<br />
gen en navolgeren van Jefus Christus was: zo<br />
min kan het op geruster tyden, hoedanige de<br />
onze zyn, worden toegepast; en zo weinig<br />
volgt dit uit den geest en de oogmerken van<br />
het Christendom. Neen, eischt het Christen<br />
dom eene groote, zuiverer deugd van ons dan<br />
K 4 van
' l$% WAAROM GENIET MENIG DEUGDZAAMS<br />
Van andere menfchen, het belooft en verfchaft<br />
ons ook grooter en zuiverer geneugten. Verlangc<br />
het fomwylen, dat wy eenige uicerlyke<br />
voordeelen opofferen, het vergoedt ons dit verlies<br />
door den aanwinst van veel edeler goederen.<br />
Voor 't overige is zyn gantfche inhoud daartoe<br />
ingericht en gefchikt, om den mensch op te<br />
beuren en piet om hem neertedrukken, om hem<br />
kleinmoedigheid en vrees in te boezemen, om<br />
hem gerust te Hellen en niet om hem te bekommeren<br />
, om nieuwe bronnen van genoegen voor<br />
hem te openen, en de geene, die hy reeds had,<br />
te zuiveren en overvloediger te maaken. Zyt in<br />
geen ding bezorgd; geniet alles met dankzeggi<br />
en vertrouwen; verblydt u ten allen tyde; verblydt<br />
u in de verdrukking; verblydt u in den<br />
Heer; en wederom zeg ik a, verblydt u; het koningryk<br />
Gods is niet fpys en drank, maar rechtvaardigheid,<br />
vrede en blydfchap in den Heiligen<br />
Geest: Deeze is de taal, deeze is de geest van<br />
het Christendom, en 't is onze eige fchuld, indien<br />
wy hierop niet behoorlyk letten, en dan<br />
over gebrek aan genoegen en vermaak klaagen.<br />
En deeze , myne aandachtige Toehoorers!<br />
zyn de voornaamfte oorzaaken, waarom de geneugten<br />
der deugd niet van alle deugdzaame<br />
naenV
ZO WEINIG GENOEGEN? 153<br />
menfchen genoten, en misfchien flechts van de<br />
minsten in eenen hoogen graad en in volle maate<br />
genoten worden. De deugd zelve is derhalven<br />
volftrckt onfchuldig aan dit gebrek. Zy<br />
is en blyft de mildaadigfte vreugdeverwekfter<br />
der menfchen; maar zy dwingt hun haare geneugten<br />
niet op. Zy biedt ze hun aan, zy<br />
noodigt hen tot derzelver genot; maar de<br />
menfchen moeten dezelve niet over het hoofd<br />
zien, moeten hun hart niet voor derzelver invloed<br />
fluiten, moeten zich niet voor derzelver<br />
genot door een misdaadig gedrag, of door<br />
vooroordeelen ongefchikt maaken. En in de<br />
daad, myne geliefde Vrienden! zy, deeze genoegens<br />
der deugd, zyn het waardig, dat wy<br />
ze opfpooren, dat wy 'er moeite om doen,<br />
dat wy ons meer en meer vatbaar voor dezelve<br />
maaken, dat wy alles uit den weg ruimen,<br />
wat ons dezelve ontvreemden, wat dezelve<br />
verzwakken, wat hunne zoetheid zou<br />
kunnen verminderen: en hoe zorgvuldiger wy<br />
in alle deeze opzigten zyn; des te zekerer<br />
Zuilen onze verwachtingen vervuld worden ,<br />
des te meerder ondervinding en des te heuche-<br />
Jyker ondervinding zullen wy van de waar-<br />
K $ hek|
Ï54 WAAROM GENIET MENIG ENZ.<br />
heid van onzen tekst verkrygen: de wegen der<br />
deugd zyn wegen der lieflykheid, en alle haare<br />
paden s<br />
vrede. Amen.<br />
ZE-
ZEVENDE L E E R R E D E .<br />
HET GEDRAG VAN EEN'VROOM<br />
MENSCH IN VOORSPOED EN<br />
IN TEGENSPOED.<br />
Tekst.<br />
BRIEF VAN JAKOBUS, Hoofdfl;. V. vs. 13;<br />
Is iemand onder u in lyden , dat hy bidde: is iemand<br />
goeds maeds, dat hy pfalmzinge.
ö \^jod, uwe is de grootheid en de magt,<br />
de heerlykheid , de lof en de dank ! Alles,<br />
wat in den hemel en op de aarde is, is het<br />
uwe; uwe is het Koningryk, gy heerscht over<br />
a'les , uwe is rykdom en eer, ook ftaat het<br />
aan u, allen groot en fterk te maaken. Voor<br />
fpoed en tegenfpoed , leven en dood zyn in<br />
uwe hand, en worden van u, volgens de wet<br />
ten der volmaak.fte wysheid en goedheid, on<br />
der alle uwe fchepfels uitgedeeld. Ook ons,<br />
uwen Kinderen op aarde, kan noch kwaad noch<br />
goed bejegenen, dat niet van u afhangen, dat<br />
niet van u bepaald en tot de heilzaamfte oog<br />
merken beflierd zou worden. Gy ziet, gy be<br />
vat en regelt alle onze lotgevallen, en regeert<br />
ze op eene wyze, als met ons welzyn en met<br />
de volmaaktheid van 't geheel ftrookt. Alles,<br />
wat van u komt, is zegen en weldaad; alles<br />
heeft volmaaktheid en gelukzaligheid ten oog<br />
merk, ó Mogten wy dit zowel in voorfpoed<br />
als in tegenfpoed, zowel in den druk als onder<br />
de vermaaken deezes levens erkennen, met o-<br />
vertuiging erkennen, en ons in beide gevallen o»<br />
vereenkomftjg met deeze onze kennis gedraagen!<br />
Hoe
£58 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCH<br />
Hoe befcheiden, doe dankbaar, hoe weldaadig»<br />
hoe maatig, hoe hemelsgezind zouden wy dan<br />
niet in voorfpoed, en hoe geduldig, hoe ftandvastig,<br />
hoe wel gemoedigd en vol hoop in tegenfpoed<br />
zyn ! Hoe verdraaglyk en ligt zouden<br />
daardoor niet alle onheilen en hoe veel<br />
zoeter en verkwikkender alle geneugten deezes<br />
levens voor ons worden ! Mogten toch<br />
Wysheid en deugd, godsdienst en vroomheid<br />
onze befiendige, onaffeheidelyke medegezellinnen<br />
en leidsvrouwen zyn, op alle duistere of<br />
heldere , ruwe of effene paden, die gy ons<br />
beveelt te bewandelen; en langs welke gy ons<br />
tot het doel wilt brengen! Mogten ook de<br />
overdenkingen, die thans voorgefteld zullen<br />
worden, ons op haare lesfen en raadgeevingen<br />
recht opmerkzaam maaken, en ons tot eene<br />
gewillige en getrouwe opvolging van dezelve<br />
opwekken! Geef, dat zy op ons verhand en op<br />
ons hart eenen diepen indruk maaken, en ons<br />
altoos voor den geest zyn, zo dikwyls wy<br />
haaren raad en haare aanmoediging noodig hebben.<br />
Wy bidden u hierom als leerlingen van<br />
Jefus Christus met kinderlyk vertrouwen, en<br />
fpreeken u verder in zynen naam aan : Onze<br />
Vader enz.<br />
Voor-
EN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. 1$9<br />
Voorfpoed en tegenfpoed wisfelen in dit leven<br />
geduurig met eikanderen af. Die volgt op<br />
deezen, en deeze op dien. Zelden, ten uiterften<br />
zelden , blyft de een of de ander den<br />
mensch geduurende zyn gantsch aanweezen op<br />
aarde, van deszelfs begin tot deszelfs einde, by.<br />
Zelden, ten uiterften zelden , leeft 'er een<br />
mensch, die niet beurtelings beide ondervonden<br />
, die niet nu eens voorfpoed, dan eens<br />
tegenfpoed ontmoet zou hebben. Zo verfchillend<br />
en menigvuldig de maate en duurzaamheid<br />
van beide is: zo algemeen is hunne heerfchappy<br />
over de menfchen en hunne invloed op<br />
derzelver lot. Ook ftrookt deeze vermenging<br />
van goed en van kwaad , deeze afwisfeling van<br />
voorfpoed en van tegenfpoed volmaaktelyk met<br />
den ftaat van opvoeding en oefening, waarin<br />
wy hier leeven. Zonder dezelve zou dit leven<br />
geene fchaal der wysheid en der deugd, geene<br />
voorbereiding tot" eenen verhevener ftaat<br />
voor ons zyn, en wy zouden by deszelfs einde<br />
nog op denzelfden trap ftaan, waarop wy<br />
ons by onze intrede in hetzelve bevonden.<br />
Wy
ïf)0 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCtf<br />
Wy zouden in den dood nog byna dezelfde<br />
geheel zinnelyke, dierelyke fchepfelen, dezelfde<br />
onverftandige , onkundige menfchen zyn,<br />
die wy by onze geboorte waren, Maar zal<br />
ons deeze vermenging van goede en kwaade<br />
dingen, deeze afwisfeling van aangenaame en<br />
onaangenaame ontmoetingen en gebeurtenisfen ,<br />
alle de voordeelen verfchaffen, die zy ons kunnen<br />
en behooren te verfchaffen; zullen wy daardoor<br />
eenen hoogen trap van wysheid en deugd<br />
bereiken, en voor eenen hooger trap van gelukzaligheid<br />
vatbaar worden: zoo is het niets<br />
minder dan onverfchillig, hoedanig wy ons daaromtrent<br />
gedraagen. De Voorzienigheid plaatst<br />
ons allen in deeze fchool der wysheid en der<br />
deugd: maar wy maaken niet allen even groote<br />
vorderingen in dezelve. Wy maaken 'er niet<br />
allen met dezelfde zorgvuldigheid en getrouwheid<br />
gebruik van; wy verlaaten haar derhalvea<br />
ook niet allen met dezelfde bekwaamheden en<br />
kundigheden. Allen zyn wy leerlingen i maar<br />
niet alle opmerkzaame, vlytige, ftandvastige<br />
leerlingen , die het eigenlyke oogmerk, waarom<br />
zy daar zyn , altoos voor oogen hebben,<br />
en hetzelve meer en meer trachten te bereiken.<br />
Daarom hebben voorfpoed en tegenfpoed niet<br />
al-
ÏN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. IÖI<br />
altoos die uitwerking op de menfchen, welke<br />
zy behoorden te hebben £ daarom misbruiken<br />
zy beide zo dikwyls tot hun eigen verderf en<br />
tot verderf van andere menfchen: daarom blyven<br />
wy zo dikwyls, nietcegenftaande alle de<br />
middelen, die ter onzer opleiding en oefFening,<br />
gebezigd worden , op zo laag eene trap van<br />
het verhand en der zedelyke volmaaktheid (laan.<br />
Laaten wy, myne geliefde Medechristenen! om<br />
deeze dwaalwegen te vermyden, op de onderrechtingen<br />
achtilaan, die de wysheid en de<br />
godsdienst ons met betrekking tot dit onderwerp<br />
geeven. Laaten wy volgens haar geleide<br />
Het gedrag van een deugdzaam en vroom<br />
rnensch in voorfpoed en tegenfpoed overweegen.<br />
Is iemand onder u in lyden, zegt de Apostel<br />
in onzen tekst, dat hy bidde : is iemand<br />
goeds moeds , dat hy pfalmzinge : 't Zy de<br />
mensch , wil hy zeggen , voorfpoedig zy of<br />
rampfpoedig , droevig of vrolyk , 't Zy 't<br />
hem wel of kwaalyk gaa: altoos echter moet<br />
de godsdienst zyn leidsman , zyn raadgeever»<br />
zyn trooster zyn. Zyne lesfen , zyne vooffchriften,<br />
zyne beloften moeten hem zynen<br />
voorfpoed veredelen en zynen tegenfpoed veriigten<br />
\ zy moeten den eenen en den anderen<br />
VIII, STUK, L OÖ*
l6i HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENS6H<br />
onfchadelyk en weldaadig voor hem maaken;<br />
zy moeten hem in den voorfpoed, befcheidenheid<br />
en maatigheid leeren , en in den tegenfpoed<br />
moed en vertrouweu inboezemen. Wel'<br />
aan , myne aandachtige Toehoorers! wy willen<br />
op de ftem van deezen, ons van God ge»<br />
zondenen leermeester en leidsman letten, en<br />
ons zyne vermaaningen en waarfchuwingen ten<br />
nutte trachten te maaken. Wat zegt hy ons<br />
dan in den voorfpoed? Wat leert hy ons in<br />
den tegenfpoed? In voorfpoed predikt hy ons<br />
nederigheid, maatigheid, liefde, hemelsgezindheid;<br />
in tegenfpoed geduld, ftandvastigheid,<br />
onderwerping en vertrouwen op God, een<br />
blymoedig uitzien op en eene zorgvuldige voorbereiding<br />
tot het toekomende leven.<br />
Gaat het u wel, ó mensch! roept hy ons toe,<br />
bezit gy veelerlei uiterlyke goederen en voorrechten,<br />
geniet gy geneugten van menigerlei<br />
foort, hebben uwe bezigheden en onderneemingen<br />
eenen gewenschten voortgang: zyt dan<br />
toch niet trotsch op deeze goederen , op deeze<br />
voorrechten, op deeze geneugten, op deezen voortgang.<br />
Beroem u niet op dezelve, als of zy<br />
uw eigen werk waren, als of gy ze enkel aan<br />
uwe wysheid en uwe verdienden te danken<br />
hadt.
IN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. I 63<br />
hadt. Overweeg hoe zelden fterkte toe den<br />
ftryd en tot de overwinning, hoe zelden fnel-<br />
heid tot het loopen en tot het verkrygen van<br />
den prys, hoe zelden bekwaamheid tot den ryk<br />
dom toereikende is, hoe alles van de tyd en<br />
het geluk , van duizend gunstige omftandighe-<br />
den en van den wil van den geenen afhangt,<br />
die alle deeze emftandigheden regeert naar zyn<br />
welgevallen, en ze alle tot uw voordeel doet<br />
famenloopen. Vergeet nimmer uwe volftrekte af-<br />
hangklyheid, en de volftrekte afhangklykheid van<br />
alle dingen van den Opperbeftuurder en Regee-<br />
rer der waereld. Vergeet niet, dat gezondheid en<br />
ziekte, rykdom en armoede, hoogheid en ge<br />
ringheid , voorfpoed en tegenfpoed , leven en<br />
dood in zyne hand zyn, dat hy licht en duis<br />
ternis , het goede en het kwaade in de wae<br />
reld en onder de menfchen uitdeelt zo als met<br />
zyne verhevene, en grootdeels verborgene oog<br />
merken overeenkomt. Verlaat u derhalven<br />
niet op uwe tydelylie goederen en voorrech<br />
ten , maak 'er geen ftaat op als op uw we-<br />
zenlyk, duurzaam eigendom. Befchouw toch<br />
het onzekerfte en veranderlykfte van alle din<br />
gen , den voorfpoed , niet als zeker en onver-<br />
«nderlyk. Gy weet immers niet , of gy na<br />
L 2 wei-
164 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCH<br />
weinige dagen of jaaren, of gy morgen nog<br />
zyn en hebben en vermogen zult, 't geen gy<br />
heden zyt en hebt en vermoogt. Hoe ras kan<br />
niet uw helder , glansryk pad beneveld worden<br />
, hoe ras de bedrieglyke fchittering van uwe<br />
welvaart verdwynen! Hoe ras kunnen niet uwe<br />
rykdommen u verlaaten, uwe vrienden zich van<br />
u verwyderen, uw aanzien verduisteren, uwe<br />
krachten en uwe moed bezwyken, en uw<br />
ligchaam zich aan den rand des grafs bevinden!<br />
En waar zyn dan de brooze fteunfels,<br />
waarop gy u verliet, de ftreelende vooruitzigten<br />
van eenen onafgebrokenen , langduurigen<br />
voorfpoed , die gy als zo zeker aanmerkte ?<br />
Neen, erken en befef in het midden van den<br />
overvloed, in het midden der genieting van<br />
den voorfpoed, uwe zwakheid, uwe onbeftendigheid,<br />
uwe nietigheid, en vlugtigheid, de<br />
gelykheid met eenen droom, de nietigheid aller<br />
aardfche goederen en voorrechten, en laat<br />
dit u befcheidenheid en nederigheid leeren.<br />
Leeft sy in wel/land, roepen u verder wysheid<br />
en godsdienst toe, bekroonen voorfpoed<br />
en goed geluk u en uwe onderneemingen,<br />
maak dan een maatig gebruik van deezen wel*<br />
ftand en van deezen voorfpoed. Laat u door<br />
niets
IN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. 165<br />
niets van alles , wat daartoe behoort, overheerfchen<br />
en tot eenen flaaf maaken; laat niets<br />
daarvan u zo noodzaakelyk en onontbeerlyk<br />
worden, dat het gemis of het verlies daarvan, 't<br />
welk u zo fpoedig, heden of morgen, treffen<br />
kan , u ongelukkig zou maaken. Noch uw<br />
ftand en uw rang, noch uwe goederen en voorrechten,<br />
noch uwe vrienden en lievelingen<br />
moeten ooit zoinnerlyk, zo onaffcheidelyk met<br />
het denkbeeld en het genot uwer weltevredenheid<br />
vereenigd zyn, dat gy met het verlies<br />
der eerften ook deeze zoudt moeten verliezen.<br />
Gebruik al het fchoone en goede, het gerieflyke<br />
en aangenaame, dat de Voorzienigheid u<br />
boven anderen te bezitten en te genieten geeft,<br />
met blymoedigheid, maar misbruik het nimmer.<br />
Wacht u van uwen lusten en begeenen den<br />
losfen teugel te vieren, en ze, zelfs als zy onfchuldige<br />
dingen ten doel hebben, zo dikwyls<br />
en zo volkomenlyk te bevredigen, als uwe<br />
tydelyke omftandigheden wel zouden toelaaten.<br />
Wacht u van de verkwikkingen , de vermaaken<br />
en verlustigingen deezes levens, deszelfs<br />
goederen en geneugten, in zo vol eene maate<br />
te genieten , als u in en op zichzelve wel<br />
L 3 zou
l66 HET GrifJRAG VAN EEN VROOM MENSÖH<br />
Zou mogelyk zyn , indien gy wenscht, dat<br />
uwe genietingen niet weldra in verveeling en<br />
walging verkeeren mogen. Maak noch van<br />
uwe ligchaamelyke krachten, noch van de ver<br />
mogens van uwen geest zulk een gebruik, als<br />
of dezelve niet zouden kunnen worden uitge<br />
put , en gebruik noch uwe magt, noch uw<br />
aanzien , noch uwe vrienden op eene wyze,<br />
als of gy dezelve haast zoudt kunnen Verlie<br />
zen. Dat zo min de eergierigheid en heersch-<br />
zucht , als de zinnelykheid en trek tot den<br />
wellust u verleiden, om de paaien te buiten te<br />
gaan, welke de wetten der waarheid, der goe<br />
de orde, der rechtvaardigheid, der menschlie-<br />
vendheid zelfs den vermogendften en voor-<br />
fpoedigften ftellen , en welke niemand onge-<br />
ftraft te buiten gaar. Oefen u fteeds in de<br />
onthouding, in zelfbeheerfching, in de vrywil-<br />
lige verloogchening en ontbering van zinnely-<br />
ke vertnaakén , het opzettelyk niet gebruiken<br />
van uiterlyke voordeden, indien gy uwe vry<br />
heid , indien gy de waardigheid van den mensch ,<br />
wilt handhaaven. Offer nimmer geestelyke,<br />
duurzaame volmaaktheden, nimmer wysheid en<br />
deugd, aan uwen voorfpoed op; maar zyt fteeds<br />
be-
IN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. \Cf<br />
bereid, om geene voor de verzwakking en het<br />
verlies van deeze te koopen.<br />
Zyt gy voorfpoedig, gaat het u voor den wind,<br />
roepen, ten derden, wysheid en godsdienst den<br />
mensch toe, maak ''er dan een waarlyk Chrisielyk<br />
en weldaadig gebruik van. Dat liefde,<br />
liefde tot God en liefde tot de menfchen n<br />
daarby beziele en u in het gebruiken daarvan<br />
befliere. Zyt gy goeds moeds, zo zing, gelyk<br />
onze tekst zegt, pfalmen. Verhef u in den<br />
geest van de beeken, waaruit gy vreugde fchept,<br />
tot de bron , waaruit zy alle voortkomen, tot<br />
de eerfte, eeuwige, onafhangklyke oorzaak van<br />
uw aanweezen en van uwe welvaart, tot God,<br />
den opperden vreugdefchenker, van welken alle<br />
volmaakte gefehenken afkomen , en die onophoudelyk<br />
leven en kracht en vreugde en zaligheid<br />
over zyne gantfche onmeetelyke fchepping<br />
verfpreidt. Verzoet-en veredel u al het aangenaame,<br />
al het fchoone en goede, 't welk gy<br />
hebt en geniet, daardoor, dat gy het als gefehenken<br />
van uwen hemelfchen Vader, als bewyzen<br />
van zyn toezigt en zyner voorzienigheid,<br />
als onderpanden van nog grooter goederen<br />
en zaligheden befchouwt en geniet. Leer<br />
L 4 u
Ifj8 HET GEDÏIAG VAN EEN VROOM MENSCH<br />
u in God, in alle zyne werken en weldaaden»<br />
zo wel in *t kleine als in 't groote , verheugen<br />
, u aan zyne leiding en beftiering des te geruster<br />
en volkomener overgeeven, en alle zyne<br />
geboden des te gewilliger en blymoediger gehoorzaamen.<br />
Leid uit dat geene, 't welk God<br />
in dit tydelyke leven op deezen laageren trap<br />
van uw aanweezen, voor u gedaan heeft en nog<br />
doet, of, wat gy al van hem, die de goedheid<br />
en liefde zelve is, in een beter leven, op hoogere<br />
trappen van uw aanweezen te verwachten<br />
hebt. Dat het genot des voorfpoeds u toch<br />
vooral niet van hem, den ooriprong en onderhouier<br />
van hetzelve, verwydere, maar tracht<br />
u met hem, den Vader der lichten, meer en<br />
meer te vereenigen, door alles, wat gy van<br />
hem ontvangen hebt, volgens zynen wil en ter<br />
bevordering zyner oogmerken aan te wenden.<br />
Dat u derhalven by het gebruik daarvan de algemeenfte,<br />
de oprechtlte, de werkzaamite liefde<br />
tot uwe broederen, tot de kinderen van uwen<br />
hemelfchen Vader beziele. Wacht u van de<br />
zulken, die minder voorfpoedig, minder vermogend,<br />
minder groot, minder ryk zyn dan gy ,<br />
te verachten, of met verfmaading te behandelen.
IN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. l6$<br />
len. Verberg liever uwe uitfteekendheid voor<br />
hen, en fpeen u liever ook van derzelver onzondig<br />
gebruik, dan dat gy u op dezelve op<br />
eene beledigende wyze beroemen, of hen daarmede<br />
verdrukken en ergeren zoude. Gedraag u<br />
des te nederiger , des te menschlievender en<br />
vriendelyker jegens de geringen, zo veel te meer<br />
het geluk u boven hen verheven heefc. Help en<br />
dien anderen des te gewilliger en yveriger, verbreid<br />
des te meerder verkwikking en troost rondom<br />
u, zo veel te meerder middelen als gy daartoe<br />
in handen hebt. Stel u voor den onfchuldigen,<br />
voor den onderdrukten, voor den vervolgden<br />
, des te nadrukkelyker in de bres, zo veel te<br />
grooter uw aanzien en uwe invloed is. Deel den<br />
behoeftigen, van allerlei foort des te rykelyker<br />
en blymoediger uwe gaven mede, naar maate<br />
gy meer in ftaat zyt te geeven. Stel de voornaamfte,<br />
de hoogfte waarde ,van uwen voorfpoed<br />
, van uwe eer , van uw aanzien , van<br />
uwen rykdom en van uwe andere voorrechten<br />
daarin, dat gy een des te grooter weldoener<br />
uwer broederen zyn, dat gy des te meerder<br />
goed doen en bevorderen, en daardoor Gode,<br />
uwen hemelfchen Vader, die van eeuwigl*<br />
5 beid
ïfO HET GEDRAG VAN EEN VROOM MHNSCil<br />
heid tot eeuwigheid enkel goed en altoos het<br />
beste werkt, meer en meer gelyk kunt worden.<br />
Wilt gy- eindelyk, ö mensch, roepen wys<br />
heid en godsdienst u toe, mlt gy uwen voorfpoed<br />
als een wyze, als een Christen bezitten en genie<br />
ten : zo bezit en geniet denzelven met eene he<br />
melsgezinde gemoedsgefleldheid. Bezit en ge<br />
niet denzelven als een fchepfel, wiens wenfehen,<br />
poogingen, uitzigten en verwachtingen niet bin<br />
nen de weinige jaaren en dagen van dit aardfche<br />
leven bepaald zyn; als een fchepfel, dat voor<br />
de onfterfly.kheid, voor eene fteeds toeneemen-<br />
de volmaaktheid en gelukzaligheid gefchikt is.<br />
Draag zorg, dat de voorrechten, de goederen<br />
en vermaaken deezes levens, hoe fchitterende<br />
en begeerenswaardig zy ook zyn, u de veel<br />
grooter en beter goederen en vermaaken en voor<br />
rechten des verhevener levens toch niet uit het<br />
oog doen verliezen. Draag zorg dat de bezit<br />
ting en genieting der eerfte u toch niet onver-<br />
fchillig maaken omtrent de verkryging en de ge<br />
nieting der laatfte. Nimmer moet het tegen<br />
woordige en zigtbaare uwe gantfche ziel vervul<br />
len en alle uwe vermogens en krachten bezig<br />
houden. Nimmer moet gy deswegen uwe toe-<br />
ko-
IN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. I^I<br />
komende heerelyke verordening, nimmer dat<br />
vergeeten, wat gy eens in eene betere waereld<br />
zyn en worden zult. Vergelyk dikwyls de on-<br />
beftendigheid en vlugtigheid van al het fchitte-<br />
rende en blinkende, dat u hier omringt, de kor<br />
te, flechts eenige oogenblikken beftaande duur<br />
zaamheid van alle vermaaken, die zich u hier<br />
aanbieden, met de wezenlyke behoeften, met<br />
de onverzadelyke begeerten van uwen onfterfly-<br />
ken geest, vergelyk ze met de duurzaame, be-<br />
flendige goederen en voordeden, die het toeko<br />
mende u doet hoopen. Zie meer op deeze dan<br />
op geene; ftreef meer naar deeze dan naar gee<br />
ne. Geene duuren flechts een korten tyd: dee<br />
ze zyn van eene eindelooze duurzaamheid. Gee<br />
ne zyn droomgezichten die by het aanbreeken<br />
van den morgen verdwynen: deeze blyven uont-<br />
waakende nog by, en maaken de vreugde en het<br />
geluk van den zaligden dag uit, waarop geen<br />
nacht zal volgen.<br />
Dit , myne geliefde Vrienden! roepen de<br />
wysheid en de godsdienst ons in den voor<br />
fpoed toe. Gelukkig zyn wy, indien wy op<br />
haare item acht geeven, en haare raadgeevin-<br />
gen opvolgen! Alsdan zouden wy niet alleen<br />
voor-
172 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCH<br />
voorfpoedig, maar ook gelukkig weezen , era<br />
ons door een waardig gebruik van den voor<br />
fpoed meer en meer tot zuiverer en verheve<br />
ner geluk gefchikt maaken. En welke lesfen,<br />
welke vertroostingen, welke verlferkingen gee<br />
ven ons nu deeze hemelfche leermeesteresfen<br />
in den tegenfpoed?<br />
Draag den tegenfpoed, roepen zy den mensch<br />
toe, draag den tegenfpoed, met geduld en ge-<br />
ïaatenheid. Dit is het beste, het eenigfte<br />
middel, om u uwen last te verligten, en den-<br />
zelven draaglyk te maaken. Laat uw lyden,<br />
nwe fmerten, uwe bekommeringen u niet ne-<br />
derdrukken, niet moedeloos maaken, niet in<br />
den afgrond der vertwyfeling ftorten. Waan<br />
toch niet, alles verlooren te hebben, als gy<br />
uwe aardfche goederen en uiterlyke voorrech<br />
ten verloren hebt. Merk uzelven toch niet<br />
aan als ellendig en ongelukkig, omdat gy<br />
rampfpoedig zyt. Laat de hoop van na de<br />
duisternis weder het licht te zullen zien en<br />
uw ruuw pad met een effener te verwisfelen,<br />
toch vooral niet vaaren. Houd den tegenfpoed<br />
niet voor behendiger en onveranderlyker dan<br />
den voorfpoed. Zy zyn beide even onzeker en<br />
vlug-
JN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. 173<br />
viugtig, beide aan de menigvuldigfte afwisfeling<br />
onderhevig. Zyt gy in lyden, zo bid, gelyk de<br />
tekst vermaant. Draag uw lyden in het befef<br />
van uwe afhangklykheid van God, indien gy<br />
hetzelve met geduld wenscht te draagen. Ver<br />
geet nooit, dat hy het is, die vernedert en ver<br />
hoogt, die wondt en heelt, arm en ryk maakt,<br />
den mensch in 't graf Mort en hem uit hetzelve<br />
weder doet opftaan. Merk alle tegenfpoeden,<br />
die u treffen, aan als toelaatingen en befchik-<br />
kingen van uwen hemelfchen Vader, en vergeet<br />
nooit, dat hy zyne kinderen ook dan liefheeft,<br />
als hy hen doet lyden en door lyden verbetert;<br />
en dat hy niets anders dan hun welzyn kan en<br />
wil werken. Murmureer derhalven nooit te<br />
gen hem, den Heiligen en Rechtvaardigen, den<br />
Algoeden; befchouw u nooit als benadeeld, als<br />
vergeeten en verwaarloosd van den geenen, die<br />
alles weet, die alles onderhoudt en bezielt, die<br />
alles volgens de voorfchriften der volmaaktüe<br />
wysheid beftiert en regeert, die alle zyne fchep-<br />
felen genegen is en zich over allen zynen fchep-<br />
fels ontfermt. Eerbiedig integendeel zyne wy<br />
ze Goedheid met eene kinderlyke onderwerping ,<br />
ook dan, wanneer gy haare wegen niet dcor-<br />
gron-
i74 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCH<br />
gronden en begrypèn kunt, omdat het einde<br />
daarvan voor u met duisterheid bedekt is.<br />
Draag uwe rampen met ftandvastigheid, roepen<br />
verder de wysheid en de godsdienst den<br />
rampfpoedigen toe. Wacht u van Jaage, onrechtvaardige<br />
, met Gods wil en met uwen pligc<br />
ftrydende middelen te gebruiken, om u van uw<br />
lyden te ontdaan. Werp den last, die u deukt,<br />
niet eigendunkelyk, niet in euvelen moede van<br />
uwe fchouderen. Draag denzelven zo lang, tot<br />
dat het den geenen, die hen u opgelegd heeft,<br />
behaagt, hem u weder af te neemen. Hy<br />
heeft last en kracht naar den naauwkeurigflen<br />
maatftaf tegen malkanderen afgemeeten, en zal<br />
u nooit meer opleggen, dan gy in ftaat zyt te<br />
draagen. Is uwe kracht uitgeput, dan is ook<br />
gewislyk het oogenblik van hulp en verlosfing<br />
niet verre af. Wanhoop derhalven nimmer<br />
aan uwe krachten, hoe bepaald dezelve ook<br />
zyn; God, die ze u gaf, kan en zal ze vermeerderen.<br />
Zyne kracht, die alles in allen<br />
werkt, is ook in den zwakken magtig, en kan<br />
meer doen, en doet zeer dikwyls veel meer<br />
dan wy kunnen wenfehen en bevatten. Volhard<br />
derhalven met een rustig en onverfchrok-<br />
ke»
IN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. 1^5<br />
ken gemoed, hoe lang uw lyden ook duuren<br />
moge , en fchoon het onheil u zelfs met<br />
verderf en ondergang bedreige. Op den<br />
mensch, op den Christen, die met den tegenfpoed<br />
worstelt, en in dien ftryd overwint*<br />
ziet de Beheerfcher der waereld met byzonder<br />
welgevallen neder, en die mag zich alles van<br />
de gevolgen zyns ftryds en zyner overwinning<br />
belooven.<br />
Vereenig, roepen ten derden wysheid en gods*<br />
dienst den rampfpoedigen toe, vereenig met uwe<br />
ftandvastigkeid een rustig en geloovig vertrouwen<br />
op God. Alle eigenfchappen immers, die<br />
u gerustheid en vertrouwen inboezemen kunnen,<br />
zyn den Allerhoogften, den Oneindigen,<br />
uwen Schepper en Vader, zonder eenige bepaaling,<br />
zyn hem wezenlyk eigen. Hy is de Alweetende,<br />
die alle uwe behoeften, alle uwe<br />
gebreken en lyden, en alle middelen en wegen,<br />
om dezelve te verhelpen, op het naauwkeurigfte<br />
en met eene onbedrieglyke zekerheid kent.<br />
Hy is de Almagtige, die alles in zyne hand<br />
heeft, aan wien alle fchepfelen, alle toevalligheden<br />
, alle gebeurtenisfen in hemel en op aarde<br />
onderworpen zyn; zonder wiens toelaating<br />
u
l?6 HET GEDRAG VAN EEN VROOM MENSCH<br />
u geen onheil treffen kan, op wiens bevel de<br />
duisternis in licht verandert, en zelfs het fewaa-<br />
de tot uw best moet gedyen. Hy is de Algoe-<br />
de, die niets dan volmaaktheid en gelukzalig<br />
heid wil en bevordert, en ze ook dan wil en<br />
bevordert, wanneer zich alles tot ons verderf<br />
fchynt te vereenigen. Bewyst uw eerbied Hem<br />
den Alweetenden, den Almagtigen, den Algoe-<br />
den, daardoor , dat gy enkel goed en altoos het<br />
beste van hem verwacht. Wanhoop nooit aan<br />
zyne hulp, twyfel nooit, of hy ze u wel ten<br />
gefchiktlten tyde, in de gevoeglykfte omftan-<br />
digheden, op de met uwe waare gelukzaligheid<br />
best overeenkomstige wyze verleenen zal, en<br />
vertrouw van hem, den wysften en goedertie-<br />
renften Regeerer der waereld, uwen liefdery-<br />
ken Vader, dat hy u nooit vergeeten, u nooit<br />
verlaaten, noch verwaarloozen, en ook u, vroeg<br />
of laat, op deeze of op eene andere wyze,<br />
onfeilbaar tot het doel der volmaaktheid bren<br />
gen zal, waarvoor gy vatbaar zyt.<br />
Zie derhalven, roepen eindelyk de wysheid<br />
en de godsdienst den rampfpoedigen toe, zie<br />
op het doel, dat u is voor gefield, zie op de toe<br />
komende waereld, die u verbeidt, en op de over-<br />
vloê-
ÏN VOORSPOED EN IN TEGENSPOED. I77<br />
vhedige fchadeloosftellingen en vergeldingen, dit<br />
gy daar van de goedheid des Oneindigen te wachten<br />
hebt. Of de weg, die u tot dat doel<br />
leidt, iets donkerer of iets helderer, iets moeijelyker<br />
of iets ligter om te bewandelen ge-:<br />
weest is; of deeze weinige dagen en jaaren<br />
uwer eerfte opvoeding en vorming u meerder<br />
druk of meerder vermaaken verfchaft hebben:<br />
6 daarover zult gy u gewisfclyk niet ontrusten,<br />
indien gy flechts dat heerelyke doel bereikt,<br />
indien gy flechts in deeze fchool uws<br />
levens wysheid en deugd verzamelt, en daardoor<br />
voor het betere, eeuwige leven gefchikt<br />
wordt. Wat toch is al het lyden deezes tegenwoordigen<br />
tyds in vergelyking met de heerlykheid,<br />
die u ten deel zal vallen, indien gy<br />
dit lyden als een Christen verdraagen, en hetzelve<br />
ter uwer verbetering gebruikt hebt? Ja,<br />
myne geliefde Vrienden! om fteeds beter,<br />
fteeds volmaakter, zo wel door druk als door<br />
vermaak, zo wel door tegenfpoed als door<br />
voorfpoed, fteeds beter en volmaakter te worden<br />
, daarnaar laaten wy allen onophoudelyk<br />
ftreeven. En dan zal niemand onder ons zyn<br />
oogmerk misfen, dan zullen wy hetzelve langs<br />
VUI. STUK. M al-
I78 HET GEDRAG VAN EEN VROOM ENZ.<br />
alle wegen, in allerleien toeftand en fteeds nader<br />
komen, en ons eenmaal over alle de voordeden<br />
en alle de nadeelen, over al den voorfpoed<br />
en al den tegenfpoed verheugen, waardoor<br />
wy hetzelve bereikt hebben. Amen,
A GT S T E L E E R R E D E .<br />
WAAROM HEEFT 'ER NIET<br />
MEERDER GELUK ON<br />
DER ONS PLAATS?<br />
Tekst!<br />
EUANO. VAN LUKAS, Hoofdfl. XU. VS. 15.<br />
Ziet toe, en wacht u van de gierigheid: want het is niet<br />
in den overvloed gelegen, dat iemand leeft uit zytfi<br />
goederen.<br />
M s
h e b t o n s a l l e n t o t<br />
ó gy<br />
e l u k v e r<br />
g '<br />
ordend, ons allen voor geluk vatbaar gemaakt,<br />
ons allen het vuurigfte verlangen daarnaar ingeboezemd,<br />
en de menigvuldigfte, krachtiglte<br />
middelen daartoe gegeeven: en nogthans zyn<br />
wy niet allen gelukkig, en veelen van ons zyn<br />
zulks in eene veel mindere maate, dan zy<br />
het zouden kunnen zyn. Heer! gy zyt rechtvaardig,<br />
gy zyt de goedheid en liefde zelve;<br />
weldoen en zaligmaaken is uwe eenigfte, uwe<br />
eeuwige bezigheid; van u komt altoos enkel<br />
goed, en de grootstmogelyke maat van 't<br />
goede, waarvoor uwe fchepfelen in elk tydperk<br />
en in ieder verband der dingen vatbaar<br />
zyn. Neen, niet u, den Algoeden, maar onszelven,<br />
onze eigene onbedachtzaamheid, ligtzinnigheid,<br />
nalaatigheid en traagheid, hebben<br />
wy het te wyten, indien wy ons van het doel<br />
der gelukzaligheid verwyderen, of dat geluk<br />
flechts zeer gebrekkelyk en onvolkomenlyk genieten.<br />
Ach, maar al te dikwyls zoeken wy<br />
het ter plaatfe, daar het niet te vinden is,<br />
en verfpillen onze edelfte krachten in ydele,<br />
vruchtelooze poogingen. Maar al te dikwyls<br />
M 3 flui-
l8a WAAROM HEEFT 'ER KIET MEERDER.<br />
fluiten wy onze zinnen en ons hart voor hee<br />
fchoone en goede, 't welk gy ons ter genieting<br />
aanbiedt, gaan de zuiverfte, rykfte bronnen van<br />
genoegen en vermaak met onverf chilligheid voorby,<br />
of fcheppen zo onbedachtzaam uit dezelve,<br />
dat wy haare zoetheid niet fmaaken, en haare<br />
bezielende en gelukkigmaakende kracht niet ondervinden.<br />
Maar al te zelden laaten wy ons van<br />
wysheid, deugden godsvrucht leiden, en hoe<br />
zouden wy dan voor de talrykfte misftappen,<br />
voor de gevaarlykfte vergrypingen en doolingen<br />
beveiligd zyn? Ach God! leer gy zelf ons onze<br />
dwaalingen en misflagen erkennen, en breng<br />
ons weder van onze doolwegen te rug. Geef<br />
toch,"dat wy met meerder opmerkzaamheid en<br />
zorgvuldigheid, met zekerer en vaster fchreden<br />
den weg der gelukzaligheid bewandelen, en laat<br />
het licht der waarheid ons op deezen weg vergezellen.<br />
Zegen ook thans onze overdenkingen<br />
over dit onderwerp. Leer ons 't geen wy, om<br />
gelukkig te zyn, vermyden en doen moeten,<br />
duidelyk inzien, en laat deeze kennis levendig<br />
in ons worden. Wy bidden u hierom, in den<br />
naam van onzen Heer en Heiland Jefus Christus,<br />
en roepen u verder als zyne dienaars aan: Onze<br />
Vader enz.<br />
Ge-
.GELUK ONDER ONS PLAATS? lS3<br />
Geluk, myne aandachtige Toehoorers! is»<br />
gelyk ik u onlangs onder het oog bragt, en<br />
gelyk iedereen zonder myne herinnering uit<br />
innerlyke ondervinding weet, geluk is het doel,<br />
waarnaar ieder rnensch reikhalst en ftreeft. Ieder<br />
mensch onderfcheidt aangenaame en onaangenaame<br />
denkbeelden en gewaarwordingen<br />
van eikanderen; tracht geene in zich te verwekken<br />
en te onderhouden, en deeze zo veel<br />
mogelyk te verzwakken en van zich te verwyderen<br />
; kweekt geene met genoegen aan,<br />
geeft zich aan deeze nooit zonder tegenkanting<br />
en ftryd over, en wenscht altoos, dat<br />
geene een zo groot mogelyk overwigt op deeze<br />
hebben mogen. Ieder mensch is ook voor<br />
zekeren , hooger of laager , trap van geluk<br />
vatbaar; en deeze trappen zyn niet minder menigvuldig<br />
en verfcheiden, dan de vermogens,<br />
de levenswys, de opvoeding, de zedelyke gefteldheid,<br />
de godsdienst, de verbindtenisfen en<br />
omftandigheden der menfchen zyn. Zy ver~<br />
fchillen ten opzigt van kennis en genieting van<br />
het goede, van fmaak efl verkiezing zo veel<br />
M 4 van
184 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />
van malkanderen, als de menfchen zeiven van<br />
malkanderen verfchillen. Wy, myne aandachtige<br />
Toehoorers ! behooren als menfchen en<br />
als Christenen tot de klasfè der redelyke bewooneren<br />
van den aardbol, die voor een verheven<br />
, een by uitneemendheid groot geluk<br />
vatbaar zyn. Wy hebben eenen aanzienlyken<br />
trap van befchaafdheid bereikt. De vermogens<br />
van onzen geest zyn in een grooter kring<br />
van werkzaamheid geplaatst. Onze reden is<br />
verlicht; wy zyn in 't nadenken geoefend. Wy<br />
kennen en bezitten veele bronnen van vermaak<br />
en genoegen, en wel van het edelfte vermaak<br />
en het zuiverfte genoegen, die voor veele,<br />
misfchien voor de meeste menfchen verborgen<br />
en onbekend zyn. Het licht des Euangelies<br />
heeft veele fchadelyke vooroordeelen en dwaalingen<br />
onder ons verzwakt, ons op eene menigte<br />
van belangryke zaaken opmerkzaam gemaakt,<br />
en ons van veele anderen juister begrippen<br />
en meerder zekerheid gegeeven. Wy<br />
weeten duidelyker, wat" geluk is , en langs<br />
welke wegen, door welke middelen men tot<br />
hetzelve komt. Maar zyn wy ook in de daad<br />
gelukkiger dan anderen? Zo gelukkig, als wy<br />
in onzen toeftand, volgens onze krachten, by<br />
on-
GELUK ONDER ONS PLAATS? l8$<br />
onze hulpmiddelen zyn kunnen? Is de trap van<br />
ons geluk overeenkomftig met den trap van onze<br />
befchaafdheid, van onze kundigheden, en<br />
met de gunstige omftandigheden, waarin wy ons<br />
bevinden? Zou men uit den laatften den eerften<br />
kunnen opmaaken? Heerscht 'er meer vergenoegdzaamheid<br />
dan onvergenoegdzaamheid, meer<br />
blydfchap dan droefheid onder ons? Stygen 'er<br />
meer dank- en lofzangen dan zuchten en klagten<br />
uit ons midden ten hemel? Ach, ik vrees, myne<br />
geliefde Vrienden! dat de dagelykfche ondervinding<br />
ons zou loogenftraffen, indien wy<br />
dit in 't algemeen wilden ftaande houden. Maar<br />
zou niet de fchuld van dit gebrek aan geluk by<br />
onszelven liggen? Laaten wy onze gedachten<br />
hierover eens laaten gaan, myne aandachtige<br />
Toehoorers! Laaten wy de oorzaaken nafpooren,<br />
waarom ""er onder menfchen, gelyk wy zyn,<br />
onder menfchen van onze foort en in onzen toeftand,<br />
niet meerder waar geluk te vinden is.<br />
Leeren wy deeze oorzaaken kennen, en houden<br />
voor 't geen zy zyn, dan zal het ons te ligter<br />
vallen, om de hinderpaalen van ons geluk te<br />
boven te komen, of dezelve uit den weg te<br />
ruimen. Mogt myne tegenwoordige leerrede<br />
iets ter bevordering van dit heilzaame oog-<br />
M 5 merk,
ï86 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />
merk , ter bevordering van uw geluk toebreng<br />
gen !<br />
De eerfte oorzaak, waarom 'er niet meer<br />
geluk onder ons , onder menfchen van onze<br />
foort en in onze omftandigheden , gevonden<br />
wordt, is deeze: men kweekt en gebruikt de gefchiktheid<br />
tot geluk niet zorgvuldig genoeg. E<br />
waarin beftaat deeze gefchiktheid? Deeze gevoeligheid<br />
voor genoegen en vermaak? Waardoor<br />
wordt dezelve onderhouden? Zy beftaat<br />
hierin en wordt hierdoor onderhouden , dat<br />
men opene zinnen en ; een open hart heeft<br />
voor al het fchoone en goede, 't welk in de<br />
waereld en onder de menfchen en in onzen<br />
eigenen toeftand plaats heeft; dat men daarop<br />
opmerkzaam is; dat men het overal begeerig<br />
opzoekt, gaarne ontdekt, en 'er zich langer<br />
en liever by ophoudt, dan by het tegenovergefielde.<br />
Zy, de gefchiktheid voor geluk, beftaat<br />
hierin, en wordt hierdoor onderhouden,<br />
dat men zich niet tegen de indrukfels, die het<br />
fchoone en goede op ons maaken, door eene<br />
al te verftrooijende leevenswyze, of door onachtzaamheid<br />
en ligtzinnigheid verhart, dat men<br />
zyn natuurelyk en zedelyk gevoel door de gefcaüufte<br />
middelen opwekt en aankweekt, zynen
GELUK. ONDER ONS PLAATS? l8f<br />
nen fmaak verfynt en veredelt, zich in het<br />
nadenken oefent over alles, wat men ziet en<br />
ondervindt, en zich daardoor hoe langer hoe<br />
duidelyker en naauwkeuriger denkbeelden van<br />
de natuur en gefteldheid der dingen, van haare<br />
oogmerken, van haare verordening, van<br />
haare betrekkingen en verband vormt. Zal<br />
dit gefchieden: dan moet de mensch een kalm<br />
gemoed hebben, dat vry is van ongeregelde,<br />
hevige hartstochten; hy moet- meester zyn van<br />
zyne opmerkzaamheid; hy moet zich gaarne<br />
en dikwyls met de befchouwing der natuur,<br />
met het nafpooren van haare tallooze fchoonheden<br />
en goederen bezig houden ; moet in<br />
derzelver ftille genieting zyn genoegen ftellen<br />
, en eenzaame overdenkingen moeten zo<br />
wel als de verkeering met wyze , gevoelige<br />
menfchen zyne geliefdfte uirfpanning zyn. Indien<br />
gy derhalven, myne aandachtige Toehoorers!<br />
indien gy als met geflootene oogen en<br />
met een ongevoelig, verkleumd hart, in het<br />
midden van alle fchoonheden en goederen ,<br />
die u omringen, op den levensweg voortflentert,<br />
of, van den eenen of den anderen hartstocht<br />
geboeid, al uwe oplettendheid eeniglyk<br />
tot bevrediging van denzelven bepaalt, en omtrent
8S WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />
went al het andere onverfchillig of ongevoelig<br />
zyt; indien gy of van te groote drukte,<br />
of van eindelooze verftrooijingen geflingerd ,<br />
nooit tot u zeiven , nooit tot ftilte en rust<br />
komt; indien gy alles flechts oppervlakkig befchouwt,<br />
flechts naar zyne uiterlyke gedaante<br />
beoordeelt, en niets door aanhoudend overdenken<br />
in den grond leert kennen: dan blyft de<br />
gefchiktheid en de vatbaarheid voor geluk, die<br />
u natuurlyk eigen is, grootdeels onontwikkeld<br />
en ongebruikt in u (luimeren, en gy hebt het<br />
uzelven te wyten, dat gy minder gelukkig<br />
zyt, dan gy volgens uwe vermogens en in uwe<br />
omftandigheden zoudt kunnen zyn. Gebruikt,<br />
oefent deeze vermogens, wendt deeze omftandigheden<br />
wel aan , geeft aan uwe opmerkzaamheid<br />
de behoorelyke richting, ontfluit uwe<br />
zinnen en uw hart voor iederen indruk van het<br />
fchoone en goede, en leert deszelfs waarde<br />
door nadenken kennen en befeffen. Het geluk,<br />
myne aandachtige Toehoorers! is geene zaak,<br />
die ons zonder ons toedoen en zonder onze<br />
poogingen in den fchoot geftort wordt; het<br />
wil door oplettendheid, door ernst, dikwyls<br />
door infpanning, altoos door eene zorgvuldige<br />
gebruikmaaking van alle middelen, die daartoe
GELUK ONDER ONS PLAATS? 189<br />
toe diènftig zyn, gezocht en verkreegen wor<br />
den.<br />
Eene andere, met de eerfte naauwverbon-<br />
dene oorzaak , waarom 'er niet meer geluk<br />
onder ons plaats heeft, is deeze: men heeft-<br />
men bezit, men ondervindt, men geniet zeer<br />
veel goeds zonder bewustheid, zonder overleg,<br />
en gevolglyk ook zonder fmaak en zonder ge<br />
noegen. Nu eens is het de langduurige be<br />
zitting en de gewoonte, die het goede zyne<br />
bekoorlykheid en zyne waarde in onze oogen<br />
beneemen; fomtyds is het het onrustige ftree<br />
ven naar eenig ander onzeker, en misfchien<br />
zeer bedrieglyk of althans zeer ontbeerlyk<br />
goed, 't welk ons omtrent al het andere on-<br />
aandoenlyk maakt; dan weder zyn het de on<br />
achtzaamheid en ligtzinnigheid, welke veroor-<br />
zaaken, dat wy nergens op letten, ons ner<br />
gens by bepaalen, nergens by ftilftaan, maar<br />
alles als vlugtige fchaduwen en droombeelden<br />
by ons laaten voorby gaan. Hoe onbillyk ech<br />
ter handelen wy niet in dit opzigt tegen de<br />
Godlyke Voorzienigheid, en hoe vyandig te<br />
gen onszelven! Welke dag, welk uur onzes<br />
levens is niet ryk in menigvuldige bewyzen<br />
der Godlyke Voorzorg en Goedheid? Wat al<br />
voor-
tO'0 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />
voordeden , wat al aangenaamheden, wat al<br />
gerieflykhedeh, wat al weldaaden voor het<br />
ligchaam en voor de ziel genieten wy niet elken<br />
dag, ja elk uur? Of, is de bewustheid<br />
van ons leven, het gevoel Onzer vermogens<br />
en onzer gezondheid ; is het menigvuldige ,<br />
nuttige gebruik, 't welk wy daarvan maaken,<br />
óf althans kunnen maaken; is de voldoening<br />
Onzer verfchillende dringende behoeften; is de<br />
gedachte aan onze uitmuntende natuur en verordening<br />
, de gedachte aan onze onfterflykheid,<br />
de verheffing van onzen geest tot God, en<br />
het vooruitzigt op een beter toekomende: zyn<br />
dit alles geene zegeningen , wier genot ons<br />
dagelyks kan verheugen en gelukkig maaken?<br />
Èn hoe veel fchoons en goeds kunnen wy<br />
niet dag aan dag in de natuur en in het gezellige<br />
leven zien en ondervinden? Indien wy<br />
nu op dit alles zorgvuldig acht gaven; indien<br />
wy dit alles met bewustheid en overleg genooten;<br />
indien wy ons by deszelfs genot tot de<br />
eerfte, eeuwige Bron van al het fchoone en<br />
goede verheften, en daaruit onze verbindtenis<br />
met dezelven en onze toekomende verwachtingen<br />
afleidden: hoe grootelyks zouden wy daardoor<br />
niet de fom onzer aangenaame denkbeelden
CELUK ONDER ONS PLAATS? ioi<br />
den en gewaarwordingen, de fora van ons geluk<br />
vermeerderen! Welk een groot overwigt<br />
zou niet het goede op het kwaade zelfs volgens<br />
ons eigen inzigt en naar onze eigene ondervinding<br />
verkrygen! Met hoe veele voordeelen<br />
en zegeningen , met hoe menigerlei geneugten<br />
zou niet ieder, grooter en kleiner,<br />
tydperk onzes levens verfierd zyn! Wenscht gy<br />
derhalven uw geluk te vermeerderen , myne<br />
geliefde Vrienden! zo herinnert u dikwyls by<br />
het ontwaaken, dikwyls by het gaan ilaapen,<br />
dikwyls in de oogenblikken der afgezonderde<br />
overdenking van het fchoone en goede , 't<br />
welk u omringt, en 't welk gy zeiven hebt en<br />
bezit, of doen en genieten kunt; alle vermo^<br />
gens en alle de uitmuntendheden van uwen<br />
geest en van uw ligchaam, alle middelen van<br />
verlichting , van verbetering, van genoegen,<br />
alle aangenaamheden van het huisfelyke en van<br />
het gezellige leven, alles, wat gy thans zyt*<br />
en wat gy nog eens moogt hoopen te worden.<br />
Telt dan uwe wezenlyke rykdommen by<br />
een, en gebruikt en geniet dezelve als redelyke<br />
fchepfelen met eene duidelyke bewustheid<br />
en onder een dankbaar befef hunner waarde.<br />
Eene
102 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />
Eene derde oorzaak, myne aandachtige Toe-»<br />
boorers! waarom 'er niet meer geluk onder<br />
ons plaats heeft, is deeze: men verlangt, men<br />
verwacht maar al te dikwyls onmogelyke, tegenftrydige<br />
dingen, en merkt dezelve aan als<br />
noodzaakelyke, wezenlyke deelen van zyn gelu<br />
Vergeeffche wenfehen en mislukte verwachtingen<br />
maaken ons altoos meer of min ellendig,<br />
en beneemen niet zelden zelfs het goede<br />
, 't welk noch onze wenfehen noch onze<br />
verwachtingen te leur Helt, al zyne waarde in<br />
onze oogen. Indien gy derhalven, myne aandacht<br />
:<br />
ge Toehoorers i die als menfchen een<br />
menfchelyk, dat is, een aardsch, vergangklyk,<br />
broosch ligchaam omdraagt , nogthans geene<br />
onaangenaame indrukfels van uiterlyke dingen<br />
ondervinden, en nogthans van alle fmerten en<br />
ziekten bevryd blyven wilt, indien gy, die met<br />
broofche, fterfelyke menfchen vereenigd zyt,<br />
en broofche, fterfelyke menfchen lief hebt, en<br />
hen nog'hans nooit verliezen en nooit van hun<br />
gefcheiden wilt worden; indien gy een gezellig<br />
leven leiden, en deszelfs menigvuldige aangenaamheden<br />
en voordeden genieten, en nogthans<br />
om hetzelve niets verdraagen, niets lyden,<br />
niets ontbeeren, niets doen wilt; indien<br />
gy>
GELUK ÓNDIÏl ONS PLAATS? ÏQJ<br />
gy, die ais menfchen. bepaalde Vermogens<br />
hebt, nogthans verlangt, dat dezelve doof<br />
moeite en infpanning nooit verzwakt, of uit<br />
geput zullen worden; indien gy, die als bur<br />
gers der waereld, als fchakels van de onmee-<br />
telyke keten der dingen, flechts zekeren rang<br />
onder de menfchen bekleeden, flechts in ze<br />
keren en bepaalden toeftand zyn kunt, nog-<br />
ihans over de bepaaldheid en bezwaarnisfen,<br />
die daaraan noodzaakelyk verbonden zyn, als<br />
over waare onheilen klaagt, en nogthans de.<br />
voordeden en aangenaamheden der overige<br />
rangen en toeftanden tevens verlangt; indien<br />
gy, die thans in eenen ftaat van opvoeding,<br />
van oefening, van voorbereiding leeft, nog<br />
thans alles, wat moeite en infpanning ver-<br />
eischt, fchuwt , en nogthans maaijen wilt,<br />
voordat gy gezaaid hebt: dan gewisfelyk kun<br />
nen uwe wenfehen niet bevredigd, uwe ver<br />
wachtingen niet vervuld worden, dan moet gy<br />
zekerlyk het doel, waarnaar gy ftreeft, mis-<br />
fen, omdat hetzelve niet tot de daadelyke wae<br />
reld behoort, maar een loutere /peeling uwer<br />
verbeelding is. Neen, wenscht gy gelukkig<br />
te zyn, verlangt dan geene andere goederen,<br />
geene andere geneugten en vermaaken, dan die<br />
VW. STSK. N voor
fp4 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />
voor u, in uwen kring, in uwe verbindtenisfen,<br />
in uwen tegenwoordigen toeftand gefchikt<br />
zyn; verlangt noch het geluk van geringer,<br />
noch het geluk van verhevener fchepfelen, dan<br />
gy zyt, noch den groover zinnelyken wellust<br />
der dieren, noch de zuiverer, geestelyke genietingen<br />
der engelen, noch onvermengde en onafgebrokene,<br />
noch enkel verrukkende vreugde.<br />
Zyne wenfehen te beheerfchen en te maatigen,<br />
en niets te verlangen en te verwachten, wat<br />
met den aart der dingen en met onzen toeftand<br />
ftrydt, deeze is de rechte weg ter gelukzaligheid.<br />
Eene vierde oorzaak, waarom 'er niet meerder<br />
geluk onder ons plaats heeft, is deeze: men<br />
ziet veele foorten van geluk en veele middele<br />
daartoe, gantfchelyk over het hoofd , en waa<br />
deert en zoekt anderen niet genoegzaam,-<br />
dereen wenscht gelukkig te zyn, en iedereen<br />
wendt daartoe zekere middelen aan. Wie houdt<br />
niet de gezondheid, de ligchaamelyke fterkte,<br />
den goeden voortgang in zyne bezigheden, den<br />
goeden naam, een toereikend beftaan, een onbezorgd,<br />
gemakkelyk leven, voordeelige verbindtenisfen<br />
met zyne medemenfehen, wie houdt<br />
niet rykdom, aanzien en eer voor begeerenswaardige<br />
goederen ? Wie ftreeft niet, meer of<br />
min,
GfcLÜK ONDER ONS PLAATS? I95<br />
min, daarnaar, als naar middelen tot het geluk<br />
? Maar hoe veele andere bronnen van hetzelve<br />
gaat men onachtzaam voorby, houdt ze<br />
niet voor 't geen zy zyn, of fchept 'er veel<br />
minder genoegen en vermaak uit, dan men 'er<br />
uit zou kunnen fcheppen! Het genot der fchoone<br />
natuur; het deelneemen in alles , wat fchoon<br />
en goed in de waereld en onder de menfchen is<br />
en gefchiedt; de bewustheid van billyk eh goed<br />
gehandeld te hebben; het gevoel van zyne vordering<br />
op den weg der verbetering en der volmaaktheid;<br />
het nadenken over gewigtige zaaken;<br />
het uitbreiden en verbeteren zyner kundigheden<br />
en inzigten; het genoegen des huisfelyken<br />
levens; de ftille verkeering met zichzelf<br />
ven en met weinige verftandige en braave vrienden,<br />
het vermaak der weldaadigheid; de geneugten<br />
der godsdienftige overdenking: welke<br />
ryke, onuitputtelyke bronnen van geluk, zyn<br />
dat niet voor den geenen, die ze kent en weel<br />
te gebruiken! Welk eenen zuiveren wellust,<br />
welk een waar, duurzaam genoegen fchept niet<br />
de wyze en de Christen uit dezelve! Hoe veel<br />
meerder wellust,hoe veel meerder vermaak,dan<br />
al het andere in ftaat is hem te verfchaffen!<br />
N 2 font»
ly6 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />
Kent, eerbiedigt, gebruikt gy ook deeze bronnen<br />
der gelukzaligheid, myne geliefde Vrienden?<br />
Geeft gy haar den voorrang boven alle<br />
andere ? Vertoeft gy het liefst en het langst by<br />
dezelve? Is u haare verkwikkende, verfterkende<br />
kracht uit ondervinding bekend? Ach, zo<br />
gy los en ligtvaardig dezelve voorbyloopt; zo<br />
gy haar meer als bronnen van verveeling en verdriet,<br />
dan van vermaak en genoegen aanmerkt;<br />
of zo gy u verbeeldt, dat gy dezelve, zo lang<br />
jeugd en welvaart u toelagchen, zonder nadeel<br />
ontbeeren kunt: kunt gy gewisfelyk niet gelukkig,<br />
of kunt het flechts in eenen zeer geringen<br />
trap zyn. Neen, zullen uwe klagten, ö menfchen<br />
! ö Christenen i zullen uwe klagten over<br />
gebrek aan geluk niet even zo onbillyk als ftrafbaar<br />
zyn: gebruikt dan ten minsten alle bronnen<br />
van vermaak, die de natuur en de godsdienst<br />
voor u ontflaiten, en gebruikt ze met de opmerkzaamheid<br />
, met de zorgvuldigheid, met de<br />
aanhoudende vlyt , die haare groote waarde<br />
verdient. Hoe fpoedig zullen dan niet uwe<br />
meeste klagten verdommen ! Hoe veel ryker<br />
in middelen tot geluk zult gy uzelven bevinden,<br />
dan gy u eerst verbeeldde! En hoe<br />
veel
GELUK ONDER ONS PLAATS? Ï97<br />
veel gelukkiger zult gy dan wezenlyk zyn, dan<br />
gy thans zyt!<br />
Eene vyfde oorzaak van het gebrek aan geluk<br />
is deeze: men zoekt het geluk meer buiten<br />
zich, dan in zich; meer in 'tgeen men heeft,<br />
dan in V geen men is; meer in 't geen men volvoert<br />
en tot ftand brengt, dan in V geen men<br />
doet; meer in V geen anderen van ons denken en<br />
gelooven , dan in V geen wy wezenlyk zyn. Deeze<br />
is de weg niet tot het geluk; althans brengt<br />
hy ons flechts zelden, flechts als by toeval,<br />
flechts langs veelerhande omwegen tot deszelfs<br />
bezitting en genieting. Dat geen, 't welk wy<br />
hebben en bezitten, behoort immers niet tot<br />
onszelven, is zeer onbeflendig en onzeker, en<br />
niet minder onzeker en onbeflendig is de weltevredenheid,<br />
die daarop gebouwd w tordt. Alleenlyk<br />
dat geen, 't wejk wy zyn, is werkelyk<br />
het onze, behoort in de daad tot onze<br />
perfoonlykheid, en zo wy reden hebben van<br />
daarmede weltevreden te zyn, is onze weltevredenheid<br />
vast gegrond. Dat geen, 't Welk<br />
wy met onze vermogens uitvoeren en tot ftandbrengen,<br />
hangt zeer dikwyls meer van gunstige<br />
omftandigheden, dan van onze bekwaamheid<br />
en onze verdiensten af, en zelden zul-<br />
N 3 len
Ï08 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER<br />
len wy over onze daaden, over de aanwending<br />
onzer krachten ten vollen te vreden zyn,<br />
indien wy dezelve eeniglyk naar den uitilag<br />
beoordeelen : maar nooit zullen wy dezelve<br />
voor verlooren, of vergeefs aangewend houden,<br />
indien wy ons meer benaarstigen, om 'er<br />
het beste gebruik van te maaken en ze daardoor<br />
te oefenen en te verfterken, dan om 'er<br />
groote dingen mede uittevoeren. De gevoelens<br />
der menfchen eindelyk zyn zo veranderlyk<br />
als zy zeiven, en wie het gebouw van zyn<br />
geluk daarop vestigt, bouwt op een losfen<br />
zandgrond. Alleen de bewustheid van onze<br />
toeneemende inwendige volmaaktheid en goedkeuring<br />
van ons eigen hart zyn duurzaame goe-*<br />
deren, zyn nimmer opdroogende bronnen van<br />
genoegen. Wenscht gy derhalven gelukkig te<br />
zyn, myne geliefde Vrienden! zoekt dan uw<br />
geluk veel meer in u dan buiten u. Zyt en<br />
worde alles, wat gy op den tegenwoordigen<br />
trap van uw aanweezen, in uwe tegenwoordige<br />
verbindtenis met het geheel, kunt zyn en<br />
worden; zyt en wordt zo verftandig, zo wys,<br />
zo goed, zo deugdzaam; leert uzelven zo volkomenlyk<br />
bellieren en uwe vermogens op zo<br />
redelyk en nuttig eene wyze aanwenden en gebrui-
GELUK ONDER ONS V LAATS? 10^<br />
bruiken; leert God en de menfchen zo hartelyk<br />
liefhebben, en 't geen gy als uwen pligt<br />
befchouwt, zo gewillig en getrouw volbrengen ;<br />
leert zo onophoudelyk naar verhevener wysheid<br />
en volmaaktheid ftreeven, en u voor het genot<br />
van zuiverer geneugten zo gefchikt maaken, als<br />
menfchen én Christenen in den tegenwoordigen<br />
ftaat maar eenigzins doen kunnen: en uw geluk<br />
zal op vaste grondflagen rusten. Gy zult<br />
met uzelven en met uwen ftaat te vreden zyn,<br />
omdat gy zeiven zyt en doet, 't geen gy uit<br />
hoofde uwer natuur en uwer verbindtenisfen en<br />
volgens den wil van God behoort te zyn en te<br />
doen; en omdat uwe ftaat met uwe tegenwoordige<br />
en toekomende verordening overeenkomftig<br />
is, en u voor eenen beteren verhevener ftaat<br />
gefchikt maakt, waarin gy de overvloedigfte vergoeding<br />
voor alle geledene verlies en de heerelykfte<br />
vruchten van uwen arbeid en uwe moeite<br />
te verwachten hebt.<br />
Eene zesde oorzaak, waarom 'er niet meerder<br />
geluk onder ons plaats heeft, is: omdat<br />
men tegenfpoed en ellende , zo wel in zyne woor<br />
den en uitdrukkingen als in zyne gedachten en<br />
beoordeelingen, zo dikwyls met malkanderen ver<br />
wart ; en het onderfcheid tusfchen beide zelden<br />
N 4 ge-
*0o WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDE»<br />
genoegzaam naauwkeurig in V oog houdt. 'Er<br />
zyn en ontmoeten ons onbetwistbaar veele tegenfpoeden<br />
in de waereld; maar niet elke tegenfpoed<br />
vermeerdert de fom der wezenlyke ongelukken<br />
of der ellende. Ook ons kan veel tegenfpoeds<br />
bejegenen, ons kunnen veele wederwaardigheden<br />
en onaangenaamheden treffen, zonder<br />
dat wy daardoor juist ongelukkig of ellendig<br />
worden. De eerfte, de tegenfpoed, is buiten<br />
ons: de laatfte, de ongelukzaligheid of de<br />
ellende, is in ons. De eerfte heeft niet altoos „<br />
niet noodwendig de laatfte ten gevolge. De<br />
gelukzaligheid, die eeniglyk op tydeiyken VOOEfpoed,<br />
op uiterlyke welvaart, gegrond is, verdwynt<br />
gewisfelyk te gelyk met denzelven. Maar<br />
de gelukzaligheid, die voornaaraelyk op wysheid<br />
en deugd en vroomheid, op innerlyke goedheid<br />
en volmaaktheid, rust, kan door wederwaardigheden<br />
wel gefchokt, maar niet vernietigd<br />
worden. Verliezen wy uiterlyke goederen<br />
en voorrechten , vrienden en geliefden, gezondheid<br />
en krachten, mislukken ons onze onderneemingen;<br />
worden onze oogmerken verydeld;<br />
worden wy in onze verwachtingen te leur<br />
gefteld: dan gaat het ons niet voorfpoedig, dan<br />
treft ons het ongeval. Maar, indien wy deeze<br />
din-
GELUK ONDER ONS PLAATS? SOI'<br />
dingen aanmerken voor 't geen zy zyn; indien<br />
wy dezelve in hun verband mee den wil van God<br />
en met de wetten der goede orde befchouwen;<br />
indien wy het tegenwoordige met het voorledene<br />
en met het toekomende verbinden; indien<br />
wy fteeds onzen gantfehen toeftand, onze gantfche<br />
verordening voor oogen hebben, en noch<br />
dien noch deeze eenzydig beoordeelen; indien<br />
wy, eindelyk, alles als middelen ter onzer verbetering<br />
en volmaaking aanzien en gebruiken:<br />
zullen wy zelfs dan, wanneer de tegenfpoed ons<br />
treft, niet ophouden van gelukkig te zyn. Wy<br />
zullen het menigvuldige goede, het wezenlyke<br />
goede, 't welk ons dan nog over blyft, niet<br />
over het hoofd zien deszelfs groot overwigt op<br />
het kwaade levendig befeftén, en in het dankbaare<br />
genot daarvan vergenoegd zyn. Befchouwt<br />
dan toch niet elk ongeval voor een wezenlyk ongeluk;<br />
klaagt niet over gebrek aan geluk, zodra<br />
gy eenig gemis aan tydelyko voordeden ondergaat;<br />
plaatst toch niet alle rampfpoedigen in<br />
den rang der ongelukkigen; onderfcheide beiden<br />
in uwen eigenen toeftand en in den toeftand der<br />
menfchen in 't algemeen naauwkeurig van malkanderen,<br />
indien gy in deeze zedelyke rekening<br />
niet de fchaddykfte misdagen begaan wilt.<br />
N 5 De
&02 WAAROM HEEFT 'ER NIET MEERDER.<br />
De laatfte oorzaak, myne aandachtige Toehoorers!<br />
waarom 'er niet zo veel geluk onder<br />
ons plaats heeft, als 'er wel zou kunnen plaats<br />
hebben,- is deeze: men beoordeelt de meeste dingen<br />
te eenzydig: rukt als V ware alles uit het<br />
verband, waarin het ftaat, cn waardoor het dat<br />
geene wierd, V welk het is: en berooft daardo<br />
aan veel goede dingen haare groote waarde,<br />
aan veel kwaade dingen de nuttigheid en de g<br />
volgen, waardoor zy ophouden kwaad, te zy<br />
Men befchouwt, men geniet, men gebruikt de<br />
dingen deezer wareld niet genoeg in hun verband<br />
met het geheel, in hun verband met den wil en<br />
de oogmerken van den Schepper, in hun verband<br />
met de natuur en verordening van den<br />
mensch, in hun verband met het alles ontknoopende<br />
en alles volmaakende toekomende. Men<br />
beoordeelt het geheele onmeetelyke gebouw<br />
naar eenige kleine deelen, de gantfche zich tot<br />
in 't oneindige uitftrekkende, keten der menfchelyke<br />
gebeurtenisfen en lotgevallen , naar<br />
derzelver eerfte fchakel. Gewende men zich<br />
om verder te zien, en meer door te denken;<br />
om geene dingen, die by een behooren van malkanderen<br />
te fcheiden ; om niets uit zyn natuurelyk<br />
verband, te rukken; en om alles, zo vee!<br />
mo-
GELUK ONDER ONS PLAATS? 253<br />
mogelyk, in zynen menigvuldigen famenhnng,<br />
volgens zyne verfchillende betrekkingen en uit*<br />
werkingen en gevolgen te befchou wen: hoe veele<br />
dingen zouden daardoor eene geheel andere, hoe<br />
veel naare en akelige eene vrolyke, hoe veele<br />
aangenaame eene nog aangenaamer gedaante ver»<br />
krygen! Hoe veele verontrustende twyfelingen,<br />
hoe veele bekommeringen en zorgen zouden dan<br />
niet vervallen! Hoe zeer zou niet de fom onzer<br />
aangenaame denkbeelden en gewaarwordingen,<br />
de fom van ons geluk daardoor vergroot worden!<br />
Gy kent nu, myne aandachtige Toehoorers!<br />
de voornaamfte oorzaaken, die uw geluk verbitteren<br />
en verminderen. Tracht dezelve uit den<br />
weg te ruimen, en haaren fchadelyken invloed<br />
te verydelen. Kweekt derhalven — ik zal het<br />
gezegde in weinig woorden byéén trekken<br />
kweekt derhalven uwe gefchiktheid tot gelukkig'<br />
te zyn zorgvuldig aan: geniet al het goede, 't<br />
welk gy hebt, en 't welk u ontmoet, met meerder<br />
bewustheid en overleg: verlangt en verwacht<br />
geene onmogelyke en met malkanderen<br />
onbeftaanbaare dingen: gaat niet eene bron van<br />
waar genoegen en zuiver vermaak onachtzaam<br />
voorby, maar fchept uit allen : zoekt het geluk<br />
meer in u dan buiten u; onderfcheidt tegenfpoe-<br />
den
feOj, WAAROM HEEFT 'ER NIET ENZ,<br />
den en wezenlyke ongelukken wel degelyk van<br />
malkanderen: en beoordeelt, het afzonderlyke i»<br />
zyn verband met het geheel, het kwaade in zyn<br />
verband met het goede, het tegenwoordige in<br />
zyn verband met het toekomende. Dus zult gy<br />
gewisfelyk niet te vergeefs naar geluk ftreeven,,<br />
en altoos voortgaan van den eenen trap der ge»<br />
lukzaligheid tot den anderen. Amen.<br />
NE-
NEGENDE LEERREDE.<br />
OORZAAKEN VAN HET GEBREK<br />
AAN GELUK ONDER DE<br />
MENSCHEN.<br />
Tekst.<br />
SPREUKEN VAN SAIOMON Hoofdft. IXU vs. %U<br />
Laat zy (de wysheid) niet afwyken van uwe oogen; be<br />
waar de bejlendige wysheid en bedachtzaamheid; (of:<br />
en gy zult gelukkig en voorzigtig worden.)
6 \ Tod, gy hebt alle uwe fchepfelen ter<br />
gelukzaligheid gefchapen, en laat het niemandvan<br />
hun aan de noodige middelen ontbreeken,<br />
om zyne verordening te bereiken. Vroeg of<br />
fpade, op de eene of andere wyze, zult gy<br />
hen allen tot hun doel brengen, en u aan allen<br />
, als den God der liefde , verheerlyken.<br />
Ons, die gy als manfchen en als Christenen<br />
met zo veele voorrechten begunstigd hebt, ons<br />
hebt gy den weg tot het geluk zeer toebereid<br />
en gebaand, en ons daardoor voor eenen te<br />
hooger trap van hetzelve gefchikt gemaakt.<br />
Hoe beter wy u, onzen Vader, en uwe gunstryke<br />
gevoelens jegens ons; hoe beter wy onze<br />
natuur en onze verordening kennen: des te<br />
vergenoegder en gelukkiger konden en behoorden<br />
wy reeds in dit leven te zyn. En indien<br />
wy het niet zyn, indien wy over gebrek aan<br />
geluk klaagen , hebben wy zulks gewisfelyk<br />
aan onszelven te wyten. In plaats van naar<br />
de waarheid te vorfchen, en haar aangenaam<br />
en veilig licht te volgen, laaten wy ons door<br />
vooroordeelen misleiden, door dooiingen blinddoeken<br />
, en volgen veelerhande bedrieglyke<br />
dwaal-
ÈOS OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />
dwaallichten, die ons op gevaarlyke doolwegen<br />
voeren. Wy dwaalen omtrent u en onszelven,<br />
omtrent onze tegenwoordige en toekomende<br />
verordening; en hoe zouden wy dan anders,<br />
dan onvergenoegd en ellendig kunnen zyn! ö<br />
God, breng gy zelf ons van onze dwaalwegen<br />
weder te rug, en Iaat het licht der waarheid<br />
fteeds helderer voor ons fchynen en ons veiliger<br />
leiden. Geef, dat wy u en onszelven fteeds<br />
naauwkeuriger kennen, en deeze kennis fteeds<br />
bereidvaardiger en getrouwer volgen mogen.<br />
Zegen ook tot dat einde de overdenkingen, die<br />
wy thans zullen voordraagen en hooren. Laat<br />
dezelve ons op de oorzaaken van ons gebrek<br />
aan geluk recht opmerkzaam, en tot derzelver<br />
vermyding en uit den weg ruiming fteeds zorgvuldiger<br />
maaken. Wy bidden u hierom als dienaars<br />
van uwen Zoon, Jefus Christus, met kinderlyk<br />
vertrouwen, en roepen u verder, ons<br />
verlaatende op zyne beloften, aan: Onze Vader<br />
enz.<br />
Maar al te veel menfchen zyn minder gelukkig,<br />
dan zy volgens hunne vatbaarheden en gefchiktheden<br />
zouden kunnen zyn. Hoe toch zou<br />
het
GELUK ONDER. DE MENSCHEN» SOO<br />
her. anders mogelyk weezen, dat fchier allen meer<br />
naar geluk, verlangen en ftreeven, dan zich in<br />
deszelfs daadelyk genot verheugen? Alomme<br />
ziet men verlangen, hoop, verwachting; maar<br />
fchier nergens gerust, ftil genot van het fchoone<br />
en goede. En voor welke menigvuldige,<br />
zuivere, verhevene, den geest en het hart bevredigende<br />
geneugten is nogthans de mensch<br />
niet vatbaar! Wat al vermaaken bieden hem<br />
natuur en godsdienst, zinnen en verftand, de<br />
zigtbaare en de onzigtbaare, de tegenwoordige<br />
en de toekomende waereld niet aan! Welk<br />
eene volmaaktheid kan hy niet als mensch en<br />
als Christen bereiken! Hoe wys en hoe deugdzaam<br />
kan hy niet worden, en wat al bronnen<br />
van weltevredenheid zich daardoor openen!<br />
Maar hoe zelden geniet hy die geneugten!<br />
Hoe zelden bereikt hy die volmaaktheid! Wat<br />
is gewoonelyker onder de menfchen dan onvergenoegdheid,<br />
dan bittere klagten over gebrek<br />
aan geluk! En hoe veele wezenlyke ellende<br />
vindt 'er niet onder hen plaats ! Hoe<br />
klein is niet het getal der gelukkigen in vergelyking<br />
der zulken, die het niet zyn, of zich<br />
als ongelukkig aanmerken! Dit alles leert ons<br />
VIII. STUK, O de
810 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />
de ondervinding, en heeft dus geen breedvoerig<br />
betoog noodig. Maar welke toch mogen<br />
de oorzaaken deezer verfchynfelen zyn? Laaten<br />
wy dit eens omllandiger overweegen, myne<br />
aandachtige Toehoorers' Laaten wy de oorzaaken<br />
navorfchen, waarom zo veele menfchen<br />
minder gelukkig zyn, dan zy volgens hunne vatbaarheid<br />
en gefchiktheid zouden kunnen zyn.<br />
De ontdekking deezer oorzaaken zal ons misfchien<br />
voorzigtiger, en juist daardoor voor het<br />
geluk vatbaarer doen worden.<br />
Laat de wysheid niet afwyken van uwe oogen,<br />
zegt onze tekst, en gy zult gelukkig worden.<br />
Gebrek aan wysheid derhalven is de voornaamfte<br />
grond van gebrek aan geluk. En zo is<br />
het, myne aandachtige Toehoorers! Indien wy<br />
ons van de gewigtigfle dingen verkeerde begrippen<br />
vormen, en ons ten opzigt van die<br />
dingen niet derwyze gedraagen , als volgens<br />
hunnen waaren aart en gefteldheid vereisciir<br />
wordt, kunnen wy onmogelyk gelukkig zyn.<br />
Laaten wy dit omftandiger onderzoeken. Verkeerde<br />
begrippen van de Godheid; verkeerde<br />
begrippen van den mensch en zyne verordening;<br />
verkeerde begrippen van de waarde der<br />
ui-
GELUK ONDER DE MENSCHSN. 2H<br />
Uiterlyke dingen: ziet daar drie even zo gewoone<br />
als vruchtbaare bronnen van gebrek aan<br />
geluk onder de menfchen.<br />
Eerftelyk derhalven zyn verkeerde begrippen<br />
van de Godheid eene der voornaam/ie oorzaaken<br />
van gebrek aan geluk onder de menfchen. Het<br />
denkbeeld van eenen God, van eenen Opperflen,<br />
alles beftuurenden en alles regeerenden<br />
Geest, kunnen wy tot ons geluk volftrekt niet<br />
ontbeeren. Alles, wat wy denken en gevoelen,<br />
leidt ons tot dit denkbeeld te rug, en<br />
zonder hetzelve kan ons niets voldoen, kunnen<br />
wy ons nergens aan vasthouden, nergens<br />
volkomenlyk in berusten. Maar hoe verfcheiden<br />
moet niet de invloed van dit denkbeeld<br />
op ons geluk zyn, naardat hetzelve dus of<br />
anders gefield, naardat het met de waarheid<br />
overeenkomflig is, of van dezelve afwykt! En<br />
hoe zeldzaam zyn niet de juiste begrippen van<br />
de Godheid, niettegenftaande alle onderrechtingen,<br />
die de natuur en de ondervinding, de<br />
reden en de Heilige Schrift ons daarvan gee*<br />
ven! In de daad, indien gy, myn Broeder in<br />
Christus! u God als eenen mensch verbeeldt,<br />
die eeniglyk in magt en vermogen boven oni<br />
verheven is; indien gy hem menfchelyke zwak*
21 & OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />
heden en driften toefchryfc ; indien gy hem<br />
als eenen Heer en Rechter befchouwt, die<br />
geftreng, ligt geraakt en vertoornd, maar moeijelyk<br />
te bevredigen en te verzoenen is, of als<br />
een willekeurig wezen, dat niet naar vaste regels,<br />
niet naar onveranderlyke wetten, maar<br />
naar louter, van toevalligheden af hangend, goeddunken<br />
oordeelt en handelt; indien gy uwen<br />
Opperheer in elk ongewoon verfchynfel der<br />
natuur, in elk ongeval, dat u of anderen treft,<br />
verbeeldt te zien dreigen en ftraffen en wraak<br />
oefenen; indien gy waant, dat hy ons om zynentwil<br />
wetten voorgefchreeven en ons verpligt<br />
heeft, om hem te eeren en te dienen;<br />
indien gy uzelven diets maakt, dat hy gelyk de<br />
menfchen en in eenen menfchelyken zin jaloers<br />
ïs omtrent zyne eer, en geenen misflag, geen<br />
vergryp, waaraan wy ons tegen hem fchuldig<br />
maaken, ongewrooken laat; indien gy zulke<br />
gevoelens van God voedt, zeg ik, dan kan<br />
gewisfelyk deeze gedachte uw geluk niet bevorderen,<br />
niet bevestigen; maar zy zal integendeel<br />
het gebouw daarvan tot in de diepfte<br />
grondflagen doen fchudden, en hetzelve onophoudelyk<br />
doen wankelen. Vrees en hoop ,<br />
fchrik en vertrouwen moeten alsdan fteeds<br />
beur-.
GELUK ONDER DE MENSCHEN. SÏ3<br />
beurteling den meester over u fpeelen. En<br />
hoe zou 'er dan duurzaame gerustheid in uw<br />
binnenfte kunnen woonen? Hoe zoudt gy zulk<br />
eenen God eene kinderlyke liefde kunnen toe-;<br />
draagen? Hoe u over zyn aanweezen en over<br />
alles, wat hy verordent en doet, van harten<br />
verheugen? Hoe gantfchelyk in zynen wil be<br />
rusten , en een volkomen, onwrikbaar vertrou-,<br />
wen op hem ftellen?<br />
Neen, zal de gedachte aan God deeze uit<br />
werk felen by u hebben; zal zy uw geluk op<br />
vaste gronden vestigen, en deszelfs gebouw<br />
voor verwoesting bewaaren; zal deeze gedach<br />
te u altoos dierbaar en welkom zyn, zal zy,<br />
zo dikwyls zy zich aan uwen geest vertoont,<br />
licht en gerustheid en weltevredenheid over<br />
denzelven verfpreiden; zal zy u elk lyden ver-<br />
ligten,elk vermaak veraangenaamen, elke vreug<br />
de veredelen, en u bronnen van nog zuiverer,<br />
nog verhevener genoegen, die u anders geheel<br />
onbekend zouden zyn, ontfluiten, zal dit ge-<br />
fchieden : dan moet gy u rechtmaatiger en<br />
troostelyker begrippen van de Godheid vor<br />
men. Gy moet God als uwen Vader en den<br />
Vader van alle menfchen, als den wysften ,<br />
goedertierenften , liefderykften Vader leeren<br />
O 3 ken-
*I4 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />
kennen en eerbiedigen , die u en alle zyne<br />
kinderen op aarde kent en bemint, voor allen<br />
zorgt, en de gelukzaligheid van allen wil<br />
en bevordert; als eenen Vader, die nooit ophoudt,<br />
van Vaderlyk jegens ons gezind te zyn,<br />
't zy hy ons ftraffe of beloone, 't zy hy voorfpoed<br />
of tegenfpoed, dood of leven over ons<br />
laat komen; als eenen Vader, wiens verordeningen<br />
en inrichtingen , wiens befchikkingen<br />
en beftieringen, wiens wetten en geboden<br />
eeniglyk het welzyn zyner kinderen, en het<br />
beste , dat in ieder byzonder geval mogelyk<br />
is, ten doel hebben. Gy moet God als een<br />
wezen leeren eerbiedigen, dat volftrektelyk onzen<br />
dienst niet behoeft; wiens volmaaktheid<br />
door ons gedrag noch vermeerderd noch verminderd<br />
kan worden; dat eeniglyk om onzentwil<br />
gevreesd, geëerd, bemind wil worden, en<br />
dat zyn hoogst geluk vindt in de mededeeling<br />
daarvan aan fchepfelen, die voor geluk vatbaar<br />
zyn; als een wezen, dat enkel liefde is, en<br />
alles, wat is en zyn zal, uit wyze liefde verordent,<br />
befluit, beveelt, toelaat en doet. Indien<br />
gy u God zodanig voorftelt, gelyk hem<br />
de natuur en de christelyke Godsdienst met<br />
luide ftemme aan ons bekend maaken , dan<br />
zal
GELUK ONDER DE MENSCHEN. 21$<br />
zal dit denkbeeld de rykfte bron en het vast-<br />
fte fteunfel van uw geluk zyn. De godsdienst<br />
zal u niet tot last, maar tot lust; de wet van<br />
God niet tot een drukkend juk , maar tot eene<br />
liefderyke waarfchouwing tegen dwaasheid en<br />
ellende; de godsdienstoefening niet tot eene<br />
lastige bepaaling verftrekken, maar het grootfte<br />
voorrecht en de edelfte bezigheid van uwen re-<br />
delyken geest zyn. Overal zult gy u van bewy-<br />
zen der vaderlyke Voorzienigheid en liefde van<br />
uwen God omringd bevinden, maar nergens<br />
fpooren eener geftrenge willekeurigheid of eener<br />
eigendunkelyke heerfchappy ontdekken. Niets<br />
van alles, wat 'er in de waereld is en gebeurt,<br />
zal u verbysteren, bedwelmen, of van het fpoor<br />
brengen. Aan hem, den Alwyzen en Algoe-<br />
den, zult gy u en alle uwe lotgevallen, en de<br />
lotgevallen van alle uwe broederen, gerustlyk<br />
overgeeven, en voor hen en voor u enkel goed,<br />
en fteeds het beste verwachten. En hoe welte<br />
vreden, hoe gelukkig zal en moet u dit niet<br />
doen worden!<br />
Ofinaauwkeurige begrippen van den mensch<br />
en zyne verordening zyn eene tweede, niet min<br />
der vruchtbaare bron van hei gebrek aan geluk<br />
onder de menfchen. Zal ik gelukkig zyn, dan<br />
O 4 moet
£l6 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAS?<br />
moet ik myzelven kennen, ik moet myne natuur<br />
en haare krachten kennen, ik moet beide op<br />
haare rechte waarde leeren fchatten en ze noch<br />
voor grooter noch voor kleiner, noch voor be<br />
ter noch voor flegter houden, dan zy werkelyk<br />
zyn. Ik moet weeten, wie ik ben, welk een<br />
rang ik onder Gods fcheplèlen bekleed, wat ik<br />
kan en vermag, waartoe ik hier ben en wat 'er<br />
eens van my worden zal. Hoe zou ik anders<br />
myne krachten behoorlyk kunnen gebruiken, en<br />
mynen rang waardiglyk handhaaven? Hoe de<br />
voordeden, die aan het gebruiken der eerfte,<br />
en aan de Bezitting van den laatften verbonden<br />
zyn (, met bewustheid genieten? Hoe dat geene<br />
worden, om 't welk te worden ik vatbaarheden<br />
en vermogens bezit? Hoe de geneugten, de ver<br />
maaken zoeken en vinden, die met myne natuur<br />
ftrooken, en de ellende vermyden, waarvoor zy<br />
my waarfchouwt en waartegen zy my befchermt ?<br />
Maar zyn naauwkeurige, duidelyke begrippen<br />
van deeze dingen, die ons als voor de voeten<br />
liggen en voor ons zo belangryk zyn, wel zeer<br />
gemeenzaam onder de menfchen! Wat kent de<br />
mensch minder dan zichzelven, en waarover laat<br />
hy zyne ernftige overdenkingen minder gaan dan<br />
over zyne verordening? Geen wonder dan ook,<br />
ia-
GELUK ONDER. DE MENSCHEN. 41 f<br />
indien hy den weg des geluks mist, en op dui<br />
zend doolwegen omdwaal:. In de daad, indien<br />
gy, ö mensch! uzelven voor een fchepfel houdt,<br />
dat geene wezenlyke voorrechten boven de die<br />
ren des velds heeft, dat gelyk deezen geheel en<br />
al vergangklyk, geheel en al f tof is, en binnen<br />
kort weder voor altoos tot het (tof zal weder-<br />
keeren, waaruit het genomen is; indien gy uwe<br />
reden, uwe vryheid, uwe Godegelykvormig-<br />
heid, die edelfte voorrechten uwer natuur , ver<br />
geet; indien gy u verbeeldt, hier zonder oog<br />
merk, zonder eigenlyke bedoeling, of eenig<br />
lyk tot zinnelyke bezigheden en zinnelyke ge<br />
nietingen verordend te zyn, en dus gelooft, dat<br />
alle uwe wenfehen en verwachtingen en uitzig-<br />
ten binnen den naauwen kring van arbeid en ver<br />
kwikking, van ongeneugten en geneugten, die<br />
dit leven u aanwyst, beflooten zyn: hoe toch<br />
zoudt gy alsdan gelukkig kunnen zyn? Hoe u<br />
tegen de onvergenoegdheid en moedeloosheid<br />
beveiligen? Hoe haast zou en moest u alsdan,<br />
verzadigd van al het bekoorende, dat dierelyke<br />
wellust en verfynde zinnelykheid opleveren, het<br />
leven zelfs met alle zyne eenzelvige en bedrieg-<br />
lyke vermaaken tot Jast werden! Wat toch zou<br />
U alsdan tot het befchaaven van uwen geest, tot<br />
O 5 ede-
513 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />
edele daaden, tot nuttige onderneemingen, tot<br />
het ftreeven naar verhevener deugd en volmaaktheid<br />
aanfpooren, en u door de daaraan verknochte<br />
zuivere, goddelyke geneugten al de lastigheden<br />
en verdrietlykheden van uwen tegenwoordigen<br />
toeftand verligten en verzoeten ?<br />
Neen, echt geluk is niet het deel van den<br />
mensch, die zich in zyne gedachten tot de dieren<br />
des velds verlaagt, en in den dood eenerleï<br />
lot met deezen verwacht. — Maar even zo bezwaarlyk<br />
is de weg tot het geluk voor den geenen<br />
, die zich door valfche begrippen van 's<br />
menfchen tegenwoordigen toeftand en van zyne<br />
betrekkingen tot God laat verbysteren en ter<br />
nederflaan. Ja, indien gy, myn Broeder in<br />
Christus ! uit verkeerdelyk begreepene Schriftuurplaatfen<br />
uzelven voor een fchepfel houdt,<br />
dat reeds van zyne geboorte af aan onder het<br />
oordeel der verdoemenis ligt en een voorwerp<br />
des goddelyken mishaagens is; voor een fchepfel<br />
, 't welk alle moeite, allen arbeid, alle ziekten<br />
en fmerten, alle verdrietlykheden, die aan<br />
zynen tegenwoordigen toeftand vast zyn, als<br />
ftraffen van zyne overtreedingen en van de overtreedingen<br />
zyner Hamouderen heeft aantezien ;<br />
voor een fchepfel, 't welk volftrekt bedorven
GELUK ONDER DE MENSCHEN. £19<br />
is, dat geene bekwaamheden ten goede heeft,<br />
maar overhellende neigingen tot alles, wat verkeerd<br />
en kwaad is; voor een fchepfel, op 't<br />
welk menigvuldige en gewigtige pligten .rusten,<br />
en 't welk dezelve nogthans niet volbrengen<br />
kan; voor een fchepfel, eindelyk, dat hier tot<br />
enkel moeite en lyden gedoemd is, 't welk deeze<br />
aarde als een traanendal befchouwen, alle vermaaken,<br />
die dezelve hem aanbiedt, vlieden en<br />
langs den weg der tegenfpoeden en der ftrenglle<br />
zelfverloogchening naar een toekomend geluk<br />
moet trachten; indien gy u den mensch en zyne<br />
verordening in zulk een licht voorftelt, zeg ik:<br />
hoe bezwaarlyk, hoe onmogelyk moet het u als<br />
dan niet vallen, waarelyk gelukkig te zyn! Hoe<br />
zoudt gy alsdan uwe waardigheid kunnen befeffen?<br />
Hoe overeenkomftig met dezelve denken en<br />
handelen? Hoe uwe krachten onverdrooten en<br />
blymoedig infpannen, en 'er iets goeds mede<br />
ten uitvoer brengen ? Hoe zoudt gy alsdan uwen<br />
Schepper en Vader kunnen liefhebben , en hem<br />
uit liefde gehoorzaamen ? Hoe u in uw tegenwoordig<br />
leven verblyden, en in de vrolyke verwachting<br />
van het toekomende zalig zyn ? Neen,<br />
wilt gy dit geluk genieten, vorm u dan rechtmaatiger<br />
begrippen van den mensch en van zyne<br />
ver-
SÏO OORZAAKEN VAN HÉT GEBREK AAN<br />
verordening! Houd uzelven voor 't geen gy zyt;<br />
eer uwe natuur; befef uwe vermogens; verloo<br />
chen den rang niet, dien de Schepper u in zyn<br />
Ryk aangeweezen, noch de waardigheid, waar<br />
door hy u zo voordeelig onderfcheiden heeft.<br />
Red en en vryheid veredelen u; door haar zyt<br />
gy van Goddelyk gedacht, zyt gy naar het beeld<br />
van God gefchapen, zweemt gy naar den aller-<br />
volmaaktden Geest, en kunt denzei ven door wys<br />
heid en deugd meer en meer gelykvormig wor<br />
den. Offchoon gy een zwak en zeer bepaald,<br />
een zondig fchepfel zyt, 'er liggen nogthans<br />
groote vatbaarheden, groote vermogens in u<br />
opgeflooten, die tot eenen ongeloodyk hoogen<br />
trap van volmaaktheid ontwikkeld en uitgebreid<br />
kunnen worden. Ja, gy kunt en vermoogt veel,<br />
zekerlyk niet door uwe eigene kracht, maar de<br />
kracht van uwen Schepper is fteeds werkzaam<br />
in u, eri gy zyt van zyn byftand in u niet min<br />
der verzekerd, dan gy denzelven oprechtelyk<br />
verlangt en werkelyk noodig hebt. Gy zyt niet<br />
geheel en al ftof, niet geheel en al der verrot<br />
ting onderhevig; uw geest is onfterflyk, gy gaat<br />
eenen verhevener ftaat te gemoet; hier wordt<br />
gy niet alles, wat gy kunt en zult worden; hier<br />
zaait gy dikwyls zonder te oogden; hier kunt<br />
gy
GELUK ONDER DE MENSCHEN. SSS<br />
gy veel goeds en fchoons noch doen noch ge<br />
nieten , 't welk gy wel zoudt wenfehen te doen<br />
en te genieten. Maar 'er is eene eeuwigheid<br />
voor u, waarin gy hoopen moogt, van den<br />
eenen trap van volmaaktheid en gelukzaligheid<br />
tot den anderen op te klimmen, en fteeds vol<br />
maakter en gelukzaliger te worden. De God,<br />
die u fchiep, heeft u tot geluk, tot een fteeds<br />
toeneemend geluk gefchapen. Hy is en blyft<br />
eeuwig uw Vader, en bemint u, en zorgt voor u<br />
op eiken trap van uw tegenwoordig en toeko<br />
mend aanweezen. En indien gy u en uwe ver<br />
ordening uit dat oogpunt befchouwt, myn Broe<br />
der in Christus! gelyk het met de waarheid<br />
overeenkomftig is, hoe zeer zult gy daardoor<br />
uw geluk niet bevorderen! Welk een zalig be-<br />
fef van uwe waardigheid, van uwen verhevenen<br />
oorfprong, en uwe grootfche verordening zal<br />
u dan niet doordringen! Hoe blymoedig zult gy<br />
dan niet uwe krachten aanwenden, en hoe veel<br />
genoegen in dezelve aan te wenden fmaaken!<br />
Hoe onverdrooten uwe pligten vervullen en aan<br />
uwe verbetering werken, en hoe gerustelyk de<br />
vruchten daarvan in eenen verhevener ftaat ver<br />
wachten! Hoe ligt zullen u dan niet alle be-<br />
zwaarnisfen, en hoe verdraaglyk alle verdrietlyk-<br />
be-
324 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />
heden deezes levens vallen? Hoe veel gewigti-<br />
ger zal dan niet alles, wat gy zyt, wat gy hebt,<br />
wat gy doet en geniet in uwe oogen zyn, daar<br />
niets zonder de rykfte gevolgen voor u zyn zal,<br />
en gy eene eeuwige voortduuring vooruit ziet!<br />
En welk een licht moet niet dit vooruitzigt over<br />
alle uwe lotgevallen en over alle lotgevallen van<br />
uwe broederen verfpreiden, wat al twyfelingen<br />
moet het niet verdryven, wat al bekommerin<br />
gen in vertrouwen veranderen! Ja, de mensch<br />
die zyner vermaagfchapping met God en zyner<br />
verordening ter onfterflykheid fteeds indachtig is,<br />
moet noodwendig gelukkig zyn.<br />
Onrechtmaatige begrippen van de waarde der<br />
uiterlyke dingen zyn eene derde bron van het ge<br />
brek aan geluk onder de menfchen. Duizender<br />
lei dingen omringen my van alle zyden, die my<br />
genoegen of ongenoegen verfchaffen, die my<br />
nut of nadeel aanbrengen kunnen. Hier ftraalt<br />
my eer en aanzien, dddr fchitteren my rykdom<br />
en fchatten in de oogen; hier noodigen my me<br />
nigerlei vermaaklykheden en uitfpanningen, daar<br />
rust en gemak ter haarer genieting. Alles be<br />
looft my genoegen en geluk; alles kan ook<br />
meer of min daartoe bybrengen. Maar hoe vee<br />
le ongelukkigen, hoe veele bedrogenen zie ik<br />
niet
GELUK ONDER DE MENSCHEN. 32$<br />
nïet overal rondom my, die in deeze goederen<br />
niet gevonden hebben, 't geen zy in dezelve<br />
zochten en van dezelve verwachtten! Hoe veele<br />
onvergenoegde klagten hoor ik niet midden in<br />
den kring der ryken en grooten, der magtigert<br />
en vermogenden, der zogenaamde lievelingen<br />
der fortuin hemelwaards opftygen! Zal ik niet<br />
met deeze klagten inflxmmen, en het getal dee<br />
zer bedrogenen vergrooten, dan moet ik de<br />
waarde deezer dingen juist fchatten en beoor-<br />
deelen, ik moet ze leeren houden voor 't geen<br />
zy werkelyk zyn, en niet meer van hun ver<br />
wachten, dan zy in ftaat zyn te leveren. En<br />
hierop komt het in de daad ten opzigt van ons<br />
geluk ongemeen veel aan. En hoe valsch is<br />
nogthans het gezigtpunt, waaruit de meeste<br />
menfchen de dingen aanzien! Hoe uitfpoorig de<br />
waarde, die zy dezelve toefchryven! Rykdom ,<br />
eer, aanzien en magt, zinnelyke vermaaken,<br />
een gemakkelyk, weelderig, onbezorgd leven,<br />
eene onafgebrokene gezondheid en fterkte, een<br />
gedruischmaakende, verblindende ftaat en wat<br />
dies meer is, hoe hoog worden deeze goede<br />
ren, deeze voorrechten gemeenlyk niet gefchat!<br />
Naar het oordeel van maar al te veel menfchen<br />
zyn zy de gewigtigfte , de wezenlykfte gedeelten<br />
van
824 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />
van het menfchelyk geluk; dingen, die onze<br />
yverigfte wenfehen, onze onophoudelyke poo<br />
gingen, die allen arbeid, alle infpanning waar<br />
dig zyn; dingen, die men niec ontbeeren, niec<br />
verliezen kan, zonder meer of min ellendig te<br />
zyn; dingen, by welke alle voorrechten van den<br />
geest en het hart, alle vermaaken der overden<br />
king en der godsdienftige verrichtingen, alle ge<br />
noegen der deugd en der weldaadigheid in gee<br />
ne aanmerking komen. Maar zyn zy wel wer-<br />
kelyk zodanig, myne geliefde Vrienden! en kun<br />
nen wy wel gelukkig zyn, zo lang wy ze daar<br />
voor houden ? Hebben wy dan deeze dingen in<br />
onze magt? Kunnen wy ze altoos in die maate<br />
of in dien trap verkrygen en bezitten, als wy<br />
wenfehen? Voldoet en bevredigt hunne bezit<br />
ting alle begeerten van ons hart ? Is dezelve on-<br />
veranderlyk en onverganglyk ? Kan zy ons door<br />
niets ontweldigd worden? Is zy ons ten allen<br />
tyde, in. alle omftandigheden, zo wel in den<br />
ouden dag als in de jeugd , zo wel in dagen van<br />
ziekte als van gezondheid, zo wel in de een<br />
zaamheid als in de gezelfchappen, even dierbaar<br />
en even voldoende? Vergezelt zy ons in het<br />
graf en in het toekomende leven? En daar de<br />
bezitting der uiterlyke voorrechten, dat geens<br />
zins
•GELUK ONDEU DE MENSCHEN» aaj<br />
fcïns doet; daar alle deeze dingen ten hoogden<br />
'vlugtig en onbeflendig zyn ; daar duizend toevallen<br />
ons dezelve ontrukken en verbitteren<br />
kunnen; daar zy allen het hart ledig laaten, en<br />
allen in den dood met ons ligchaam begraaven<br />
worden: hoe wankelbaar moet dan niet het gebouw<br />
onzer gelukzaligheid zyn, dat daarop gedicht<br />
is! Hoe ligt kan hetzelve niet op zyne<br />
gronddagen gefchud, hoe fpoedig geheel en al<br />
verwoest worden! Neen, wenscht gy gelukkig<br />
•te zyn, ó mensch! leer dan de waarde deezer<br />
dingen beter kennen; leer ze als middelen en<br />
niet als doeleinden, leer ze als dingen befchouwen,<br />
wier rechtmaatige verkryging en wys gebruik<br />
het geluk van u en uwe broederen wel bevorderen<br />
, maar nooit hetzelve wezenlyk uitmaaken<br />
kan; als dingen, die gy hebben of niet hebben,<br />
bezitten of verliezen kunt, zonder dat gy<br />
daardoor wyzer of onwyzer, beter of flechtef<br />
wordt, zonder dat de volmaaktheid van uwen<br />
geest, die eenigde grond van alle waare en duurzaame<br />
gelukzaligheid, in 't geringde daaronder<br />
lydt. Waardeer deeze dingen dechts in zo verre<br />
hoog, zoek en bemin dezelve flechts in zo<br />
verre, als zy de vermogens van uwen geest ontwikkelen<br />
, u tot eene nuttige werkzaamheid aan*<br />
VIII, STUK. p ( p 0 (^
»aÖ OORZAAKEN VAN HET GEBREK ENZ.<br />
fpooren, u verbeteren en oefenen en u middelen<br />
en gelegenheden tot weldoen aan de hand<br />
kunnen geeven. Leer het inwendige boven het<br />
uitwendige, dat geen, 't welk u wezenlyk eigen<br />
is, boven het geleende, en dat geen , 't welk u<br />
eeuwig byblyft en u op alle trappen van uw aanwezen<br />
vergezelt, boven al dat geene de voorkeus<br />
geeven, 't welk flechts eenige oogenblikken<br />
duurt, of althans by den dood verdwynt. Oordeelt<br />
gy dus over de waarde der aardfche dingen;<br />
zoekt en gebruikt gy dezelve tot zulke edele<br />
oogmerken: dan zullen zy u nimmer misleiden,<br />
nimmer uwe weltevredenheid verftooren , en gy<br />
zult uw doel, het geluk, nooit misfen, 't zy<br />
gy arm zyt of ryk, in luister of in de vergetelheid<br />
leeft, deezen of eenen anderen rang onder<br />
uwe broeders bekleedt, en uwe loopbaan effen<br />
of ruw, kort of lang zy. De mensch, die wysheid<br />
en deugd tot het hoogfte doel van alle zyne<br />
wenfehen en onderneemingen ftelt, en alle uiterlyke<br />
goederen en voorrechten flechts als middelen<br />
daartoe aanmerkt en gebruikt, moet en<br />
zal zo zeker gelukkig worden, als hy voor geluk<br />
vatbaar is. Amen.<br />
TIEN-
TIENDE LEERREDE.<br />
OORZAAKEN VAN HET GEBREK<br />
AAN GELUK ONDER DE<br />
MENSCHEN.<br />
Tekst:<br />
SPREUKEN VAN SALOMO, Hoofdfl. UI. vs. a>i.<br />
Laat zy (de wysheid) niet afwyken van uwe oogen; bewaar<br />
de bejlendige wysheid en bedachtzaamheid; (of: en gy<br />
zult gelukkig en wys worden.)<br />
P 3
6 (jod, gy hebt ons, uwe fchepfelen, uwe<br />
kinderen, tot gelukzaligheid gefchapen. Hieromtrent<br />
beneemen natuur en Godsdienst, reden<br />
en ondervinding ons allen twyfel. Geluk<br />
is het uiterfte doel van alles, wat gy verordent<br />
en doet, wat gy befchikt en toelaat.<br />
Ook ontbreekt het niemand onder ons aan<br />
vermogens en middelen tot een overwigt van<br />
genoegen, indien wy flechts deeze vermogens<br />
en middelen met de vereischte zorgvuldigheid<br />
en getrouwheid gebruiken. Doch hieraan ontbreekt<br />
het van onzen kant maar al te dikwyls.<br />
Wy weigeren te doen , 't geen ons vergenoegd<br />
en gelukkig zou» kunnen maaken, of<br />
wy doen het niet aanhoudend, niet yverig genoeg.<br />
De opmerkzaamheid, de voorzigtigheid,<br />
de infpanning, die daartoe vereischt<br />
worden, verveelt ons welhaast, en dan klaagen<br />
wy over gebrek aan genoegen en geluk.<br />
Wy zouden wel het doel willen bereiken,<br />
maar de weg, die derwaards leidt, komt ons<br />
te moeijelyk te bezwaarlyk voor. In plaats<br />
van uwe vaderlyke roeping, de voorfchriften<br />
der wysheid en der deugd, te volgen, leenen<br />
P 3 wy
Q~,0 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAW<br />
wy bet oor aan veelerhande onredelyke begeerten<br />
en driften, dooien, van de zelve geblind<br />
, op veelerhande dwaalwegen om , e»<br />
verwyderen ons hoe langs hoe verder van heï<br />
heerelyke doel, 't welk gy ons hebt voorgefteld.<br />
ö God, wy befeffen, hoe dwaas, hoe<br />
ftrafwaardig wy dikwyls handelen, en hoe onbillyk<br />
onze klagten zyn. Ja, wy hebben het<br />
aan onszelven te wyten, indien wy niet gelukkig<br />
zyn. ó Mogten wy dit reeht overtuigelyk<br />
inzien , mogten wy de misdagen, die<br />
ons in het genot der gelukzaligheid ftooren,<br />
houden voor 't geen zy zyn, en dan met allen<br />
ernst 'er op bedacht zyn, om ons van dezelve<br />
te bevryden! Zegen toch ter bevordering<br />
deezer oogmerken de overdenkingen welke<br />
thans over dit gewigtige onderwerp zullen<br />
worden voorgedraagen. Geef toch , dat wy<br />
volkomen onpartydig met onszelven te werk<br />
gaan, en onze gamfche opmerkzaamheid op<br />
onzen eigenen toeftand vestigen mogen. Wy<br />
bidden u hierom als Christenen met kinderlyk<br />
vertrouwen, en fpreeken u verder in den naam<br />
van onzen Heiland aan: Onze Vader enz.<br />
Hoe
' GELUK ONDER DE MENSCHEN. 231<br />
Hoe duidclyker wy de oorzaaken van eenig<br />
gebrek inzien, des te ligter kunnen wy het^<br />
zelve verhelpen, indien het anders te verhelpen<br />
is. Dikwyls zuchten wy eeniglyk uit<br />
dien hoofde zo lang onder het drukkende gevoel<br />
van eenig gebrek, omdat wy niet recht<br />
weeten, van waar het ontftaat, waarop het gegrond<br />
is, en uit welke bronnen wy kunnen<br />
en moeten fcheppen, 't geen ons ontbreekt.<br />
Zo gaat het ook met betrekking tot het menfchelyk<br />
geluk. Dikwyls, maar al te dikwyls<br />
klaagen wy over gebrek daaraan , en hebben<br />
nogthans flechts gebrekkelyke en verwarde<br />
denkbeelden van dat geen, waarop deeze klagten<br />
gegrond zyn, als mede van de oorzaaken,<br />
waarom wy dit gebrek lyden. Daarover dikwyls<br />
natedenken en ernflige onderzoekingen in<br />
*t werk te ftellen, moest ons niet minder ter<br />
harte gaan dan het geluk zelf; en het behoort<br />
onbetwistbaar tot de vernederendfte tegenftrydigheden<br />
van den mensch met zichzelven,<br />
dat hy zo dikwyls en zo gaarne klaagt,<br />
en echter uit ligtzinnigheid en traagheid wei-<br />
P 4 nig
OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAW<br />
Big of niets doet, om den waaren grond dee<br />
zer klagten te ontdekken en daarin te voor<br />
zien. Uwe aandacht op dit onderwerp te be-<br />
paalen, myne aandachtige Toehoorers! was het<br />
oogmerk myner voorige leerrede, en zal ook<br />
het oogmerk der tegenwoordige zyn, Onlangs<br />
hebben wy drie even zo gewoone als vrucht-<br />
baare bronnen van het gebrek aan geluk on<br />
der de menfchen ontdekt: verkeerde begrip<br />
pen van de Godheid; verkeerde begrippen van<br />
den mensch en zyne verordening; verkeerde<br />
begrippen van de waarde der uiterlyke dingen.<br />
Laaten wy heden met onze onderzoekingen<br />
vervolgen, en eenige andere, misfëhien minder<br />
opgemerkte, maar niet minder werkzaame en><br />
nadeelige oorzaaken van het gebrek aan pcluk<br />
aan wy zen.<br />
Wy verlangen dikwyls onmogelyke dingen ;•<br />
wy zien zeer veel fchoons en goeds in de<br />
waereld over 't hoofd; wy zoeken ons geluk<br />
meer buiten ons dan in ons; wy leggen ons<br />
niet ernllig genoeg op hetzelve toe; wy ver-<br />
waarloozen de groote kunst der genieting; en<br />
denken te eenzydig van onszelven en van al<br />
les, wat buiten ons is: zes mis/lagen, die ons<br />
verlangen en ftreeven naar geluk grootelyks in<br />
den
GELUK ONDER DE MENSCHEN. 333<br />
den weg ftaan. Laaten wy dezelve breedvoe<br />
riger onderzoeken.<br />
Niet zelden verlangen wy onmogelyke dingen<br />
tot ons geluk; en hoe zouden wy dan ons oog<br />
merk kunnen bereiken? Wy zyn in onzen te-<br />
genwoordigen toeftand met een niet minder<br />
broosch dan kunstig ligehaam bekleed, dat<br />
zeer ligt befchadigd en gekwetst worden, dat<br />
ons even zo wel onaangenaame als aangenaa<br />
me gewaarwordingen mededeeleh en veroor-<br />
zaaken kan, en tot welks ontbinding en (loo<br />
ping duizend dingen in ons en buiten ons be-<br />
ftendig medewerken: en wy verlangen, dat die<br />
ligehaam nooit beledigd en befchadigd worden<br />
zal , dat wy geene fmerten gevoelen, dat wy<br />
eene onafgebrokene gezondheid genieten, en<br />
nog in den hoogen ouderdom den lust en de<br />
krachten der jeugd bezitten zullen.. Mag dit<br />
niet genoemd worden iets tegenftrydigs, iets<br />
onmogelyks verlangen? Wy bewoonen hier eene<br />
aarde, waarop alles, zo wel het groote als<br />
het kleine, zo wel het goede als het kwaade<br />
der onbeftendigheid en der vergangklykheid on<br />
derworpen, waarop alles in eene onophoude-<br />
lyke ebbe en vloed is , en alles beurteling<br />
bloeit en verwelkt, toe- en afneemt, ontftaae<br />
P 5 ea
434 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />
en vergaat, leeft en fterft, waarop niets een<br />
uiterst doelwit maar alles middel tot hoogere<br />
doeleinden is: en wy verlangen, dat wy onze<br />
goederen, onze bezittingen, onze voorrechten<br />
altoos behouden, dat wy er niets van verlie<br />
zen, dat wy in derzelver bezitting door niets<br />
geftoord worden, dat onze tydelyke zegenin<br />
gen in het midden van alle veranderlyke din<br />
gen, die ons omringen, alleen onveranderlyk<br />
zyn zullen. Mag dit niet genoemd worden<br />
iets tegenfixydigs, iets onmogelyks verlangen!<br />
Wy leeven hier onder menfchen, die dezelfde<br />
behoeften dezelfde neigingen en driften als wy<br />
hebben; die dezelfde vermaaken en voordeelen<br />
zoeken, die wy zoeken; die dezelfde oogmer<br />
ken bedoelen, die wy bedoelen: en wy ver<br />
langen dat niemand ons op onzen weg eeni-<br />
gen tegenfland biede, dat niets ons in onze<br />
poogingen verhindere en ophoude , dat ons<br />
alle onze aanflaagen gelukken , dat wy het<br />
doel , waarnaar wy loopen en waarnaar zo<br />
veele anderen te gelyk met ons loopen, al<br />
toos bereiken. Mag dat niet gezegd worden<br />
iets tegenftrydigs, iets onmogelyks verlangen ?<br />
Wy zyn, eindelyk, zeer bepaalde fchepfels,<br />
ftaan op den eerften trap onzes menfchelyken<br />
aan-
GELUK. ONDER DE MENSCHEN. 235<br />
aanwezens, hebben eenen niec minder engen<br />
gezigt- dan werkkring, kunnen Hechts weinige<br />
afzonderlyke deelen van hec geheel, waartoe<br />
wy behooren, over/rien en bevatten, en ftruike-<br />
len, als kinderen, fchier by elke fchrede, die<br />
wy doen: en wy verlangen nooit te dwaalen,<br />
nooit te feilen, maar alles te doorzien , alles te<br />
doorgronden, de verborgenfte geheimenisfen der<br />
natuur te ontknoopen, de diepten der goddely-<br />
ke raadsbefluiten te peilen, en zo verre rondom<br />
ons te werken, als wy flechts met onze gedach<br />
ten reiken kunnen. Mag dat niet genoemd wor<br />
den, iets met zyne natuur ftrydigs, iets onmo<br />
gelyks verlangen? En indien wy een verlangen ,<br />
dit zulke zaaken ten onderwerp heeft, levendig<br />
by ons doen worden, hoe zouden wy dan wel<br />
te vreden en gelukkig kunnen zyn? Neen,<br />
willen wy dat zyn, myne geliefde Vrienden !<br />
laat ons dan geen ander dan menfchelyk geluk<br />
verlangen; een geluk, dat voor menfchen, voor<br />
bewooners deezer aarde, voor fchepfelen, ge<br />
lyk wy zyn, berekend, een geluk, dat met on<br />
ze natuur, met onze bekwaamheden en vermo<br />
gens, met onzen toeftand, met onze oroilandig-<br />
heden, met onze verbindtenisfen, met de uiter<br />
lyke dingen en de overige menfchen overeen<br />
kom-
S35 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />
'komftig is. Laaten wy alle bepaalingen , welke<br />
de wyze Voorzienigheid hun en ons in alle dee<br />
ze opzigren gefield heeft, eerbiedigen , en nooit<br />
waanen, dat wy, onmerkbaar kleine deeltjes van<br />
't geheel, het geheel zelf uitmaaken, of dat wy<br />
onder alle Gods kinderen in hemel en op aarde<br />
alleen zyn voorzorg en liefde waardig zyn.<br />
Gebrek aan oplettendheid op het fchoone en<br />
goede, 't welk in de waereld en onder de men<br />
fchen plaats heeft, is eene andere oorzaak van<br />
ons gebrek aan geluk. 'Er is zekerlyk veel<br />
fchoons en goeds in de waereld en onder de<br />
de menfchen, dat zelfs de onoplettende niet ge<br />
heel en al over het hoofd zien, en niet zonder<br />
aangenaame gewaarwordingen opmerken kan.<br />
Hetzelve valt iedereen in 't oog, het vermaakt<br />
en vervrolykt iedereen, en zyne bekoorlykheid<br />
is onwederftaanbaar. Zo is het met veele ver-<br />
fchynfelen in de natuur, zo is het met veele<br />
voorvallen en geneugten des gezelligen levens<br />
onloogchenbaar gelegen. Wie zou by het ge<br />
zigt van een fchoonen morgen, van eenen ryken<br />
oogst, of van eene goede, edele daad ongevoe<br />
lig en misnoegd blyven? Maar niet alles, niet<br />
het meeste fchoone en goede is van dien aart.<br />
De onaehtzaame, de ügtzinnige gaat niet zelden<br />
tus.-
GELUK ONDER DE MENSCHEN. 2.$?<br />
ïusfchen, duizend fchoonheden in de natuurely-<br />
ke en zedelyke waereld onbewoogen voort,<br />
ziet en bemerkt de fchoonfte vatbaarheden, de<br />
veelbeloovendfte bekwaamheden, de bemin-<br />
nenswaardigfle eigenfchappen, de deugdzaam-<br />
fte verrichtingen zyner mede menfchen niet ,<br />
ziet noch kiem noch vrucht, noch begin noch<br />
voleinding, en klaagt dan over gebrek aan<br />
voedfel voor zynen geest en zyn hart. Zo<br />
dorst hy dikwyls in het midden van de rykfte<br />
bronnen van genoegen en lydt honger aan een<br />
overvloedig gastmaal. Allerwegen omringt hem<br />
ftof tot geluk, maar hy floot ze, uit onacht<br />
zaamheid en ligtzinnigheid, verachtlyk van zich.<br />
En wie dan by zelf is alsdan de oorzaak van<br />
zyn gebrek? Willen wy daarin ten opzigt van<br />
onszelven voorzien, myne geliefde Vrienden!<br />
laaten wy dan toch niet als met geblinddoek<br />
te oogen en met ongevoelige harten in eene<br />
waereld vervuld van fchoonheden en zegenin<br />
gen verkeeren. Laaten wy integendeel geene<br />
en deeze voor haare menigvuldige indrukfelen<br />
ontOuiteti, en zelfs dat fchoone en goede on<br />
zer opmerkzaamheid verwaardigen, wiens ui<br />
terlyke gedaante misfchien niets uiJokkends en<br />
bekoorlyks heeft, en tot wiens ontdekking en<br />
ge-
238 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />
genieting de geoefende waarneemcr alleen ïfl<br />
ftaat is. Hoe zeer zullen wy daardoor niec<br />
den kring onzer geneugten uitbreiden, en de<br />
middelen onzer weltevredenheid en van ons<br />
geluk vermenigvuldigen! Hoe dikwyls zullen<br />
niec arbeid en moeite , bepaalingen en be-<br />
zwaarenisfen, druk en fmerten, eene gantsch<br />
andere gedaante in onze oogen krygen! Hoe<br />
dikwyls onverwachte luchtftraalen uit de dik-<br />
fte duisternisfen ons te gemoet fchitteren! Hoe<br />
dikwyls zullen wy alsdan de kostelykfte zaa-<br />
den van ontwikkeling, van verbetering, van<br />
volmaaking , de wysfte toerustingen tot meni<br />
gerhande geneugten en vermaaken ontdekken,<br />
waar wy eerst niets dan uitwerkfels en oor<br />
zaaken van gebrek en ellende meenden te zien!<br />
Ja, hoe opmerkzaamer wy zyn, des te minder<br />
zullen wy het groote overwigt van het fchoo<br />
ne en goede, 't welk in de waereld en onder<br />
de menfchen plaats heeft, over het hoofd<br />
zien, en des te vertrouwelyker zullen wy het<br />
nog grooter overwigt daarvan in het toeko-<br />
komende leven verwachten ; en welke bronnen<br />
van weltevredenheid en van genoegen zal en<br />
moet dit niet voor ons ontfluiten! Gelyk God,<br />
de allervolmaaktfte Geest, alles, wat hy ge-<br />
fcha-
GELUK ONDER DE MENSCHEN. £39<br />
fchapen heeft, mee welgevallen aanfehouwt,<br />
alles recht en goed vindc, en zyne volmaakte<br />
gelukzaligheid daarop gevestigd is, zo moet<br />
ook onze gelukzaligheid naar dezelfde evenredigheid<br />
toeneemen , volgens welke wy de<br />
fchoonheid en goedheid van alle zyne werken<br />
erkennen.<br />
Eene derde oorzaak van het gebrek aan geluk<br />
onder de menfchen is deeze: omdat wy het geluk<br />
meer buiten ons dan in ons zoeken, en ons<br />
meer om den fchyn daarvan, dan om deszelfs<br />
werkelyke bezitting en genieting bekommeren.<br />
Hoe ongerymd deeze mhflag fchynt te zyn en<br />
werkelyk is, zo gewoon is hy toch. Onwederfpreekelyk<br />
is het geluk eene zaak, die geheel<br />
en al en volftrekt in onszelven huisvest; 't is<br />
zekere toeftand van onzen geest; het beftaat in<br />
't geen wy zyn, en niet in 't geen wy fchynen<br />
te zyn, in de aangenaame denkbeelden en gewaarwordingen,<br />
die wy hebben en niet in de<br />
zulke, die men ons toefchryft. Schoon my het<br />
gantfche menschdom, op eenen tyd , dat ik ziek<br />
ben en pynen lyde, voor gezond hield, zou ik<br />
nogthans daardoor niet gezond worden, en het<br />
gevoel myner fmerten verliezen. Hoe onloochenbaar<br />
dit zy, men denkt en handelt toch in<br />
op-
£40 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAFf<br />
opzigt tot het geluk maar al te dikwyls op zulk<br />
eene wyze, als of het tegendeel daarvan waar<br />
heid ware. Men bevlytigt zich niec zo zeer,<br />
om aangenaame denkbeelden en gewaarwordin<br />
gen , van 'c geen men is en heefc en doet, in<br />
zich te verwekken en zich daarmede te vermaa<br />
ken , als wel om anderen groote of goede ge<br />
dachten daarvan inteboezemen. Men wil vol-<br />
flrektelyk van veele menfchen voor vetflandig,<br />
voor deugdzaam, voor ryk, voor groot, voor<br />
aanzienlyk, voor fchoon en fterk gehouden ,<br />
men wil als by uitneemendheid gelukkig van hun<br />
aangezten en gepreezen worden, en indien men<br />
dit alles ook ware, maar van anderen daarvoor<br />
niet gehouden wierd, zou men zich verbeelden<br />
meer of min ongelukkig te zyn. Dus zoekt<br />
men fteeds meer naar het gevoelen van andere<br />
menfchen, dan in de daad en in waarheid ge<br />
lukkig te zyn. Dus weigert men zichzelven zeer<br />
dikwyls het werkelyke genot van veele geneug<br />
ten en voordeden, en ontbeert het gebruik van<br />
menigerhande gerieflykheden en aangenaamheden<br />
des levens, eeniglyk om den fchyn van deeze of<br />
nog grooter voorrechten en middelen van ge<br />
noegen in de oogen der waereld te bewaaren.<br />
Dan hoe gebrekkelyk, hoe veranderlyk moet<br />
het
'GELUK ONDER DE MENSCHEN. 342<br />
het geluk niet zyn, dat op zulke gronden fteund<br />
Brengen wy dan niet het grootfte gedeelte onzes<br />
levens door, afgezonderd van andere menfchen<br />
en aan onszelven overgelaaten ? Zullen wy de<br />
gebreken van onzen geest, van ons hart, van<br />
ons ligehaam, van onzen gantfehen toeftand minder<br />
gevoelen; zullen onze behoeften minder<br />
dringende en fmertelyk zyn, omdat wy dezelve<br />
voor anderen verborgen hebben? Zal het<br />
voordeelige gevoelen onzer medemenfehen ons<br />
werkelyk het verftand, de vermogens, de bekwaamheden,<br />
de gerustheid, de vergenoegdheid,<br />
de fterkte geeven, waaraan het ons ontbreekt<br />
? En zullen wy hen altoos kunnen blindhokken<br />
en misleiden? Zal geen nyd, geen yverzucht,<br />
geen partydigheid , geen boosaartigheid,<br />
het goede gevoelen, dat zy van onszelven voeden,<br />
ooit verzwakken of verkeeren? Wat is veranderlyker<br />
dan het oordeel der menfchen, en<br />
wat is wisfelvalliger dan het geluk, 't welk dat<br />
ten grondflag heeft! Neen, laaten wy ons geluk<br />
in onszelven zoeken, in 't geen wy werkelyk<br />
zyn en hebben en doen, en niet buiten ons,<br />
niet in het gevoelen, 't welk anderen van ons<br />
voeden.<br />
Maar laaten wy dit geluk ook werkelyk zoê»<br />
M S T<br />
^ Q ken,
54* OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN<br />
hen , ernftig zoeken. Want ook hierin ligt eene<br />
gewigtige oorzaak van het gebrek daaraan. Wy<br />
leggen 'er ons veelal niet ernftig genoeg op<br />
toe. Maar al te dikwyls houdt men het geluk<br />
voor iets toevalligs, voor iets, dat den<br />
mensch zonder zyn toedoen ten deel valt, dat<br />
zich niet dwingen laat, dat men afwachten,<br />
en, als het ons in de armen loopt, aanneemen<br />
en genieten moet. Met den tydelyken voorfpoed<br />
is 't wel zodanig gelegen, myne.' aandachtige<br />
Toehoorers! maar geenzins met het<br />
geluk. Wy kunnen gewislyk door onze geboorte,<br />
door onze uiterlyke omftandigheden,<br />
door voordeelige vêrbindtenisfen met anderen,<br />
door gunstige toevallen, ryk, groot en magtig<br />
worden, maar alle deeze dingen kunneri<br />
ons niet gelukkig, niét gerust, niet vergenoegd<br />
cn weltevreden maaken. Dit kunnen wy eeniglyk<br />
door onze eigene ernftige , aanhoudende<br />
poogingen worden. Maar fchoon men ook al<br />
de zaak niet gantfchelyk aan het geval overlaat<br />
, men verbeeldt zich echter maar al te<br />
dikwyls, dat men, om gelukkig te worden,<br />
zulks flechts in den gebede van God te verzoeken,<br />
en daarenboven zekere heilige gebruiken<br />
en godsdienftige verrichtingen hebbe waarte-
GELUK ONDER DE MENSCHEN. 343<br />
wieemen. 'tls waar, God is de Oorfprong van<br />
al het goede, de Bron van alle gelukzaligheid,<br />
en het oprechte gebed is een voortreflyk middel,<br />
om ons voor hetzelve gefchikc te maaken.<br />
Maar alles in zyne orde. Geluk is een<br />
gefteldheid van 't gemoed, eene wyze van denken<br />
en van gewaarworden, die niet eensklaps,<br />
maar allengskens in ons ontftaat, en niet de<br />
vrucht eener onmiddelyke godlyke medewerking,<br />
maar het gevolg is van het getrouwe<br />
gebruiken der vermogens, die hy ons verleend,<br />
en der inrichtingen, die zyne wyze Goedheid<br />
in de natuur en in den Godsdienst daartoe gemaakt<br />
heeft. Laaten wy derhalven onze krachten<br />
infpannen, en de wetten, ons door God<br />
voorgefchreeven, opvolgen, indien wy gelukkig<br />
zyn willen. Laaten wy niets van het geval<br />
, maar alles van onze werkzaamheid en vlyt,<br />
en van den Zegen, dien God daaraan gehecht<br />
heefc, verwachten. Om fteeds waardiger van<br />
onszelven en van onze verordening te denken;<br />
om fteeds gegronder over de waarde der dingen<br />
te oordeelen; om over alle onze wenfehen<br />
en begeerten fteeds zorgvuldiger te waaken;<br />
om alle onze neigingen fteeds beter te<br />
Tegelen; om onszelven fteeds volkomener te
344 OORZAAKEN VA» HET GEBREK AAïf<br />
beheerfchen; om het tegenwoordige fteeds in»<br />
nerlyker met het toekomende te verbinden; en<br />
de liefde tot God en de liefde tot de menfchen<br />
fteeds heerfchender in ons- te doen worden:<br />
daartoe moeten wy alle onze vermogen»<br />
en alle hulpmiddelen, die God ons gegeeven<br />
heeft, onvermoeid aanwenden, en hiertoe moeten<br />
z'ch onze ernftigfte, onophoudelyke poogingen<br />
uitftrekken, zo wy gelukkig zyn en<br />
meer en meer gelukkig willen worden.<br />
Even zo min mogen wy, ten vyfden, dekunst,<br />
de groote kunst der genieting veronachtzaamen,<br />
indien wy niet over gebrek aan geluk<br />
klaagen willen. Bezitten en genieten zyn twee<br />
zeer onderfcheidene zaaken. Het eerfte is veel<br />
gemeener dan het laatfte. Naar het eerfte ftreefc<br />
iedereen, en het laatfte veronachtzaaraen maar<br />
al te veelen geheel en al. Iedereen wil zeer<br />
veel fchoons en goeds en langs hoe meer fchoons<br />
en goeds hebben en bezitten, en nogthans zyn»<br />
'er, by vergelyking, flechts weinigen, die heï<br />
fchoone en goede, 't welk zy werkelyk hebben<br />
en bezitten , recht weeten te genieten. Daartoe<br />
wordt een ernst, eene oplettendheid, eene vaardigheid<br />
in 't nadenken, eene bedaardheid en gerustheid<br />
van den geest, een natuurlyke en onbe-
GELUK ONDER DE MENSCHEN. 445<br />
bedorven fmaak vereischt, waarop flechts weinige<br />
menfchen te roemen hebben. Wie van<br />
ons bezit niet menigvuldige, geestelyke en zinnelyke,<br />
gaaven en krachten en goederen? Voor<br />
wien van ons ftaan niet menigerlei bronnen van<br />
vermaak en genoegen open? Wien van ons ontbreekt<br />
het volftrektelyk aan alle bekwaamheid,<br />
om uit dezelve te fcheppen en zynen dorst naar<br />
geluk te lesfchen? En waarom doen wy het<br />
niet? Waarom dien wy het zo zelden? Omdat<br />
wy, door het onophoudelyk gejach naar het bezit<br />
, het werkelyke genot vergeeten. Wy willen<br />
van onze vermogens dan eerst een vrolyk gebruik<br />
maaken, als wy 'er deeze of geene dingen<br />
mede uitgevoerd; wy willen onze goederen dan<br />
eerst gerustlyk genieten, als wy ze tot zekeren<br />
trap vermeerderd; wy willen ons over ons verftand,<br />
over onze deugd, over onze hoop op de<br />
onfterflykheid dan eerst verheugen, als geene de<br />
volmaaktheid bereikt hebben, en wy deeze deelachtig<br />
geworden zyn. Neen, myne geliefde<br />
Vrienden! wenfehen wy niet alleen in 't toekomende<br />
gelukkig te worden, maar zulks nu<br />
reeds te zyn, laaten wy ons dan niet met de bezitting<br />
der middelen tot het geluk te vreden houden,<br />
maar dezelve werkelyk gebruiken. L.aa-<br />
Q 3 ten
*4
GELUK ONDER DE MENSCHEN. 247<br />
is, eindelyk, deeze: Wy denken aan alles en over<br />
alles te eenzydig. Onze gedachten, onze gewaarwordingen,<br />
onze vooruitzigten en verwachtingen<br />
beyatten te weinig, bepaalen zich fteeds<br />
by enkele zaaken, by afgezonderde kleine ftukken<br />
en omftandigheden. Wy denken niet dikwyls<br />
genoeg aan de gevolgen der dingen, en<br />
aan hunne naauwe en onvernietigbaare verbindtenis<br />
en vereeniging met malkanderen. Gewislyk,<br />
indien wy eeniglyk by de bezigheden en moeijelykheden<br />
deezes levens, en niet by derzelver<br />
menigvuldige en edele vruchten; eeniglyk by<br />
de fmerten en grieven, die ons treffen, en niet<br />
by derzelver heilzaamen invloed op onze zedelyke<br />
verbetering en volmaaking onze gedachten bepaalen;<br />
indien wy eeniglyk op de Hechte, maar<br />
niet op de goede zyde, eeniglyk op de onaangenaame<br />
lotgevallen, maar niet op de heerelyke<br />
verordening onzer medemenfchen achtflaan;<br />
indien wy het kwaade buiten zyn verband met<br />
het goede, en het tegenwoordige buiten zyn<br />
verband met het toekomende opmerken: dan<br />
moeten wy aan alle kanten van duisternis en<br />
nacht omringd worden, dan moeten wy overal<br />
aanleidingen tot klaagen en tot onvergenoegdheid<br />
ontmoeten. Maar waarom fcheiden wy dan<br />
Q 4 toch
348 OORZAAKEN VAN HET GEBREK AAN GELUK»<br />
toch in onze gedachten dingen vae malkanderen,<br />
die volgens hunnen aart en volgens het oogmerk<br />
der Godheid zo onaffcheidbaar met malkanderen<br />
vereenigd zyn? Waarom vernaauwen wy onzen,<br />
geest en ons hart, daar beiden gefchikt zyn om<br />
zo veel te overzien en te bevatten? Neen, laaten<br />
wy veelmeer het een en andere vermyden,<br />
niet'altoos by enkele gebeurdtenisfen, of by enkele<br />
gedeelten der dingen ftaan blyven, maar op.<br />
hunnen famenhang letten, en de deelen met hec<br />
geheel, waartoe zy behooren, het tegenwoordige<br />
met het toekomende, den tyd met de eeuwigheid<br />
verbinden. Dit zal ons veele dingen<br />
ophelderen, veele dingen ontknoopen, veele<br />
dingen merkelyk fchooner en beter doen vinden,<br />
dan zy ons fchynen te zyn; 't zal menig leed in<br />
vreugde voor ons veranderen; de heerelykfte<br />
verwachtingen en vooruitzigten zullen de onaffcheidelyke<br />
medgezellinnen onzes levens zyn, en<br />
dus zullen wy van het tegenwoordige een veel<br />
blymoediger genot hebben , en het toekomende<br />
veel geruster verbeiden; wy zullen derhalven 'w.<br />
de daad veel gelukkiger zyn. Araen,
ELFDE L E E R R E D E .<br />
HET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />
CHRISTELYK VREUG-<br />
DEMAAL.<br />
*-<br />
Tekst.<br />
BRIEF AAN DE PHIUFPENSERS Hoofdfl. IV. vs. 4-<br />
Vetllydt u in den Heere allen tyd: wederom zegge ik:<br />
verblydt u.<br />
1<br />
Q 5<br />
\
, hoogde, volmaaktfte Geest, wysfte,<br />
goedertierenfte Vader der menfchen, u te<br />
dienen, u te verheerlyken is enkel zaligheid,<br />
is een bron der zuiverde, verhevenfte vreugde,<br />
voor engelen en menfchen, voor alles,<br />
wat leeft en denkt, en bewust is, dat het leeft<br />
en denkt. Ja, in den godsdienst, die ons u<br />
leert kennen, tot u verheft, met u verbindt,<br />
hebt gy ons den getrouwden, veiligden gids<br />
tot de gelukzaligheid gegeeven. Alle zyne wegen<br />
zyn wegen van lieflykheid, alle zyne paden<br />
zyn vrede. Van zyn licht omfcheenen,<br />
kennen wy de waarheid, en worden door de<br />
kennis der waarheid vry en zalig. Van zynen<br />
geest bezield, gevoelen wy moed en kracht in<br />
ons, om eiken roemryken flryd te ftryden, elke<br />
edele daad te verrichten, en onszelven en<br />
de waereld te overwinnen. Van zyne vertroostingen<br />
verkwikt en verfterkt, behoeven wy<br />
voor geenerhande lyden angstvallig te vreezen,<br />
en onder geenerhanden last te bezwyken. Van<br />
denzelven geleid en beftierd, kunnen wy onzen<br />
loop rustig vervolgen, en zullen het doel,<br />
waarnaar wy ftreeven , zekerlyk niet misfen.
254 HET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />
Ja, gy, Vader der lichten, hebt denzelvënj<br />
den goddelyken Godsdienst tot roem en tot geluk<br />
der ftervelingeh, van den hemel op de aarde<br />
, van den hemel in onze harten gezonden , en<br />
alles, wat dezelve ons leert, alles, wat hy ons<br />
doet gelooven en hoopen, alles, wat hy ons<br />
beveelt te doen, is blydfchap en zaligheid. Ook<br />
thans ontfluit hy ons ryke bronnen deezer blydfchap<br />
in het gedenkmaal van onzen Heer. ö<br />
Mogten wy 'er allen met dankbaare, vroome<br />
harten uit fcheppen, en ook in dit uur befeffen<br />
en ondervinden, hoe zalig wy als uwe<br />
aanbidders, als Christenen zyn en kunnen zyn!<br />
Zegen toch tot dat einde onze overdenkingen en<br />
onze avondmaalhouding; geef, dat het Christendom<br />
zyne zaligmaakende kracht aan ons allen<br />
aan den dag legge, en wees met uwen geest in<br />
het midden van ons. Wy bidden u hierom als<br />
uwe kinderen met een geloovig vertrouwen, en<br />
fpreeken u verder in den naam van Jefus Chris»<br />
tus, onzen Heer, aan, Onze Vader enz.<br />
Offchoon de godzaligheid en de blydfchap<br />
niet altoos met eikanderen verbonden zyn; offchoon
CHR1S-TELYK VREUGDE.MAAL. 252<br />
fchoon zy ons niet akoos hand aan hand op den<br />
weg des levens geleiden: zy konden en behoorden<br />
nogthans fteeds onaffcheidelyke vriendinnen<br />
en gezellinnen te zyn. Alwie zich de godzaligheid<br />
als eene lastige , droevige zaak voorftelt,<br />
of de blydfchap befchouwt als iets, dat met den<br />
ernst van den wyzen en deugdzaamen onbeftaanbaar<br />
is, kent noch de eene noch de andere. Hy<br />
houdt de uitweikfels van het bygeloof, van een<br />
byzondere zwakheid van den geest, voor waare<br />
godzaligheid, en de uitbarstingen eener woeste ,<br />
onftuimige ongebondenheid voor redelyke blydfchap.<br />
Neen, myne aandachtige Toehoorers!<br />
de waare godzaligheid en de waare blydfchap<br />
zyn beide van eenen edeler, hemelfchen oorfprong,<br />
zy zyn als dochters der wysheid zusterlyk<br />
met eikanderen verbonden. De eene kan<br />
zonder de andere niet beftaan; de eene zonder<br />
de andere niet voor de menfchen zyn en uitvoeren<br />
, 't geen hy zich van haar belooft. Zy onderfteunen,<br />
zy verfterken, zy veredelen eikanderen<br />
wederkeerig, en doen en genieten gemeen<br />
fchappelyk dat geene, 't welk zy, van eikanderen<br />
afgezonderd, nooit zouden kunnen uitvoeren<br />
en genieten.<br />
En deeze is juist de reden, myne aandachtige<br />
Toe:
flrg^ HET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />
Toehoorers! waarom het Christendom, die ver»<br />
hevener leer van wysheid en deugd, zyne belyders<br />
niet minder dikwyls tot blydfchap dan tót<br />
godzaligheid opwekt, en beide zo innerlyk met<br />
élkanderen verbindt. Dus roept de Apostel in<br />
onzen tekst den Christenen toe: verblydt u in<br />
den Heere, verblydt u als Christenen, ten allen<br />
tyde, wederom zegge ik u : verblydt u. E<br />
indien de Christenen, als zodanigen, fteeds redenen<br />
hebben van zich te verblyden, en gerust<br />
en vrolyk van gemoed te zyn, zo hebben<br />
zy het gewislyk nog meer en by uitneemendheid,<br />
als zy tot het feest van 's Heeren gedenkmaal<br />
vergaderen , en zich daar met het<br />
herdenken aan zyne liefde en aan zyne weldaaden,<br />
even als aan hunne gelukzaligheid, bezig<br />
houden. Indedaad, 't is met het oogmerk<br />
van deezen plegtigen maaltyd, en met de gemoedsgéfteldheid,<br />
waarin wy denzelven houden<br />
moeten, rechtsftreeks ftrydig, dat wy 'er<br />
met een droevig, vreesachtig, angstvallig hart<br />
deel aan neemen, en 'er meer uit innerlyken<br />
of uiterlyken dwang, dan uit hartelyke genegenheid<br />
en met een vrolyk gemoet by verfchynen.<br />
Alleenlyk de bewustheid van heerfchende<br />
kwaade geneigdheden en van een ge- ,<br />
drag 9
CHRISTELYK VREUGDEMAAL.<br />
drag, dat met het Christendom ónbeftaanbaar<br />
is, of diepgewortelde vooroordeelen, en valfche,<br />
bygeloovige begrippen van de natuur en<br />
her oogmerk deezer godsdienftige verrichting,<br />
kunnen ons hier, waar alles ons tot blydfchap<br />
opwekt, n'eerilagtig maaken , en' droef geestigheid<br />
of fchroom inboezemen. Zyn wy wel<br />
önderweezene en welgezinde Christenen; Christenen,<br />
die de leer, welke zy belyden , overdacht<br />
, en 'er zich duidelyke begrippen van<br />
gevormd hebben, en die ernftiglyk gezind en<br />
voorneemens zyn om haare voorfchriften op<br />
te volgen: dan roept ons hier ook alles toe:<br />
Verblydt u in denHeere, verblydt u als Christenen<br />
, als menfchen, die God door Jefus<br />
Christus zo by uitneemendheid begunstigd en<br />
gezegend heeft. Welaan, myne Broeders in<br />
Christus! laaten wy deeze, den Christenen zo<br />
wel pasfende gezindheden en aandoeningen in<br />
ons trachten te verwekken en te verfterken.<br />
Laaten wy,<br />
Het Heilige Avondmaal als een Christelyk<br />
vreugdemaal befchouwen.<br />
Alles, wat wy hier denken en doen, myne<br />
aandachtige Toehoorers! alle gebeurdtenisfen ,<br />
wier gedachtenis wy hier vieren , alle waarheden
65 «ET HEILIGE AVONDMAAL EEK?<br />
den van den godsdienst, waarmede wy hief<br />
onzen geest en ons hart bezig houden, alle<br />
verwachtingen en vooruitzigten, die zich hier<br />
aan ons vertoonen, wat zyn die anders dan<br />
gronden en aanmoedigingen tot godsdienftige<br />
verheuging? 't Zy wy aan God, onzen goederrierenen<br />
hemelfchen Vader, of aan Jefus<br />
Christus, zynen Zoon, onzen Heiland en Heer*<br />
of aan onszelven, die kinderen van God en<br />
leerlingen en vrienden van Jefus Christus zyn,<br />
of aan onze broederen, onze deelgenooten in<br />
alle deeze voordeden en zaligheden; 't zy wy<br />
aan de menigvuldige goederen, die wy reeds<br />
bezitten en genieten, of aan de nog grooter<br />
goederen , die wy in het toekomende verwachten<br />
, gedenken : alles , roept ons met luide<br />
ftemme toe: Verblydt u in den Heere.<br />
Ja, hier, aaa de tafel onzes Heeren, verblyden<br />
wy ons in God, als onzen goederticrenften,<br />
toegenegenften, weldaadigften Vader,<br />
en draagen 'er roem op, dat wy zyne kinderen,<br />
zyne beminde en by uitneemendheid begunstigde<br />
kinderen zyn. Want als Christenen<br />
kennen wy hem, den Waarachtigen, den Eenigen,<br />
den Allervolmaaktften, en kennen hem<br />
als den Schepper en Regeerer, als den Vader<br />
al-
CflRISTELYK VREÜGDEMAAf. 55^<br />
aller menfchen, aller weezens, aller waerelden,<br />
Wy kennen en aanbidden hem als de eeuwige,<br />
önuitputtelyke Bron, als den milden Geever van<br />
alle leven, alle licht, alle vreugde, alle geluk<br />
zaligheid, in Wien en door wien wy allen zyn<br />
en leeven en ons beweegen, die ons allen kent<br />
en liefheeft, voor ons allen zorgt, ons allen<br />
weldoet en eeuwig zal weldoen. Wy kennen<br />
en aanbidden hem als een' God, die zich over<br />
de ellendigen ontfermt, de zwakken onderfteunt<br />
de dwaalenden en ftruikelenden verfchoont, die<br />
zelfs zonden vergeeft, misdaaden kwydfchelt,<br />
en den overtreeder genade bewyst, indien hy<br />
zich waarelyk verbetert en weder tot zynen pligt<br />
terug keert. Wy kennen derhalven de zalige<br />
betrekkingen, waarin wy ons, zo gering eh<br />
nietig wy in onszelven zyn, tot hem, den Eeu<br />
wigen , den Oneindigen, bevinden, en de vrien-<br />
delyke, vaderlyke gezindheden, welke hy jegens<br />
Ons, zyne fchepfelen, zyne kinderen voedt. Wy<br />
weeten derhalven, wat wy van hem hoopen en<br />
verwachten mogen; weeten, dat wy ons van<br />
hem enkel goeds en fteeds het beste belóoveri<br />
mogen. Dit gedenkmaal der liefde van God eh<br />
van Jefus Christus roept ons toe: de God, dien<br />
gy aanbidt, die uw Schepper, uw Opperheer,<br />
VIII, STUK. R u v^
§58 HET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />
uw Rechter is, heeft u niet gefchaapen om ellendig<br />
te zyn, is geen ftreng, onbiliyk Heer ,<br />
die meer van zyne onderdaanen vordert, dan<br />
zy in ftaat zyn te doen, geen wraakzuchtig,<br />
onverbiddelyk Rechter, die lust heeft in ftraffen<br />
en verderven. Neen, hy is hoogstverzoenlyk,<br />
is tot toegeevendheid, tot kwydfchelden,<br />
tot zegenen en weldoen genegen; hy is de<br />
goedheid en liefde zelf. Uit liefde heeft hy<br />
zynen Zoon, den Eeniggeborenen, tot u gezonden<br />
, u door hem zynen wil bekend gemaakt<br />
, van zyne toegenegenheid en genade<br />
verzekerd, en hem tot gerustftelling van uw<br />
geweeten aan het kruis laaten fterven. Hoe<br />
zoudt gy dan aan zyne vaderlyke toegenegenheid<br />
en liefde kunnen twyfelen? Hoe niet alles<br />
gerustelyk van hem verwachten, wat u volmaakter<br />
en gelukkiger kan doen worden? Wat<br />
zal hy u niet gaarne geeven, indien het goed<br />
en heilzaam voor u is, daar hy u zelfs zynen<br />
Zoon gegeeven heeft? En zouden wy, myne<br />
geliefde Vrienden ! ons daarover niet verblyden?<br />
God te kennen, en hem zo te kennen,<br />
en met zulk een kinderlyk vertrouwen aan hem<br />
te mogen denken, en ons in zo innerlyk eene<br />
gemeenfchap met-hem te bevinden, welk een<br />
voor-
CHRISTELYK VREÜGDEMAAL. SJJJ<br />
voorrecht, welk eene zaligheid is dat niet!<br />
waar zyn zuiverer, ryker bronnen van verheuging,'dan<br />
deeze zyn? Welke tyden, welke<br />
eeuwigheden kunnen en zullen dezelve ooit<br />
uirputten?<br />
Hier, aan de tafel onzes Heeren, verblyden<br />
wy ons, verder, inden liefderyken, edelmoedigen<br />
Heer, snens feest wy vieren, wiens gedachtenis<br />
het voornaame onderwerp onzer overdenkingen<br />
zal uitmaaken. Wy verblyden ons in<br />
hem als in eenen Wyzen, die nooit onder de<br />
Her velingen zyns gelyken gehad, en veel, oneindig<br />
veel meer tot hunne verlichting en verbetering<br />
gedaan heeft, dan alle wyzen voor<br />
hem en na hem gedaan hebben en doen kunnen.<br />
Wy verblyden ons in hem, als in eenen<br />
onbedrieglyken, van God zelf gezondenen en<br />
gevolmagtigden Leeraar der waarheid, als in<br />
den onfeilbaaren Uitlegger van Gods wil en<br />
zyner genaderyke oogmerken met ons , zyne<br />
door dwaaling en zonde misvormde en ellendig<br />
gewordene fchepfelen en kinderen. Wy<br />
verblyden ons in hem, als in eenen magtigen<br />
Redder en Verlosfer, die ons van den drukkendften<br />
last, van het juk der onweetendheid,<br />
des bygeloofs, der afgodery, der ondeugd,<br />
R * ver-
ÖCK» HET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />
verlost, en ons tot de waare vryheid, de vryheid<br />
; van Gods kinderen te zyn verheven heeftv<br />
Wy .verblyden on3 in hem, als in den veiligflen,<br />
getrouwden Leidsman en Voorganger op<br />
den weg der wysheid, der deugd, der gelukzaligheid<br />
, die deezen weg met zyne eigene<br />
voetdappen afgetekend heefc, en langs denzeiven<br />
tot de hoogde heerlykheid in ingegaan,.<br />
Wy verblyden ons in hem, als in eenen Verbeteraar<br />
en Weldoener der waereld, aan wiert<br />
het gantfche menschdom veel meer te danken.<br />
heeft, dan aan alle wetgeeveren, aan alle beminnaars<br />
van hun Vaderland, aan alle hervormers<br />
, aan alle volksvrienden en menfchenvrienden,<br />
alle vaderlykgezinde koningen en<br />
vorsten, die ooit geleefd hebben en nog leelen.<br />
Wy verblyden ons in hem, als in eenen<br />
Vriend, die alhs voor de menfchen waagt en<br />
opoffert, die zich noch door de zwakheid en<br />
ondankbaarheid zyner vrienden, noch door de<br />
woede zyner vyanden van het voortzetten van<br />
zyn weldaadig ontwerp weerhouden , of in<br />
hetzelve vermoeijen laat; in eenen Vriend, die<br />
in het oogenblik, dat hy het grootde lyden te<br />
gemoet gaat , meer aan zyne vrienden , dan<br />
aan zichzelven denkt, meer voor hunne ver-<br />
troos-
•CHRISTELYK VREUGDEMAAL. SvCt<br />
f roosting, dan voor zyne eigene veiligheid en<br />
verfterking zorgt, en die dit gewigtige oogen-<br />
blik befteedt, om hen door het vieren van zyne<br />
gedachtenis hoe langs hoe naauwer met zich en<br />
onder eikanderen te verbinden; in eenen Vriend.,<br />
die in alle opzigten meer voor ons gedaan heeft,<br />
dan ooit de eene vriend voor den anderen deed,<br />
en die nog fteeds onze vriend blyft en tot in<br />
eeuwigheid zal blyven. En in zulk eenen Wy<br />
zen, zulk eenen Leeraar, zulk eenen Redder<br />
en Verlosfer, zulk eenen Leidsman , zulk eenen<br />
Weldoener der waereld, zulk eenen Vriend,<br />
zouden wy ons niet hartelyk verblyden? Ja, wy<br />
verblyden ons in hem, en over alles, wat hy<br />
tot heil van ons en van onze broederen gedaan,<br />
verdraagen, geleden, ingefteld, en over de heu-<br />
ehelyke, heilryke gevolgen, die dit alles ten<br />
opzigt van ons en van zo veele duizenden onzer<br />
broederen gehad heeft, nog heeft, en in alle<br />
toekomende tyden zal hebben. Wy verblyden<br />
oos over den heerelyken uiiflag, dien zyn edel<br />
moedig lyden gehad, de voortreflyke beloonin<br />
gen , die de Vader hem gegeeven, de magt, die<br />
hy van God ontvangen heeft, en waardoor hy<br />
alle de geenen volkomen zalig maakt, die zyne<br />
atnwyzing en leiding volgen. Wy verheugen<br />
R 3 ons
%6i MET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />
ons over onze vermaagfchapping met hem en<br />
over de naauwe betrekkingen, waarin wy, als<br />
zyne belyders, als zyne navolgers, als leden<br />
van het ligehaam, waarvan hy het hoofd is,<br />
ons tot hem bevinden. Wy verblyden ons<br />
over het lichf, 't welk hy ons van den hemel<br />
gèbragt, over den troost, waarmede hy ons<br />
verkwikt , over de hoop en het vertrouwen,<br />
waarmede hy ons hart vervuld heeft; want<br />
door hem is ons verftand verlicht geworden;<br />
hy heeft ons hart rust en kalmte gefchonken;<br />
by hem en door hem vinden wy alles, wat<br />
ons hier en hiernamaals, in deeze en in de<br />
toekomende waereld gerustftellen, verheugen,<br />
gelukkig maaken kan. Als Christus ons dan<br />
door de inftelling van deezen maaltyd toeroept .*<br />
vergeet my niet, onderhoudt, vernieuwt myne<br />
gedachtenis, zo dikwyls gy tot deezen heiligen<br />
maaltyd byeenkomt: roept hy ons ook tevene<br />
toe: nooit zal ik u, myne aanhangers en<br />
vrienden, vergeeten, nooit ophouden van voor<br />
uw welzyn te zorgen. Ik ben by u; met my -<br />
ne leer, met mynen geest, met myne kracht,<br />
ben ik by u tot de voleindiging der waereld.<br />
De bewaaring, de volmaaking, de zaligheid<br />
myner dienaaren, is de belooning van mynen<br />
ar-
CHRISTELYK VREUGDEMAAL. 263<br />
arbeid, de edelfte vrucht van myn lyden en myne<br />
opoffering voor hen. Niemand kan en zal<br />
hen uit myne hand rukken, die de Vader my<br />
gegeeven heeft. Blyft in my, zo zal ik in u<br />
blyven. Kleeft myne leer ftandvastiglyk aan,<br />
en gy zult fteeds haare goddelyke kracht ondervinden.<br />
Volgt my na, en gy zult myne<br />
heerlykheid aanfchouwen en deelgenooten myner<br />
heerlykheid worden. Alwie hier met my<br />
lydt en ftrydt, zal namaals met my leeven en<br />
heerfchen.<br />
Hier, aan de tafel onzes Heeren, verblyden<br />
wy ons, ten derden, over onszelven, over dat,<br />
V welk wy als Christenen zyn, en kunnen zyn en<br />
worden. Wy verblyden ons over de gelukkige<br />
veranderingen, die het Christendom in onze<br />
kennis, in ons geloof, in ons leven, in<br />
onzen geheelen zedelyken toeftand voortgebragc<br />
heeft; over de menigvuldige, onwaardeerbaare<br />
voorrechten , die wy als belyders van Jefus<br />
Christus boven alle afgodendienaars, ongeloovigen,<br />
twyfelaars, flaaven der ondeugd bezitten<br />
en genieten ; over de gelukzaligheden ,<br />
waarvan wy daardoor deelgenooten geworden<br />
zyn. Welk een gantsch ander gevoel van ons<br />
aanweezen, van onze verordening, van onze<br />
R 4 waar-
3Ö4- HET HSILIGE AVONDMAAL EEH<br />
waardigheid, van onze zedelyke krachten, vaa<br />
onze vryheid, moet ons niet bezielen en ge<br />
lukkig maaken, indien het Christendom voor<br />
ons geworden is, 't geen het voor ons be<br />
hoorde te zyn, eene kracht Gods, en eene<br />
wysheid Gods! Hoe opgeruimd en blymoedig<br />
kan en moet de Christen zyn, die in de daad<br />
en in waarheid een Christen is! Hoe veel ge<br />
ruster en vergenoegder kan en moet hy lee<br />
ven , dan elk ander mensch , die dit geluk<br />
niet heeft en niet geniet? En zouden wy ons<br />
daarover hier niet verheugen , daar wy ons<br />
openlyk voor Christenen verklaaren, en God<br />
en onzen Heiland met vereenigde harten dan<br />
ken , dat wy het zyn! Ja, deeze heilige<br />
maaltyd roept ons luide toe : Verhef u, ó<br />
mensch, ö Christen! uit het ftof: gevoel uwe<br />
waardigheid, uwe grootheid: verblyd u over<br />
uw nieuw en beter leven, over uwe verheve<br />
ne verordening, over uwe gemeenfehap met<br />
God en met zynen Zoon, Jefus Chiistus. Zyt<br />
en word en geniet geheel en al, 't geen gy<br />
als een mensch, als een Christen kunt en be<br />
hoort te zyn en te worden en te genieten.<br />
Gevoel de uitgebreider krachten , de edeler<br />
gevoelens , den mannelyken , lustigen moed,<br />
dien
CHRISTELYK VREUGÜEMAAL. aé"^<br />
dien u het Christendom gegeeven, en waardoor<br />
hetzelve u boven zo veele andere menfchen<br />
verheven heeft; zyt zalig in het genot en gebruik<br />
deezer voorrechten. Gevoel de vryheid,<br />
waarin u Christus gefield heeft, en denk en handel<br />
fteeds als een vry man, die zichzelven en<br />
de waereld overwint, en wiens vergenoegdheid<br />
en gelukzaligheid niet van uiterlyke toevallige<br />
dingen afhangt.<br />
Hier aan de tafel onzes Heeren, verblyden wy<br />
ons, ten vierden, de een over den anderen, de<br />
eene broeder over den anderen, de eene zuster<br />
over de andere, befchouwen eikanderen allen<br />
zonder afgunst, en met eene hartelyke toegenegenheid<br />
als kinderen van onzen algemeenen hemelfchen<br />
Vader, als onderdaanen van ons akemeen<br />
Opperhoofd en Heer, als bloedverwanten<br />
en vrienden van Jefus Christus, als togtgenooten<br />
op den weg der wysheid en der deugd, als<br />
deelgenooten der toekomende heerlykheid. Ja,<br />
wy zyn allen, en daarover verheugen wy ons en<br />
daarop beroemen wy ons hier voor God en voor<br />
de waereld, wy zyn allen aanbidders van den<br />
éénen waaren God, den Schepper en Regeerer<br />
der waereld; allen kinderen van den wysflen,<br />
magtigften Vader, die in de hemelen is; allen<br />
R 5 leer-
266 HET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />
leerlingen en belyders en navolgers van Jefus,<br />
van den gekruisfigden, en weder uit de dooden<br />
verrezenen, en nu over alles verhoogden<br />
Jefus; allen van het licht der waarheid verlicht,<br />
en van den geest van God bezield; allen<br />
tot de onfterflykheid en tot het eeuwige<br />
leven geroepen ; allen verordend om eeuwig<br />
op te klimmen van den eenen trap van volmaaktheid<br />
en gelukzaligheid tot den anderen.<br />
Welke redenen, om ons de een over den anderen<br />
te verblyden, en zonder alle opzigt op<br />
uiterlyke onderfcheidingen , een blymoedig deel<br />
te neemen in het geluk en de zaligheid van<br />
allen! Ja, het gemeenfchappelyk breeken van<br />
één brood, het gemeenfchappelyk drinken uit<br />
éénen drinkbeker roept ons allen toe: Erkent<br />
en gevoelt uwe naauwe vermaagfehapping , uwe<br />
gemeenfehap met eikanderen. Dat hier de<br />
blydfchap over uw eigen geluk door de deelneemende<br />
blydfchap over het geluk van alle<br />
uwe broederen vergroot worde ! Verdubbelt ,<br />
vermenigvuldigt daardoor het gevoel en het<br />
genot van uwe eigene zaligheid. Verheft u<br />
boven de enge, bekrompene bepaalingen, welke<br />
zo dikwyls menfchen van menfchen, broeders<br />
van broeders fcheiden. Ontfluit uwe harten
CHRISTELYK VREÜGDEMAAL. 2Ó7<br />
ten zo wel voor de algemeene christelyke, als<br />
voor de broederlyke liefde, en fmaakc die vryheid,<br />
die vrolykheid, die zaligheid, waarmede<br />
zich ieder hart, dat zich voor haar ontfluit, uitbreidt<br />
en verkwikt.<br />
Hier, by de tafel onzes Heeren, verblyden<br />
wy ons, eindelyk, over de goederen, die wy als<br />
Christenen reeds bezitten, over de voorrechten<br />
en zaligheden, die wy als zodanigen reeds genieten<br />
, en over de nog edeler goederen, over de<br />
nog grooter voorrechten en zaligheden, die wy<br />
in het toekomende verwachten. En hoe menigvuldig,<br />
hoe groot, hoe onwaardeerbaar zyn niet<br />
geene en deeze! Kennis van den éénen waaren<br />
God, verzekering van zyne toegenegenheid en<br />
liefde, van zyne befcherming en zynen byftand;<br />
gemeenfehap met den Vader en met zynen Zoon,<br />
Jefus Christus ;verIosfing van alle flaaffche vrees,<br />
van alle bygeloovige verfchrikkingen, van alle<br />
angstvallige bekommeringen wegens ons tydelyk<br />
en eeuwig lot; kennis der waarheid; liefde tot<br />
de deugd; lust en kracht ten goede; vryheid en<br />
vrolykheid van den geest; een gerust geweeten;<br />
een weltevreden hart; een onfchuldig, onafgunstig,<br />
liefdeiyk, weldaadig leven; eene onafge-<br />
brokene nadering tot de volmaaktheid : en<br />
dan
S68 HET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />
dan de vooruitzigten, die het Christendom ons<br />
in het anders zo duistere en verfchrikkende toekomende<br />
opent; de vaste verzekering, die het<br />
zelve ons van onze onfterflykheid en eeuwig<br />
voortbeftaan geeft; de verhevene verwachtingen<br />
van eene fteeds toeneemende, eindelooze<br />
gelukzaligheid , van eene hoe langs hoe<br />
naauwere gemeenfchap met God en met Jefus<br />
Christus, die hetzelve ons voorftelt: welke goederen<br />
, welke voorrechten, welke zaligheden<br />
zyn dat niet! Welke bronnen van blydfchap,<br />
der zuiverfte, goddelykfte blydfchap ontmoeten<br />
wy daar niet! En wanneer moeten en mogen wy<br />
dezelve gebruiken, zo het niet by het gedenk<br />
maal van onzen Verlosfer gefchiedt? Roept hy<br />
zelf ons niet door deeze liefderyke inftelling toe:<br />
fchept gerustlyk uit deeze bronnen der verheuging<br />
, die ik met opoffering van my zeiven voor<br />
u bereid en geopend heb. Zyt vrolyk en zalig<br />
in het genot myner weldaaden, en verwacht de<br />
vervulling myner beloften met een vertrouwelyk<br />
geloof. Dit feest zy u ter afbeelding en ten<br />
onderpand van onze toekomende nadere vereeniging,<br />
ter afbeelding en ten onderpand van het<br />
verhevener feest en der volkomener genieting<br />
myner liefde en uwer zaligheid. Gy zult niet<br />
eeu-
CHRISTELYK VREUGDEMAAL. a6Cj<br />
eeuwig van my gefcheiden zyn. Ten eenigen<br />
tyde zult gy hem zien, dien gy thans liefhebt ?<br />
offchoon gy hem niet ziet, en dan zult gy u in<br />
hem verblyden met eene eeuwige en onuitfpreekelyke<br />
vreugde. Ja, myne geliefde Vrienden?<br />
dus moet deeze feestelyke maaltyd een Christelyk<br />
vreugdemaal voor ons zyn. Deeze vroome,<br />
heilige blydfchap moet ons thans, moet ons<br />
altoos bezielen, zy moet elke en cok deeze<br />
godsdienftige verrichting niet alleen ligt, maar<br />
ook wenfchelyk en aangenaam voor ons maaken*<br />
Zy moet godsdienst en deugd en vroomheid dat<br />
geene voor ons doen zyn, 't welk dezelve volgens<br />
Gods oogmerken behooren te zyn, geen<br />
dwang, geen last, geene bezwaarende bepaaling,<br />
geene verwoesteresfen van ons genoegen<br />
en van onze weltevredenheid, maar de oprechtfte,<br />
beste vriendinnen van ons hart, onze geliefdfte,<br />
getrouwde medgezellinnen op den levensweg<br />
, die alle duistere paden voor ons verlichten<br />
, ons by alle gevaaren moed en vertrouwen<br />
infpreeken, en onzen geest altoos opgeruimd<br />
en ons hart rustig en blymoedig maaken.<br />
En deeze blydfchap in den Heere, deeze genieting<br />
der christelyke zaligheid, moet onze<br />
fterkte zyn! Indedaad, zy zal ons meer dan elke
S.yo KET HEILIGE AVONDMAAL EEN<br />
ke andere beweegreden tot yver, tot eenen onophoudelyken,<br />
onvermoeiden yver in het goede<br />
aanfpooren. Hoe levendiger wy de zaligheid<br />
van het Christendom gevoelen, hoe meer wy<br />
ons over ons geluk verblyden: des te zorgvuldiger<br />
zullen wy zyn, om dit zalige gevoel niet<br />
door zonden en misdagen te verliezen of te verzwakken<br />
, en ons voor dit geluk hoe langs hoe<br />
gefchikter en waardiger te maaken. Van blymoedigheid<br />
bezield, zal 't ons ligt vallen, om<br />
elke verzoeking te overwinnen, eiken pligt te<br />
volbrengen, elke zwaarigheid te boven te komen,<br />
elke beproeving door te ftaan, en Gode<br />
en der deugd alles op te offeren, wat zy van<br />
ons eisfchen. Van blymoedigneid, van heilige<br />
blydfchap bezield, zullen wy elk verlies, elk lyden,<br />
elke fmert, elke fcheiding leeren verdraagen,<br />
en zelfs, even als de eerfte leerlingen van<br />
Christus, roemen op de verdrukkingen, als op<br />
heilzaame middelen ter onzer oefening en verbetering.<br />
Van deezen blyden, christelyken moed<br />
bezield, zullen wy zelfs den dood zonder angstvallige<br />
vrees onder de oogen zien, zyne verschrikkingen<br />
overwinnen, en het verhevener beter<br />
leven, 't welk wy als Christenen verwachten<br />
, met een gelovig vertrouwen naderen. Ja,<br />
het.
CIIRISTELYK VREUGDEMAAL. 2^1<br />
hef tegenwoordige wys en blymoedig te genieten<br />
, en het toekomende even zo bedaard en blymoedig<br />
te verwachten, dit is het groote voorrecht<br />
van den Christen, die in de daad en in<br />
waarheid een Christen is. 6 Mogten wy allen<br />
hoe langs hoe yveriger naar dit begeerenswaardigfte<br />
voorrecht ftreeven, en ook thans in het<br />
ftreeven naar hetzelve verfterkt worden! Amen.